Ortho-nieuwsbrief 18

Page 1

ortho-nieuwsbrief groeninge flash special - juni 2018

Beste lezers, vrienden, collega’s, De uitbreiding van onze dienst, en de verdere subspecialisering in units komen stilaan tot hun recht op onze nieuwe locatie op campus Kennedylaan. Deze expansie is begonnen onder leiding van Dr. Dirk Oosterlinck, met Dr. Marleen Dezillie en Dr. Frederick Michels die de staf vervoegden als respectievelijk hand– en voet/enkelchirurgen. Hierna volgden mezelf, Dr. Luk Verhelst (schouder en heuppathologie), en kort nadien ook Dr. Joeri Barth (heuppathologie en traumatologie). De laatste golf van vernieuwing, onder impuls van Dr. Jan Van Cauwelaert, is nu ingezet met de komst van Dr. Jaap van der Maas (knie) en Dr. Stefan Clockaerts (voet – enkelpathologie). Door de uitbreiding van de orthopedische staf zijn we ondertussen kunnen evolueren naar orthopedische subunits: • Handgroep • Voetgroep • Kniegroep • Trauma-unit • Schouderunit • Spinegroep • Heupunit

Binnen elke subdiscipline verzorgen een aantal stafleden deze specifieke pathologie in al zijn facetten. Hierdoor stijgt het niveau, kan intern worden overlegd en kunnen second opinions onderling worden bekomen. Met de verhuis naar het nieuwe ziekenhuis, de optimalisatie van de operatiezalen en de consultatieruimtes, kunnen wij als dienst verder groeien binnen een absolute state of the art infrastructuur. Zo bekomen we een hoog niveau van zorg, met de patiënt centraal. Om dit alles in de verf te zetten organiseert de dienst orthopedie/handgroep dit jaar vanuit de heupunit een Live Surgery Symposium op 13 december 2018. Die dag zal een namiddagsessie worden verzorgd voor kinesisten en huisartsen in het Notenhof. Hierbij worden 2 ingrepen live uitgezonden: de directe anterieure toegang voor het plaatsen van een totale heupprothese en een heuparthroscopie ter behandeling van impingement. Aansluitend zal een avondsessie volgen waarbij de belangrijkste concepten van de heupunit Kortrijk worden toegelicht. We hopen jullie allen hier talrijk te mogen ontvangen. See You There! Dr. Luk Verhelst

Inhoud Een simpel aspirientje volstaat...

pg. 2

Subchondroplastie met injecteerbaar botcement ter behandeling van subchondrale beenmergletsels

pg. 4

Dienst orthopedie lanceert AZ Groeninge App

pg. 7

Noteer in uw agenda: - 25/09/2018: Hands-on gipscursus voor huisartsen - 12/11/2018: Trauma event voor huisartsen - 13/12/2018: Live Surgery Symposium Heupunit

pg. 8

Deelname aan klinische studie

pg. 8 1


Een simpel aspirientje volstaat… Preventie van diep veneuze thrombose en longembolen na prothesechirurgie Joeri Barth Het aantal knie-en heupprothesen zit in de lift. Met de vergrijzing van de bevolking zal het aantal knie- en heupprothese significant toenemen de komende decennia. Patiënten die prothesechirurgie ondergaan, hebben een verhoogd peri-operatief risico op een diep veneuze trombose (DVT) of longembool (LE). Over het optimale preventieprotocol bestaat geen consensus. Vele schema’s en producten kennen een wijdverspreid gebruik. De keuze voor een bepaald product is steeds een evenwichtsoefening tussen preventie van bloedklontervorming enerzijds, en het risico op nabloedingen en bloedverlies anderzijds. Acetylsalicylzuur of aspirine wordt steeds meer wetenschappelijk ondersteund als een efficiënt middel om het tromboserisico te beperken. Daarnaast is het een relatief goedkoop geneesmiddel en wordt het goed verdragen zonder noodzaak tot therapiemonitoring.

Inleiding

Aspirine als alternatief?

Patiënten die een knie- of heupprothese ondergaan, kennen een verhoogd peri-operatief risico op het ontwikkelen van een diep veneuze trombose (DVT) of longembool (LE).

