ACTA
GROENINGE WETENSCHAPPELIJK TIJDSCHRIFT
Nº 28 � NOV 2018
STEREOTACTISCHE RADIOTHERAPIE
voor longletsels
Samenwerking
CARDIOCHIRURGIE
OBESITASCHIRURGIE
evolutie en innovatie
IN DIT NUMMER 04
Stereotactische radiotherapie voor longletsels
10
12
25 jaar samenwerking az groeninge cardiochirurgie AZ Maria Middelares
Wat het water is voor de vissen
18
24
Obesitaschirurgie in az groeninge: evolutie en innovatie anno 2018
Nieuwe artsen
26
Wetenschappelijke publicaties 2
ACTAGROENINGE
28
Wetenschappelijke kalender
B
este lezer
De herfst is in het land. Het belooft een boeiend najaar te worden, waarin meerdere grote, visionaire thema’s die de voorbije jaren gelanceerd werden stilaan concrete realiteit worden. De forfaitaire prospectieve betaling van de laagvariabele zorg lijkt er nu toch op korte termijn te komen. De eerstelijnszones zijn gedefinieerd en hun werking wordt nu effectief opgestart. De projecten rond geïntegreerde zorg starten op. De klinische ziekenhuisnetwerken organiseren zich overal in Vlaanderen en beginnen niet enkel over hun organieke structuur, maar ook steeds meer over zorginhoudelijke zaken afspraken te maken en dat is zeker ook het geval in ons eigen E17 ziekenhuisnetwerk.
van het obesitascentrum in 2005. Een aantal nieuwe technieken werden recent geïntroduceerd en worden hier voorgesteld. Daarnaast wordt teruggeblikt op de 25 jaar samenwerking tussen AZ Groeninge en Maria Middelares rond cardiochirurgie. Deze associatie was één van grondslagen voor ons ziekenhuisnetwerk.
‘Het wordt een boeiend najaar.’
Intussen zijn alle diensten in de nieuwe site aan de Kennedylaan helemaal ingewerkt en draait het ziekenhuis op volle toeren – het is zelfs tijdens de vakantieperiode drukker geweest dan we gewoon zijn. Er is een merkbare activiteitstoename.
dr. Sylvie Derycke brengt een bijdrage over stereotactische radiotherapie bij longletsels, waarbij op een tumor aanzienlijk hogere dosissen kunnen toegediend worden met aanvaardbare toxiciteit voor de omliggende weefsels.
En hoe zeer ieder team in het ziekenhuis zich ook inspant om moderne en hoogstaande medische technologie te bieden: het draait allemaal om de patiënt. De medewerkers van de dienst zingeving en spiritualiteit, die vaak voor de emotionele rust zorgen waar een patiënt nood aan heeft, stellen zich voor in dit nummer. Veel leesplezier.
In dit nummer van Acta Groeninge belichten we de obesitaschirurgie en hoe ze evolueerde sinds de start
DR. SERGE VANDERSCHUEREN MEDISCH DIRECTEUR AZ GROENINGE
COLOFON ACTA GROENINGE Dit tijdschrift
verschijnt tweemaal per jaar en wil een overzicht geven van de medische, zorgverstrekkende en organisatorische activiteiten binnen az groeninge.
REDACTIECOMITÉ dr. Jeroen Ceuppens, dr. Kathleen Croes, dr. Wouter De Corte, dr. Marc Decupere, Guido Demaiter, Lore Ketelaars, dr. Dirk Peeters REDACTIEADRES dr. Dirk Peeters, Pres. Kennedylaan 4 | 8500 Kortrijk; t. 056 63 34 20 - f. 056 63 34 29, dirk.peeters@azgroeninge.be GRAFISCH CONCEPT Stapel Magazinemakers www.stapel.be FOTOGRAFIE bijzondere dank aan dr. Marleen Dezillie VU Inge Buyse, Pres. Kennedylaan 4 | 8500 Kortrijk
Uitgegeven in opdracht van het wetenschappelijk comité van az groeninge
DIT TIJDSCHRIFT IS OOK TE RAADPLEGEN VIA WWW.AZGROENINGE.BE www.azgroeninge.be www.twitter.com/azgroeninge www.facebook.be/azgroeningekortrijk
3
STEREOTACTISCHE RADIOTHERAPIE
VOOR LONGLETSELS
DR. SYLVIE DERYCKE RADIOTHERAPEUT/ONCOLOOG
4
ACTAGROENINGE
INLEIDING Stereotactic body irradiation therapy (SBRT) combineert de laatste ontwikkelingen in image guidance, dosimetrische planning en behandelingstechnieken om een tumoricide dosis toe te dienen aan het doelvolume. Bij dit type behandeling wordt in een klein aantal fracties (tot 5) een zeer hoge dosis toegediend, die overeenkomt met een Biologisch Equivalente Dosis van minimum 100 Gy in klassieke fracties van 2 Gy/dag. Dit wordt bereikt met een aanvaardbare toxiciteit thv de omringende normale weefsels, wat niet haalbaar is met de traditionele radiotherapie technieken. Tijdens het laatste decennium is SBRT snel aan het evolueren en in sommige toepassingsgebieden heeft het
zich gevestigd als de huidige standaardbehandeling. Dit is vooral het geval voor medisch inoperabele vroegtijdige NSCLC, waar SBRT zich wereldwijd bewezen heeft als een zeer effectieve behandeling. Deze techniek vereist het gebruik van de meest moderne immobilisatietechnieken, dosimetrische planningstechnieken en precieze toediening van de dosis thv het doelvolume met real time imaging en een nauwkeurige bepaling van de verwachte tumorbeweging tijdens de behandeling. Een zorgvuldige selectie van patiĂŤnten die in aanmerking komen voor dergelijke behandeling kan niet genoeg benadrukt worden! 5
TECHNISCHE ASPECTEN
FIG 1
FIG 2
Respiratory Motion Control
FIG
Non-coplanaire bundels leiden tot hoog conformele dosisverdeling
3
6
Abdominale compressie
ACTAGROENINGE
Positionering van de patiënt, immobilisatie, tumorbeweging Bij SBRT moet het volume normaal weefsel dat bestraald wordt, geminimaliseerd worden om potentieel catastrofale toxiciteit te vermijden. In tegenstelling tot stereotactische radiotherapie van de hersenen, vormt de ademhalingsgeïnduceerde beweging van een longtumor tijdens de behandeling een bijkomende grote uitdaging. In de klassieke radiotherapie wordt dit opgelost door grotere bestralingsvelden te gebruiken, maar dit is geen optie bij SBRT. Er moet trouwens niet alleen rekening gehouden worden met de beweging van de tumor binnen de patiënt, maar ook met de beweging van de patiënt zelf. Er zijn allerlei mogelijkheden om een patiënt te immobiliseren op de behandelingstafel (thermoplastische bodymaskers, vacuümmatrassen etc), maar essentieel is toch dat de patiënt zodanig comfortabel kan geïnstalleerd worden, dat hij/zij gedurende een vijftiental minuten bewegingloos kan blijven liggen (cave patiëntselectie). Er zijn 3 mogelijkheden om het probleem van tumorbeweging aan te pakken: • Minimaliseren van de tumorbeweging door immobilisatie: abdominale compressie (= limiteren van de diafragma-excursie) (fig. 1) • Gating techniek, waarbij de ademhalingscurve van de patiënt geregistreerd wordt en gekoppeld wordt aan de werking van het bestralingstoestel. Bij “amplitude gating” blijft het toestel in werking zolang de patiënt binnen een bepaalde ademhalingscurve blijft ademen (het toestel valt even uit op moment dat patiënt te diep in-of uitademt) (fig 2). Bij “fase gating” treedt het bestralingstoestel enkel in werking in een bepaalde fase van de ademhaling (bvb bij maximale expiratie), omdat de tumor op dat ogenblik eventjes immobiel is. Dit heeft het voordeel dat het bestraald volume kleiner is, maar dat de behandeling doorgaans 4 keer langer duurt (met als nadeel dat de patiënt weer meer gaat bewegen). • Tracking: in de buurt van de tumor wordt een radio-opake marker geïmplanteerd, die door het beeldvormingssysteem herkend wordt en simultaan wordt ofwel een signaal naar de versneller gestuurd die de bestralingsbundel mee laat bewegen met de tumor ofwel wordt een signaal naar de behandelingstafel gestuurd, die beweegt zodat de tumor zich altijd in dezelfde positie bevindt tov de bestralingsbundel.
Dosimetrische planning SBRT vereist een zeer strikte conformaliteit van de voorgeschreven dosis met het doelvolume en een snel, scherp en isotroop dosisverval in de onmiddellijke omgeving van de tumor. Dit is enkel mogelijk mits het gebruik van geavanceerde planningsmethodes, die gebruik maken van multipele adequaat gespreide (non) coplanaire bundels of ARC technieken. Verschillende standaard criteria worden wereldwijd gebruikt om de kwaliteit van het SBRTplan te optimaliseren (fig. 3) en de AAPM (American Association of Physicists in Medicine) publiceerde het TG101 rapport, waarin de huidige standaard van SBRT beschreven wordt met inbegrip van een tabel van dosis constraints voor de verschillende “gezonde” organen (ref.1). Behandelingstoestellen • Deze moeten uitgerust zijn met een “image guidance” systeem, om de beeldvorming tijdens de behandeling “in real time” te kunnen uitvoeren. Meestal beschikken deze versnellers over meerdere beeldvormingstechnieken: een CTscan, low dose kiloVoltage, MegaVoltage imaging, Exactrac orthogonale imaging… • Ze moeten beschikken over een multileafcollimator met smalle leafs om de bundelopening zo conformeel mogelijk te maken • Er moet een systeem aanwezig zijn voor het volgen van de ademhalingsbeweging en dit moet zonder vertraging gekoppeld zijn aan de werking van de versneller.
TABEL
1
Retrospectieve studies
RESULTATEN Primaire longtumoren De resultaten van een aantal retrospectieve studies zijn vermeld in tabel 1. Stanic (ref. 2) bestudeerde op de patiëntenpopulatie van de RTOG (Radiation Therapy Oncology Group) 0236 trial het effect van SBRT op de longfunctieparameters: na 2 jaar was er een gemiddelde daling van de ESW van 5.8 % en van 6.3 % voor DLCO. Noch de longfunctieparameters voor de SBRT, noch de dosimetrische parameters waren predictief voor het ontwikkelen van radiopneumonitis en 7
ook niet voor de overleving. Hieruit kan besloten worden dat patiënten met een slechte longfunctie toch goede kandidaten kunnen zijn voor SBRT. Timmerman (ref. 3) bestudeerde het verschil in toxiciteit van SBRT voor medisch inoperabele NSCLC tussen centraal en perifeer gelegen tumoren. De mediane tijd tot het vaststellen van ernstige (graad 3 tot 5) toxiciteit was 10.5 maand. Na 2 jaar had slechts 17 % van de patiënten met perifere tumoren ernstige toxiciteit tov 46% bij de centrale tumoren. Hierom moeten centrale tumoren uitgesloten worden van SBRT. Fig. 4 toont de aflijning van de “centrale zone” waarbinnen SBRT afgeraden wordt. Traditioneel wordt SBRT voorbehouden voor letsels van minder dan 5 cm. Woody (ref. 4) bestudeerde retrospectief de resultaten van SBRT voor grotere tumoren (mediaan 5.6 cm, range 5.1-10 cm) en constateerde goede resultaten (na 18 maand: lokale controle 91.2%, overleving 59.7%) met aanvaardbare toxiciteit: 7.5 % graad 3 of meer. Deze patiënten ontwikkelden vooral metastasen op afstand. Bij zorgvuldig geselecteerde patiënten (fit en niet centraal gelegen tumor) is SBRT mogelijk ook voor grotere tumoren een goede behandelingsoptie. ASTRO guidelines voor het gebruik van SBRT bij early stage NSCLC (ref.5): De patiënten worden ingedeeld naargelang hun “operatief risico”: • “standard risk”: verwachte peri-operatieve mortaliteit <1.5 %: geen kandidaat voor SBRT • “high risk”: mogelijk wel SBRT: acute toxciteit lager dan bij heelkunde, maar lange termijn (>3 jaar) resultaten nog niet gekend… • beslissing door multidisciplinair team om “specialty bias” te vermijden • Centraal gelegen tumoren: mogelijk geschikt, maar duidelijk hoger risico (mogelijk levensbedreigend), beter ander fractionatieschema (meer kleinere fracties) • Grote tumoren (>5 cm): SBRT mogelijk, maar meer kans op “distant failure” 8
ACTAGROENINGE
• Tumoren zonder biopsie: te bespreken op MOC : voldoende argumenten voor maligniteit? • Multipele primaire tumoren: mogelijke kandidaten voor SBRT, maar verhoogde longtoxiciteit te verwachten • Tumoren tegenaan de thoraxwand: verhoogd risico op ribfractuur • Salvage na vorige conventionele radiotherapie, na vorige SBRT, na vorige heelkunde: bij goed geselecteerde patiënten, verhoogde toxiciteit mogelijk Solitaire longmetastasen of oligometastasen De International Registry of Lung Metastasis (IRLM) (ref.6 ) rapporteert de resultaten van de chirurgische behandeling voor longmetastasen. Er is een significant verschil in 5- en 10 jaarsoverleving naargelang de resectie al dan niet compleet was, wat suggereert dat lokale controle wel degelijk een invloed heeft op de overleving bij deze categorie patiënten. Een studie van Dongryul Oh (ref.7) toont aan dat de 3jaars lokale controle 94.5% bedraagt. De local control rate wordt beïnvloed door de grootte van de metastase en de primaire origine (lever en colorectaal significant slechter dan andere origine). De overall survival wordt beïnvloed door de grootte van de metastase, het al dan niet aanwezig zijn van extrathoracale ziekte en het ziektevrije interval.
