Deze uitgave kwam tot stand ter gelegenheid van het 10 jarig jubileum van Pier Karenbeld als redactielid van wijkblad "de Papenacker" uit Spoolde en bevat een overzicht van alle artikelen die Pier gedurende die 10 jaar voor "de Papenacker" heeft geschreven. Alle teksten in deze uitgave zijn geschreven door Pier, tenzij anders vermeld.
http://home.zonnet.nl/papenacker http://www.bbc2.nl Spoolde, april 2009
Pier Karenbeld 10 jaar redactie Papenacker
1999
-
en verder . . . . . . . . . . . . . . .
2009
Inhoud Onderwerp
Papenacker
blz.
Van de redactie (redactioneel uit 1999)
4
6
Ge-pas-pen-sioneerd - Sabine Wevers Pier - Eelco Wevers Pier - Kitty & Suzanne Turkse Bonensoep - Bep Bakgraag Pier - Henk Pier - Hanneke
- - - - - -
7 8 9 10 11 12
Wisseling van de wacht beheerders buurthuis Het landgoed IJsselvliet Boom geplant
4 april 1999 4 4
13 14 16
De beginjaren van de 20ste eeuw in Spoolde In gesprek met... dhr. Barneveld
5 september 1999 5
17 21
Herinneringen aan de IJsclub Spoolde
6
februari 2000
23
Spoolde in de oorlogsjaren
7
september 2000
26
In gesprek met... mevr. Kuipers Winterwonderland As ‘t vrĂśs bint de mensen ontdooid Spoolde in oorlogsjaren (2)
8 maart 2001 8 8 8
31 35 36 37
In gesprek met ... Henk en Bep Veldkamp Spoolde in oorlogsjaren (slot)
9 september 2001 9
43 46
In gesprek met... de drie Zwaantjes Nieuwjaarswens, uitgesproken bij nieuwjaarsreceptie Papier hier door P.A. Pier Opdat wij niet vergeten
10 maart 2002 10 10 10
50 54 55 56
De Zalkerveerweg Katerveer
11 oktober 2002 11
57 60
In memoriam Frits Esselink Een krasse bejaarde (Oranjevereniging Spoolde) Bart en Christine (Hoekstra) kijken terug H.G.V. "de Schakels"
12 maart 2003 12 12 12
63 66 72 74
Spoolde in het jaar van de boerderij
13
november 2003
75
In gesprek met... Anton van Weeghel De Beukenallee Zanglust 75 jaar
14 april 2004 14 14
83 86 90
Herfst in Spoolde - Harry Mistebeld In een wip was de speeltuin klaar - Gerrit Schommel Sloop aan de Turnhoutsweg Beukenallee (deel 2) Ridder Anton Opening Speeltuin (fotopagina)
15 oktober 2004 15 15 15 15 15
95 96 98 101 104 105
Terugblik op de kerstmarkt Bedrijvigheid aan de Beukenallee Spoolde 60 jaar vrij
16 april 2005 16 16
106 107 110
Papenacker 10 jaar Pier
4
april 1999
Inhoud Onderwerp
Papenacker
blz.
Spooldenaren in de vierdaagse Fotopagina Spoolderfeest 2005 Motorgekte in Spoolde
17 oktober 2005 17 17
113 114 115
Fotopagina reünie Papenacker 2008 De Vijverberg Nog een keer Vijverberg
reünienummer april 2008 18 april 2006 19 oktober 2006
120 121 125
Oh denneboom Gedenk de voedseltrekkers Nog is Spoolde niet verloren
18 april 2006 18 18
126 128 130
Over het verdwenen Spoolde (tuinderij Wevers) Straatverkoop (fotopagina)
19 oktober 2006 19
131 135
Opdat wij niet vergeten Pronken met andermans veren
19 19
136 137
Over het “buitentje” de Hertsenberg 20 april 2007 Fotopagina redactieoverleg 15 oktober 2004 Herinneringen aan boerderij de Hertsenberg 20 Van Spoolderwijknieuws tot Papenacker 20 Opening Hertsenbergerpad 20
138 141 142 146 147
Papier van hier naar daar Spoolde en de strijd om fricadelleneiland Op zoek naar sporen van Klein Hertsenberg Ere wie ere toekomt Opnieuw hongerwinter Gedenkteken voor de voedseltrekkers
21 oktober 2007 21 21 21 21 reünienummer april 2008
148 150 152 157 158 159
Lente (gedichtje) Bijna 2 jaar ondergedoken Terug naar theehuis Thijssen Vrouwen aan de macht (Egbert de Man) Fascinatie voor filmen, in gesprek met .. Janny Boot-Garritsen Terugblik op de film "Spoolde onder Spanning"
22 april 2008 22 22 22 22 22
162 163 165 170 171 172
Jan Zoer naar China (reisverslag) Over de vitaliteit van een oudje (OV-Spoolde) Even stilstaan bij.. de mensen langs de weg (RWS) Film oorlogswinter (fotopagina)
23 oktober 2008 23 23 23
173 177 181 184
Tien jaar Pierplezier Weg bij de sluis Rondje ruige rijp (Rindert Rijpstra) Fotopagina ruige rijp (foto's Marja Karenbeld) Over de geschiedenis van de Venus Pier-in-aktie-foto's Van de redacte (redactioneel 2009)
24 april 2009 24 24 24 24 - 24
185 186 190 191 192 196 197
Foto Pier Nawoord - zo dat zit erop Colofon Fotopagina Foto achterblad april 2009
- - - 18 april 2006 -
198 199 200 201 202
Papenacker 10 jaar Pier
5
redactie
Een nieuwe lente, een nieuw geluid Het heeft wat langer geduurd, voordat de nieuwe "Papenacker" weer verschenen is, maar dat had zo z'n reden. Beide initiatiefnemers, Paola de Bruyn en Arnold Zwakenberg moesten om verschillende maar zeer aanvaardbare redenen hun werkzaamheden voor het wijkblad beĂŤindigen en dat betekende dat een volledig nieuwe bemanning het werk moest voortzetten. Dat bracht de nodige startproblemen met zich mee, maar uiteindelijk is het er toch weer van gekomen. Intussen is het ons als redactie al wel duidelijk geworden dat het realiseren van de "Papenacker" wel de nodige tijd en inspanning vraagt. Alleen al daarom is een woord van dank op z'n plaats voor de scheidende redactieleden. Maar er is nog een reden om hen lof toe te zwaaien. Zij zijn immers de initiatiefnemers geweest bij het in het leven roepen van dit wijkblad en we hebben de indruk dat het blad in een behoefte voorziet.
Met dit redactioneel artikel begon in het voorjaar van 1999 de carièrre van Pier bij de Papenacker.
Nu het blad inmiddels voor de 4e keer verschijnt kunnen we vaststellen dat het een prachtig podium is voor alles wat er zo al in de buurtschap leeft. Onmisbaar daarbij is de rapportage vanuit de diverse verenigingen, maar ook allerlei andere bijdragen, zoals de jeugdrubriek, een reisreportage, een of meer interviews alsmede een stukje geschiedenis maken het geheel tot een herkenbaar Spoolder blad en hopelijk blijft dat zo. De nieuwe lente staat dan ook meer op het nieuwe redactieteam dan op het karakter van het blad. Het moet in de eerste plaats een ontmoetingsplaats zijn van bewoners en verenigingen in de wijk en we rekenen ook in de toekomst weer op de nodige bijdragen om deze doelstelling te realiseren. Dat wil niet zeggen dat alles verder bij hetzelfde zal blijven. We hopen een open oog te hebben voor nieuwe ontwikkelingen en staan open voor suggesties.
colofon
De Papenacker, het wijkblad van Spoolde Tweede jaargang nummer 4 / april 1999
Rest ons nog Paola en Arnold het beste toe te wensen in hun nieuwe woonomgeving en u veel leesplezier toe te wensen. Ingeborg van Weeghel, Fenetta van Weeghel, Pier Karenbeld.
Redactieadres Overige redactie Druk Oplage Verschijning
De Papenacker tav Fennetta van Weeghel Westenbergstraat 34 8274 AR Wilsum telefoon: 038-3557132 Pier Karenbeld Nilantsweg 81 8041 AR Zwolle telefoon:038-4224952 Ingeborg van Weeghel Zalkerveerweg 9-1 8042 PL Zwolle Telefoon 038-4217742 drukkerij Spoolde 500 exemplaren 2x per jaar (februari en september)
Verspreiding
huis aan huis in Spoolde en via div. punten in Spoolde en Westenholte.
Belangstellenden kunnen gratis een exemplaar aanvragen. Papenacker nr. 4; april 1999
6
Ge-pas-pen-sioneerd
Sabine Wevers
Pier, speciaal voor jou een nieuw woord voor in de Dikke van Dale. Ik vind jou gepassioneerd gepensioneerd, dus voortaan schrijven we gepaspensioneerd! Je bent inmiddels met pensioen en blijft alle activiteiten in Spoolde met een bewonderenswaardige passie doen. Neem het buurthuis, de Commissie Spoolderbelangen, de kerstmarkt, de reünie en al je sketches en speeches. Maar met name je inzet voor de Papenacker van de afgelopen tien jaar getuigt van enorme passie en doorzettingsvermogen, wat ik terug zie in al je artikelen. Alles tot in de details uitgewerkt, waarbij je niet schroomt om alle informatiebronnen aan te boren die er maar zijn. And believe me, in Spoolde zijn heeeeeeeeeeeel veel informatiebronnen. Ik vind vooral je artikelen over de historie van Spoolde super, dankzij jou gaan deze verhalen niet verloren en staan ze voorgoed op schrift. Je hebt het vermogen om de geschiedenis levend te maken, waardoor deze artikelen fijn, makkelijk en bovenal boeiend om te lezen zijn! Natuurlijk ben ik nog geen tien jaar bij de Papenacker betrokken, maar in die jaren dat ik dat wel ben heb ik jou als prettige “collega” ervaren. Je maakt de zaken duidelijk en overzichtelijk, waarbij de nodige creativiteit natuurlijk niet mag ontbreken. Pier bedankt voor de fijne samenwerking tot nu toe en hopelijk mag de Papenacker nog lang van jouw kunsten genieten! Groetjes Sabine
Papenacker 10 jaar Pier
7
Kop
-
Pier, Jij bent toch wel de grote initiator achter de Papenacker. Zonder jouw gedreven en enthousiaste inbreng was de Papenacker nooit geworden wat ie nu is. De zaterdagmiddagen waarop we toen de Papenacker samenstelden bij Femmy thuis waren erg gezellig. Jouw doortastende journalistiek aangevuld met allerlei lekkere hapjes van Femmy maakten het altijd erg leuk. Ik hoop dat de Papenacker nog lang blijft bestaan. Ik wens Pier en de rest van de redactie veel succes hierbij!! Groeten, Eelco Wevers
Foto's redactieoverleg 25 maart 2005 met Pier, Femmie, Eelco en Henk. Papenacker 16 is het onderwerp van gesprek.
Papenacker 10 jaar Pier
8
Pier
Kitty & Suzanne - Jeugdredactie
Jij zit alweer tien jaar in de Papenacker redactie, Maar dat is van alles wat jij doet nog maar een fractie. Druk met dit, druk met dat, Jij zit nooit even rustig op je gat. Zo is het schaatsen iets jij niet bent verleerd, Want met het winter weer ben jij op verschillende plaatsen gesignaleerd. Voor een beetje gezelligheid ben jij ook altijd in, Zo heb jij het op donderdagavond in het buurthuis naar je zin. Hier krijg je een lekker kroketje en een glaasje bier, En dat zorgt dan weer voor veel plezier. Maar voor Spoolde doe jij ook erg veel, En aan de bouw van de nieuwe brug erger jij je groen en geel. Jij bent een gezellige en soms beetje verstrooide man, Waarom een ieder lachen kan. Als jij met nieuwjaar weer een stukje doet, Begint het nieuwe jaar heel goed. Voor de Papenacker ben jij ook erg druk, Dus met jou in de redactie hebben wij geluk. Zo had jij je zegje klaar, Bij de vergadering van afgelopen jaar. Dan komen alle punten aan bod, Geen onderwerp is te zot. Hopelijk heb jij van de afgelopen tien jaar geen spijt, Want jou willen we bij de redactie niet kwijt! Kitty & Suzanne.
Papenacker 10 jaar Pier
9
kookrubriek
Turkse bonensoep
Bep Bakgraag
In de tijd dat ik in de redactie zat draaide ik ook het blad in elkaar met een speciaal programma. Dat kwam altijd heel precies om de tekst binnen de kaders te krijgen. We zaten dan altijd zo’n driekwart zaterdag bij elkaar. Per blad werd een uitdraai gemaakt en door Pier gecontroleerd en Eelco zorgde dat de foto’s er precies in kwamen. En in die tijd was Pier de Papenacker. Journalistiek precies, af en toe een discussie of een stuk gepubliceerd kon worden, en inderdaad de gedrevenheid en enthousiasme waarmee een stuk aangeleverd en/of geschreven werd door Pier. Aan het eind van de dag werd er vaak een kopje soep gegeten en ik wil jullie het recept van een overheerlijke Turkse bonensoep van Brigitte niet onthouden. Deze is ooit ingezonden door Bep Bakgraag en in een van de Papenackers gepubliceerd. Misschien kan Bep nog eens een lekker recept inzenden. Ikzelf vind het altijd weer heel erg leuk om iets over de geschiedenis van Spoolde te lezen. Ik wens Pier en uiteraard de overige redactieleden samen veel succes en nog veel Papenackers toe.
Turkse Bonensoep van Brigitte. Doe in een pan:
Hartelijke groet, Femmie van der Zwaan
• 1 literpot witte bonen in tomatensaus • 500 gram gezeefde tomaten • 1 zak Italiaanse roerbakgroenten (eventueel wat kleiner snijden) • 1 pond rul gebakken gehakt met eventueel een teentje knoflook • 2 bouillonblokjes • Italiaanse keukenkruiden zoals, oregano, basilicum en tijm naar smaak • Peper en zout Dit alles aanlengen met water tot de gewenste dikte bereikt is en laten pruttelen tot het gaar is.
Papenacker 10 jaar Pier
10
Pier
Henk Tuinman
Het is inmiddels al weer heel wat jaartjes geleden dat je bij mij thuis kwam en mij voorzichtig polste of ik er iets voor voelde om "af en toe" iets met foto's voor de Papenacker te doen. Dat klonk allemaal heel onschuldig en wie zegt daar nu nee op. Helemaal als je zelf op dat moment zelf de overstap naar de digitale fotografie hebt gemaakt en er een nieuwe digitale wereld voor je open gaat. En voor het eerste nummer (14) viel het ook nog wel mee. Een paar vogelfoto's bij een artikel over de natuur, een foto van een wagen van de OV en nog wat kleine dingen. Kort daarop zat ik ook bij het redactie overleg. Ook dat leek aanvankelijk nog onschuldig en het was wel heel erg gezellig. Discussie over punt of komma. de betekenis van een woord, een juiste formulering, maar ook wat er wel of niet in de Papenacker geplaatst kon worden. En dat op zaterdag bij Femmie aan de huistafel. Computer en printer op tafel. Teksten printen, corrigeren en nog een keer printen. In de tekst ruimte openhouden voor de foto's. Snijapparaat erbij. Foto's snijden en vervolgens uitlijnen op lichtbak omdat er toen nog in twee doorgangen geprint werd. Tekst en foto's afzonderlijk. Tussen de middag was er een grote pan soep met broodjes. Als het werk dan gedaan was, werd het tijd voor een pilsje. Dat waren nog eens tijden. Van die oude Papenackers is behalve enkele papieren exemplaren weinig bewaard gebleven. Maar ook de Papenacker is met de tijd meegegaan. De opmaak gebeurt inmiddels helemaal op de computer. Tekst en foto's in één document. Aanleveren bij de "drukker" en printen maar. Dat is vooruitgang. Maar het gaat wel ter koste van iets. Die gezellige zaterdagen aan de keukentafel met soep en broodjes. Nu zijn het corrigeermiddagen geworden. Ook leuk, maar zo'n dag aan de keukentafel had toch ook wel wat. Er komen wel andere dingen voor in de plaats. Samen op pad om een interview te doen. Jij het interview en ik de foto's. Ook van de meegebrachte foto's even een repro. Als de foto's dan al niet bij het artikel passen, zijn ze zeker goed voor het archief van de Papenacker. Pier, ik heb altijd met veel plezier met je samengewerkt. Inmiddels niet alleen de Papenacker, maar ook met wat andere dingen. Ik hoop dat we dit nog een aantal jaren voort kunnen zetten. Ps: Ik weet dat je nog wel eens op zoek bent naar je oude artikelen. Vandaar dit boekwerkje waarin al je artikelen van de afgelopen tien jaar keurig op nummer / datum zijn gerangschikt. Nu nog één probleempje: Je moet dit boekje niet kwijtraken. Papenacker 10 jaar Pier
11
Tien jaar Pier en de Papenacker maar ook nog zoveel meer en langer.
Uit deze speciale uitgave blijkt wel dat Pier kan schrijven en niet zomaar. Zijn interesses zijn groot. Hij verdiept zich graag in de geschiedenis van Spoolde maar vooral in mensen. De gesprekken die hij voert met de mensen over de geschiedenis daar geniet hij enorm van. Hij schrijft niet alleen voor de Papenacker maar vooral ook voor allerlei feesten en partijen. Is er iets te vieren in Pier z’n uitgebreide vrienden en familiekring dan maakt hij daar een liedje voor. Het lijkt hem heel gemakkelijk af te gaan en zijn omgeving is het heel gewoon bijzonder gaan vinden. Zo gaat dat vaak. Maar een ding is zeker Pier houdt van schrijven en zal dat blijven doen tot het niet meer gaat. Dat ziet er dus goed uit voor de Papenacker. Hanneke
Papenacker 10 jaar Pier
12
Hanneke van Vilsteren
het beroep van
Wisseling van de wacht beheerders buurthuis Een blijvend punt van zorg was toch wel steeds het geluid. Hoe voorkom je geluidsoverlast bij de omwonenden. Het gebouw is nou niet direct geweldig tegen geluid geïsoleerd en het vraagt dan ook heel wat dicipline van degenen die de muziek verzorgen om alles acceptabel te laten verlopen. Hoewel ze blij zijn dat het er op zit, zien ze met heel veel plezier terug op hun werkzame periode in het Buurthuis.
Het “Buurthuis” neemt een belangrijke plaats in de buurtschap Spoolde. Vanzelfsprekend is het daarbij van belang dat het beheer daarvan in goede handen is. We kunnen ons gelukkig prijzen, dat we zowel vroeger als nu, iemand gevonden hebben, die de Spoolder gemeenschap van binnenuit kent. Het lijkt ons goed nu er wisseling van beheerder heeft plaats gevonden, vooruit en terug te blikken met de komende en gaande beheerder(s).
Met nadruk willen ze de rol van Dinie Wevers noemen, die er al die jaren voor zorgde, dat het gebouw schoon was. Terecht werd er afgelopen oktober dan ook aandacht besteed aan al die jaren trouwe dienst en ook het aandeel van Dinie daarin. In de hun aangeboden receptie werden de verdiensten nog eens onderstreept. Leida en Gerrit willen graag vermeld hebben, dat ze erg genoten hebben van het aangeboden cadeau, een bezoek aan Showbizz-city in Aalsmeer en willen via dit blad daarvoor nog eens hartelijk danken. Ze hopen nu wat meer tijd te krijgen voor andere dingen, vooral wat meer tijd voor sociale kontacten, want dat is er in de loop van de jaren nog wel eens bij in geschoten. Niettemin blijven ze beschikbaar voor incidentele klussen en spreken ze tot slot de hoop uit, dat het “Buurthuis” een centrale ontmoetingsplaats zal zijn en blijven voor de Spooldenaren. De nieuwe beheerder wensen ze daarbij veel sterkte en succes toe.
De gaande beheerders Ongeveer 10 jaar geleden gaven de toenmalige beheerders, de familie Van Assen te kennen, dat ze wilden stoppen met het beheer van het “Buurthuis”. Toen dat onder andere binnen de Oranjevereniging ter sprake kwam en de vraag opgeworpen werd of dat niks was voor Gerrit en Leida van Tongeren gingen deze op de uitdaging in. Niet dat ze ervaring hadden binnen de horecasector, maar het leek hun leuk werk en ze wilden zich graag inzetten voor de buurt. Wel hadden ze het vermoeden dat het heel wat werk met zich mee zou brengen, maar hard werken vonden ze niet erg. Allereerst moesten de nodige papieren verkregen worden. Dat werd een taak voor Leida, die zich enthousiast en met succes op de studie stortte en in zeer korte tijd de nodige horeca-papieren in haar bezit kreeg. Intussen vereisten de diverse activiteiten in het Buurthuis ook de nodige aandacht. Activiteiten van de diverse Spoolder verenigingen maar ook de diverse grote en kleine partijen die daar in de loop der jaren plaatsvonden. Met veel genoegen wordt onder andere ook terug gekeken op de disco’s die een aantal jaren een groot succes waren; op een gegeven moment kwamen er honderden bezoekers. Jammer dat buitenstaanders van tijd tot tijd probeerden de goede sfeer te verpesten. Het eenvoudigst waren de gebeurtenissen, waarbij de dienstverlening over een gehele avond verspreid was, zoals bij bruiloften en partijen. Met heel vaak een vaste staf aan medewerkers werd dan de klus geklaard, meestal tot volle tevredenheid van de feestvierder. Lastiger waren de uitvoeringen van de verenigingen, waarbij er met name in de pauzes vaak sprake was van een enorme piek. Kijken naar een toneelstuk bijvoorbeeld was er niet bij, want voorbereidigen voor in de pauze en na afloop vroegen te veel aandacht. Ook in de pauze was Leida dan meestal druk bezig met de hartige hap. Papenacker nr. 4; april 1999
13
geschiedenis
Het landgoed IJsselvliet Het eerder genoemd echtpaar Nilant heeft 5 kinderen, 4 dochters en een zoon. Het is goed toeven op IJsselvliet, al trekt ook de familie Nilant ‘s winters weer naar de stad. Toch zijn er ook de nodige zorgen. Een briefwisseling binnen de familie licht een tipje van de sluier op van het toenmalige landleven. Allereerst wordt vermeld dat er een aanzienlijke sterfte onder het vee is en dat de nieuwe boer bij IJsselvliet, Berend van Dam al 7 stuks vee verloren heeft; ook kan elk moment de benoeming van de nieuwe predikant afkomen. Verder wordt er nog geschreven over ene heer Scriverius, die hals over de kop naar Den Haag vertrokken is, maar tot overmaat van ramp is zijn dienstbode plotseling bevallen. Trouwens, volgens de heer Nilant is het kommer en kwel met de dienstboden, want men schijnt moeilijk aan goed personeel te kunnen komen. Er wordt gesproken over mevrouw Giele, die dienstboden verhuurt (het eerste uitzendbureau van Spoolde?). Echter ook zij heeft weinig te bieden, op haar lijst komt enkel nog een zekere Marietje voor, maar die leeft in onmin met haar ouders; voor de rest lijkt het wel of er tegenwoordig alleen maar uitschot op haar lijst staat, aldus Nilant. Zo ziet het er naar uit, vervolgt hij, dat de familie zich met een keukenmeid “als sukkelende” moet behelpen en mevrouw “mede voor kokkine sal moeten spelen”. Als Lucas Nilant overlijdt blijft “IJsselvliet” onverdeeld in het bezit van de kinderen. Als zoon Lambertus Nilant als laatst overgeblevene sterft, gaat het bezit over op diens zoon: Lucas Hendrik Coenraad Nilant, die tot 1836 burgemeester van Zwollerkerspel is. Als die in 1837 overlijdt volgt er een publieke verkoop.
