Plein 2018 Het lijfelijke in de ruimte

Page 1

Het lijfelijke in de ruimte



Plein18

Proprioceptie Arnhem Wadden Tromsø



Voorwoord Ko Jacobs

De workshops van Plein18 brachten de studenten van de masteropleiding Architectuur naar verschillende, niet-alledaagse plekken. Dat was niet toevallig. De bestemmingen van de workshops waren het resultaat van de uitwerking van het centrale thema van Plein18: ‘Het lijfelijke in de ruimte’ In dit thema, dat door Ralph Brodrück als vervolg op Plein17 was ontwikkeld, werd de ruimtelijke ervaring uit de sfeer van het alledaagse gehaald om de zelfwaarneming te stimuleren. Drie verschillende omgevingen werden vastgesteld voor drie workshops: Tromsø, de Noorse stad die boven de poolcirkel ligt, waardoor de omstandigheden van het winterlicht bijzonder zijn (workshop: Arctic Sensing Tromso); de Waddenzee als domein voor een meerdaagse zeiltocht met een tweemaster (workshop: Shifted Spaces, Stroked Senses); en bijzondere interieurs in Arnhem, zoals de inmiddels verlaten koepelgevangenis (workshop: (S)pacing Slow Time). Bij Plein17 werd de relatie tussen ruimtelijke ervaring en lijfelijke gewaarwording voor het eerst verkend. Het centrale thema van de proprioceptie was, zo bleek uit de analyse en reflectie van Brodrück, onlosmakelijk verbonden met de omgeving van de ‘proprius’, het zelf. De vervolgstap voor Plein18 bestond daarom uit een verdiepende ervaring van de lijfelijke gewaarwordingen in niet-alledaagse omgevingen. Drie omgevingen die heel verschillend en tegelijkertijd concreet zijn, tastbaar en ervaarbaar. Omgevingen die ook met digitale media gevonden kunnen worden en waarvan allerlei beelden circuleren, maar die nu, in de workshops, door de aanwezigheid van het eigen lijf ervaren konden worden. Omgevingen ook, die ‘anders’ zijn, plekken die afwijken van de ruimtes en omgevingen waar het reguliere, dagelijkse leven zich afspeelt. Het zijn andere plekken; heterotopiën, letterlijk plaatsen die anders zijn.

1

PLEIN18


“Op een boot sta je met je voeten droog in het water, word je omarmd door de wind en ben je gevangen in vrijheid. Op het land worden je voeten nat, heb je de wind tegen en ben je vrij in gevangenschap.” Deelnemer workshop Shifted Spaces, Stroked Senses

“I feel like I am a spectator of an opera.” Deelnemer workshop (S)pacing Slow Time

2

PLEIN18


De heterotopie werd door de Franse filosoof Michel Foucault (19261984) voor het eerst in het architectuurdebat geïntroduceerd. Tijdens een lezing voor de Franse radio op 7 december 1966 schetste Foucault in kort bestek wat hij onder een heterotopie verstaat. Hij beschreef een aantal kenmerken om aan te geven in welke zin een heterotopie zich onderscheidde van twee andere ‘soorten ruimte’. De eerste is de verzameling ruimtes van het dagelijks leven waarin we wonen en werken. De tweede soort, waarvoor de heterotopie door Foucault als een ‘tegenruimte’ wordt beschreven, is de utopie. Foucault vatte utopieën op als ruimtes zonder plaats, als het “nowhere” van Thomas More (1478 – 1535), de auteur van de eerste publicatie over Utopia (1516), omdat ze alleen bestaan in de verhalen en de hoofden van de mensen. Tegenover de u-topieën, die niet-plaatsen, en de ruimtes van het dagelijks leven zette Foucault de heterotopieën, als bijzondere en reële plekken. Zo bijzonder dat er misschien wel fragmenten van utopieën kunnen bestaan. In ieder geval zijn het afwijkende ruimtes waar zich bijzondere gebeurtenissen of processen voltrekken. Voorbeelden die Foucault noemde, zijn begraafplaatsen (waar de tijd van leven stopt), theaters en bioscopen (waar diverse werelden en meerdere tijdspannes, die eigenlijk onverenigbaar zijn, in één ruimte bij elkaar worden gebracht), musea (waar verzamelingen en objecten van elders op de wereld en uit andere tijden naast elkaar kunnen staan) en jaarmarkten. Als ultiem voorbeeld noemde hij het zeilschip. Het zeilschip, zei Foucault, is de heterotopie par excellence. De grote zeilschepen uit de 19e eeuw waren drijvende ruimtes, plekken zonder vaste plaats, op hun tocht van of naar een kolonie tijdenlang op zichzelf aangewezen, in zichzelf besloten en tegelijkertijd overgeleverd aan de eindeloze oceaan. Ze voeren van haven naar haven om vracht of nieuwe passagiers op te halen. Het zeilschip is tegelijkertijd nergens, een wereld op zichzelf en een verbinding tussen plekken die extreem kunnen verschillen. In de notities van de studenten hiernaast is het heterotopische karakter van de workshops af te lezen. De eerste notitie benoemt de bijzonderheid van de zeilboot; de omkering ten opzichte van het vasteland. In de tweede notitie komen werelden bij elkaar die eigenlijk onverenigbaar zijn. De student voelt zich in de koepelgevangenis een bezoeker van een opera. De ruimte waar de student zich bevindt, vermengt zich, zo stel ik mij voor, met beelden van dramatische handelingen en heftige geluiden (die er in de lege gevangenisruimte ook echt zijn), die door hun niet-alledaagsheid worden beschreven als theatraal, als een opera. De drie omgevingen waar de workshops zich voltrokken, worden ook in de woorden van de studenten tot bijzondere, ‘andere’ plekken gevuld met bijzondere ervaringen. In veel heterotopieën speelt tijd ook een rol. De tijd houdt zich niet

3

PLEIN18


meer aan de gelijke, meetbare delen van de klok die onze dagen beheerst. Tijd wordt intensiever beleefd of juist vager, zoals hierboven beschreven staat. De heterotopie is daar ook heterochronie; de bijzonderheid van de andere plek weerspiegelt zich in de afwijkende ervaring van de tijd. Zie hiernaast. De beleving van het noorderlicht, die in het onderste citaat hiernaast e­ n in het citaat op de volgende pagina wordt beschreven, is een uitzonderlijke omstandigheid voor de lijfelijke ervaring van een ruimtelijke atmosfeer. In beide gevallen waren de studenten ‘s nachts buiten in het donker. Het spektakel van het noorderlicht voltrok zich in de hemelkoepel. En in beide gevallen was onmiskenbaar sprake van een lijfelijke gewaarwording. In de eerste notitie wordt gezegd dat niet het zien - de visuele waarneming - de kracht van de gewaarwording bepaalt, maar de ‘inner feelings’. Ook in de tweede notitie leidt het noorderlicht tot ‘some true happiness’ en een ‘inner peace’. De student voelt zich één; de uiterlijke verschijning en het innerlijke ik vallen samen. Gernot Böhme, de Duitse filosoof die ook bij de Neue Phenomenologie kan worden geschaard, maakt in zijn boek “Ich - Selbst, Über die Formation des Subjekt” (München 2012) het onderscheid tussen ‘das Ich’ en ‘das Mir’. Onder ‘das Ich’ verstaat hij de rationele kant van de mens, het deel dat denkt, informatie bewust probeert te verwerken en dat redeneert. ‘Das Ich’ is ook het deel dat veel en vooral vertrouwt op het zintuig zien. Het oog en het brein zijn de dragers van ‘das Ich’. Bij ‘das Mir’ gaat het om andere gewaarwordingen, diepere gevoelens en bijvoorbeeld associaties die door geuren en smaken gelegd kunnen worden. Böhme gaat mee in het fenomeen van de lijfelijke gewaarwordingen zoals die door Hermann Schmitz zijn beschreven en waarmee wij kennis hebben gemaakt door de teksten van Ralph Brodrück. De lijfelijke gewaarwordingen raken ons op meer manieren dan alleen via het zien of de verstandelijke interpretatie van onze waarneming. Dat staat ook letterlijk in de eerste zin van het eerste citaat hierboven: “Not seeing ...”. Het waren de “inner feelings” die bepalen hoe de student zichzelf in die situatie gewaar werd. Het thema van Plein18 was: ‘Proprioceptie; het lijfelijke in de ruimte.’ Proprioceptie, het grotendeels onbewuste besef waar de onderdelen van je lichaam zich bevinden, is een voortdurende activiteit van het brein die ervoor zorgt dat de posities en bewegingen van het lichaam naar verwachting en volgens plan verlopen. In de ruimtelijke omgeving van ons dagelijks leven, in onze dagelijkse biotoop is proprioceptie vrijwel alleen op de achtergrond van ons bewustzijn aanwezig. Als de dagelijkse biotoop wordt ingewisseld voor een plek die anders is, een heterotopie zoals in de workshops, gaan er allerlei andere ­processen tegelijkertijd spelen. De verkenning van de nieuwe ruimte-

4

PLEIN18


“Hoe minder werkende zintuigen, hoe vager tijd wordt. Ik zag niets, ik deed alles trager, maar de tijd ging sneller.” Deelnemer workshop Shifted Spaces, Stroked Senses

“Not seeing the Northern light told me who I am. It were the feelings that determined the limits of the sky. It is the feeling of being alone, which strengthens the position between me and earth. Not the goal itself, but the journey towards it makes it worthwhile.” Deelnemer workshop Arctic Sensing Tromsø

5

PLEIN18


“Being there, lying down in the cold snow, just watching the miracle above me. It was the first time in months I was feeling some true happiness. My mask slightly dropped for a moment. A moment of inner peace, a moment where my appearance finally matches my inner body again. A balance from in- and outside.” Deelnemer workshop Arctic Sensing Tromsø

6

PLEIN18


lijk omgeving wordt automatisch vergezeld van de interpretatie van nieuwe waarnemingen. Voor een deel zijn die rationeel, bijvoorbeeld om te begrijpen waar de voordeur van het hotel zit, voor een ander deel zijn het lijfelijke gewaarwordingen die ons signalen geven over relevante of urgente externe factoren (“pas op: die kou is gevaarlijk”) en over onszelf. De ontvankelijkheid voor atmosferische omstandigheden en de bewustwording van de lijfelijke ervaring buiten de dagelijkse biotoop is misschien wel ‘het zesde zintuig’ van de architect. Het besef van de gelijktijdigheid van rationele en innerlijke processen, en in het verlengde hiervan het vermogen om die innerlijke aanraking, de lijfelijke gewaarwording te verwoorden, is een onderwerp voor voortdurende oefening voor architecten en architectuurstudenten.