EVALUATIE TUMORRESPONS Dahele (ref. 8) bestudeerde de radiografische veranderingen na long SBRT: deze zijn het meest uitgesproken thv de tumor en onmiddellijke omgeving. Er is een variëteit aan vroegtijdige (na 17 weken) en laattijdige (tot 2 jaar) radiografische veranderingen, soms moeilijk interpreteerbaar en niet altijd makkelijk te onderscheiden zijn van tumorprogressie. Er is een gouden regel: radiofibrose stabiliseert na verloop van tijd en een groeiende opaciteit is steeds meer verdacht voor recidief. Opvolging met PET (dalende Standardized Uptake Values) is niet 100% betrouwbaar. (Her)biopsie is niet altijd haalbaar.
BIJWERKINGEN Kang (ref. 9) publiceerde een overzicht van de meest frequente bijwerkingen van long SBRT: Bij centrale tumoren kan een stenose, strictuur, necrose en fistelvorming optreden thv de centrale luchtwegen. Ook thv de slokdarm kunnen gelijkaardige problemen optreden, evenals thv de grote bloedvaten (vnl de aorta) met vorming van aneurysmata en aortarupturen met exsanguinatie. Thv de longen heeft men soms een spontane pneumothorax en radiopneumonitis (SBRT is uitgesloten bij patiënten met interstitiële longfibrose!). Huidtoxiciteit (met soms necrose van de huid) ontstaat bij zeer perifeer gelegen longletsels met onvoldoende spreiding van de huiddosis. Thoraxwandpijn en ribfracturen komen voor bij tumoren gelegen dichtbij de thoraxwand. Toxiciteit thv de plexus brachialis bij tumoren thv de longapex: dit resulteert in paresthesieën, motorische problemen en neuropathische pijn.
EIGEN RESULTATEN Eind januari 2018 werden de gegevens geanalyseerd van de eerste long stereotaxie patiënten, die behandeld werden in AZ Groeninge tussen 9/5/2016 en 19/10/2017. Tabel 2 geeft de resultaten weer, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen patiënten die behandeld werden voor een primaire longtumor en longmetastasen. De lokale controle is 100%. De patiënten die inmiddels overleden zijn, zijn overleden tgv metastasering. Slechts bij 1 patiënt werd een graad 1 radiopneumonitis geobjectiveerd (misschien onderschatting?). De follow-up is nog kort, maar de bedoeling van deze analyse was in de eerste
REFERENTIES https://www.aapm.org/pubs/reports/ rpt_101.pdf (1)
(2) Sinisa Stanic et al. IJROBP Vol. 88, No. 5, pp.1092-1099, 2014
Robert Timmerman et al. J Clin Oncol 24: 4833-4839 C 2006 by ASCO
(3)
Neil M. Woody et al. IJROBP Vol.92, No. 2, pp. 325-331, 2015 (4)
Gregory M.M. Videtic ; practicalradonc. org, 2017
(5)
The International Registry of Lung Metastases. J Thorac Cardiovasc Surg 1997;113: 37-49.
(6)
Dongryul Oh et al. Acta Oncologica Vol 51, 2012; Issue 5
(7)
Dahele M et al. J Thorac Oncol. 2011 Jul; 6(7):1221-8. (8)
FIG
4
aantal
metastasen
15
18 (7 met 2 letsels)
69 (57-86)
62 ( 53-77)
Karnofsky (%)
93 (70-100)
92 (80-100)
primaire origine APO bevestiging gemiddelde afmeting letsel (mm) gemiddelde dosis (Gy) gemiddeld aantal fracties lokale controle (%) estimated 2jr overleving (%) gemiddelde follow-up (maand)*
2
primaire tumoren gemiddelde leeftijd rokers
TABEL
Kylie H. Kang et al. Cancers (Basel)2015 Jun; 7(2): 981-1004.
(9)
De centrale “no go” zone
15/15
10/18
long
long (9/18), TCC (1/18), RCC (1/18), colorectaal (6/18), angiomyolipoma (1/18)
5/18
2/25
20 (8-44)
16 (7-44)
58,4 (48-60)
29,6 (24-40)
6,8 (3-12)
3,2 (3-5)
100
100
84 (MNR)
41,72
9,5 (3,5-19,6)
7,7 (2,5-19)
Eigen resultaten
plaats onze methodiek te evalueren en een gebrek aan lokale controle en onaanvaardbare toxiciteit op korte termijn te detecteren en dat is dus niet het geval. De patiënten database wordt verder bijgehouden.
CONCLUSIE Long SBRT is voor geselecteerde patiënten een valabele behandelingsoptie voor medisch inoperabele primaire longtumoren en heeft ook zijn plaats in een oligometastatische setting. Verdere studies zijn nodig om de veiligheid bij grotere en centraal gelegen tumoren te bepalen. 9
25 JAAR SAMENWERKING AZ GROENINGE -
HARTCHIRURGIE AZ MARIA MIDDELARES
DR. KOEN CATHENIS, DR. PHILIPPE BALLAUX, DR. DOMINIQUE GOOSSENS CARDIOCHIRURGEN AZ MARIA-MIDDELARES 10
ACTAGROENINGE
De dienst hartchirurgie in AZ Maria Middelares werd opgericht in 1992. Reeds in 1993 werd de eerste patiënt uit AZ Groeninge aan zijn hart geopereerd in AZ Maria Middelares. De samenwerking is dus 25jaar oud en is reeds vele jaren een succes. Maria Middelares is de vaste aanspreekpartner voor hartchirurgie en is steeds bereid geweest de hartchirurgie op te starten in AZ Groeninge zodra er van de overheid hiervoor toestemming zou worden gegeven. In 2017 werden er 129 patiënten geopereerd na verwijzing vanuit het AZ Groeninge. Het multidisciplinair team van 3 cardiochirurgen en 11 cardiologen en 11 cardioanesthesisten, met elk hun subspecialisatie, kan voor iedere patiënt een oplossing bieden in de cardiologische pathologie. Mede door de huidige technologie is de afstand tussen de 2 centra geen probleem om hoog-technologische zorg aan te kunnen bieden aan onze patiënten. De coronarografieën en echografische onderzoeken worden doorgestuurd via het EVOCS-systeem waardoor er via een klassieke internetverbinding kan overlegd worden over de beste strategie. Tele-conferencing tussen de 2 diensten kan zorgen voor dialoog en discussie waarbij het resultaat voor de patiënt voorop staat. Verdere therapieplanning en onderzoeken worden hier besproken. De patiënt wordt door de dienst cardiologie uitgewerkt alvorens zich aan te
melden voor de pre-operatieve raadpleging in het AZ Maria Middelares te Gent. Als behandelende hartchirurg willen we patiënt leren kennen, wordt er uitleg gegeven over de ingreep en eventuele complicaties, de post-operatieve fase en de verdere revalidatie. De meeste patiënten gaan na de ingreep naar huis op de 5e of 6e postoperatieve dag. De patiënten die een minder goede omkadering thuis hebben of nog zorg nodig hebben worden terug getransfereerd naar het AZ Groeninge waar de gestarte revalidatie wordt verder gezet tot aan het ontslag. Steeds wordt met de patiënt een controle-afspraak bij de behandelende cardioloog gemaakt en de verdere revalidatie te Kortrijk wordt gepland. Dr. Philippe Ballaux komt eenmaal per maand op dinsdagnamiddag een post-operatieve raadpleging houden in het AZ Groeninge. Hij gebruikt de infrastructuur van de cardiologie. Vooral oudere patiënten die moeilijk te been zijn worden, een 10-tal weken na de ingreep gezien. Dr. Ballaux is daar het aanspreekpunt van het cardiochirurgisch team te Kortrijk en ziet de patiënten op de afdeling cardiologie die opgenomen zijn in afwachting van een ingreep of die revalideren na hun ingreep. Dit is ook een gelegenheid om face-to-face overleg te voeren met de cardiologen of andere specialisten waar het opportuun is. In Maria Middelares wordt alle volwassen cardiale pathologie geopereerd: Coronary Artery Bypass Graft (CABG) is de meest uitgevoerde ingreep: overbruggingen
brengen nieuw bloed naar de hartspier voorbij de stenosen op de kransslagaders. CABG maakt gebruik van de hart-longmachine. Zo nodig wordt de operatie op kloppend hart (Off Pump Coronary Artery Bypass) uitgevoerd indien hiervoor een indicatie bestaat zoals een verkalkte aorta. Daarnaast worden alle types klepoperaties uitgevoerd. De aoartaklep wordt het vaakst behandeld, vervolgens de mitralisklep en tenslotte de tricuspiedklep. Als de pathologie het toelaat en de patiënt hiervoor in aanmerking komt gebeuren klepingrepen langs een minimaal invasieve weg. Een beperkte incisie onder de borst rechts (Port-access) voor mitralis- en tricuspidalischirurgie alsook voor ASD’s en intra-atriale myxomen. Ministernotomie is de toegangsweg voor aortaklepchirurgie bij geschikte patiënten. Alles wordt in het werk gesteld om mitraliskleppen te herstellen. Enkel bij belangrijk weefselverlies door endocarditis, reumatische omvorming of verkalkingen worden mitraliskleppen vervangen. Uiteraard worden klepherstel of klepvervangingen en CABG’s samen uitgevoerd als er nood toe is. In onze dienst is er uitgebreide know-how over ingrepen aan de aorta. Dissecties en aneurysmata van de aorta ascendens worden behandeld. Er bestaat tevens een goede samenwerking tussen de dienst vaatchirurgie van AZ Groeninge en AZ Maria Middelares voor aorta descendens pathologie. Voorkamerfibrillatie, kan met een operatie behandeld worden. De maze ingreep wordt gecombineerd met CABG of klepherstel of -vervanging. Deze meest voorkomende ritmestoornis wordt tegengehouden door lijnen te branden, te snijden en te vriezen in de voorkamers van het hart. Dr. Goossens, diensthoofd van de hartchirurgie, doet de aortaklepsparende wortelvervanging en de septale myomectomie. Dr. Cathenis verzorgt de port-access operaties en Dr. Ballaux de maze operaties en overbruggingen op kloppend hart. De overige pathologie wordt door alle stafleden behandeld. De samenwerking tussen de cardiologen en de hartchirurgen van beide ziekenhuizen liggen aan de basis van het E-17 netwerk. www.chirurgiegent.be
11
“Hoe belangrijk water voor een vis is, merkt hij pas als hij op het droge is. Zo is het ook met zingeving: in de dagelijkse routine zitten we er middenin, maar merken we er weinig van of zijn we er niet bewust mee bezig. Pas als we uit onze gewone doen geraken, snakken we ernaar.” (Van Leeuwen, Leget, & Vosselman, 2016) De ervaring van ziekte, verdriet of eindigheid confronteert mensen met hun eigen kwetsbaarheid. De zoektocht hoe zich te verhouden tot deze kwetsbaarheid is het proces van zingeving. De zorg voor dit proces duiden we aan als spirituele zorg. Binnen de integrale zorg verdient de spirituele zorg haar specifieke plaats. Hedendaagse kwaliteitslabels zoals JCI nemen de ondersteuning van de spirituele dimensie dan ook op in hun voorwaarden tot accreditatie. De Dienst Zingeving en Spiritualiteit wil op een kwaliteitsvolle en transparante manier bijdragen aan de verwezenlijking van integrale zorg binnen az groeninge. In dit artikel belichten we wat spirituele zorg inhoudt en concreet kan betekenen, voor zowel de zorgvrager als zorgverlener.