Het lijkt ons goed, ook na redactiewisseling elke keer een stukje geschiedenis op te diepen uit het rijke verleden van Spoolde; mochten er lezers zijn met suggesties of waardevolle informatie rondom een of ander onderwerp dan houden wij ons van harte aanbevolen. Het landgoed IJsselvliet Stad en platteland hebben door de eeuwen heen een nauwe band met elkaar gehad, zo ook de stad Zwolle met het omringende Zwollerkerspel. Vroeger was het vaak zo, dat rijke stedelingen er hun landerijen hadden, maar niet alleen dat. Meestal bouwde men een “spijker” als voorraadschuur maar langzamerhand verschenen daar allerlei bouwsels omheen. Op zoek naar meer comfort kreeg het geheel meer en meer het aanzien van een landhuis. Zo ontstonden de zogenaamde havezathen, waar niet alleen de adel neerstreek maar ook de rijke stedeling. Deze laatste groep hield het door de eeuwen heen meestal langer vol dan de adel. Er werd doorgaans alleen in de zomermaanden gewoond; ‘s winters trok men weer naar de stad. Ook Spoolde heeft zo’n landhuis gekend. Bladerend in het “Zwolsch historisch tijdschrift” van 1993 kwam ik de boeiende historie tegen van het huis “IJSSELVLIET”. We volgen daarbij het door Wim Huysmans geschreven artikel. Wanneer het precies gebouwd is, is niet bekend, maar wel kunnen we uit het markeboek van Spoolde van 1743 opmaken dat ene Arnoldus Greven op dat moment eigenaar van het pand is en aangeslagen wordt voor een roede en zes voeten van de Spoolderdijken aan de IJssel (belasting moest heel vaak in natura betaald worden). Op een bepaald moment erft zijn dochter Agnes Greven het landhuis; in 1726 trouwt zij met mr. Lucas Nilant die markerichter van het gebied is. Deze familienaam Nilant blijft langdurig met het landhuis verbonden en als we weten waar dit huis gestaan heeft, verklaart het ook duidelijk waar de Nilantsweg zijn naam aan te danken heeft. Het is nauwelijks voorstelbaar maar het huis en al z’n landerijen strekte zich uit van waar nu de Katerveersluis is, langs de IJssel tot ver voorbij wat nu Nilantsweg 47 is (zie bijgevoegd kaartje); het huis lag dicht tegen de dijk aan. Papenacker nr. 4; april 1999
IJsselvliet nader bekeken Bij verandering van bezit moet er belasting betaald worden en een register uit 1783 omschrijft dit bezit als volgt: Het erve en goed IJsselvliet of de Colk te Spoolde, bestaande in ‘t Spijker en boerenhuis met de hoven en plantagien, de sogenaemde Pol aan de weg en aangelegen landen, twee koeweiden en een pinkeweyde op de Spoolderweideweert, het Dijkcampje en voorenste akker bouwland op Spoolderbroek, de lange marsch tegenover IJsselvliet tot aan de Spoolderberg, de gehele Brinkmersch, de hoge of Kruiscamp en ‘t 14
geschiedenis
en paarden en verdere gebouwen, spacieuse tuinen met uitgezochte bomen en houtgewas; voort eraan verbonden een erf en huis met bakhuis en grote moestuin met uitnemende fruitbomen beplant en daarbij gelegen bouwland.” Op het kaartje is een oprijlaan te zien, beplant met bomen; tegenover de oprijlaan het erve Engelradink. Lambertus Nilant, de zoon van de burgemeester van Olst wordt de nieuwe eigenaar, maar in1840 gaat het weer van de hand en verdwijnt de naam Nilant definitief uit de boeken; het boerenerf Engelradink is dan echter al voor 1500 gulden in handen gekomen van procureur Mr. Lambertus Rietberg.
Clavercampje bij ‘t Rode Enk tegenover ‘t goed van de heer Dr. Toor de Kortenberg. De percelen zijn in die tijd nog voorzien van de namen, want het kadaster wordt pas later ingevoerd; de namen van de diverse stukken land dienen ervoor om ze van elkaar te kunnen onderscheiden.
Veranderingen op “IJsselvliet” Het huis wordt gekocht door de Graaf van Rechteren die kort daarvoor nog gouverneur van Overijssel is geweest. Het landhuis wordt grondig vernieuwd. Het wordt opnieuw opgetrokken en naast zomerverblijf ook geschikt gemaakt als winterverblijf. Ook het boerenerf wordt weer teruggekocht, zodat alles weer onder één eigenaar valt. De Graaf van Rechteren en zijn vrouw overlijden echter vrij kort na elkaar en de zorg voor de kinderen komt in handen van de Barones de Vos van Steenwijk, die er tevens voor zorgt dat alles in en om het landhuis goed onderhouden wordt. Als zij echter gaat trouwen blijkt goede zorg voor de buitenplaats niet langer mogelijk en komt er een verzoek van de voogden om de buitenplaats te mogen verkopen. Bijna alles, het huisje in de Slingerbos en de houten broeibakken uitgezonderd, komt dan in handen van een gepensioneerde rijksontvanger, die er dan nog 19 jaar woont. Verkocht voor de afbraak Zo wordt het geheel in 1867 weer te koop aangeboden en fraaie bewoordingen in de advertentie geven aan dat het een aantrekkelijke koop moet zijn. Zo wordt er gesproken over maar liefst 16 boven- en benedenkamers; verder nog 3 dienstbodenkamers, een provisiekamer, een ruime kelder en een zolder; naast het huis onder andere een ruim koetshuis en een stalling voor 8 paarden en een tuin met meer dan honderd vruchtbomen. Opmerkelijk is echter dat het vrijwel geheel voor de afbraak van de hand is gegaan. Men heeft naderhand nog gespeculeerd over het “waarom”
De kaart van 1830
Op het bijgevoegde kaartje van 1830 zijn de kadastrale gegevens intussen wel vermeld en kunnen we ook zien waar het landgoed gelegen heeft; tussen de kolk in de Katerveersluis en de eerste bocht in de Nilantsweg. Bij de publieke verkoop in 1837 wordt pas duidelijk wat er allemaal te koop is: “Een logeabel herenhuis met onderscheidene vertrekken, hebbende zeer aangenaam uitzicht over den rivier de IJssel, bouwhuis met ruime stalling voor beesten Papenacker nr. 4; april 1999
15
geschiedenis
van de afbraak. Ook in die tijd was een geruchtenstroom gauw op gang: - moest het misschien wijken voor de grote Katerveersluis; - moesten de dijken opgehoogd worden; - was het te vochtig of te duur in onderhoud of werd het uitzicht van de eigenaar van “de Hertsenberg” (gelegen in de buurt van waar nu het motel staat) te veel gehinderd. Eigenaar hiervan is namelijk de wijnkoper Pruimers, die samen met z’n compagnon Doyer enkele jaren later de ondergrond van het landhuis koopt met de tuinen, het koetshuis, de stal en 2 woningen; de rest mag worden afgebroken. Aan die afbraak is nog wel een voorwaarde verbonden; het puin mag niet worden afgevoerd en verdwijnt in de grond. Er moet dan ook nog enorm veel puin in de grond zitten. In 1870 behoort “IJsselvliet” tot de verleden tijd. Alleen het koetshuis houdt nog vrij lang stand, wordt omgebouwd tot boerderij en door de familie Westerhof bewoond. Het verdwijnt in 1960 van het toneel, als zowel het koetshuis als de stalling moeten wijken voor de nieuwbouw op de Nilantsweg. Waar eens de toegang was tot het buitenverblijf, verrijst nu een rij huizen (Nilantsweg 41 t/m 47).
Deze Henniphof voerde nog een boerenbedrijf en had naast zijn huis nog wat ophanghaken voor hengels. Veel IJsselhengelaars maakten gebruik van deze voorziening en hoefden zo hun hengel niet mee naar huis te slepen. Het huis was zoals gezegd van de familie Westerhof; zij woonden aan de voorkant. Aan die kant van het koetshuis moet een steen ingemesteld zijn geweest met het jaartal 1842, als herinnering aan de eerste steen, gelegd door dochterrje Jacqueline H.A.E. van Rechteren.
Boom geplant Boom geplant aan de Meenteweg. Op 6 maart j.l. was er een studiedag in het Ecodrome rondom het thema “Zwolle tussen de rivieren” (over deze dag meer in het volgend nummer). De initiatiefgroep “IJsselzone” wil zich met name richten op de “gebruikswaarde” van de IJsselzone, met een ruim oog voor een landschappelijke, culturele en recreatieve waarde, maar ook met het nodige respect voor de historische en huidige functies. Ook de buurtschap Spoolde is in deze initiatiefgroep vertegenwoordigd en weet zich gesteund bij het verzet tegen de plannen als Ikea en / of McDonald’s, alsmede andersoortige detailhandelsplannen in het Spoolder weidegebied. Als symbolische daad pal te staan voor ’t groengebied werd aan het eind van de dag een boom geplant in een weiland aan de Meenteweg. Onder gure weersomstandigheden, maar toch nog onder de nodige belangstelling werd het geheel luister bijgezet door “Zanglust”. Met enkele passende liederen werd de eigen aard van de buurtschap nog eens onderstreept. Bart Hoekstra ondersteunde het gezang met z’n trompet, waarna voorzitter Hulsbeek van “IJsselzone” de wens uitsprak, dat de boom een startpunt zou zijn voor een ommekeer in het denken rondom bestemmingen in het buitengebied Spoolde.
Naschift: Als we het kaartje nader bekijken, zien we dat de naam Nilantsweg al vermeld is, maar uit betrouwbare bron heb ik vernomen dat deze naam pas later ingevoerd is; heel lang heeft het Katerveer geheten. Op de tekening is heel goed te zien hoe dicht IJsselvliet tegen de dijk aan lag. Het stippellijntje er naar toe geeft de toegangsweg aan. Naast Nilantsweg 47 loopt nog een paadje naar de dijk toe en dat is ongetwijfeld genoemde toegangsweg geweest. De herinnering aan het koetshuis is nog bij veel Spooldenaren aanwezig. Zo bracht buurman Dekker er met zijn vrouw nog de eerste huwelijksjaren door. De woningnood was groot in die tijd en ze waren maar wat blij met een deel van het tot boerderij omgebouwde koetshuis. Het huis was al wel in bouwvallige staat en regen en wind kregen volop kansen binnen te dringen. Wanneer je over de zolder wilde lopen werd hulp geboden door medebewoner en buurman Henniphof, die precies wist waar je veilig kon lopen. Papenacker nr. 4; april 1999
16
geschiedenis
De beginjaren van de 20ste eeuw in Spoolde Het plan was ambitieus, te ambitieus maar dat viel te verwachten. Het idee was om te achterhalen op welke wijze de afgelopen eeuw Spoolde en de Spooldenaren in het nieuws waren geweest. Het ligt in zo’n geval voor de hand te gaan grasduinen in de kranten van de bijna afgelopen eeuw. De bron bij uitstek daarbij is de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, welke met name ook in het begin van de eeuw een veel gelezen dagblad is. Dus, op naar het provinciehuis, want daar liggen in de kelder van de bibliotheek de weliswaar vergeelde maar toch nog goed leesbare ingebonden jaargangen van de betreffende krant. Heb je eenmaal een boeiende tekst of een karakteristieke advertentie gevonden dan kun je bij het stadsarchief in de Voorstraat een kopie laten maken, want daar hebben ze alle jaargangen op microfilm. De krant vermeldt zowel internationaal, nationaal als lokaal nieuws. Probleem is echter, dat in die tijd Zwollerkerspel nog een zelfstandige gemeente is, dus onder het “Zwolsche nieuws” is vaak niks te vinden en als het een keer over Zwollerkerspel gaat kan het ook over een van de andere buurtschappen gaan. Hoe dan ook, het is een fascinerend gebeuren, want op zoek naar “Spoolder nieuws” valt je oog ook op ander nieuws uit die tijd. Je aandacht wordt dan weer even afgeleid van de eigenlijke taak die je je gesteld hebt. Alsof je op een regenachtige herfstdag in een oude doos op zolder zit te snuffelen, zo’n doos met vergeelde prenten of andere epistels uit voorbije jaren. Misschien ben je in die doos op zoek naar iets, maar je blijft verwijlen bij een onderwerp dat je ook de moeite waard vindt. Wie weet bijvoorbeeld nog dat bij de eeuwwisseling ons land in de ban is van de Boerenoorlog in Zuid-Afrika. De krant is op dat moment doordrenkt van een anti-Engelse stemming, want deze Engelsen hebben het gewaagd ten strijde te trekken tegen onze “bloedbroeders” in Zuid-Afrika. Talloos zijn de commentaren, de ingezonden stukken, maar ook de acties om de slachtoffers te ondersteunen. Op het Zendingsfeest, 2e Pinksterdag 1901, komt in Zwolle als spreker de heer De Bruin, tot voor kort nog onderwijzer in Bloemfontein. De lezing vindt plaats in Spoolde en wel in de theetuin van de familie Thijssen, een welbekende uitspanning in die tijd. Trouwens er zijn wel vaker manifestaties in Spoolde; ook het Engelse Werk, toen nog Nieuwe Werk geheten, is vaak plaats van handeling bij de jaarlijkse Pinkstermanifestaties. Vooral het eilandje in de vijver schijnt een geschikte plek te zijn geweest. (Onlangs, juli 1999, konden we lezen dat het Engelse Werk als landschapspark weer in z’n oude glorie hersteld wordt; ook het eilandje komt weer terug.) Lezend in de editie van 31 december 1899 kom je ook al de discussie tegen, welk jaar nu als het laatste van de eeuw moet worden beschouwd en of we eigenlijk niet nog een jaartje moeten wachten. Wat dat betreft is er niets nieuws onder de zon. Het Katerveer De eeuwwisseling gaat wel gepaard met winterse omstandigheden. Zo meldt de krant in die tijd: “In de passage over de IJssel bij het Katerveer is nog geen verandering gekomen; de overtocht geschiedt per pont en roeiboot en op de planken over het ijs.” Trouwens de ijsproblematiek kom je aan het begin van deze eeuw toch regelmatig tegen. Zo ondervindt de veerpont op een gegeven moment veel hinder van drijfijs als de IJssel daarmee half bedekt is. De kabels van de pont hebben daardoor zelfs losgelaten en de overtocht is gestrand. Lastig voor de veerbaas en de reizigers, waaronder 2 chauffeurs met auto’s van H.M. de koningin, op weg naar Zwolle. Ze moeten nu bij Kampen de oversteek maken. Overigens moet er naast de last die het ijs veroorzaakt heeft ook veel ijspret geweest zijn in die tijd want de advertentiepagina’s puilen uit van het aanbod aan hardrijden. Voor velen valt er een aardige cent bij te verdienen met het zogenaamde spekrijden waarbij de winnaar vaak in natura, bijvoorbeeld een paar rookworsten of soms een half varken wordt uitbetaald. Ook zijn er diverse aankondigingen van feesten op het ijs. Een duidelijk bewijs dat schaatsen en ijs al heel lang deel uitmaken van onze volkscultuur. Niet alleen ijs, maar ook het hoge water staat het vervoer naar de overkant soms hevig in de weg, althans per pont, want een enkele keer meldt de krant dat overtocht per roeiboot nog wel mogelijk is. Hevige mist kan de overtocht ook tot een hachelijk avontuur maken getuige het verslag van 10 februari 1900: “Toen men hedenmorgen met de pont waarin zich vele marktbezoekers bevonden overvoer en ongeveer midden op de IJssel was, zag men opeens de stoomboot varende tussen Kampen, Zwolle Papenacker nr. 5; september 1999
17
geschiedenis
en Hattem van de zijde der spoorbrug naderen; door zware mist niet opgemerkt. Men begon de bel te luiden, maar door den felle stroom kon de boot niet meer terug en dreef daardoor tegen de kabel achter de pont. De kabel knapte waardoor de vele passagiers in gevaar verkeerden en dreigden met de pont af te drijven. Door de tegenwoordigheid van geest en grote krachtsinspanning van de wakkere veerknechten wist men met behulp van enkele passagiers de pont aan de gebroken kabel aan de wal te krijgen.” Het kan echter ook slecht aflopen. Als een passerende schipper op een keer z’n anker verkeerd uitgooid blijft deze achter de remkabel van de veerpont haken; de remketting breekt, het uiteinde van de remketting komt met een enorme slinger uit het water zetten en treft de 26-jarige pas getrouwde veerknecht Andries van den Berg midden in de buik. Het slachtoffer bezwijkt aan de verwondingen. Bovenstaande voorbeelden maken wel duidelijk dat de overtocht per veerboot soms een hachelijke onderneming was. Geen wonder dat de roep om een brug keer op keer luider wordt: toch zal het nog tot 1929 duren voordat de vaste oeververbinding tot stand komt.
De schoolvakanties brachten topdrukte. De wachttijden waren dan langer dan normaal terwijl de veerboot steeds afgeladen vol was.
Spoolde en de Willemsvaart In de 19e eeuw heeft Zwolle dan eindelijk z’n verbinding met de IJssel gekregen, want in 1819 wordt vooral door toedoen van Koning Willem I een lang gekoesterde wens vervuld en hoewel het niet een van de simpelste vaarwegen blijkt te zijn (men moet namelijk met een bocht om de Spoolderberg heen, terwijl hij ook nog vrij smal is) heerst er gedurende vele jaren (tot aan de opheffing in 1965, wanneer het ZwolleIJsselkanaal geopend wordt) volop bedrijvigheid. Geen wonder dat in de berichtgeving de Willemsvaart van tijd tot tijd opduikt. * Zo ligt er in ‘t jaar 1914 (Nederland moet z’n status als neutraal land in Wereldoorlog 1 hooghouden) een kanonneerboot in de Willemsvaart en niet alleen dat, de kanonneerboot kan in het weekend bezichtigd worden. * de Bazaltmaatschappij uit Rotterdam wordt aansprakelijk gesteld voor de vernieling van een deel van de brug over de Willemsvaart (de Thijssenbrug). * er spelen zich ook wonderlijke taferelen af als je het volgende voor je ziet “gistermorgen tegen half 5 ging er een schip achterwaarts de Willemsvaart af terwijl 2 beladen bokken passeerden; de bokken raakten tussen het schip en de ijsschotsen bekneld. Een der opvarenden was bezig met alle kracht ijsschotsen te verwijderen en geraakte over boord. Met grote moeite werd hij door mede-kameraden tussen de ijsschotsen vandaan gehaald en gered.” * niet alleen op maar ook om de Willemsvaart doen zich soms wonderlijke zaken voor. Het volgende verhaal kan zo als aanleiding voor een detective roman dienen. Papenacker nr. 5; september 1999
18
geschiedenis
Spoolde en ontspanning Spoolde is in het begin van de eeuw ook al een geliefd oord voor de stedeling. Zo is “de Paasweide” het toneel voor de jaarlijkse kermis, maar ook het “Engelse Werk” wordt meermalen genoemd als plaats voor aangenaam verpozen en festiviteiten. Het Katerveer is erg in trek bij de Zwolse bevolking, mede door de Zwolse tram die velen in het weekend naar de IJssel voert. Zo wordt gemeld dat tijdens de pinksterdagen van 1900 maar liefst 1724 personen naar het Katerveer vervoerd zijn, tegenover 1358 in het jaar daarvoor. Was er dan zo veel te beleven in die tijd. Jazeker want grote trekpleister in die tijd was Restaurant Katerveer, waarover de Zwolsche Courant schrijft: “Aan het Katerveer wordt tegenwoordig werk gemaakt van meer bezoek. De gelegenheid is dan ook uitstekend. Er zijn zeker bij Zwolle weinig plekjes, waar ‘t vooral in deze dagen (het was warm-P.K.) zowel op den dag als in de avonden zo aangenaam te vertoeven is als daar.” Ook in de krant laat Restaurant Katerveer danig van zich horen. Ongerustheid over verdwijnen van natuur Ook in 1907 schijnt dit thema al te leven, want dan lees je over het oude buiten op Marienheuvel en “de mooie bomen aldaar.”
Papenacker nr. 5; september 1999
19
geschiedenis
“Eerlang dreigt die door wandelaars zeer gewaaardeerde plek haar aantrekkelijk voorkomen te verliezen; er zullen op Marienheuvel in Spoolde 500 op stam staande bomen, in hoofdzaak eiken onder de hamer worden gebracht.” Jammer ook voor het villapark in de nabijheid. (Het landgoed Marienheuvel heeft gestaan aan het eind van de Beukenallee, het schijnt ook Kortenberg geheten te hebben, omdat de grond daar wat opliep.
Bewoners van Spoolde laten van zich horen Spooldenaar Van Assen klaagt bij de gemeente Zwolle over een te hoge taxatieprijs van de rogge. Naast deze persoonlijke noodkreet komt de heer J. Boer namens vele bewoners met het verzoek om “verbeteringen aan te brengen aan den weg door Spoolde.” Deze weg is ‘s zomers goed maar ‘s winters zo slecht dat schoolkinderen hem niet passeren kunnen; alleen door verharding is hij goed te krijgen. De gemeente Zwolle wijst het verzoek af, want de weg hoort onderhouden te worden door de eigenaars en dat zijn nu juist de ondertekenaars van het verzoek. Verkoop van gras Opvallend veel advertenties treffen we aan waarbij gras verkocht wordt. Interessant daarbij is dat de diverse percelen vaak een benaming hebben; de talloze veldnamen die hier genoemd worden zijn volgens mij allemaal verloren gegaan. Zo wordt ook nog ergens melding gemaakt van de verkoop van 4 percelen landbouwgrond, genaamd “het Hagentje”. Wellicht zijn er nog Spooldenaren die hierover meer te vermelden hebben. Duidelijk is wel dat de agrarische sector aan het begin van de eeuw nog ruimschoots vertegenwoordigd is in Spoolde. Zie hier een kleine bloemlezing uit de beginjaren van de 20e eeuw. Van tijd tot tijd is Spoolde in het nieuws en meestal rondom zaken van kommer en kwel, de krant meestal eigen. Over het leven van alle dag komen we maar weinig te weten. Daarvoor hebben we meer aan mondelinge overlevering. Wellicht dat we via gesprekken met oudere Spooldenaren nog wat meer in beeld kunnen krijgen; er ligt dus nog een mooie taak.