Ko Jacobs Veel dank aan de studenten voor hun bijdrage. De gebruikte notities zijn slechts een klein deel van de mooie reacties die door de studenten zijn geschreven.

7

PLEIN18


Geografie Martijn Brugman

Hoe kan het dat ik mij van een vakantie van jaren geleden bijna niets meer herinner, behalve dit: het terras van een café, om precies te zijn, een terras waar een geitenboer zit die op de lokale markt die ochtend kaas verkocht heeft. Hij drinkt bier. Met een zakmes snijdt hij een droge worst in stukken. Het merk van het mes: Opinel. Ik weet vrijwel niets meer van die vakantie. Maar wel het merk van het zakmes waar een geitenboer op een terras van een dorp een droge worst mee sneed. Georges Perec schrijft in Ruimten Rondom: “Wie de wereld rondreist, wie haar in alle richtingen doorkruist, zal nooit meer dan een paar bunders, een paar aren aardoppervlak leren kennen: nietige exploraties van ontzielde ruïnes, rillinkjes van avontuur, onwaarschijnlijke queesten verstard in een weeïge nevel, waarvan maar een paar details in onze herinnering zullen beklijven.” Hij somt een paar van zulke details op uit zijn eigen herinnering: “…een huisje vlak buiten Avignon met een ooit groen geverfde, ajour bewerkte houten deur, het scherp afgetekende silhouet van de bomen op de top van een heuvel in de omgeving van Saarbrücken, vier jolige dikzakken op een caféterras in een buitenwijk van Napels, de hoofdstraat van Brionne in het departement Eure, twee dagen voor ­Kerstmis, tegen zes uur ’s avonds, de koelte van een overdekte galerij in de soek van Sfax”. Wat opvalt aan die details is dat ze concreet en dus tastbaar zijn. Dan gaan we nu over naar het beroemdste koekje uit de wereldliteratuur. De madeleine van Proust. In Proust roman À la recherche du temps perdu eet de verteller een madeleine die in bloesemthee is gedoopt. Die handeling bezorgt hem een sensationele ervaring. Het brengt herinneringen in hem naar boven aan het dorpje Combray

8

PLEIN18


waar hij in zijn jeugd veel tijd doorbracht bij zijn oudtante Léonie. Proust: “…alle bloemen uit onze tuin en uit die van meneer Swann, en de waterlelies in de Vivonne, en al die bekenden in het dorp met hun woninkjes en de kerk en heel Combray met zijn omgeving, de huizen, de tuinen, dat allemaal hervindt zijn vorm, wordt tastbaar en komt tevoorschijn uit mijn kopje thee.” Het verleden zit verborgen in een koekje. Buiten bereik van het ­intellect. Bij de ervaring van ruimte koppelt je gevoel zich voortdurend aan het concrete dat zich in de ruimte bevindt. Aan koekjes en zakmessen, aan objecten en materialen. Bevind jij je in een ruimte dan krijgt die ruimte zo vanzelf betekenis. Eerdere ervaringen en herinneringen manifesteren zich in de concreetheid van de ruimte. Georges Perec spreekt van een geografie die we, al weten we dat niet meer, zelf hebben geschreven.

Martijn schrijft zo'n beetje alles behalve poëzie. Hij is als zelfpublicerend auteur succesvol in de literaire wereld. Wat we gerust bijzonder mogen noemen. Martijn is als docent Tekst & Media verbonden aan de opleiding Creative Writing van ArtEZ en is columnist van De Gelderlander. Hij draagt verhalen voor en verzorgt presentaties op symposia, expertmeetings en festivals over hoe hij als schrijver de kost verdient met het uitgeven van een gratis magazine.

9

ESSAY


What is it like to be me? Asu Aksu

Iedereen is altijd in het nu (now). De maker van het schema, de lezer van het schema, iedereen is in het nu. Heel geruststellend eigenlijk, dat daar geen misverstand over kan bestaan. Maar een mens die in het nu is, draagt wel heel veel met zich mee. En dat is ook weer prettig, want als ieder altijd alleen maar het nu had als enig ervaringsmoment, dan zou deze tekst niet kunnen bestaan. Er zou heel weinig overblijven van de wereld om ons heen. In extremis doorgedacht, zou er helemaal niets herkenbaars zijn, behalve ons lichaam. Hierover gaat het schema van Asu Aksu. Het schema is een deel van het antwoord op een centrale vraag die ze zich heeft gesteld: “what is it like to be me?” De zoektocht van Asu als ontwerper begon als een poging om de culturele bepaaldheid van zichzelf in kaart te brengen: wat neem ik mee aan kennis, inzicht, ervaringen, herinneringen en aangeleerde denkalgoritmes die sterk medebepalen wat de ontwerpen zullen zijn die ik ga maken? En omgekeerd: als ik mezelf in kaart heb gebracht, zou het me dan kunnen lukken om te ontwerpen vanuit het ‘nu’, zonder al die ‘ballast’? De kracht van het schema van Asu zit in de grafische helderheid. Er is maar één onbetwistbaar centrum in het schema; dat is waar de lijnen samen komen. Alle lijnen kruisen elkaar op één punt, het nu. Tegelijkertijd zijn alle lijnen verbonden met elementen die onze ‘bagage’ vormen. Iedere pool in het schema, ieder segment en iedere booglijn verbindt dat wat ieder van ons tot een uniek mens maakt. Een schema in de vorm van een eindeloze lus; de baan van een quark, of beter nog: Dark Matter, onzichtbaar, maar als het er niet zou zijn, zou alles uit elkaar vallen. Zonder het nu zou er niets zijn en zonder de wereld die het schema verbeeld zou het nu niets zijn.

10

PLEIN18


En dan, rond de oneindige lus begint een andere baan te tollen. Hier groeit wat, er ontstaat een unieke combinatie van verbonden punten die alleen bij ĂŠĂŠn specimen kan voorkomen. Hier laat het schema zien dat bij ieder van ons andere punten worden verbonden, andere combinaties worden gelegd, andere koppelingen tussen intuĂŻtie, kennis, herinneringen en ervaringen worden gemaakt. Het wiskundige schema dat ons allemaal bindt met zijn oneindige lus laat hier zien dat ieder van ons dat is wat we nu zijn: een mens. Ko Jacobs

11

ESSAY


(S)pacing slow time: movement writing for critical spatial thinkers

You are a force of geology And you should have acted And you did not So you freeze up This is why performance is important Bruno Latour

12

PLEIN18


In 2011 architects and editors Nikolaus Hirsch and Markus Miessen invited key thinkers from the fields of architecture, art, philosophy, and literature to reflect on the single question: what, today, can be understood as a critical modality of spatial practice? In a series of 6 publications they constructed a literary multidisciplinary space to address the problematic around whether architecture and our physical environment can still be understood as a res publica (pubic affair).

Derrida’s early works situate spacing as a factor that complicates both the linear conception of time as a homogeneous succession of present moments and the phenomenological conception of a living present. How can site-specific performance slow time to a moment of poetic suspension? And how can contemporary choreographic thinking contribute to architectural design? 1. T o score, by definition, is to make a mark or cut of the surface (of something hard) with a pointed tool OR to draw a

In this workshop designed for spatial thinkers (architects, dancers, musicians, performers), we will engage with critical spatial discourse through a number of site-specific interventions scored 1 and performed to analyze the inter-act(ion)s that take place within (and not just between) the human body and the architectural body which they inhabit.

Deelnemers

Docenten

Janira Christiaans Stefanie Postma Maryam Said Johan de Wit Casper van der Veen Homme Joustra Charlotte Louter Willem van de Vorle Maaike Besselink Guus Blom

Asu Aksu Following her education in Business Management and Fashion Design and professional practice in advertising and PR, Asu started her own Fashion label and shop in Beyoglu, Istanbul in 2010. Her work has since then been featured in Fashion shows, festivals and fairs internationally. In 2015 she moved to Holland to pursue a master’s degree in Fashion Strategy at ArtEZ. Recent projects in The Netherlands include educational, curational, creative and production roles for several institutions and projects. She is currently teaching at ArtEZ, lectures and runs workshops with international artists.

13

line through writing. It is also to write or change a piece of music for particular instruments or voices (musical scores, aural scores, film scores). The number 20 is also called score, for its connection to the marking that took place on a stick in the act of counting groups of 20 units in the 19th Century in Britain. Drawing on this multiplicity of inter-related meaning, score is used in this investigation as a time-based research method.

Ana Serrano is trained as a classical musician, as an architect and as a performance designer. In 2006 she cofounded Serrano Evans Partnership, an interdisciplinary architectural London-based office with an interest in motion as an analytical and design tool. Previously, she worked as a theatre consultant in international projects, and was a partner at Make architects. Her work has toured in exhibitions, and her performances have been featured in various events and venues. She has more than 10 years experience in teaching and lectures internationally. She is currently a visiting professor at Beirut Arab ­University and a PhD candidate at UTAS – TCotA.