12
ACTAGROENINGE
VIER PIJLERS VAN EEN ZINVOL LEVEN We zien vaak de volgende dimensies aan bod komen in de zoektocht van mensen naar zingeving: erbij horen, een doel hebben, een coherent levensverhaal opbouwen, transcendentie ervaren. (Smith, 2017) Deze dimensies kunnen we illustreren met onderstaande voorbeelden. Een patiënte die kanker heeft, wil ondanks de beperkingen van de ziekte erbij horen. Ze lijdt eronder dat haar zussen de zorg voor hun moeder die eveneens zwaar ziek is, regelen buiten haar om. De familie wil haar sparen, maar zij vindt het belangrijk dat ze hierbij ook nog van betekenis kan zijn. In de contacten met patiënten merken we ook vaak hoe mensen voor zichzelf kleine en grote doelen stellen . Dit geeft hen de kracht om zware behandelingen te doorstaan en de ‘statistieken’ te overleven. Het belang van een coherent levensverhaal opbouwen toont zich in het verhaal van een oudere vrouw die tijdens een bezoek schroomvol haar nachtkastje opent Ze houdt daar een foto van haar overleden zoontje verborgen. Na zijn dood liet de omgeving niet toe dat ze nog over hem praatte, dat zou haar alleen nog meer pijn berokkenen. Haar verdriet zit dus letterlijk en figuurlijk ‘in het schuifje’. Hoewel ze nu hoogbejaard is, breekt een gesprek over haar zoontje haar verdriet open. Eindelijk kan ze het gebeuren een plaatsje geven in haar levensverhaal. Transcendentie ervaren voegt eveneens zin toe aan het leven. Veel mensen voelen zich in de verbinding met de natuur een deel van een groter geheel. Ook de ervaring van schoonheid doorheen kunst en muziek vervult mensen van zin. Voor anderen is religie een betekenisvol kader. Het kan helpen innerlijke rust te vinden of te bewaren te midden alle pijn en onzekerheid.
WAT HE VOOR D ONZE MEDEWERKERS VAN DE DIENST ZINGEVING EN SPIRITUALITEIT
ET WATER IS DE VISSEN
13
Als ziekenhuis kunnen we dus op verschillende manieren inzetten op wat er voor mensen echt toe doet. In veel kleine dingen kunnen we mensen versterken in wat hen zin geeft. Zo draagt een venster waar je uitkijkt op een stukje natuur evengoed bij tot de ervaring van zin. Een piano aan het onthaal is niet zomaar een object die de ruimte opvrolijkt, maar muziek kan de mens tot in zijn diepste vezel beroeren.
ZINGEVENDE GESPREKSVOERING: IEMAND TE VOORSCHIJN LUISTEREN De benaming ‘zingeving’ zou de misvatting kunnen wekken dat wij met de ‘zin van het leven’ op een dienblad komen. Wel proberen we te faciliteren dat een patiënt eigen krachtbronnen kan aanboren. Het is onze kernopdracht mensen te versterken in wat/ wie voor hen betekenis heeft. Vanuit de erkenning van broosheid zetten we in op wat mensen doet oplichten. Elke zorgverlener kan met aandacht ondersteuning bieden, maar extra begeleiding kan een meerwaarde zijn. Zingevende gespreksvoering biedt een theoretisch gefundeerd model met praktische aanknopingspunten voor die begeleiding. Zinvragen onderscheiden zich door een aantal kenmerken die als vertrekpunt van de begeleiding kunnen dienen. (Vosselman & Van Hout, 2013) ‘Trage’ vragen Zingevingsvragen zijn lastige vragen. Ze confronteren ons als zorgverlener met onze eigen onmacht. Opgeleid als we zijn om problemen op te lossen, schieten we bij het horen van zingevingsvragen in een ‘reparatiereflex’. Door deze houding voelen mensen zich echter vaak miskend en blijven ze op hun honger zitten in het zoeken naar betekenis en perspectieven. Er is ook veel onwennigheid vanuit de angst allerlei zaken los te maken. Hierdoor kijken we weg van wat er toch al leeft. Het hectische ritme in een ziekenhuis is een grote uitdaging voor het omgaan met zingevingsvragen. Kenmerkend voor zingevingsvragen is dat het trage vragen zijn. Het beluisteren van deze vragen doet een beroep op ons uithoudingsvermogen. Anderzijds is het een misvatting dat je in de beperkte tijd die je als zorgverlener bij een patiënt toegemeten krijgt geen spirituele zorg kan verlenen. De betrokkenheid op wat een patiënt beweegt kan ook uitgedrukt worden in kleine gebaren.
14
ACTAGROENINGE
“ ‘Die tas koffie voor de familie bij een stervende patiënt betekende alles voor ons.’ Deze eenvoudige attentie valt buiten het meetbare en is niet de zoveelste score die we moeten invullen op de laptop. Nochtans zijn het dit soort ‘mangomomenten’ die de patiënt en hun families erg waarderen. Die tas koffie is de uitdrukking van een zorgverlening waarin menselijkheid en aandacht voor gevoelens belangrijk zijn. We gaan hier allemaal aan voorbij in onze hectische manier van werken en met een minimim aan personeel. De dienst Zingeving en Spiritualiteit levert hier een wezenlijke bijdrage: goede zorg met de nodige omkadering.” (Arts az groeninge) Gelaagd Zingevingsvragen worden gekenmerkt door ambivalentie. De kern van wat leeft, is vaak een verhaal áchter het verhaal. De beleving van mensen is gelaagd. Het diamantmodel ontwikkeld door Carlo Leget geeft die ambivalentie mooi weer. Dit model belicht vijf centrale thema’s in elk mensenleven. Het bijzondere aan het model is dat het om spanningsvelden gaat: polen waar je als mens tussen heen en weer getrokken wordt. Innerlijke ruimte vormt de basis van de diamant. Het is “een gemoedstoestand waardoor iemand zich in alle rust en vrijheid kan verhouden tot de emoties en houdingen die door een situatie worden opgeroepen”, een kwaliteit waardoor je emoties als angst, woede en verdriet – maar ook plezier en liefde – tot je toe kunt laten zonder erdoor meegesleept te worden. Spirituele zorg richt zich op het herstel of vergroten van deze innerlijke ruimte.” (Leget C. , 2016) Het diamantmodel is ontworpen als houvast om met zinvragen om te gaan. Om de aandacht voor het spirituele in te bedden in de zorg werd het model geïntegreerd in het elektronisch patiëntendossier KWS. Het is niet alleen een grondplan dat ons op weg zet in de wirwar van beleving van patiënten. Het helpt ook om onze eigen innerlijke ruimte te ‘scannen’. Hoe meer innerlijke ruimte in jezelf, hoe vlotter de toegang tot de ruimte van de patiënt.
Vasthouden en loslaten
Doen en laten
Vergeven en vergeten
Innerlijke ruimte
Geloven en weten
Ik en de ander
De thema’s uit het diamantmodel komen niet alleen ter sprake in de individuele gesprekken, maar komen ook aanbod in groepssessies die we voor bepaalde doelgroepen organiseren. Zo gaan er wekelijks drie zingevingsessies door op de PAAZ-diensten van ons ziekenhuis. Die groepsgesprekken behoren tot het therapieaanbod. Ze staan open voor alle patiënten. Er wordt rekening gehouden met de pluralistische realiteit. We gebruiken concreet een tekst, een artikel, een kunstwerk… om ons op weg te zetten en herkenning en verwoording te faciliteren. Het traject van de oncorevalidatie omvat sinds kort ook een sessie over spirituele veerkracht. Revalidatie betekent het weer ‘valide’ worden na een ingrijpend proces van kanker. Het doel is mensen te versterken op zowel fysiek, psychologisch, sociaal en spiritueel vlak. “Door de steeds kortere ligduur van onze patiënten hebben we soms het gevoel dat we niet voldoende oog kunnen hebben voor de ‘totale’ patiënt. Wanneer we iets opvangen bij de patiënt of familie is dit voor onze dienst soms al voldoende om een beroep te doen op de dienst Zingeving, bijvoorbeeld bij het recente overlijden van een naaste, hulpbehoevende partner of gezinslid, ,... Ook wanneer patiënten wachten op resultaten of bij slecht nieuws is de stap klein om de collega’s van de dienst Zingeving er bij te vragen. We merken bovendien dat de patiënten vaak hun hart eens luchten bij deze medewerkers. Zij komen niet bedreigend over voor de patiënten. De collega’s van deze dienst zijn ook heel vaardig om een gesprek aan te gaan over wat leeft bij de patiënt, wat hen bezig houdt, ... Wij zijn heel dankbaar dat deze collega’s samen met alle disciplines bijdragen aan de zorg voor onze patiënt.” (hoofdverpleegkundige az groeninge)
De kracht van symbolen Grenservaringen kunnen mensen vervullen van dankbaarheid en een diep gevoel van verbondenheid met het wezenlijke. De confrontatie met grenservaringen kan echter ook veel angst oproepen en heel kwetsbaar maken. Woorden volstaan niet altijd om dit geraakt zijn uit te drukken en erkenning te geven aan wat er allemaal omgaat in de patiënt. Bovendien schiet een exclusief narratief kader te kort bij mensen die verbaal beperkt zijn. Patiënten die door hun ziekte of beperking geen taalvaardigheid (meer) hebben, riskeren geïsoleerd te geraken. Hun omgeving vermijdt soms contact omdat het veel onmacht oproept. Het is een uitdaging om dan toch op een creatieve manier betrokkenheid te tonen en te zoeken naar andere vormen van verbondenheid. Ook hier is de essentie erkenning voor wat er omgaat in de patiënt. Rituelen kunnen de verwerking van wat iemand overkomt, bevorderen: rituelen helen en geven identiteit. Ze maken verbinding mogelijk met anderen, met wat ons overstijgt. Ze kunnen helpen om harmonie te vinden met jezelf, rituelen kanaliseren emoties en helpen de overgang te maken naar iets nieuws. Er zijn de vele kleine rituelen in het dagelijkse leven en er zijn de traditionele rituelen die tijd, plaats en individu overstijgen. Beiden geven we een plaats in onze zorg. We proberen creatief te zijn en rituelen te scheppen op maat van de unieke beleving van de zorgvrager. Zo blijven we in het verloskwartier bij het afscheidsritueel van een doodgeboren kindje heel dicht bij de beleving van de ouders en werken we met taal en tekens die zij verstaan. Tegelijk is er bij elk ritueel een onderlaag die aansluit bij de traditie van waaruit mensen rituelen uitvoeren.