Papenacker nr. 5; september 1999
20
in gesprek met
In gesprek met ... dhr. Barneveld bij de Katerveersluis. Op zich geen onplezierig werk, maar ook nu weer lange dagen met veel bedrijvigheid; op sommige dagen worden er maar liefst 150 schepen geschut en zijn beide sluizen volop in gebruik. Hoewel er gesproken wordt over een grote en een kleine sluis, kunnen er evenveel schepen in; het verschil zit hem hierin dat de grotere schepen makkelijker en soms alleen maar in de grote sluis kunnen omdat die breder is. Veel zand- en grindscheepjes in die tijd, van meestal omstreeks 60 ton en een enkele keer een 150-tonner. Ook trekken er in die tijd nog de nodige turfschippers door de Willemsvaart. Een heel opvallend verschijnsel is de stoomboot, die als sleper fungeert met soms 16 schepen achter zich aan. En er drijft regelmatig hout, op weg naar de houtzagerij van Eindhoven in Frankhuis. Op de IJssel worden de samengebonden palen tot smallere vlotten gemaakt, zodat ze straks geen problemen zullen veroorzaken op de Willemsvaart. Die problemen zijn er meestal ook niet, daar de passerende scheepjes doorgans vrij smal zijn. Afhankelijk van het verschil in waterhoogte kan er al of niet snel geschut worden; in ieder geval is men altijd met 3 man tegelijk in dienst, want naast de bezigheden rondom de Katerveersluizen hebben ze ook te maken met de Spoolderbergbrug (de Thijssenbrug). De heer Barneveld is vooral daarmee belast. Niet alleen op het water maar ook naast het water ontstaat de nodige bedrijvigheid en enkele middenstanders profiteren mee van het scheepvaartverkeer. Zo is er een café met kruidenierszaak ongeveer ter hoogte van het voormalige Z.A.C.-terrein en leeft het bedrijf van bakker De Jong vlak naast de grote sluis nog in de herinnering van vele Spooldenaren voort.
IJssel en Katerveer hebben altijd een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van Zwolle (zie ook elders in dit blad) maar ook in die van Spoolde, een extra betekenis krijgen deze plekken voor iemand als je werk er jarenlang nauw verbonden mee geweest is. De heer Barneveld is zo iemand. We zochten hem op om die tijd nog eens terug te roepen. Op uitdrukkelijk verzoek kom ik pas na de koffie. Evenals in vele andere zorgcentra is de koffietijd er namelijk heilig, een vast ritueel waarbij het gezamenlijk ontmoeten een belangrijke plaats inneemt. Het gesprek vindt plaats op de Venus. Z’n kamer op de bovenste verdieping geeft een prachtig uitzicht op de IJssel, de rivier waar z’n arbeidzaam leven zo nauw verbonden mee is geweest. Van de geboorte af eigenlijk al (1921) maar dan aan de Hattemse kant, vlak bij de spoorbrug. Op de veerpont In 1940 komt hij op de veerpont bij het Katerveer werken, want de IJsselbrug ligt in het water. Deze is door de Nederlanders opgeblazen in een laatste poging de Duitse opmars tegen te houden, maar zoals bekend, tevergeefs. De veerpont moet op volle toeren draaien, om het verkeer tussen beide oevers gaande te houden. Maar liefst 2 veerponten en daarnaast nog enkele schepen worden ingeschakeld om alles en iedereen over te zetten, een drukke baan, dat zeker. In 1943 is de brug weer hersteld en houdt het overzetten per veerpont op. Niet voor lang overigens, want 2 jaar later zijn het de Duitsers die in een laatste wanhoopspoging de opmars van de geallieerden willen stuiten en de brug opblazen. Weer komt de veerpont in de vaart en weer zet de heer Barneveld de nodige mensen over. Toch blijft dat nu meestal beperkt tot het langzame verkeer, want de bevrijders hebben al vrij snel een Baileybrug over de IJssel gebouwd en het snelverkeer maakt daar al gauw dankbaar gebruik van.
Aan de Spooldersluis De Willemsvaart voldoet echter langzamerhand niet meer aan de eisen van de moderne tijd en in 1965 wordt een aanvang gemaakt met het graven van het Zwolle - IJsselkanaal. De oude waterweg wordt overbodig. De heer Barneveld gaat nu werken bij de nieuwe sluis en ervaart het als een plezierige verandering. Hij wordt kantonnier en krijgt
Aan de Katerveersluizen Uiteindelijk verdwijnt ook deze veerpont weer en dat betekent in 1947 dat z’n werk komt te liggen Papenacker nr. 5; september 1999
21
in gesprek met
blijven wonen. Na een gedegen revalidatie komt hij in zorgcentrum “de Venus” terecht en zoals eerder opgemerkt kan hij nog dagelijks van de IJssel genieten, maar niet alleen dat. Met aangepast vervoer toert hij nog zelfstandig door Spoolde en als het even kan volgt hij de jaarlijkse zeskamp op het Oranjefeest. Over z’n werk wil hij verder niet veel meer kwijt; wel vertelt hij nog vol trots over z’n kinderen die hem dikwijls bezoeken en van tijd tot tijd ook meenemen met de auto. Vol lof is hij over de verzorging in de Venus en daarbij mag vooral de rol van de kok niet onvermeld blijven.
toezicht op de onderhoudswerkzaamheden op en om de sluis. Gedurende de winter komt daar de bemoeienis met de gladheidsbestrijding nog bij. Hij wil nog wel kwijt dat het een grote fout is geweest het kanaal zo dicht bij de stad aan te leggen en dat wellicht een hoop verkeersoverlast voorkomen had kunnen worden. Maar ja, hij begrijpt ook wel dat alle stedelijke ontwikkelingen niet te voorzien waren. Nadat hij nog een aantal jaren sluismeester is geweest, gaat hij met pensioen. Enkele jaren geleden was het helaas niet langer meer mogelijk zelfstandig aan de Nilantsweg te
Ook in de Papenacker nr. 5.
Foto's uit de oude doos
Papenacker nummer vijf verscheen aan de vooravond van de milleniumwisseling. In deze Papenacker een artikel door Arnold Zwakenberg met als titel "Is de papenacker Milleniumproof." Hij geeft zelf in dat artikel het antwoord al: ja. Inmiddels zijn we al bijna tien jaar verder. De Papenacker bestaat nog steeds. Dus dat ja was meer dan terecht. En zelfs een redacteur van toen maakt ook nu nog deel uit van de redactie!! In dat nummer bijdragen van Spoolderbelangen, Zanglust Spoolde, H.V.G. de Schakels, de Oranjevereniging Spoolde, Kunst en cultuur in Spoolde, de ouderengym, de tafeltennisvereniging, een interview met de heer Frederiks, over de muziekvereniging Eendracht, het wijkplatform, kunst kijken en doen, en de jeugdpagina, de Papenview, waarin onder andere een interview met Peter en Suzanne Tuinman, toen 10 en 8 jaar oud. Die Suzanne van toen is nu zelf lid van de jeugredactie van de Papenacker. Nieuwsgierig geworden. De Papenacker is online te lezen op website van de Papenacker http://home.zonnet.nl/papenacker/
Papenacker nr. 5; september 1999
22
geschiedenis
Herinneringen aan “De IJsclub Spoolde” Bezoekers van de reünie zullen zich ongetwijfeld de ijsclub Spoolde herinneren, immers in hun jeugd was die club nog volop actief in Spoolde. In 1968 hield ijsclub Spoolde op te bestaan.
een Noor heeft deelgenomen, maar in het jaarverslag wordt daar twijfel over uitgesproken. Hoewel de schippers zich die winter niet altijd gehouden schijnen te hebben aan de afgesproken regels op het ijs is er verder niets dan lof over de winter van 1929. Lof voor de omwonenden die gratis lampen beschikbaar stelden, lof voor de helpers bij het dichten van de scheuren met duizenden liters kokend water, maar ook is er veel waardering voor de sneeuwruimers, want die hebben bergen sneeuw moeten verzetten. Ook de “Zwolsche Courant” is enthousiast over de verrichtingen van de IJsclub Spoolde, getuige bijgaand verslag.
Hoe het begon Het is 24 oktober 1928. In het “Engelse Werk”, waarvan v.d. Esker op dat moment de eigenaar is, wordt “De IJsclub Spoolde” officieel opgericht. Toch moet daar al het één en ander aan vooraf zijn gegaan, want in de “Overijsselsche Courant” van januari 1928 komen we al een advertentie tegen van een ijsclub in Spoolde. Hoe dan ook, het moment van oprichting is goed gekozen, want kort na de oprichtingsvergadering begint de legendarische winter van 1929. Op de vijvers van het Engelsche Werk kan de ijsclub van start gaan.
Aan de slag Intussen is al wel duidelijk geworden dat er nog heel wat moet gebeuren om tot een echte ijsvereniging uit te groeien. Zo worden er borden gemaakt met het opschrift “IJsbaan Spoolde Open”. Er komt een kledingrek, terwijl er fietsenrekken worden aangeschaft om in de toekomst bomen en struiken te beschermen. Baanveger Van Ommen krijgt een nieuwe pet met rand en er wordt over gedacht om ook de tweede vijver in te richten als schaatsbaan. Verder zijn er plannen om te gaan trainen. Training staat kennelijk nog in de kinderschoenen, want er wordt iemand naar Zutphen afgevaardigd om zich te verdiepen in “oefeningen op het droge”. Bij café Ter Molen aan de Willemsvaart, vlak bij
Aankondiging in de krant in 1928
De winter van 1929 Het vriest dat het kraakt. De IJssel is zelfs dichtgevroren. In de archieven lezen we dat het bestuur maar liefst veertien keer bij elkaar gekomen is om alles in goede banen te leiden. De vereniging telt dan al 190 leden (112 heren, 64 dames en 11 kinderen). Er worden maar liefst negen wedstrijden georganiseerd, voor groot en klein. Zo wordt er onder andere een hardrijderij voor mannen op de korte baan gehouden. Er komen 57 rijders uit de hele omgeving op af. Er wordt zelfs beweerd dat er Papenacker nr. 6; februari 2000, bewerkt voor het reünienummer 2008
23
geschiedenis
het voormalige ZAC-terrein, kan dan wellicht geoefend worden. Niet altijd strenge winters Er wordt nog wel eens beweerd dat winters vroeger veel strenger waren maar uit de jaarverslagen blijkt maar al te vaak dat er ook de nodige slappe winters tussen zaten. Soms moet er uitgeweken worden naar de uiterwaarden en enkele keren is het ijs zo zwak dat het net niet kan. In zulke jaren vraagt het bestuur zich vaak af wat ze met al het niet uitgegeven geld zal doen. Zal men een keer geen contributie innen (in de crisistijd niet zo’n gekke gedachte), moet er in de zomer iets voor de kinderen georganiseerd worden of zullen ze een boottocht voor alle leden organiseren? Een serie kwakkelwinters levert meestal een goedgevulde kas op, in 1934 zelfs 694 gulden. Het bestuur vindt dan ook dat er best een fles eau de cologne af kan voor mevrouw De Groot, de vrouw van de baanmeester, die elke keer weer voor warme koffie zorgt als na afloop van een schaatsdag het geld geteld moet worden.
Boerenbruiloft op het ijs met als bruidspaar Toos Wevers en als bruidegom Bernhard Krisman
een stevige winterperiode. Eindelijk is er elektriciteit. Naast allerlei schaatsactiviteiten wordt er ook nog een bruiloftsfeest op het ijs georganiseerd. Oorlog en vrede In de oorlogsjaren zijn er een paar zeer stevige winters, maar in de archieven is er niet veel over terug te vinden. Een verlichte baan is er in de oorlogstijd niet bij. Wel lezen we dat bij lichte maan de baan ook ‘s avonds open gehouden zal worden. Het werk van baanmeester is intussen zo omvangrijk geworden dat er een 2e baancommissaris bij komt. Na de bevrijding wordt de zaak weer enthousiast opgepakt. Sommige bestuursleden zijn dan al jarenlang in functie. Zo heeft Kralendonk al vanaf de oprichting de notulen verzorgd en is Van de Berg sr. al 17 jaar 2e secretaris. Er is een grote behoefte aan meer sneeuwschuivers en de aanschaf van een pick-up wordt overwogen. Erg veel aan geluid zal zo’n pick-up niet produceren, vandaar dat de vraag opkomt of niet beter gespaard kan worden voor een geluidsinstallatie. Voorlopig mag de wagen van het Rode Kruis gebruikt worden. Als tegenprestatie wordt er een collecte voor hen gehouden. Baancommissaris Tempelman wil z’n functie als baancommissaris neerleggen, maar wordt toch weer overgehaald. Het is trouwens geen eenvoudige zaak om als baancommissaris alles in goede banen te leiden. Het verkopen en controleren van de dagkaarten is lastig omdat je van alle kanten
Zelfwerkzaamheid Van meet af aan is geprobeerd ook in de avonduren schaatsen mogelijk te maken. Dat betekent stoeien met de technische mogelijkheden van die tijd. Eerst is het zo, dat bewoners uit de buurt wat lampen beschikbaar stellen. Begin jaren ’30 schaft het bestuur benzinelampen met kousjes aan. Intussen gaat er al een verzoek naar de IJsselcentrale om een kabel aan te leggen, zodat de baan ook elektrisch verlicht kan worden. Dit laatste laat echter nog even op zich wachten, want in 1937 wordt besloten de benzinelampen om te bouwen tot petroleumlampen. Ook gaan ze op zoek naar betere oplossingen voor het dichtmaken van scheuren in het ijs. Er wordt een zogenoemde waterwagen geconstrueerd. Er wordt een slee gebouwd, waaraan een bak bevestigd is die brandstof kan bevatten, nodig om een fornuispot met 100 liter water te verwarmen. Ook worden er sleetjes gebouwd voor kinderen, zodat die het schaatsen wat makkelijker kunnen leren. Vlak voor het uitbreken van de oorlog is er nog Papenacker nr. 6; februari 2000
24
geschiedenis
Eindelijk professionele verlichting Er komen een aantal slappe winters. Soms moet er weer uitgeweken worden naar ondergelopen land, zoals in 1951. In dat seizoen zijn er prachtige banen en is er veel bezoek. Het in goede staat brengen van de baan vraagt om de aanschaf van eigentijdse materialen. Het huren van een sneeuwploeg kost nogal wat, zodat overwogen wordt een sneeuwfrees te kopen. Modernisering blijft echter achterwege want in 1962 worden er nog vier nieuwe sneeuwschuivers aangeschaft. De verlichting wordt wel steeds professioneler; er komen lichtpalen en door medewerking van de firma Schagen zijn nu praktisch alle kanten van de baan verlicht. Uiteindelijk lukt het om stroom te krijgen vanaf het pompstation. Wel is het alle jaren weer een hele klus om de lichtmasten rondom de baan te installeren. Ook de instroom van warm water, afkomstig van de W.M.O., wordt aangepakt. op de baan kunt komen. Hoewel de bezoekers de kaartjes zichtbaar moeten dragen, zijn er toch ook altijd weer mensen die proberen aan de controle te ontkomen, vaak tot grote ergernis van Tempelman, die ook wel rooie Dries genoemd wordt.
De teloorgang In 1966 besluit het bestuur geen jaarvergadering te houden (“er komt toch niemand”). Het is dan echter de hoogste tijd plannen uit te werken voor het 40-jarig bestaan. Er wordt een grote verloting op poten gezet. De verslagenheid in de vereniging is groot als in 1967 Jan de Leeuw, één van de meest trouwe leden en een geduchte wedstrijdrijder, onverwacht overlijdt. Zwollerkerspel is intussen opgeheven en de gemeente Zwolle gaat steeds meer eisen stellen aan het gebruik van schaatsvijvers; ook eist ze een compleet financieel overzicht. De aardigheid is er af, het bestuur proeft wantrouwen bij de gemeente en november 1968 wordt besloten de vereniging op te heffen. De jubileumavond is nog net op tijd gekomen en vindt plaats in de kantine van Z.A.C. De opkomst is niet groot, maar de gezelligheid heeft er volgens ooggetuigen niet onder geleden. Dan volgen de laatste stuiptrekkingen van de ijsclub. De financiële zaken moeten nog afgehandeld worden. Het kassaldo wordt eerlijk verdeeld over de diverse Spoolder verenigingen, op 30 gulden na. Met dit laatste bedrag wordt met een drankje en een hapje definitief een streep gezet onder het bestaan van de IJsclub Spoolde.
De winter van 1947 Een strenge en langdurige winter. Op 15 december vriest het al 15 graden en op 20 december worden beide vijvers al druk bereden. Na een korte periode van dooi komt de vorst weer terug, maar helaas ook vergezeld van bergen sneeuw. Met man en macht wordt geprobeerd het ijs steeds in goede conditie te brengen, vooral met het oog op wedstrijden. Vaak zijn er geldprijzen te verdienen, maar af en toe liggen er ook kunstvoorwerpen op de winnaars te wachten. Als er half februari nog ijs ligt en de belangstelling voor het schaatsen wat afneemt wordt besloten de baan niet weer te openen als het opnieuw gaat sneeuwen. Als dit laatste uiteindelijk toch gebeurt, gaat het Tempelman dusdanig aan het hart dat hij weer aan de slag gaat. Ook schippers helpen mee om de baan weer berijdbaar te maken. Vooral de inbreng van schipper Cuperus wordt geroemd. Enkele dagen later valt de dooi in.
Papenacker nr. 6; februari 2000
25
Geschiedenis
Spoolde in de oorlogsjaren Nu heten ze respectievelijk mevrouw Knol, mevrouw Van Assen en mevrouw Slagter. Toen de oorlog in 1940 uitbrak heetten ze Gerrie van de Kolk, Geertje van der Zwaan en Jentje van de Zwaan, op dat moment 5, 9 en 16 jaar. Ze woonden op een boerderij in de Foeke, het laatste stuk van de Spoolderenkweg. Iets verder naar het kanaal toe waar nu ongeveer de rioolzuivering is, woonde Stina van de Esker, die nu mevrouw Zwakenberg heet. Zij hebben de oorlog voornamelijk als kinderen meegemaakt maar kunnen zich nog voldoende uit die periode herinneren om, nu ons land al weer 55 jaar bevrijd is, ervaringsgegevens aan te dragen voor een artikel over een stukje lokale geschiedenis. Ook de heer Groeneveld, toen de 16-jarige Wolter Groeneveld weet nog veel uit die veelbewogen periode. Hij woonde op dat moment aan de Nilantsweg, dicht bij het Katerveer, waar zich tijdens de oorlog ook het nodige afspeelde. Ook de heer Derk Nijmeyer woonde vlak bij het Katerveer en is 26 jaar als de oorlog uitbreekt. Niet lang daarna zal hij een groot gedeelte van de oorlog gedwongen in Duitsland doorbrengen. Spoolde nam door z’n strategische positie aan de IJssel een belangrijke positie in, zowel in het begin van de oorlog als aan het eind. De oorlog is dan ook niet ongemerkt aan Spoolde voorbij gegaan. Vandaar een poging om wellicht al bekende feiten aan te vullen met persoonlijke ervaringen van Spooldenaren en oud Spooldenaren.
Bunkers in de uiterwaarden werden gecamoufleerd; zo lijkt het net een café.
tair belang. Zo vertrokken talloze opgeroepen militairen naar de diverse plaatsen van bestemming en werden er ook overal paarden en auto’s gevorderd. Ook werd al gauw een distributiekaart ingevoerd om eventuele voedselschaarste te reguleren. Suiker ging het eerst op de bon. Zoals zo vaak in dergelijke gevallen, werd er op grote schaal gehamsterd. Zeker toen begin september Hitler Polen binnenviel. De IJssellinie Er lag al een verdedigingsplan klaar voor ons land. Overijssel zou niet te zwaar verdedigd worden. De eerste echte barrière zou de IJssel worden, een zogenoemde voorverdedigingslinie. Daartoe waren in de uiterwaarden aan de Hattemse kant een aantal kazematten opgetrokken, uitgerust met kanon en mitrailleurs. Er waren wat problemen om deze verdedigingswerken te bemannen en uit nood werden daarvoor militairen van het korps Politietroepen uit Apeldoorn opgeroepen. Per kazemat waren er ongeveer 10 militairen en behalve de bunkers zouden ook de dijk en de gegraven loopgraven beschutting moeten bieden.