Het laatste decennium is er een duidelijke shift naar het gebruik van aspirine als voornaamste medicamenteuze preventieve behandeling, voornamelijk in Noord-Amerika. Acetylsalicylzuur, beter gekend als aspirine, is werkzaam in de preventie van DVT na prothesechirurgie. Dit wordt ondersteund door diverse wetenschapelijke publicaties. Aspirine inhibeert de activiteit van cyclooxygenase-1 (COX-1) ter hoogte van de bloedplaatjes op irreversibele wijze. Het COX-1-enzyme is essentieel in de omzetting van arachidonzuur naar prostaglandine en de productie van tromboxaan A2, wat leidt tot vasoconstrictie en plaatjesaggregatie. De actie van aspirine is niet enkel beperkt tot de arteriële circulatie. Zoals hoger vermeld, inhibeert aspirine de trombusvorming, een belangrijke trigger voor DVT. Hierdoor reduceert aspirine zowel de incidentie van proximale als distale DVT’s, alsook de incidentie van fatale en niet-fatale LE.

Het risico op DVT na dit type van chirurgie bedraagt 35%, maar is gelukkig meestal asymptomatisch. Gezien dit hoge risico wordt gestart met preventieve behandelingen. Voorkomen blijft immers beter dan genezen. Naast mechanische preventie (TED-kousen, intermittente pneumatische compressie) blijft er een belangrijke rol weggelegd voor medicamenteuze preventie. Over het ideale product bestaat echter geen consensus. De verschillende producten verschillen in efficiëntie, maar ook in veiligheidsprofiel. Er bestaat kans op bloedverlies of nabloeding, wat kan leiden tot wondproblemen. Het risico op een trombose na prothesechirurgie is echter niet voor elke patiënt even groot. Volgende risicofactoren zorgen voor een verhoogd risico: • Hypercoagulabiliteit • Chronisch obstructief longlijden • Maligniteit • Acute sepsis • Doorgemaakt cerebrovasculair accident • Doorgemaakt DVT of LE In deze gevallen wordt een meer agressieve ontstolling aangeraden onder de vorm van laag moleculaire gewicht heparines of nieuwe orale anti-coagulantie. Recent werd een app ontwikkeld, gebaseerd op recente literatuur: de VTE-estimator, waarin men de risicofactoren kan inbrengen en de noodzaak tot meer agressieve ontstolling kan bepalen. Deze is gratis te downloaden.

2

Ondanks de populariteit van aspirine in Noord-Amerika, bleef het enthousiasme in Europa initiëel wat uit. Dit heeft voornamelijk te maken met bepaalde guidelines, die gebaseerd zijn op wetenschappelijke gerandomizeerde, gecontroleerde studies uit domeinen zoals hematologie en pneumologie met andere eindpunten. Deze houden geen rekening met beschikbare data uit de protheseregisters, waarbij de incidentie van complicaties zoals DVT en LE wordt geregistreerd .


Echter, recent werden meerdere grote studies gepubliceerd die aspirine verkiezen op basis van gegevens uit deze protheseregisters. Een belangrijke studie is de Pulmonary Embolism Prevention trial (PEP-trial), die de werking van aspirine in de preventie van DVT aantoonde. Sindsdien volgden verscheidene studies die dit bevestigen, waarna de American College of Chest Physicians (ACCP) en de American Academy of Orthopaedic Surgeon’s (AAOS) aspirine opnamen in hun guidelines in verband met preventie van DVT en LE. Naast de bewezen efficiëntie, wordt de populariteit van aspirine ook verklaard door de goedkope kostprijs, het goede tolerantieprofiel en het feit dat er geen therapie-monitoring nodig is, zoals bij vit-K antagonisten. Ook kent het een mildere werking waardoor er minder kans op nabloeding en hematoomvorming is, wat ook het infectierisico beperkt. Tenslotte wordt er met aspirine minder wonddrainage beschreven in vergelijking met laag moleculaire gewicht heparines of nieuwere orale anticoagulantia.