Na het heengaan van ons vader, denken we met grote dankbaarheid terug, aan het intieme moment van de ziekenzegening. De Dienst Zingeving en Spiritualiteit van het ziekenhuis heeft ons allen geholpen om op een serene wijze “vredig” om te gaan met het onvermijdelijke afscheid van ons vader. Deze mooie afronding van zijn rijk gevuld leven, kon niet beter ingevuld worden door de gedrevenheid van een team “waardevolle” mensen, die hun ziel in hun job leggen. (dochter van overleden patiënt) Bij de doodgeboorte van ons zoontje kwamen we in een rollercoaster van emoties terecht. Geen roze babywolk, maar veel vragen waar je als jonge ouder nooit hebt bij stilgestaan. Enkele mensen van de dienst Zingeving hebben ons hierbij fantastisch ondersteund. Mede dankzij hun hulp kreeg hij een mooie afscheidsviering. Wij zijn hen heel dankbaar! (ouders van Lasse *)
met de zin of zinloosheid van wat hem overkomt. Dit kan mensen zowel bitter stemmen omwille van de gemiste kansen als dat het kan leiden tot een bewustere waardebeleving en een ‘herschikking’ van wat er in het leven echt toe doet. Een zorgberoep uitoefenen betekent zelf ook geconfronteerd worden met die waardenafweging. Bepaalde ervaringen stellen ons voor de vraag: wat moet ik in deze complexe situatie doen om goed te doen? Naast het eigen reflecteren is daarom ook multidisciplinair overleg van cruciaal belang. We zijn als dienst vertegenwoordigd in de commissie voor medische ethiek, waar iedere medewerker van het ziekenhuis een casus ter advies kan voorleggen. Enkele medewerkers van onze dienst zijn ook getraind in moreel beraad. Het trage proces van een dergelijk gesprek doet luisteren en nadenken. Deelnemers komen tot dieper inzicht omtrent een casus en nemen weloverwogen eigen beslissingen. Ethische reflectie en moreel beraad helpen zorgverleners om morele stress adequaat te hanteren en om te buigen tot morele veerkracht.
ONDER DE RADAR Dat het belang van zingeving in de zorg niet door iedereen gelijk wordt beoordeeld, blijkt uit het onderzoek van arts - onderzoeker Machteld Huber. Zij laat zien welk belang verschillende groepen hechten aan zes aspecten van gezondheid. Het meest opvallende verschil situeert zich in het toekennen van het belang aan de spirituele dimensie. Hierbij valideren patiënten de spirituele dimensie als belangrijk onderdeel van gezondheid. Beleidsmakers beoordelen dit aspect als minder belangrijk. (Bakkali, 2016).
Waarden geven richting en focus Waarden zijn een belangrijk kompas in het leven van mensen. Op het ogenblik dat jouw waarden in het gedrang komen of je ervan vervreemd geraakt, ontstaan er zingevingsvragen. Naast de waarden spelen ook allerlei normen een belangrijke rol in de regie van ons leven. Dit kan gaan over de normen ons voorgeleefd door onze ouders of aangestuurd door onze omgeving en cultuur. Het gaat ook over innerlijke normen die we onszelf opleggen. Waarden en normen hebben een impact op de beleving van ziekte, op keuzes in de behandeling. Omgekeerd beïnvloedt een ziekteproces ook hoe iemand tegen het leven aankijkt, hoe hij omgaat
15
Deze discrepantie stelt ons voor de uitdaging om de positieve impact van spirituele zorg op gezondheid te expliciteren. In deze tijden van ‘meten is weten’ zijn we een kwetsbare beroepsgroep . Een groot deel van ons werk en de impact ervan laat zich immers niet in cijfers capteren. Een actuele uitdaging is ook de grote verscheidenheid aan ‘spelers’ op het veld van de patiëntenbegeleiding: er zijn oncocoachen, psychologen, sociale assistenten, interculturele bemiddelaars. Er is een palliatief, een liason- en een crisis-supportteam. Door dit diverse aanbod kan tegemoet gekomen worden aan de toegenomen complexiteit van hulpvragen van patiënten en hun omgeving. Tegelijk is het de uitdaging om op het ‘juiste moment’ de ’juiste hulpverlener’ aan het ‘juiste bed’ te krijgen, om m.a.w. duidelijk zicht te houden op ieders eigenheid. Een goede interdisciplinaire afstemming van de verschillende zorgdisciplines is noodzakelijk om complementariteit en continuïteit te waarborgen. Aangezien spirituele zorg een raakvlak heeft met verschillende domeinen, ontstaan nieuwe dwarsverbindingen tussen zorgverleners. Deze zouden ‘niet vakkundig naast elkaar moeten werken, maar vakkundig met elkaar, zodat één en één meer dan twee wordt’ (van den Berg 2001).
We willen als dienst Zingeving en spiritualiteit de uitdaging aangaan om de aandacht voor het spirituele net zo vanzelfsprekend in de gezondheidszorg te integreren als de fysieke en psycho-sociale component. Deze integratie begint bij een goede inbedding van deze pijler in de opleiding van zorgverleners. Het ontbreekt zorgverleners vaak aan ‘taal’ om deze dimensie ter sprake te brengen, waardoor zingeving in overleg vaak onwennig omzeild wordt. Soms blijven mensen steken in het strikt pastorale referentiekader waardoor bredere zinvragen buiten beschouwing gelaten worden. Ook vanuit ons team willen we hiertoe leeren groeikansen aanbieden. We vinden het daarom zeer belangrijk om niet alleen tijdens de dagelijkse zorg, maar ook via teamgerichte of ziekenhuisbrede initiatieven zoals BLIK-opener, zorgverleners uit te nodigen stil te staan bij hun eigen spiritualiteit en zingevingskader. Op die manier proberen we alvast de basis van spirituele zorg, namelijk ‘continue aandacht voor spiritualiteit’ te garanderen.
“De dienst Zingeving en Spiritualiteit is een absolute meerwaarde op de dienst Intensieve Zorgen. Haar medewerkers zijn een rust- en ankerpunt binnen de emotionele context van de kritiek zieke patiënt. Via reflectie en empatisch nabij zijn tillen ze de patiënt boven zijn hoogtechnologische omgeving uit.” (arts azgroeninge)
“Een grote dank u wel voor de vele mooie momenten waar jullie dienst voor zorgde. Ik heb de vormingen zoals Blikopener altijd heel interessant gevonden en die hielpen mij enorm om gemotiveerd te blijven.” (verpleegkundige)
GEDEELDE ZORG
Onze contacten met de vertegenwoordigers van de verschillende levensbeschouwingen in Kortrijk doen vaak een frisse wind waaien bij het verder uitklaren van onze visie. We ondertekenden samen het Charter for Compassion van Karen Armstrong bij de inhuldiging van de stille ruimte in het nieuwe ziekenhuis. Het charter is een tekst die verbindt en ons over de verschillende talen en culturen heen uitnodigt om met een open hart en geest elke patiënt en bezoeker tegemoet te treden. Deze tekst staat dan ook
De zorg voor zingeving kan in een grote organisatie als az groeninge alleen waargemaakt worden wanneer het een gedeelde zorg mag zijn van alle medewerkers rondom de zorgvrager. Om kwalitatieve spirituele zorg te kunnen verlenen, dienen alle zorgverleners over een aantal competenties te beschikken. Eén element dat telkens terugkeert in literatuur en onderzoek is het belang van de spirituele competentie ‘self-awareness’.
16
Een zorgverlener die zich bewust is van de eigen spiritualiteit, verleent gemakkelijker en adequater spirituele zorg. Spirituele noden of krachtbronnen worden sneller herkend en de zorgverlener voelt zich zekerder in het spreken over spiritualiteit.
ACTAGROENINGE
CHARTER FOR COMPASSION : MEERSTEMMIGE ZOEKTOCHT NAAR ZIN
te lezen op een symbolische plek: de muur tussen de kapel en de stille ruimte. Elkaar en elkaars traditie leren kennen en waarderen via dialoog en samenwerkingsinitiatieven ervaren we als van wezenlijk belang. De dag van de spirituele zorg in het ziekenhuis of de iftar bij de moslimgemeenschap, zijn hiervoor concrete kansen. In het ziekenhuis is er ook een werkgroep diversiteit waar we actief aan meewerken. Dit interlevensbeschouwelijke werken is onze vertaling van de missietekst van az groeninge waarin het ziekenhuis zich profileert als een pluralistische zorginstelling met openheid en respect voor de eigenheid van elke patiënt. De naamsverandering van Pastorale Dienst naar dienst Zingeving en Spiritualiteit is dan ook een bewuste keuze geweest. Het laat zien dat we er niet enkel voor de gelovige, katholieke patiënt zijn, maar voor iedereen die in het proces van zin zoeken begeleiding wenst.
TOT SLOT Als we het hebben over het spirituele aspect van gezondheidszorg dan raken we aan de missie van het ziekenhuis: dat de patiënt centraal mag staan. Dit betekent mensen zowel op lichamelijk, sociaal, psychologisch als spiritueel vlak ondersteunen. Vanuit onze eigen deskundigheid en inspiratie sluiten we ons dan ook graag aan bij het adagium dat al eeuwen rond gaat in de wereld van de geneeskunde, ‘La médecine, c’est guérir parfois, soulager souvent, consoler toujours’. Lies Bouquet, Katelijn Daels, Anja Lombaert, Liva Nollet, Nele Vanleene, Liesbet Vervaecke Reacties welkom: zingeving@azgroeninge.be
geĂŻnspireerd door het Charter for Compassion roepen we op om anderen te behandelen zoals we zelf behandeld willen worden het leed van onze naasten te verzachten wederzijds respect te tonen positieve waardering van culturele en levensbeschouwelijke verscheidenheid actief te stimuleren grenzen te doorbreken en wereldvrede te realiseren
BIBLIOGRAFIE Bakkali, H. T. (2016, juli 4). 24 uur in een tehuis, ik had het gevoel dat ik naar de gevangenis ging. de Correspondent. (1)
(2) Leget, C. (2016). Van levenskunst tot stervenskunst, over spiritualiteit in de palliatieve zorg. Tielt: Lannoo nv.
Smith, E. E. (2017). De kracht van betekenis, hoe zin geven aan je leven. Utrecht: Ten Have.
(3)
Van Leeuwen, R., Leget, C., & Vosselman, M. (2016). Zingeving in zorg en welzijn. Amsterdam: Boom Uitgevers. (4)
Vanleene, N. (2010). De zorg voor spirituele noden van mensen met kanker. Een kwalitatief onderzoek bij zorgverleners. [Onderzoeksscriptie PEV Psycho-Oncologie]. Gent: UGent.
(5)
Vervaecke, L. (2015). Spirit in de hulpverlening, spirituele competenties en hun toepassing in de praktijk. [eindwerk]. Leuven: KUL.
(6)
Vosselman, M., & Van Hout, K. (2013). Zingevende gespreksvoering: helpen als er geen oplossingen meer zijn. Amsterdam: Boom/Nelissen.