Oorlogsdreiging In de dertiger jaren van de vorige eeuw voelde men de dreiging van een oorlog toch wel naderbij komen. De Eerste Wereldoorlog had zich gelukkig buiten de landsgrenzen afgespeeld, maar het was de vraag of het een tweede keer zou lukken neutraal te blijven. In ieder geval was de dreiging uit het Oosten dermate groot, dat het tijd werd de verdedigingstaak wat serieuzer ter hand te nemen. Crisisjaren en politiek gekrakeel hadden echter niet direct tot een modern leger geleid. Toen Duitsland en Rusland, eigenlijk gezworen vijanden, in augustus 1939 ook nog met elkaar een niet-aanvalsverdrag overeenkwamen leek de oorlog wel heel dichtbij te komen. Er werd een algehele mobilisatie afgekondigd en de krijgsmacht werd op volle sterkte gebracht. De afgekondigde staat van beleg deed alles wijken voor het miliPapenacker nr. 7; september 2000
Onder melkenstijd De aanval kwam toch nog onverwacht. Op 10 mei 1940 trokken de Duitse troepen onverwacht de grens over. Toch kon het achterland op tijd gewaarschuwd worden om de nodige maatregelen te nemen. Gerrie van de Kolk herinnert het zich nog als de dag van gisteren. Haar vader was juist jarig op die dag en samen met hem was ze in de wei bij het melken van de koeien. Stina van de Esker en haar vader waren juist klaar met het mel26
Geschiedenis
mag dan misschien gelden voor het begin van die tijd, later heeft men ook hier z’n portie danig meegekregen.
ken op de uiterwaarden vlak bij de IJsselbrug. Met volle emmers aan het juk gingen ze terug naar hun boerderij op de Spoolderenk toen met een geweldige knal de brug de lucht in vloog. Wolter Groeneveld wonend aan de Nilantsweg was die ochtend al vroeg opgestaan. Hij zat in eindexamenklas van de Mulo en zou die dag een proefwerk hebben. Het was een enorme explosie. Door de geweldige luchtdruk vlogen de pannen van het dak en overal hoorde je het geluid van gebroken ruiten. Zelfs de kalk vloog van de muren. Hij zag nog een aantal Nederlandse militairen over de dijk hollen. Ze pakten een roeibootje en roeiden naar de overkant. Zelf ging hij ook de dijk op om even later een wonderlijk beeld te zien opdoemen: ”het was een stralende dag, schitterend weer, de rivier lag er vredig als een gladde spiegel bij en daarin lag dan die geknikte en geknakte brug.” Het bleef niet bij die ene brug want ook de spoorbrug ging de lucht in zij het dat ze twee keer nodig hadden om dat voor elkaar te krijgen. Ook de kleine brug over de Willemsvaart explodeerde terwijl de veerpont eveneens onklaar gemaakt werd. Dat alles om de doortocht van de Duitsers te bemoeilijken. Die hadden hierop niet gerekend en het gevolg was dat de troepen pas bij Zutphen de IJssel over konden. De Duitsers waren erin geslaagd om daar middels een pontonbrug de eerste oeververbinding tot stand te brengen. De verdedigingslinie bij Hattem kwam dus niet in actie, vandaar dat het Rode Kruis in die tijd na afloop kon melden:”de oorlog is vrijwel aan Zwolle voorbijgegaan.” Dat
Capitulatie Overijssel werd vrij snel veroverd door de Duitsers en om 2 uur ‘s middags werd Zwolle al binnengemarcheerd. Landelijk gezien ging de strijd nog even verder, maar enkele dagen later moest het Nederlandse leger de strijd opgeven toen gedreigd was met het bombarderen van de stad Utrecht. De bezetter probeerde nu de zaken stevig naar z’n hand te zetten met 2 hoofddoelen voor ogen: Ze wilden Nederland graag nationaal socialistisch maken en men wilde de Nederlandse economie dienstbaar maken aan de Duitse oorlogsvoering. De militairen van het verslagen Nederlandse leger keerden weer terug, ieder met z’n eigen verhaal en herinneringen. Zo herinnert Gerrie van de Kolk zich nog hoe iemand die bij Rotterdam gevochten had het daarover nooit meer wilde hebben. Alleszins begrijpelijk want daar hebben zich in de eerste oorlogsdagen de meest vreselijke taferelen afgespeeld. De Duitsers roepen allereerst werkelozen op om in Duitsland te gaan werken. Aanvankelijk is dat op vrijwillige basis. Later wordt de druk opgevoerd en zullen ook vele inwoners van Spoolde met de Arbeitseinsatz geconfronteerd worden. Natuurlijk moeten al die militairen ook onderdak krijgen. Daartoe worden er heel wat openbare gebouwen gevorderd, waaronder een aantal scholen. Voor Wolter Groeneveld betekent dat o.a. dat hij naar de oude schipperschool moet om z’n Muloopleiding af te ronden. Die afronding had door de woelige meidagen de nodige vertraging opgelopen. De Frisia-state aan de de Ruiterlaan en in die dagen een hotel krijgt ook inwoning van Duitse militairen. Dagelijks leven Als het Nederlandse leger verslagen is en regering en koningin de oversteek naar Engeland gemaakt hebben, gaat het nieuwe
...ook de brug laat men springen Papenacker nr. 7; september 2000
27
Geschiedenis
Zwolle: “Nee, niet fijn, een angstige tijd!” Natuurlijk zijn er ook al vrij snel de persoonsbewijzen en moet je al gauw ‘s avonds voor 8 uur binnen zijn. En er moet verduisterd worden. Er mag geen spoortje van licht naar buiten komen: “zelfs de halve maantjes in de luiken moesten afgeschermd worden!” Rondom het dragen van kleren was er geen enkele luxe: “eindeloos moest je dezelfde kleren blijven dragen.” Ook herinneren ze zich hoe er van alles gevorderd werd: radio’s, maar ook koper en zilvergeld. Niet iedereen geeft gehoor aan deze oproep en veel kostbaarheden verdwijnen dan ook in een oude sloop en/ of worden tijdelijk in de grond opgeslagen. Op een geheime plaats wordt er door velen naar de BBC geluisterd. En dan is er natuurlijk de distributie. Diverse artikelen worden langzamerhand schaarser en zo gaan niet alleen textiel, schoenen, zeep en lucifers op de bon maar ook de voedingsmiddelen aardappelen, vlees en melk. Natuurlijk ligt het met die laatste producten in de agrarische gemeenschap Spoolde wat minder problematisch maar toch moeten ook daar al gauw de nodige creatieve oplossingen toegepast worden. Zo wordt er stevig met de hand gekarnd en wordt er rogge gemalen om het dagelijkse roggepap menu in stand te houden. Er ontstaat in die tijd een levendige ruilhandel. Ook wordt er wel clandestien geslacht. Meestal voor eigen gebruik maar soms reiken de ambities verder.
bezettingsbestuur zich bezig houden met het handhaven van de orde. De zittende burgemeesters komen daarbij wel eens in een moeilijk parket. Zo ook de burgemeester van Zwollerkerspel, mr. Strick van Linschoten die het moeilijk vindt te laveren tussen bezetter en burger. Toch probeert men zo goed mogelijk het dagelijkse leven weer op te pakken. Zo lang de bruggen nog niet hersteld zijn moet de veerpont weer in de vaart. De veerdienst op ‘t Katerveer wordt dan ook weer in de vaart genomen, zij het nog niet voor het allerzwaarste verkeer. Er liggen echter nog een hoop prikkeldraadversperringen en landmijnen in de uiterwaarden, achtergelaten door het Nederlandse leger. De Duitsers laten die verwijderen door de Nederlanders.
Veerbaas Dekker heeft intussen mensen in een roeiboot naar de overkant van de IJssel vervoerd. Tijdens z’n werkzaamheden stapt hij op een landmijn. De daarop volgende explosie maakt op tragische wijze een einde aan zijn leven. De scholen gaan na enig oponthoud ook weer van start, maar de schoolgaande kinderen uit die tijd herinneren zich nog maar al te goed hoe ze in de loop der oorlogsjaren diverse keren de klaslokalen moesten verlaten als er weer een luchtalarm was: ”Gauw naar buiten rennen en dan schuilen onder een heg.” Trouwens ook Stina van de Esker moet in die tijd heel wat keren van haar fiets met surrogaatbanden als ze op weg is naar haar werk in de Brederostraat in Papenacker nr. 7; september 2000
Clandestien slachten De Zwolsche Krant doet 1942 uitgebreid verslag van een complot clandestiene slachters in Spoolde. Volgens de krant hebben ze zich weinig vaderlandslievend gedragen. Een viertal Spooldenaren moet voor de economische rechter verschijnen. 28
Geschiedenis
sen. Het vliegtuig was totaal in de dijk verdwenen. Tijdens de dijkverzwaring in het kader van het deltaplan moest het vliegtuig uitgegraven worden. De propeller van het neergestorte vliegtuig kreeg een plaats als gedenkteken aan de Pilotenlaan te Zwolle. De verongelukte piloot John Deere werd op het kerkhof “Voorst” in Westenholte ter aarde besteld.
Ze hebben ongeveer 15 koeien geslacht. Van slachten hadden ze geen verstand maar daar hadden ze een deskundige uit Oldebroek voor ingehuurd. Grootste probleem was het vinden van een goede slachtplaats geweest, maar enkele inwoners hadden hun schuurtjes en zelfs hun keuken beschikbaar gesteld. Ook de onder de tribune op het ZAC-terrein aan de Oude Veerweg hadden ze kunnen slachten omdat de terreinknecht bereid was tegen een vergoeding een oogje dicht te doen. Er werden flinke boetes uitgedeeld, ook aan hen die de slachtruimtes beschikbaar hadden gesteld. Zelfs de mensen die het vlees gekocht hadden moesten een boete betalen. Vliegtuig neergestort boven Spoolde Het is hartje winter 1942. Het vriest dat het kraakt en de Elfstedentocht kan elk moment gehouden worden. Er ligt ook een verschrikkelijk dik pak sneeuw. Een Engelse bommenwerper, een wat verouderd type, gevlogen door de 21-jarige piloot John Deere heeft met 3 bemanningsleden bommen boven Duitsland laten vallen en keert terug met nog maar 1 draaiende motor. Een Duitse jager slaagt er in de andere motor te raken. Brandend stort het vliegtuig neer en verdwijnt vrijwel volledig in de dijk, vlak bij de boerderij van Schuurhuis, achter aan de Spoolderenkweg. Jentje van der Zwaan heeft het allemaal zien gebeuren. Ze heeft even daarvoor een vreemd geluid gehoord en gaat gauw buiten kijken. Als ze het brandende gevaarte ziet gaat ze van schrik gauw weer naar binnen. Haar broer Johan rent echter wel naar buiten en samen met buurman Post rennen ze door de sneeuw naar het brandende gevaarte. Daar zien ze de brandende gedaante van de piloot op de dijk liggen; met de parachute nog om. Met wat handen vol sneeuw proberen ze hem nog te blussen en zo te redden, maar het is al te laat. De overige bemanningsleden hebben het vliegtuig eerder kunnen verlaten en komen ongedeerd in Dalfsen terecht. Ogenblikkelijk krijgt de familie Schuurhuis inkwartiering. Duitse soldaten moeten het vliegtuig of wat er nog van zichtbaar is, bewaken. Ze verblijven op de deel van de boerderij en gaan op zoek naar “Schnaps”. Die is in het hele huis niet te vinden. Kennelijk hebben ze zich tevreden gesteld met spiritus, want de familie Schuurhuis vindt naderhand wel lege spiritusflesPapenacker nr. 7; september 2000
De propeller van het neergestorte vliegtuig
Touwtjes strakker Langzamerhand wordt de hand van de bezetter sterker voelbaar. De Oranjeverenigingen, aanvankelijk met rust gelaten, worden in juni 1941 “voor onbepaalde tijd geschorst.” Zo ook die te Spoolde. In datzelfde jaar wordt er een gereformeerde predikant uit Spoolde gearresteerd. Het is ds. K. Dijk die als hoogleraar werkzaam is aan de Theolo29
Geschiedenis
München waar hij ongeveer een jaar in een vliegtuigfabriek werkte; daarna mocht hij met verlof. Daarvan keerde hij niet terug en in september 1943 dook hij onder. In juni 1943 moest ook Wolter naar Duitsland. Hij zou naar Hamburg moeten, maar hoorde van de mogelijkheid om bij een boer in het grensgebied te werk gesteld te worden. Als hij na een poos met verlof mag, besluit ook hij niet meer terug te gaan en duikt onder in Spoolde bij boer Zieleman. Het leven van de heer Derk Nijmeyer neemt in 1942 een werkwaardige wending. Ook hij moet in Duitsland gaan werken en in Hannover dient hij zich te melden. Eigenlijk zou hij daarna nog verder moeten maar de organisatie aldaar loopt niet zo vlot. Zo belandt hij op een boerenbedrijf vlak in de buurt van Hannover. De leidinggevende boer is allesbehalve vriendelijk en met behulp van een Duitse vrouw vindt hij een nieuw onderkomen. Zo komt hij een eind verderop aan de Elbe te werken. Het wordt weer een boerderij en hij houdt zich dagelijks bezig met mesten voeren en melken. Hij is niet de enige buitenlander die daar te werk gesteld is. Er zijn ook twee Poolse landarbeiders. Hij heeft het er niet slecht maar met verlof gaan zit er voor hem niet in. Op het laatste moment wordt z’n verlof ingetrokken. Waarschijnlijk zijn ze bang dat ook hij niet zal terugkeren. Het wachten is dus op het einde van de oorlog. Maar dat zal nog even duren.
gische Hogeschool in Kampen. Zijn opvattingen stroken niet met die van de Duitsers en vanwege zijn grote invloed op jeugd- en onderwijsinstellingen acht men het beter hem gevangen te nemen. De weerstand onder de Nederlandse bevolking groeit en er wordt een aantal opslagplaatsen van de bezetter in brand gestoken. Die vindt het dan noodzakelijk bewakingsdiensten in het leven te roepen om verdere sabotage tegen te gaan. Nederlandse bewakers moesten dan meelopen met de Duitsers. In oktober 1942 wordt ook in Zwollerkerspel deze Bewakingsdienst ingesteld. Het wordt verplicht want er hebben zich te weinig vrijwilligers aangemeld. De “Arbeitseinsatz” was nog veel ingrijpender, want vanaf 1942 moesten Nederlanders in Duitsland de oorlogsindustrie ondersteunen nu Duitse dienstplichtigen verder onder de wapenen geroepen waren. In de loop van dat jaar werd dat organisatorisch steeds strakker aangepakt. Men kamde allerlei bedrijven uit en wees per bedrijf een aantal mensen aan die in Duitsland moesten werken. Zo werd de enkele jaren oudere broer van Wolter Groeneveld, die als bankwerker in de Wipstrik werkte, samen met enkele collega’s in oktober 1942 gedwongen binnen een week naar Duitsland te vertrekken. Z’n bestemming werd
Wordt vervolgd. Geraadpleegde bronnen: “Bewogen jaren”: Zwolle in de 2e Wereldoorlog” door Kees Ribbens. “Zij vielen rondom Zwolle” Geallieerde piloten en hun vliegtuigen door J.L. Schotman. Verdere gegevens en fotomateriaal beschikbaar gesteld door Paul Harmens. Foto’s propeller Henk Tuinman.
Papenacker nr. 7; september 2000
30
In gesprek met ..
In gesprek met ... mevrouw Kuipers Het buurthuis “Eben-Haëzer” kent een lange en bewogen geschiedenis, die teruggaat tot het jaar 1916. Bezien we de naoorlogse periode dan stuiten we ogenblikkelijk op de naam van mevrouw Kuipers. Zij is het geweest die een enorm stempel heeft gedrukt op het realiseren van een eigentijds Buurthuis. Hoogste tijd om met haar nog eens op die periode terug te blikken. Gé van Assen gaat mee ter ondersteuning en bovendien hebben we ons danig kunnen voorbereiden, want Jannie Borst heeft gelukkig ooit heel veel van de historie vastgelegd. De Ruiterlaan We zoeken haar op in De Venus. Vanuit haar kamer op de bovenste verdieping aan de achterkant van het gebouw, heeft ze een prachtig uitzicht. Ze kan zelfs nog een glimp zien van het huis, Ruiterlaan 15, waarin ze voeger zoveel jaren gewoond heeft. In juni 1940 werd het huis betrokken, want toen trouwde ze. Een maand eerder was de oorlog uitgebroken. Als gevolg van de opgeblazen IJsselbruggen had het nieuwe huis nog enige glasschade opgelopen.
Mevr. Kuipers
volgende keer. Uiteraard wordt er ook uit de Bijbel gelezen en gezongen. Maar er wordt ook stevig gebreid, want éénmaal per jaar is er een bazaar. Zelf behoort ze niet tot de Hervormde, maar tot de Lutherse kerk. Tot haar grote vreugde is dat nooit een verhindering geweest, in tegendeel al die jaren heeft ze in een plezierige sfeer haar bijdrage kunnen leveren. Wat dat betreft waren er geen problemen.
Vrouwenvereniging Spoolde Na de oorlog komt ook het verenigingsleven weer op gang. In “Schelle” vragen ze mevrouw Kuiper om daar leiding te komen geven aan de vrouwenvereniging. Korte tijd daarna wordt ze benaderd door mevrouw Kuiers uit de Beukenallee om ook in Spoolde als presidente op te treden. De zittende presidente gaat namelijk verhuizen. Ze gaat op het verzoek in en treft een groep aan van ongeveer 25 vrouwen. En die moeten allemaal in een kleine ruimte, want op dat moment is het Buurthuis niet groter dan het kleine kerkgebouwtje, de rechter helft van de huidige voorkant van het gebouw. De bijeenkomsten zijn er niet minder om. Van meet af aan vindt ze dat er op zo’n bijeenkomst wel iets aan de orde moet komen en dat het niet alleen maar vrijblijvend kletsen moet zijn. Zo zorgt ze er voor dat er elke keer een inleiding is over een onderwerp waarover dan weer verder gepraat kan worden. Vaak gaat het over opvoedkundige zaken, maar niet altijd. Al pratende met de mensen komt ze er ook achter wat er onder hen leeft en dat geeft dan weer ideeën en inspiratie voor een Papenacker nr. 8; maart 2001
Ruimtegebrek De te kleine ruimte wordt wel steeds sterker als een probleem ervaren, ook door de andere verenigingen die gebruik maken van het gebouw. De noodzaak van uitbreiding wordt steeds urgenter. Daar is geld voor nodig, veel geld. Zo komen er diverse acties van de grond: verloting, oliebollenactie, oud-papier verzamelen en de actie Bouwsteen. Bij die laatste actie worden er symbolisch stenen verkocht voor de nieuwbouw. De eerste uitbreiding komt in 1953 tot stand, maar die leidt nog niet direct tot extra zaalruimte. De uitbreiding komt namelijk aan de voorkant naast het kerkgebouwtje en levert vooral garderoberuimte 31
In gesprek met ..
krant heeft ze namelijk gelezen dat er een barak te koop staat bij de voormalige Philips vestiging aan de Ceintuurbaan, een barak met toiletten en aansluiting op de waterleiding. “Ja ik was een brutale gast, maar wel netjes.” De barak wordt gekocht voor het symbolische bedrag van 1 gulden. Maar daarmee is de kous nog niet af. Er moet ook grond bijgekocht worden. Derk van de Esker, die in een boerderijtje naast het Buurthuis woont, heeft nog een stuk grond waarmee niks gedaan wordt. Heel voordelig krijgen ze dat in handen. Al met al is er natuurlijk weer geld nodig. Dus opnieuw naar de gemeente voor financiële steun. Daarnaast worden er verschillende bedrijven benaderd voor het leveren van goedkope stenen, beton en verf. Ook dat lukt.
Steen in voorgevel buurthuis
op. Ook de tocht wordt nu wat beter bestreden. Mevrouw Kuipers mag de eerste steen leggen voor de nieuwbouw. Wel een bewijs dat ze een aanzienlijk aandeel heeft gehad in de realisering ervan. Echt tevreden is ze nog niet. Ze wil een bejaardensoos, Spoolde moet een bejaardensoos krijgen. Spijkerman, op dat moment beheerder van het Buurthuis, ziet de noodzaak er niet van in en zegt: “D’r bint geen olde mensen.” Zij weet dat er wel degelijk interesse is en zet haar zinnen door. Dus zij op de fiets naar de wethouder. “Ik moet een grotere ruimte hebben’’, zegt ze gedecideerd. Dat verzoek wordt niet ingewilligd. Een maand later dan maar nog maar een keer. “Je zag ze denken, daar heb je dat mens weer”, maar ik zette door, het was ten slotte voor een goed doel.” “En nou moet het.”, zegt ze. “We hebben geen gebouw voor U.”, is het antwoord. “Dat hebt u wel, want er staat een barak te koop.”, reageert ze zeer gevat. In de
Papenacker nr. 8; maart 2001
Zelfwerkzaamheid Zelf wordt ook het nodige ondernomen om aan geld te komen. Een groots opgezette bazaar levert niet alleen veel geld op maar mondt ook nog uit in een feest vol gemeenschapszin.
32
Demontage van de barak aan de Ceintuurbaan
In gesprek met ..
drankvergunning. Een poos later wordt er zelfs nog een orgeltje op de kop getikt. Eindelijk een bejaardensoos Er is alle reden om het nieuwe Buurthuis feestelijk te openen, want een hartenwens van velen is nu vervuld. Deze nieuwe ruimte was hard nodig. De bejaardensoos vindt één keer in de 14 dagen plaats. Het is een soort van open bejaardenwerk waarbinnen tal van activiteiten een plek krijgen. Er wordt gesjoeld, gekaart of men zit in een hoek met elkaar te kletsen. Vrijwilligsters zorgen voor koffie. Al gauw komen de deelnemers met het verzoek om de middag te openen. Mevrouw Kuiper vindt ook nu weer, dat je de wensen van de deelnemers moet respecteren en honoreren. Altijd is ze op zoek naar iets wat de mensen interesseert. Zo komen er van tijd tot tijd Hazeu zangers, mannen met enorme stemmen. Eén van hen slaat de maat in een uiterst traag tempo, terwijl de anderen heel langzaam met hele noten een psalm zingen. Ze slaan daarbij geen vers over, dus kan het soms wel erg lang duren. Te lang als je het mevrouw Kuipers eerlijk vraagt, maar velen vonden het prachtig.
De opbouw aan de Nilantsweg
Met z’n allen aan de slag. Die gemeenschapszin is overigens nog hard nodig, want de barak moet niet alleen op de bestemde plaats komen, maar ook nog op maat gemaakt worden. Daarvoor zijn veel vrijwilligershanden nodig. En die komen er. Zo wordt er al vast een muurtje opgetrokken, waarop de barak bij aankomst geplaatst kan worden. Als de fundamenten eenmaal gelegd zijn, wacht er nog een grote klus. De gedemonteerde barak moet vervoerd worden van de Ceintuurbaan naar Spoolde. Talloze boeren uit de buurt worden ingeschakeld. Met tractoren en platte wagens wordt de barak gehaald. Onder politie-escorte komen ze in een lange rij terug. Daar staat de volgende ploeg klaar om onder leiding van de heer Bruggink alles weer op te bouwen. Maar dan het interieur nog. Ook daar heeft mevrouw Kuipers wel weer een adresje voor. Het is haar namelijk ter ore gekomen dat ze bij Tijl nieuw meubilair hebben aangeschaft. Dan moet er ook oud meubilair zijn. “Wie moet ik daar voor aanklampen?”, vraagt als ze bij Tijl binnenstapt. En het lukt. Het meubilair wordt nog gebracht ook en doet zelfs nu nog dienst.
Een voorbeeldfunctie De soos loopt als een trein en heeft een voorbeeldfunctie voor de rest van Zwolle. Een afvaardiging van de gemeente wil dan ook wel eens zo’n bijeenkomst meemaken. Dat kan, al wil men wel proberen de middag net als anders te laten verlopen. Maar toch! Op de bewuste middag heeft iedereen zich extra netjes aangekleed. Er komt er zelfs één op nieuwe klompen. Hij laat ze niet bij de deur staan maar komt er trots mee naar binnen. In de jaren daarna wordt de houten barak vervangen en aangepast aan de eisen van de tijd. Ook het toneel ondergaat nog een uitbreiding. Nadat ze meer dan 25 jaar actief is geweest voor de Spoolder gemeenschap vindt ze het welletjes. Ze wil nog wel graag kwijt, dat ze zonder steun van haar man al dit werk nooit had kunnen doen.
Interne dienst Natuurlijk moet er ook iemand zijn die de interne dienst regelt. Mevrouw Kuipers bombardeert Hendrik Jan van Assen sr. van de ene dag op de andere, tot beheerder. Er ontbreekt nog wel het een en ander; zo zijn er nog geen koffiekannen. Samen gaan ze naar een camping in de buurt van Dalfsen waar ze tweede hands koffiekannen te koop hebben. Ook moet ze nog op stap voor een Papenacker nr. 8; maart 2001
Terug in het buurthuis We nodigen haar uit een kijkje te komen nemen in het huidige Buurthuis. Ze is diep onder de indruk van wat ze aantreft. Alle herinneringen uit die moeizame begintijd komen weer boven. Ze is trots 33
In gesprek met ..
en dankbaar dat ze daar zo’n belangrijke rol in heeft kunnen spelen, maar ze zegt er uitdrukkelijk bij: “Ik deed het niet voor mezelf, ik vond dat er zo iets in Spoolde moest komen.” En het kwam er en het heeft z’n waarde bewezen tot aan de dag van vandaag. Logisch dat ze het erelidmaatschap kreeg aangeboden. Mevrouw Kuipers is enkele maanden na het interview overleden. Boven een foto uit de oude doos onder het buurthuis anno 2009.
