INHOUDS OPGAVE
REDACTIE & VORMGEVING:
Wendy van Rijsbergen w.vanrijsbergen@avans.nl
Bas Koebrugge b.koebrugge@avans.nl
Monique Wintermans
mwam.wintermans@avans.nl
Eugene de Kok eugene.de.kok@hz.nl
Ewout Vaes ejg.vaes@avans.nl
© 2024 MNEXT
Wil je artikelen uit dit magazine zelf gebruiken of delen? Graag zelfs! Neem dan alsjeblieft wel even contact met ons op!
Meer weten over ons?
Bekijk dan de website
"HET IS TIJD VOOR
LEF ÉN INNOVATIE"
Tussentijd
Er zijn vast vaker momenten in de geschiedenis geweest die voelen als een wankele brug tussen het oude en het nieuwe, tijden waarin we balanceren tussen vertrouwde gewoontes en onzekere vooruitzichten. Met de materialen- en energietransitie zitten we nu in zo'n fase. We bevinden ons in een tussenperiode waarin erg veel in beweging is en niet veel al vaststaat. Hier, op dit kruispunt, moeten we zowel innovatief zijn alsook lef tonen. Maar jammer genoeg trekt onze drang naar groei en de angst voor daadwerkelijke verandering ons vaak terug naar de veiligheid van het bekende.
Technologieën van de toekomst – zonneenergie, nieuwe hernieuwbare materialen, elektrische auto's en efficiënte batterijen – kloppen al op de deur. Maar zoals met elke nieuwe gast die je huis betreedt, moet je wat ruimte maken. Zowel fysiek als in je hoofd. Technologische innovaties bieden ons geweldige mogelijkheden, maar dat is hoogstwaarschijnlijk niet genoeg. De transitie vraagt naast technologie ook om gedragsverandering en mogelijk systeemaanpassingen. En hier wringt de schoen.
In onze samenleving draait veel nog steeds om groei. Groei is het magische woord dat onze politici hun zetels doet behouden en CEO’s hun bonussen bezorgt. Maar diezelfde groei is ook de bron van onze overmatige consumptie en de teloorgang van onze leefomgeving. Wat we nodig hebben, is een drastische verschuiving in denken en doen. Minder consumeren, meer hergebruiken. Dat betekent niet alleen minder plastic tasjes en meer zonnepanelen, maar ook een fundamentele verandering in hoe we onszelf en onze samenleving (gaan) organiseren. Ook op economisch vlak.
Stel je eens voor: een economie die daadwerkelijk draait om welzijn in plaats
van alleen winst. Waar de waarde van een bedrijf wordt gemeten aan zijn ecologische voetafdruk en niet aan de stijgende grafieken van de AEX. Waar bedrijven echt worden gestimuleerd om innovatief te zijn in duurzaamheid en bestraft voor hun verspillende praktijken. Droom of hallucinatie?
In ieder geval stuit deze droom op de harde realiteit. De subsidies voor fossiele grondstoffen blijven onverminderd stromen, terwijl duurzame energie vecht voor een plekje onder de zon. Beleidsmakers blijven vaak verstrikt in korte termijn denken, bang om kiezers te verliezen als ze te rigoureus knippen in de subsidies voor bijvoorbeeld goedkope benzine en goedkope energie voor grootverbruikers. En ondertussen, thuis of op kantoor, doen we alsof het allemaal wel goed komt met een beetje recyclen en een hybride auto op de oprit.
Volgens mij is het niet genoeg. Deze tussentijd vraagt om meer dan halfslachtige pogingen en groene marketingcampagnes. We hebben een culturele omwenteling nodig, een collectieve omarming van duurzaamheid en natuur als kernwaardes. Dit is de tijd om onze gewoonten te herzien, onze
prioriteiten opnieuw te bepalen en ons te richten op een toekomst die leefbaar is voor iedereen.
En ja, dat betekent offers. Het betekent misschien dat we afscheid moeten nemen van goedkope vluchten naar zonnige oorden en onze koopjesjacht op Black Friday. Maar laten we eerlijk zijn: de prijs van nietsdoen is vele malen hoger. Minder is meer.
Hoewel de toekomst niet wacht, is er ook hoop. En die hoop zit in onze huidige en toekomstige studenten. We betrekken onze studenten actief bij deze dilemma's. Naast het bijbrengen van technologische kennis, laten we hen via debat stelling nemen. Het is tijd voor lef én innovatie. En met ons nieuwe laboratorium aan de Korte Huifakkerstraat, dat na de zomervakantie geopend wordt, zetten we bovendien een stap naar nog meer innovaties met het MKB en ook meer betrokken studenten. Groei is dus niet altijd negatief. Of toch wel? Dit is een uitnodiging voor debat, laten we deze discussie vooral samen voeren.
Ralph Simons Directeur MNEXT
NATUURINCLUSIEF RAILGEBONDEN GEBOUW Prototype, geplaatst in de binnentuin van kantoorgebouw van ProRail
Deze gaan we nog vaak terugzien
Recent onderzoek van MNEXT en partners toont aan dat er kansen liggen voor het vergroten van biodiversiteit in Nederland, door op gebouw-, straat- en gebiedsniveau aandacht te besteden aan, zoals het heet, ‘natuurinclusief’ te bouwen of renoveren. Eerder publiceerde het consortium daar al deze whitepaper over. Graag zoemen we dit keer in op het aandeel dat MNEXT had in het geheel, namelijk natuurinclusieve toepassingen op gebouwniveau. Onderzoekers en studenten werkten aan innovaties in de zogenaamde ‘railgebonden gebouwen’ van ProRail. En daar gaan we allemaal daadwerkelijk de resultaten van terugzien!
“Natuurinclusief bouwen heeft veel meer potentie dan alleen een sedum-dak en een aantal planten tegen een gevel plakken. Nieuw opgedane kennis zorgt voor nieuwe mogelijkheden voor implementatie,” vertelt Arjen Boon, MNEXT onderzoeker bij het lectoraat Biobased Bouwen. “Het maakt bijvoorbeeld nogal uit of een gebouw midden in de stad staat, of bij een bosrand. Daar leven hele andere dieren, die op een hele andere manier nestelen, schuilen, et cetera.” Tegelijkertijd gaan de ontwikkelingen van biobased bouwmaterialen razendsnel. Door toepassing van biocomposiet materiaal in daken of wanden bijvoorbeeld, kunnen flexibele ontwerpen worden gemaakt, die gemakkelijk afgestemd kunnen worden op de flora en fauna in het gebied waar het gebouw wordt geplaatst. Arjen: “In dit project brengen we die twee sporen samen. In samenwerking met een aantal enthousiaste partners konden we praktijktesten uitvoeren en zijn we zelfs hard op weg naar implementatie in de praktijk!”
Langs het spoor
Die implementatie waar Arjen op doelt is bij het welbekende ProRail, partner in het project. Collega-onderzoeker Ilse Rovers: “ProRail toonde zich zo’n enthousiaste partner, die zich heel goed bewust is van het maatschappelijk karakter van de organisatie en vanuit die rol het goede voorbeeld wenst te geven. Gedurende het project zagen we het beetje scepsis dat er nog was wegebben, bij iedere nieuwe lichting studenten was men positiever over de samenwerking.” Onderwerp van onderzoek bij ProRail waren de zogenaamde ‘railgebonden gebouwen’, de technische gebouwen
die overal in Nederland langs het spoor staan en essentieel zijn voor het laten rijden van treinen.
Die railgebonden gebouwen staan in allerlei verschillende landschappen, zoals bos, grasland of stedelijk gebied. Ieder landschap heeft zo haar eigen flora en fauna en dat betekent dat het natuurinclusief maken van een railgebonden gebouw moet passen binnen die regio en geschikt moet zijn voor de dieren die dáár leven. Onderzoekers en studenten van MNEXT brachten dit alles in kaart en adviseren ProRail zo hoe de designs van de railgebonden gebouwen zo natuurinclusief mogelijk te maken zijn en welke biobased bouwmaterialen daarvoor geschikt zijn.
Stijn Debets, systeemspecialist ProRail en mede-initiator van het Modulair, Circulair, Energieneutraal en Natuurinclusieve railgebonden gebouw, blikt terug: “Toen ik gevraagd werd om als opdrachtgever aan te haken bij het project, moest ik eerlijk gezegd eerst zoeken wat dit inhield. Binnen een grote organisatie met veel ontwikkeling en verandering wordt je meestal niet gevonden voor dit soort initiatieven. Ik ben blij dat dit toch gelukt is! Vanaf het allereerste moment merkte je de goede energie die er op het project zat. Via MNEXT hebben we direct getracht om leuke en variërende opdrachten te bedenken om onze ontwikkeling een boost te kunnen geven. Deze varieerden van onderzoeken naar locatiespecifieke flora & fauna kansen en Europese onderzoeken naar biobased en circulaire gevelafwerkingen, tot onderzoek naar het gevoel van mijn collega’s bij het toepassen van biobased
materialen en flora en fauna in onze assets. Wij zijn namelijk erg gehecht aan robuuste en veilige materialen. Deze onderzoeken hebben stuk voor stuk meerwaarde gehad in onze ontwikkeling en acceptatie!”
Treintje van studenten
Ilse: “Vanaf het begin van het project zijn er studenten actief geweest in het onderzoek, uiteindelijk niet minder dan 13. Iedere student, of hij/zij nu bezig is met een specialisatie, minor of stage/afstuderen, borduurt voort op het werk van zijn of haar voorganger. Door de goede wisselwerking met ProRail wordt ook enthousiasme onder de studenten aangewakkerd en dat brengen zij over op hun medestudenten. Uiteindelijk levert dit uitstekende resultaten op voor alle betrokkenen.”
Implementatie
ProRail neemt duurzaamheid en CO₂-reductie zoals gezegd erg serieus, en vindt in de resultaten uit het project houvast om het ontwerp van nieuw te bouwen railgebonden gebouwen te verbeteren, voor mens en natuur. Grote kans dus dat we de natuurinclusieve ontwerpen, uitgevoerd in biobased
Meer lezen? Bezoek de websites van ProRail en MNEXT Contact over dit artikel | Arjen Boon | +31 88 525 3085 |
bouwmaterialen, ook daadwerkelijk vaak gaan terugzien langs het Nederlandse spoor.