WORKSHOP ARNHEM


14

PLEIN18


15

WORKSHOP ARNHEM


THE ANALYTICAL A spectator of an opera I sit down on the floor of cell 253. When the door is open, I feel like I am the spectator of an opera. If the door is closed, I feel alone. I am in a space that starts at a right angle, the toilet breaks the right angle by its form. It’s fresh. I hear de wind blowing. I also hear voices sounding far away outside my cell. The floor is gray. The stone-brick walls are painted gray forming a 10cm skirting along the perimeter. I wait; but I don’t know what I am waiting for. It’s silent. I hear sounds outside the prison. I get up and try to see what is happening outside. I can see a tree... The glass is vague, hence I can’t see much. The little window above my head is open, I feel and hear the wind blowing through it. I am alone. I am bored. There are some texts written on the wooden shelves. They are the only human traces left in this cell. Nobody knows that I am sitting here. And nobody cares within the next 30 minutes. The roof of the cell is curved, hence the feeling of being in a cave. The roof and walls are made out of stone bricks. Because they are painted, stains are easily registered. I can see brown steel rust in the ceiling…or is it human excrement? I am cold; I want to go; I can go. So I stay a little longer. On the corner of the room stands alone a little heating device. I crawl fast onto it and sit-down with my back against the steel object. I hear weird noises outside. I can’t see what they are, I suspect it might be someone cutting wood, but I cannot tell. I want to look out at what is happing outside below my cell room. Is everyone

16

still there?? Just a quick look… I still can do that. I stand outside my cell on the platform edge; it feels like a grand balcony looking down into a public square. I lie my hands on the cold green steel railing. There were other hands here before me. People start screaming, it shocks me. I know them, they are just testing the acoustics of this building. I want to go right back into my cell, were the warmth of the radiator is already fading. I see people walking down the stairs. Where are they going? I hear the concrete stairs rattling. One of my hands still lies on the green steel railing. It’s almost frozen. I lay my hand om my paper booklet. I walk to the stair. People finally start noticing me. When I walk down the stairs I see them looking at me and thinking, ‘oh there he is’. I walk to the middle of the central area. I feel like I am in a theater with all those platforms of steel staring at me. We take our coats and walk out into the outside. Is the door open?? Yes! A chair is stopping the big steel door from closing. Was there a door handle or even a lock in the door or was it just one big steel door sealing us in? I forgot. Another door is opened by the women in a blue dress. She smiles at us. I think she likes us. The last door is a wooden door. I can see that it’s just painted. The big gate is also made out of wood. But it is new. The rocks of the gate feel warm behind us. I am outside the prison Johan de Wit

PLEIN18


17


18

PLEIN18


THE CRITICAL Travel at the speed of sound ‘Dance is the music of our body, sound is the rhythm of our feeling, silence is the symphony of our soul’ (Nelly Mazloum) Today we gathered some more data at the central station. We interviewed a few workers and some travelers. We asked them which mode(s) of transportation they used to and from the station, how often they visit the station, which route they take and if it’s always the same route. We also asked how they experience walking in the transfer hall where the floor is not even. Most people say they don’t really notice the level changes or don’t mind it. Going downhill is always more pleasant. The workers take the same route every time they go to work or go home. Some travelers take different routes, depending on which mode of transport they need to take. We did learn that older people and especially people with a balance disorder have difficulty walking in the transfer hall, because the floor is like a wave with highs and lows. Even the security doesn’t like the way the floor is. They have to walk around all day and stand to observe the people going to and from the station and they don’t have an area where the floor is just flat. People pushing wheelchairs

19

and people with heavy luggage also have some difficulty traversing the landscape within the central station. This landscape is meant to bring the landscape of the city of Arnhem into the building. The Netherlands is known as a very flat country. You would think that the floors in the station would be flat to reflect this. But the slopes in the floor are recreating the specific landscape of Arnhem only. Some places in Arnhem are even 90 meters above NAP. This makes the station site-specific to Arnhem. We also recorded the sounds at different points in the building. In particular, at all the means of transportation. We found out that the sound travels all through the building and that there are no areas where it is really quiet. Even in small spaces or hidden away areas you can hear the buzz of the people moving through the transfer hall. We want to map movement in relation to sound and also question the different routes that are possible inside and outside the building if they get used as the architect had imagined. Does the organic structure work the way they intended it to? Sound travels everywhere in the building, just like the people who use the station. Janira Christiaans

WORKSHOP ARNHEM


20

PLEIN18


THE DOCUMENTAL The perception of the ordinary A young, independent woman is walking with her purse towards the church. Is that a new type of churchmember? The middle-aged man askes himself when crossing paths with her. The group of children on the other side of the street doesn’t seem to bother at all. The sliding-door opens when the laser detects her presence. She enters the church. She walks around the inventory that is blocking here route towards the main space. She passes an amount of shoes that are exposed on a low table, on her left side. She looks at the shoes but she’s more interested in the jewelry on another table in front of her. Twelve steps after entering the church, only humanoid is left. And humanoid only. Has the religious soul of the church dissapearred or is humanoid the new religion? She

21

askes herself. While here favourite Adele song is playing in the background, she starts looking into the clothes section. There, the shop is heated by elements in the old floor, where the actual church would’ve been a cold space. She spotted two cool shirts and a pair of trousers. When taking the clothes into the fittingroom, she finally realises. It all makes sense now... She’s buying clothes that she likes. She’s buying clothes for herself because she wants to, and because she can. Not because some greater power expects that from her, or telling her that. She’s changing now. She’s halfnaked. She is a half-naked woman in a church. It’s 2018. Thank god for that. Guus Blom & Willem van de Vorle

WORKSHOP ARNHEM


22

PLEIN18


23

WORKSHOP ARNHEM


Wagners fluisterende brug Essay van de brug in Liesing Ady Steketee

24

PLEIN18


Otto Wagners brug over de Wien in Liesing Tijdens het bezoek dat ik in de herfstvakantie met onze eerstejaars studenten aan Wenen bracht heb ik mijn hart weer kunnen ophalen aan de werken van Otto Wagner. Deze stadsbouwmeester heeft in de periode dat de Ringstrasse en het U-Bahn netwerk opgebouwd werden de stad voorzien van een unieke en voorbeeldige verzameling gebouwen en infrastructurele werken. Tijdens onze eeste dag in Wenen bezochten we enige werken van zijn hand aan de U-Bahn Linie 6 en in het bijzonder de Wiental brücke in Liesing. Als groep wakkere architectuur reizigers moesten we even pauzeren en net bij een van de bruggehoofden de routekaart raadplegen. Terwijl alle verwarde wijsneuzen de weg aan het zoeken waren had ik de gelegenheid om een wat intiemere relatie met deze brug aan te knopen. Het is wellicht een wat kinky ingenieurs-fetish, maar de manier waarop Otto Wagner in deze brug een warmbloedige relatie weet te ontwikkelen tussen een eenvoudig, rationeel constructie schema en de andere bouwdelen is verrukkelijk. Door de subtiele uitdrukking van constructieve wetmatigheden in vaardig handwerk, prachtige verhoudingen en een afgewogen toepassing van materialen ontstaat een ronduit opwindende relatie. Deze relatie gaat verder dan alleen het accepteren van elkaar, het geduldig samenzijn, Wagner zorgt er ook voor dat elk onderdeel op zich een fijnbesnaarde uitdrukking krijgt. Het lichtgrijze graniet van de bruggehoofden en middenpijler mag zijn zwaarte en onverzettelijkheid uitdrukken. De oorsprong van dit steen, diep in de bergen, en een robuuste, gestileerde ruigheid stralen er van af en tegelijk toont het zich in zijn elegante en krachtige verschijningsvorm als trots en zelfverzekerd onderdeel van de keizerlijke wereldstad die Wenen destijds was. Met zijn vier stoere obelisken situeert de brug zich met voldoende ‘présence’ in de context. Het speelt een elegante partij mee in de symfonie van de stad, zou je kunnen zeggen. Nu is de verankering in de aarde en de stad die door deze aardse component van de brug verzorgd wordt een aspect van het verhaal. De component die door de lucht gebouwd is, de overspanning verdient hier even zoveel aandacht. Het staalwerk (of is het nog ijzer met een hoog koolstofgehalte?) is immers nog boeiender door de manier waarop het een uiterst elegante en exacte uitdrukking is van het spel der krachten in deze brug die de vorm heeft van twee evenwijdige, doorlopende liggers over drie steunpunten. De brugliggers kennen over de hele lengte een gelijke hoogte waardoor ze zich als een eenvoudige vakwerkbalk tonen. De middenpijler bezit, in tegenstellng tot de twee bruggehoofden, geen obelisken aan de kop van elke pijler, maar een afgeknot restant dat een meerduidige interpretatie niet in de weg staat.

25

ESSAY


De middenpijler is in verband met kruisende infrastructuur (spoorlijn, gekanaliseerde rivier en weg) schuin onder de brug gepositioneerd. Hierdoor lijkt de brug telkens aan de rechterzijde een kortere overspanning te bezitten. In beide liggers kent het rechthoekige vakwerk rechts 12 vakken en links 15 vakken. Om geen storende beeldverschillen toe te laten heeft Wagner deze oplossing met de rechthoekige vakwerken verkozen boven een constructief misschien meer voor de handliggende boog-vakwerk vorm. Als gevolg van de schuin geplaatste middenpijler zou het zij-aanzicht immers een rommelig (‘te dynamisch’) uiterlijk krijgen. Om een elegant beeld te verkrijgen koos Wagner er vermoedelijk voor de brug met de vier obelisken in de stad te verankeren en de overspanning zelf terughoudend vorm te geven. Vanwege meer rust in het beeld verkoos hij ook om elk vakwerk-vak te voorzien van twee diagonalen die samen een’X’ vormen. De rechthoekige vlakken die de brugliggers vormen zijn op deze manier eenvoudig en neutraal opgevuld met dit kruisjespatroon. Althans, zo lijkt het totdat je de gelegenheid hebt om beter kennis te maken met de subtiliteiten van deze Weense schone. Laten we onze beschouwing beginnen bij een van de granieten bruggehoofden en naar de dalende diagonaal kijken. Deze diagonaal bestaat uit twee brede strips plaatstaal die door een licht zigzagje van hoekstaal evenwijdig aan elkaar gehouden worden en aansluiten op de boven-en onderregel van de vakwerkligger. Laten we vanaf de bovenregel de diagonaal naar beneden volgen. Als onze blik de onderregel bereikt heeft laten we ons oog langs de verticale staaf omhoog klimmen om bij de bovenregel de aanvang van de volgende dalende diagonaal aan te treffen. Deze diagonaal is iets verder verwijderd van ons, dus vanuit de kennis die we hebben over de werking van het perspectief verwachten we dat deze iets kleiner zal lijken. Maar zoveel kleiner? We volgen ook het verloop van deze staaf naar de onderregel en vervolgens dwaalt ons oog langs de volgende verticaal opnieuw naar boven toe. En daar is de aanvang van alweer een iets dunner