Papenacker nr. 8; maart 2001
34
Winterwonderland Anno 2000 veegt iemand een schaatsbaantje op vrijwel dezelfde plek (foto 2). De winter kreeg even later nóg een oprisping, nu met prachtig ijs. Helaas net niet sterk genoeg om massaal naar plassen en vaarten te trekken, maar het ijs nabij het “Engelse Werk” en op het hier en daar ondergelopen land leverde toch een aantal dagen veel schaatsplezier op. Het werd overigens ook weer eens de hoogste tijd. Schaatsen hoort immers al eeuwenlang bij onze cultuur. Daar zal de Europese eenwording ook niks aan kunnen veranderen. Bij de eerste verschijnselen van vorst ontstaat er een zekere onrust. Het lijkt wel of er dan iets met mensen gebeurt, waarvoor even alles moet wijken. Vorig jaar inspireerde mij dat tot het maken van een lied in het dialect: As ‘t vrös bint de mensen ontdooid.
Winterwonderland in Spoolde. Wie had dat gedacht! Na zo veel kwakkelweer toch nog een witte Kerst. Onverwacht kreeg Spoolde een sprookjesachtige aanblik. Rivieren, sloten, dijken, ja wat al niet, kwamen in winterse sferen. Je had het idee dat de waarde van elke woning voor enkele dagen aanzienlijk was gestegen. Ja, het had natuurlijk ook zín schaduwzijde: de gladheid en daarmee voor sommige mensen het verplicht binnen blijven, maar mogen we dit ongemak even wegstrepen tegen de prachtige beelden die het opleverde? Ook voor de schaatsers werd het er niet gemakkelijker op. Daar moest duidelijk een veger aan te pas komen. Net als 50 jaar geleden toen de heer Krisman sr. de schuiver in de aanslag had om de schaatsers een dienst te bewijzen (foto 1). Ja, soms herhaalt de geschiedenis zich.
Baanveger Krisman sr. 50 jaar geleden
Papenacker nr. 8; maart 2001
Baanveger anno 2000
35
Gedicht
As ‘t vrös bint de mensen ontdooid. Noajaorsmist, een flinke dotte, kale bomen, rottend blad Hoosten en een dikke strotte: “Natterman, ooh gattegat!” ‘t most mar weer es flink goan vreezen, ja det kwik mot onder nul, dan pas wordt ie een ander wezen: “op noar ‘t ies met ‘t hele spul!” refrein: Nee loat dan de luu mar schoev’n, wat een feest op ‘t ies. Zeet ze deur de bochte stoev’n, de mensen zie liekt wel niet wies. Ja noe weet ze wel van wanten, bint met pette en mutse etooid, Zee zit goed in hun vel en soms denk ik ok wel: “As ‘t vrös bint de mensen ontdooid!” Doar geet Annelies van Doren, Willem Kras d’r achteran Op zien splinternieuwe Noren: “kan d’r nog niet völle van” “Nee dan Gait van buurman Peters, foi wat riejen kan die man: holten schaatsen en nog veters: gauw opziet deur kump e an!” refrein: Zeet de kleintjes ‘t proberen, dubbele iezers mar ‘t geet En van vallen kui’j ok leren, al gif det soms wel verdreet. Mutse bienoa veur de ogen: “kiek dan opa, kieken heur.. Ik kan ok al pootje oaver” ... riejen jong, doar kom ik veur!:” refrein: Berend Jan van onze Jopie, hef met schaatsen niet völle op, Mar zien handen “koek en zopie”, brengt een flinke stuuver op Zo hef iedereen zien lusten van het wezen op ’t ies En klinkt ‘s oavends ‘t welterusten” ...as een achterhaald advies! Refrein
Papenacker nr. 8; maart 2001
36
Geschiedenis
Spoolde in de oorlogsjaren (2) raal Todt wordt de grote architect van deze linie en zijn Organisation Todt (OT) moet zorgen voor de realisering ervan. Ook verder landinwaarts wordt er na de invasie, aan een verdedigingslinie gewerkt. Zo ook bij de IJssel. Er moeten tankgrachten komen, loopgraven, en mitrailleursnesten. Het gebied bij Spoolde langs de IJssel neemt daarbij een belangrijke plaats in, immers, er zijn daar 2 rivierovergangen. Bij de bruggen moeten dus flinke versterkingen komen. Om de alsmaar overvliegende vijandelijke vliegtuigen te kunnen bestrijden wordt er afweergeschut geplaatst, de zogenoemde Flieger Abwehr Kanonen (FLAK). Uiteraard bij de IJsselbruggen (zie foto) maar ook schijnt er één gestaan te hebben in de buurt van het huidige Scania. Voor het graafwerk moeten arbeidskrachten aangetrokken worden, arbeidskrachten met schop en spade. Daartoe wordt in december 1943 een “Gemeinde Einsatz” ontworpen, waarbij mensen opgeroepen worden bij de “Todt” tegen enige betaling te komen werken. Het loopt niet hard met het aantal vrijwilligers uit Zwolle en Zwollerkerspel.
Terugblik In de vorige aflevering lazen we, dat Gerrie van de Kolk (nu mevrouw Knol) en Stina van de Esker (nu mevrouw Zwakenberg) de 10e mei 1940 zeer bewust meegemaakt hebben, want ze waren bij hun respectievelijke vaders tijdens het melken in de wei toen de IJsselbrug explodeerde. De gezusters Jentje en Geertje van der Zwaan, nu mevrouw Slagter en mevrouw Van Assen, zien enkele jaren later vlak bij hun huis aan de Spoolderenk een vliegtuig neerstorten. Wolter Groeneveld, die bij het uitbreken van de oorlog net voor het eindexamen van de Mulo zit, moet enkele jaren later gedwongen in Duitsland werken. Net over de grens verricht hij boerenwerk. Spooldenaar Derk Nijmeyer treft een zelfde lot en komt helemaal in de buurt van Hannover terecht; ook hij werkt bij een boer. Een kentering Hoewel de oorlog nog in alle hevigheid doorgaat is er wel een kentering. De allereerste successen van de Duitsers krijgen geen voortzetting. In Rusland stuit men op hevige tegenstand en de eerste nederlagen kondigen zich aan. Ook hebben de Duitsers de luchtoorlog met Engeland niet kunnen winnen. In tegendeel, de geallieerden gaan in de tegenaanval. De Amerikanen nemen inmiddels ook deel aan de strijd en het aantal bombardementen op vijandelijke doelen door geallieerde vliegtuigen neemt toe. In het Zwarte Water ligt zo’n doel, een kruitschip. Een Engels jachtvliegtuig stort zich op 23 januari 1943 op dat schip. De daaruit voortvloeiende explosie is in de wijde omtrek te horen. Ook in Spoolde en Jennie Slagter weet nog hoe op dat moment diverse ramen bij Dubbeldam sneuvelden. Enkele van haar vroegere schoolgenootjes wonen dichtbij het kruitschip en lopen blijvend letsel op. Een van de meisjes moet een oog missen.
Invasie en inkwartiering Op 6 juni 1944 is het zo ver, de invasie vindt eindelijk daadwerkelijk plaats. De geallieerde troepen landen in Normandië en dat brengt, ook bij de bezetter in Nederland, de nodige onrust teweeg. Strategische posities krijgen extra aandacht en zo moet Spoolde de nodige militairen opnemen om de verdedigingslinies aan de IJssel volop paraat te laten zijn. Zo worden er tal van huizen of delen van huizen gevorderd om te dienen als verblijfplaats voor de Duitse militairen. Zo ook bij de familie Van de Kolk aan de Spoolderenkweg, waar een viertal Duitse soldaten ‘s nachts in de stal op stromatrassen slapen. In de Beukenallee moeten er heel wat gelegen hebben want er wordt zelfs een schuurtje ingericht als gevangenis. Ook bij de familie Groeneveld aan de Nilantsweg moet slaapgelegenheid geboden worden. Naast hen is een dubbel woonhuis dat als veldkeuken moet dienen. Bij Zwakenberg aan de Meenteweg wordt ook een veldkeuken ingericht. Wel een bewijs dat er heel wat militairen in Spoolde ondergebracht waren. Wolter Groeneveld bevindt zich op dat moment als dwangarbeider in Duitsland. Hij doet boeren-
Weer een IJssellinie De geallieerden in het Westen bereiden zich intensief voor op een invasie. De Duitsers vermoeden ook een aanval ergens in West-Europa, maar waar!? Om op alles voorbereid te zijn wordt langs de kust van heel West-Europa een verdedigingslinie gemaakt, de “Atlantik Wall”. De Duitse genePapenacker nr. 8; maart 2001
37
Geschiedenis
Kop maar dreigt het onderspit te delven. Enkele officieren, die op dat moment langs komen, bemoeien zich met de schermutseling en roepen de soldaten tot de orde. Zo blijft ze in het bezit van haar fiets. Een razzia Op diverse fronten lijkt de oorlog voor de Duitsers een verloren zaak, maar nietteAfweergeschut (FLAK) aan de IJsseldijk in Spoolde. De soldaat met de pijl heeft z’n veldpostnummer beschikbaar gesteld. min probeert de bezetter uit werk in de grensstreek en via briefwisselingen alle macht Nederlanders te proberen hij en z’n ouders elkaar op de hoogte dwingen werkzaamheden te verrichten voor een te houden. Dat schriftelijke contact is aan strenge onoverwinnelijke verdedigingslinie. De gezochte regels gebonden en verloopt daarom soms verre Nederlanders onderkennen dikwijls het gevaar en van vlekkeloos. Eén van de ingekwartierde miliduiken onder. Soms ver weg in de nieuwe Noordtairen biedt de helpende hand door zijn “Feldpostoostpolder, soms dichtbij in de buurt zelf, zo ook nummer” beschikbaar te stellen. Niet ongevaarlijk in Spoolde. Jan Groeneveld (de broer van Woloverigens, in zo’n strak gedisciplineerde Duitse ter) is zo iemand. Na een verlofperiode is hij niet organisatie, maar langs deze weg verloopt de benaar Duitsland teruggegaan. Overdag scharrelt richtgeving vanuit Zwolle heel wat soepeler. Deze hij wat rond in Spoolde en helpt fietsenmaker Van sympathieke daad heeft er toe geleid, dat er ook de Kolk bij het vervaardigen van surrogaat fietsna de oorlog nog regelmatig contact is geweest banden uit oude autobanden. De nachten brengt met deze moedige Duitser. hij meestal door bij één van de onderduikadressen, bij boer Aalbers (nu Nilantsweg 8), bij de faMeer voorbeelden van goed gedrag milie Van de Scheer of bij Zieleman op boerderij Trouwens er zijn wel meer voorbeelden van goede de “Hertsenberg”. Een enkele keer slaapt hij ook gedragingen van Duitse militairen. Zo zijn er ook wel thuis, maar dat loopt op een bepaald moment militairen in huis bij de familie Borst aan de Meenbijna fataal af. teweg. Oma Borst is in 1944 dermate ziek dat ze Waarschijnlijk is er verraad in het spel geweest in het ziekenhuis opgenomen moet worden. Vele want op een zomeravond in 1944 verschijnt er ‘s keren gaan de Duitsers bij haar op ziekenbezoek nachts een overvalwagen voor het huis van de faen nooit komen ze met lege handen. milie Groeneveld. In een mum van tijd is het huis Ook wordt er her en der wel opgetreden tegen omsingeld en wordt er hevig aan de bel getrokmilitairen die over de schreef gaan. Zo herinnert ken. Vader Groeneveld en zoon Jan zien de bui al Jenny van der Zwaan zich hoe enkele Duitsers hangen en rennen gauw naar beneden. Gezochte haar op een gegeven moment bij Dubbeldam een Jan grijpt als bij ingeving een soldaten muts van fiets willen afpakken. Ze biedt wel heftig verzet, een van de ingekwartierde Duitsers van de kapstok en glipt langs de naar boven rennende overvallers. Kennelijk weten ze dat er inkwartiering is en nemen ze aan dat hij één van de Duitse soldaten is. Dat geeft hem de kans nog meer Duitse militaire kleding aan te trekken. Ook de zich in het achterhuis bevindende “Landwachters” denken dat hij één van hen is en dat geeft Jan de kans in de schuur een paar Duitse laarzen aan te trekPapenacker nr. 8; maart 2001
38
Kop spoedige bevrijding van ons land. In september staan ze dan ook al aan de Zuid-Nederlandse grens. Grote opwinding ontstaat er onder de Nederlanders op dinsdag 5 september, wanneer er geruchten de ronde doen dat een aantal steden al bevrijd is. Sommige mensen steken dan zelfs de vlag al uit (“Dolle Dinsdag”). Ietwat voorbarig, want het blijkt een loos gerucht te zijn en de bevrijding laat dus nog even op zich wachten. Niettemin neemt de hoop weer toe als op 17 september luchtlandingstroepen neerdalen bij Arnhem en de operatie “Market Garden” van start gaat. Bij de Duitsers brengt dit wel de nodige spanning teweeg. De nederlaag schijnt dichterbij te komen, maar ze krijgen weer moed als ze bij Arnhem na zware strijd een verdere opmars weten te stuiten (“de slag om Arnhem”). Uit alle macht wordt het vervolmaken van de verdedigingslinie weer ter hand genomen. Wolter Groeneveld is nog net op tijd terug uit Duitsland. Eindelijk mag hij een keer met verlof naar huis. Hoewel het openbaar vervoer op dat moment al totaal ontwricht is, komt hij na een lange reis toch in Zwolle aan. Ook hij gaat niet meer terug, maar duikt onder in Spoolde. Dat is noodzakelijk, want iedereen moet worden ingezet voor de verdedigingslinie. Er ontstaat een hevige klopjacht op mannen. Allereerst zijn de burgemeesters van Zwolle en Zwollerkerspel onder druk gezet om voor het graafwerk mensen uit de gemeente aan te wijzen. Alleen wordt er een uitzondering gemaakt voor personeel van de PTT, nutsvoorzieningen, artsen, geestelijken en sommige ambtenaren.
ken en zo de vermomming te vervolmaken. Maar dan is het ook wegwezen. Aan het eind van de Nilantsweg steekt hij de weg over, het weiland van Zieleman in en via de boomgaard komt hij midden in de nacht bij de boerderij aan. Daar tikt hij tegen het raam en maakt knecht Willem van den Berg wakker. Deze schiet hem te hulp en maakt ook gauw een andere onderduiker wakker. Jan ontdoet zich snel van z’n soldatenkleren en krijgt een overall en een paar klompen. Met de andere onderduiker verlaat hij snel de boerderij. Eerst kruipen ze nog even in een knotwilg maar als ze de overvalwagen horen wegrijden gaan ze in de richting van de Beukenallee en brengen de nacht door in een kippenhok. Later krijgt Jan een nieuw onderduikadres in de polder van Mastenbroek. Ook op de boerderij van Aalbers wordt die nacht hevig naar onderduikers gezocht. Er zijn er twee op dat moment. Een dienstmeisje waarschuwt hen. Slechts één neemt de waarschuwing serieus en gaat op de vlucht. De ander blijft liggen, vermoeid als hij is van het dagelijkse werk. Hij wordt gepakt en weggevoerd naar het Oosten van Duitsland. De gebruikte Duitse kleding wordt de volgende ochtend vroeg bij de familie Groeneveld in een jutezak terugbezorgd en moeder zorgt ervoor dat alles weer netjes op dezelfde plek komt te liggen; ook de laarzen worden weer schoon gemaakt. In de loop van de dag komt de “Feldgendarmerie” terug en controleert of er mogelijk uniformen verdwenen zijn. Dat levert niks op maar vader Groeneveld wordt wel ter verantwoording geroepen, omdat er duidelijk sprake is geweest van een extra beslapen bed. Als plaatsvervanger nemen ze vader dan mee. Gelukkig niet voor lange tijd, want als de chef van de Spoorwegen hem onmisbaar verklaart, komt hij al gauw vrij.
Ondergedoken De regering in ballingschap te Londen heeft echter aan alle burgemeesters een oproep gedaan, niet voor een dergelijke druk te wijken. Velen volgen dit advies op. Zo ook burgemeester Strick van Linschoten die op 13 september 1944 in de gemeente Voorst onderduikt. Opvolgers in deze functie sympathiseren met de Duitsers en willen zelfs gebruik maken van bevolkingsregisters. Sabotage en vrijstellingen staan echter vele keren de
“Dolle dinsdag” en de “slag om Arnhem” Nadat de geallieerden in juni 1944 in Normandië geland zijn volgt een succesvolle opmars door Frankrijk. Dat opent ook perspectieven voor een Papenacker nr. 8; maart 2001
39
Geschiedenis
maar goed afdekt met hooi dan heb je niet direct een luxe, maar wel een veilig onderkomen. En daar gaat het om bij de drie Spooldenaren. Soms moeten ze, als ze de avond nog even thuis hebben doorgebracht, de Nilantsweg oversteken om bij de schuilplaats te komen. Het wordt dan een kwestie van het goede moment van oversteken te kiezen. De Duitsers lopen namelijk wacht tussen de boerderij van Aalbers en het Katerveer en aan het geklik van de laarzen kun je horen hoe ver ze weg zijn van het oversteekpunt. De loopgraven komen dus niet alleen de Duitsers van pas.
werving in de weg. Via razzia’s proberen ze toch weer aan de nodige werkers te komen. Ook het spoorwegpersoneel wordt opgeroepen niet langer mee te werken. Het vervoer van oorlogsmaterieel per spoor moet onmogelijk worden gemaakt. Ze gehoorzamen in grote getale aan die oproep, maar daardoor moeten er ook veel onderduiken. In Spoolde woont in die tijd tamelijk veel spoorwegpersoneel, dus het wordt een spannende tijd voor veel gezinnen. Vader Groeneveld duikt zo ook onder. Samen met z’n zoon Wolter en Gerrit Zieleman ( de zoon van de boer) moeten ze met name ‘s nachts een veilige schuilplaats zien te vinden. Overdag houden ze zich bij boer Zieleman bezig met boerenwerk, zoals het rooien van aardappels, het plukken van fruit en op het laatst zelfs met het uitbaggeren van sloten.
Een doolhof van gegraven gangen In Spoolde ontstaat er een omvangrijk gangenstelsel dwars door akkers en weilanden. Het aantal gravers dat Zwollerkerspel moet ophoesten wordt op een gegeven moment verlaagd tot 500 omdat men vreest dat het anders te zwaar drukt op economie en de voedselvoorziening. Dagelijks is het echter een drukte van belang. Dat begint ‘s morgens vroeg al bij Zieleman. Daar is een centraal depot waar de werkers schoppen pikhouwelen en andere materialen moeten halen om hun werkzaamheden te verrichten. Spoolde wordt een grote doolhof van gegraven gangen en éénmansgaten. De meeste werkers komen uit Twente. Dat kun je opmaken uit het Twentse dialect dat overal opklinkt. Ook de nodige sigarenmakers uit Kampen komen dagelijks opdraven. De werkzaamheden staan onder leiding van lieden die spottend al
Een schuilhut. ‘s Nachts wordt er beschutting gezocht bij de boerderij van Aalbers, want boer Aalbers heeft in de hooiberg een pracht van een schuilplaats gemaakt. Hij heeft de nodige baaltjes stro dusdanig geplaatst dat er een slaapplaats voor vier personen ontstaat. Daarboven worden balkjes gelegd en daaroverheen het hooi, zodat het net een normale hooiberg lijkt. ‘s Avonds kun je via de kruipgang, ook van strobalen gemaakt bij de slaapplaats komen. Als de laatste er achterstevoren in gaat en de toegang
Papenacker nr. 8; maart 2001
40
Geschiedenis
hout nodig. Uit het “Engelse Werk” worden veel twijgen en takkenbossen gehaald, maar vaak moet er hout van elders komen. Ook boeren uit Spoolde worden met hun paarden en wagens volop ingeschakeld. Zo moeten ze vaak in Hattem palen halen. Deze dienen als stut voor de loopgraven. Ook Van Weeghel, die bij Van de Kolk werkt moet regelmatig met paard en wagen op stap. Soms laat hij op de terugweg achteloos wat palen in de berm vallen in de hoop deze ‘s avonds voor eigen gebruik te kunnen meenemen. Maar meestal zijn ze dan al weg, kennelijk door een ander meegepikt. Planken worden gebruikt bij het bouwen van bunkers. Ook die worden ‘s avonds vaak weggehaald voor eigen gebruik. Bij Van Assen hebben ze er later nog een mooie vloer van gelegd. Al deze dwangarbeiders moeten van eten worden voorzien. Elke dag wordt dat in grote gamellen vanuit de gaarkeuken in Zwolle aangevoerd. Deze centrale keuken was al in 1941 opgericht in de strijd tegen de voedselschaarste.
gauw “goudfazanten” worden genoemd. Zij moeten leiding geven aan de werkers en zijn in een opvallend geel uniform gehuld. Voor het ondersteunen van allerlei gangen is veel
Papenacker nr. 8; maart 2001
41
Geschiedenis
Winstmakers). Deze “zwarte handelaren” zetten nogal vaak kwaad bloed bij de bevolking en vallen binnen de gemeenschap dan ook nogal eens uit de toon. In ieder geval blijkt uit bovenstaande voorbeelden dat boeren uit Spoolde proberen de mensen voort te helpen, hoewel ook daar de schaarste langzamerhand zichtbaar wordt. De bevrijding mag dan wel dichterbij komen, voorlopig is het nog niet zo ver. Er staat zelfs nog een barre winter voor de deur, de honger winter van 1944.
In het begin van de oorlog valt het nog wel mee met het voedselgebrek en wordt de gaarkeuken maar matig benut. Dat wordt anders in 1944, wanneer de dwangarbeiders aan de IJssellinie het grootste deel van het voedsel opeisen. Dan ontstaat er in de stad Zwolle al gauw een tekort. Voedselschaarste Op het platteland weten ze zich doorgaans nog aardig te redden maar in de stad moet vaak al heel wat ondernomen worden om aan voedsel te komen. Dat wordt duidelijk als we het boekje lezen: “Hier is alles rustig, alleen”. In dit boekje staan een aantal briefwisselingen weergegeven tussen vader De Jong, een hoofdonderwijzer uit Zwolle, met z’n zoon in Oegstgeest. De briefwisseling begint vlak na de invasie en loopt door tot even na de bevrijding. Zo wordt op 17 oktober vermeld: “Ineke (hun dochter) is een grote steun voor ons beiden; ze helpt ma voortreffelijk in de huishouding en voor mij rijdt ze naar de “Dubbele” en “Geerling” (Geerling Esselink,een bevriende boer uit Spoolde bij wie Pa melk en boter kan halen.)” De namen worden meestal niet openlijk genoemd, want kennelijk is men bang dat Duitsers bij een eventuele onderschepping van de brief daar gaan controleren. Meestal wordt de brief ook niet verstuurd, maar meegegeven aan iemand die toevallig in die richting moet. Met “de Dubbele” wordt waarschijnlijk de familie Dubbeldam bedoeld en Jennie Slagter- van der Zwaan, die destijds bij Dubbeldam werkte kan zich dan ook nog goed herinneren dat meneer de Jong regelmatig langskwam. Op 1 januari: “Vanmiddag even naar Geerling geweest. Wel is daar de melkvoorziening stopgezet, maar ik kom er nog geregeld. Niet uit winstbejag. Maar toch gaf het de vorige week nog een half pond fabrieksboter ter ere van m’n verjaardag.” Kennelijk vindt de schrijver het nodig te vermelden dat het hem niet om winst maken te doen is. In die tijd komt het maar al te vaak voor, dat er mensen zijn die munt proberen te slaan uit de voedselschaarste en woekerprijzen vragen, de zogenoemde O.W.’ers (Oorlogs Papenacker nr. 8; maart 2001
(wordt vervolgd) Geraadpleegde bronnen: “Bewogen jaren”: Zwolle in de 2e Wereldoorlog” door Kees Ribbens. “Hier is alles rustig, alleen...” door Ineke de Jong “Zwolle in oorlogstijd” door Paul Harmens “Belevenissen van een Zwollenaar rond de oorlogstijd” door W. Groeneveld.