“Het toonbaar maken van resultaten heeft veel meerwaarde voor ons.” vervolgt Stijn. “Als conservatieve organisatie willen we altijd zeker weten dat een ontwikkeling veilig, betrouwbaar en beschikbaar is. De ontwikkeling van ‘nieuwe’ biobased bouwmaterialen is in die zin spannend. We weten immers nog niet hoe dit materiaal zich over 50 jaar houdt. Hetzelfde geldt voor het toepassen van flora en fauna in een object. Hoe ga je jezelf beperken in je exploitatie door bestaande wet- en regelgeving? Welke beheertaken komen erbij? Door in deze vragen te blijven hangen maak je geen ontwikkeling door. Het besluit om pilots op te starten en te bouwen zorgt er nu voor dat we kunnen laten zien dat het allemaal niet spannend is. Ja, je zal een aanpassing in beheer moeten doen, maar wil je impact hebben op duurzaamheid en biodiversiteit, dan moet je ook durven veranderen. Zonder de onderzoeksresultaten van MNEXT hadden we hier zeker een veel langere doorlooptijd voor nodig gehad.”
Lokaal opwekken, lokaal gebruiken
De energietransitie staat steeds hoger op de agenda’s van bedrijventerreinen. Zo blijft het terrein aantrekkelijk voor bestaande én toekomstige ondernemers. Maar elk bedrijf heeft andere energiebehoeften en het energieverbruik overdag is doorgaans veel hoger dan ’s avonds. Het voorspellen van energieverbruik op een bedrijventerrein is dan ook ingewikkeld. Daarom is het belangrijk om de energievraag en het energieaanbod op een bedrijventerrein te inventariseren en op elkaar af te stemmen. MNEXT onderzoekt de mogelijkheden voor een Energy Hub op bedrijventerrein Steenakker in Breda. Een goed voorbeeld van hoe kennisinstellingen, studenten en bedrijven samenwerken aan slimme oplossingen voor moeilijke vraagstukken.
Een Energy Hub is een samenwerking tussen bedrijven om duurzame energie te produceren en aan elkaar te leveren. Door de productie en consumptie van energie lokaal op elkaar af te stemmen benutten we het elektriciteitsnet beter. Op een regenachtige dag is de productie van zonnepanelen laag, terwijl op zonnige dagen juist veel energie wordt opgewekt. Wanneer alle zonnepanelen tegelijkertijd stroom leveren, kan er een overschot ontstaan. Pieken in de energieproductie belasten vervolgens het elektriciteitsnet. Door slim in te spelen op de momenten van vraag en aanbod bereik je een meer evenwichtige belasting van het. Hiervoor moeten bedrijven goede afspraken met elkaar maken.
Een Living Lab voor innovatie
“Veel bedrijven kunnen momenteel niet uitbreiden, omdat de netbeheerder aangeeft dat het elektriciteitsnet vol is. Sommige bedrijven overwegen zelfs te verhuizen naar een andere plek. Duur voor ondernemers en onwenselijk voor gemeenten. Daarom vragen steeds meer bedrijventerreinen om onze hulp rondom verduurzaming. Helaas kunnen we niet overal helpen, maar omdat ons nieuwe MNEXT lab binnenkort op bedrijventerrein Steenakker gevestigd wordt, is het voor ons extra interessant om juist hier aan de slag te gaan,” aldus Maria Cliteur, docent-
FUTURE RETHINKER
onderzoeker bij het lectoraat Smart Energy. “We willen hier samen met onze studenten een Living Lab creëren gericht op verduurzaming van het bedrijventerrein.”
Van theorie naar praktijk Afstudeerder Anke ter Huurne is alvast aan de slag gegaan met een eerste inventarisatie. Anke vertelt: “Ik heb onderzocht welke bedrijven er zijn, wat ze produceren, en of ze groot- of kleinverbruikers zijn. Daarnaast heb ik gekeken naar het gebruik van machines en de activiteiten overdag, 's nachts en in het weekend. Opvallend genoeg verbruikt één bedrijf meer energie dan alle andere bedrijven samen! Ook heb ik gekeken naar een bedrijf dat met een enorme hoeveelheid zonnepanelen veel meer opwekt dan het gebruikt. Hiervoor heb ik 3 methoden uitgewerkt om dat overschot op te slaan: waterstofopslag, warmteopslag en verwarming zonder gas.” Anke onderzoekt nog de mogelijkheden voor peakshaving en loadshifting. Dit houdt in dat je de pieken in energieverbruik gedurende de dag aanpast door onderling samen te werken. Het doel is dat alle bedrijven naar verhouding gaan bijdragen en investeren in oplossingen.
Zonne-energie en opslag
Onderzoeker Hugo de Moor vervolgt: “Bedrijven die zonne-energie opwekken,
willen deze energie vaak direct gebruiken. Daarom onderzoekt het lectoraat hoe deze energie binnen één of twee dagen kan worden opgeslagen en direct kan worden gebruikt, of aan elkaar kan worden geleverd. We onderzoeken ook seizoensopslag om het verschil tussen zomer en winter te overbruggen. Want zomers produceren we veel energie en ‘s winters hebben we energie nodig voor de verwarming van gebouwen. Het idee is dat de opgewekte energie niet alleen voor eigen gebruik is, maar ook geleverd kan worden aan naburige bedrijven. Hoewel dit logisch klinkt, gebeurt dit nog niet op grote schaal en dat willen we graag veranderen. Dit concept is nieuw voor veel ondernemers. Iedereen is gewend om de stekker in het stopcontact te steken en zonder na te denken energie te ontvangen. In een Energy Hub moeten bedrijven zelf nadenken over hun energievoorziening en hoe ze deze gezamenlijk kunnen beheren. Hier is kennis, tijd en geld voor nodig.”
Communicatie en gedragsverandering
Anke's onderzoek toont aan dat veel ondernemers nog niet echt bezig zijn met hun energievoorziening en in eerste instantie ook niet echt enthousiast zijn over een Energy Hub. Ondernemers hebben een duidelijke noodzaak nodig om veranderingen door te voeren. Het is daarom belangrijk dat bedrijven
weten dat je uiteindelijk ook veel geld gaat besparen. Maar hoe krijg je deze ondernemers aan boord? “Daar hebben we nieuwe studenten voor nodig, zoals communicatiestudenten,” aldus Maria Cliteur. “Wij technici bedenken de technische kant, maar gedrag en communicatie zijn ook enorm belangrijk.
Er liggen dus nog veel mogelijkheden voor vervolgprojecten op dit bedrijventerrein!”
De toekomst van de Energy Hub
De MNEXT onderzoekers hebben er alle vertrouwen in dat de Energy Hub op Steenakker gaat slagen. In de ideale
situatie voorzien de bedrijven straks voor 80% in hun eigen energiebehoefte waardoor ze nog maar 20% van het landelijke net hoeven te gebruiken. We hopen dat we over een aantal jaar trots kunnen zeggen dat we dit samen met onze studenten hebben bereikt!
MNEXT ONDERZOEKERS OP STEENAKKER
Lectoraat in beweging
Lectoraten zijn altijd in beweging. Met de HZ-onderzoeksgroep Marine Biobased Chemie van Tanja Moerdijk is dat niet anders. De associate lector verkent momenteel welke kant zij de komende jaren op gaat met haar lectoraat. Dat gezond, duurzaam en smaakvol voedsel en de transitie van dierlijke naar plantaardige eiwitten, vooral uit mariene bronnen, daarin een belangrijke rol spelen, is duidelijk.
Tanja werkt al jaren bij het in 2017 opgezette lectoraat. Waar ze begon als onderzoeker onder een andere lector is ze als associate lector (en op termijn lector) nu zelf verantwoordelijk voor de onderzoekslijnen. De afgelopen jaren hield Tanja zich vooral bezig met verschillende toepassingen van zeewier. Het project Freshlayer is hiervan het bekendste voorbeeld. Hiervoor maakte
Tanja een smaak- en geurloos, verpakkingslaagje van zeewier waarmee appels langer houdbaar zijn. Doordat het laagje is gemaakt van zeewier lost het op in water en zorgt het niet voor (nog meer) plastic afval.
Tanja blijft zich de komende tijd verdiepen in de toepassingen van zeewier, maar wil een bredere basis voor haar lectoraat waarmee ze het Joint Research Center Zeeland in Middelburg als thuisbasis heeft. “De Zeeuwse delta is een bron voor gezond, smaakvol en betaalbaar voedsel op basis van mariene en terrestrische bronnen,” legt ze uit. “We kijken de komende jaren vooral naar de eiwittransitie en het gebruik van nieuwe hulpbronnen, de chemische eigenschappen van voedselcomponenten en innovatieve, circulaire verwerkingsmethoden.” Alle innovaties op deze gebieden moeten tot stand komen in samenwerking met bedrijven en kennisinstellingen.
Natuurlijke bronnen
Voedsel krijgt een veel belangrijker rol binnen het lectoraat. Zo wil ze bijvoorbeeld onderzoek doen naar de smaak en geur van stoffen die uit natuurlijke bronnen, landbouwreststromen of de voedingsindustrie worden geëxtraheerd. “Hiermee zou je een gezond, regionaal drankje kunnen maken.”
Volgens Tanja gebeurt er in Zeeland veel rondom voedsel. “We hebben hier een grote diversiteit aan voeding, van zee tot land,
de hele voedselketen is hier te vinden.” Dat maakt Zeeland onderscheidend ten opzichte van andere provincies.
Doel is om van Zeeland een voorbeeldregio te maken voor andere provincies. De HZ moet hierin een belangrijke rol spelen.
Tanja en haar collega’s van onderzoeksgroep Aquaculture in Delta Areas, Kenniscentrum Ondernemen en Innoveren en de opleiding Food Business Innovation spelen hier onder meer op in met de oprichting van de HZ Food Community. De initiatiefnemers willen een gezamenlijke visie op het thema food maken voor de HZ, het onderwijs en onderzoek rondom het thema een impuls geven, het aanbod in de restaurants van de hogeschool verduurzamen en hiermee de positie van de kennisinstelling binnen de voedseltransitie in Zeeland versterken. Samen werken en leren staan centraal in de community.
Food Challenge Bus
Een mooi voorbeeld van de samenwerking is de Food Challenge Bus, die begin juni door Zeeland reed. Studenten van de (deeltijd) opleidingen Chemie en Food Business Innovation bezochten onder begeleiding van docenten en onderzoekers, zoals Tanja, meerdere bedrijven in de regio.
