ortho-nieuwsbrief groeninge flash special - december 2017
Beste lezer Het is al 7 maanden geleden dat az groeninge verhuisd is. Wat op onze vorige werkplaats nog up-to-date leek, is in vergelijking met vandaag hopeloos verouderd. Gelukkig waren we ons er op dat moment niet zo heel erg van bewust. De verhuis bracht evenwel een pak meer werk, organisatie en stress met zich mee dan we eerst hadden gedacht. Alleen al het organiseren van het werk op de raadpleging, de verdeling van de ruimtes en het secretariaat zelf was een huzarenstuk. Toch kunnen we nu fier en georganiseerd naar de toekomst beginnen kijken. ‘A new era has begun’. De kinderziektes zijn verdwenen en de dienst werkt op volle toeren. De telefonie werd op punt gesteld met verschillende lijnen en prioritaire lijnen. De patiëntentoegang is gestroomlijnd. Elk lid van de staf en van het secretariaat heeft zijn taak en verantwoordelijkheid. Dit alles onder de leuze “samen sterk”. Ook in het ziekenhuis in zijn geheel komt alles op kruissnelheid. Iedereen kan zich terug gaan concentreren op de toekomst en op komende allianties en samenwerkingen met andere ziekenhuizen. De interdisciplinaire samenwerkingen verlopen vlotter en worden sneller opgezet. Intussen blijft iedereen in de dienst zich maximaal geven. Kwaliteit en dienstverlening primeren. De youngsters maken gestaag hun naam en bevestigen waarom ze in dienst zijn genomen. Hun inzet en kennis wordt geroemd en samen zorgen ze voor nog meer dynamiek en wetenschappelijke flow in de dienst. Recentelijk vond het orthopodium plaats, ook in een nieuw kleedje. Artsen en kinesisten werden samen rondgeleid op het centrum orthopedie en fysische geneeskunde en kregen uiteenzettingen over de knie en de heup en een bredere voordracht over reumatologie door collega dr. Van Neuville. Door het grote succes van deze editie werd zelfs een tweede datum vastgelegd die ook volzet raakte. Het gaat dus goed met de dienst. Zoals altijd vinden jullie in dit nummer een aantal interessante artikels, orthopedisch of orthopedisch gelinkt. Veel leesgenot, dr. Jan Van Cauwelaert de Wyels medisch diensthoofd orthopedie
Unicondylaire of ‘halve’ knieprothese
dr. Jaap van der Maas
Artrose van de knie of gonartrose is slijtage en het afbrokkelen van het kraakbeen. Dit kraakbeen bedekt de uiteinden van femur, tibia en patella en fungeert als schokdemper. In eerste instantie proberen we deze aandoening altijd maximaal conservatief te behandelen door middel van gewichtsreductie, infiltraties met cortisone of hyaluronzuur en advies over lichaamsbeweging, bijvoorbeeld fietsen en zwemmen. Wanneer het kraakbeen echter dermate aangetast is dat de botoppervlakken elkaar raken, helpen deze conservatieve maatregelen minder. Patiënten klagen dan voornamelijk van pijn en stijfheid. Als deze klachten van de patiënt dan zeer invaliderend worden en het dagelijks functioneren negatief beïnvloeden, kunnen we overwegen om over te gaan tot chirurgie. In het geval van gonartrose, wordt de knie onderverdeeld in drie compartimenten: het mediale, het laterale en het patellofemorale compartiment. Bij aantasting van twee of drie (= tricompartimentele gonartrose) compartimenten, dienen we altijd een totale knieprothese te plaatsen. Ook bij inflammatoire pathologieën zoals reumatoïde artritis, zware asafwijkingen in het coronale vlak (varus – O-benen of valgus – X-benen) of in het sagittale vlak (genu recurvatum of flexum) kunnen we enkel een totale knieprothese plaatsen. Met deze ingreep gaan we alle kraakbeenoppervlakken wegnemen en opnieuw bedekken met metalen componenten op femur en tibia. Daartussen wordt dan een polyethyleen (plastiek) component geplaatst als schokdemper. Bij sommige totale knieprothesen gaan we ook het kraakbeen van de patella vervangen met een plastieken component, maar dat is niet altijd het geval (figuur 1). Figuur 1: Aan de linkerkant een unicondylaire knieprothese bestaande uit een metalen component op femur en tibia waartussen een polyethyleen spacer. Aan de rechterkant een totale knieprothese met evenveel componenten, maar die bedekken de drie compartimenten van de knie (patellabutton niet afgebeeld).