26

PLEIN18


ogende diagonaal. Een nauwkeurige inspectie leert dat onze ogen ons niet voor de gek houden: de stroken platstaal zijn werkelijk weer iets smaller. Hier lijkt een patroon in te zitten en we krijgen er plezier in om dat te ontdekken. Bij het vierde vak opnieuw en het vijfde ook: de diagonalen worden steeds slanker! En dan opeens, na het zesde vak, gebeurt er iets onverwachts. Opeens wordt het platstaal vervangen door een dun hoekprofiel, of liever twee ‘L’-en die ruggelings aan elkaar bevestigd zijn met dunne koppelstripjes. Kenners snappen dit direct, want voorbij het midden van de overspanning veranderd de kracht in staven die in deze richting lopen opeens van trek in druk. En bij druk belasting heeft een staaf de neiging om uit te knikken. Dat kan voorkomen worden door toepassing van verstijvingen in alle richtingen. Die krijgen hier de vorm van twee hoekstalen die samen een ‘+’ vormen. En als we dan weer onze kijk-route vervolgen van bovenregel, langs de diagnoaal naar de onderregel en weer verticaal omhoog tot de bovenregel en zo verder merken we dat de grootte van die ‘+’ ook verandert. Naarmate we het einde van de overspanning naderen worden deze steeds groter en zwaarder. De drukkrachten worden aan het eind van de overspanning, nabij de oplegging ook steeds groter. De constructieve noodzaak wordt hier ingezet om het beeld te verfijnen. En als we de andere diagonalen beschouwen, de kruisende, zien we precies de tegenovergestelde ontwikkeling. Bij vluchtige beschouwing valt er maar weinig te zien aan deze brug, maar bij nauwkeurige beschouwing des te meer. Het spel met de diagonalen in het vakwerk verschaffen de constructie een levendige kwaliteit die je alleen in een schilderij zou verwachten. De ontwikkelende dikte van elke diagonaal, het verloop van het schaduwspel dat gespeeld wordt door de telkens iets andere geometrie van de staven en het stoere totaal beeld verrijken de aanwezigheid van deze brug in de stad. En zo zien we in deze ogenschijnlijk wat saaie rechthoekige vakwerkligger een waar feest aan welbespraaktheid. Het vertelt aan de geïnteresseerde beschouwer wat er in het innerlijk gebeurt. Het vertelt over de omgang met elementaire natuurkrachten die nodig zijn om in de lucht te construeren. Samen met de granieten onderbouw die vertelt over de verankering in aarde en stad ontvangt de beschouwer hier een subtiele, maar complete mededeling over het wezen van deze brug. De manier waarop we hier de kans krijgen om de relationele complexiteit van een utilitair ‘kunstwerk’ te ontdekken, begrijpen en genieten is niet minder dan een erotische ervaring. En omdat de uitdrukking van deze complexe verhalen dermate subtiel is, zijn ze eigenlijk een goed verborgen geheim. Het doorgronden van deze geheimen maakt het liefderijke genot alleen maar groter.

27

ESSAY


Shifted spaces, stroked senses

De 28e december van het jaar onzes Heren 1618 ben ik, Willem IJsbrantsz. Bontekoe uit Hoorn, met oostenwind van Texel vertrokken als schipper van de nieuw hoorn, die ongeveer 550 lasten groot was, bemand met 206 eters.

28

PLEIN18


Precies zo luidde de start van de zeetocht van Bontekoe; vastgelegd in één van de bekendste scheepsjournalen. Een goede 400 jaar later en 23 zeemijlen oostwaarts verlieten ook wij onze vertrouwde haven. Weliswaar niet voor een reis voor meerdere jaren en met maar 23 eters – maar we vertrouwden ons lichaam evengoed toe aan een schip. We wisselden onze vertrouwde statische en architectonische ruimte in voor de dynamische en weerbarstige ruimte van de tweemast-klipperaak Antonia. Haar wispelturige karakter, gevormd door Poseidon en Aeolus, beroerden en beproefden onze zintuigen. Tij en wind bepaalden de gang en afvaart waardoor de bekende ervaring van ruimte en tijd vervaagden. In deze context is de ruimte fysiek en mentaal verkend. Uitgedaagd door fysieke opdrachten keken we met het oor, het oog, de tast, het gevoel, het gemoed, het chagrijn, de herinnering en de hersenschim. Deze observaties en ervaringen zijn vervolgens opgetekend in het volgende reisjournaal. Opdat over 400 jaar er weer een schip uit kan varen, met onze ervaringen in het achterhoofd.

Deelnemers

Docenten

Robin Beers Hidde van den Heuvel Jens Wind Ted Maters Nafthali van der Toorn Christiaan van den Dikkenberg Geurt van Driesten Hein de Werd Tony Mordjaneh Erik Geerts Martijn Kaandorp Jarich Haantjes Jordi Hermsen Ellen Overmars Carin Kiezebrink Wing Man Tom Sibelt

Twan Verheijen studeerde in 1999 af aan de Academie van Bouwkunst in Arnhem. Zijn afstudeerwerk is genomineerd voor de Archiprix 2000. Twan heeft bij verschillende architectenbureau’s gewerkt en werkt momenteel als architect bij Buro SBH. Daarnaast heeft hij een eigen ontwerpbureau MOStudio in Arnhem en was hij gastdocent aan de Academie van Bouwkunst in Tilburg en de Academie van Bouwkunst in Arnhem.

29

Wout Waanders schrijft gedichten en tekent. Hij droeg voor op festivals als Zwarte Cross, Manuscripta en Lowlands. Gedichten van hem verschenen onder meer in Das Magazin, Extaze, Kluger Hans en diverse bloemlezingen. In 2015 en 2016 maakte hij deel uit van het talentontwikkelprogramma Slow Writing Lab van het Nederlands Letterenfonds, en vanaf 2014 is Wout onderdeel van het agentschap van De Nieuwe Oost. Wout geeft daarnaast schrijfcoaching op de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN) en les aan Creative Writing op ArteZ.

Maarten Krielen maakte vanuit een HipHop, Popping achtergrond zijn weg naar de Arnhemse ArtEZ dansacademie, waar hij in 2017 afstudeerde. Tijdens zijn studie had hij de eer om met choreografen als Amos Ben-Tal, Ann van Den Broek en Jasper van Luijk te werken. Maarten nam deel aan verscheidene projecten in Zuid-Afrika, Oostenrijk en China en werkt momenteel voornamelijk in Nederland als freelancer. Maarten werkt als performer en ontwikkeld zich daarnaast als dansmaker.

WORKSHOP WADDEN


Jordi | 12-01 | 5.30 Na een korte nachtrust is het tijd om te vertrekken. Het vermoeide gevoel verdwijnt zodra ik met mijn hoofd de frisse buitenlucht in ga. De stilte in de haven wordt verstoort door de dieselmotor van de zeilboot Antonia. De trossen gaan los en we worden bevrijd van het vaste land. De zeilboot vaart rustig het duister in de Waddenzee op.

Ellen | 12-01 | 11.30 Een half uur je ogen gesloten. Alles op de tast. Voel en houvast. Je weet waar je bent.

Hidde | 12-01 | 10.30 Ik zag niks, maar iedereen zag mij. Ik voelde alles, maar ook weer niet. Ik hoorde alles, maar verstond het slecht. Ik proefde niets, niets anders. Ik zag niets, wat alleen géén invloed had op mijn smaak. Ik zag niks en de tijd vloog voorbij. Tijdservaring blijkt gekoppeld aan je zintuig zien. Hoe minder werkende zintuigen hoe vager ‘tijd’ wordt. Ik zag niets, ik deed alles trager de tijd ging sneller. Ik liep stuurboord en bakboord maar niet van boord.

Nafthali | 12-01 | 10.45 De kou is normaal mijn vijand en omdat ik denk kou te kunnen zien vermijd ik het aan te raken. Maar door het leven aan boord te ervaren met gesloten ogen wordt de kou een kostbaar gevoel van veiligheid. En krijgen de materialen die kou afgeven een andere beleving dan bij het zien wat zorgt voor een waarneming van rust en schoonheid.

Christiaan | 12-01 | 11.30 Een haiku Snijdende koude ’t Bakzeil klappert door de bries Traag vervaagt het land

30

PLEIN18


Jarich | 12-01 | 11.33 Glas, een oud stuk glas. Met een lichte onnauwkeurigheid van kleine glooiingen en ribbels. Als je er met je neus op zit en kalm uit ademt word deze wit. Zo wit als de zee.

31

WORKSHOP WADDEN


32

PLEIN18


33

WORKSHOP WADDEN


Erik | 13-01 | 8.45 ’s Ochtends het gevoel dat de hut enorm groot is, of ik heel klein. Alles doet onwerkelijk aan. Alsof ik in een filmdecor lig, terwijl ik geen deel uitmaak van de film. Langzaam keer ik terug naar mezelf. Koud water en frisse lucht maken me helder. Al met al voel ik me wel uitgerust. Zin om vandaag aan de slag te gaan.

Christiaan | 13-01 | In de middag Als het dek leeg is, balanceert ze op de rand, spelend met de deinende ondergrond. Op het moment dat er mensen aan dek komen, schraapt ze haar keel, zet ze zich schrap en is vastbesloten iedereen te behoeden voor een val in het koude water. Als iemand háár in zee probeert te duwen, duwt ze uit alle macht terug en blijft onverzettelijk op de rand staan.

34

PLEIN18


Wing | 13-01 | 13.12 Het is net alsof ik net wakker ben, dromerig, een waas voor mijn ogen en ik voel me gedesoriënteerd. Het lijkt alsof ik alles zie, maar toch zie ik het niet. Er ontstaat een lugubere sfeer en er is angst voor het onzekere. Maar er is één manier om de angst te trotseren en dat is doorzetten.

Ellen | 13-01 | 14.10 Ik voel me veilig en ontspannen. Gewikkeld in touwen, zorgzaam opgevouwen. Hangend boven het dek, schommelend door de wind van bakboord naar stuurboord. Mijn dienst deze dag zit er weer op. Voldaan mag ik rusten.

Tom | haven Vlieland | 16.00 Uitgerust, ik denk door de kou. Ik heb het niet meer koud buiten. Ik wil liever buiten zijn door de benauwde ruimte binnen. Waar gaan we nu heen?

