7 minute read
Oude IJsselbrug 90 jaar
from Papenacker 46
by henk Tuinman
Oude IJsselbrug 90 jaar Oude IJsselbrug 90 jaar
geschiedenis
Advertisement
Pier Karenbeld Pier Karenbeld
Op 15 januari 2020 was het 90 jaar geleden dat Zwolle eindelijk een verkeersbrug over de IJssel kreeg. Oud-Zwollenaar Harry Koopman schreef er een uitgebreid artikel over. Met zijn toestemming maakten wij een samenvatting over de moeizame totstandkoming van deze, ook voor Spoolde, zo belangrijke oeververbinding.*
Een moeizaam proces
Dat het moeizaam ging, werd vooral veroorzaakt door het feit dat er verschillende belanghebbenden in het spel waren. Eigenlijk had Zwolle in 1864 een enorme kans voorbij laten gaan toen de spoorverbinding van Amersfoort richting Zwolle, die tot dan toe bij Hattemerbroek eindigde, eindelijk via een spoorbrug over de IJssel doorgetrokken werd naar de stad. Er was toen ook een mogelijkheid geweest om naast de spoorbrug een brug voor het overige verkeer aan te leggen, maar dan zou de stad Zwolle nog 100.000 gulden moeten bijdragen. Daar werd van afgezien omdat er andere prioriteiten waren, o.a. aanleg van gasverlichting en verbetering van het Zwarte Water. Ook de plaatsen aan de Gelderse kant waren niet bij machte om het ontbrekende bedrag op tafel te leggen, dus bleef alles bij het oude. Met het pontverkeer bleef het Katerveerprobleem bestaan: in tijden van hoog water, in geval van drijfijs of bij een dichtgevroren IJssel was normaal verkeer over de IJssel nauwelijks mogelijk. Hoewel de behoefte aan een brug wel degelijk leefde, was het wachten op een instantie die het project financieel wilde trekken.
"De IJssel, een onverzettelijken slagboom" collectie HCO
Nieuwe initiatieven
Het was de Zwolse Kamer van Koophandel en Fabrieken die de rol van voorvechter op zich nam. Het was hen opgevallen dat de veemarkt aanmerkelijk meer mensen en vee uit de provincie Overijssel trok dan vanuit de Gelderse overkant. “Er strekt zich aan gindsche zijde van den IJssel een welvarende streek uit die feitelijk moeten worden gerekend tot ons marktgebied”, merkte ze op. Hoewel hier vol
Het marktgebied aan westelijke zijde. Topo-tijdreis geografische kaarten, 1900, Het Kadaster, Apeldoorn.
gens hen beslist economische kansen lagen, was ze helaas zelf niet bij machte de financiering van een brug op zich te nemen. Ook Zwolle, Zwollerkerspel, de Gelderse dorpen en de stad Hattem wachtten op een volgend initiatief. Dat initiatief komt volgens schrijver Koopman toe aan de heer J.M.D. Stroink die in 1905 een stuk schrijft in “De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant”, dat het zo niet langer kan. Hij roept daarbij de mensen op om een “vereeniging de Katerveerbrug“ op te richten. Het wordt geen gezapige commissie maar een club die grondig onderzoek doet naar de technische en financiële mogelijkheden. Mr. Dr. Jan van Setten wordt voorzitter en probeert alles in goede banen te leiden. Onder andere houdt hij het Ministerie van Waterstaat goed op de hoogte van de plannen.
Zwolle laat het afweten
Het ministerie stelt echter heel duidelijk, dat ze van het rijk niet op enige steun hoeven te rekenen als provincies, steden en dorpen geen geldelijke offers willen brengen. Zodoende wordt er in april 1910 in de Provinciale krant aan alle belanghebbenden een oproep gedaan om het project financieel te ondersteunen. Aan de Provincies wordt gevraagd 100.000
Prins Hendrik, prinses Juliana en koningin Wilhelmina op het Katerveer in 1921. Collectie HCO.
gulden bij te dragen, aan de stad Zwolle 150.000 gulden. Wanneer Zwolle niet verder wil gaan dan 90.000 gulden, haken ook de anderen af. Het plan belandt op dood spoor en alles blijft bij het oude. Zo meldt de Zwolse Courant op 15 juni 1912:
Wegens het onstuimige weer konden de vrachtwagens op Hattem heden aan het Katerveer niet worden overgezet. De goederen moesten in kleine wagentjes worden vervoerd. Voorts vernamen wij dat een verhuiswagen die aan deze zijde van het veer staat ook niet kon worden overgezet; vermoedelijk zal men het voorbeeld van de vrachtwagens volgen en de meubels, enz. overladen. Met recht noemt de commissie voor de IJsselbrug de toestand Middeleeuwsch.
Het Ministerie van Waterstaat, op dat moment onder leiding van de beroemde Dr.Lely, komt in 1915 opnieuw met een financieel voorstel, maar weer is het Zwolle die de beoogde bijdrage niet wil leveren, waarna de andere mogelijke geldschieters ook een afwachtende houding aannemen.