Indien er maar één van de drie compartimenten aangetast is door artrose, kan dit compartiment selectief vervangen worden door een unicondylaire of halve knieprothese. Dit komt het vaakst voor in het mediale compartiment, maar ook een vervanging van het laterale en het patellofemorale compartiment zijn mogelijk. (figuur 2 en 3). Een zeer belangrijke voorwaarde om een unicondylaire knieprothese te plaatsen, is de aanwezigheid van een intacte voorste kruisband. Zonder voorste kruisband, is de kinematica van de knie verstoord en werkt een unicondylaire knieprothese niet goed. In deze gevallen moet er dan toch een totale knieprothese geplaatst worden: deze is ontworpen om kinematica te sturen door zijn design.
is. Daar zijn verschillende redenen voor: van aanhoudende pijn tot verwachtingen naar activiteitsniveau die niet ingelost worden. Doordat bij een unicondylaire knieprothese de voorste kruisband gespaard blijft, hebben de meeste patiënten een natuurlijker gevoel en zijn zij beter in staat om bepaalde activiteiten uit te voeren. In combinatie met een snellere revalidatie zorgt dit globaal gezien voor een meer tevreden patiënt.
Levensduur? Vaak wordt er onterecht gevreesd dat een ‘halve’ knieprothese ook half werk is en dat er binnen enkele jaren zeker een tweede operatie moet volgen om de andere helft te vervangen. Dat is gelukkig niet het geval. Verschillende grote overlevingsstudies hebben aangetoond dat een halve knieprothese praktisch even lang meegaat als een totale. De overlevingspercentages op 15 jaar liggen rond de 92%. Dit wil zeggen dat na 15 jaar 92% van de patiënten zijn prothese nog ter plaatse heeft. Unicondylaire knieprotheses worden ook al meer dan 30 jaar geplaatst en zijn dus absoluut geen experimentele chirurgie.
Samengevat • Figuur 2: Links een preoperatieve FACE opname van een rechterknie met een goed lateraal compartiment en mediaal duidelijk bot-op-botartrose. Rechts de postoperatieve radiografie waar enkel het mediale compartiment is vervangen. Het lateraal en patellofemoraal compartiment zijn dus ongemoeid gebleven.
• • •
Halve knie is geen half werk, ze dient voor een ander soort artrose (=unicompartimentele gonartrose) dan de totale knieprothese Minder invasieve chirurgie: vlottere revalidatie en minder morbiditeit en mortaliteit Grotere kans op een tevreden tot zeer tevreden patiënt Vergelijkbare overlevingspercentages tussen unicondylaire en totale knieprothese
Referenties
Figuur 3: Links en midden preoperatieve radiografie van een rechterknie met bot-op-botartrose in het lateraal compartiment, maar intacte verhoudingen in het mediaal en patellofemoraal compartiment. Rechts: postoperatieve FACE opname van een laterale unicondylaire knieprothese.