42
In gesprek met ..
De heer Henk Veldkamp en mevrouw Bep Veldkamp voor sommigen ome Henk en tante Bep
Natuurlijk kwamen ze in een totaal nieuwe omgeving terecht. Eigenlijk kenden ze alleen Bart Volkers nog, ook van het werk. De gemeenschap zat echter dusdanig in elkaar dat de kennismaking heel vlot verliep. Het was de gewoonte dat je heel veel met elkaar deed en de ‘noabersplicht’ stond nog hoog in het vaandel. Vooral de nieuwjaarsvisite was een tijdrovende bezigheid want je ging bij iedereen om beurten langs om Nieuwjaar te wensen en zo was de maand januari al gauw gevuld.
Na 44 jaar actief in Spoolde gewoond te hebben, zijn Henk en Bep Veldkamp weer dicht bij hun geboortenest neergestreken. Deze keus was niet zomaar gemaakt, Spoolde heeft hen goed gedaan. Een terugblik over al die jaren. In een woonkeet Van oorsprong zijn zij dus geen Spooldenaren, maar afkomstig uit Oosterwolde. Ze zijn getrouwd in 1954 en hebben aanvankelijk bij hun ouders in gewoond, zoals zoveel gebeurde in die tijd. Het werk bij de Rijkswaterstaat bracht Henk naar Zwolle. Zo kreeg hij de gelegenheid een woonkeet te huren die aan de Meenteweg stond. Er waren er twee in totaal die aangekocht waren door Rankenberg. Het waren noodwoningen geweest voor mensen in Zeeland die in 1953 slachtoffer waren geweest van de watersnoodramp. Het leek hun aanvankelijk maar niks, een woonkeet, dus eerst nog maar met de brommer op en neer, vanuit Oosterwolde. Tijdens een bezoek aan collega Peters, die in de andere ‘keet’ woonde, viel de woning reuze mee. Zo gingen ze alsnog overstag, ze bleven er maar liefst 13 jaar wonen. Zodoende in 1957 in Spoolde beland, toen nog gemeente Zwollerkerspel. Papenacker nr. 9; september 2001
Zanglust Ook het verenigingsleven deed het kennismakingsproces versnellen. De zangkwaliteiten van tante Bep waren niet onopgemerkt gebleven en deden haar al snel bij “Zanglust” uit Spoolde belanden. Ze wil niets afdoen aan de huidige kwaliteiten van het koor, maar over die periode wil ze wel het volgende kwijt: “In die tijd was het een vereniging met allure, een groot koor dat uitkwam in de hoogste afdeling, de afdeling Superieur.” Er werden heel wat eerste prijzen in de wacht gesleept. Dat was echter niet het geval op het zangconcours in Wezep, het optreden aldaar was een tragedie. Een plaats, zo dicht bij, kon gemakkelijk op de fiets bereikt worden en zo werd er besloten dat 43
In gesprek met ..
men. En wat voor wagens. Op de eerste wagen stonden een aantal huisjes met echte rieten daken, levensecht vee maakte het plattelandstafereel compleet. De tweede wagen stond in het teken van de boeldag met Anton van Weeghel als echte afslager die allerhande oude spullen die op de kar lagen bij opbod verkocht. Op een dieplader werden de wagens naar Soestdijk vervoerd. Niets werd aan het toeval overgelaten. Bij elk viaduct werden van te voren metingen verricht om te zien of de wagen probleemloos kon passeren. Een duidelijk professionele aanpak dus. Natuurlijk vergden al die activiteiten de nodige voorbereiding maar het mooie was dat toen en ook nu nog de inzet van velen het altijd weer mogelijk maakten en dat er zodoende ook vaak een goede onderlinge band ontstond. Het was dan ook de gewoonte dat je voor bestuursleden die iets te vieren hadden ging “boogzetten” en “roosjes maken”. Zelf werden ze op hun 12½ jarige bruiloft verrast door een taxirit met paard en wagen, van huis naar “Het Engelse Werk”. De vergaderingen waren vaak bepaald niet ongezellig. Regelmatig was de vergadering bij Krisman vroeg afgelopen en werd de avond voortgezet met “knobbelen”. Dat leidde dan tot menig rondje en op het laatst tot het besef dat het toch wel erg laat geworden was. Henk durft nu wel toe te geven dat hij vrouwlief dan tevreden trachtte te stellen, met een reep chocola.
ieder op eigen gelegenheid zou gaan. Probleem was dat het programma wat ingelopen was en dat “Zanglust” daardoor eerder aan de beurt was dan op het programma was vermeld. Toen “Zanglust” opgeroepen werd was de helft van het koor nog maar aanwezig. Niettemin overheersen in haar herinnering de hoogtepunten en heeft ze meer dan 15 jaar in het koor meegezongen. Voorzitter van de Oranjevereniging Henk werd na een half jaar al benaderd om voorzitter te worden van de Oranjevereniging, als opvolger van Henk Tromp. In maart 1958 was het zover en brak er een bestuursperiode aan die doorliep tot 1986. Het is dus geen wonder dat er uit die periode nog wel een aantal herinneringen opgediept worden. Vooral in de beginjaren was er nog geen concurrentie van de televisie en werden er grootse manifestaties op touw gezet. Zo was er op een gegeven moment een grote tent op het “ZAC-terrein” neergezet waar wel duizend mensen keken naar het optreden van “Graads, Dika en Moo". Het 50-jarig jubileum mag ook niet vergeten worden. In 1963 werd maar liefst een hele week feest gevierd. Voor elke doelgroep was er wel wat te doen, maar het absolute hoogtepunt was toch wel de revue die door Spooldenaren op de planken werd gezet. Een door de heer Bloemert uit Westenholte geschreven revue, met taferelen uit het verleden en heden van de Spoolder gemeenschap. Elke vereniging had zín aandeel in het optreden. Op de deel bij boer Aalbers werd driftig geoefend door de boerendansers, decors werden zelf gemaakt en herauten van de plaatselijke muziekvereniging zorgden voor een indrukwekkende opkomst van alle deelnemers.
Meenteweg Het wonen in de noodkeet leverde nog een merkwaardig tafereel op. Aangezien het rondom nogal drassig was, mede door de werkzaamheden aan het nieuw gegraven Zwolle-IJsselkanaal, kon er soms in de winter op het ondergelopen land geschaatst worden. Goede herinneringen bewaren ze aan een tuin vol met spelende nichtjes, neefjes en buurtkinderen. Ze hadden best op die plek hebben willen blijven, maar dan moest er wel een ander huis neergezet kunnen worden. Ondanks pogingen daartoe werd er geen bouwvergunning afgegeven. Zo rijpte na 13 jaar het plan om naar iets anders uit te kijken. Dat werd uiteindelijk Meenteweg 17, een huis naar hun hart met veel tuin waar met volle teugen van genoten werd. Ze hebben Spoolde in de loop der jaren tot hun verdriet zien
Naar paleis Soestdijk Een absoluut hoogtepunt was echter de deelname aan het defilé op Koninginnedag in Soestdijk. In 1980 werd die voor de laatste keer gehouden. De stad Zwolle mocht ook een afvaardiging sturen en had het oog laten vallen op Spoolde, aangezien de Spooldenaren tijdens de optochten altijd met fraaie wagens verschenen en vrijwel altijd in de prijzen vielen. Het werd een indrukwekkende onderneming. Met maar liefst twee wagens werd de tocht naar Soestdijk ondernoPapenacker nr. 9; september 2001
44
In gesprek met ..
versnipperen, maar hebben er altijd met plezier gewoond. Niet alleen vanwege het plekje, maar zeker ook vanwege de mensen. Oldebroek Oldebroek is het nu geworden. Dicht bij hun geboortenest, maar ook dichtbij de familie met wie de band erg hecht is. Bij het wat ouder worden gaat de nabijheid van de familie toch een belangrijke rol spelen. �We hebben er lang over nagedacht, we hebben altijd vrij gewoond en in een fijne buurt. Spoolde is wel uit ons oog, maar niet uit ons hart."
Boven de foto van de woning aan de Meenteweg waar Henk en Bep Veldkamp vele jaren hebben gewoond.
Correctie Papenacker 10
In de vorige Papenacker vermeldden we dat de heer en mevrouw Veldkamp een aantal jaren in een woonkeet van Rankenberg hebben gewoond aan de Meenteweg, dichtbij de Turnhoutsweg. Deze woning stond echter op grond van de Rankenberg, maar was eigendom van Rijkswaterstaat. Dergelijke keten hebben oorspronkelijk dienst gedaan als noodwoningen voor de slachtoffers van de watersnoodramp in 1953. Bovenstaande foto toont ons de woonsituatie van destijds. Papenacker nr. 9; september 2001
45
geschiedenis
Spoolde in de oorlogsjaren (slot) Terugblik In de vorige afleveringen lazen we, dat Gerrie van de Kolk, nu mevrouw Knol en Stina van de Esker (nu mevrouw Zwakenberg) op 10 mei 1940 “onder melkenstijd” het opblazen van de IJsselbrug zeer bewust meemaakten. Ze waren nog schoolmeisjes, evenals de gezusters Jentje en Geertje van der Zwaan, nu resp. mevrouw Van Assen en mevrouw Slagter. De oorlog is intussen 4 jaar verder en heeft een groot gedeelte van hun jeugd opgeslorpt. Wolter Groeneveld is inmiddels ondergedoken in Spoolde om aan hernieuwde tewerkstelling in Duitsland te ontkomen. Spooldenaar Derk Nijmeyer werkt nog steeds gedwongen in NoordDuitsland. De geallieerden zijn in Normandië geland en rukken op, maar de opmars verloopt minder succesvol dan verwacht. Hoewel de oorlog niet lang meer kan duren ligt er toch nog een zware tijd te wachten. Voedlseltrekkers op weg naar de IJsselbrug
Voedseltrekkers Hoewel er in het najaar van 1944 in het Oosten van het land wel sprake is van voedselschaarste, is die schaarste niet te vergelijken met de voedselsituatie in het Westen van het land. Nu de treinen niet meer rijden, zijn daar te weinig voedselvoorraden meer en zit er voor de mensen niets anders op dan oostwaarts en noordwaarts te trekken om aan voedsel te komen. Dat wordt vaak een onderneming van enkele dagen, soms op de fiets die al niet meer in een al te beste staat verkeert, maar ook wel lopend of met een karretje, dat vaak ook nog geduwd moet worden. Het zijn vooral vrouwen en kinderen die deze klus moeten klaren, want de mannen moeten zich meestal schuil houden om niet ingezet te worden door de Duitsers. Vaak zijn ze ook al weggevoerd. Zwolle wordt een belangrijk knooppunt in deze voedseltochten en wordt een soort van pleisterplaats voor de voedseltrekkers. De Zwolse bevolking maakt zich zeer verdienstelijk, biedt mogelijkheid tot overnachting en voorziet hen zo goed als het als het kan van een maaltijd, voordat ze weer verder trekken naar de noordelijke provincies. Ook Spoolde wordt door menig voedseltrekker aangedaan. De zusters Van der Zwaan herinneren zich nog goed, hoe ook de zwervers bij hen thuis onthaald werden op roggepap en hoe daarna ‘s avonds hun vader de zolder op ging om de slaapplaatsen Papenacker nr. 9; september 2001
in orde te maken. Soms kwam er zelfs een hond mee. Ook die kreeg wat te eten, maar pas dan “als ie mooi gezeten had.” In het najaar van 1944 zag je de westerlingen op de pas gedorste akkers druk bezig om de achtergebleven aren te vergaren, blij als ze waren met alles wat op voedsel leek. Toch loopt hun voedseltocht niet altijd succesvol af. Soms wordt op de terugtocht bij de IJsselbrug de voorraad in beslag genomen. Vooral de gehate “Landwacht” heeft er een handje van om zich de met zo veel pijn en moeite verkregen zaken toe te eigenen. Het probleem is, dat je per keer maar een bepaald gewicht aan voedsel over de brug mag brengen. Een ambtenaar van de Crisis Controle Dienst (C.C.D) kijkt kritisch toe of men zich wel aan die regel houdt. Sommige voedseltrekkers proberen het probleem te omzeilen door enkele keren per dag kleine porties over de brug te vervoeren. Daarvoor hebben ze dan, als verzameladres, burgers aan weerszijden van de brug ingeschakeld. Ook de heer Kuipers uit de Ruiterlaan doet zijn uiterste best om de voedseltrekkers van dienst te zijn. Gebruik makend van een weggetje achterlangs probeert hij hen ongezien op de brug te krijgen. Dat wordt steeds moeilijker. Zoals bijvoorbeeld Kerstavond 1944. Ook nu weer is er een aantal vrouwen met moeizaam verkregen voedsel bij de familie Kuipers beland. Zij kunnen en mo46
geschiedenis
naar beneden, wanneer ze een trein in het vizier kregen. Dat gebeurde nogal eens bij het rangeerstation in Zwolle. Zij doken dan achter elkaar naar beneden en dan hoorde je de mitrailleurs. Hemelsbreed was de afstand van het rangeerstation tot de boerderij niet groot. Het gebeurde nogal eens, dat ze vlak boven de boomgaard weer optrokken, terwijl het afweergeschut op de IJsseldijk hen onder vuur nam.
gen echter niet verder, omdat het donker is en de “Spertijd” is ingegaan. Er zit niets anders op dan dat ze de nacht bij de familie Kuipers doorbrengen. Daar zijn op dat moment echter ook al vier Duitse soldaten ingekwartierd en de hoeveelheid slaapruimte is beperkt. Het kan alleen als ze allemaal in de voorkamer gaan liggen, de vrouwen aan de ene kant en de Duitse soldaten aan de andere kant. En zo gebeurt het. Maar er gebeurt nog meer. Mevrouw Kuipers neemt op die bewuste avond plaats achter de piano en speelt een aantal bekende Kerstliederen, die door zowel Nederlanders als Duitsers uit volle borst meegezongen worden. “Een onvergetelijke avond.” De oorlog mag dan in de laatste fase zijn, er wachten nog een paar slechte maanden.
Ook Spoolde bevrijd De laatste dagen voor de bevrijding wordt er nog hevige strijd geleverd. “Er kwamen steeds meer geallieerde vliegtuigen over. Het waren zware vier motorige bommenwerpers, de zogenoemde vliegende forten. Deze werden begeleid door horden snelle jagers, die er voor moesten zorgen, dat de Duitse jagers die er nog waren geen vat kregen op de zware bommenwerpers. Wij konden ze al van ver uit westelijke richting zien aankomen. Trouwens een oorspronkelijk zacht gebrom, kondigde hun komst al aan.” Het was een imponerend gezicht om die enorme aantallen vliegtuigen, keurig in formatie over te zien komen. Het zware afweergeschut in de buurt deed verwoede pogingen om de formaties uiteen te drijven. Zo nu en dan was je getuige van een luchtgevecht. Soms zag je een zwaar aangeschoten bommenwerper laag en traag over komen in een verwoede poging om het vaderland te bereiken. De Duitsers geven de strijd echter nog niet op. Van tijd tot tijd marcheren ze nog luid zingend door Spoolde en het oefenen van de diverse gevechtshandelingen wordt dan ook niet vergeten. Helaas brengen ze het schieten ook echt in de praktijk. Er wordt geschoten op iemand die van een boot in de Willemsvaart probeert te vluchten. Op die boot zitten mensen die tijdens een razzia gevangen genomen zijn. De vluchteling weet buiten schot te blijven en verdwijnt in het met sneeuw bedekte landschap. Met verzetsmensen wordt op het laatst van de oorlog
De oorlog in de eindfase Hoewel de hongerwinter het hardst toeslaat in het westen, is de schaarste ook wel voelbaar in Zwolle en omstreken. Het clandestien slachten neemt hand over hand toe en ook wordt het steeds moeilijker voldoende brandstof te vinden om de strenge winter te lijf te gaan. Op allerlei manieren wordt geprobeerd om aan hout te komen. Zelfs de houten tribune op het ZAC-terrein moet het ontgelden en is op een gegeven moment totaal verdwenen. Intussen krijgt Spoolde te maken met diverse luchtaanvallen. De nog steeds ondergedoken Wolter Groeneveld is samen met zijn buurtgenoot Gerrit Zieleman heel wat keren ooggetuige van zo'n aanval. Uit zijn “belevenissen van een Zwollenaar rond de oorlogstijd” tekenen we op: In die dagen waren de geallieerde jagers buitengewoon actief in de buurt. Meestal vlogen ze in formaties van vier. Soms doken ze onverwacht
In de nacht van 13 op 14 april werd de IJsselbrug opgeblazen Papenacker nr. 9; september 2001
47
geschiedenis
te stellen. Daartoe zijn onder andere de Binnenlandse Strijdkrachten (B.S.) in het leven geroepen. Een van de onderdelen is de Ordedienst. Ook Wolter Groeneveld behoort tot die dienst en krijgt als taak wacht te lopen, de dijk te bewaken en eventueel overgestoken Duitsers in te rekenen. Er wordt wacht gelopen vanaf de Katerveersluizen tot aan Oldeneel. Er is een hoop werk te verzetten. Gelukkig leggen de Canadezen snel een Baileybrug over de IJssel. Er is heel veel prikkeldraad op te ruimen en ook moeten alle loopgraven, die kris kras door Spoolde lopen, weggewerkt worden. Het gevaarlijkste werk is echter het opruimen van de diverse landmijnen. Gevangen genomen N.S.B.’ers worden ingeschakeld om dit werkje op te knappen.
ook nog meedogenloos afgerekend. Bij het Katerveer aan de Hattemse kant worden enkele dagen voor de bevrijding acht mensen gefusilleerd. Een monument aldaar herinnert nog aan deze genadeloze daad. In het najaar van 1944 wordt er in het “Engelsche Werk” bij graafwerkzaamheden voor de IJssellinie een lugubere vondst gedaan. Men stuit op de lichaamsresten van zes mensen, allen slachtoffer van wraaklust van de bezetter. De ware toedracht van deze tragedie komt pas later aan het licht. Een gedenkteken voor hen is er nog nooit opgericht, maar daar komt in het najaar eindelijk verandering in. Wolter Groeneveld heeft zich jarenlang ingespannen om ook voor deze mensen een gedenkteken te realiseren. Binnenkort is het zo ver. Tijdens de laatste schermutselingen verblijft de Spoolder bevolking maar zo lang in de kelder. Hele families brengen zo bij elkaar door, want niet overal hebben ze een kelder. Toch wagen tal van nieuwsgierigen zich van tijd tot tijd nog op straat. Behoorlijk riskant, vanwege mogelijk rondslingerende granaatsplinters. Op de 14e april ziet Wolter Groeneveld een paar dronken Duitse soldaten over de Nilantsweg zwalken. Ook loopt er iemand met een witte vlag aan de stok over het bruggetje bij het Katerveer. Niet ongevaarlijk, denkt Wolter, want nu de Duitsers de sluisdeuren opengezet hebben, ligt men aldaar precies in het schootsveld van de wapens aan de overkant van de IJssel. Bij de kleine sluis ziet hij een paar Canadezen lopen. Even later een hele mitrailleurgroep, het geweer losjes over de schouder. Er komt een Spooldenaar langs die naar het eind van de straat wijst en in onvervalst dialect zegt: “doar zit dír ok nog wat.” De Canadezen begrijpen het maar al te goed en vragen of ze gewapend zijn. Dat weet ie niet. In ieder geval komen er even later nog wat Duitsers te voorschijn die allemaal ingerekend worden. Vlak voor de bevrijding hebben de Duitsers de IJsselbrug nog opgeblazen. Spoolde mag dan bevrijd zijn, aan de overkant liggen de Duitsers nog. Velen van hen proberen de IJssel over te steken om alsnog te proberen de “Heimat” te bereiken. In de bevrijde gebieden probeert men weer orde op zaken Papenacker nr. 9; september 2001
Feest Natuurlijk is de bevrijding aanleiding om weer te feesten. Op de deel bij boer Aalbers komt de Spoolder jeugd vaak samen om te dansen op muziek van een accordeon. Voor het eerst sinds lange tijd komen de Nederlanders weer in aanraking komen met luxe artikelen als chocola, kauwgum en sigaretten. Een groep Canadezen bevindt zich in café “de Jonge Jan” in Spoolde, waar ook het kwartier van de B.S. is. Canadese militairen vieren ook daar volop feest en nodigen alleen vrouwen uit voor die feestavonden. Overigens blijven de Canadezen niet zo vreselijk lang. Nog geen maand later is ons land helemaal bevrijd en kan er echt aan de wederopbouw begonnen worden. Eerst nu kan de bevrijding uitbundig gevierd worden. Op vele plaatsen worden feesten georganiseerd, terwijl in optochten de vreugde en dankbaarheid op vele manieren geuit wordt. Ook Spooldenaren ontbreken daarbij niet.
48
Canadese voertuigen in de uiterwaarden van de IJssel bij Zwolle. Op de achtergrond de vernielde IJsselbrug
geschiedenis
Door de Russen bevrijd Spooldenaar Derk Nijmeyer zit op dat moment nog in Duitsland. Wel is hij intussen bij een andere boer terechtgekomen. In een plaatsje aan de Elbe, vlak bij Waldeck. De behandeling daar is aanmerkelijk beter dan op zín eerste adres. Ook nu weer brengt hij zijn dagen door met boerenwerk: voeren, mesten, melken en binnenhalen van stro. Er zijn daar ook een paar Polen te werk gesteld, maar die worden aanzienlijk minder goed behandeld. Zo krijgen ze minder goede dekens en moeten ze in een apart gebouwtje slapen. Nijmeyer krijgt niet de kans om met verlof naar Nederland te gaan, bang als ze zijn dat ook hij, zoals zo veel Nederlanders, niet van verlof terug komt. Als de Russen naderen om dit deel van Duitsland te bevrijden, vlucht de plaatselijke bevolking de bossen in. Nadat Derk van de Russische bevrijders eindelijk papieren gekregen heeft om terug te keren, verloopt de terugreis naar Nederland allesbehalve vlekkeloos. Af en toe verblijft hij in een Engels kamp, maar uiteindelijk komt hij op 20 september 1945 met de trein in Zwolle aan. Broodmager, hij weegt nog 150 pond. Plichtsgetrouw als
Papenacker nr. 9; september 2001
hij is, wil hij de volgende dag al weer aan het werk, maar dat vindt zín baas wat overdreven. Hij moet eerst maar eens een paar weken bijkomen. Daarna gaat hij weer aan de slag, net als zo veel Nederlanders. Er is veel werk te verzetten. De wederopbouw kan beginnen. Geraadpleegde bronnen: “Belevenissen van een Zwollenaar rond de oorlogstijd” door W. Groeneveld. “Bewogen jaren: Zwolle in de 2e Wereldoorlog" door Kees Ribbens. “Zwolle in oorlogstijd” door Paul Harmens. Gesprekken met Spooldenaren. Ik dank iedereen hartelijk voor de geleverde bijdrage. P.S.: Graag zou ik weten of er nog Spooldenaren zjin die mensen van de foto van de optocht herkennen of evt. zelf op de wagen hebben gezeten. (tel.4224952)
49
In gesprek met ..
