3 vmbo-KGT Samenvatting Hoofdstuk 2
Koers Een windroos heeft 16 windstreken. Dat is niet voldoende om heel nauwkeurig te zijn. Daarom bestaat er een onderverdeling in graden. De telling begint in noord bij 0째. Op je koershoekmeter zie je de graden en de windrichtingen.
2.1
Schaal Schaal 1 : 800 000 betekent: 1 cm op de kaart is in werkelijkheid 800 000 cm = 8000 m = 8 km. Dus 5,5 cm op de kaart is 5,5 Ă— 8 = 44 km in werkelijkheid. Bij een schaal kun je een schaallijn tekenen.
Met een schaallijn kun je snel afstanden op kaarten schatten. Je meet op de kaart de afstand hemelsbreed. Voor een boot op zee of een vliegtuig is dat prima. Die gaan rechtstreeks van het ene punt naar het andere. Over de weg moet je vaak een eindje omrijden. Er bestaat een vuistregel om dan de reisafstand te kunnen berekenen. Vuistregel: afstand over de weg = 1,2 Ă— afstand hemelsbreed 2.1
Hoogtelijnen In de kaart zijn hoogtelijnen getekend. De hoogtelijn van 400 m is blauw gekleurd. Wandel je op de hoogtelijn, dan ga je niet omhoog of omlaag. Je blijft precies op 400 m hoogte. De hoogtelijnen geven je een idee van de hoogteverschillen. Punt A ligt op 325 m hoogte. Punt B ligt op 375 m hoogte. De hoogte van C moet je schatten. Punt C ligt op ongeveer 320 m.
2.2
Hoogtekaartje Hieronder zie je hoe van een landschap een hoogtekaart wordt gemaakt. Voor de duidelijkheid is een deel van het landschap weggesneden.
2.2
Verticale doorsnede Voorbeeld Teken de verticale doorsnede van het landschap van A naar B. Aanpak 1 Draai het kaartje zo, dat lijn AB horizontaal ligt. 2 Teken precies onder A een verticale as. Gebruik de getallen van de hoogtelijnen. Zet erbij: hoogte in m. 3 Teken de horizontale as. Die is net zo lang als AB. 4 AB snijdt de hoogtelijnen. Zet daar rode stippen. 5 Teken vanuit elke rode stip een verticale stippellijn naar beneden. Stop steeds bij de juiste hoogtelijn. Zet daar een stip. 6 Teken door de punten een vloeiende lijn.
2.2
Doorsneden Een doorsnede is altijd een vlakke figuur. Je ziet hier een kegel en een kubus met doorsneden. Die doorsneden hebben de vorm van een cirkel, een ellips, een vierkant en een rechthoek. Er zijn ook nog andere vormen van doorsneden mogelijk. Bij een doorsnede zie je geen diepte.
2.3
Doorsneden tekenen en Pythagoras voorbeeld D
C 4,2 cm 3 cm
A
3 cm
B
kwadraat
In ΔABD korte zijde
AB = 3
9
korte zijde
AD = 3
9
langste zijde BD = ?
18
wortel
F
H
+
3 cm
B
4,2 cm
D
BD = √18 = 4,2 cm 2.3
Lichaamsdiagonaal berekenen Je kunt de lengte van een lijnstuk dwars door een kubus of balk ook in ĂŠĂŠn keer berekenen. Dat doe je met de verlengde stelling van Pythagoras. In de verlengde stelling van Pythagoras gebruik je altijd drie ribben of gedeelten van ribben.
2.4
Aanzichten Van een ruimtefiguur kun je verschillende aanzichten maken. In een aanzicht zit geen diepte. Een aanzicht is een vlakke figuur, net als een doorsnede. Om te weten hoe een ruimtefiguur eruit ziet heb je meer dan ĂŠĂŠn aanzicht nodig. In boven aanzichten en kubusbouwwerken zie je soms hoeveel kubussen op elkaar gestapeld zijn. De getallen in het bovenaanzicht hieronder geven aan hoeveel blokjes op elkaar gestapeld zijn.
2.5