Thema van de dag was de rol van mariene eiwitten in de Zeeuwse eiwittransitie. De studenten gingen onder meer langs de Seaweed Company, Wilthagen in Tholen, de Seaweed Company en de Hatchery van de Roem van Yerseke en restaurant De Zeeuwse Streken van Cas Zwemer in Middelburg. Zo maakten ze kennis met tal van bedrijven binnen de voedselketen. De studenten werden uitgedaagd om onder begeleiding een idee uit te werken tot een overtuigende pitch, teams te vormen en hun ideeën te toetsen aan de markt.
VERSCHILLENDE ONTWERPFASES IN BEELD van Martijns schetsen en vormstudie tot 3D-design en prototype
What's in a chain?
Een sieraad ontwerpen dat de transitie van een fossiele naar een biobased maatschappij symboliseert. Die uitdaging kreeg Marlies Schets, productontwerper bij MNEXT, voorgehouden door Martijn Zieverink. Het resultaat is een keten waaraan letterlijk af te zien is hoeveel voortgang er is gemaakt in de biobased transitie. En dat is niet het enige bijzondere aan dit one-of-a-kind sieraad.
Martijn hield dit voorjaar zijn lectorale rede, waarmee hij officieel als lector van Avans is beëdigd. Tijdens de rede wordt traditioneel een lectorale keten omgehangen, als symbool van het lectorschap. Zoals enkele lectoren van MNEXT al eerder deden koos Martijn niet voor een gebruikelijk sieraad van – uitputbare – edelmetalen, maar voor een bijzonder exemplaar met een geheel eigen verhaal.
De materialentransitie verbeeld
Onze huidige maatschappij hangt van fossiele grondstoffen aan elkaar en het is juist de belangrijkste focus van het lectoraat van Martijn om te onderzoeken hoe die ketens kunnen worden doorbroken en vervangen door biobased schakels. Precies dit is ook het verhaal achter het sieraad dat Marlies ontwierp. “De keten verbeeldt de stand van de materialentransitie, met op dit moment voornamelijk zwarte (fossiele) schakels. Naarmate we meer biobased materialen gebruiken dan vervangen we de fossiele schakels door biobased.” De vorm van de schakels symboliseert Martijn zijn eigen achtergrond, als gepromoveerd chemisch engineer. Verder zijn de gebruikte materialen precies zoals je ze mag verwachten. Marlies: “De fossiele schakels zijn van ABS (acrylonitril butadieen styreen), een fossiel-gebaseerde kunststof waar bijvoorbeeld ook lego van wordt gemaakt. Niet toevallig overigens, want Martijn hobbyt graag met lego. De biobased plastic onderdelen zijn van PLA (polylactide), een polymeer van melkzuur, afkomstig uit biomassa. Als laatste hebben we een reststroom hout gebruikt, dat staat voor een biomassa reststroom in de materialentransitie."
Uit één stuk
Naast de bijzondere ontwerpgedachte werkte Marlies binnen een aantal andere zelf opgelegde kaders. Zo zijn alle hexagonen van een verschillend formaat, waardoor ze met minimaal verlies uit één stuk materiaal kunnen worden gesneden. Ook is de snijlijn van de binnenkant van de grootste schakel gelijk de buitenkant van de volgende, waardoor minder gesneden hoeft te worden en daarmee minder energie nodig is.
De grootste uitdaging, aldus Marlies, waren de verbindingen tussen de schakels. “Maar nu het gelukt is, is het ook hetgeen geworden waar ik misschien wel het meest trots op ben. De verbindingsstukjes, een soort clips, zijn zo ontworpen dat de keten goed over Martijns schouders valt. Iedere clip heeft z’n eigen plek en zet de schakels in een bepaalde hoek, maar ze geven tegelijkertijd wel ook stevigheid aan de keten. Het is iets dat helemaal zelfbedacht is en wat echt heel goed is uitgepakt. Ik ben heel trots op het eindresultaat!”
Geen kaas maar kleuren
Yoghurt, kaas, bier… allemaal gemaakt volgens de eeuwenoude fermentatie techniek. Een proces waarbij micro-organismen zoals bacteriën en schimmels, suikers omzetten in alcohol, gassen of zuren, wat wordt gebruikt bij de productie van voedingsmiddelen en dranken. Bij MNEXT gebruiken we de moderne versie: slimme fermentatie. Deze techniek maakt gebruik van genetische modificatie en geavanceerde technieken zoals CRISPR-Cas om de productie van specifieke stoffen te optimaliseren. Klinkt ingewikkeld? Voor Mirthe Raats en Jasper Meijer, onderzoekers bij MNEXT, is dit dagelijkse kost. Ze vertellen ons meer over deze veelbelovende technologie en recente projecten waar zij aan werken.
Maar wat is het nou precies? Mirthe: “Eigenlijk een combinatie dus van oude tradities met moderne biotechnologie. We gebruiken micro-organismen zoals bacteriën en schimmels om op een duurzame manier bouwstenen te produceren voor producten en materialen.” En waarom is dat duurzaam? “Slimme fermentatie kan reststromen uit de agro-voedingsindustrie als grondstof gebruiken. Dit betekent dat we afval kunnen omzetten in waardevolle producten. Dat draagt bij aan een circulaire en biobased economie en maakt ons minder afhankelijk van fossiele brandstoffen. Daarnaast heeft het proces minder impact op het milieu, vergeleken met traditionele methoden. Dit helpt bij het verminderen van vervuiling en energieverbruik.” Klinkt goed!
Kleuren maken met schimmels Eén van de projecten waar aan wordt gewerkt is TUFUCOL. In dit project worden schimmels door fermentatie omgezet in kleurstoffen voor non-food toepassingen. Het labwerk vindt voornamelijk plaats bij de HAN hogeschool en bij MNEXT. Mirthe legt uit: “Voordat we beginnen met kweken breng ik de schimmel in kaart. Wat doen de genen? Welk gen zorgt er precies voor de kleurproductie? Vervolgens pas ik de schimmel aan door het DNA te veranderen. Dit doen we met CRISPR-Cas, een soort schaar die DNA kan knippen en nieuwe stukjes kan toevoegen. Met deze innovatieve techniek kunnen we de micro-organismen precies zo veranderen dat ze beter werken en meer van een bepaalde stof aanmaken, zoals in dit project kleurstoffen.”
Vervolgens gaat Jasper verder met het proces: “We verzamelen veel gegevens over hoe deze micro-organismen groeien en werken. Met behulp van kunstmatige intelligentie (AI) analyseren we deze data om de omstandigheden optimaal te maken. Dit betekent dat we precies weten welke voeding, temperatuur en hoeveel zuurstof de micro-organismen nodig hebben om zo goed mogelijk te werken. En in dit geval, om zoveel mogelijk en de beste kwaliteit kleurstof aan te maken. Als de opbrengst vervolgens nog niet optimaal is, kijk ik samen met Mirthe of er iets moet veranderen in het DNA of dat het te maken heeft met de omstandigheden. Het is een continue interactie.“
Van lab naar fabriek
De slimme fermentatietechnieken beginnen in het lab, waar Mirthe en Jasper de ideale omstandigheden voor groei en productie creëren. Het uiteindelijk doel is natuurlijk dat de technieken op grote schaal toegepast worden. Jasper: "We houden altijd in ons achterhoofd dat het ontwerp uit het lab ook werkbaar moet zijn in de fabriek, als het toegepast wordt in producten. Daarvoor werken we ook samen met andere lectoraten van MNEXT. Dat is het mooie aan MNEXT, dat we die koppeling kunnen maken.” Binnen TUFUCOL zijn maar liefst acht mkb bedrijven betrokken. Ook daar vindt continu afstemming mee plaats. Mirthe vertelt: Toevallig hebben we deze week weer samples opgestuurd naar één van de bedrijven. Met hun feedback kunnen wij vervolgens weer aan de slag. Samen komen we tot de beste resultaten.”
Kennis en infrastructuur
In de tussentijd wordt er hard gewerkt aan nieuwe lab ruimte en het opleiden van nieuwe slimme fermentatie experts in het FermiChem project. Jasper is nauw betrokken: “FermiChem richt zich op het versterken van de fermentatietechnologie in West-Brabant. We zijn een nieuw lab aan het opzetten waar studenten kunnen worden opgeleid en waar bedrijven kunnen aankloppen voor hulp. Dit nieuwe lab biedt ook ondersteuning aan start-ups, waardoor innovatie en onderwijs nauw verbonden blijven.” Jasper hoopt in september te kunnen starten in het nieuwe lab op bedrijventerrein de Steenakker in Breda.
Mooi werk
We gaan nog veel meer horen van deze veelbelovende techniek. De mogelijkheden zijn eindeloos. Als afsluiter, wat vinden Mirthe en Jasper nou zo interessant aan dit werk?
Mirthe: “Het mooie vind ik dat ik altijd met nieuwe dingen bezig ben. Ik vind het zelf heel leuk om naar het DNA te kijken. Wat doet het? Wat zit erin? Wat kunnen we gebruiken? Echt puur onderzoek doen. We kunnen meer met schimmels dat we nu denken. Het zijn zulke complexe organismen en er zijn er nog zoveel die we niet kennen. Je zou voor elke toepassingen wel iets kunnen vinden wat werkt. We zijn nog lang niet klaar dus!”
Jasper: “Ik vind fermentatie super interessant, maar ook de connectie met de andere lectoraten van MNEXT. Samen kom je echt verder en bouw je aan het totaalplaatje.”
MIRTHE EN JASPER IN HET DNA LAB met op de afbeelding linksonder een kleur producerende schimmel
"ALS WETENSCHAPPERS ZORGEN
WE ERVOOR DAT ORGANISATIES GOED GEÏNFORMEERDE
BESLISSINGEN KUNNEN NEMEN"
De nieuwe onderzoeksgroep Biobased Transities is op zoek naar stakeholders, om onderzoeksvragen mee te formuleren en projecten op te starten.
Schroom niet om contact op te nemen met één van onze onderzoekers!