Betere en snellere revalidatie na prothesechirurgie zorgt voor een verminderd risico op DVT en LE Patiënten worden tegenwoordig sneller gemobiliseerd na een ingreep, waardoor de kans op DVT of LE is gedaald. Dit is mogelijk dankzij vooruitgang op vlak van regionale anesthesie, spiersparende operatietechnieken, minder bloedverlies en minder opiaat-consumptie. Daarenboven wordt er, in tegenstelling tot enkele decennia geleden, vaker overgegaan tot prothesechirurgie bij relatief jongere patiënten, welke gemiddeld in een betere medische toestand verkeren en dus een lager DVT risico kennen. Gezien het globaal gedaald DVT risico na prothesechirurgie is er dus een verschuiving in het evenwicht tussen preventie en veiligheidsprofiel van medicamenteuze preventieve behandeling. Mogelijke bijwerkingen van deze behandeling wegen hierdoor zwaarder door in de keuze van medicamenteuze behandeling. De associatie tussen hematoomvorming, aanhoudende wonddrainage en periprosthetische infectie lijkt de keuze van aspirine als minder agressieve preventieve behandeling aan te moedigen.

Bijkomende voordelen van aspirine

arteriële cerebrale trombusvorming na THP en TKP. Mogelijks heeft aspirine een bijkomend preventief effect in de preventie van heterotope ossificatie na heupprothese en kan het antiinflammatoire effect van aspirine bijdragen tot een betere pijncontrole. In tijden van budgettaire schaarste is de kostenefficiëntie van aspirine in de DVT-preventie een extra voordeel.

Hoe toe te passen in de dagelijkse praktijk? Wat betreft de dagelijkse dosis blijken hoge dosissen (325 mg bid) niet efficiënter dan lage dosissen (80 mg bid). Daarentegen geven hoge dosissen wel meer aanleiding tot gastro-intestinale bijwerkingen, zoals dyspepsie, gastro-oesofagale reflux en hoge gastro-intestinale bloeding. Daarom volstaat 80 mg bid. Wat betreft de duur van de preventie, dienen we het volgende in acht te nemen. De meeste symptomatische DVT’s doen zich voor binnen 2 weken na prothesechirurgie, 89% zelfs binnen 1 week. Sommigen stellen dan ook dat 2 weken preventie voldoende zou zijn. Echter het relatief risico in vergelijking met de generale populatie blijft gedurende enkele weken verhoogd. Gezien de lage toxiciteit van aspirine wordt dan ook vaak gekozen voor een langere behandeling. Daarom verkiezen wij een behandelingsduur van 28 dagen.

Besluit Het gebruik van aspirine in de preventie van DVT en LE na prothesechirurgie is effectief, goedkoop en veilig. Het is geassocieerd met een lagere incidentie van complicaties en kent daarenboven positieve gezondheidsaspecten zoals minder peri-operatieve myocardinfarcten. In afwezigheid van bepaalde risicofactoren volstaat aspirine 80 mg 2 x/d gedurende 28 dagen ter preventie van DVT en LE na knie-en heupprothese.

Naast de preventieve werking van aspirine op de DVT incidentie blijken er ook bijkomende positieve effecten van aspirine te bestaan. Zo is er een positief effect in de peri-operatieve mortaliteit. Dit kan verklaart worden door de preventie van arteriële trombusvorming, wat de voornaamste oorzaak is van myocardinfarct. Daarnaast blijkt aspirine ook superieur in de preventie van

Referenties Vulcano E, Gesell M, Esposito A, et al. Aspirin for elective hip and knee arthroplasty: a multimodal thromboprophylaxis protocol. Int Orthop 2012;36:1995–2002. No authors listed. Prevention of pulmonary embolism and deep vein thrombosis with low dose aspirin: Pulmonary Embolism Prevention (PEP) trial. Lancet 2000;355:1295–1302.

Zou Y, Tian S, Wang Y, Sun K. Administering aspirin, rivaroxaban and low-molecular-weight heparin to prevent deep venous thrombosis after total knee arthroplasty. Blood Coagul Fibrinolysis 2014;25:660–664. Parvizi J, Huang R, Restrepo C, et al. Low-dose aspirin is effective chemoprophylaxis against clinically important venous thromboembolism following total joint arthroplasty: a preliminary analysis. J Bone Joint Surg [Am] 2017;99-A:91–98.

