De eerste lichting Creative Writing

Page 1

Maak kennis met de eerste lichting afstudeerders van de studie Creative Writing van ArtEZ. Creative Writing is de eerste Nederlandse voltijd HBO-studie die opleidt tot schrijver.

Lauranne van Grinsven Ian Jansen Jasmijn Kam Jorina van der Laan Roos Vlogman Lisa Weeda


Lauranne van Grinsven Lauranne van Grinsven schrijft het liefst proza. Haar stijl is kort, fragmentarisch, teder en rauw. Het thema loslaten en vasthouden staat centraal in haar werk. In 2013 won ze de voorronde van Write Now! in Arnhem. Ze draagt voor op verschillende podia. Ze studeert af met een fragmentarische bundel waarin haar fascinatie voor de relatie tussen mens en dier in korte stukken wordt uitgewerkt. Wanneer je een hond aait, komt namelijk hetzelfde stofje vrij in je hersenen als wanneer je bevalt van een baby. Oxytocine, het hechtingshormoon.

Kruimel

II. De dierenarts komt binnen. Hij is lang met grijze krullen aan weerszijden van zijn hoofd. Hij heeft handen zo groot als een konijn. ‘Het is een bekende ouderdomskwaal,’ zegt hij. ‘Maar we zien zelden bij zo’n jong beest dat hij het niet op kan houden.’ ‘Doen we er wel goed aan?’ vraagt mijn vader. ‘Stelt u zich eens voor dat u constant uw urine laat lopen, hoe zou u zich dan voelen?’ Mijn ouders knikken. Ik knik mee, maar ik weet niet hoe ik me zou voelen. Ik weet wel dat ik later niet in mijn broek wil plassen. Ik weet wel dat ik geen spuitje wil.

I. Kruimel heeft een rollijn. Het idee daarvan is dat hij ver kan rennen, zonder dat ik me hoef te verplaatsen. Hij kan rennen tot ik op de knop druk, totdat ik bepaal: tot hier en niet verder. Alsof hij tegen een onzichtbare muur aan loopt en dan kijkt hij om met zijn tong uit zijn mond. ‘Goed op hem passen,’ zegt mijn moeder. Ze kijkt of ik hem goed vast heb gemaakt, of de hond wel echt aan de lijn zit. Ze geeft hem een kus en drukt hem in mijn armen. Met twee handen om hem heen til ik hem naar de voordeur, het dier languit, bungelend met zijn achter­pootjes boven de vloer, zijn oren in zijn nek.

Nog geen uur geleden trippelde Kruimel nog door de kamer, liep hij nog even door de tuin en snel weer naar binnen omdat het koud was, omdat hij niet hield van de kou aan zijn poten. Nu ligt hij daar, gewikkeld in een roze fleece kleed. Niet veel later dan dat hij in slaap viel, liep al zijn urine in zijn mand. En ik zag mijn moeder nog denken: je komt net van buiten. En dan begint het. Ze leunt over hem heen. Drukt haar neus tegen hem aan en stopt niet met huilen. De vacht van het beest plakt aan elkaar. Plukken haar hangen als kleine driehoeken bijeen. Ze laat hem niet los, ook al zegt mijn vader dat het zo niet gaat.

We lopen dezelfde ronde die we altijd lopen. Over de stoep, richting de brievenbus. Langs een standbeeld van drie dansende hazen die geen echte hazen zijn, maar mensen in een hazenpak. Kruimel rent, steeds harder en hij komt dichter bij het standbeeld. Hij staat met zijn pootjes al tussen de planten die eromheen groeien. Het groen aait zijn buik. Ik roep ‘Kruimel’, maar hij doet alsof hij me niet hoort. Het zoevende geluid van de lijn die alsmaar verder uitrolt.

III. Er komt een nieuwe Kruimel. Een waar we opnieuw van kunnen houden, een om mijn moeder te troosten. Het ritueel is hetzelfde. We pakken de riem die aan een haakje in de keuken hangt. Gespen het dier zo stevig mogelijk vast en stappen dan met grote passen naar buiten, maar de hond blijft ons altijd voor.