(7)
17
OBESITASCHIRURGIE IN AZ GROENINGE
EVOLUTIE EN INNOVATIE ANNO 2018
DR. ASS. MARIE CAPPELLE
ABDOMINAAL CHIRURG
DR. DIRK DEVRIENDT
ABDOMINAAL CHIRURG
DR. ASS. FREDERIEK NUYTENS
ABDOMINAAL CHIRURG
ANN SERVAEGE
COÃ&#x2013;RDINATOR OBESITASCENTRUM
DR. FRANK VAN ROOY
ABDOMINAAL CHIRURG
18
ACTAGROENINGE
INLEIDING Overgewicht en obesitas vormen een majeur wereldwijd gezondheidszorgprobleem dat in de afgelopen decennia epidemische proporties heeft aangenomen1. In 2016 waren er wereldwijd meer dan 1.9 miljard mensen die aan overgewicht leden, waaronder 650 miljoen mensen die aan obesitas leden (Figuur 1). In België heeft momenteel 59.5 % van de bevolking te kampen met overgewicht en 22.1 % met obesitas. Dat deze chronische ziekte aan een snelle opmars bezig is wordt geïllustreerd door het feit dat dit in 1975 nog respectievelijk 43.4% en 10.5 % was. Verontrustend is dat ook de prevalentie van obesitas bij kinderen en adolescenten is gestegen tot 7%. Hoewel vaak verondersteld wordt dat obesitas voornamelijk een typisch Westerse ziekte is, blijkt de prevalentie van obesitas ook in ontwikkelingslanden fors toe te nemen. Overgewicht wordt gedefinieerd als een BMI (kg/m2) van 25 tot en met 29.9. De term obesitas wordt gebruikt bij een BMI vanaf 30 en wordt verder onderverdeeld in klasse I (BMI 30 -34 .9), klasse II (BMI 35.0 – 39.9) en klasse III ofwel extreme obesitas (BMI ≥ 40). Obesitas wordt geassocieerd met een aantal belangrijke co-morbiditeiten zoals arteriële hypertensie, hyperlipidemie, diabetes mellitus, coronaire atherosclerose en obstructief slaapapnoesyndroom. Verder wordt obesitas ook in verband gebracht met gewrichtslijden, infertiliteit, psychische problemen en een aantal maligniteiten zoals slokdarm-, pancreas-, cervix-, borst-, en prostaatcarcinoom. Obesitas leidt dan ook tot een significante daling in levensverwachting. Zo zou een man van 30 jaar met een BMI > 40 en diabetes mellitus globaal gezien 10 jaar minder lang leven dan een gemiddelde man van diezelfde leeftijd. Ook socio-economisch vormt obesitas een niet te onderschatten probleem. Verschillende studies hebben aangetoond dat patiënten met obesitas onderhevig zijn aan discriminatie op de arbeidsmarkt, op sociaal gebied alsook in de gezondheidszorg2-4. Dit leidt dan weer tot een negatief zelfbeeld met neiging tot ongezonde levensstijl waardoor de
FIG
1
Wereldwijde prevalentie van obesitas anno 2016.
vicieuze cirkel compleet is. Het valt dan ook niet te verwonderen dat obesitas en alle gerelateerde problemen een grote hap nemen uit het budget van de sociale zekerheid.
ROL VAN CHIRURGIE IN DE BEHANDELING VAN OBESITAS De zeer complexe fysiologie van het menselijke eetgedrag zorgt ervoor dat ondanks doorgedreven pogingen van de farmaceutische industrie om een ‘wonderpil’ te ontwikkelen in de strijd tegen obesitas, deze zoektocht tot op heden vruchteloos gebleken is. Hoewel gezonde voeding en voldoende lichaamsbeweging primordiaal blijven in de preventie en behandeling van obesitas, hebben meerdere studies aangetoond dat chirurgie de meest effectieve en duurzame behandeling is bij morbiede obesitas. Zo werd in de Swedish Obese Subject studie aangetoond dat bij conservatieve therapie slechts 3.8% van de obese patiënten een gewichtsverlies bereikt van meer dan 20 % na 10 jaar follow-up. Na een gastric bypass operatie daarentegen blijkt dit 73.5 % te zijn5. Ook in de behandeling van de meest frequente metabool gerelateerde co-morbiditeiten (diabetes, arteriële hypertensie) blijkt chirurgie zeer effectief te zijn. Na bariatrische chirurgie wordt bij 85% van de patienten met diabetes mellitus een verbetering vastgesteld van de ziekte met in 75 % van de gevallen complete remissie6.
INDICATIES VOOR CHIRURGISCHE BEHANDELING EN PRE-OPERATIEF TRAJECT Op basis van internationale richtlijnen en wetenschappelijk onderzoek werden in overleg met het RIZIV in België een aantal voorwaarden opgelegd om in aanmerking te komen voor bariatrische chirurgie: • De patiënt moet minstens 18 jaar zijn. • Patiënt moet een BMI hebben hoger dan 40 of een BMI hoger dan 35 met één van de volgende co-morbiditeiten: diabetes mellitus, obstructief slaapapnoesyndroom, arteriële hypertensie (niet controleerbaar onder 3 verschillende soorten medicatie). • Er mag geen andere (endocrinologische) oorzaak voor de obesitas zijn. • Er moet een positief advies zijn van een multidisciplinair team bestaande uit een chirurg, internist, pyscholoog-psychiater en diëtiste. • De patiënt moet minstens gedurende één jaar geprobeerd hebben om gewicht te verliezen door middel van conservatieve maatregelen (dieet, lichaamsbeweging). In de verdere pre-operatieve voorbereiding wordt nog een controle biochemie, een abdominale echografie en een gastroscopie, om onder andere Helicobacter pylori uit te sluiten, uitgevoerd. Twee weken voorafgaand aan de operatie dient de patiënt een laag calorisch en eiwitrijk dieet te volgen mede om het levervolume te doen afnemen. 19
GASTRIC BYPASS EN SLEEVE GASTRECTOMIE Bariatrische chirurgie wordt klassiek onderverdeeld in malabsorbtieve (vb. biliopancreatische diversie), restrictieve (vb. sleeve gastrectomie) en combinatie (vb. gastric bypass) ingrepen. Hoewel calorische restrictie en malabsorptie zeker een belangrijke rol spelen in gewichtsverlies na bariatrische chirurgie is het volledige werkingsmechanisme echter veel complexer met onder andere effecten op het eetgedrag zelf en effecten op de homeostase van het autonoom zenuwstel, vetweefsel en enterale hormonen (GLP-1, CCK, GIP, peptide YY, ghreline). Wereldwijd zijn de laparoscopische gastric bypass en de laparoscopische sleeve gastrectomie de twee meest uitgevoerde bariatrische ingrepen die respectievelijk 46.3% en 43.6% van alle bariatrische ingrepen uitmaken7. Ook in België zijn dit de twee meest uitgevoerde bariatrische ingrepen. De laparoscopische sleeve gastrectomie (LSG) was initieel ontworpen als een eerste stap procedure bij superobese patiënten. De onderliggende gedachte hierbij was om de patiënt door de initiële LSG voldoende gewicht te laten verliezen teneinde de tweede ingreep met minder morbiditeit en mortaliteit te kunnen uitvoeren8. Al snel werd duidelijk dat de LSG op zich zeer goede resultaten met zich meebracht9. Bijna vijftien jaar later is de LSG een gevestigde waarde geworden in de bariatrische chirurgie. Kort samengevat omvat de techniek het mobiliseren van de curvatura major van de maag met doornemen van de vasa brevia om vervolgens op geleide van een 34-40 Fr maagsonde een buismaag te creëren vanaf ongeveer 4-6 cm proximaal van de pylorus tot aan de hoek van His (Figuur 2). De korte operatietijd en het feit dat de procedure technisch minder veeleisend is, vormen de grootste voordelen van LSG en verklaren de toenemende populariteit van de procedure. Lange termijn resultaten tonen een gemiddeld percentage Excess Weight Loss (%EWL=gewichtsverlies/ (startgewicht – ideaal gewicht berekend op een BMI van 25)) tussen 50% en 55% 5 jaar postoperatief.
20
ACTAGROENINGE
Vertical Sleeve Gastrectomy (Gastric Sleeve)
FIG
2
Roux-en-Y Gastric Bypass (RNY)
Laparoscopische sleeve gastrectomie (LSG) en laparoscopische Roux-en-Y gastric bypass (LRYGB).
De laparoscopische Roux-en-Y gastric bypass (LRYGB) werd voor het eerst uitgevoerd door Wittgrove en Clarke in 199410. Ondertussen is de LRYGB uitgegroeid tot de gouden standaardprocedure in de bariatrische chirurgie met uitstekende resultaten op gebied van gewichtsverlies en controle van metabole complicaties. In een meta-analyse van Buchwald et al. werd een gemiddeld EWL van 61.5 % weerhouden na LRYGB6. Hoewel er sinds de eerste LRYGB verschillende technische varianten ontwikkeld zijn, blijft het chirurgische principe onveranderd. In eerste instantie wordt een smalle maagpouch met een volume tussen circa 10 – 30 cc gecreëerd. Vervolgens wordt (lineair of circulair) een gastro-enterostomie aangelegd tussen de maagpouch en de proximale alimentaire lis. Ten slotte wordt 120 -150 cm distaler een entero-enterostomie aangelegd tussen de biliaire lis en de distale alimentaire lis. Wanneer de alimentaire lis te kort is (<75 cm), bestaat er een aanzienlijk risico op galreflux. Wanneer de entero-enterostomie te distaal wordt aangelegd (> 150 cm) wordt het risico op doorgedreven malabsorptie met invaliderende steatorhee en vitaminedeficiënties te groot zonder significant voordeel op het uiteindelijke gewichtsverlies.
POSTOPERATIEF VERLOOP Na een LSG of LRYGB kunnen de meeste patiënten op dag 2 postoperatief het ziekenhuis verlaten. In de eerste dagen
en weken postoperatief wordt de perorale voeding geleidelijk hernomen op geleide van strikte dieetadviezen. Een aantal vaste herevaluatiemomenten bij het obesitasteam worden voorzien op 1 maand, 3 maand, 6 maand, 1 en 2 jaar postoperatief. Hierbij wordt behalve het lichaamsgewicht ook geëvalueerd of de patiënt het voorgeschreven dieet kan volgen met aandacht voor voldoende fysieke activiteit. Op een aantal vaste intervallen wordt tevens een biochemiecontrole uitgevoerd om mogelijke vitaminedeficiënties op te sporen en indien nodig bij te sturen. Na 2 jaar kan in overleg met de patiënt een jaarlijkse klinische en biochemische controle bij de huisarts georganiseerd worden. Of bepaalde diabetesmedicatie of antihypertensiva na de bariatrische ingreep al dan niet kunnen afgebouwd of gestopt worden, wordt geëvalueerd door de behandelende huisarts al dan niet in overleg met de behandelende endocrinoloog en/of cardioloog. Deze beslissing wordt genomen op basis van de evolutie in glycemie en bloeddruk postoperatief.
BARIATRIE IN AZ GROENINGE IN CIJFERS In 2005 nam het obesitascentrum in AZ Groeninge zijn start. Sindsdien werden tot en met eind 2017 in totaal 1804 bariatrische ingrepen uitgevoerd (Tabel 1). In 2007 werd het niet-chirurgische luik uitgebreid door een team van kinesisten, diëtisten en psychologen in te schakelen
om dieet- en sportprogramma’s te kunnen aanbieden. Sinds 2009 worden geen maagbanden meer geplaatst omwille van postoperatieve complicaties en onvoldoende persisterend gewichtsverlies. Het aantal redo-ingrepen, ingreep na een eerdere bariatrische ingreep, nam bijgevolg toe. Een ombouw naar normale anatomie of LRYGB vanuit een andere bariatrische ingreep is dus mogelijk en dient overwogen te worden bij bepaalde indicaties onder andere onvoldoende gewichtsverlies, gewichtstoename, ernstige malnutritie. Globaal worden in AZ Groeninge vooral LRYGB uitgevoerd (Figuur 3). Een recente IFSO-survey (International Federation for the Surgery of Obesity and Metabolic Disorders) van 42 landen uit 5 verschillende continenten toont dezelfde bevindingen7. Dit valt echter te nuanceren gezien slechts een klein aandeel van de Amerikaanse populatie hierin vervat zit. In de Verenigde Staten is er duidelijk een voorkeur voor het uitvoeren van een LSG met een aandeel van 54% van het totaal aantal bariatrische ingrepen11. Zoals hierboven vermeld, wordt de toenemende populariteit gedeeltelijk verklaard door de minder veeleisende techniciteit en bijgevolg kortere operatietijd.