3


Subchondroplastie met injecteerbaar botcement ter behandeling van subchondrale beenmergletsels Thibault De Wilde, Jan Van Der Bauwhede, Frederick Michels, Stefan Clockaerts

Inleiding Artrose is één van de belangrijkste oorzaken van invaliditeit in de Westerse wereld en neemt toe door de veroudering van de bevolking. (2) Deze aandoening is niet alleen gekenmerkt door een verdunning van het hyalien articulair kraakbeen. Het is een aandoening waarbij het volledige gewricht betrokken is, inclusief het subchondrale bot. (6, 8) In een normale situatie zal het subchondrale bot het overliggend kraakbeen ondersteunen en de krachten die erop inwerken, opvangen en verdelen. Het subchondrale bot kan echter beschadigd geraken, wat zich op MRI manifesteert als een beenmergletsel (BML). Deze aantasting van het subchondrale bot kan aanleiding geven tot kraakbeenaantasting. (15) In de omgekeerde richting zal kraakbeenaantasting, in combinatie met risicofactoren zoals leeftijd en metabole problemen, aanleiding geven tot aantasting van het subchondrale bot.

anamnese (belastingsgebonden pijn), klinisch onderzoek, röntgen opnames en MRI correleren, en het BML aanduiden als oorzakelijke factor, kan subchondroplastie gebruikt worden voor de stabilisatie van symptomatische, focale en chronische (meer dan drie maanden bestaande) BMLs. (11) We gebruiken deze techniek alleen wanneer conservatieve therapie heeft gefaald. Een noodzakelijke voorwaarde is dat er een goede bovenliggende kraakbeenlaag aanwezig is zodat er geen verbinding bestaat tussen het BML en de gewrichtsruimte. Daarom wordt naast een grondige pre-operatieve beoordeling met MRI en eventueel arthro-CT, ook vaak een kijkoperatie uitgevoerd alvorens de techniek uit te voeren. Dit om de integriteit van het kraakbeen na te kijken. Gevorderde artrose is tevens een contra-indicatie. Dan is er namelijk sprake van een meer gegeneraliseerde aantasting van het gewricht, wat maakt dat de kans op succes minder wordt geacht. (7,12)

Klinisch is er een sterk verband tussen de aanwezigheid en grootte van een BML, en belastingsgebonden pijn. (9,16) In de praktijk zien we vaak dat dit soort letsels in de talus voor enkelpijn zorgen. Tabel: Indicaties voor subchondroplastie Het is ook aangetoond dat BML’s aanleiding geven tot beginnende artrose, zichtbaar op MRI-scan. In het kniegewricht hebben regio’s met een BML 5 keer meer kans tot het ontwikkelen van kraakbeenaantasting op een termijn van 30 maanden. (15) Conservatieve behandeling met relatieve rust geeft niet in alle gevallen een blijvend resultaat en sommige patiënten blijven lokale last behouden. (13) Een arthroscopische decompressie van het BML kan uitgevoerd worden indien er al kraakbeenschade bestaat. Een alternatief bestaat uit retrograde drilling en eventueel opvullen van grote letsels met bot (afkomstig van een donor of eigen bot uit de bekkenkam) via een retrograde tunnel. Deze ingrepen kennen een beperkt succespercentage en gaan gepaard met een zekere co-morbiditeit. (3) Een alternatieve methode werd daarom ontwikkeld: de subchondroplastie.

• • • • •

Symptomatische letsels Bevestiging door MRI Geen gevorderde artrose Onvoldoende beterschap met conservatieve therapie gedurende 3 maanden Intacte bovenliggende kraakbeenlaag (bevestigen door arthro-CT of arthroscopie)

Wat is subchondroplastie? Subchondroplastie (Zimmer Knee Creations, Zimmer Biomet, Warsaw, IN) is een techniek waarbij een botsubstituut (vloeibare calcium-fosfaatcement) tussen de trabekels van het subchondraal bot wordt ingebracht. Deze techniek werd in 2007 ontwikkeld en voor het eerst toegepast in de knie. De ingreep kan gebeuren via een minimaal invasieve techniek, al dan niet in combinatie met een kijkoperatie, en wordt nu ook toegepast in voet en enkel.