Een gedreven voorvechter
Inmiddels is Van Setten ruim tien jaar als een volleerd diplomaat bezig alle maatschappelijke krachten te bundelen en belangentegenstellingen uit de wereld te helpen. Er bestaat overeenstemming over de plek waar de brug te zijner tijd moet komen, ver
De brug 1 week na de opening.
genoeg van de kleine sluis bij het Katerveer en ver verwijderd van de spoorbrug. Voorlopig is het echter nog niet zo ver, want diverse ministers van waterstaat, na de ondernemende Dr. Lely, tonen zich weinig doortastend, terwijl tot overmaat van ramp, de grote animator, Van Setten, in 1916 ook nog komt te overlijden.
Eindelijk
Ook latere ministers blijken minder voortvarend te zijn. Een ramp in 1923, waarbij 2 paarden tijdens een ongeluk met de pont in de IJssel verdrinken, brengt de urgentie van een brug weer in beeld. Er wordt weer actie ondernomen. Uiteindelijk komt er in 1926 pas echt schot in de zaak, wanneer de Zwolsche politicus Mr. Hendrik v.d. Vegte Minister van Waterstaat wordt. Hij is goed op de hoogte met de plaatselijke situatie en hakt knopen door. Eindelijk kan er begonnen worden met grondaankoop en grondonteigening en kan de onderbouw aanbesteed worden. Uiteindelijk is het 1930 als de nieuwe Katerveerbrug geopend wordt. Alleszins begrijpelijk dat het een feestelijke opening wordt.
*Het uitgebreide artikel verscheen in januari 2020 in het tijdschrift van de Oudheidkundige Vereniging “De Broeklanden” in Oldebroek.
Mijn passie voor metaaldetectie
Arnold Zwakenberg
Ik had er lang naar uitgekeken, de dag dat ik uiteindelijk in 2016 mijn metaaldetector kocht. Van jongs af aan was ik altijd al aan het wroeten in de grond. Ik woonde op een boerderij aan de Meenteweg, de ´Hendrikshoeve´ genaamd, vernoemd naar mijn opa Hendrik Zwakenberg. Dozen vol met botten, pijpekoppen, schelpen, aardewerk en andere rommel verzamelde ik. Op een gegeven moment was het zelfs genoeg om er een museum van te maken. In het fietsenhok. Prachtig.
Zo´n twintig jaar later was de tijd rijp om weer eens toe te geven aan mijn drang naar het letterlijk spitten in het verleden. Maar dit keer wilde ik het anders gaan doen. Er moest een metaaldetector komen. Dat het 20 jaar geduurd heeft had diverse redenen. Behalve het gebrek aan ´veel´ vrijetijd was het toch ook een vorm van schaamte. Het zijn toch een beetje aparte mensen die zich met een hoofdtelefoon op de kop over de velden begeven. "Gelukszoekers" noemde mijn moeder ze altijd, "een beetje sneu volk."
Maar ja, als je eenmaal de 40 gepasseerd bent maak je je niet meer zo druk om wat anderen van je vinden. Dan wordt het tijd om je passie na te leven en je gevoel te volgen. Passie, een mooi woord, maar wat is dat nou eigenlijk? Voor mij is passie ergens helemaal voor willen gaan, waardoor je in een ander wereldje terecht komt. Een wereld van spanning, maar niet van stress. Een wereld van leren, maar niet voor een cijfer. Een wereld van delen van ervaringen met iedereen die het maar wil. bevat een zoekschotel met twee spoelen. Het maakt gebruik van het natuurkundige principe van elektromagnetische inductie en het ontstaan van wervelstromen. Een beetje technisch, maar het komt erop neer dat een stuk metaal een verstoring van het magnetisch veld veroorzaakt waardoor er een piepsignaal ontstaat. Dan heb je beet. Het is net vissen, maar daarbij heb je iets meer variatie in wat je vangt. Het nadeel van het piepen is wel dat je heel veel gaten moet graven alvorens je iets moois gevonden hebt. Maar naarmate je vaker ´piept´ krijg je ook meer gevoel voor goede zoekplekken waardoor je je vindkans vergroot.
Ik zoek vooral op akkers en weilanden, bospaden, braakliggende stukken grond of op opgehoogde landjes met grond uit ´oude´ gebieden, zoals uit binnensteden. Het liefst rondom Zwolle en Kampen.
En als je dan wat gevonden hebt is natuurlijk de eerste vraag: `Wat is het?´ Soms zie je het meteen, maar soms zit het ook verborgen onder een dikke laag roest en moet je het eerste schoonmaken. Of een vondst bijzonder is, hangt natuurlijk van je verwachtingspatroon af. Ik vind het liefst objecten waar een verhaal achter zit, of waar je tenminste
Arnold hoeft niet alleen te zoeken..., hond Buddy helpt mee.
Mijn metaaldetector
Mijn passie begon in Zalk. Daar kocht ik mijn eerste metaaldetector. Een mooi licht apparaatje, met één belangrijke functie erop, namelijk de discriminatieknop. Met deze knop voorkom je dat je alleen maar aan het graven bent naar spijkers, krammetjes en bierdopjes. Nederland ligt er vol mee, geloof me.