ENDOSCOPISCHE SLEEVE GASTROPLASTIE Inleiding Hoewel heelkunde de meest effectieve therapie is in de behandeling van morbide obesitas komt slechts 1% toe aan een ingreep anno 201312. In die optiek werd op zoek gegaan naar minder complexe, minimaal invasieve en ook mogelijks goedkopere bariatrische ingrepen om een groter aantal obese patiënten te kunnen bereiken, ook in het premorbide stadium. Tal van endoscopische ingrepen kwamen tot stand zoals het plaatsen van een intra-gastrische ballon, aspiratietherapie, revisie van gastric bypasschirurgie en zo ook de endoscopische sleeve gastroplastie (ESG) om de leegte tussen de farmaceutische en chirurgische benadering in te vullen (Figuur 4). Procedure De eerste ESG werd in 2008 uitgevoerd in een trial door Brigham & Women’s Hospital
2005 2006 2007 2008 2009 2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
Totaal ingrepen
LRYGB
164
118
97
85
84
72
112
120
116
124
117
114
120
1443
LSG
30
36
17
10
13
8
6
4
4
17
17
14
23
199
GB
13
1
5
2
0
0
0
0
0
0
0
0
0
21
Redo chirurgie
3
23
14
18
15
18
17
6
9
5
6
6
3
143
Totaal ingrepen per jaar
210
178
133
115
112
98
135
130
129
146
140
134
146
1806
TABEL
1
Overzicht bariatrische ingrepen in AZ Groeninge.
in Boston en de Cleveland Clinic, USA. De ingreep is gebaseerd op het NOTES-principe (natural orifice transluminal endoscopic surgery) en is dus littekenloos. Onder algemene anesthesie wordt in linker laterale zijlig via de mond met behulp van een flexibele endoscoop het maagvolume verkleind13 (Figuur 5). Door middel van CO2-insufflatie wordt het maaglumen gedistendeerd. Op de gastroscoop wordt een endoscopisch hechtingssysteem, OverStitch (Apollo Endosurgery, Austin TX, US), gemonteerd, die door de chirurg en zijn assistent gemanipuleerd wordt, om mucosa tot mucosa hechtingen te kunnen plaatsen (Figuur 6). Door het aanleggen van plicaturen langs de grote curvatuur vanaf het antrum tot aan de fundus wordt de maag tot een tubulaire structuur herleid (Figuur 7). De fundus wordt ongemoeid gelaten gezien de nabijheid van de vasa brevia die tot een oncontroleerbare bloeding kan leiden. De ingreep is volledig omkeerbaar en conversie naar eender welke bariatrische ingreep is mogelijk. De niet-resorbeerbare hechtingen kunnen echter loslaten of volledig loskomen en zo de langetermijnresultaten van de ingreep beïnvloeden. Eventueel kan dan een tweede maal ingegrepen worden.
1%
8%
11%
80%
LRYGB
LSG
GB
Redo chirurgie
FIG
3
Verdeling bariatrische ingrepen.
FIG
Therapeutisch beleid bij obesitas.
4
De procedure duurt gemiddeld 1u30 en vindt voornamelijk plaats in daghospitalisatie. Patiënten met een BMI van 30 kg/m2 of meer komen in aanmerking voor deze ingreep na falen van multipele dieet- en levensstijlaanpassingen. Een multidisciplinaire screening vindt preoperatief plaats net zoals bij andere bariatrische ingrepen. Contra-indicaties tot het uitvoeren van deze ingreep zijn voorgaande maagchirugie, voorgaande maagbloedingen, preneoplastische letsels, ulcera, acute gastritis en grote hiatale 21
body weight loss) geregistreerd18. Dit komt overeen met respectievelijk 52.6 en 60.4% EWL na 1 en 2 jaar follow-up. Hiermee voldoet de ESG aan de vooropgestelde voorwaarden om als bariatrische ingreep gevalideerd te worden19. Vertraagde maaglediging en voedselretentie in de fundus vormen het onderliggende mechanisme voor het gewichtsverlies na een ESG17. Potentiële metabole effecten op comorbiditeiten moeten nog verder onderzocht worden.
hernia’s. De patiënt dient ook akkoord te gaan met een strikte multidisciplinaire follow-up van 1 jaar want minstens even belangrijk is het aanhouden van de postoperatieve dieet- en levensstijlmaatregelen. Postoperatief dient de patiënt nog 2 weken vloeibare voeding in te nemen en hierna 4 weken gepureerde voeding. Een controle bij de chirurg wordt voorzien na 2 weken, 1, 3, 6, 12 en 18 maand. Tot op heden is er geen terugbetaling voor deze endoscopische ingreep en vallen alle kosten ten laste van de patiënt.
Multipele trainingen op ex vivo dierenmodellen en daarna op in vivo patiënten werden georganiseerd om de noodzakelijke endoscopische skills te verwerven onder het toeziend oog van Dr. Stijn Heyman (ZNA Stuyvenberg, België). Dr. Heyman is een endoscopisch chirurg die reeds meer dan 300 ESGs heeft uitgevoerd en erkend is als trainer voor deze procedure.
Milde postoperatieve complicaties zoals nausea, emesis en vage epigastrische pijn doen zich bij het overgrote deel van de patiënten voor. Peroperatief profylactisch toedienen van adequate anti-emetica en analgetica kan dit voorkomen. Tussen dag 1 en dag 3 postoperatief wordt functioneel herstel bekomen.
Het grootste gewichtsverlies vindt plaats tijdens de eerste 6 maanden. Een 54±40 %EWL na 1 jaar werd beschreven17. Ook na 2 jaar follow-up van 248 patiënten werd een gemiddelde van 18.6% TBWL (total
22
ACTAGROENINGE
Tot op heden kunnen we geen postoperatieve complicaties weerhouden en verloopt de follow-up probleemloos. Verdere resultaten zullen geëvalueerd worden aan de hand van een database die eveneens geïncludeerd wordt in een multicentrische studie.
AZ Groeninge Op 26 april 2018 vonden in AZ Groeninge de eerste endoscopische sleeve gastroplasties plaats, als primeur van West-Vlaanderen.
Resultaten De veiligheid, technische uitvoerbaarheid en reproduceerbaarheid van de ESG werd gevalideerd in meerdere internationale multicentrische studies14,15,18.
Sartoretto et al. beschrijven 2.7 % majeure postoperatieve complicaties (> graad 3 Clavien-Dindo)15,16 in een reeks van 112 patiënten. Er traden 2 gastro-intestinale bloedingen op waarvan één met nood tot relook-gastroscopie. Deze patiënt werd op postoperatief dag 1 reeds therapeutische anticoagulantia toegediend. Daarnaast werd een perigastrische collectie vastgesteld die conservatief behandeld kon worden met antibiotische therapie. Ook Dayyeh et al. beschrijven één postoperatieve perigastrische collectie waarvoor percutane drainage werd uitgevoerd16. Postoperatief werd in hun reeks patiënten ook een longembool vastgesteld en een pneumothorax met nood tot thoraxdrainage.
Ondertussen ondergingen 7 patiënten deze ingreep in AZ Groeninge (resultaten tot eind juni 2018). In deze eerste fase opteren we voor een hospitalisatie met 1 nachtverblijf die uiteindelijk zal evolueren naar een dagopname.
FIG
5
Opstelling in operatiezaal voor het uitvoeren van endoscopische sleeve gastroplastie: patiënt in linker laterale zijlig, gastroscoop waarop de OverStitch gemonteerd en cameratoren met CO2insufflatie. Afkortingen: VBG: vertical banded gastroplasty, RYGB: Roux-en-Y gastric bypass, DS/BPD: biliopancreatic diversion with duodenal switch.
FIG
Endoscopisch hechtingssyteem (OverStitch) met een helix om maagmucosa aan te trekken waarna hechting geplaatst wordt met behulp van een naaldvoerder.
FIG
Maagvolume pre-operatief (A), introductie van gastroscoop (B), uitvoeren van hechting met behulp van OverStitch (C), schematische weergave van hechtingspatroon (D), bekomen plicatuur na aantrekken van hechting (E), bekomen maagvolumereductie na volledige sleeve gastroplastie (F).
6
7
NAWOORD
REFERENTIES
Het opstarten van deze nieuwe, naar de toekomst bijzonder beloftevolle, procedure was slechts mogelijk dankzij de inzet van het betrokken verpleegkundig en administratief personeel evenals de collega’s gastro-enterologen en anesthesisten. In het bijzonder danken wij mevrouw Mia Beyaert, dienst facturatie, en Ann Servaege, coördinator van het obesitascentrum, voor hun administratieve omkadering, dr. Christophe George, dienst gastro-enterologie, voor zijn deskundig onderricht in de gastroscopische techniek en last but not least dr. Pieter Jan Steelant, dienst anesthesie, voor zijn onontbeerlijke inbreng in het klinisch pad dat als laatste stap uitgerold werd om de ingreep te kunnen implementeren.
World Health Organization (Internet). Beschikbaar op: http://www.who.int/gho/ ncd/risk_factors/overweight_obesity/ obesity_adults/en/ (laatst geraadpleegd op 11-07-2018) (1)
(2) Roehling MV, Roehling PV, Pichler S. The relationship between body weight and perceived weight-related employment discrimination: the role of sex and race. J Vocational Behav. 2007;71(2):300–18.
Budd GM, Mariotti M, Graff D, Falkenstein K. Health care professionals’ attitudes about obesity: an integrative review. Appl Nurs Res. 2011;24:127–37. (3)
(4) Baicker K, Cutler D, Song Z. Workplace wellness programs cangenerate savings. Health Aff (Milwood). 2010; 29: 304 -311.
Sjöström L. Review of the key results from the Swedish Obese Subjects (SOS) trial – a prospective controlled intervention study of bariatric surgery. J Intern Med. 2013; 273: 219-234. (5)
Buchwald H, Avidor Y, Braunwald E, Jensen MD, Pories W, Fahrbach K, Schoelles K. Bariatric Surgery: A Systematic Review and Meta-analysis. JAMA; 2004; 292: 1724-1734. (6)
Higa K, Himpens J, Welbourn R, Dixon J, Kinsman ER, Walton P. Third IFSO Global Registry Report. Oxfordshire (UK): Dendrite Clinical Systems Ltd; 2017, 76p. (7)
Gagner M, Inabnet WB, Pomp A. Laparoscopic sleeve gastrectomy with second stage laparoscopic biliopancreatic diversion and duodenal switch in the superobese. In: Inabnet WB, DeMaria EJ, Ikramuddin S, editors. Laparoscopic bariatric surgery. Philadelphia: Lippincott, Williams & Wilkins; 2005. (8)
Mognol P, Chosidow D, Marmuse JP. Laparoscopic sleeve gastrectomy as an initial bariatric operation for high-risk patients: initial results in ten patients. Obes Surg. 2005;15:1030–1033.
(9)
Mechanick JI, Youdim A, Jones DB, et al. Clinical practice guidelines for the perioperative nutritional, metabolic, and nonsurgical support of the bariatric surgery patient: 2013 update—cosponsored by American Association of Clinical Endocrinologists, the Obesity Society, and American Society for Metabolic & Bariatric Surgery. Surg Obes Relat Dis. 2013;9:159–191. (12)
Lopez-Nava G, Galvao MP, Bautista-Castano I, Jimenez-Banos A, Fernandez-Corbelle JP. Endoscopic sleeve gastroplasty: How I do it? Obes Surg. 2015;25:1534-1538. (13)
Kumar N, Dayyeh A, Lopez-Nava G, et al. Endoscopic sutured gastroplasty: procedure evolution from in-man cases through current technique. Surg Endosc. 2018;32:2159-2164. (14)
Sartoretto A, Sui Z, Hill C, et al. Endoscopic sleeve gastroplasty is a reproducible and effective endoscopic bariatric therapy suitable for widespread clinical adoption: a large, international multicenter study. Obes Surg. 2018;2:1-10. (15)
Dindo D, Demartines N, Clavien P. Classification of surgical complications. A new proposal with evaluation in a cohort of 6336 patients and results of a survey. Ann Surg. 2004;240(2):205-213.