Ik denk aan het verhaal van het journaal. Aan de in het vet gebakken sponzen. Tientallen dode dieren. Als de hond de sponzen opeet zal het uitzetten in zijn maag. Hij zwelt langzaam op, zijn buik steeds boller, zijn vel strak. En dan is het te laat. We kunnen met stoelen om hem heen gaan zitten, wachten tot hij knapt. ‘Nee,’ roep ik ‘Kruimel, niet doen’. En ik trek aan het riempje, zo hard dat zijn nageltjes over de stoep krassen en de hond kokhalst. Dan zeg ik sorry, maar daarna doe ik het weer. Ik sleur hem van de ene zijde naar de andere zijde. Met zijn pootje opgetild in de lucht, breng ik hem met een korte ruk uit evenwicht. Wanneer hij blijft bewegen is er geen moment dat hij vergiftigd wordt. Kruimel zal geen sponzen eten.

De nieuwe hond snuffelt, loopt van links naar rechts door de berm en ik kan het niet bijhouden. Ik zie niet wat hij doet en dat maakt me bang, omdat ik er niet weer een wil verliezen. Ik druk op de knop van de rollijn en trek het beest naar me toe, laat de knop los en zie het touw verdwijnen in het handvat. Het voelt alsof ik een vis binnenhaal en ik hoor zijn nagels over het beton krassen, precies hetzelfde geluid als het krassen van Kruimel. Mijn buik krimpt ineen, terwijl mijn moeder zegt: je moet niet zo trekken aan dat beest, anders kan hij nooit ergens plassen.

Wanneer we thuiskomen, springt hij tegen de voordeur van blijdschap en wanneer hij mijn moeder ziet, laat hij het lopen. Een vlek felgele plas op het tapijt en mijn moeder is niet boos, maar haar ogen staan verdrietig en ze kijkt naar hem en dan zegt ze: ‘Je komt net van buiten’. En dat is hoe het altijd gaat.

laurannevangrinsven.tumblr.com

–2–


Ian Jansen Ian Jansen (25) komt uit de Achterhoek en is vooralsnog van plan daar te blijven. Als grootste bezigheid heeft hij het schrijven van fictie met af en toe een reportage tussendoor. Hij heeft in de DRU Cultuurfabriek gewerkt als artist in residence. De tegenstelling en wringen van het milieu waarin hij is opgegroeid (De Achterhoek) en het zijn van een schrijver is duidelijk terug te zien in zijn werk. Waar gaat het verhaal over? Het hoofdpersonage van De Clitter is deel van vriendengroep De Clitter en werkt in de zagerij van een metaalfabriek. Met De Clitter bouwt hij ieder jaar een kermiswagen. In de metaalfabriek bemant hij de zaagmachines en de afvoering van spaanafval. Daarnaast helpt hij bij het oplichten van zijn eigen bedrijf. Dit doet hij door steekpenningen aan te nemen, want hij weet dat de oudijzerboer de staalcontainers gedubbeld heeft. Dit jaar bouwen ze weer een wagen om in de kermisoptocht mee te rijden en tijdens dat bouwen lijkt de oplichterij waar hij aan deel neemt uit te komen.

De Clitter

Dat maakte niet uit want die had ik gratis van de camping in de buurt gehaald en ik zou er nog wel een kunnen krijgen. De fiets was door Duitsers, die van de camping bij het dorp vertrokken, achter gelaten, zoals ze met veel dingen doen. In De Clitter stonden onder andere een achtergelaten barbecue, een paar stoelen en een oude koelkast voor het bier. Deze dingen waren eerst in Duitse dienst geweest. Het was altijd alsof Duitsers aan het eind van de vakantie een soort Dolle Dinsdag ervoeren. Niet dat we in die tijd leefden, maar gewoonten slijten moeilijk en dus lieten ze van alles achter. Aangekomen bij het feest donderde ik de fiets aan de kant. Verdomme ik had al een lekke band. Ik had geen idee hoe ik thuis ging komen, dat was van latere zorg. De poort door naar binnen.

