4 minute read
Piet van der Put geniet van zijn penningmeesterschap
Weldadig enthousiasme spat me tegemoet als ik bij Piet van der Put naar binnen stap. Piet van der Put: hij gaat vanaf 2017 over de penningen bij Thialf, loodst Thialf hun oude locatie uit, vindt een geschikte vereniging om mee door te tennissen, onderhandelt mee bij de gemeente en wordt na de fusie penningmeester bij DLTC-Thialf (sinds 1886, dat bleef). Zijn beurt voor herkiesbaarheid komt in 2024, nog even genieten dus.
Advertisement
Piet, van huis uit actuaris, “ik heb iets met cijfers”, gaat er na zijn pensioen vol in. En niet alleen met cijfers. Er kan na de aanzegging door de gemeente dat Thialf zal moeten vertrekken volop worden onderhandeld. Van der Put geniet zichtbaar als hij daar over vertelt: dossierkennis, administratie op orde, weten wat je wil en zien waar de kansen liggen. En het werkt.
Het matcht wonderwel
Thialf heeft dan weliswaar geen banen meer, maar wel leden en (intussen) een bruidsschat. En na een grondige screening van mogelijke partners matcht het in de bestuursregionen wonderwel met DLTC. En dwars door de verbazing in de Dordtse tennisclubwereld en de consternatie onder de leden met hun (voor?)-oordelen over de kloof in clubculturen wordt besloten tot fusiebesprekingen. De clubs zijn gelijkwaardig, hebben elkaar qua clubcultuur veel diversiteit te bieden en geven samen een financieel gezond perspectief. De fusie krijgt vorm en wordt geaccordeerd. Veel werk voor besturen en commissies. En ook nu is er voor de penningmeester(s) veel meer te doen dan boekhouden. Onderhandeld wordt er opnieuw, nu met de gemeente over inrichting van het terrein en met aannemers, leveranciers en installa6 teurs over de aanpassingen aan de banen, verlichting, clubhuis... ‘ja, heerlijk hè’, breng ik in, ‘maar zo nu en dan moet er toch ook gewoon gepenningmeesterd worden, boekhouden en zo?’ en ik denk aan mijn voorgangers.
Aan de handgeschreven schriftjes van Attie (de Jong), de dubbele boekhouding van Henk (van Capelleveen) met het toen nog beginnende digitale ‘conscribo’ * waarvan hij wel (wat?) gemak had maar zich tenminste kon laten verrassen door de constatering dat het dezelfde resultaten gaf als zijn eigen boekhouding. En ik denk aan mijn eigen strijd met dit digitale monster: de overtuiging dat je er de boekhouding op zou moeten kunnen doen, maar waarbij, vaker dan ik toe wil geven, dat gezicht van de digibeet mij, als vanuit een spiegel, met zijn valse grijns zit uit te lachen.
Paar uur in de week
Dan Piet: ‘Nee hoor, een paar uur in de week neem ik even tijd om de boel bij te werken. De app van de KNLTB werkt goed en makkelijk’ (Je hebt wat met cijfers of niet.) ‘En dat niet alleen, neem de bar, met de digitale kassa en de pinpas, alles direct geregistreerd, wat, wanneer, door wie, met overzichten naar believen. Betaaldiscipline, voorraad en voorraadbeheer, alles in een handomdraai, betrouwbaar en klaar voor de balans, de jaarcijfers en het beleid.’ Even denk ik met weemoed terug aan mijn excel-barmodel. De voldoening om met onderbouwde guesses aannemelijk het verschil te kunnen verklaren tussen omzet en opbrengst van de bar. Let wel dit gebeurde in een tijd dat er werd gestreden of de koffie 1 euro of 75 cent moest kosten om zowel de binding met de club als de baropbrengst te vergroten. De Baropbrengst bij DLTC was trouwens (afgezien van het OT), niet écht een issue in de exploitatie. 4 Piet laat intussen de DLTC-Thialf barcijfers van de eerste 3 (winter!)maanden zien. Ik geloof mijn ogen niet en twijfel acuut aan het hele digitale systeem. ‘Klopt hoor’ zegt hij, als hij mijn verbijstering ziet.
‘Hoe zie je de toekomst?’ vraag ik, ‘financieel bedoel ik.’ ‘Kijk naar het park, het clubhuis, de padelbaan, kijk naar de balans. We staan sterk.’ ‘Ik bedoel’, zeg ik, ‘DLTC’s probleem was vergrijzing en verjonging kwam niet lekker van de grond, en bij Thialf is er ongeveer dezelfde leeftijdsopbouw, schuiven we het probleem niet voor ons uit?’ Van der Put (ook bestuurder): ‘Ook jonge nieuwe leden melden zich en er is meer. De club heeft meer momentum, de integratie komt op gang, er zijn initiatieven en er is enthousiasme. Ik zie dat wel goed komen.’ Onderonsje lukt niet
De tijd dringt en ik heb nog één ding te bespreken (zó vaak krijg ik de kans nu ook weer niet tot een serieus gesprek met mijn penningmeester): ‘Nu hebben we wél een padelbaan, maar mijn muurtje is weg, is daar nou niks aan te doen? Piet is duidelijk: ‘Padel trekt leden, een muurtje is voor een uitstervend soort, hooguit een enkele 70+er probeert op de muur zijn tennis op te krikken, bovendien die 70+er is al lid. En, dan nog, stel dat het geld er zou zijn, dan is er nog steeds geen plek.’
En zo is Piet van der Put: enthousiast en gezellig, duidelijk, als een moderne boekhouding, meester over de penningen en een harde onderhandelaar. Voor mijn muurtje zal ik een actie moeten starten, met zo’n onderonsje gaat dat niet lukken...
Jan van Toorenburg
* Conscribo, het eerste ‘boekhoudpakket’ bij DLTC