Wat is het voordeel van een unicondylaire knieprothese? Eerst en vooral gaat het om kortere en minder invasieve chirurgie waardoor morbiditeit (DVT, longembolen, infectierisico, …) en mortaliteit significant lager liggen ten opzichte van een totale knieprothese. Uiteindelijk vervangen we ook maar een derde van de knie. Hierdoor is er een snellere en vlottere revalidatie en ook een snellere terugkeer naar dagelijks functioneren. De kans dat patiënten tevreden zijn met een unicondylaire knieprothese, ligt duidelijk hoger dan met een totale knieprothese. Helaas moeten we vaststellen dan ongeveer 20% van de patiënten met een totale knieprothese hier niet tevreden mee
1. Svard, U. and Price, A. Oxford Medial 1. Unicompartmental Knee Arthroplasty. A Survival Analysis of an Independent Series. Journal of Bone and Joint Surgery Br. 83:191-194. 2001. 2. Price, A. et al. Long-term Clinical Results of the Medial Oxford Unicompartmental Knee Arthroplasty. Clinical Orthopedics and Related Research. 435:171-180. 2005 3. Hopper, GP; Leach, WJ. Participation in Sporting activities following knee replacement: total versus unicompartmental. Knee Surg. Sports Traumatol Arthrosc (2008) 16:973-979. 4. Walton, NP. et al. Patient-Perceived Outcomes and Return to Sport and Work: TKA Versus Mini-Incision Unicompartmental Knee Arthroplasty. J Knee Surg. 2006;19:112-116. 5. Ming, GL et al. Mobile vs. fixed bearing unicondylar knee arthroplasty: A randomized study on short term clinical outcomes and knee kinematics. The Knee. (2006): 365-370. 6. Bergeson, AG et al. Medial mobile bearing unicompartmental knee arthroplasty early survivorship and analysis of failures in 1000 consecutive cases. Journal of Arthroplasty. 2013 7. Jones, L et al. 10 year survivorship of the medial oxford unicompartmental knee arthroplasty. A 1000 patient non-designer series- the effect of surgical grade and supervision. Osteoarthritis and Cartilage. 2012;20:S290-S291 8. Lombardi, AV et al. Is recovery faster for mobile-bearing unicompartmental than total knee arthroplasty? Clin Orthop Relat Res. 2009 Jun;467(6):1450-7 9. Svard UC, Price AJ. Oxford medial unicompartmental knee arthroplasty. A survival analysis of an independent series. JBJS. 2000
Chirurgische behandeling van een pes planovalgus of platvoet dr. Stefan Clockaerts, PhD dr. Frederick Michels dr. Jan Van Der Bauwhede Voet- en enkelunit az groeninge
Meer dan 100 verschillende operaties zijn beschreven om een platvoet te behandelen. Elk van hen heeft aparte indicaties en voor- en nadelen. De indicatiestelling voor een bepaalde ingreep moet telkens per patiënt worden overwogen, op basis van anamnese, klinisch onderzoek en medische beeldvorming. Dit overzicht bespreekt een aantal frequent gebruikte operatietechnieken die worden toegepast in onze voet- en enkelunit ter behandeling van een platvoet. Wat betreft de toegepaste chirurgische mogelijkheden, wordt een belangrijk onderscheid gemaakt tussen flexibele en rigide platvoeten. In een flexibele platvoet is er nog steeds een goede beweeglijkheid van de gewrichten, wat bij een rigide platvoet niet het geval is. Bij een rigide platvoet kan er sprake zijn van een aantal onderliggende afwijkingen (cfr. voorgaande nieuwsbrief omtrent platvoeten) zoals bijvoorbeeld een verbinding tussen de verschillende botten van de achtervoet, of de aanwezigheid van artrose in de gewrichten.
Operaties bij een flexibele platvoet 1. Ingrepen ter hoogte van de pezen en ligamenten Release van de tibialis posterior pees De tibialis posterior pees bevindt zich aan de binnenzijde van de enkel en voet. Deze pees verhindert een doorzakking van de voetboog en het naar buiten draaien van de middenvoet. Bij een toenemende platvoet wordt deze pees echter overbelast en begint pijn te doen door te verdikken en ontstekingsvocht aan te maken. Een release van de pees wil zeggen dat de peesschede wordt ingesneden om meer ruimte te creëren zodat ze beter kan bewegen én om lokale vochtophoging ten gevolge van ontstekingsreacties te vermijden. Tegelijkertijd wordt de pees geïnspecteerd. Bij aantasting van de pees zelf, moeten er nog bijkomende stappen worden ondernomen. Transfer van de buigpees van de kleine tenen (flexor digitorum longus) naar het os naviculare Dit gebeurt ter vervanging of ter ondersteuning van een slecht werkende of beschadigde tibialis posteriorpees. De buigpees van de kleine tenen wordt verplaatst en ingehecht of gefixeerd met een anker ter hoogte van de oorspronkelijke aanhechting van de tibialis posterior.