Wij zijn met een man of twaalf vriendengroep De Clitter, maar De Clitter is meer. Het is onze dranktafel met 48 gaten, waar twee kratten bier in kunnen, en waarin de naam in de tafel staat gefreesd. En het is ook nog de bungalowhut waar de dranktafel in staat. Die bungalow staat bij Clit thuis, vandaar de naam. Niet dat Clit echt Clit heet. Daarbij, zijn naam gaat niemand iets aan. Wij noemen hem Clit, we hebben er tenslotte de hele vriendengroep naar vernoemd, er nu mee ophouden zou raar zijn. Net als de kermiswagen trouwens, dat was ook De Clitter. Niet dat we ieder jaar dezelfde wagen maken, maar het oude stacaravanframe wat we hadden omgebouwd tot kermiswagenframe en waarop we ieder jaar een andere wagen bouwen, noemen we zo.

Daar was de muziek al bezig en was iedereen met bier aan het zeulen. Ik herkende de paal waar ik een paar jaar terug aan het eind van dit feest voor het eerst met mijn ex had gezoend. Daar ga ik geen woorden aan vuil maken. Die hele Kutfuif werd al jaren gehouden en wij gingen er al zeker een paar jaar naartoe. Ik liep voorbij de ingang het erf op. Er werd er een met de armen en benen overboord in een kruiwagen afgevoerd. Waarheen wist ik niet, dat was niet mijn probleem. Badr ging bier halen voor iedereen en wij verspreidden over het erf of gingen hangen aan een statafel. In de tafel was een vierkant uitgezaagd waar een bierkrat in paste. In de loop van de avond werden we allemaal aangeschoten of dronken en stonden de ogen rond een uur of twaalf op half zeven. We hadden het nog een keer over de kermiswagen en wat we dit jaar wilden gaan bouwen en kwamen net als bij de vergadering geen steek verder. Iets met de kerk kon niet meer omdat we dat al twee keer hadden gedaan. Dat was jammer, in het dorp werd er aankomend jaar een vrouw zalig verklaard en dan had je in ieder geval een onderwerp.

De Clitter zat aan De Clitter, in De Clitter, om te vergaderen over de bouw van De Clitter. De vergadering liep op niets uit. Het stacaravanframe was nog steeds een stacaravanframe. We waren alleen een paar kratten verder. De koelkast werd nog een keer geopend en iedereen kreeg nog een gouden koude. De gaten in de tafel waren nog niet vol en dat gingen we deze avond ook niet redden. Het was dinsdag. De volgende zaterdag waren we weer op weg naar het volgende feest met een euro of twintig klaar voor de melkbus bij de ingang. Die bus was voor de vrije gift, daarna kon je drinken wat je wilde en zeiken tegen bouwhekken. We waren niet compleet omdat er wat storingsdienst hadden, moesten werken of een vriendin hadden, wat ook werken is. Op de heenweg dronken we een Biertje Voor Onderweg en ouwehoerden wat over de afhakers, het vorige weekend en De Maandag. De Dikke, die niet dik was, zat nu al met zijn kloten in de berm en we waren nog niet eens op de terugweg. Het ging wat worden die avond maar ik had nog geen idee dat ik de volgende dag mijn fiets kon afschrijven.

–3–


Jasmijn Kam Jasmijn Kam schrijft proza en poëzie. Haar stijl werd eerder omschreven als ‘gruwelijk maar betoverend’. Kam haar werk is lichamelijk, intiem en soms bruut. Ze schreef onder andere voor het Eeuwige Jeugd Project van de BNG Bank en stond in de top honderd van de Turing gedichtenwedstrijd. Haar afstudeerwerk is een roman die gaat over de verstikkende vriendschap tussen twee meisjes. Een verhaal over hoe het is om op te groeien met het internet, de wreedheid die alle jongvolwassenen in zich hebben en wat er gebeurt als je die niet ontgroeit.