35

WORKSHOP WADDEN


36

PLEIN18


37

WORKSHOP WADDEN


Robin | 14-01 | 19.00 Op een boot sta je met je voeten droog in het water, wordt je omarmt door de wind en ben je gevangen in vrijheid. Op het land worden je voeten nat, heb je de wind tegen en ben in vrij in gevangenschap.

Ted | 14-01 | 9.15 Grommend, stotend en gonzend in de verte, De elementen verwikkelt in een heftige strijd. De kist biedt geborgenheid, wachtend tot zij de ontembare krachten trotseert.

Martijn | Tijd en datum niet van belang Terschelling is net als een vadsige zeehond, liggend op het droge kijkt het uit over het water. Tot dat het er genoeg van heeft en weer opgeslokt wordt in de zee.

Geurt | 14-01 | 14.00 De zwarte schim draait zich om en kijkt mij aan, Het is net alsof ik in mijn eigen ogen kijk.. De ogen zijn donker, zwart als het water. Zijn haar wappert in de wind, en zijn lippen bewegen. Het enige wat hij zegt is; Vader! Zijn gezicht is ontspannen en straalt een zekere rust uit. Ik daarentegen voel een lichte paniek opwellen, ik schreeuw tegen de wind in, Anthony, jij hier?! ZIjn ogen staan bezwaard. hij hoort niet op het schip, en toch ook weer wel. Ik loop naar hem toe, en zak door mijn knieen, ik omhels hem, en fluister, het is goed jongen..

38

PLEIN18


Ted | 14-01 | 14.00 Nadat ik de persoon op de boeg van het schip op de rug tikte, draaide een jongen zich om. De mist klaarde op, het water werd weer kalm en geluidloos. Het licht bestreek de spiegel. De jongen keek verward en blokkeerde bij de aanraking. Iets van herkenning in zijn ogen, maar tegelijk een afstand zover als de zee voor mij lag. Zonder een woord te wisselen draaide hij zich weer om, Zijn blik voldaan.

Carin | 14-01 | 18.30 Thuis in rust na een bewogen reis is m’n hoofd nog vloeibaar een echo van de deining op zee

39

WORKSHOP WADDEN


De ervaring van het donker Ralph BrodrĂźck

40

PLEIN18


In navolging van het thema van PLEIN 17 ‘Ieder mens wordt zichzelf in een omgeving gewaar’, is het doel voor PLEIN 18: Het vergroten van de kennis en het inzicht in de manier waarop we de ruimte lijfelijk ervaren. Hermann Strehle beschrijft de lijfelijke ervaring in relatie tot de omgeving, als volgt: “Het gevoel van een alzijdige expansie hebben we onder andere, als we bevrijdend en ruim ademhalen, wanneer we een bos met hoge bomen betreden, of een onverwacht mooie zaal. Onwillekeurig zetten we onze borst op, en maken ons groter, net zo, alsof we ons aan de imponerende omgeving willen aanpassen en ons waardig tonen. Doordat we ons op een dusdanige manier groter maken en uitrekken, hebben we de vitale ervaring van het veroveren van de ruimte en het uitbreiden van de macht.”1 De eigen lijfelijke ervaring van het opzetten van de borst – zoals we die ook ervaren bij trots of als we ons voor bereiden op een fysieke prestatie –, vindt zijn weerklank in de imponerende ruimtelijkheid van het bos met hoge bomen of de onverwacht mooie zaal. Om het onderzoek naar de manier waarop we de ruimte lijfelijk ervaren niet op voorhand te beperken tot het optische veld, maar ook andere zintuiggebieden zoveel mogelijk in het onderzoek te betrekken, kiezen we het donker als onderzoeksgebied en reizen in de winter naar Tromsø, in het noorden van Noorwegen.

Literaire voorbeelden Ter inspiratie verzamelen we enkele literaire voorbeelden waarin de ervaring in relatie tot de ruimtelijkheid van het donker wordt beschreven.

Eugène Minkowski “Dit donker … breidt zich niet voor mij uit, maar ze raakt me direct aan, drukt me ineen, dringt zelfs in mij binnen, ze doordringt mij zelf helemaal, gaat door mij heen, zo dat men nauwelijks bezwaren kan hebben, om te zeggen, dat het ik voor het donker doorlatend is, terwijl het zich ten aanzien van het licht niet op deze wijze verhoudt. Zo bevestigt het ik zich niet in relatie tot het donker, maar vermengt zich met haar en vormt met haar slechts een enkel wezen” 2

1. S trehle H. (1954). ­Mienen, ­Gesten und Gebärden, ­München. p. 45 2. M inkowski E. (1933). Le Temps Vécu, Paris. p.393

41

“Maar deze donkere nacht, die we beschrijven, heeft die nog iets met de ruimte te maken? Ik geloof dat, daarentegen zal het een bijzondere ruimte zijn. Klaarblijkelijk zal het niet om een analytische ruimte gaan. In haar zal zich, in tegenstelling tot de heldere ruimte, noch afstand noch vlak noch uitgebreidheid in de oorspronkelijke zin voordoen; maar desalniettemin zal zich iets ruimtelijks in haar voordoen; er zal zich diepte in haar voordoen, maar geen diepte, die voornemens zou zijn zich te vergezellen van breedte en hoogte, maar zich

ESSAY


als uitsluitend en enige dimensie, die zich zonder meer als het ware als diepte presenteert. Dat is zoals een wazige en grenzeloze sfeer, waarvan de stralen allemaal gelijkenis met elkaar hebben, omdat ze allemaal hetzelfde karakter van diepte hebben. En deze diepte is zwart en geheimzinnig.” 3

Charles Baudelaire “Er zijn mensen die zich het geluk wensen, van de hemel een milde winter te verkrijgen, en gelukkig zijn, als ze hem zien verdwijnen. Maar wat hem aangaat, hij 4 vraagt van de hemel zoveel sneeuw, hagel en vorst, als mogelijk is. Hij heeft een Canadese, een Russische winter nodig. Zijn nest wordt daardoor warmer, zachter, liefdevoller: de kaarsen die om vier worden ontstoken, een goede plek bij de openhaard, goede tapijten, zware gordijnen, die tot op de vloer hangen, een mooie dame die thee klaarmaakt, en thee van acht uur ’s avonds tot vier uur ’s ochtends.” 5

Klaus Conrad “In het donker, waar men het niet kan zien, en achter de bomen loert ‘het’ – men vraagt niet wat het is dat daar loert. Het is iets dat helemaal onbepaald is, het is het loeren zelf. De tussenruimtes tussen het zichtbare en het ‘daar achter’, al dit ongrijpbare is niet meer pluis, de achtergrond zelf, waartegen zich de tastbare dingen aftekenen, heeft zijn neutraliteit verloren. Niet de boom of de struik die men ziet, het ruisen van de kruinen of het schreeuwen van de boom-uil dat men hoort, is het, wat ons ongerust maakt, maar al het achtergrondachtige, de hele ruimte er omheen, waar de boom en struik, het ruisen en het krassende zich uit losmaken, juist ‘het donker en de achtergrond zelf’ zijn het.” 6

Walter Friedrich Otto 3. Idem, p. 394 4. E r is sprake van Thomas de Quincey. 5. B audelaire C. (1961) Œuvres Complètes, Bibliothèque de la Pléiade, Paris. p. 420 (Les paradis artificiels, Un Mangeur

“Wie ’s nachts op het vrije veld eenzaam waakt of op stille straten wandelt, die beleeft de wereld heel anders dan overdag. De nabijheid is verdwenen en met haar ook de verte. Alles is ver en dichtbij tegelijk, dichtbij ons en toch geheimzinnig ver weg. De ruimte heeft haar maat verloren. Het fluistert, maakt geluid en men weet niet waar en wat. Ook het gevoel is eigenaardig onbestemd. Door deze zachte geheimzinnigheid gaat een bevreemding, en het ‘huiveringwekkende’ wakkert aan en lokt.”7

d’Opium, IV: Tortures de

Hermann Schmitz

l’Opium.) 6. C onrad K. (1985). Die beginnende Schizophrenie, Stuttgart. p. 41. 7. Otto W.F. (1956). Die Götter Griechenlands, 4. Aufl. Frankfurt. p. 120.

42

“Het geluid is ’s nachts gemiddeld genomen onafhankelijker dan overdag: overdag horen we het meestal als een concreet en plaatsgebonden geluid; we horen aan het geluid, dat het vanaf een bepaalde plaats en van een bepaalde zender afkomstig is; ’s nachts daarentegen is het geluid veeleer naakt, en tekent zich in zijn eigen natuur af, terwijl de bron vanwege het slechte zicht, niet nadrukkelijk tevoorschijn

PLEIN18


komt en onzeker blijft. Het nachtelijke geluid lijkt daarom gemakkelijk op iets, dat zonder aanwijsbare bron uit de verte tevoorschijn lijkt te komen, en grijpt de betrokkene lijfelijk merkbaar aan.” 8 De avond is het moment van de dag waarbij een aanvankelijk niet merkbare verschuiving van de synesthetische karakters in de thermische, optische, akoestische en kinetische dimensies plaatsvindt. De atmosfeer van de dag neigt naar het warme, heldere, lawaaierige en snelle, terwijl de schemering naar het koele, het vale, het stille en het rustige, en de daarop volgende nacht naar het koude, het donkere, het stille en rustige tendeert. In plaats van ‘stil’ kan men volgens Schmitz ook ‘zachtjes’ en in plaats van ‘rustig’ kan men ook ‘langzaam’ zeggen zonder dat de beschrijving daardoor wezenlijk verandert. “Geen ander uur van de dag is in die mate in staat om uitgesproken tevredenheid over de mens en de natuur uit te breiden. Op dezelfde wijze is ook de zuivere lege stemming eigen aan de avond. De koele, vale, schemerachtige, wezenloze atmosfeer van de verblekende dag roept, buiten de angst voor de schemering, ook een leeg gevoel op, en is daardoor ook verwant met de ervaring van een alles doordringende zin- en doelloosheid.” 9 8. Schmitz, H. (1969). System der Philosophie, Bd. III: Der Raum, Vol. 2: Der Gefühlsraum. Bonn: Bouvier. p. 390 9. Schmitz, H. (1977). System der Philosophie, Bd. III: Der Raum, Vol. 4: Das Göttliche und der Raum. Bonn: ­Bouvier, p. 395. 10. Idem, p. 209.