Het voordeel hiervan is dat deze twee pezen steeds geactiveerd worden in dezelfde fase tijdens het stappen en dat de buigpees van de grote teen gemist kan worden zonder grote functionele gevolgen. Daarom verkiezen we deze peestransfer boven andere opties zoals een transfer van buigpees van de grote teen (flexor hallucis longus) of een tibialis anterior transfer (voetheffer). Verlenging van een te korte Achillespees Hiervoor bestaan verschillende technieken, vaak doen wij dit via een ‘percutane’ techniek, met andere woorden: via drie incisies van een halve centimeter ter hoogte van de Achillespees. Idealiter wordt een dorsiflexie van minstens 10 graden bekomen met de achtervoet in een neutrale stand. We doen dit alleen wanneer strikt noodzakelijk, een verlenging kan immers ook krachtsverlies geven dat traag verbetert na de operatie. ‘Reefing’ of hechting van het springligament en/of het deltoid ligament Dit zijn de ligamenten die mee helpen zorgen voor de stabiliteit aan de binnenzijde van de enkel. Met reefing bedoelen we het opspannen van de lakse ligamenten aan de binnenzijde van de voet en de enkel. Soms is er sprake van een scheur in het ligament. Die wordt dan gehecht, zo nodig door middel van het plaatsen van een botanker.
2. Ingrepen ter hoogte van de beenderen Vaak zal een ingreep ter hoogte van de ligamenten of de pezen niet volstaan en moeten we de beenderige anatomie aanpassen. We beschrijven enkele vaak toegepaste technieken. Medialiserende calcaneum osteotomie Bij deze ingreep wordt het hielbeen doorgezaagd en ongeveer één centimeter opgeschoven naar de binnenzijde. De osteotomie wordt gefixeerd met 1 of 2 schroeven (figuur 1). Hiermee wordt de hiel opnieuw in een neutrale stand gebracht, waardoor ook de voetboog en de voet zelf in een betere positie terechtkomen. Dit ontlast de tibialis posterior pees en zorgt ervoor dat de Achillespees opnieuw in de juiste richting georiënteerd is. Deze techniek wordt toegepast wanneer er een valgus van de hiel aanwezig is. ‘Cotton’ osteotomie of opening wedge osteotomie ter hoogte van het mediale cuneiforme Soms zien we dat de voet zo erg doorgezakt is dat na een correctie van de hiel de grote teen de grond niet meer raakt (voet in een gefixeerde supinatie). De opening wedge osteotomie behandelt dit soort gevallen. De eerste straal wordt
Figuur 1. Postoperatieve radiologisch opname van de hiel na een medialiserende calcaneum osteotomie.
naar beneden gebracht door een osteotomie van een van de middenvoetsbeentjes. De bedoeling hiervan is de voetboog te herstellen en ervoor te zorgen dat de grote teen effectief de grond raakt. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een botstuk ter hoogte van de eigen bekkenkam of afkomstig van de botbank, al dan niet in combinatie met een plaat en schroeven ter fixatie. ‘Evans’ osteotomie of verlenging van het calcaneum/ hielbeen Bij deze ingreep wordt de buitenzijde van de achtervoet verlengd, zodat de midden- en voorvoet naar binnen draait. Hiervoor wordt eveneens gebruik gemaakt van een botstuk ter hoogte van de eigen bekkenkam of afkomstig van de botbank, al dan niet in combinatie met plaat en schroeven. (figuur 2 a en b)
Figuur 3. Postoperatieve radiologische opname na een triple arthrodese.