In gesprek met ... “De Drie Zwaantjes” Vaak is ‘t een herberg, die de naam “de drie zwaantjes” opgeplakt krijgt. Als titel voor onderstaand verhaal is ze echter ook heel toepasselijk. Drie gezusters Van der Zwaan, geboren op de Spoolderenk. Hun meisjesnamen gaan nu schuil achter de namen Femmigje (Femmie) Rinzema, geboren op 24 oktober 1922, Jentje (Jenny) Slagter, geboren 13 november 1925 en Geertje (Gé) van Assen, geboren op 31 mei 1931. Alle drie zijn ze verknocht aan Spoolde en aan zingen. Samen zingen ze al meer dan 150 jaar bij “Zanglust”. De Spoolderenk Ze komen nog regelmatig bij elkaar in hun geboortehuis, Spoolderenkweg 12. Hun vader, Geerlig van der Zwaan gaat daar wonen, nadat hij op 14 februari 1918 getrouwd is met Femmigje Witteveen uit IJsselmuiden. Vader Geerlig zelf is opgegroeid in het huis ernaast, op Spoolderenk 10, waar nu de familie Rip woont. Het boerderijtje op Spoolderenkweg 12 is opgebouwd met bouwstenen van een door Geerlig opgekochte en afgebroken molen. Het gezin zal uiteindelijk 7 kinderen tellen, 6 dochters en een zoon. Eén dochter heeft maar enkele maanden geleefd. Twee dochters, Margje, Bertha en zoon Johan zijn inmiddels ook al overleden. De Spoolderenk is in hun ogen niet zo gek veel veranderd, tenminste als we de directe omgeving in ogenschouw nemen. Wat verder weg, waar nu de rioolzuivering is, had je vroeger ook een aantal boerderijtjes. De Enkweg begon in die tijd bij het Buurthuis, maar door de aanleg van het kanaal werd de doorgang afgesneden. De wegen in die tijd waren niet al te best, maar gelukkig zorgde de melkfabriek er eens per jaar voor, dat de weg verhard werd.
Gé, Femmie en Jenny
ven, dus is er altijd bijgewerkt. Dat betekent van tijd tot tijd ook werken bij projecten van de werkverschaffing en ‘s morgens al vroeg op pad met de fiets. Moeder Femmigje zorgt thuis voor de zaakjes en heeft met het groeiende gezin de handen meer dan vol. Als ze luiers te kort komt gaat ze naar haar zus die in Turnhout woont, daar waar nu de betonmortelcentrale is. Alle drie herinneren ze zich nog moeiteloos de diverse bewoners van de Turnhout in die dagen. Boerentimmerman Gait van den Berg, beter bekend als Gait Zakkien, Flierjans, Evenboer en niet te vergeten Bertus en Anne Riezebos, ook wel C en A genoemd (Cornelis en Anne). Opmerkelijk veel “spoorhazen” wonen er, zo genoemd omdat ze bij de spoorwegen werken. De oudste kinderen worden al gauw ingeschakeld om een handje te helpen. Als moeder thuis komt van een bezoek aan de stad, is de boel vaak al aan kant. Alles is dan schoon, tot en met het petroleumstel. Als het op een bepaald moment weer voorjaar wordt, moet ook jongste dochter Gé een helpende hand bieden. Ze moet met een emmer-
Vader Geerlig heeft dan wel een boerderijtje maar groot is de veestapel niet. Een paar koeien, wat kippen en een paard. Dat paard is nodig om met de wagen melk te kunnen uitventen in de stad, met name in de Vogelbuurt. Varkens komen aan het eind van de oorlogsjaren pas in beeld. Het boerenbedrijf levert onvoldoende op om van te lePapenacker nr. 10; maart 2002
50
In gesprek met ..
tje naar timmerman Gait van den Berg om een paar scheppen witkalk te halen, want het jaarlijkse witten staat weer op ‘t programma. De grote schoonmaak is in volle gang en vooral de bedstee moet grondig aangepakt worden. Alles moet naar buiten. Overtollige ruimte moet opgevuld worden met takkenbossen. Vervolgens strozakken, gevuld met kippenveren en dan nog een dikke peluw er bovenop. Geen wonder dat ze ‘s avonds een ladder nodig hebben om nog in bed te kunnen komen.
al een klus op zich; dwars door de weilanden tot bijna ter hoogte van de Zalker toren en dat drie weken lang. Het levert echter wel negen harde guldens per week op, geen gek bedrag voor die tijd. Gé wil ook graag mee, maar is nog te jong. Ze mag niet verder dan het hek; daar blijft ze schreeuwend achter. Vakantie vieren is er in die tijd nog niet bij. Wel gaan ze één keer per jaar op de fiets naar Heerde, naar de beschuitfabriek van Arke om de opgespaarde “Arke bonnen“ in te ruilen voor cadeau’s. Toch gaan ze soms ook met paard en wagen een dagje uit. Vader Geerlig heeft z’n wagen dan wat geschikt gemaakt voor personenvervoer. Eerst een aantal planken dwars over de wagen, daarop een kleed en dan: op naar het Vechterstrand. Het weer moet die dag niet zo mooi geweest zijn, want de foto die toen gemaakt is, schijnt boekdelen te spreken. “Met de iesmutse van Angorawolle op”, zitten ze die dag aan het water. Nee, zwemmen is niet populair. Misschien dat angst voor verdrinken in die tijd ook een rol speelt. Eens spelen ze op een zondagmiddag aan de kolk in Westenholte. Alleen hun benen bungelen wat in het water. Iemand van de familie die toevallig langs komt, raakt nogal opgewonden als hij dat ziet en roept: “wilt jullie verzoepen, wegwèzen allemaoale.” Zwemmen mag dan niet populair zijn, schaatsen is het einde. Ze leren het allemaal op de slootjes in de buurt. De allereerste schaatsoefeningen vinden achter de stoel plaats. Als ze wat groter zijn, gaan ze naar de vijvers op het Engelse Werk. Soms zijn daar wedstrijden. Gé wint daar zelfs een keer een rolletje drop. Spelletjes worden er in die tijd niet veel gedaan. Kaartspelen, ook wel duvelskaarten genoemd, is ten strengste verboden. Dominee-spelen mag wel. Op zaterdagavond wordt er een bijzonder spelletje gespeeld. Als vader Geerlig na het melk venten thuis komt, heeft hij pinda’s bij zich. Hoe verdeel je die. In het midden van de kring wordt een tafelmes rechtop vastgehouden. Het mes wordt losgelaten en de pinda’s gaan naar de gene, in wiens richting het mes valt. “As i’j pech hadden kreeg i’j niks!”
Naar school Alle drie gaan ze in Westenholte naar de lagere school. Lopend natuurlijk en dat is vooral in de zomer een heel eind, want dan moeten ze om de weilanden heen. In de winter als de koeien uit de wei zijn, wordt de oversteek naar school een stuk korter. Vooral meester Koen staat nog helder voor de geest. Een vreselijk aardige man maar hij kan geen orde houden en in z’n wanhoop roept hij dan vaak: “jullie zijn krengetjes.... jullie zijn kleine krengetjes.” Vaak moet de hele klas nablijven, net zo lang tot de dader van één of ander gevalletje zich gemeld heeft. Na schooltijd moet er thuis weer stevig aangepakt worden. Helpen met aardappels poten en mest aanreiken zodat vader kan doorspitten. Ook bij het melken worden ze al vroeg ingeschakeld. Bovendien zet moeder ze al tijdig aan het kousen stoppen. ‘s Zondags gaan ze naar de zondagschool in ‘t gebouwtje “Eben-Haëzer”, dat in die tijd nog niet verbouwd is. Met Kerst is er geen kerstboom, dat wordt in die tijd nog te veel als een heidens symbool gezien. Wel wordt er Kerstfeest gevierd met de zondagsschool. Sinterklaas wordt heel sober gevierd en staat vooral in het teken van nuttige geschenken, een schort of een paar handwarmers en soms iets van snoeperij. Vakantie Ook in de vakantie moet er stevig aangepakt worden. Op een bepaald moment levert dat zelfs geld op. Zo helpen Femmigje en de dan 12-jarige Jennie, boer Ruitenberg van de Vreugderijkerwaard met het melken van 40 koeien. Het is hooitijd en Ruitenberg wil zich daar een paar weken helemaal op richten. De weg naar het melkpad is Papenacker nr. 10; maart 2002
Dienen Als Femmie en Jennie 14 jaar zijn, zit de schoolperiode erop en gaan ze aan het werk. Soms voor hele, soms voor halve dagen. De ene keer een lange periode op één adres, maar ook wel 51
In gesprek met ..
bij verschillende “werkhuizen”. Ze hebben geen hekel aan dit werk, in tegendeel. Ook nu nog maken ze graag schoon en bij de jaarlijkse schoonmaak in het Buurthuis zijn ze dan ook nog steeds van de partij. Als Gé de lagere school verlaat, is de leerplicht intussen opgetrokken tot 16 jaar en dat betekent nog 2 jaar naar de Huishoudschool aan de Emmastraat. Daar leren ze het vak, onder andere het koken. Dat levert nog een smakelijke herinnering op. Mientje Jansen ook woonachtig in Spoolde en dochter van de “glazen haene”. moet op een dag soep koken. Hoofdbestanddeel wordt een aardappel, maar de aardappel die Mientje pakt is zo groot, dat de pan in één keer vol is. Verder kan er niks meer bij. Ja, koken is ook een vak. Na de huishoudschool, gaat ook Gé aan het werk. Vrijdags helpt ze op de veemarkt.
kan komen. Als de familie in Noordwijk eindelijk wil gaan zwemmen, is het badpak van Gé nergens te vinden: “Det ef die voele keerl edaon!” Aan de vrijerij Als de leeftijd daar is, komt het andere geslacht in beeld. Als Femmie op een keer bij haar nicht in Marknesse logeert om wat hulp te bieden in de kapperszaak, komt kappersknecht Jan Rinzema in het vizier. De kennismaking loopt uit op een huwelijk en dat heeft tot gevolg dat Femmie naar Marknesse vertrekt. Op een gegeven moment keert ze met Jan naar Zwolle terug, waar ze nog steeds woont. Haar man is twintig jaar geleden al overleden. Jenny ontmoet haar man op de dansvloer in Meppel. Dansen mag eigenlijk niet van thuis. Femmie heeft de eerste beginselen in het Katerveerhuis geleerd. Dat mag dan wel weer omdat het volksdansen genoemd wordt. Jenny ontduikt het verbod en trekt wekelijks naar Meppel. Daar ontmoet ze haar man, Geert Slagter. Vanwege de woningnood wonen ze eerst een poos in een kermiswagen op de Enk, om vervolgens voor een reeks van jaren neer te strijken aan de Meenteweg. Daar woont ze nu nog. Haar man is in 1994 overleden.
“Volk langs de deure” Dagelijkse boodschappen worden in die tijd nog aan huis bezorgd. Bakker De Jong, die z’n bakkerij in die tijd bij het Katerveer heeft, komt soms ‘s avonds om 11 uur nog langs. Maar “wat een lekker brood!” Het verhaal gaat, dat hij na het sluiten van z’n bakkerij, het recept nooit aan iemand anders doorgegeven heeft. Kruidenier Jan de Leeuw van de Spoolderbergweg komt met paard en wagen langs. Natuurlijk zijn er in die tijd ook allerlei andere handelslieden, die hun waar aan de man proberen te brengen. Op Spoolderenkweg 12 verschijnen ze echter niet zo vaak, omdat vader Van der Zwaan daar een ontiegelijke hekel aan heeft. Van horen zeggen heeft hij slechte ervaringen. Iemand in de familie heeft een corset aan de deur gekocht. Dat is op bestelling gegaan en daarvoor is een handtekening gezet. De betrokkene krijgt spijt van haar contract en probeert er onderuit te komen. Dat lukt echter niet. Voor vader Geerlig een reden om tegen z’n dochter Gé te zeggen: ”As i’j es zo’n ding neudig bint, dan gao i’j mar naor ‘t Greune Kruus.” En dan is er ook nog de “voele gasterd”, die regelmatig langs komt met soms zeer oneerbare voorstellen naar de dochters toe. Hij wordt er ook van verdacht het badpak van Gé gestolen te hebben. In de vijftiger jaren gaan ze eindelijk een keer met z’n allen op vakantie, naar Noordwijk, voor tachtig gulden. De koffer is al gepakt en staat achter op de deel, een plek waar eigenlijk iedereen zo maar Papenacker nr. 10; maart 2002
De jongste van de drie gaat gewoon naar dansles. Niet dat dàt mag, maar ze plakt de dansles gewoon achter de catechesatieles aan. Bij Wijnberg aan de veemarkt worden zo de eerste beginselen geleerd. Ze komt dan wel wat later thuis, maar daar is wel een mouw aan te passen. In die tijd is er nog wel eens sprake van een lekke band. Gé raakt via koppelaarster Femmie aan de man. Zij helpt op een gegeven moment in de huishouding bij de familie Van Assen uit Dieze. “D’r löp door een keerltje rond, dät is net wat veur onze Gé”, denkt ze. Zo leert Gé Hendrik Jan van Assen kennen, trouwt met hem om uiteindelijk in het ouderlijk huis neer te strijken, inmiddels te midden van kinderen en kleinkinderen. “De zang” Al heel wat jaren speelt het zingen bij “Zanglust” uit Spoolde een toonaangevende rol in het leven van de drie gezusters. Jenny is onlangs nog gehuldigd vanwege het 60-jaar lid zijn. Ook de ande52
In gesprek met ..
ren zijn al meer dan 50 jaar lid. Hoewel Femmie de oudste is, is zij niet het langst lid. Dat heeft met haar verblijf in Marknesse te maken. Jenny is begonnen bij het Jeugdkoor uit Spoolde, dat dan onder de bezielende leiding van Nijmeyer staat. Wekelijks wordt er in het Buurthuis gezongen en één keer per jaar worden er allerlei toneelstukjes opgevoerd. Gé mag niet naar het jeugdkoor. Moeder houdt haar jongste dochter het liefst zo lang mogelijk thuis, maar na flink aandringen van een aantal vriendinnen mag het toch. Op zestienjarige leeftijd mogen ze naar het grote koor, dat op vrijdagavond oefent. Echt een uitje, want veel is er in die tijd in Spoolde verder niet te doen. Dat uitje geldt ook voor de meisjes die in de huishouding werken op de Veerallee. Eindelijk een avond vrij en heel wat dienstmeisjes worden lid van het zangkoor in Spoolde. Zo wordt het een groot koor, maar ook één met grote kwaliteiten, want op menig concours wordt een prijs weggesleept. De gezelligheid wordt ook niet uit het oog verloren. Jaarlijks wordt er een uitstapje gemaakt. Soms op de fiets naar Nunspeet, pootje baden in het IJssel-
meer, maar ook wel eens op de fiets naar de stuw in de Vecht, bij Dalfsen. Daar kan lekker gezwommen worden, tenminste als je een zwembroek bij je hebt. Vloedgraven heeft er helaas geen. Geen nood, z’n zuster woont vlak in de buurt en even later komt hij terug met een onderbroek van z’n zuster, eentje met elastiek in de pijpen. Zo kan hij toch nog het water in. Alleen, als die grote broek zich dan met water vult, is het net of er een ballon drijft. Dat vergroot de feestvreugde. Niettemin blijft het zingen een serieuze zaak. Tegenwoordig wordt op maandagavond gezongen. Hoewel de laatste jaren de nodige aanslagen op hun gezondheid zijn gepleegd, zijn ze nog niet uitgezongen. Dat hun stemmen nog lang mogen klinken. Naschrift: Inmiddels zijn Jenny in 2004 en Femmie, in 2005 overleden. “Zanglust” is in 2005 opgeheven omdat er te weinig aanwas van nieuwe leden was.
V.l.n.r. Janny, Margje, Gé, Johan, Bertha en Femmie Papenacker nr. 10; maart 2002
53
Nieuwjaarsreceptie
Ni’jaorswens - bijdrage van Hanneke van Vilsteren en Pier Karenbeld
>: #: >: #: >: #: >: #: >: #: >: #: >: #: >: #: >:
(Uitgesproken op de Nieuwjaarsreceptie 2002 in het Buurthuis door Hanneke van Vilsteren en Pier Karenbeld) #: >: #: >: #: >: #: >: #: >: #: >: #: >: #: >: #:
Al weer een jaoar veurbi’j, waor blif de tied. Jao zeg det wel en danderbie, wie bint de gulden kwiet. Ja foi toch det is wat met det nieje geld, Mar ‘t went wel vlugge det hebt ze mi’j veurspeld. Det kan dan allemaol wel zo wèzen, veurlopig kan ik d’r nog niet met schrieven en mee lèzen. De Euro hef de toekomst zeg mien zwaoger Bartje. Det za we, mar mien harte giet nog uut naor ‘t dubbeltien en ‘t kwärtien. ‘t is de moderne tied, det köj toch niet veurkommen. Zo is ‘t mar net, ik haole op met brom- men. Ja wie gaot aover töt de orde van de dag Wat bin ik bli’j det ik hier wèzen mag en dan d’r bi’j met zovölle mensen bi’j mekare: zo’n Buurthuus is toch wel je ware. Wie d’r niet is die valt gewoonweg uut de toon. Weet ie wel det ze det elke wèke doon. Wis en waratje det dootze op donderdag, daor weet ik alles van. En heel wat keren gao ik d’r ok op an. Ja, a’k oe daorover vertelle, dan kump e terugge met een krokette of een frikan- delle Jao, ik gao deur altied graag naor toe, mar volgens mien mutten wi’j noe ‘t jaor wat verder gaon bekieken. Jao d’r was meer, det zal wel blieken: Wat een ellende gaf toch det gehannes met die MKZ. Jao wat een spanning wied en zied, de boeren raakten alles kwiet, de kalv’ren koeien en de schaopen. De kind’ren konden niet meer slaopen ‘t was op de t.v , ‘t stond in de krante. De ellende an de aoverkante en ‘t kwam alsmaar dichterbi’j.
Papenacker nr. 10; maart 2002
en angst op menig boerderi’j. Iej kent de afloop, ‘t bleef uut, Ja eindelijk weer een goed geluud de biesten kwammen uut de stallen. en ‘t Spoolder feest kon weer gaon knallen. Zij deden weer verscheidene dingen A’j goed keken zag ie Spoolde swingen. de olden, jonge meiden, vente en det allemaol in die grote tente. ok veur de kinderen was ter wat, Dit keer niet bûten, ‘t was te nat. Nee buten spöllen was ter niet bi’j maar in de toekomst kriege wi’j een spöltuin, hebt ze mien verteld. Daor hebt ze wat veur af ebeld. Jao goed werk van Hetty Joyce en Ester Verdeende loon ten langen leste. Mar ‘t zit nog niet helemaole in de knippe Zie zit as ‘t ware op de wippe. Foi keerl wat heij det mooi ezegd: in Spoolde köj toch goed terecht. Det mag dan waor wèn, a-j mar wel weet, det Spoolde wel veranderen geet. Ja ik heurden laatst nog ‘t verhaal van een ni’je weg aover ‘t kanaal; veur heel wat mensen is det rot umdet ze now verhuzen mot. luusterd now is, dan könt ze fijn gaon wonen op ‘t ZAC-terrein. O dach ie det, wat bin ie een oen, zo’n huus kost meer dan een miljoen. Waor doet ze ‘t van, is ‘t wel verdiend? Nee zie hebt ‘t bie de banke eliend. Wat zol ‘t ok waor bemeui ik mi’j met as ze hun zinnen op Spoolde hebt ezet. Zie vindt ‘t hier fantastisch wonen, zo komt wie an onze allochtonen. Zo kriege wie straks weer old en ni’j. Ja as ik ‘t allemaole zo bezie, bint die van hier en die van daor tesaam in ‘ t Buurthuus volgend jaor. As det zol können beste man, dan brèèkt d’r mooie tieden an.
#en>: Hoe ‘t ok uutpakt beste mensen: Veur now en straks: de beste wensen
54
Fotopagina
Papier hier
P.A.Pier
Marijn van Dop, Pim ten Klooster, Jeroen Wildeman, Gerben Wevers, Jeroen van Leusen, Gerwin van de Kolk, Mark van de Kolk, Wiebe Buter, Raymon Flierjans en Thijs Ooster-laar. Wie klaagde ook al weer over de jeugd?!
Toen na de oorlog het verenigingsleven weer op gang kwam, moest men al gauw op zoek naar extra inkomsten. Oud-papier acties zijn dan ook in Spoolde al vroeg op touw gezet. De initiatiefnemers uit de beginperiode, de gebroeders Zwakenberg en Bredewold zijn inmiddels al overleden, maar het werk is doorgegaan. Aanvankelijk werd het met paard en wagen opgehaalde papier afgevoerd naar het hoveniersbedrijf van De Groot aan de Beukenallee, daar waar nu het verkeersplein ligt. Later ging men op zaterdag met een trekker door het dorp en werd de oogst ‘s maandags afgeleverd bij Kan en Denneboom aan de van Karnebeeklaan, opkopers van oud papier. De opbrengst ging naar het Buurthuis en soms naar een specifiek doel. De opbrengst schommelde nogal eens. Recordprijs schijnt die van 17½ cent te zijn geweest. Dieptepunt was een prijs van 3 cent. Toen gingen er ook stemmen op om er mee te stoppen; ook elders doken deze gedachten op. Gelukkig onderkende de gemeente het belang van de inzamelacties en stelde een garantieprijs in van 8 cent.
O ja, het is wel zaak de pakketten niet te groot en te zwaar te maken, dat tilt wat makkelijker. Maar dat was al bekend.
Huidige coördinator is Herman van Assen, die met zijn team 5 keer per jaar inzamelt. Via het drukwerk van Gerrit Oosterlaar worden de Spooldenaren van de inzamelactie op de hoogte gebracht. Ab Fidder, Jan van de Brink, Mart van de Kolk en Arie Borst zorgen in hun wijk voor de verspreiding van de aankondiging. Op de bewuste woensdagen kunnen we op straat duidelijk zien, dat het in een behoefte voorziet, want wie wil er niet graag van z’n overdadige hoeveelheid papier af. Met de stijging van de welvaart is het aantal kilo’s ook toegenomen. Tegenwoordig wordt er per keer zo’n 10 ton opgehaald. Dat gebeurt in 3 ploegen. Naast het rayon van Herman van Assen is er nog de Zalkerveerdijk o.l.v. Herman Veldkamp, geassisteerd door zonen Arjan en Herman, terwijl Hendrik Jan van Assen samen met dochter Engelien het papier van de Spoolderenk ophaalt. Steeds lukt het weer moeiteloos om vrijwilligers voor dit werk te vinden en het mooie is, dat er vooral veel jeugdige ophalers zijn: Papenacker nr. 10; maart 2002
55
....Opdat wij niet vergeten hij alsnog neergeschoten. Na voltooiing van de executie werden de gaten met plaggen en zand toegedekt.