Het Schelpje Fragment afstudeerwerk Jasmijn Kam

‘Ja?’ Milo wees naar ons en toen naar Myrthe. Ze stak haar vingers op. ‘Twee tegen één.’ Het meisje haar armen hingen langs haar lijf, haar onderlip pruilde naar voren. ‘Heb je nog nooit van democratie gehoord, Myrthe?’ ‘Jawel.’ ‘Nou dan.’ ‘Waarom zeg je niet iets, Bree?’ Het was de eerste keer dat ze mij aansprak. Ik antwoordde niet. Ze liep weg richting de juf, haar armen theatraal over elkaar heen geslagen. Milo liet me los en maakte vaart, stak haar been uit. Myrthe viel op haar handen en knieën. Haar rok was een beetje omhoog gewaaid. Met een rozig hoofd en betraande wangen stond ze op. In haar knie zat een scherp wit schelpje gedrukt, de huid op haar handen was open en rood. Ze huilde. ‘Oh kut,’ zei ik. Myrthe liet haar knie aan de docente zien, zette haar voet demonstratief op het bankje. De juf veegde het stof af. Die pakte de scherf tussen haar wijsvinger en duim vast en trok hem snel uit de gewonde knie. Ze haalde een flesje jodium uit haar handtas. Myrthe snikte, haar knie kleurde oranje. De juf plakte pleisters op haar handen. ‘Nu opletten,’ fluisterde Milo in mijn oor en ze beet hard in haar eigen arm. Ze hield me in de gaten terwijl ze het deed. De kleine tanden hadden elk een perfect afdrukje gemaakt. Bleekgeel met een roze omtrek. Milo veegde het heldere speeksel van haar huid. ‘Nu jij.’ Ze sliste opgewonden en pakte mijn arm, duwde hem richting mijn mond. Myrthe en onze juf kwamen samen op ons af. Ik staarde naar de vlechten die op het meisje haar borst lagen. Ze gingen snel op en neer. ‘Waarom heb je Myrthe laten struikelen, Milo?’ ‘Ze heeft me gebeten. En Bree ook. Laat je arm maar zien, Bree.’ ‘Is dat zo?’ De juf keek mij bezorgd aan. Ik knikte, stak mijn arm uit. Milo sloeg de hare om mij heen. ‘Mij deed het niet zoveel pijn, maar ik kan mijn beste vriendin toch niet in de steek laten?’

Ik draaide rondjes op het zwarte zitje en keek hoe de kettingen in elkaar draaiden. ‘Op mijn vorige school deed een meisje dat ook een keer,’ zei Milo. De ketting was tot vlak boven me in elkaar gedraaid. Ik moest vooroverbuigen om er niet met mijn hoofd tegenaan te komen en haalde plots mijn voeten van de grond. In een sneltreinvaart draaide de schommel rondjes. ‘En toen?’ vroeg ik. ‘Toen bleef het touwtje van haar trui vastzitten.’ Milo pakte de mouw van haar shirt, trok hem naar voren en wikkelde hem om haar nek. Ze hield haar hoofd een beetje schuin en liet haar tong uit haar mond hangen. Toen rolde ze haar ogen naar achter in hun kassen, haar wimpers trilden terwijl ze het deed. Ik kon een beetje oogwit zien. ‘Dood?’ ‘Gewurgd. Ze was helemaal blauw toen ze haar vonden. Uitpuilende ogen, alles.’ ‘Gatver.’ Ik ging wat langzamer schommelen. We sleepten de punt van onze voeten door de gemalen schelpen die onder ons lagen. Onze schoenen werden wit en stoffig. Een meisje liep naar ons toe, ik wist dat ze Myrthe heette. Ze droeg haar haren in twee vlechten. ‘Hé, mag ik zo ook op de schommel?’ Milo keek niet op. ‘Ze zeggen dat niemand doorhad dat ze door de schommel gewurgd was. Dat pas toen haar ouders haar op kwamen halen ze haar daar vonden.’ Milo pakte mijn hand. Hij was een beetje zweterig. Ik wilde hem terugtrekken maar durfde niet. Het meisje herhaalde haar vraag. Milo trok een wenkbrauw op. ‘Wij zitten hier nu toch?’ ‘Ja, maar jullie schommelen niet eens, jullie hangen maar een beetje.’ ‘Hoe heet je?’ Milo fluisterde haast, haar stem was zacht en poeslief. ‘Myrthe.’ ‘Beste Myrthe, mijn beste vriendin en ik willen hier met zijn tweeën op de schommels zitten. Jij wil in je eentje schommelen. Kan je tellen?’