Indicaties voor subchondroplastie Een goede anamnese en klinisch onderzoek blijven altijd de eerste stap bij de diagnostiek van een pijnlijke enkel of knie. Wanneer

4

Figuur 1.


Radiografisch

Botsubstituut

Beenmergletsels kunnen goed waargenomen worden op MRI als hyperintense zones in het subchondraal op STIR (short tau inversion recovery), T2 fat suppression, en fat suppression proton density weighted sequenties. (Fig. 1) T2 beelden zonder fat suppression geven vaak vals negatieve beelden. (1)

Het geïnjecteerde middel is ontwikkeld op basis van calcium-fosfaat en dient als een injecteerbaar botsubstituut. Het kristalliseert op lichaamstemperatuur van een pasta naar een stevige massa. Het heeft geen negatief effect op het omliggende bot en de levende cellen. Calcium-fosfaat heeft een osteoconductief effect en is resorbeerbaar door osteoclasten, waarbij calcium en fosfaat ionen vrijkomen die osteoconductieve eigenschappen hebben. Niet alle botsubstituten komen in aanmerking voor deze techniek omwille van de specifieke eigenschappen die nodig zijn voor een vlotte techniek met een goed resultaat. (10)

Operatietechniek De ingreep kan uitgevoerd worden in monotherapie of gecombineerd worden met een kijkoperatie. Naast de MRI-beelden wordt peroperatief fluoroscopie gebruikt in verschillende richtingen om het letsel te lokaliseren en de techniek te begeleiden. Met een naald wordt het optimale intredepunt voor de canule bepaald. De juiste canule wordt gekozen en tot in het beenmergletsel ingebracht. (Fig. 2,3)

Mogelijke complicaties van de techniek Er bestaat kans op cementlekkage naar het gewricht toe of in de weke delen. Dit kan gemakkelijk arthroscopisch verwijderd worden gezien de hydrofiele eigenschappen van het substituut. Achtergelaten cement in de weke delen kan tijdelijk lokale last veroorzaken, maar is met een goede techniek vermijdbaar.

Postoperatief verloop Ondanks het feit dat dit een minimaal invasieve techniek is, gebeuren de meeste operaties meestal met 1 of 2 overnachtingen. Peroperatief wordt er een locoregionale anesthesie toegepast in combinatie met intraveneuze pijnstilling. Deze kan na 24 tot 48u worden afgebouwd. De eerste twee weken wordt partiële steunname met 2 krukken aangeraden. Na 2 weken wordt er gestart met kinesitherapie en mag de patiënt(e) volledig beginnen steunen. Het kan 2 tot 3 maand duren vooraleer het effect van de procedure kan waargenomen worden. Postoperatief zal de geïnjecteerde zone zowel op T1 als T2 beelden hypo-intens voorkomen met een op T2 hyperintense rand. (Fig. 4) (14) Figuur 2.

Figuur 3a en b.

De positie van de canule wordt gecontroleerd met fluoroscopie. Vervolgens wordt het synthetisch botsubstituut ingebracht onder manuele druk. Op de fluoroscopiebeelden is goed te zien hoe het cement de BML ruimte vult. De canule wordt nog een 3 tal minuten ter plaatse gelaten tot het substituut is uitgehard, vervolgens wordt ze verwijderd. Eventueel kan arthroscopisch gecontroleerd worden of er geen intra-articulaire cementlekkage is. Figuur 4.