Duwen en trekken aan de biobased transitie
Een positieve invloed uitoefenen op de snelheid van de biobased transitie, dat is het hoogste doel van de onderzoeksgroep Biobased Transities. Maar hoe doe je dat? Waar voer je praktijkgericht onderzoek op uit en hoe kun je vervolgens ondernemers en organisaties helpen met je opgedane kennis? Het zijn de vragen waar Philippa Roots en Maddalena Logrieco, kersverse collega’s bij MNEXT, zich op het moment mee bezig houden. “We gaan duwen en trekken, maar dan op een hele positieve manier!”
BIOBASED TRANSITIONSAN UPHILL BATTLE alleen in tegenstelling tot Sisyphus gaan wij de top halen!
Leren van successen en mislukkingen uit het verleden. Identificeren van kaders en barrières, maar ook van stimulansen en andere invloeden van buitenaf. Dat moet inzichten opleveren, bijvoorbeeld in hoe bedrijven en sectoren hun kansen kunnen vergroten op succes in de biobased economy. Of in welke instrumenten overheden in kunnen zetten om een gunstig klimaat te scheppen voor ondernemers. “Dat klinkt allemaal heel erg theoretisch,” aldus Philippa, “maar met die opgedane kennis kunnen we vervolgens scenario’s schrijven voor projecten en ondernemers, en aanbevelingen doen hoe ze zich het beste kunnen ontwikkelen. Daarmee kunnen we de kennis dus toepassen in praktijkcasussen, zoals je mag verwachten van praktijkgericht onderzoek.”
Gigantische opgave
Maddalena vervolgt: “Bovenstaande zou je kunnen omschrijven als het duwen, of ondersteunen, van bestaande en nieuwe initiatieven en bedrijven richting een biobased toekomst. Daarnaast willen we ook de andere kant op werken, we gaan trekken aan iedereen die nodig is om de boel te versnellen.” Het onderzoeksteam doet dat door zichzelf en hun omgeving te verplaatsen in een toekomst waarin fossiele grondstoffen zijn uitgefaseerd en biobased de nieuwe norm is. Immers, in december 2023 werd op de VN klimaattop in Dubai voor het eerst door
bijna 200 landen afgesproken om het gebruik van fossiele grondstoffen af te bouwen. Maddalena: “Beeld je maar eens in dat het 2054 of 2074 is en dat fossiele grondstoffen helemaal zijn verdwenen uit de maatschappij, terwijl we er nu nog verslaafd aan zijn. Bedrijven, productieketens, hele industrieën moeten misschien wel ingrijpende veranderingen doormaken om dat doel te behalen. Wij onderzoeken wat er nu in gang moet worden gezet om in die korte periode van 30 tot 50 jaar zo’n gigantische transitie voor elkaar te krijgen. Welke actoren nu alvast in beweging moeten komen, om toekomstige ontwikkelingen te bespoedigen.”
Denken in kansen en mogelijkheden Het synoniem ‘duwen en trekken’ heeft misschien een negatieve lading, maar zo zien de MNEXT onderzoekers dat zelf niet. Philippa legt uit dat het er om gaat zoveel mogelijk duidelijkheid te verschaffen in de transitie die gaande is, zodat ondernemers hun risico’s kunnen beheersen en daar optimaal op kunnen acteren. “Als wetenschappers zorgen we er voor dat organisaties goed geïnformeerde beslissingen kunnen nemen en werken we scenario’s voor ze uit. In ons onderzoek nemen we bovendien studenten mee, die ook hún kennis later in hun loopbaan kunnen gebruiken. Zij zijn onze vermenigvuldigers.”
Biobased Wet Cell
In het project Biobased Wet Cell kijken onderzoekers of ze met biobased materialen waterbestendige wandpanelen kunnen maken voor natte ruimten, zoals een badkamer. Marianna Coelho van het lectoraat Biobased Bouwen van HZ University of Applied Sciences trekt het project dat loopt tot het einde van 2025. Tot nu toe zijn er voor natte ruimten weinig biobased alternatieven voor beton.
En die alternatieve producten zijn wel hard nodig, want beton heeft een enorme ecologische voetafdruk. Het project Biobased Wet Cell moet helpen om die voetafdruk iets kleiner te maken.
Het RAAK-mkb-project is Marianna’s idee. “Het is lastig om in natte ruimten volledige biobased oplossingen te gebruiken, omdat deze gemakkelijk water absorberen. Er wordt al wel onderzoek gedaan naar biobased oplossingen voor natte ruimte, maar dat gebeurt op zeer kleine schaal.” Marianna keek in eerste instantie naar de mogelijkheid om wand- en vloertegels van biobased materialen te maken. Toen
ze dit idee voorlegde aan bouwbedrijf De Hoop uit Terneuzen, één van de consortiumpartners, zag ze echter twijfels bij haar gesprekspartner. “Zij vonden dit niet interessant, omdat wand- en vloertegels vooral worden geproduceerd in landen als Italië en Spanje. De regio zou dan weinig aan het project hebben.”
De Hoop opperde om een zogenoemde wet cell van biobased materialen te maken, een compartiment in een natte ruimte. “Ik was enthousiast, omdat je dan meteen een eindproduct hebt. Je hebt geen tegels meer nodig. Daar heeft de regio veel meer aan.”
Geopolymeren zijn een alternatief voor beton. Ze bestaan vooral uit slakken, restmateriaal uit de metaalindustrie, en chemicaliën die het verhardingsproces activeren. “Wij gebruiken natuurlijk
ingrediënten die niet schadelijk zijn voor het milieu”, legt de onderzoeker van het lectoraat Biobased Bouwen uit.
Zeewier
Tanja Moerdijk van het lectoraat Marine Biobased Chemie raadde aan om naast natuurlijke vezels zoals olifantsgras, waarnaar Marianna al veel onderzoek heeft gedaan, vezels te gebruiken die afkomstig zijn uit zeewier. Ze legde contact met het bedrijf Blueblocks dat onderzoek doet naar bouwmaterialen die zijn gemaakt van zeewier.
De zoektocht naar een leverancier van zeewier was vervolgens best lastig, omdat de meeste producenten zich richtten op toepassing in voedselproducten, maar The Seaweed Company was enthousiast. Het bedrijf is nu ook onderdeel van het consortium. Hiernaast is nog een aantal mkb-bedrijven aangesloten. Het consortium wil eind 2025 een wet cell hebben, die is gebaseerd op biobased materiaal van zeewier en olifantsgras. “De grootste uitdaging is om de panelen waterresistent te maken. Samen met studenten maken we in het biobased lab in het Joint Research Center Zeeland en het betonlab van Scalda nu kleine tegels van verschillende soorten mengsels. We hebben al tientallen mengsels getest. Ook denken we na over een goede coating. Als we eenmaal het juiste recept voor de tegels hebben gevonden gaan we wandpanelen maken.”
Het Biobased Wet Cell-project heeft een RAAK-mkb-subsidie ontvangen. Het programma is bedoeld voor lectoraten die onderzoek doen naar maatschappelijke vraagstukken. De beoordelingscommissie liet weten dat het in dit geval om ‘een zeer relevante maatschappelijke vraag’.
ReJuice perst alle waarde uit reststromen
Door het Interreg “Grassification” project weten we dat de vezels uit gras verwaard kunnen worden. Het Interreg “ReJuice” project, waarbij MNEXT opnieuw betrokken is, gaat een stap verder. Veel planten bestaan tot 80% uit sap en dat sap wordt nog niet verwaard. ReJuice richt zich op het verwaarden van de waardevolle stoffen uit het sap dat vrijkomt uit reststromen van de landbouw en tuinbouw. Zo draagt dit project bij aan het realiseren van een economisch aantrekkelijke waardeketen, waarbij reststromen écht hergebruikt kunnen worden.
De focus van “ReJuice” ligt op suikers, eiwitten en nutriënten die aanwezig zijn in de sapfractie van groene reststromen afkomstig van de land- en tuinbouw . Het doel is om voor ieder seizoen een geschikte reststroom te vinden, zodat er jaarrond aanbod van groene reststromen verwerkt kan worden. Zo kan er hopelijk een extra “verdienmodel” voor de land- en tuinbouw gecreëerd worden, waarbij deze sectoren niet meer hoeven te betalen om van hun
reststromen af te komen, maar deze juist kunnen verwaarden tot waardevolle producten.
Scheiding leidt tot biobased producten
Door membranen te gebruiken kan een sapstroom in fracties gescheiden worden. Zo is het mogelijk om de waardevolle stoffen in het sap apart van elkaar te verwerken tot verschillende producten. ReJuice onderzoekt in eerste instantie
welke reststromen in aanmerking komen om dit proces toe te passen. “Het kan best dat we voor sommige producten nee moeten verkopen. De vraag is namelijk of het überhaupt wel voldoende is om er substantieel producten van te maken,” vertelt Jappe de Best, lector Biobased Resources & Energy bij MNEXT.
Écht milieuvriendelijke eindproducten In ReJuice worden vijf eindproducten
RESTSTROMEN UIT
LAND- EN TUINBOUW
Is waar het om draait in het project ReJuice
geproduceerd van de reststromen: meststoffen voor plantenteelt, biogas, PHA bioplastic en algen en eiwitten voor voeding. Om te kijken of de productie van deze producten milieuvriendelijker is dan de vergelijkbare producten die we nu gebruiken wordt in ReJuice ook gekeken naar de milieu-impact van de nieuwe producten. Dit wordt gedaan middels een Life Cycle Analysis (LCA) en een hotspotanalyse. LCA kijkt naar de invloeden op onze leefomgeving, zoals uitstoot van stoffen, die gevolgen hebben voor biodiversiteit, waterkwaliteit en luchtkwaliteit. Door middel van LCA kan je zodoende de totale milieu-impact van een waardeketen van een product onderzoeken. Jappe legt uit waarom dit belangrijk is: “Het is niet altijd zo dat een
biobased product ook milieuvriendelijker is. Stel een biobased product is gemaakt met behulp van veel chemicaliën met een grote milieu-impact of de productie ervan kost veel energie, dan kan het best zo zijn dat de huidige keten waarbij we fossiele grondstoffen gebruiken op dit moment minder milieu-impact heeft.” De hotspotanalyse analyseert de verschillende stappen in het productieproces. Je bekijkt welke stappen de grootste milieu-impact hebben en/of welke milieueffecten voornamelijk optreden. Op basis hiervan kan het productieproces worden verbeterd met betrekking tot de milieu-impact. ReJuice wil aantonen dat reststromen van de landbouw en tuinbouw meer waarde bevatten dan alleen de vezels. Zo wordt er een stap gezet naar een waardeketen
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling
waarbij reststromen zo volledig mogelijk een tweede leven krijgen en er waarde wordt gecreëerd voor de leveranciers van de reststromen.