–4–


Jorina van der Laan Jorina van der Laan schrijft zowel proza als poëzie. Ze droeg onder andere voor bij Het Nationale Gedichtenbal en heeft bijgedragen aan Theatergezelschap Nachtgasten. Voor haar afstudeerwerk schrijft ze, onder begeleiding van Dennis Gaens, een dichtbundel over een vriendengroep die voor de buitenwereld waterdicht lijkt, maar van binnenuit begint te lekken.

Vos en Levi Als Vos de Hoge Riet op fietst, stuift het zand op achter zijn banden. Levi staat op zijn bagagedrager. Hij heeft zijn shirt om zijn middel geknoopt en in zijn handen een blikje frisdrank en een sigaret. De jongens hebben hetzelfde slechte postuur, hetzelfde sluike haar en dezelfde onverschilligheid. Als we ‘s avonds op de spoorrails liggen, tussen het dorp en Veldwijk in, rennen zij pas weg als ze de trein zien komen. Ik blijf alleen maar liggen, omdat zij dat doen. In mijn hoofd sta ik al in de berm. We waren vijftien en mager toen we besloten ons af te zetten tegen het idee dat we niet gemaakt zijn om op onszelf te staan en dat elke wolf een roedel nodig heeft. Vos en Levi fluiten me naar zich toe. Ik dacht altijd dat ik ouder zou zijn voordat ik mijn vader gelijk zou geven.

Pepijn Toen Pepijn me op een avond naar huis was gevolgd, had hij gezien dat ik eerder afsloeg en door een onbekend raam naar binnenklom. Hij had een ratelmat door de brievenbus gegooid. Lise had haar kat mee naar de dierenarts moeten nemen en haar moeder huilde aan de keukentafel. Ik zei dat ik sigaretten ging halen. Als ik bij het Ribespad ben afgeslagen en de garagedeur omhoogtrek, zie ik dat Pepijn een gat in zijn drumstel geslagen heeft. We weten allebei dat ik te laat en betrapt ben om sorry te zeggen, dus zeg ik niets. ‘Maak je geen zorgen. Ik sla pas als Vos zegt dat ik moet slaan. Tot dan wacht ik.’ Als hij lacht, zie ik zijn gebroken voortanden. Zijn drumstokken heeft hij als een belofte in zijn broekzak gestoken.

jorinavanderlaan.tumblr.com

Lise Op de skatebaan, naast Calluna, kijken we niet op tegen de jongens die blijven staan, maar tegen de jongens die ontkennen dat ze vallen en, ondanks hun gebroken botten, overeind blijven komen. Het is de laatste dag van september als het skateboard van Pepijn onder zijn voeten vandaan schiet. Zijn shirt is gescheurd en zijn elleboog staat in een vreemde hoek langs zijn lichaam. Vos, die op het hekwerk zit te roken, gooit zijn sigaret naast zich neer om te applaudisseren. Zijn ogen lichten op als hij een moeder haar dochter haastig naar het zwembad ziet duwen, als hij een man om ons heen ziet lopen die groter of in elk geval sterker moet zijn. Hij zegt dat de mensen hem koud laten, dat wij de enigen zijn door wie hij opgemerkt wil worden, maar ik zie dat hij liegt. Mij had het nooit uitgemaakt. Toen kwam Lise.