5


Resultaten De eerste resultaten over het gebruik van subchondroplastie in de enkel zijn beloftevol. Onze eigen ervaringen liggen ook in deze lijn. Lange termijnstudies zijn momenteel nog lopende. In een studie waarbij deze techniek gebruikt werd in de knie, werd er snel na de procedure een significante pijnreductie gezien, maar ook na 6 maanden was er nog steeds een gestage verbetering van de klachten. (5,9) Het is zelfs zo dat de nood aan een totale knieprothese 70% verminderd was twee jaar na een subchondroplastie bij bepaalde patiënten. (4) Een groot voordeel van deze techniek is dat ze minimaal invasief is. Er is geen nood aan open chirurgie, die dikwijls gepaard met een osteotomie van de tibia om een letsel te behandelen. De kans op complicaties is minimaal. De resultaten lijken echter tot dusver vergelijkbaar met andere meer invasieve methoden.

Indien er alsnog evolutie optreedt naar artrose, is een belangrijke eigenschap ook dat er met deze techniek geen bruggen worden opgeblazen naar verdere behandeling toe. Zo ziet men dat na een totale knieprothese in een knie waar subchondroplastie eerder werd toegepast, er niet meer complicaties worden gezien. (17)

Conclusie Subchondroplastie is een veilige en minimaal invasieve techniek om beenmergletsels en subchondrale cysten te behandelen. Hiermee wordt geprobeerd de homeostase tussen kraakbeen en onderliggend bot terug in evenwicht te brengen om zo belastingsgebonden pijnklachten te behandelen en evolutie naar artrose tegen te gaan. Het is een behandeling van vroegtijdige letsels en heeft geen invloed op de latere behandelingsmogelijkheden indien de klachten persisteren of de artrose zich met verloop van tijd verder zet.

Referenties 1. Agten CA, Kaplan DJ, Jazrawi LM, Burke CJ. Subchondroplasty: What the radiologist needs to know. Am J Roentgenol. 2016;207(6):1257–62. 2. Allen KD, Golightly YM, Hill C, Hill C, Hill C, Hill C. HHS Public Access. Dep Heal Hum Serv USA. 2015;27(3):276–83. 3. Anders S, Lechler P, Rackl W, Grifka J, Schaumburger J. Fluoroscopy-guided retrograde core drilling and cancellous bone grafting in osteochondral defects of the talus. Int Orthop. 2012;36(8):1635–40. 4. Astur DC, de Freitas EV, Cabral PB, Morais CC, Pavei BS, Kaleka CC, et al. Evaluation and Management of Subchondral Calcium Phosphate Injection Technique to Treat Bone Marrow Lesion. Cartilage [Internet]. 2018;194760351877024. Available from: http://journals.sagepub.com/doi/10.1177/1947603518770249 5. Bonadio MB, Giglio PN, Helito CP, Pécora JR, Camanho GL, Demange MK. Subchondroplasty for treating bone marrow lesions in the knee – initial experience. Rev Bras Ortop (English Ed [Internet]. Sociedade Brasileira de Ortopedia e Traumatologia; 2017;52(3):325–30. Available from: http://linkinghub.elsevier.com/ retrieve/pii/S2255497117300496 6. Botter SM, Glasson SS, Hopkins B, Clockaerts S, Weinans H, van Leeuwen JPTM, et al. ADAMTS5-/- mice have less subchondral bone changes after induction of osteoarthritis through surgical instability: implications for a link between cartilage and subchondral bone changes. Osteoarthr Cartil [Internet]. Elsevier Ltd; 2009;17(5):636–45. Available from: http://dx.doi.org/10.1016/j.joca.2008.09.018 7. Chatterjee D, McGee A, Strauss E, Youm T, Jazrawi L. Subchondral Calcium Phosphate is Ineffective for Bone Marrow Edema Lesions in Adults With Advanced Osteoarthritis. Clin Orthop Relat Res. Springer US; 2015;473(7):2334–42. 8. Clockaerts S, Van Osch GJVM, Bierma-Zeinstra SM. Comment on “Associations between statin use and changes in pain, function and structural progression: a longitudinal study of persons with knee osteoarthritis.” Ann Rheum Dis [Internet]. 2013 May 1;72(5):e9 LP-e9. Available from: http://ard.bmj.com/content/72/5/e9.abstract 9. Cohen SB, Sharkey PF. Subchondroplasty for Treating Bone Marrow Lesions. J Knee Surg. 2016;29(7):555–63.