(16)
Dayyeh A, Acosta A, Camilleri, et al. Endoscopic sleeve gastroplasty alters gastric physiology and induces loss of body weight in obese individuals. Clin Gastroenterol Hepatol. 2017;15:1-3. (17)
Lopez-Nava G, Sharaiha RZ, Vargas EJ, et al. Endoscopic sleeve gastroplasty for obesity: a multicenter study of 248 patients with 24 months follow-up. Obes Surg. 2017;10:2649-2655.
(18)
Force ABET, Committee AT, Abu Dayyeh BK, et al. ASGE bariatric endoscopy task force systematic review and meta-analysis assessing the ASGE PIVI thresholds for adopting endoscopic bariatric therapies. Gastrointest Endosc 2015;82(3):425–438. (19)
(10) Wittgrove AC, Clark GW, Tremblay LJ. Laparoscopic gastric bypass, Roux-en-Y: preliminary report of five cases. Obes Surg.1994;4:4353–4357.
ASMBS (Internet). Beschikbaar op: https://asmbs.org/resources/estimate-of-bariatric-surgery-numbers (laatst geraadpleegd op 11-07-2018) (11)
23
NIEUWE ARTSEN De voorbije 7 jaar was ik werkzaam als staflid in het UZ Gent, eerst in het Centrum voor Medische Genetica en vervolgens in het Laboratorium voor Klinische Biologie. Daarnaast ben ik sinds 2014 aangesteld als hoofddocent aan de Universiteit Gent (deeltijdse positie in het vakgebied medische genetica, met focus op kankergenetica).
Bekijk de voorstellingsfilm van prof. dr. Tom Van Maerken via de website of QR-code.
PROF. DR. TOM VAN MAERKEN KLINISCH LABORATORIUM
Prof. dr. Tom Van Maerken vervoegde het team van het klinisch labo az groeninge. “Ik studeerde geneeskunde aan de Universiteit Gent en heb zowel een specialisatie in de klinische biologie (2011) als in de klinische genetica (2018).
In de laboratoriumdiagnostiek vormen klinische biologie en genetica meer en meer één continuüm. Deze tendens is al enkele jaren aan de gang, heeft recent nog een stroomversnelling gekend met de introductie van de NIPT en zal in de toekomst enkel verder toenemen, bv. op vlak van hematologie en oncologie. Voor een groot ziekenhuis als az groeninge is het belangrijk om mee te groeien met deze ontwikkelingen. Met mijn professionele achtergrond hoop ik een meerwaarde te kunnen betekenen voor de verdere uitbouw van de moleculair diagnostische activiteiten in het klinisch laboratorium. Zorg voor de patiënt kent vele facetten. Een goede laboratoriumdiagnostiek is vaak belangrijk voor een optimale aanpak van de gezondheidsproblemen. Als laboratoriumspecialist trachten wij een betrouwbare partner te zijn voor alle andere artsen in het ziekenhuis. Ik kijk dan ook uit naar een boeiende samenwerking met alle collega’s van az groeninge.”
assistent actief in het UZ Leuven en az groeninge. In 2017 was mijn opleiding pneumologie voltooid en verdiepte ik me in twee subdisciplines, namelijk interstitieel longlijden en slaapgerelateerde aandoeningen. Onder leiding van professor Wim Wuyts van het UZ Leuven breidde ik mijn kennis omtrent interstitiële longpathologie uit. Daarna werkte ik gedurende 6 maanden in het slaaplabo van het Alfred Hospital te Melbourne, Australië, onder leiding van Matthew Naughton en legde ik me toe op slaapgerelateerde aandoeningen. Ik legde succesvol het ‘European examination of certification in sleep medicine’ af, en mag me een ESRS gecertificeerd somnoloog noemen.
DR. TOM MOERMAN CENTRUM LONGZIEKTEN
Dr. Tom Moerman versterkt het team longziektenallergie van az groeninge. “Ik studeerde geneeskunde aan de KULAK en de KU Leuven waarna ik promoveerde tot arts in 2011. Hierna volgde ik een specialisatie in pneumologie en was als
24
ACTAGROENINGE
Tijdens mijn opleiding heb ik reeds kennis gemaakt met az groeninge. Deze ervaring was uitermate positief waardoor ik niet twijfelde toen de vraag kwam om er te starten als longarts. Ik hoop bij te dragen aan de kwaliteitsvolle zorg die de dienst longziekten aanbiedt, waarbij ik me voornamelijk zal toeleggen op de diagnose en behandeling van longfibrose patiënten. Daarnaast hoop ik het slaapcentrum verder uit te bouwen, zowel binnen onze dienst als multidisciplinair. Naast mijn activiteit in az groeninge blijft ik ook als consulent interstitiële longziekten werkzaam in het UZ Leuven.”
“Ik studeerde geneeskunde aan de Ugent en specialiseerde me verder in de oogheelkunde in het UZ Gent, AZ Sint-Jan Brugge en ZNA Middelheim. Oogheelkunde heeft mij steeds aangetrokken omwille van de diversiteit en complexiteit dat dit kleine, doch belangrijke orgaan te bieden heeft.
DR. JANNIE VERCRUYSSEN CENTRUM OOGZIEKTEN
Dr. Jannie Vercruyssen vervoegde het team oogziekten van az groeninge.
Ik behaalde in 2016 het theoretische examen van het International Council of Ophthalmology en bekwaamde me na de opleiding verder in de chirurgische aspecten van dit discipline, met name cataract- en ooglidchirurgie. Voor deze fellowships trok ik naar het MMC te Eindhoven en het AMC te Amsterdam. Ik ben zeer enthousiast om de groep van oogartsen van az groeninge te vervoegen om me samen met het ganse oogheelkunde team in te zetten om dag na dag de best mogelijke zorg te verlenen aan iedere patiënt.”
“Na mijn middelbare schoolloopbaan in het Sint-Amandscollege van Harelbeke en Kortrijk, verdiepte ik me in mijn studies geneeskunde. Hiervoor bleef ik initieel in de regio, met name de Katholieke Universiteit Leuven Afdeling Kortrijk. Nadien zette ik mijn opleiding voort aan de Katholieke Universiteit in Leuven, waar ik koos me te specialiseren in oogziekten.
DR. DAPHNE THOMA CENTRUM OOGZIEKTEN
Dr. Daphné Thoma startte op het centrum oogziekten van az groeninge en in het oogartsencentrum in Harelbeke.
Bekijk de voorstellingsfilm van dr. Ann-Valérie Sabbe via de website of QR-code.
DR. ANN-VALERIE SABBE CENTRUM NEUS-, KEEL- EN OORZIEKTEN
In het Leuvense landschap ben ik nog even blijven hangen om me verder bij te scholen in mijn subspecialisatie, namelijk glaucoom. Hierbij heb ik de kans gekregen om bij mijn leermeesters prof. I. Stalmans en prof. E. Vandewalle aan het UZ Leuven elk aspect van de glaucoombehandeling onder de knie te krijgen, gaande van laserbehandelingen tot de glaucoomchirurgie (met de trabeculectomie en de Xen gel stent implant). Daarnaast greep ik ook met beide handen de kans om me bij dr. Herman in Zottegem verder te ontwikkelen tot cataractchirurg. Met deze bijkomende opleidingen streef ik ernaar ik de patiënt met de beste zorgen te behandelen.”
Dr. Ann-Valérie Sabbe versterkt het team neus-, keel- en oorziekten van az groeninge. “Ik studeerde geneeskunde aan de KULAK en KU Leuven. In 2013 behaalde ik mijn diploma van Master in de Geneeskunde. Daarna specialiseerde ik me in Neus-Keel-Oorziekten, gelaats-en halschirurgie in UZ leuven en AZ Delta. Mijn focus ligt op algemene en pediatrische neus-, keel- en oorziekten en heelkunde (inclusief otoplastie), rhinologie (functionele traankanaalchirurgie, allergologie), snurken en benigne schildklier-en bijschildklierchirurgie.”
25
WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES PUBLICATIES Ovaere S, Boscart I, Parmentier I, Steelant P.J, Gabriel T, et. al.,The Effectiveness of a Clinical Pathway in Liver Surgery: a CaseControl Study,Journal of Gastrointestinal Surgery, Vol. 22, iss. 4, 2018, 684-694 Reenaers C, Cremer A, Dewit O, De Vroey B, Van Moerkercke W, Bossuyt P, Muls V, Imschoot J, Block S, Hantson A, Van Hootgegem Ph, Effectiveness and persistende of Vedolizumab in patient with inflammatory bowel disease: results from the belgian Real)Life Study with Vedolizumab (Be-RELIVE), Acta Scientific Gastroenterology, 1, 2018 Vanhove F, Lutin B, Seynaeve P, Marchiafava-Bignami Disease, a rare alcoholic encephalopathy., EURORAD - Radiological Case Database, Case 15688, 2018 Callens R, Persyn D, Van Moerkercke W, A severe case of ulcerative esophagitis in an immunocompetent host.,Acta Gastroenterol Belg, 1, 2018, 115 Van de Vondel S, Baert F, Reenaers C, Vanden Branden S, Amininejad L, Dewint P, Van Moerkercke W, Rahier JF, Hindryckx P, Bossuyt P, Ferrante M, Incidence and Predictors of Success of Adalimumab Dose Escalation and De-escalation in Ulcerative Colitis: a Real-World Belgian Cohort Study.,Belgian IBD Research and Development (BIRD), 5, 2018 Apr 23;24 Claikens A-C, D’heygere F,Une douleur thoracique peu connue en oncologie.,Louvain Medical, May, 2018 Laridan, Denorme, Desender, François, Andersson, Deckmyn, Vanhoorelbeke, De Meyer, Neutrophil extracellular traps in ischemic stroke thrombi.,Annuals of radiology, 82 (2), 2018, 223 – 232 Yeo LLL, Holmberg, Mpotsaris, Söderman, Holmin, Kuntze Söderqvist, Ohlsson, Bhogal, Gontu, Andersson, Brouwe, Posterior Circulation Occlusions May Be Associated with Distal Emboli During Thrombectomy : Factors for Distal Embolization and a Review of the Literature.,Clinical Neuroradiology, 22-mrt-18, 2018 Brouwer PA, Yeo LLL, Holmberg A, Andersson T, Kolloch J, Kuntze Söderqvist Å, Ohlsson M, Holmin S, Anastasios M, Gontu VK, Bhogal P, Söderman M, Thrombectomy using the EmboTrap device: core laboratory-assessed results in 201 consecutive patients in a real-world setting., Journal of NeuroInterventional Surgery, 24-mrt-18, 2018 Laloo F, Herregods N, Jaremko J, Verstraete K, Jans L, MRI of the sacroiliac joints in spondyloarthritis: the added value of intra-articular signal changes for a ‘positive MRI’, Skeletal Radiology, Volume 46, 2018, p 1-11
26
ACTAGROENINGE