Partners uit de hele waardeketen
Het ReJuice project wordt gefinancierd door Interreg Vlaanderen-Nederland. MNEXT werkt in dit project in het consortium samen met veel Europese partners.
Door dit partnerschap zijn alle stappen van de keten voor het verwaarden van de sapfractie uit reststromen vertegenwoordigd. Dit is cruciaal voor het succes van het project.
Nieuw lectoraat: Hernieuwbare Energiedragers
Nog nooit eerder werd er zoveel hernieuwbare energie opgewekt als in 2023. En nog nooit eerder was de taak om deze versnelling voort te zetten zo belangrijk - we bevinden ons midden in de energietransitie. Om tegen 2050 een CO₂-neutrale energievoorziening te bereiken en de atmosferische CO₂-concentraties op een niveau van 350 ppm te stabiliseren, zal wereldwijd 30 TW aan hernieuwbare energie nodig zijn. Dit komt grofweg overeen met de output van 30.000 gemiddelde energiecentrales, elk met een capaciteit van 1 GW. Met het nieuwe MNEXT-lectoraat
Hernieuwbare Energiedragers zal lector Saleh Mohammadi in de komende jaren onderzoek doen naar hernieuwbare energiedragers, waarmee al deze duurzaam opgewekte energie wordt opgeslagen, getransporteerd en geleverd aan de eindgebruikers.
"In het lectoraat richten we ons voornamelijk op energiedragers, niet op de bronnen van energie," zegt Saleh. Zoals aangegeven in de introductie, maken energiedragers het mogelijk om energie te transporteren en/of op te slaan. In het verleden gebruikten we voornamelijk olie, gas en kolen als energiedragers. Nog altijd is een aanzienlijk deel van het energiesysteem gebaseerd op fossiele energiedragers. We zien echter dat elektriciteit als energiedrager steeds belangrijker wordt. We gebruiken het bijvoorbeeld voor woningen via warmtepompen voor verwarming en koeling, in transport en voor een groot deel van de Nederlandse industrie. Saleh: "Het gebruik van alleen elektriciteit als energiedrager brengt nieuwe uitdagingen met zich mee. Veel industriële processen, zoals die in de staal-, cement- en chemische sectoren, vereisen hoge-temperatuur warmte, vaak hoger dan de capaciteit van het huidige elektriciteitsnet. Kijk maar naar Nederland, waar het net al overbelast raakt en waar in veel regio's grootschalige verbindingen niet langer mogelijk zijn. Alternatieve dragers zoals waterstof, ammoniak of synthetische brandstoffen kunnen efficiënter zorgen voor de benodigde hoge-temperatuur warmte."
Focus op 25%
Recente studies suggereren dat elektriciteit als energiedrager voor energie uit hernieuwbare bronnen kan worden gebruikt voor 75% van het energiesysteem. Dit laat nog steeds een aanzienlijk deel over waarvoor elektriciteit niet geschikt is, en het lectoraat zal zich precies op die 25% richten. "Hoge-temperatuur industriële processen, zwaar transport en luchtvaart zijn bekende voorbeelden," vervolgt Saleh. "Voor deze toepassingen zijn energiedragers met hoge dichtheid nodig, zoals vloeibare waterstof en ammoniak."
Speciale aandacht gaat uit naar de mogelijkheden van waterstofproductie via elektrolyse, een proces dat elektrische energie omzet in chemische energie door water te splitsen in waterstof en zuurstof. Wanneer deze elektrische energie afkomstig is uit duurzame bronnen, noemen we het product groene waterstof. Stel je bijvoorbeeld voor dat je dit elektrolyse proces rechtstreeks integreert met offshore windturbines in de Noordzee. Dit zou een dringend huidig probleem kunnen aanpakken: het
Contact over dit artikel | Saleh Mohammadi | +31 6 24 96 98 61 | s.mohammadi6@avans.nl
"WE RICHTEN ONS OP
ENERGIEDRAGERS, NIET OP DE BRONNEN VAN ENERGIE"
verlies van opgewekte elektriciteit wanneer het aanbod de vraag overtreft, vooral omdat het opslaan van elektrische energie aanzienlijke uitdagingen met zich meebrengt.
Saleh zegt: "Het innoveren in de technologie, evenals in toepassing en systeemintegratie, van de zogenaamde PEM (Proton Exchange Membrane) elektrolyser staat hoog op onze verlanglijst. Nederland is wereldwijd al sterk in PEM-elektrolysetechnologie, en een groot deel van de productieketen is al aanwezig. Door praktijkgericht onderzoek en innovatie kunnen we dit potentieel zo goed mogelijk benutten en bijdragen als leerstoel."
Eerste project al onderweg De komende periode zal Saleh’s aandacht uitgaan naar het definiëren van de onderzoekslijnen van het lectoraat en het samenstellen van een kenniskring. Enige haast is daarbij geboden, omdat het eerste onderzoeksproject nu al start! Lectoraat Hernieuwbare Energiedragers gaat, samen met een ander MNEXT-lectoraat Smart Energy, deelnemen aan het grootste waterstof onderzoeksproject ter wereld: GroenVermogenNL.
Daarin wordt gewerkt aan innovatie in genoemde PEM-elektrolyse techniek, het gebruik van groene waterstof in de mobiliteitssector en industrie, maar ook aan het techno-economische aspect en de sociale acceptatie van waterstof in de samenleving.
Saleh vat het samen in drie woorden: "Aan de slag!"
Wie is Saleh Mohammadi?
Sinds december 2023 is Saleh voor 3 dagen per week verbonden aan Avans en MNEXT als lector. Daarnaast werkt hij twee dagen per week bij Witteveen+Bos, een ingenieurs- en adviesbureau, als duurzaam energieconsultant. Hij groeide op in Iran en voltooide daar zijn basisopleiding, waar hij persoonlijk de steeds nijpender wordende gevolgen van klimaatverandering heeft ervaren. Grote meren verdwenen en hele rivieren droogden op. Dit heeft hem altijd gemotiveerd om te werken aan oplossingen voor klimaatverandering. Bij MNEXT, evenals in eerdere rollen bij andere Nederlandse universiteiten zoals de TU Eindhoven en de TU Delft, vond hij een manier om dit te doen vanuit zijn achtergrond als wetenschapper.
Duurzame samenwerking
Samenwerken levert het meeste succes op als dit duurzaam gebeurt, met partners waarop gebouwd kan worden. De reden dat MNEXT, Centre of Expertise voor de materialen- en energietransitie, en Looop, expert in het verwaarden van reststromen, hun akkoord hebben gegeven voor een strategisch partnerschap. Wat gaat dat in de praktijk betekenen?
De essentie van het partnerschap is simpel: elkaar weten te vinden binnen de respectievelijke vakgebieden. MNEXT doet veel onderzoek naar het verwaarden van reststromen. Binnen haar netwerk is Looop dan dé matchmaker voor bedrijven die actief op zoek zijn naar innovatieve manieren om hun reststromen te benutten en tegelijkertijd een bijdrage willen leveren aan praktijkgericht onderzoek.
“Er zit een mooie synergie tussen MNEXT en Looop,” vertelt Kelly Vermeer, Manager Strategic Business Development bij Looop. “De combinatie van kennis en expertise van beide partijen zorgt ervoor dat we samen verder komen in de materialen- en energietransitie.”
Synergie
Het strategisch partnerschap tussen Looop en MNEXT is ontstaan doordat de ervaring en expertise van beide organisaties elkaar goed aanvult. Kelly Vermeer: “MNEXT heeft specifieke kennis en toegang tot onderzoeksmiddelen en daarbij waarderen wij de ondersteuning van studenten in onderzoeksprojecten. Aan de andere kant heeft Looop toegang tot de reststromen van de levensmiddelen-, fermentatie- en drankenindustrie. Wij hebben meer dan 30 jaar ervaring in de opwaardering van reststromen en de logistiek ervan. Daardoor weten we wat de eigenschappen
Kelly Vermeer, Ralph Simons & Jappe de Best (vlnr)
en nutriëntwaarden zijn. Deze combinatie van onze kennis en expertise zorgt ervoor dat we samen verder komen.”
MNEXT heeft specifieke kennis over het opschonen en bewerken van reststromen, om deze geschikt te maken voor verwerking. De synergie tussen deze twee partijen zorgt ervoor dat de materialenen energietransitie in beweging wordt gebracht. Jappe de Best, Lector Biobased Resources & Energy bij MNEXT, is enthousiast: “Het strategisch partnerschap biedt veel kansen om het onderzoek van MNEXT te versterken. Looop’s netwerk bij bedrijven die iets willen met hun reststromen is enorm. Eerdere projecten hebben al bewezen dat onze samenwerking grote waarde heeft.”
De bouwstenen
De eerste samenwerking tussen MNEXT en Looop gaat al enkele jaren terug met het project WOW! Capitalisation. Hierin is onderzoek gedaan naar PHA bioplastic wat verkregen kan worden uit industrieel afvalwater. Denk hierbij aan de reststromen van een bierbrouwerij of een aardappelfabrikant. Deze projecten hebben al geleid tot aanzienlijke vooruitgang in PHA-productie. In het nieuwe project ImPHAct! bundelen MNEXT en Looop wederom hun krachten en zetten zich in om de productie van PHA uit reststromen voorspelbaarder en stabieler te maken.
Een ander project waar MNEXT en Looop samenwerken is “TUrn FUnghi potentials into a COLorful future (TUFUCOL)”, welke in september 2023 van start is gegaan. Dit project richt zich op het produceren van kleurstoffen door de fermentatie van schimmels. Deze schimmelkleurstoffen bieden een aantrekkelijk alternatief voor synthetische kleurstoffen en zo een veelbelovende weg naar duurzaamheid.
Daarnaast heeft Looop een actieve rol bij projecten van de minor Biobased Technology and Business Development en de minor Sustainable Energy and Resource Recovery, waar studenten betrokken worden bij duurzame initiatieven. In januari is er bijvoorbeeld zo’n project gestart dat zich richt op de verwaarding van restromen van insecten. Kortom, de toekomst heeft veel te bieden en Looop en MNEXT gaan deze samen tegemoet!