6

10. Colon DA, Yoon BJV, Russell TA, Cammisa FP, Abjornson C. Assessment of the injection behavior of commercially available bone BSMs for Subchondroplasty® procedures. Knee [Internet]. Elsevier B.V.; 2015;22(6):597–603. Available from: http://dx.doi.org/10.1016/j.knee.2015.06.017 11. Farr J, Cohen SB. Expanding applications of the subchondroplasty procedure for the treatment of bone marrow lesions observed on magnetic resonance imaging. Oper Tech Sports Med [Internet]. Elsevier; 2013;21(2):138–43. Available from: http://dx.doi.org/10.1053/j.otsm.2013.03.006 12. KELLGREN JH, LAWRENCE JS. Radiological assessment of osteoarthrosis. Ann Rheum Dis. 1957;16(4):494–502. 13. Kon E, Ronga M, Filardo G, Farr J, Madry H, Milano G, et al. Bone marrow lesions and subchondral bone pathology of the knee. Knee Surgery, Sport Traumatol Arthrosc. Springer Berlin Heidelberg; 2016;24(6):1797–814. 14. Nevalainen MT, Sharkey PF, Cohen SB, Roedl JB, Zoga AC, Morrison WB. MRI findings of subchondroplasty of the knee: A two-case report. Clin Imaging. 2016;40(2):241–3. 15. Roemer FW, Neogi T, Nevitt MC, Felson DT, Zhu Y, Zhang Y, et al. Subchondral bone marrow lesions are highly associated with, and predict subchondral bone attrition longitudinally: the MOST study. Osteoarthr Cartil [Internet]. Elsevier Ltd; 2010;18(1):47–53. Available from: http://dx.doi.org/10.1016/j.joca.2009.08.018 16. Tonbul M, Guzelant AY, Gonen A, Baca E, Ozbaydar MU. Relationship between the size of bone marrow edema of the talus and ankle pain. J Am Podiatr Med Assoc [Internet]. 2011;101(5):430–6. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21957275 17. Yoo JY, O’Malley MJ, Matsen Ko LJ, Cohen SB, Sharkey PF. Knee Arthroplasty After Subchondroplasty: Early Results, Complications, and Technical Challenges. J Arthroplasty [Internet]. Elsevier Ltd; 2016;31(10):2188–92. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/ pubmed/27430180


Dienst orthopedie lanceert AZ Groeninge App Jaap van der Maas

We have an app for that De medische wereld is snel aan het evolueren en ook digitalisering is in onze branche geen vreemd woord meer. Als één van de grootste orthopedische diensten in België, kunnen wij hierin uiteraard niet achter blijven. Inmiddels telt onze dienst 13 orthopedisch chirurgen, elk met zijn of haar subspecialisatie. Samen staan we jaarlijks in voor een 50.000 tal consultaties en ruim 7500 ingrepen. Onze patiënten dienen soms op een korte tijd zeer veel, en zeer specialistische informatie te verwerken. Om ervoor te zorgen dat zij dit op hun eigen tempo kunnen doen en op die manier beter geïnformeerd worden, heeft onze dienst een applicatie voor smartphone of tablet ontwikkeld. Ervaring leert namelijk dat de informatie die tijdens een raadpleging gegeven wordt, slechts deels onthouden wordt door de patiënt. Bovendien tonen studies aan dat een goed geïnformeerde patiënt actiever deelneemt aan zijn of haar genezingsproces en dat hierdoor het risico op verwikkelingen vermindert.

De 5 behandelpaden zijn: • knieprothese • operaties van de voorvoet • rotator cuff hechting • heupprothese • voorste kruisbandreconstructie Elk behandelpad begint met een overzichtelijke uitleg omtrent de aandoening en verschillende behandelingsopties. Indien er een ingreep gepland werd, kan de operatiedatum ingevoerd worden (dit is niet verplicht). Er wordt op vaste tijdstippen informatie gegeven omtrent de voorbereidingen op de ingreep (medicatie, nuchter zijn, …), maar ook over het verloop na de ingreep (thuisverpleging, kine, …). Wij nodigen u allen uit om onze app gratis te downloaden en ook uw patiënten hiervoor te motiveren. Feedback is uiteraard meer dan welkom via de app. Op deze manier hopen wij de zorg voor onze patiënten nog verder te optimaliseren!