–5–


Roos Vlogman Roos Vlogman schrijft proza en poëzie en maakt theater. Ze stond tweemaal in de finale van Write Now!, werd genomineerd voor de Longlist van de Lowlands Schrijfwedstrijd 2014 en droeg voor op o.a. Het Gedichtenbal en de Zwarte Cross. Als afstudeerwerk schrijft zij een verhaal, De cursus, over drie vrouwen van 55+ die in hun vrije tijd een creatieve cursus volgen. Deze vrouwen proberen door middel van kunst hun leven vorm te geven om er zo grip op te krijgen.

De Cursus

Hij weet het. Hij heeft gezien hoe haar pupillen verwijden als hij haar terloops aanraakt, hoe haar kaken verstrakken. Hij begrijpt het niet, maar hij tolereert het, hij gaat haar uit de weg, wacht tot zij toenadering zoekt. Zijn slapende lichaam kent geen tolerantie, zijn slapende lichaam zoekt de warmte van haar lichaam, het zachte vel van haar buik, de elastische huid om haar borsten; en zij laat het heel even toe, omdat ze weet dat hij over een paar minuten werkelijk slaapt en zijn greep dan verslapt en ze zich onder zijn arm door op haar buik kan draaien, waar ze veilig is.

Hij ligt al in bed als zij het licht uitknipt, en naast hem gaat liggen. Ze draagt de joggingbroek van de dikke stof en als ze onder de deken schuift, rollen de pijpen zich op tot aan haar knieën, waardoor het voelt alsof haar benen te zwaar zijn geworden om op te tillen; ze gaat weer overeind zitten om de pijpen omlaag te trekken. ‘Wat ben je allemaal aan het doen,’ vraagt hij. Hij trekt zijn vrouw naar zich toe, probeert haar tegelijkertijd op haar zij te rollen, zodat hij straks tegen haar rug in slaap kan vallen. ‘Laat me,’ zegt zij. Ze voelt hoe zijn handen van haar afglijden naar zijn kant van het bed, langs haar armen, heel kort langs haar borsten. De laatste tijd wordt ze misselijk van zijn aanraking. Haar lichaam spant zich aan als hij haar groet door haar over haar wang te strelen, haar spieren reageren in een reflex, ze staat klaar om weg te duiken, de aanval aan te gaan. Eén keer heeft ze zijn pols vastgegrepen, plots, vermanend, en ze schrok zelf erger dan hij, die er een grap van maakte: door de hand die ze vast had nog eens in een grijpbeweging naar haar borst uit te strekken. Ze voelt zich schuldig. Ze weet dat hij het doorheeft, hoe ze zijn lichaam ontwijkt, of hoe ze wacht tot hij bijna slaapt, zodat ze hem kan strelen, zodat zij bepaalt wanneer wat aangeraakt wordt, zodat ze haar misselijkheid in toom kan houden.

De volgende ochtend heeft ze zich uit de joggingbroek gewoeld, zijn hand rust op het midden van haar billen en ze hoort aan zijn trage ademhalen dat hij nog niet wakker is geweest. Over tien minuten gaat de wekker, ziet ze.

roosvlogman.tumblr.com

–6–


Lisa Weeda Lisa Weeda (1989) schrijft proza en non-fictie. In Utrecht is zij programmamaker bij Mooie Woorden. Werk van haar hand werd onder meer gepubliceerd op De Optimist en in Das Magazin. Voor haar afstudeerproject beschrijft zij de geschiedenis van haar Nederlands-Oekraïense familie. Het levensverhaal van haar grootmoeder Alexandra ‘Sacha’ Temnikowa (1924), die geboren wordt in Oekraïne is de rode draad van de vertelling. Haar turbulente geschiedenis voert van een communistisch Oekraïne naar gedwongen arbeid in Frankfurt am Main tijdens de Tweede Wereldoorlog tot Nederland, waar zij een gezin sticht. Wat maakt deze familie tot unieke familie? Wat doet verdeling en gedwongen afscheid met de verhoudingen? Waarom lijkt het nooit rustig te worden in Oekraïne en wat doet dat met haar bewoners, met de familieleden die onder meer in het bezette oosten wonen? Met deze en andere vragen bestookte zij familieleden in west en oost, dook ze de geschiedenisboeken in en reisde ze af naar familie in Odessa.