talonaviculaire gewricht zijn aangetast, kan het volstaan een zogenaamde ‘diple’ arthrodese uit te voeren. Wanneer naast deze gewrichten ook het calcaneaocuboidaal gewricht is aangetast, opteren we soms om ook dit gewricht mee vast te zetten, een zogenaamde ‘triple’ arthrodese. (figuur 3) Een nog meer uitgesproken vorm van pes planovalgus bestaat wanneer het enkelgewricht mee betrokken is met aanwezigheid van artrose en een asafwijking. In dit geval dienen we een ‘pantalaire arthrodese’ te verrichten, een triple arthrodese gecombineerd met een enkelarthrodese, of een triple arthrodese in combinatie met een enkelprothese. Het laatste gebeurt dan in twee verschillende operaties. Andere operatieve mogelijkheden zoals osteotomie van het onderbeen, een sinus tarsi prothese, distractie arthrodese van het calcaneocuboidaal gewricht, arthrodese van de middenvoetgewrichten, peroneus pees transfers, … worden minder toegepast, maar hebben ook hun plaats in de correctieve chirurgie van een platvoet.
Hoe zwaar is de revalidatie na een platvoetcorrectie? De revalidatie is sterk afhankelijk van het type operatie, de gebruikte techniek en patiëntfactoren. Het postoperatief beleid zal dus telkens per patiënt afzonderlijk worden bepaald. Figuur 2 a en b. De tekening is een schematische voorstelling van een Evans osteotomie waarbij de buitenzijde van de voet wordt verlengd. De foto toont een mooie correctie van een pes planovalgus na het uitvoeren van een Evans osteotomie bij een jongen van 14 jaar.
Ingrepen ter hoogte van de gewrichten (bij rigide platvoeten) Diple of triple arthrodese van de achtervoet Wanneer er een belangrijke artrose is ontstaan in de gewrichten van de achtervoet, kan het noodzakelijk zijn de gewrichten te herpositioneren en vast te laten groeien. Hiermee wordt de stand gecorrigeerd en kan de pijn ten gevolge van de artrose verdwijnen. Belangrijk nadeel is echter wel het verdwijnen van de beweeglijkheid in deze gewrichten, wat nadelig kan zijn voor de naburige gewrichten (enkel, middenvoet). Wanneer alleen het subtalaire en
Algemeen kan men stellen dat na een operatie ter hoogte van de ligamenten/pezen of na een osteotomie er gestart wordt met 2 weken open gips en daarna nog eens 4 weken circulaire gips zonder steunname. Vanaf dan kan er geleidelijk aan worden gesteund en gemobiliseerd en start de revalidatie onder begeleiding van de kinesist. Bij een arthrodese of een vastzetoperatie geven we in totaal 10 weken gips, waarvan de eerste 6 weken zonder steunname. Daarna start de mobilisatie onder begeleiding van een kinesist.
Voordrachten • Michels F., Pereira H., Stockmans F., Matricali G. Algorithm of surgical indication in treatment of ankle instability. ESSKA-AFAS meeting, New insights in the Treatment of Chronic Ankle Instability, Bordeaux, September 2017 • Michels F., Stockmans F., Matricali G. Position of the tunnels in lateral ligament reconstruction. ESSKAAFAS meeting, New insights in the Treatment of Chronic Ankle Instability, Bordeaux, September 2017 • Michels F. Bunionette, What can we expect from the literature? 10th International Basic Course Foot and Ankle Mini-invasive Surgery, Madrid, June 2017 • Michels F. Percutaneous hammertoe correction, Basic course percutaneous surgery, Munich, March 2017 • Michels F. Percutaneous bunionette correction, Basic course percutaneous surgery, Munich, March 2017 • Michels F. Instruments in percutaneous surgery, Basic course percutaneous surgery, Munich, March 2017 • Michels F. Indications et complications des ténoscopies en chirurgie du pied et de la cheville, comment les éviter? 11e Journée d’Orthopédie de L’UCL, Februari 2017 • Dezillie M., Vanhaecke J. Phalangeal fractures. New fixation methods: the use of locking plates, Orthopaedica Belgica, 28 april 2017, Brussel • Vanhaecke J., Vercruysse L. Wondzorgsymposium, 21 september 2017, Notenhof Kortrijk
Publicaties • Michels F., Pereira H., Calder J., Matricali G., Glazebrook M., Guillo S., Karlsson J. and the ESSKA-AFAS. Searching for consensus in the approach to patients with chronic lateral ankle instability. Ask the expert. Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc 2017 Apr 25. doi: 10.1007/ s00167-017-4556-0 • Bonnin MP, Saffarini M., Nover L., van der Maas J., Haeberle C., Hannink G., Victor J. External rotation of the femoral component increases asymmetry of the posterior condyles. Bone Joint J. 2017 Jul;99-B(7):894-903. doi: 10.1302/0301-620X.99B7. BJJ-2016-0717.R1.