43

Het ligt voor de hand om te veronderstellen dat het effect van het sluiten van de ogen slechts het gevolg is van het wegnemen van optische prikkels die afleiden, waardoor men zich beter kan concentreren. Dit werkt aldus Schmitz inderdaad zo bij akoestische prikkels als men de oren dichthoudt, om ongestoord een boek te lezen of over een probleem na te denken; hierbij ontbreekt echter de ‘aanwas van de ervaring’, zoals dat bij het sluiten van de ogen wel het geval is; er komt geen nieuwe of onderdrukte ervaring tevoorschijn. “Daarin komt het sluiten van de ogen overeen met het betreden van een donkere kamer of het binnenstappen van de nacht.” 10

ESSAY


Empirische beschrijving van de ruimtelijkheid van het donker Locatie: Ten noorden van Tromsø, voorbij de Polar Cabin. Tijdstip: 12 januari van 16.00 uur – in Tromsø is het dan al nacht – tot 02.00 uur.

44

• In de zuivere vorm is het donker een atmosfeer die de als aanwezig ervaren ruimtelijke uitgebreidheid volledig bezet; het heeft geen oorsprong en geen richting en komt nergens vandaan. • Het donker voorbij de Polar Cabin is niet volledig, maar wordt door verschillende elementen gestructureerd. Deze elementen hebben ieder hun eigen kenmerkende ruimtelijkheid. • De ervaarbare ruimtelijke uitgebreidheid wordt allereerst gestructureerd door de richtingen die aan het eigen lijf ontspringen: voor en achter, onder en boven, links en rechts. • In het optische veld wordt het donker in belangrijke mate gestructureerd door de besneeuwde vlaktes, waaraan de lijfelijke geleding in ‘onder’ en ‘boven’ zich verder oriënteert; aan de onderkant een gedempt blauw witgrijs; bovenin diep zwart met hier en daar een sliert witte wolken. • Aan de rechterzijde wordt het donker behalve door de geleding in ‘onder’ en ‘boven’, verder gestructureerd door de gestalte van een bergkam. De gestalte trekt de blik aan, en legt hem haar wil op. De blik volgt de gestalte noodgedwongen steeds in dezelfde richting, vergelijkbaar met de richting van het alledaagse perspectief, dat de blik steeds opnieuw in de diepte trekt. De gestalte geeft de ruimte aan de rechterzijde een dwingend karakter; ze structureert de ruimte doormiddel van richtingen, en de blik kan zich daar maar moeizaam aan onttrekken. • Boven de bergkam is de lucht flets oranje. Het licht van Tromsø.Tromsø ligt in het zuiden. • Onder de bergkam is het dermate donker dat de blik niet in staat is om gebieden, richtingen op specifieke plaatsen te lokaliseren. De ruimte krijgt daardoor een onpeilbare diepte, die zich zelfs onder de kam, lijkt uit te breiden, verder de diepte in. Alsof de kam de rand is van een overhangend uitbouwsel; het dak van een gigantische d ­ onkere holle ruimte. • Aan de linkerkant lost de scheiding tussen onder en boven op. Het donker wordt hier gestructureerd door gebieden van verticale zwarte streepjes; kale naaldbomen, die zich aftekenen tegen het blauwe witgrijs. De structuur van de naaldbomen onthult een bepaalde mate van heuvelachtigheid. • In de niet beboste stukken is het blauwe witgrijs vormeloos; de diepte en de afstand blijven onpeilbaar. In het witgrijs kan de blik alleen gebieden uitzonderen, maar geen plaatsen en afstanden lokaliseren,

PLEIN18


op grond waarvan zich een ruimtelijk referentie kader zou kunnen vormen. • De milde koude heeft net als het donker een ondeelbare en oeverloze uitgebreidheid. Waar men ook gaat of staat is deze voortdurend aanwezig. De uitgebreidheid van de koude wordt niet verder geleed. • Hetzelfde geldt voor de geur van koud nat hout, die eveneens de als aanwezig ervaren ruimte volledig inneemt. • Net als het donker en de koude heeft ook de stilte een onbegrensde en ongestructureerde uitgebreidheid. De uitgebreidheid van de stilte kenmerkt zich niet door een gebrek aan geluid, maar door haar vermogen om de kleine geluiden te omringen. Vooraan bij de gids zijn stemgeluiden hoorbaar. Bij iedere stap kraakt de sneeuw. Toch is het juist het sporadische en de eenzaamheid van deze kleine geluiden, en het uitblijven van hun weerklank, die de stilte haar oeverloze en immense uitgebreidheid geven. • Het lopen wordt bemoeilijkt door de sneeuwschoenen. Door de inspanning blijft de ervaring van het donker in het hier en nu. De beweging is naar voren gericht. Bij iedere volgende stap, verdwijnt de vorige in het verleden. • Ik ben de laatste. Achter ons is het nog donkerder.

11. Z umthor, P. (2006). ­Architektur Denken. Basel / Boston / Berlin: Birkhäuser. 12. Idem pp. 21,22 13. Idem p. 22 14. Idem p.45 15. Idem p. 46

45

(Architectonische noot) In zijn boek Architektur Denken,11 schrijft Peter Zumthor met betrekking tot de ruimte: “Geometrie leert ons de wetmatigheden van de lijnen, vlakken en lichamen in de ruimte. Geometrie kan ons helpen om te begrijpen, hoe we in de architectuur met de ruimte kunnen omgaan.”12 De architectonische mogelijkheden van ruimtevorming beschrijft hij met begrippen als ‘open’ en ‘gesloten’, ‘omsluiten’, ‘isoleren’ en met ‘in verbinding staan met’ en het ‘oneindige continuüm’: “De architectuur kent twee fundamentele mogelijkheden van ruimtevorming: het gesloten lichaam, dat in zijn binnenste ruimte isoleert, en het open lichaam dat een met het oneindige continuüm in verbinding staand deel van de ruimte omsluit.”13 Dit zijn ruimtevormen en ruimtelijke relaties die niet teruggrijpen op de wetmatigheden van de geometrie, maar eerder gevoed lijken door een lijfelijk ruimtebegrip. Hoe Zumthor de ruimte met behulp van deze ruimtelijke relaties beschrijft, blijkt als hij na een bezoek aan een klein berghotel over het donker schrijft: “De stemming in de ruimte is donker, zolang de ogen zich niet aangepast hebben zelfs duister. De duistere indruk verdwijnt snel, het licht in de ruimte maakt nu een milde indruk. Daglicht, dat in het ritme van de hoge ramen binnenvalt, plaatst zones van de ruimte in de voorgrond, terwijl andere delen van de ruimte, die niet van de weerkaatsing van het daglicht op de tafels profiteren, in de halfschaduw liggen en naar de achtergrond treden.” 14 Verderop schrijft hij: “Ik geniet ervan, in het licht te zitten, van een van de ramen, die nu nog hoger overkomen, naast me te hebben, in de verduisterde uitgebreidheid van de zaal te kijken.” 15

ESSAY


Artic Sensing Tromsø

Een van de doelstellingen bij het organiseren van de workshop in Tromsø was het ervaren van het fysieke zelf in een ontregelende omgeving waar het gedurende de dag nauwelijks licht wordt. Het Noorse Tromsø is een stad met 70.000 inwoners die ligt aan de Noordelijke IJszee op 70˚ Noorderbreedte en een regionaal centrum is. Op het moment dat wij er waren kwam de zon niet boven de horizon en schemerde het gedurende een ‘dag-periode’ die duurde van 09.30 – 14.30.

46

PLEIN18


Behalve een inleidende lezing aan de plaatselijke Kunstakademiet i Tromsø door architect en onderzoeker Kjerstin Uhre, hebben we een aantal oefeningen en expedities ondernomen die ons lichamelijk zouden prikkelen en stimuleren. Aan de studenten de opgave om, in de verwachting dat door de alomtegenwoordige duisternis er een ander en scherper besef ontstaat van het fysieke zelf, hun ervaringen zo scherp mogelijk waar te nemen en de ­duiden. We hebben onder andere dagelijks yoga sessies gehouden, een sneeuwschoentocht naar een berghut, wandelingen en workshops in de sneeuw, wandelingen over de beijzelde straten van stad en een barre trektocht naar de top van de nabij gelegen berg Fløya. In de praktijk bleek de duisternis ook een merkbare psychologische invloed te hebben en was het natuurschoon wellicht het meest indrukwekkend: de feeërieke fjorden, besneeuwde bergspitsen en eilanden en niet te vergeten de aurora borealis; het noorderlicht dat ons op de laatste avond trakteerde op een onvergetelijke show.

Deelnemers

Docenten

Bennie Jansen Frank Koggel Nikki Witsenboer Mathilde Collas Adeline Duval Kelly Tibben Ulas Ipekçi Tom Slots Patricia Tesselaar Vick Spijkstra Josefine Bauer Furkan Arslan Chantal Buisman Robert-Jan Altink Sören Hohner Cindy Smit Amanda Diepenmaat Malene Olsen Eltjo de Graaf Camilla Branchetti Yasmina Rochtus Elisa Eicker Tijmen Teunissen

Ady Steketee (1960) studeerde aan de TU Eindhoven en bij Daniel Libeskind’s Architecture Intermundium. Hij heeft voor Jo Coenen gewerkt aan grote stedenbouwkundige projecten in onder andere Maastricht, Amsterdam, Den Haag en Eindhoven. Met zijn bureau Marx&Steketee architecten heeft hij sinds 1989 vele nieuwbouw- en herbestemmingsprojecten ontworpen en gerealiseerd. Zijn research binnen het lectoraat FUR naar ontwerpend onderzoek en zijn belangstelling voor lezen en schrijven als ­essentiële activiteiten bij ­succesvol onderwijs en ontwerpen hebben hem sinds 2017 geleid naar een tekstgericht onderzoekport­folio. Daarnaast is hij vertaler en editor van ­architectuurteksten.

47

Begeleidend student Ralph Brodrück studeerde a ­ rchitectuur aan de ­Technische Universiteit ­Eindhoven en aan de Jan Eyck Academie te ­Maastricht. Hij geeft momenteel les in architectuur en morfologie aan de Technische ­Universiteit Eindhoven en aan de Academie van Bouwkunst te Arnhem.