Isoleren met mycelium biocomposiet
Ontwikkel het best beschikbare mycelium biocomposiet dat kan worden gebruikt als een circulair, biologisch afbreekbaar isolatiemateriaal voor de bouwsector. Dat was het doel van het onlangs afgeronde Mythic-project, geleid door MNEXT. Deze mycelium biocomposieten, ontwikkeld met landbouwbijproducten en paddenstoelenmycelium, zijn een duurzaam alternatief voor traditionele fossiele bouwmaterialen. Het meest succesvolle mycelium biocomposiet-materiaal, gemaakt van koolzaadstro en Ganoderma resinaceum mycelium, blijkt ideaal voor isolatie. Lees alles over de resultaten van dit project in de whitepaper.
Het Mythic-project richtte zich op het optimaliseren van mycelium biocomposieten productie voor de markt, met vier belangrijke onderzoeksthema's:
Groeioptimalisatie: Efficiënte en energiezuinige productie. Optimalisatie van Materiaaleigenschappen:
Verbeterde thermische geleidbaarheid, brandwerendheid en waterafstotendheid.
Prototyping & Ontwerp: Ontwikkeling en demonstratie van veelzijdige prototypes.
Haalbaarheid & Opschaling: Efficiënte grootschalige productie om concurrerend te zijn met traditionele isolatiematerialen.
De whitepaper biedt een samenvatting van deze bevindingen en verwijst naar gedetailleerde factsheets voor verdere informatie. Bekijk ook de video via de link hieronder om het groeiproces van mycelium biocomposieten te zien en ontdek hoe deze materialen bijdragen aan een duurzame toekomst.
Samenwerking
Het Mythic-project had niet kunnen plaatsvinden zonder de partners uit (inter)nationale industrie, onderzoek en onderwijs. Industriële partners waren Fairm, FRAAi Architects, Impershield coatings, Isolco, MOGU, Nýlausn, Recell en Verbruggen Mushrooms. Onderzoeks- en onderwijspartners zijn de Universiteit Utrecht, HZ University of Applied Sciences en Avans University of Applied Sciences (expertisecentra CARADT en MNEXT). Het onderzoek werd ondersteund door brancheorganisaties Agrodome (voor biobased bouwen), Koninklijke CBM (interieurbouw en meubelindustrie) en NII (Nederlandse isolatie-industrie). Het onderzoek werd gecoördineerd door MNEXT. Alle partners komen uit verschillende sectoren: van landbouw tot isolatiefabrikanten en architecten.
DOWNLOAD WHITEPAPER
MNEXT STUDENTEN AAN HET WERK In de werkplaats Living Greenlab in 's-Hertogenbosch
West-Brabant in transitie naar ‘de nieuwe economie
Regio West-Brabant (RWB) wil op ‘de nieuwe economie’ voorbereid zijn. Maar hoe ziet deze nieuwe economie eruit? Welke transities spelen er, welke uitdagingen komen hierbij kijken en hoe kan hierop voorbereid worden? Recent onderzoek, uitgevoerd door Wise Up Consultancy, onderzoekt deze vragen die ten grondslag liggen aan een nieuwe regionale Human Capital Agenda (HCA). MNEXT is als kennis- en onderwijsinstelling betrokken bij dit rapport en veel belangrijker; bij de grote transities in de regio.
Volgens de Economic Board (2023) loopt West-Brabant voorop in Nederland als het gaat om de overstap naar een nieuwe economie, en is het een ideale locatie voor innovatieve ondernemers die hieraan willen bijdragen. De regio richt zich op twee hoofdthema's: duurzame economie en innovatief ondernemerschap. Binnen het thema duurzame economie zijn twee economische programma's opgesteld: ondernemen gericht op plantaardige producten en circulair ondernemen.
Geen kip met de gouden eieren Het onderzoek dat Centre of Expertise MNEXT uitvoert sluit nauw aan op de economische programma’s. Vanuit deze kennis en expertise draagt MNEXT bij aan onderwijsontwikkeling in de regio West-Brabant. Ralph Simons, directeur van MNEXT: “Wij als MNEXT zijn in het leven geroepen om het MKB te helpen bij hun ambities op het gebied van de materialen- en energietransitie. Dit doen we door praktijkgericht onderzoek te doen en door onderwijs te innoveren.”
Meerdere MNEXT projecten dragen bij aan onderwijsontwikkeling, zoals “Energie(K) Onderwijs”, een 3-jarig project waarbij jongeren en volwassenen worden geworven, opgeleid, omgeschoold en bijgeschoold voor beroepen die de energietransitie mogelijk maken. Andere recente projecten met betrekking tot onderwijsontwikkeling zijn “Daar brandt nog licht” en “Brabant Leert TransitieHubs Energie”, onderdeel van de “Leven Lang Ontwikkelen Katalysator.” Ook wordt er samengewerkt met het mbo, vertelt Ralph: “Op dit moment is het onderwijs nog
een beetje een gesloten bolwerk, er zou meer samengewerkt moeten worden. Binnen het “Green EGCh” project gaan we onze onderzoeksgroepen gericht koppelen aan die van Curio. We moeten elkaar hier nadrukkelijker in gaan vinden zodat, onze kennis en expertise minder gefragmenteerd wordt aangeboden aan het werkveld.”
MNEXT is ook betrokken bij verschillende onderwijsmodules en minoren die door Avans Hogeschool worden aangeboden. Vanaf september 2024 introduceert Avans Hogeschool de masteropleiding Materials & Energy Transition, waarbij MNEXT verantwoordelijk is voor de inhoud. In deze masteropleiding onderzoeken studenten technische oplossingen voor de materialen- en energietransitie en circulaire economie. Op deze manieren draagt MNEXT bij aan onderwijsontwikkeling en misschien nog wel belangrijker; de dialoog over de materialenen energietransitie, licht Ralph Simons toe: “Er is geen kip met gouden eieren in de transitie, daarvoor is het te complex. Daardoor moet je met elkaar in gesprek blijven en naar elkaar toe bewegen. Dat willen wij stimuleren.”
Ook werkt MNEXT met andere partijen samen aan de duurzame economie binnen “Het Plantbased Netwerk”, een initiatief van het West-Brabantse plantbased werkveld. Het Plantbased Netwerk is een hechte en groeiende groep ondernemers/bedrijven, onderwijsen kennisinstellingen en overheden. Er wordt kennis gedeeld, samengewerkt en hulp uitgewisseld om samen en individueel stappen te zetten naar een nieuwe, plantbased economie.
Onderwijs bepaalt het succes van de transitie Het rapport stelt dat de transitie naar de nieuwe economie in eerste instantie een kwalitatieve verschuiving van de arbeidsmarktvraag is. Techniek vormt volgens het rapport de voornaamste bottleneck voor de transitie. Een belangrijke verandering die zal plaatsvinden is het gebruik van andere of nieuwe materialen. Denk hierbij aan plantbased materialen, maar ook niet-plantbased materialen als bio-composieten. Hierdoor zullen ontwerpprincipes veranderen en wordt er om andere kennis en vaardigheden gevraagd. Als gevolg hiervan zal de vraag naar technisch, technologisch en IT talent stijgen.
De realiteit is echter dat industrieën die veel technisch talent vereisen, een hoge uitstroom van werknemers ervaren en er daardoor nu al een hoge vervangingsvraag is. Tegelijkertijd is de instroom bij technische- en teeltopleidingen op het mbo en hbo fors gedaald. Onderwijsinstellingen, bedrijven en overheden in regio West-Brabant hebben de laatste jaren geïnvesteerd in een kennisinfrastructuur, bestaande uit lectoraten en publiek-private samenwerkingen. De uitdaging zit vooral in de verbindingen onderling te versterken en kennis breder toegankelijk te maken
voor bedrijven en werkenden in West-Brabant.
Onderwijs is dus een van de sleutels tot succes in de transitie naar ‘de nieuwe economie’ in West-Brabant. Het rapport ‘Transitie naar de nieuwe economie’ vormt een basis voor deze transitie en het opstarten van een Human Capital Agenda in de regio. Daarnaast is onlangs de Regio Deal West-Brabant gesloten. Deze deal biedt mogelijkheden voor onderwijsontwikkeling, zo vertelt Jacomine Ravensbergen, Vicevoorzitter van Avans Hogeschool: “Een mooi voorbeeld is de aanvraag van meerdere Brabantse onderwijsinstellingen voor de Leven Lang Ontwikkelenkatalysator; een groot programma voor leven lang ontwikkelen in de energietransitie. De Regio Deal biedt ruimte om te experimenteren met samenwerkingen tussen onderwijs, bedrijven en overheden en om hen via projecten te laten werken aan de verbetering van de brede welvaart."
Lees het arbeidsmarktanalyserapport 'Transitie naar de nieuwe economie' via deze link
Expertise over brede welvaart in de regio West-Brabant vind je bij CoE Brede Welvaart & Nieuw Ondernemerschap
Maak je geen zorgen²
Bij MNEXT bestaan verschillende mogelijkheden voor studenten om stage te lopen, af te studeren en onderzoek te doen. Docenten, onderzoekers en stagiaires werken samen aan diverse projecten op het gebied van de materialen- en energietransitie. Zo ook Hoang Cau Nguyen, deze Future Rethinker voert onder begeleiding van MNEXT onderzoek uit naar milieu-impact en vermindering van textielafval bij het Amphia Ziekenhuis in Breda.
Voordat Hoang Cau, student Technische Bedrijfskunde bij Avans Hogeschool, aan dit onderzoek begon, volgde hij de minor Biobased Technology & Business Development. Hier wakkerde zijn interesse voor duurzaamheid aan, vertelt hij: “Tijdens deze minor vond ik het onderwerp duurzaamheid heel leuk, omdat er nog zoveel te verkennen en innoveren is. Tijdens de
minor mochten we helpen bij het “Building on Mycelium” project van MNEXT, daarvoor maakten we een interieurdesign van mycelium. Dat was ontzettend leuk.” Dit zette hem aan om zijn afstudeeropdracht op duurzaamheid te richten. Dus vroeg hij Jappe de Best, coördinator van de minor en lector Biobased Resources & Energy, om tips. Zo kwam Hoang Cau uit bij MNEXT en het Amphia Ziekenhuis.