Laterale elleboogpijn: er is meer dan alleen tenniselleboog … dr. Dezillie Marleen Een patiënt die zich op de raadpleging aanbiedt met pijn aan de laterale zijde van de elleboog, heeft vaak zelf de diagnose van een tenniselleboog gesteld, of heeft zich laten vertellen dat het wel een tenniselleboog zal zijn. In veel gevallen gaat het inderdaad over een tenniselleboog, maar toch kunnen verschillende andere pathologieën aan de oorzaak liggen, of kunnen deze simultaan met een tenniselleboog voorkomen. Bij patiënten die niet goed beantwoorden aan een conservatieve therapie voor een tenniselleboog, moet de diagnose van tenniselleboog in vraag gesteld worden en het voorkomen van eventuele concomitante aandoeningen indachtig gehouden worden. Een degelijke anamnese en klinisch onderzoek helpen in het maken van de correcte diagnose.
Epicondylitis lateralis (tenniselleboog) • ontstaat door overbelasting van de extensoren van de pols (voornamelijk M extensor carpi radialis brevis) • meestal 4e en 5e decade, zowel mannen als vrouwen, zowel dominante als nietdominante zijde • pijn aan de laterale zijde elleboog, bij activiteiten die gepaard gaan met extensie van de pols (bv. heffen van voorwerpen, grijpen) of supinatie (bv. wringen, schroevendraaien) • initieel louter pijn tijdens activiteiten, in een latere fase ook in rust of ‘s nachts. Typerend is dat de klachten meer uitgesproken zijn wanneer de activiteiten worden uitgevoerd met de elleboog in extensie. • soms verminderde grijpkracht omwille van pijn
Klinisch • drukpijn op de laterale epicondylus en op de insertie van de extensoren • extensie van de pols tegen weerstand is pijnlijk, vooral wanneer de elleboog gestrekt is
Diagnose • op basis van anamnese en klinisch onderzoek • bij langdurige klachten (ter uitsluiting van
andere pathologie): * radiografie: meestal normaal; subtiele calcificaties over laterale epicondylus (bij chronische tenniselleboog) * echografie: verminderd signaal op de insertie van de extensoren, met verhoogde vascularisatie op doppler, calcificaties en scheuren (bij chronische tenniselleboog) * NMR: intratendineus oedeem, verbreding van de pees, calcificaties, scheuren, oedeem op de laterale epicondylus
Compressie van N radialis (radiale tunnel) • is een compressie van de N interosseus posterior (de motorische tak van de N radialis) onder de oppervlakkige spierbuik van de M supinator • ten gevolge van repetitieve torsie (bv. frequenter bij goudsmeden, bobijnsters) • vaak uitstraling naar distaal • vermindering van kracht • neurogene klachten: brandend gevoel in de onderarm, loom en vermoeid gevoel, nachtelijke pijn • gaat vaak samen met epicondylitis lateralis
Klinisch • drukpijn 5cm distaal van de laterale epicondylus, in het interval van de M brachialis en M extensor carpi radialis longus. Lokale druk reproduceert het vermoeid gevoel en brandende pijn met uitstraling naar distaal. • extensie van de middenvinger en van de pols tegen weerstand is pijnlijk • supinatie tegen weerstand is pijnlijk