Keren Ben Shachar is a ­dancer and maker living in the Netherlands. Born in Haifa, Israel. On 2014 she started her Bachelor of ­Dance at ArtEZ Institute of Arts, Arnhem the Netherlands. As a dancer and maker, Keren ­hopes to create different experiences that will both touch and challenge her audiences. She loves working with visual images, physical theater, irony, absurdity, human morals. She joined Yuval pick Dance Company in CCNR Lyon (FR) for an internship.

WORKSHOP TROMSØ


Ondanks het zeer beperkte daglicht dat we gedurende de dagen in Tromsø hebben kunnen genieten zijn alle deelnemers onder de indruk geraakt van de ligging van deze stad en de natuurlijke schoonheid van de omringende gebieden. Het aandeel beelden dat gemaakt is van de witbesneeuwde bergtoppen, de fjorden en het eilandensnoer dat aan de westkant de stad beschut van de noordelijke ijszee is overweldigend. Iedereen is er door betoverd geraakt. Desondanks hebben we met de wandeltochten, activiteiten en oefeningen die we ondernomen hebben samen met de studenten een reeks aspecten aangeroerd en geregistreerd die een bijdrage kunnen leveren aan het onderzoek naar de fysiek ruimtelijke ervaringen. Daglicht cyclus – ontregeld bioritme De slome schemering die van ongeveer 09.30 tot 14.00 duurde vormde de achtergrond van onze dagen in Tromsø. Het maakte het opstaan en opblijven tot een uitdaging en het zorgde bij mij voor een aandrang om rond 14.00 al te grijpen naar een koud pilsje en het aardappelschilmesje – tijd om eten te gaan maken … En dan om 15.30 is het alweer nacht … je hebt nog een hele lange avond voor je, en dat is wel weer aantrekkelijk.

48

PLEIN18


Yoga sessies – ruimtelijk fysieke gewaarwording We begonnen elke dag met een 90 minuten durende yoga sessie die door Keren Ben Shachar geleid werd. We konden gebruik maken van het danslokaal van de Kongsbakken videregående skole. Behalve de stimulerende en meditatieve aspecten van de yoga sessies leverden ze ook een sterke bijdrage aan de ervaring van het fysieke zelf. Bewustwording van gewicht, van omvang, druk, en een ruimtelijke voorstelling van het eigen lichaam,het lichaam in de ruimte en de nabijheid tot ander lichamen vormen een wezenlijk onderdeel van de yoga sessies. Verschillende aanwijzingen die onze instructeur Keren ons bood waren buitengewoon prikkelend. Het moment dat we in het duistere lokaal op onze matjes lagen en ze zei: ‘Voel je gewicht, voel waar de grond je lijf ondersteunt, concentreer op die drukpunten, geef de spanning die je voelt af aan de grond, als een geschenk aan de bodem … ‘. Prikkelend en ruimtelijk. De ademhaling op plaatsen richten waar die helemaal niet kan zijn was ook een prachtige ervaring die het ruimtelijk voorstellingsvermogen stimuleert: ‘Breng je adem naar je rug …’. Die focus op ruimtelijke bewustwording blijkt direct samen te gaan met een vorm van ontspanning die heilzaam is.

Sneeuwpop – tectoniek, ontwerpend onderzoek Tijdens een sneeuw wandeling op de eerste ochtend naar het ‘Central Park’ van Tromsøya zijn we op het bevroren meer, Prestvannet terecht gekomen. Deze hoog gelegen, besneeuwde plas was de setting voor een voordracht door Ralph Brodrück en discussie over tectoniek en de relatie tussen maken en ontwerpen. We zagen dat er zelfs bij schijnbaar eenvoudige spel­ activiteiten, die niet meer dan een goed uur duren, hele reeksen onderzoeken en ontwerpbeslissingen genomen worden die leiden tot een gebouwd product. Ook al ‘wordt er maar iets gedaan’, er wordt continu onderzocht, getest, gespeculeerd, overlegd, afgewogen, gekozen en gehandeld. De afzonderlijke tekst Prestvannsnømannen gaat hier dieper op in. De aanwezigheid van verwondering, nieuwsgierigheid, routine en ervaring zijn hierbij de onbewuste basis: Embodied Knowledge.

49

WORKSHOP TROMSØ


50

PLEIN18


51

WORKSHOP TROMSØ


Ongewis wandelen Gedurende grote delen van de dag, en zeker op bewolkte dagen wanneer zelfs de schemering niet lijkt door te zetten is het gewone lopen een uitdaging. De ondergebonden spikes geven op de beijsde bodem een goed houvast, maar nog is het worstelen met de onzekerheid van de gladheid en het geaccidenteerde grondvlak dat door aangevroren richels en hopen sneeuw in de stad tot een hindernisparcours verworden is. Bij voldoende lichtintensiteit is er in de loop op te anticiperen, als het donker is niet meer. De ruimtebeleving wordt dan heel klein. Ik richt mij, ook bij het wandelen door de stad en woonwijken op de voetstap voor me. Nauwelijks verder. Af en toe blik ik omhoog om de richting nog eens te peilen, maar concentreer me weer meteen op de meters direct voor me. Ik hebt nog pijn van de gemene val een dag eerder waarbij ik op mijn zitbeen klapte bij de inrit van de begraafplaats. Bij de wandeltocht met sneeuwschoenen naar de berghut waar we de avond zouden doorbrengen bleek het lopen met de sneeuwschoenen uitdagend. De bijbehorende skistokken waren hier echter een perfecte reisgenoot. Het ‘nordic walking’ dat in sneeuwloze omgevingen voor mijn gevoel altijd merkwaardig uitziet was hier helemaal op zijn plaats. De stokken ondersteunen de voorwaartse en zijdelings bewegingen van de romp en bieden de wandelaar zodoende een extra gelegenheid om in balans te blijven. Hoewel het nog maar net 16.00 u was geweest, was het bos waar we door heen moesten klimmen echt donker en uitdagend. Er was daar weliswaar geen beijzeld straatoppervlak, maar wel een halve meter sneeuw die verwaaid was in stroken, duinen, golven en wandelsporen. Door de regen die er in de dagen er voor gevallen was had het sneeuwpakket een hard, meestal dragende ijskorst gekregen. Soms zakte je er door heen.

52

PLEIN18


Perifeer gezicht Hellende vlakken bleven onzichtbaar in de duisternis waardoor een val in de zachte sneeuw constant op de loer lag. Het evenwicht werd continu getart alsook de snelheid beleving. En misschien de meest duidelijke ervaring was die van de oneindigheid. Bij het wandelen over open sneeuwvlakken leken de benen en armen te bewegen zonder vooruitgang. Zelfs bij het naar de horizon staren kreeg het perifere gezicht te weinig informatie over verplaatsing langs de bodem om een ruimtelijke ervaring tot stand te brengen. Het blijkt hier dat ruimte en beweging onlosmakelijk verbonden zijn met elkaar. Als er geen beweging wordt bespeurd, wordt de ruimte niet ervaren en wordt er een beeld van oneindigheid gesubstitueerd in de perceptie. Op deze nacht van 12 januari 2018 werden we bovendien getrakteerd op een aarzelende vertoning van het noorderlicht. Het bracht de hemelkoepel op een ondoorgrondelijke wijze in beweging die de ruimtebeleving een aanvullende ontregeling bood.

53

WORKSHOP TROMSĂ˜


Hoog. Koud. Guur. Maar. Wat een adembenemend uitzicht! Ik wil dit zien, maar toch ook weer niet. Wat houd me tegen? Het is mijn lichaam dat in strijd is met mijn geest. De gure wind snijdt langs mijn wangen. Ik voel de warmte steeds dieper uit mijn vingers onttrekken. Toch blijf ik. Ik geniet. Dit. Leegte. De kleuren. Het uitzicht. De stilte. In mij. Een moment van tevredenheid. Gelukzaligheid. Rust. Bezinning. Warmte. Gevoed door mijn ziel, bereikt het de rest van mijn lichaam. Totdat de snijdende wind mij weer bij bewustzijn brengt. Ik geconfronteerd word met de realiteit. Mijn zintuigen op scherp staan. Ik de ervaring alleen nog maar dieper, sterker en intenser voel. Dankbaar. Chantal Buisman

54

PLEIN18


55

PLEIN18


Prestvannsnømannen Design and research in the snow Ady Steketee

56

PLEIN18


Tromsøya island, January 12, 2018, 11.10h – 11.40h The first snow in Troms had fallen early in December 2017. There had been about half a meter of snow and the weather had remained dry and cold until Tuesday January 11th. On that day temperatures had climbed to +4 C and it had rained for a few hours. The rain en melted surfaces had frozen up again to form a hard crust on snow while roads and pathways had turned into ice sheets. Many houses had shed parts of their snow cover onto adjoining garage roofs or the ground. Although most Norwegians under the age of 45 consider wearing the spiked cramp-ons under their shoes and boots as definitely ‘uncool’ our Dutch team nearly all wore them. Because of my early arrival I had been able to advise everyone to get a set. Friday morning we went to the local stores to acquire sets for the remainder of our group. Safety for just €15,-!

Frozen lake After negotiating the icy roads out of town with the aid of our newly acquired cramp-ons and suffering the rain which was again pouring out of the cloud on this 4 degree day, we walked down the prepared loipe around Prestvannet lake. The snowy surface had become a hard crust of frozen ice. Rain that had fallen during the previous days had left the snow in a changed state which made it possible to walk over much of the snowy surface without sinking in ankle- or even kneedeep. We took a little sidepath that, judging by the yellow and brown stains was used regularly by dog owners as a sanitary route and which led through the frail bush and birch trees to the edge of the lake. The frozen lake was covered with probably 50 cm of snow. We made our way to some distance from the shore. We stood there, taking in the sudden openness, the white cover and in the distance to the west it was possible to discern the vague greyish outlines of the rugged mountains on Kvaløya. The airport and a fiord lay in between. The nearly total absence of birds and their songs was a surprising natural characteristic. It underlined the silence. An occasional aircraft launched itself into view, climbing steeply away from TOS airport and splitting the quiet with their distinct engine sounds. The CFM56 turbofans of SAS’s 737’s and the Pratt&Whitney turboprops of Widerøe’s Bombardier DASH 8 plane each gave their specific sound to the morning. 1. S imilar to Karl Popper’s theory on development of scientific theory as described in his book Conjecture and refutation.