Deze app heeft belangrijke voordelen om informatie naar onze patiënten te zenden: •

Er wordt gewerkt met een overzichtelijke tijdlijn waar patiënten doorheen kunnen scrollen om zo de informatie druppelsgewijs te kunnen opnemen. Ze kunnen ook altijd eens teruggaan om bepaalde stukken tekst nog eens na te lezen. Alle informatie die beschikbaar gesteld wordt in de app, is in ons eigen beheer. Dit zorgt ervoor dat we echt informatie op maat kunnen verschaffen. Via de app kunnen we ook interageren met onze patiënten door bvb. zogenaamde push notificaties te sturen. Deze kunnen bestaan uit herinneringen zoals het meenemen van een medicatielijst bij opname of een waarschuwing dat ze nuchter moeten zijn voor hun operatie. We kunnen er uiteraard ook algemene gezondheidstips mee versturen zoals het belang van rookstop preoperatief.

Figuur 1.

Figuur 2.

Praktisch De app is voor iedereen (zowel patiënt, familielid, huisarts, kinesist of andere paramedici) gratis te downloaden. Hiervoor gaat u met uw smartphone of tablet naar de App Store of Google Play en zoekt u naar “az groeninge”. (Fig. 1) Na het downloaden van de app, krijgt u een keuzescherm waar u de behandeling die voor u van toepassing is, kan selecteren. (Fig. 2) We hebben geopteerd om 5 behandelpaden beschikbaar te stellen. Het betreft veel voorkomende behandelingen uit elk van de deelgebieden van de orthopedie. the Apple logo is a trademark of Apple Inc., registered in the U.S. and other countries and regions. App Store is a service mark of Apple Inc. Google Play and the Google Play logo are trademarks of Google LLC.

7


Aankondigingen SAVE THE DATE •

Sessie voor een hands-on gipscursus voor huisartsen in samenwerking met BSN Medical op dinsdag 25 september.

Live Surgery Symposium op donderdag 13 december voor huisartsen en kinesisten.

Trauma event voor huisartsen op maandag 12 november in samenwerking met de firma Stryker.

Deelname aan klinische studie Naast lopende studies op de dienst orthopedie werd recent de SAGE-studie opgestart in samenwerking met Regentis Biomaterials Ltd. De SAGE-studie is een prospectief, open-label, multicenter centraal onderzoek ter evaluatie van de veiligheid en werkzaamheid van GelrinC® voor de behandeling van symptomatische

gewrichtskraakbeendefecten van de femurcondyle: een vergelijking met microfractuur als historische controle. Voor informatie kunt u terecht bij dr. Jan Van Der Bauwhede en dr. Jaap van der Maas (056 63 35 40) of bij de studiecoördinator Martine Mooren (056 63 35 45).

Orthopedie, campus kennedylaan

Handgroep, campus kennedylaan

Pres. Kennedylaan 4 | 8500 Kortrijk

Pres. Kennedylaan 4 | 8500 Kortrijk

t. 056 63 35 40

t. 056 63 35 80

dr. Joeri Barth: heup - trauma

dr. Marleen Dezillie: hand - pols - elleboog

dr. Stefan Clockaerts: voet - enkel

dr. Jeroen Vanhaecke: hand - pols

dr. Frederick Michels: knie - voet en enkel

prof. dr. Filip Stockmans: hand - pols

dr. Dirk Oosterlinck: heup - knie - wervelkolom dr. Guy Putzeys: trauma - schouder - bekken dr. Jan Van Cauwelaert de Wyels: schouder - knie dr. Jaap van der Maas: knie dr. Jan Van Der Bauwhede: knie - voet en enkel dr. Luc Vercruysse: heup - knie dr. Luk Verhelst: heup - schouder dr. Pierre Moens - UZ Leuven: kinderorthopedie 8

www.ortho-kortrijk.be

vu: Inge Buyse, Pres. Kennedylaan 4, 8500 Kortrijk

Het orthopedisch centrum az groeninge Kortrijk


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.