Diagnose • op basis van anamnese en klinisch onderzoek • EMG: meestal negatief • radiografie: normaal • echografie: soms wordt een kalibersprong in de diameter van de N interosseus posterior gezien, aan de ingang van de radiale tunnel
Plica • is een vouw van het synovium op het
Oorzaken van laterale elleboogpijn Epicondylitis lateralis Neurogeen
Compressie N radialis, radiculopathie
Intra-articulair probleem
Plica, osteochondritis dissecans, (post-traumatische) degeneratie, synovitis
Instabiliteit
•
Klinisch
Klinisch •
Diagnose •
•
pijn posterolateraal met ‘klik’ bij flexie van de elleboog in pronatie bewaarde mobiliteit en stabiliteit van de elleboog
Diagnose
• •
•
NMR
Instabiliteit (posterolaterale rotatoire instabiliteit) •
• •
ontstaat na voorafgaand trauma (elleboogluxatie of fractuur van de radiuskop) of iatrogeen letsel van het collateraal ligament na heelkunde voor tenniselleboog laterale elleboogpijn, vaak gepaard met blokkeringen of snappend gevoel meest hinderlijk bij extensie van de elleboog en supinatie
NMR, testing onder narcose
Osteochondritis dissecans •
•
stabiliteitstesten (poliklinisch of onder algemene anesthesie uit te voeren)
gelokaliseerd kraakbeendefect met aantasting van het subchondrale bot van het capitellum; ten gevolge van een combinatie van ischemie en microtraumata bij adolescenten en jonge volwassenen weinig frequente pathologie
Klinisch • • •
pijn op de gewrichtsspleet radiuskop-capitellum bewaarde mobiliteit vaak hydrops
Diagnose •
radiografie: subchondrale waas en partiële fragmentatie, aan te vullen met NMR om de omvang van het letsel te beoordelen.
Besluit Epicondylitis lateralis is de meest frequente oorzaak van laterale elleboogklachten. Niet elke laterale elleboogpijn is een tenniselleboog. Diverse andere pathologieën kunnen gelijkaardige klachten veroorzaken of kunnen zich simultaan met epicondylitis lateralis voordoen. Een degelijke anamnese en klinisch onderzoek helpen in het stellen van de correcte diagnose.
Het orthopedisch centrum az groeninge Kortrijk Orthopedie
Handgroep
t. 056 63 35 40
t. 056 63 35 80
dr. Joeri Barth: heup - trauma
dr. Marleen Dezillie: hand - pols - elleboog
dr. Stefan Clockaerts: voet - enkel
dr. Jeroen Vanhaecke: hand - pols
dr. Frederick Michels: knie - voet en enkel
prof. dr. Filip Stockmans: hand - pols
dr. Dirk Oosterlinck: heup - knie - wervelkolom dr. Guy Putzeys: trauma - schouder - bekken
Campus kennedylaan, route D041
dr. Jan Van Cauwelaert de Wyels: schouder - knie
President Kennedylaan 4
dr. Jaap van der Maas: knie
8500 Kortrijk
dr. Jan Van Der Bauwhede: knie - voet en enkel
www.ortho-kortrijk.be
dr. Luc Vercruysse: heup - knie dr. Luk Verhelst: heup - schouder dr. Pierre Moens - UZ Leuven: kinderorthopedie
vu: Inge Buyse, Pres. Kennedylaan 4, 8500 Kortrijk
•
niveau van het radiocapitellaire gewricht kan symptomatisch worden na een mineur trauma waardoor inflammatie van de plica, met blokkeringen in het radiocapitellaire gewricht, reactieve synovitis en pijn lateraal verspringend gevoel bij mobilisaties