57

Pioneering spirits soon appeared when people started discussing the possibilities of using snow for a snowball fight. Conjectures about iciness, coherent quality and usability of this snow for various purposes were soon formulated, tested and refuted or accepted 1. Snowballs started flying around and some started modeling a mound.

ESSAY


Theoretical input At this point, Ralph 2 gave a short introduction lecture about the process of making as essential part of the design process. Relation between making and designing could be grouped under the name of ‘tectonics’. He underlined the fact that the experience of making (and failing) was closely interwoven with the process of designing. As example he told us about Brunelleschi who designed these incredible dome structures without actually knowing how to construct them 3. It was by now clear that we were going to spend some serious time at this open place on the lake and the question of ‘what shall we do?’ was soon raised. There was an interesting discussion about this: How can you start doing something without a plan?’ Our critical dance teacher Keren thought this was not possible or productive. The architects however managed to convey the idea that with the accumulated experience everyone has (and develops; what we call embodied knowledge) it is possible to just start something. And then, by remaining in a critical and reflective state one can analyze what is going on as it grows, making observations, changing directions and intentions and formulating a next step. It is the start of the iterative process we know as designing and which can be seen as repeated application of Popper’s concept of conjecture and refutation. The proposal to ‘just go and start something’ could, in combination with regular and critical reflections of the process of making, itself lead to an integrated form of tectonic design.

Snowcrobatics and other testing

2. O ur theoretical support Ralph Brodrück has made his mark as researcher at

The six dance students were in the meantime actively testing physical qualities of the snow-covering by lying in it, rolling around, nose-diving into it, throwing snow, doing headstands, and all sorts of ‘semi acrobatic testing of matter’: snowcrobatics. The architect students were all testing and sampling the constructional quality of the abundantly present material by squeezing snowballs, attempting construction of small towers, tasting, licking the stuff, rolling it into balls and piling up into linear shapes.

TU Eindhoven, working on tectonics and physical experience of space along the lines of phenomenologists such as Hermann Schmitz and Eugène Minkowski. 3. C ontemporary faith in ‘evidence based’ design –i.e.

Wall and Arch Regarding the object of the building activity, various proposals were made and the main line of execution at first seemed to be to build an arch. But how? Agreement was soon reached to first construct a wall of snow in a semi straight line. The concave space under the arch would then be excavated carefully from this wall. Many hands contributed to an impressive start but progress was slow.

‘we’ve been there’ – sadly excludes progress as that implies going where ‘we haven’t been before’.

58

Dome The ambition to build something bigger and spatial (probably inspired by Ralph’s introduction which recalled Brunelleschi’s domes)

PLEIN18


led two students to attempt a dome. These two guys set about defining a circular groundplan. Using a woolen scarf as distance gauge they constructed a circle which was indicated on the snowy surface by shuffling around with the boots at a fixed distance from the ‘centerman’. A definition of whether to relate to the inside (left foot), or outside (right foot) track was quickly made and led to a clear ambition as to the size of the object. Foundation work was rapidly undertaken by four or five participants who chipped in, while some of the others, whose linear plan construction had now been superseded by this circular one, started having doubts about the feasibility of this new, and huge undertaking: ‘My god, we’ll be able to house the whole group in this igloo if we keep it at that size.’ The others too were soon experiencing skeptical thoughts about the high ambitions. The energy needed to keep on finding, excavating and stacking massive amounts of snow soon dwindled.

Balls About the same time a number of students, who had not taken part in the initial enterprise had been starting to roll a ball of snow. Because of the waterlogged, heavy and sticky nature of the snow, the ball soon reached an enormous size. Rolling these things was actually the main challenge now and after a few minutes there were three teams of two to four workers rolling these growing snowballs around the lake. It proved to be a quick way to assemble large masses of snow in an intelligent way: transport and acquisition of building materials were one and the same activity. A distinct improvement over moving handfuls of snow, from further and further away from the wall-building site. Just as is the case with heavenly bodies, which start to materialize when minute gravity forces draw together separate dust particles to coalesce into larger grains; separate grains into lumps and ultimately into planets and stars, here too the separate snow balls appeared to become attracted to each other. Soon there were three of these balls close together in the middle of the lake. The makers of these spherical objects here huddled around and were of course soon discussing ways of utilizing these, in themselves quite impressive constructions into some kind of artefact.

Gravity The guiding limitations of gravity were soon understood. It is a force which, when observed locally at the earth’s surface, attracts objects with mass to the earth in a direction perpendicular to the apparently flat surface we are standing on. It is in fact a force that follows radial lines. Erecting an artificial construction implies bringing objects with mass to a greater distance from this flat surface, which increases their level of potential energy. And as all object naturally tend towards low-

59

ESSAY


Theoretical input

Tectonics and Brunelleschi

Snowtasting

Let’s make an arch!

Snowmining Arrival on frozen lake

Snowtesting

Start wall construction

Snowballfight

My God! This is going to be a huge dome!

Hey, that wall is like bent. Let’s make a circular wall ...

Majority assists in construction

Circular plan is adopted

Majority helps build circular wall

Just start something

There is no way we’re going to manage this

Snowcrobatics Plan or No Plan Minority starts rolling snowball

Design strategy

More join to start more snowballs

Rolling a snowball is easy and fun. The snow here is pretty heavy going though

Plein 18 Tromsø

er energy levels, we have the experience that these raised objects have a desire to return to a lower energy level, the ground in this case. In other words they want to fall down. The only way this can be prevented is by forming a balanced pressure line which is exactly straight and perpendicular to the earth’s surface.

4. W e know that for the simplest, most stable support we need at least three points of support. From personal experience we also know that a three legged stool

By lifting first one, and then the next spherical object on top of the largest, bottom one, soon the outlines of an artefact appeared. The constructors had, without making any concrete working plan or specifications, divided their tasks into an adequate workforce. Of course this construction was an unstable one as the contact surface between two spherical objects is by definition a single point 4. The top ball could roll anywhere. Anxious as it was to decrease its level of potential energy it would surely roll off towards the ground, closer to the centre of the earth. It could do so in any direction.

never wobbles whereas a four-, or morelegged chair has the tendency to do that.

60

C a

The builders immediately grasped the implication of desire which would inevitably lead to catastrophy and were so wise as to hold onto

PLEIN18


Circular plan is abandoned

e

Let’s take a photo and go home! Majority adopts Snowman

Completion and group photo

Shit! I am wet, and it is starting to get dark again

the upper snowglobe until one of them had inserted and condensed enough loose snow-grouting all the way round the point of contact to form a stabilizing toroid body around the point of contact.

5. I later learned from our Norwegian dancer Malene that an even more ambitious construction had been under way here: a true

The smallest snow ball would soon be lifted up on top of the second following the same procedure. Meanwhile a very large fourth ball had been attracted to this group, but was judged too large to lift. It was parked up against the stack of three to form an ‘in between’. The existing space in between was finally modelled to form something of a window by Chiara, one of the dancers 5. Ulas was trying to clamber up on top of the stack, but because of its height and apparent instability, in the end decided not to.

igloo, made up from stacked snowballs. Rain, cold and our approaching afternoon program prohibited further construction though.

61

We had constructed a well-known icon: a snowman which served as the stage for a group portrait. After admiring our works and being now soaked to the bone, we decided to leave the site and return to the hotel for lunch. The snowman is probably still there as I write.

ESSAY


62

PLEIN18


63

PLEIN18


Colofon Dit is een uitgave van Artez Academie van Bouwkunst. Deze reader is geen handelsobject en uitsluitend bestemd voor toepassing binnen het onderwijs. Redactie Bob Zanders, Ralph Brodrück, Ady Steketee, Ko Jacobs Organisatie Plein 2018 Bob Zanders Begeleiders Asu Aksu, Ana Serrano, Twan Verheijen, Wout Waanders, Maarten Krielen, Ralph Brodrück, Ady Steketee, Keren Ben Shachar. Met speciale dank aan Kjerstin Uhre Anne Oterholm Turid Furumo Grafisch ontwerp Accu grafisch ontwerpers, Linda Swaap Druk GVO



“Waarnemen, bewegen en leren is alleen mogelijk omdat het lichaam eraan te pas komt. De lichaamloosheid van computerprogramma's is de voornaamste reden dat ze zich niet met de menselijke intelligentie kunnen meten.” Dalibor Vesely, Ruimte, simulatie en de verdwijning van het lichaam in de hedendaagse architectuur, Oase #58, 2002, p. 64

“De wereld is wat wij zien en (...) niettemin moeten we haar leren zien – ten eerste in de zin dat we dit zien moeten vergelijken met onze kennis, er bezit van moeten nemen, zeggen wat wij en wat zien zijn, doen dus alsof we er niets van weten, alsof we nog steeds alles moeten leren.” Maurice Merleau-Ponty, The Visible and the Invisible, Evanston, 1968, p. 4


“Het leven geen argument. – Wij hebben onze wereld zo ingericht dat we erin kunnen leven – door uit te gaan van lichamen, lijnwen, vlakken, oorzaken en gevolgen, beweging en rust, vorm en inhoud: zonder deze geloofsartikelen zou momenteel niemand het leven kunnen uithouden! Maar daarmee zijn ze nog niet bewezen. Het leven is geen argument; een van de voorwaarden van het leven zou de dwaling kunnen zijn.” Friedrich Nietzsche, De vrolijke wetenschap, Uitgeverij de Arbeiderspers, 2011, fragment 121


Plein. Ieder studiejaar wordt het onderwijsprogramma van de maand januari ingevuld met workshops rond een thema dat weliswaar verwant is aan het ontwerpen van architectuur, maar niet per se een ontwerpactiviteit hoeft te behelzen. De workshops zoeken de grenzen van de discipline op en kunnen die ook overschrijden. De formule van het Plein als pionierruimte in de strakke orde van het jaarlijkse onderwijsprogramma maakt een diversiteit aan invullingen mogelijk. Het laat handen en hoofden op een andere manier werken; het is een vrijplaats voor denken en doen, handelen en reflecteren, proberen en oefenen, samenwerken en eigenzinnigheid, mislukkingen, successen en bijvangsten. Masteropleiding Architectuur ArtEZ Academie van Bouwkunst


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.