Broedplaats voor Future Rethinkers Zijn afstudeerperiode is nog niet afgelopen, maar tot nu toe bevalt het Hoang Cau goed: “Ik vind het echt heel leuk, vooral dat we bij MNEXT een grote groep stagiaires hebben die veel contact hebben. Je hebt hier 7 lectoraten, dus er loopt veel verschil-
lende kennis rond. Iedereen werkt aan een ander project en ik vind het leuk om te weten wat de andere stagiaires doen op het gebied van duurzaamheid. Ook spreekt het internationale team bij MNEXT mij erg aan, het is leuk om kennis te maken met andere culturen en hun kennis te laten maken met de Nederlandse cultuur. Zo zijn we met de stagiaires laatst nog naar Den Bosch gegaan om een Bossche bol te proberen met z’n allen.” Hoang Cau heeft ook een tip voor toekomstige MNEXT stagiaires: “Wat het ook is, vraag het gewoon. Zeker in het begin. Dat vind ik heel fijn bij MNEXT, er is zoveel kennis in huis hier dat je altijd wel bij de juiste persoon uitkomt.”
Operaties van Amphia Ziekenhuis
Drie dagen per week is Hoang Cau op
HOANG CAU
Voor de hoofdingang van het Amphia Ziekenhuis
locatie bij MNEXT, maar op maandag en donderdag is hij een kleine 10 minuten wandelen verderop bij Amphia Ziekenhuis. Hier kijkt hij zijn ogen uit: “Laatst kreeg ik een rondleiding van Dymphie de Garde op de Operatie Kamer. Toen ben ik aanwezig geweest bij een openhartoperatie. Dat was op een positieve manier bizar om te ervaren; hoe normaal iedereen daar mee omging. Voor mij was dat wel anders, maar het was erg bijzonder om mee te maken. Hier zag ik ook hoeveel afval er wordt gegenereerd; afdekmateriaal, celstofmatjes, wegwerpwashandjes. Dan zie je hoeveel ziekenhuizen verbruiken. Dat heeft mijn ogen wel geopend.”
Een belangrijke doelstelling van Amphia Ziekenhuis is om in 2026 hun afval te reduceren met 25% ten opzichte van 2019. Hoang Cau’s onderzoek geeft inzicht en biedt oplossingen voor een project dat zich richt op het behalen van deze doelstelling. Zijn focus op afvalreductie draagt bij aan de vermindering van de milieu-impact, waaronder de uitstoot van CO₂.
Focus op textielafval
Hoang Cau wordt vanuit Amphia Ziekenhuis begeleid door Anoek van Dooremaal, Coördinator Duurzaamheid en Milieu, en vanuit MNEXT door Alexander Compeer, onderzoeker Biobased Resources & Energy. Na gesprekken met zijn begeleiders bleek dat het goed zou zijn om tijdens dit onderzoek te focussen op textielafval. “Anoek vertelde dat ze bij Amphia al hebben gekeken naar plastic en plasticpapier, maar dat er voor textielafval nog geen verbeterplan is.” Amphia Ziekenhuis maakt veel gebruik van textielvervangers; niet-gewoven textiel dat van plastic is gemaakt. Vroeger werden producten als operationeel afdekmateriaal van herbruikbaar katoen gemaakt, tegenwoordig van wegwerpmateriaal. De vraag vanuit Amphia voor Hoang Cau is: welke mogelijkheden zijn er binnen textiel(-ver-
vangende) producten om de hoeveelheid afval, de CO₂-uitstoot en zodoende de milieu-impact te reduceren?
Hoang Cau deed een analyse waarbij hij keek naar een klein deel (20%) van de textielproducten die tezamen verantwoordelijk zijn voor een groot deel (80%) van de impact van alle textielproducten. De producten die bij Amphia Ziekenhuis samen ruim 80% van de impact vormen zijn: operatief afdekmateriaal, wegwerpwashandjes, celstofmatjes, warmtedekens en disinfectiedoeken. “Het begint bij bewustwording; hoe snel gooi je iets weg? Ik denk dat dat de eerste stap is naar verbetering, daarna kan je kijken naar herbruikbare alternatieven. Ik zie voor alle vijf artikelen wel een duurzaam alternatief. Daarom zou ik adviseren om de herbruikbare alternatieven eens te vergelijken met de wegwerpartikelen op het gebied van milieu-impact, bijvoorbeeld door middel van levenscyclusanalyse (LCA). Daarnaast is de grootte van de artikelen verminderen een goede optie om te verduurzamen.”
Plannen voor de toekomst
We vroegen Hoang Cau wat zijn plannen voor de toekomst zijn: “Ik vind het circulair model heel interessant. Bijvoorbeeld Urban Mining, dit houdt in dat je afval van een bedrijf niet ziet als afval, maar als grondstoffen.”
Na het afronden van zijn afstudeerstage wil Hoang Cau zijn kennis graag uitbreiden door Informatiemanagement te studeren. “Zonder data kan je geen beslissingen maken. Dus ik hoop dat ik door middel van informatiemanagement bedrijven kan helpen op het gebied van verduurzaaming. Of kijken naar wat de beste strategie is om je data te transformeren zodat het behapbaar is en je makkelijker besluiten kan maken.” MNEXT is benieuwd wat de toekomst deze Future Rethinker zal brengen!
Studenten in actie voor een snellere energietransitie met de Smart Meter Gateway
Stel je voor dat in de nabije toekomst een aanzienlijk deel van de bevolking elektrisch rijdt. Rond 18.00 uur komen deze mensen allemaal thuis, laden hun elektrische auto op, koken met elektriciteit en zetten hun wasmachine aan. Plotseling ontstaat er een grote piek in het energieverbruik. Het is belangrijk dat mensen zich bewust worden dat dit extra (over)belasting van het elektriciteitsnet tot gevolg heeft. Is het wel noodzakelijk om je auto met het hoogste vermogen binnen 2 uur op te laden? Met een lager vermogen laad je je auto geleidelijk op en is hij de volgende dag ook vol.
Vraagstukken rondom de belasting van het elektriciteitsnet zijn belangrijk en vereisen het gebruik van data en regeltechnische algoritmes. Regeltechniek stelt ons in staat energiestromen in woonwijken beter in kaart te brengen en effectiever te beheren. Hierdoor leveren we een bijdrage aan het oplossen van netcongestie. Hoewel er momenteel data beschikbaar is, is deze niet altijd geschikt om de energiestromen goed te begrijpen. “Als onderzoekers bij MNEXT hebben we concrete data nodig van doorsnee gebruikers, inclusief de uitschieters” aldus docentonderzoeker Arno Broeders. “Een Smart Meter gateway kan hierbij van dienst zijn en ons helpen de energietransitie te versnellen”.
Wat is een Smart Meter Gateway?
Een Smart Meter Gateway is een compact printplaatje met elektronische componenten en een kleine microcomputer met bijbehorende software. De geïntegreerde software haalt informatie op uit de slimme energiemeter in je meterkast thuis. Deze verzamelde gegevens worden vervolgens geanonimiseerd opgeslagen in het SEnD lab, het datacentrum van het lectoraat Smart Energy bij Avans. Deze data stelt studenten, docenten en onderzoekers in staat analyses uit te voeren en inzicht te krijgen
Het lectoraat wil niet alleen netcongestie oplossen, maar ook mensen bewust maken over de betekenis ervan. Vorig jaar hingen daarom al 60 studenten van de Academie voor Deeltijd en de Associate Degree de Smart Meter Gateway in huis om gegevens te verzamelen voor het SEnD Lab. Ze soldeerden zelf de printplaten, installeerden software en maakten werkende prototypes om hun eigen energieverbruik te analyseren. Helaas verwijderden de meeste studenten na afloop van de opdracht de Smart Meter Gateway letterlijk uit hun meterkast, waardoor het lectoraat dit jaar veel minder data kon gebruiken. Om dit probleem aan te pakken bedacht Arno Broeders een oplossing.
Energietransitie in de Praktijk voor eerstejaars ICT Studenten MNEXT gaat in 2024/2025 een samenwerking aan met de ATIx opleidingen Informatica en Technische Informatica. 160 Studenten duiken het 1e jaar direct de energietransitie in. Ze worden hands-on betrokken bij het bouwpakket van de
elektrotechniek als softwareontwikkeling. De nadruk ligt op het leggen van een stevige basis, variërend van het solderen van printplaten, het monteren van de meter in de eigen meterkast en het ontwerpen van een webdashboard voor diepgaande analyses.
Om studenten kennis te laten maken met het lectoraat Smart Energy, praktijkgericht onderzoek en de energietransitie, geeft lector Jack Doomernik een gastcollege voor deze studenten. Dit is belangrijk omdat veel studenten niet bekend zijn met het begrip 'lectoraat'. Het doel is om studenten al in hun eerste jaar enthousiast te maken voor een stage- of afstudeeropdracht bij MNEXT en hen energietransitie bewust te maken!
Slimme Meter Gateway 2.0
Gaandeweg ontstond het idee om de Smart Meter Gateway te verbeteren, omdat de samengebouwde printplaat er niet aantrekkelijk uitziet en los gemonteerd in de meterkast kwetsbaar is. Daarom werd besloten een fraai 3D-doosje te maken, dat studenten zelf kunnen produceren en wat tevens waardevolle leermomenten biedt tijdens het ontwerpproces. Docentonderzoeker Sander van Gameren ging ermee aan de slag. “We hebben inmiddels een goed werkend prototype, dat nog niet perfect is maar wel veelbelovend.” Na zestig uur ontwikkeling is de ambitie om ICT-studenten in september 2024 behuizingen voor hun eigen Smart Meter Gateway te laten printen.
Meter houden = kennis delen “We streven ernaar om studenten bewust te maken van het belang van onderzoek voor de energietransitie” vervolgt Arno. “Daarom is het belangrijk dat de geïnstalleerde meters na afloop nu wel in de meterkasten blijven hangen. Zo kunnen we geanonimiseerde gegevens van deze 160 huishoudelijke metingen blijven verzamelen voor lopend onderzoek. Dit vergroot niet alleen het begrip van de studenten, maar draagt ook bij aan de vooruitgang van onderzoek naar duurzame energieoplossingen”. Hopelijk stimuleert de fraaie behuizing de bereidheid om data te blijven delen.