Do Pobachenko – ‘Je kunt niet voor altijd afscheid blijven nemen.’

Het dunne pakketje duwt ze weer uit over eerst het linker- en dan het rechterbeen van kleindochter. Nicolaj komt binnen. Hij draagt zijn lange lichtbruine jas, zwarte broek en pet. ‘We gaan bijna,’ zegt hij als hij zijn hoofd om de deur steekt. Oma klopt haar schoonzoon zacht op zijn schouder en loopt de deur uit. ‘Waarheen vader?’ ‘Vannacht lopen we naar Stanitsa Luhanskaja. Mama heeft daar een huis gevonden. We nemen een koe mee, dochtertje.’ Nicolaj trekt zijn broek iets omhoog bij zijn bovenbenen als hij naast Sacha gaat zitten. Oma veegt voor de vierde keer de vloer van de woonkamer aan. ‘Jij blijft bij oma, hier in het dorp. Jullie logeren bij Matvej. Wij Kolakki moeten vertrekken.’ Als hij lacht, kruipt zijn zwarte snor iets omhoog langs zijn wangen. Hij knijpt kort in de wangen van zijn dochter. Na de zomer begint haar eerste schooljaar. Ze zal lid van de pioniers worden. Ze zal een rode das dragen en een herschreven geschiedenis leren, uit de schoolbank opstaan en voor Stalin zingen in de ochtend. Bij haar knieën trekt Sacha de stof van haar witte jurkje omhoog, tilt het op en legt het langzaam neer op de lucht die er onder is gaan liggen, zoals haar moeder dat met het tafellaken doet. Haar vader staat op en kijkt nog even naar het zevenjarige meisje op het bed. ‘Tot snel, dochtertje. Tot snel.’

‘Houd je armen de lucht in.’ Sacha steekt haar armen omhoog, knijpt haar ogen dicht. Over het eerste hemd dat oma over haar hoofd trok, gaat een iets wijder hemdje met mouwen en aan de bovenzijde een kraag met donkere knopen. ‘Nicolaj, Ana en je zuster gaan vannacht weg.’ Oma positioneert Sacha’s armen zo, dat het hemdje makkelijk aangaat. Dan volgt het witte jurkje, dat Ana haar vaak op zondag aantrekt, dan een blauwe met een patroon aan de randen van de mouwen. ‘Laten we zoveel mogelijk aantrekken. Dat mag vanavond.’ Oma pakt een trui van een plank en hangt ook een lang vest over haar arm, zoals een chique ober zijn theedoek draagt. Sacha kijkt door de deuropening de woonkamer in. De houtkachel staat niet aan, de luiken van de ramen zijn gesloten. Er is niemand te horen op straat. De dieren op het land zijn stil. ‘Ga op bed zitten.’ Het meisje duwt haar billen de lakens op. Oma pakt drie maillots uit de onderste lade van de bruine kast. Ook legt ze nog een lange witte jurk naast haar kleindochter. Deze is wijder dan het vorige exemplaar. Sacha steekt haar benen vooruit en kijkt hoe haar grootmoeder knielt en de lange slurf stof oprolt als een accordeon.

–7–


Op zaterdagavond 27 juni presenteert de eerste lichting Creative Writing studenten hun afstudeerwerk in Huis Oostpool in Arnhem. Als onderdeel van het Nieuwe Types festival zal er een divers programma worden gepresenteerd met zowel proza, poĂŤzie als non-fictie. Toegang is gratis. Reserveren? eerstelichting@gmail.com de-eerste-lichting


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.