Gülbitti HA, Colebunders B, Pirayesh A, Bertossi D, van der Lei B, Thread-Lift Sutures: Still in the Lift? A Systematic Review of the Literature.,Plastic and Reconstructive Surgery, Mar 141(3), 2018, 341-347 van Geluwe B, Denost Q, Rullier E, MultiPort Laparoscopic TME with ColoAnal Anastomosis +/- Intersphincteric Resection., Springer handbook: Surgical tecgniques in Rectal Cancer, ISBN978-4-431-55578-0, 2018, 233-257 Halls MC, Berardi G, Cipriani F, Barkhatov L, Lainas P, Harris S, D’Hondt M, Rotellar F, Dagher I, Aldrighetti L, Troisi RI, Edwin B, Abu Hilal M, Development and validation of a difficulty score to predict intraoperative complications during laparoscopic liver resection, Br J Surg. 2018 May 8. doi: 10.1002/bjs.10821. [Epub ahead of print] Klompmaker S, van Hilst J, Wellner UF, Busch OR, Coratti A, D’Hondt M, Dokmak S, Festen S, Kerem M, Khatkov I, Lips DJ, Lombardo C, Luyer M, Manzoni A, Molenaar IQ, Rosso E, Saint-Marc O, Vansteenkiste F, Wittel UA, Bonsing B, Groot Koerkamp B, Abu Hilal M, Fuks D, Poves I, Keck T, Boggi U, Besselink MG, Outcomes After Minimally-invasive Versus Open Pancreatoduodenectomy: A Pan-European Propensity Score Matched Study, European consortium on Minimally Invasive Pancreatic Surgery (E-MIPS), Ann Surg. 2018 Jun 1. doi: 10.1097/ SLA.0000000000002850. [Epub ahead of print] Nuytens F, Develtere D, Sergeant G, Parmentier I, D’Hoore A, D’Hondt M, Perioperative radiotherapy is an independent risk factor for major LARS: a crosssectional observational study, Int J Colorectal Dis. 2018 Apr 26. doi: 10.1007/s00384-018-3043-5. [Epub ahead of print]
PRESENTATIES Moens A, van Hoeve K, Humblet E, Rahier J.-F, Bossuyt P, Dewit S, Franchimont D, Macken E, Nijs J, Posen A, Van Hootegem A, Van Moerkercke W, Vermeire S, Ferrante M, Outcome of pregnancies in female IBD patients treated with Vedolizumab, ECCO Congres, Wenen, Oostenrijk, 14-17/02/2018 Liefferinckx C, Verstockt B, Gils A, Noman M, Van Kemseke C, Macken E, De Vos M, Van Moerkercke W, Rahier J.-F, Bossuyt P, Dutré J, Humblet E, Staessen D, Peeters H, Van Hootegem P, Louis E, Franchimont D, Baert F, Vermeire S, Ustekinumab induces clinical and biological remission in biologic refractory Crohn’s disease patients: A real-world belgian cohort study., ECCO Congres, Wenen, Oostenrijk, 14-17/02/2018 De Corte T, Janssens E, Thorrez K, D’Hondt A, Dejaegher K, D’heygere F, Van Besien B, Harlet L, Peeters H, Van Moerkercke W, van Hootegem P, Baert F, Beclomethasone dipropionaat is effective for microscopic colitis: results of an open-label multicentre study (COLCO) ., ECCO, Wenen, Oostenrijk, 1417/02/2018 De Corte T, Janssens E, Thorrez K, Dejaegher K, D’heygere F, Baert F, et. al., Beclomethasone dipropionaat is effective for microscopic colitis: results of an open label multicenter study (COLCO)., 13th Congress of the European Crohn’s and Colitis Organisation, Inflammatory Bowel Diseases, Vienna-Austria, 14-17/02/2018
De Tobel J, Parmentier G, Phlypo I, Descamps B, Neyt S, Van De Velde W, Thevissen P, Verstraete K, Magnetic Resonance Imaging (MRI) of Third Molars in Forensic Age Estimation: Validation of the Gent and Graz Protocols, American Academy of Forensic Sciences (AAFS) 70th Annual Scientific Meeting, Seattle, 19/02/2018 Reenaers C, Cremer A, Dewit O, de Vroey B, Van Moerkercke W, Bossuyt P, Muls V, Imschoot J, Block S, Hantson A, Van Hootegem P, Effectiveness and persistence of vedolizumab in patients with Inflammatory bowel Disease: Results from the Belgian REal-LIfe study with VEdolizumab (Be-RELIVE), BIRD Meeting at Belgian week of gastroenterology, Antwerpen, 21-23/02/2018 De Tobel J, Parmentier G, Pauwels N, Verstraete K, Thevissen P, The Use of Magnetic Resonance Imaging (MRI) in Forensic Age Estimation of Living Children, Adolescents, and Subadults: Protocol for a Systematic Review and Preliminary Results, Proceedings of the American Academy of Forensic Sciences (AAFS) 70th Annual Scientific Meeting, Seattle, 19/02/2018 tot 24/02/2018 De Tobel J, Parmentier G, Phlypo I, Descamps B, Neyt S, Van De Velde W, Verstraete K, Thevissen P, Magnetic resonance imaging of third molars in forensic age estimation: comparison of the Ghent and Graz protocols focusing on apical closure, 21st Meeting of the Study Group on Forensic Age Diagnostics, Berlijn, 16/03/2018 Cappelle M, D’Hondt M, Vansteenkiste F, Laparoscopic long sleeve pancreaticogastrostomy: a pancreas sparing alternative for distal pancreatectomy, BGES-BAST Video Session, Anderlecht, België, 19/03/2018 Willems E, D’Hondt M, Parmentier I, Pottel H, Verslype C, De Meyere C, Vansteenkiste F, Beselink M, Laparosopic Liver Resection for Tumors in Proximity to Major Vessels: a Single-Center Experience and Technical Aspects, Belgian Surgical Week, Oostende, België, 3-5/05/2018 Cappelle M, Vansteenkiste F, D’Hondt M, Laparoscopic long sleeve pancreaticogastrostomy: a new minimal invasive anastomosis after central pancreatectomy, BSW, Oostende, België, 3-5/05/2018 Clockaerts S, Ligamentaire letsels in enkel en voet, KVAK, Kortrijk, Belgie, 9/05/2018 Avanaki A, Espig K, Kimpe T, Xthona A, Piepers B, Vanovermeire O, Accuracy of Estimating PET Activity Depends on Medical Display Color, SIIM (Society for Imaging Informatics in Medicine), National Harbour, MD, USA, 1/06/2018 Avanaki A, Espig K, Kimpe T, Xthona A, Piepers B, Vanovermeire O, Accuracy of Estimating PET Activity Depends on Medical Display Color Characteristics, SIIM (Society for Imaging Informatics in Medicine), National Harbour, MD, USA, 1/06/2018 D’Hondt M, Willems E, Parmentier I, Pottel H, Verslype C, De Meyere C, Vansteenkiste F, Beselink M, Laparoscopic liver resection for tumors in proximity to major vasculature and the impact of neo-adjuvant systemic therapy, ESMO (European Society of Medical Oncology) World Congress on Gastrointestinal Cancer, Barcelona, Spain, 20-23/06/2018 Van der Poel MJ, Tanis PJ, Rijken A, Gertsen E, Gerhards MF, Besselink MG, D’Hondt M, Gobardhan PD, Simultaneous laparoscopic colorectal and hepatic resection for patients with colorectal cancer and synchronous liver metastases: a multicenter,
retrospective study, First World Congress of the International Laparoscopic Liver Society, Paris, France, 6/07/2018 Ovaere S, Ververken F, D’Hondt M, Laparoscopic right anterior an right posterior sectionectomy – a standardized approach. Video presentation., World Congress of the International Laparoscopic Liver Society, Paris, France, 6/07/2018 D’Hondt M, Ververken F, Vansteenkiste F, Laparoscopic Hepato-Pancreatectomy for Metastatic Glucagonoma. Video presentation., World Congress of the International Laparoscopic Liver Society, Paris, France, 6/07/2018 D’Hondt M, Willems E, Lerut P, Combined Laparoscopic Transdiaphragmatic Resections of Right Sided Colorectal Lung Metastases in Patients Undergoing Laparoscopic Liver Resection in the Posterosuperior Segments., World Congress of the International Laparoscopic Liver Society, Paris, France, 6/07/2018 D’Hondt M, Vandeputte M, Parmentier I, Ovaere S, Laparoscopic Right Posterior Sectionectomy in Semiprone Position and Using the Glissonean Approach: Technical Aspects and Single-center Results, 13th World Congress of the International Hepato-Pancreato-Biliary Association(IHPBA), Geneva, Switzerland, 4-7/09/2018 D’Hondt M, Willems E, Parmentier I, Pottel H, Verslype C, De Meyere C, Vansteenkiste F, Short term and oncologic outcomes of the first 250 laparoscopic liver resections performed by a laparoscopically trained liver surgeon, 13th World Congress of the International Hepato-Pancreato-Biliary Association(IHPBA), Geneva, Switzerland, 4-7/09/2018 D’Hondt M, Willems E, Parmentier I, Pottel H, Verslype C, De Meyere C, Vansteenkiste F, Pure Laparoscopic Liver Resections in the Posterosuperior Segments in Semiprone, Position: a Single Surgeon Experience of 111 Consecutive Cases, 13th World Congress of the International Hepato-Pancreato-Biliary Association(IHPBA), Geneva, Switzerland, 4-7/09/2018 Willems E, D’Hondt M, Parmentier I, Pottel H, Verslype C, De Meyere C, Vansteenkiste F, Laparoscopic liver resection for liver tumors in proximity to major vasculature: a comparative study, 13th World Congress of the International Hepato-Pancreato-Biliary Association(IHPBA), Geneva, Switzerland, 4-7/09/2018 Cappelle M, Willems E, Vansteenkiste F, D’Hondt M, Laparoscopic long sleeve pancreaticogastrostomy: a pancreas sparing alternative for distal pancreatectomy, 13th World Congress of the International Hepato-Pancreato-Biliary Association(IHPBA), Geneva, Switzerland, 4-7/09/2018 Cappelle M, D’Hondt M, Laparoscopic radical resection for type II perihilar cholangiocarcinoma, 13th World Congress of the International Hepato-Pancreato-Biliary Association(IHPBA), Geneva, Switzerland, 4-7/09/2018 D’Hondt M, Willems E, Technical aspects for laparoscopic liver resections of tumors in proximity to major vessels, 13th World Congress of the International Hepato-Pancreato-Biliary Association(IHPBA), Geneva, Switzerland, 4-7/09/2018 Nuytens F, Van Rooy F, D’Hondt M, Vansteenkiste F, Pottel H, Abasbassi M, Servaege A, Devriendt D, Closure of mesenteric defects is associated with a higher incidence of small bowel obstruction due to adhesions after gastric bypass, 23th World Congress of the International Federation of te surgery for obesity and metabolic disorders, Dubai, United Arab Emirates, 26-29/09/2018
27
WETENSCHAPPELIJKE KALENDER 8.11.2018 Puberteitsproblemen: vroege of late puberteit; een update MOC-ZAAL, CAMPUS KENNEDYLAAN HZW
8.11.2018 Update minimaal invasieve chirurgie HET NOTENHOF, CAMPUS KENNEDYLAAN HUISARTSEN, ABDOMINAAL CHIRURGEN EN GASTRO-ENTEROLOGEN
14.11.2018 Symposium wondzorg HET NOTENHOF, CAMPUS KENNEDYLAAN THUISVERPLEEGKUNDIGEN, VERPLEEGKUNDIGEN WOONZORGCENTRA, LECTOREN WONDZORG, LAATSTEJAARSTUDENTEN
16.11.2018 Ontwikkelingsgerichte zorg HET NOTENHOF, CAMPUS KENNEDYLAAN HUISARTSEN, ARTSEN NEONATOLOGIE EN GYNAECOLOGIE
29.11.2018 MS symposium HET NOTENHOF, CAMPUS KENNEDYLAAN NEUROLOGEN, MS VERPLEEGKUNDIGEN
6.12.2018 Diabetes Mellitus MOC-ZAAL, CAMPUS KENNEDYLAAN HZW
13.12.2018 Orthopodium HET NOTENHOF, CAMPUS KENNEDYLAAN HUISARTSEN, KINESISTEN
24.01.2019 Laboratorium diagnose van auto-immune aandoeningen MOC-ZAAL, CAMPUS KENNEDYLAAN HZW
28.02.2019 Niet-tuberculeuze mycobacteriën in de pneumologie MOC-ZAAL, CAMPUS KENNEDYLAAN HZW