We hopen dat studenten hun kennis ook gaan delen met familieleden. Dit kan leiden tot boeiende gesprekken aan de keukentafel. Gesprekken over wat netcongestie is, het verkennen van oplossingen tot ouders die twijfels uiten over het installeren van zo’n meter in hun meterkast. Onderwijs speelt hierbij dus een cruciale rol, met de nadruk op bewustwording en het begrip van dataverwerking. Zo bereiden we studenten voor om niet alleen vakbekwaam maar ook kritisch, zelfbewust en duurzaam te zijn in hun leven.
Sander en Arno kijken uit naar de eerste analyses die onze studenten gaan presenteren!
Biobasedinkopen.nlgoed bevallen
Waarom stapt een commerciële organisatie in een project met een ongewisse uitkomst, als onderdeel van een consortium van (semi-)publieke organisaties? En hoe kijk je na een aantal jaren terug op die samenwerking en de resultaten? Het zijn vragen die je aan veel projectpartners van MNEXT kan stellen. In dit geval spreken we er over met Jem Peijnenburg van uitgeverij Performis.
Jem, waarom is Performis destijds ingestapt in het project?
“Als uitgever van het vakblad ‘Agro & Chemie’ is Performis sinds 15 jaar actief in de Biobased Economy. Lange tijd was de overheid de drijvende kracht, met als doel: aandacht voor en ontwikkeling van de Biobased Economy. De afgelopen jaren zien we een snelle verschuiving – het momentum is verplaatst naar de markt. Producenten zetten sterk in op verduurzaming van hun producten en het opzetten van nieuwe duurzame ketens. Terwijl de vraag naar duurzame producten onder consumenten sterk stijgt. De overheid neemt nu plaats als wetgever en controleur.
Met de toegenomen vraag en aanbod van biobased producten ontstaan er nieuwe problemen; vraag en aanbod vinden elkaar niet altijd en individuele producenten prijzen hun biobased producten natuurlijk aan als duurzaam en groen, maar wat kun je daar als inkoper van geloven? En hoe weet je als inkoper dat je inderdaad de juiste, meest duurzame keuze maakt?
Uiteindelijk kwam alles zo op het goede moment bij elkaar en hebben wij besloten mee te gaan doen. Het project is gestart vanuit subsidiegelden, maar met een heel duidelijk doel om door te kunnen blijven gaan wanneer de subsidie stopt. Baten en lasten komen dan bij ons te liggen, zo is al in het begin afgesproken. Gelukkig zijn we daar nog altijd positief over.”
Waar ben je het meest trots op of tevreden over?
“Toen we in het project stapten wisten we natuurlijk al dat het een lastige opdracht zou zijn. We hebben veel initiatieven gezien die met eenzelfde doel begonnen en toch strandden. Het meest trots zijn we dan ook op dat er nu een platform staat waarvan inkopers en andere stakeholders, tot aan het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, zeggen ‘O wauw, het is er eindelijk’. Waarvan producenten aangeven hoe fijn het is dat zij hun biobased product op een faire manier kunnen promoten en waarmee ze zich eerlijk kunnen meten met andere producten, zonder dat het greenwashing is. Dat is waarom we hier aan begonnen zijn.”
En waar ben je juist tegenaan gelopen in het project?
“Wat we misschien onderschat hebben is hoe lastig het voor sommige producenten is om de door de Redactieraad opgestelde criteria in te vullen. We hanteren die criteria juist zodat greenwashing wordt voorkomen en producten uit een categorie onderling vergelijkbaar zijn, maar de gevraagde informatie is niet altijd zomaar voorhanden. We helpen producenten daarbij, en ook MNEXT speelt daar een rol in, maar dat kost meer tijd dan van tevoren ingeschat. Toch houden we dit vol, zodat de kwaliteit van de informatie op het platform hoog blijft. Een onafhankelijke Redactieraad ziet toe op de juistheid van informatie, zodat inkopers altijd zeker weten dat deze klopt.
Wat kunnen gebruikers in de toekomst verwachten van het platform?
“We hebben nu als platform een leidende positie in Nederland en daar blijven we eerst nog hard aan werken. De komende tijd blijft de focus dus liggen op de groei van producenten en producten aan de ene kant, en het onder de aandacht brengen van het platform bij inkopers. Daarnaast ervaren we veel enthousiasme vanuit producenten en inkopers. We worden vaak benaderd met nieuwe ideeën voor biobasedinkopen.nl. Met deze ideeën gaan we het platform verder ontwikkelen. Stay tuned ;)”
Dan nog een vraag over de samenwerking met MNEXT; hoe is die verlopen?
De samenwerking in het project is ons zonder meer goed bevallen, en duurt natuurlijk nog voort. Als projectpartner focussen wij ons helemaal op het bouwen van het platform en MNEXT houdt zich bezig met de inhoud, dat zich in het platform vertaalt in de gevraagde biobased producteigenschappen. Juist doordat iedereen zich op zijn eigen expertise kan richten en de ander daarin vertrouwt verloopt de samenwerking voorspoedig.
BIOBASEDINKOPEN.NL op de Nationale Biobased Conferentie 2023 in Driebergen
We praten 2019 als er gesprekken gaande zijn tussen MNEXT (toen nog Centre of Expertise Biobased Economy) en een aantal andere organisaties over de behoefte van met name overheidsorganisaties om voor hun inkoopopdrachten over extra biobasedproductinformatie te beschikken. Overheden hebben zich ten doel gesteld om hun inkoop te verduurzamen en biobased producten worden gezien als deel van de oplossing.
Echter, het ontbreekt aan een productenoverzicht van enige omvang, waarop biobasedproductinformatie objectief te beoordelen is en waar producten met elkaar vergeleken kunnen worden. Inkooporganisaties werken met eigen lijstjes en eerdere initiatieven om tot een breed gedragen database te komen zijn gestrand.
Uiteindelijk besluiten MNEXT, de toenmalige Stichting Biobased Delta en de provincie Zeeland om een project te starten. De financiering wordt gevonden bij meerdere provincies en expertise voor het opzetten van een medium bij uitgeverij Performis. De wens voor een toekomstbestendig medium, onafhankelijk van subsidies, maakt dat een projectpartner als Performis nodig is.
Brabant leert TransitieHubs Energie
Er wordt weer een extra stap gezet in het oplossen van arbeids- en vaardigheidstekorten bij bedrijven die zich richten op de energietransitie: verschillende mbo en hbo-instellingen en bedrijven in Noord-Brabant gaan gezamenlijk een scholingsmodel voor werkende Brabanders ontwikkelen die zich willen om- en bijscholen voor energietransitieberoepen. Ze willen hiermee het grote tekort aan vakbekwaam personeel op verschillende niveaus aanpakken. Het project wordt gefinancierd door de LLO-Katalysator. Dit is een meerjarig programma waarmee onderwijsinstellingen in het middelbaar onderwijs, hogescholen en universiteiten samenwerken met maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven, om zo een stevige impuls te geven aan Leven Lang Ontwikkelen (LLO).
In Brabant Leert TransitieHubs Energie komen experts van kennisinstellingen, bedrijven en studenten op verschillende plekken in Noord-Brabant samen om de vereiste kennis en vaardigheden rondom een specifiek energietransitie thema te onderzoeken waarmee de huidige vaardigheidstekorten in de energietransitie aangepakt kunnen worden. Ook worden er korte (nano)scholingsmodules op mbo en hbo niveau ontwikkeld (en in de toekomst ook op wo-niveau) die uiteindelijk een samenhangend geheel gaan vormen. Deze modules worden via scholingsplatform Brabant Leert beschikbaar gesteld aan de werkende Brabanders. Ze kunnen zelf kiezen welke modules ze willen volgen, afhankelijk van hun interesses en behoeften.
De eerste 3 pilots van de scholingsprogramma’s rondom circulaire bouw, batterijtechnologie en energie installaties worden
uitgevoerd op 3 verschillende locaties in Breda/Tilburg, Den Bosch en Eindhoven. Het idee is om uiteindelijk op verschillende plekken in Brabant één soort scholingsmodel te hebben voor alles wat met de energietransitie te maken heeft.
De samenwerking is opgezet met als doel om elkaar in NoordBrabant te versterken in plaats van te beconcurreren. Dit alles om de verbinding tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren en ook in de toekomst relevant onderwijs rond de energietransitie te kunnen aanbieden. “Het is mooi om te zien dat partners elkaar steeds meer weten te vinden en dat muren tussen organisaties hiermee beetje bij beetje vallen” licht Han van Osch, Programmamanager Leven Lang Leren, toe. “Dat is belangrijk omdat het de enige manier is om de juiste keuzes te maken bij het ontwikkelen en aanbieden van passend scholingsaanbod."
Contact over dit artikel | Bart Kapteijns | +31 88 525 83 03 | afm.kapteijns@avans.nl
Marjolein Schooleman - Trekker van de Brabantse aanpak LLO en initiator van de LLO-katalysator
Het project is belangrijk omdat we hiermee een extra impuls geven aan het ontwikkelen van scholingsaanbod in het kader van Leven Lang Ontwikkelen. Daarnaast dient het project als katalysator in de ontwikkeling van hybride transitiehubs. Ik hoop dat we op een veel snellere en grotere schaal werknemers in Brabant kunnen bijscholen en omscholen op het gebied van de energietransitie, zodat zij hun werk goed kunnen blijven doen of juist kunnen instromen in het werkveld. Ik kijk uit naar de implementatie van de uitgewerkte visie en strategie en hoop dat deze het beoogde effect zal hebben: een snellere, gezamenlijke en grotere impact. We willen een grote beweging teweegbrengen. Laten we daarom voldoende tijd en capaciteit vrijmaken om deze doelen te bereiken!
Bart Kapteijns - Projectmanager TransitieHubs Energie bij MNEXT
"Dit project is om twee redenen belangrijk: ten eerste om de human capital factor te versterken, waardoor mensen de mogelijkheid krijgen om zichzelf blijvend te ontwikkelen. Ten tweede om een bijdrage te leveren aan de transitie-uitdagingen waarmee Brabant wordt geconfronteerd, met name op het gebied van energie en bouwen. Ik hoop dat iedere werkende Brabander straks weet dat het mogelijk is om een andere toekomst voor jezelf te kiezen en hoe je dit kan realiseren. Een van de grootste uitdagingen in dit project is het herkennen en erkennen van de kennis van anderen en dit gezamenlijk verder ontwikkelen. Laten we vooral het "not invented here" syndroom vermijden!"