In de artikelenserie over de oorlogsjaren in Spoolde werd melding gemaakt van een lugubere vondst in het “Engelse Werk”. Gravers die door de Duitsers waren ingezet voor het maken van de IJssellinie stuitten in begin van 1945 op zes lijken.
Eindelijk een gedenkteken Na de oorlog werden ze allen herbegraven, maar een teken ter nagedachtenis in het Engelse Werk, was er nog steeds niet. Het leek oud- Spooldenaar, de heer Wolter Groeneveld gepast, dat ook deze slachtoffers een gedenkteken zouden krijgen. Jarenlang ijverde hij hiervoor en uiteindelijk was het zo ver. Op 4 0ktober 2001 werd er in het Engelse Werk een monument onthuld ter nagedachtenis aan de zes slachtoffers. Nabestaanden waren daarbij ook aanwezig, evenals leerlingen van de naburige school voor speciaal onderwijs, “de Brug”. De school heeft het monument, dat op het grasveld vlak bij de kruittunnel is geplaatst, geadopteerd. Een mooi gebaar en een behoorlijke garantie dat ook nieuwe generaties op de hoogte blijven van de samenhang tussen oorlog en gruweldaden.
Een gruwelijke moordpartij Later werd pas bekend, dat zij het slachtoffer waren geweest van een ordinaire moordpartij. De Duitsers waren na de invasie van de geallieerden behoorlijk in paniek geraakt en na “Dolle Dinsdag”, toen de geallieerden Nederland zeer snel leken te veroveren, werd de onrust nog groter. Er volgden razzia’s om voldoende werkers te kunnen inschakelen voor het voltooien van de verdedigingswerken. Tal van landgenoten doken onder. Zo ook Cornelis Bakker en Jacob Koorn uit Texel, alsmede Albert Brouwer uit Meppel. Ze werden echter in Oldebroek ontdekt en als werkweigeraars ingerekend. Vlak in de buurt zat ook het Joodse echtpaar Alfred en Eva Schnell ondergedoken. Zij waren, na eerst op diverse andere adressen vertoefd te hebben in huis bij de weduwe Hendrikje Blauw en haar ongetrouwde zoon Jan. Waarschijnlijk door verraad werden ze ontdekt en op transport gesteld naar Zwolle. Zoon Jan Blauw moest met paard en wagen het echtpaar naar Zwolle vervoeren en tegelijkertijd de eerder genoemde werkweigeraars meenemen. Alle vijf werden ze opgesloten bij de Potgietersingel. Daar kwam ook de ondergedoken Amsterdamse Jood Hans Marinus Koopal bij, die tijdens een razzia in Haerst door de “Grune Polizei” werd opgepakt. In die tijd was een zekere Erich Luttikhuis het hoofd van de “Sicherheitspolizei”. Het is niet helemaal zeker wat deze man bewogen heeft om de zes gearresteerden op 3 oktober om te laten brengen, maar men neemt aan dat het wraak was, omdat een dag eerder een aantal mensen met behulp van een verzetsgroep uit de Zwolse gevangenis was bevrijd. Nog diezelfde avond, om kwart over elf moesten de zes te voet en onder strenge bewaking naar het Engelse Werk. Met de meegenomen schoppen moesten ze eenmaal op de plaats van bestemming aangekomen hun eigen graf graven. Daarna werden ze één voor één neergeschoten. Toen bij één van de executies ‘t geweer niet afging, meende Koopal dat hij kon vluchten, maar in z’n vlucht werd Papenacker nr. 10; maart 2002
56
geschiedenis
De Zalkerveerweg Wie een kadastrale kaart uit het begin van de 19e eeuw bekijkt van het gebied langs de Zalkerveerweg zal daar geen huis aantreffen. Wel wemelt het van stukjes land die onder diverse benamingen, zogeheten veldnamen, voorkomen. Veel van die namen leven vnl. bij de oudere Spooldenaren nog in de herinnering voort. Zo doet het huidige Trompetterspad ons nog denken aan het voormalige Trompettersland, maar ook benamingen als Breekamp, Kruisakkers, Deventerland en Kloosterkamp zullen velen niet onbekend in de oren klinken. Vanwaar die naam? Ook al waren er nog geen huizen, de Zalkerveerweg was er al wel of liever gezegd de weg naar het Zalkerveer, want als zodanig staat het op de kadastrale kaart uit die tijd aangegeven. Dat Zalkerveer moeten we niet verwarren met het huidige fietsveer bij Veecaten. Hier wordt bedoeld het veer naar Zalk, dat een eindje terug, richting Spoolde, ongeveer ter hoogte van de boerderij van Noordman aan de Zalkerdijk lag. De naam Oude Veerweg bestaat nog: het is een weggetje dat door de huidige Vreugderijkerswaard, richting IJssel loopt. Het was het belangrijkste veer bij Zalk. Hier werd ook het vee overgezet, op weg naar de wekelijkse veemarkt in Zwolle. Ook Spooldenaar Van de Brink, die toen nog in Zalk woonde, maakte dikwijls gebruik van dit veer als hij “met de geite naor de bok” moest in Westenholte.
Fragment van een veldnamenkaart
Dat er niet gewoond werd was niet zo onbegrijpelijk want het was een gebied dat regelmatig last had van hoog water. Het gebied achter de Zalkerveerweg is enerzijds een voortzetting van de Spoolderenk maar voor een groot deel behoort het ook tot de polder benoorden de Willemsvaart. Eén van de families die er al lange tijd gewoond heeft, is de familie Van Weeghel. De grootvader van Anton kwam er te wonen in het begin van de 20e eeuw. Hij was niet de eerste eigenaar. Kenmerkend was dat het huis op een terp gebouwd was. Heel begrijpelijk, want daarmee had je een redelijke kans om droge voeten te houden. Volgens Anton en hij heeft het vooral van horen zeggen, hebben de omstandigheden er in die tijd niet om gelogen. In het najaar werden er bonenstokken naast de weg
Wateroverlast Het is geen toeval dat de Zalkerveerweg zo’n grillig verloop kent. Het weggetje geeft precies aan waar de grond het langst droog bleef, grote delen van het jaar was het gebied soms onbegaanbaar. De diverse perceeltjes grond kenden diverse eigenaren, eigenaren van buiten Spoolde maar ook Spooldenaren, die in die tijd voornamelijk langs de Meenteweg en de huidige Nilantsweg woonden. Papenacker nr. 11; okober 2002
57
geschiedenis
gezet, zodat bij hoog water de weg gevonden kon worden. Het schijnt zelfs een gebied geweest te zijn waar wilde zwijnen rondliepen. De naam Varkensland herinnert ons nog aan dit verschijnsel. Ook stropers waren in die tijd druk in de weer en bewoners gaven in die tijd meermalen blijk van een behoorlijk stuk solidariteit met de stropers. De marechaussee maakte vaak jacht op hen, maar als de thuisblijvers de dienders zagen aankomen waarschuwden ze de stropers in het veld door enkele keren in de lucht te schieten. De drassige omgeving had uiteraard te maken met de slechte waterbeheersing in die tijd. Spoolde had het altijd moeten hebben van een natuurlijke waterlozing, maar toen in 1924 bij Frankhuis een nieuw stoomgemaal gerealiseerd werd, kreeg men de wateroverlast steeds beter onder controle en kon er steeds meer cultuurgrond in kaart gebracht worden. De benaming “Nieuwe Land” doet vermoeden dat we met zo’n nieuw stukje cultuurland te maken hebben en het is geen toeval dat één van de huizen, Zalkerveerweg 4 dan ook het Ni’je land heet. Het schijnt zelfs zo geweest te zijn dat de Zalkerveerweg ooit Nieuwlandswegje heeft geheten, niet te verwarren met de Nilantsweg, want die is vernoemd naar Lucas Nilant, die ooit markerichter van Spoolde was.
door en wanneer het tussen de mensen niet klikte kon men elkaar het leven behoorlijk zuur maken. Vroeger liep er bij Kloekke (Zalkerveerweg 5) een weggetje door de tuin, een eigen weggetje waar vooral in de winter moeilijk door te komen was. Voor de bakker en andere leveranciers was dat lastig, maar gelukkig leverde de melkrijder sintels om het weggetje begaanbaar te maken. Het oudste huis Ook al hebben we het over een moeilijk te bewonen gebied, het eerste huis, dateert niettemin uit 1843 en staat er nog steeds, Zalkerveerweg 7. Ook nu weer is duidelijk te zien dat het op een verhoging gebouwd is. Vele generaties lang is het bewoond geweest door de familie Van den Berg. Dank zij mevrouw Marie van der Sluis- Van den Berg komen er nog wat gegevens boven tafel. Zo herinnert ze zich nog dat ze als 4-jarig meisje (1926) in Westenholte moest slapen omdat er vanwege zeer hoge waterstand een dijkdoorbraak dreigde. Het was het beruchte jaar van de dijkdoorbraak in Zalk, weliswaar aan de overkant, maar er dreigde ook gevaar aan de Zwolse kant. Ook de twijgweerden kan ze zich nog goed herinneren. Hoe de familie O. de Leeuw (van de landbouwmachines) daar ‘s winters het riet liet snijden en geleidelijk aan de grond in cultuur bracht om er in de dertiger jaren een woning te laten zetten (Zalkerveerweg 2), waar nu de familie Kamerman woont. Alle eigenaren van bovengenoemd huis hebben Jacob van den Brink hebben geheten, te beginnen met overgrootvader. Hij kwam er te wonen, toen hij twee jaar oud was. Het was een boerenbedrijf met voornamelijk melkvee maar met daarnaast ook wel wat akkerbouw. Het huis is gebouwd op de Kloos-
Agrarisch Na de oorlog brachten ruilverkaveling en verbeterde watergangen een aanmerkelijke verbetering in de situatie. In de oorlog was het nog wel eens mis geweest omdat het gemaal een aantal keren stil gelegd werd. ‘s Winters had je dan ook veel ondergelopen land. Dat werd ijs als het stevig ging vriezen en in de oorlogsjaren was dat nog al eens het geval. Heel wat bewoners uit de omgeving hebben hier hun eerste stappen op het ijs gezet. Langs de weg stonden voornamelijk kleine boerderijtjes. De bewoners konden allemaal in hun levensonderhoud voorzien. Er werden vooral aardappels verbouwd. De kwaliteit werd geprezen. Verder waren er veel bongerds. Hoogstammige fruitbomen waren een vast onderdeel van de omgeving. Natuurlijk had je in zo’n buurtschap veel met elkaar te maken en was burenhulp niet ongebruikelijk. Niettemin waren er van tijd tot tijd ook vetes, die meestal te maken hadden met uitwegen en het recht van overpad. Vaak moest je dan tussen huis en schuur van iemand Papenacker nr. 11; okober 2002
Zalkerveerweg 7, het oudste huis
58
geschiedenis
terkamp en heeft nog steeds dezelfde voorgevel; de zij- en achtermuur zijn in de loop der jaren vervangen. Voor de rest zijn er wel de nodige verbouwingen geweest, onder andere om inwoning voor vader mogelijk te maken.
“Lure” om nog wat gezellig met elkaar te kletsen ..... mannen en vrouwen gescheiden. Bij Hendrik en Derkie De kinderen Veldkamp hebben nog goede herinneringen aan het even verder aan de overkant gelegen huisje van Hendrik en Derkie Brouwer; Willem Niemeyer woonde er bij in. Het boerderijtje is er niet meer, maar het staat zoon Herman nog helder voor de geest: “Het was een ouderwets huisje, laag in het dak met een waterpomp vlak bij de deur. Op de vloer lagen plavuizen, niet in cement maar los in het zand. Er was een heel smal keukentje en ook waren er nog bedsteden. Er stond een kachel in het midden met een ouderwetse schouw. Naast die schouw een tegeltjestafereel met aan de ene kant een poes en aan de andere kant een hond. Aan de ene kant van de schouw zat Willem en aan de andere kant Hendrik. Recht tegenover tegen de muur, stond een stel stoelen naast elkaar, voor het bezoek. Dat bezoek had het goed, op de schouw stond altijd een doos sigaren en de jenever kon er rijkelijk vloeien."
Zalkerveerweg 8 Op dit adres woont al jaren lang de familie Veldkamp. In het begin van de 20e eeuw liet grootvader Veldkamp het huis zetten, nadat hij eerst op de Spoolderenk had gewoond, vlak tegen de dijk. Zoon Jan Willem trouwde in 1940 met Hendrikje Sluiter en bij de nu bijna 90-jarige mevrouw Veldkamp* komen nog diverse herinneringen naar boven. De weg bij het huis heette de Nieuwlandsweg. Het was een grindweg waar je soms met moeite een spoortje kon vinden. Vaak vlogen de stenen je om de oren. Ze hadden een gemengd bedrijf met 13 koeien, een paar varkens, wat kippen en schapen. Natuurlijk ontbrak ook hier de bongerd niet. Helaas stierf haar man al op 48 jarige leeftijd en bleef zij met twee dochters en vier zonen achter. Niet alleen wateroverlast kon parten spelen, ook sneeuw zorgde soms voor grote problemen zoals in 1963 toen er bergen sneeuw lagen. Bakker Ter Steege uit Westenholte bond in die dagen zijn broodmand op een ladder vast en trok deze door de sneeuw voort. De klanten moesten ten slotte toch brood hebben. De winters waren soms zo streng dat de IJssel dichtgevroren was. Zo kon ze eenmaal te voet over het ijs naar de overkant In moeilijke tijden haalden ze water uit de sloot. Melkrijder Zwakenberg bracht ook vaak water mee voor de was, omdat het pompwater vaak te “gasterig” was. Het eten werd dagelijks op het fornuis gekookt, maar het koken van de was gebeurde in de fornuuspot. En dan natuurlijk het jaarlijkse slachten op de dèèle. Dat was opa z’n taak die dan met een grote hamer kwam om het vonnis te voltrekken. Al gauw daarna hing het varken aan de ladder en kon er gewerkt worden aan het maken van bloedworst, balkenbrij en kaantjes. Feesten vonden doorgaans bij huis plaats, vaak op de dèèle en de zelfgemaakte brandewijn op zwarte bessen ontbrak dan meestal ook niet. ‘s Zondags ging het op de brommer naar het kerkje in Spoolde. Vrouw Veldkamp kwam altijd op het nippertje, waardoor het gezegde ontstond: ”as Vrouw Veldkamp d’r is, kan de dienst beginnen.” Na afloop gingen ze dan nog even door naar de familie op de Papenacker nr. 11; okober 2002
Nog steeds slingert de Zalkerveerweg zich als een riviertje door het Spoolder landschap. Bij sneeuwval oogt het weggetje als de ideale Kerstkaart. De dreiging van een nieuw aan te leggen Bandweg is nog nooit helemaal weggenomen. Zo’n weg zou alle charme van het landschap wegnemen. Dat mag nooit gebeuren. Het is een weg met historie, maar vooral ook een weg om hier en nu van te (blijven) genieten. * Mevrouw Veldkamp is op 16.01.2007 overleden.
59
Jan Willem Veldkamp op de slepkoare
geschiedenis
Katerveer Lofzang op het Katerveer De kinderziekten van de passantenhaven “Katerveer” zijn duidelijk voorbij. De idyllisch gelegen haven mag zich in een stijgende belangstelling verheugen. Moest er in de beginfase nog gewerkt worden met lokkertjes als drie dagen gratis liggen, nu weet men en vaak bij herhaling de nieuwe aanlegplek steeds makkelijker te vinden. In het 7e seizoen (2002) zijn er al 591 overnachtingen, 150 meer dan vorig jaar. Met een groot aantal werkers wordt de sluis bediend. Eén van die werkers is Zwollenaar Herman de Boer. Het is geen toeval dat hij bij de Katerveersluis werkzaam is. Op een sleepboot heeft Herman het varen door de toen nog voor het vrachtverkeer functionerende Katerveersluis aan den lijve meegemaakt. Heel kort, slechts één jaar, maar dat wel zo intensief dat hij zich het één en ander nog goed kan herinneren. Van 1958 tot 1959 was hij werkzaam op “de Neeltje” van Zwollenaar Arie Veldman. Met de sleepboot ging het richting Ruhrgebied om kolen te halen en die dan uiteindelijk te bezorgen bij de oude IJsselcentrale, vlak bij het Almelo’s kanaal. Hij was een soort manusje van alles op het schip. Hij gooide de trossen los, werkte in de machineka-
Papenacker nr. 11; okober 2002
mer, zorgde ervoor dat alles doorgesmeerd werd, stond van tijd tot tijd aan het roer en assisteerde bij het aan- en afmeren. Geen wonder dat het passeren van de Katerveersluis nog helder voor de geest staat. Je had in die tijd nog de bakkerij van De Jong vlak bij de sluis en even verder aan de Oude Veerweg kruidenier Ter Molen die ook nog een klein cafeetje had. De bedrijvigheid op het water was groot, heel veel beroepsvaart. Grote en kleine schepen, die allemaal op hun beurt moesten wachten. Ook de beurtschipper kwam regelmatig in- en uitvaren en loste z’n vracht binnen de kleine sluiskolk. En dan had je natuurlijk nog de nachtboot naar Amsterdam.
60
geschiedenis
De Willemsvaart De Willemsvaart was in 1819 geopend, maar heeft in de loop van de tijd nogal wat aanpassingen ondergaan om gelijke tred te kunnen houden met de ontwikkelingen in de scheepvaart. Aanvankelijk had de Willemsvaart maar één sluis, de kleine sluis, maar de grotere schepen vroegen al snel om een nieuwe sluis, de grote sluis, die vooral breder was. Het was er druk en soms lag je wel een halve dag op de IJssel te wachten, voordat je de sluis binnen kon. Vanuit Zwolle was het vaak een kwestie van file varen. In een lange rij lag men langs de Oude Veerweg, soms bijna tot aan het huidige Ecodrome toe, op z’n beurt te wachten. Tussen 1930 en 1940 hebben ongeveer 34.000 schepen de sluis gepasseerd. Daar waren heel wat sluiswachters voor nodig, want elke keer waren er twee boven en twee beneden in de weer om de doorgang af te handelen. Voor de sluiswachters waren woningen gebouwd op de kop van de sluis. De vaarweg naar Zwolle was overigens geen ideale, want smalle bruggetjes, vooral de veeverladingsbrug in Zwolle en de bocht bij de Spoolderbergweg maakten vlot doorvaren onmogelijk. Geen wonder dat de Willemsvaart mede door de steeds groter wordende boten op den duur niet meer aan de eisen van de tijd kon voldoen. Het hield op als doorvaartroute te bestaan, toen in 1964 het Zwolle IJsselkanaal geopend werd.
loze fietsers, wandelaars, maar ook automobilisten graag even pauzeren. En dan de trouwlustigen niet te vergeten. Heel wat bruidsparen kiezen deze plek uit als decor voor hun bruidsfoto en gelijk hebben ze. Heeft de grote sluis een functie gekregen in de waterhuishouding, de kleine sluis heeft z’n functie als schutsluis behouden, maar nu voor de pleziervaart, want door de nieuwe Passantenhaven is de doorgang weer in ere hersteld. Het schutten is een schouwspel, dat vele enthousiaste nieuwsgierigen trekt, wellicht ook door het feit dat de deuren nog met de hand bediend worden. De enige concessie die gedaan wordt aan de moderne techniek is dat gebruik gemaakt van een boormachine om de loodzware deuren te kunnen bedienen. Met drie man per dag wordt er voor gezorgd dat de recreant, veilig en wel de Passantenhaven kan bereiken en verlaten. De gemeente Zwolle, op de hoogte van diens vaarverleden, vroeg Herman de Boer of hij ook sluismeester wilde zijn bij het Katerveer en hij aarzelde geen moment. Het is genieten geblazen. Klaas Steenbergen is de andere sluismeester en samen met de medewerkers van Stad en Werk maken ze er iets moois van. Dat wordt verder in het verhaal volop duidelijk. Feest der herkenning Bij het passeren van de schepen schieten de herinneringen soms omhoog. Zo zag hij tot z’n stomme verbazing de tot jacht omgebouwde patrouilleboot van Rijkswaterstaat passeren. Hij herkende de boot meteen, ook al vanwege z’n blauwe kleur, de kleur van destijds. Er zijn meer boten die het verleden met zich meedragen. Zo komen er mensen voorbij, die destijds als beroepsvaarder vele keren de sluis passeerden en in het gastenboek duidelijk blijk geven van hun herkenning: “38 jaar geleden zijn we met een tankschip al eens in deze sluis geschut. Toen we hoorden dat de Katerveersluis weer open was wilden we weer eens gaan kijken. We vielen van de ene verbazing in de andere; de prettige ontvangst van de sluismeesters en de schitterende ligging van de passantenhaven.”
Nieuwe bestemming Nu de Willemsvaart niet langer vaarroute was, kwam de verloedering al gauw in zicht en na verloop van tijd ging men nadenken over andere bestemmingen. In 1974 kwam waterschap Salland met het verzoek om de grote sluis te mogen afdammen. Deze was in slechte staat en als waterkering had het weinig functie meer. Wel was er behoefte aan een gemaal om mede door de nieuwbouw in ZwolleZuid, sneller water te kunnen afvoeren. Met Monumentenzorg en de vereniging Heemschut werd hevig touwgetrokken om een goed evenwicht te vinden tussen de sluizen als monument en de functionaliteit van het gemaal. In 1996 was het zover. En het dient gezegd: het resultaat mag er zijn. De Katerveersluizen zijn een trekpleister van jewelste. Een plek waar talPapenacker nr. 11; okober 2002
“Eindelijk kon ons varend monument mstb “Droogdok III “ weer terugkeren naar de plek waar het 61
geschiedenis
zoveel jaren aken en pramen door dit sluisje heeft getrokken.”
Toen wij uit Deventer vertrokken, de IJssel af wat ons bekoort Toen hadden wij van Katerveersluis en haven wel eens wat gehoord Maar nu we hier zijn aangekomen, met heel veel hulp en vriendelijk woord Ligplaats genomen in de haven, liggen wij prachtig ongestoord.
Na 53 jaar terug in de sluis van het Katerveer, toen voor je brood met het motortjalkje “Drie Gebroeders”, nu voor je plezier met de motorkruiser “Morgenster”; heel mooi sluizencomplex, behulpzame en plezierige havenmeester en daarbij schitterend weer, dan is het heerlijk toeven om en bij het water van Katerveer.”
Dit is een haven om te blijven, maar spoedig varen wij weer voort en zullen zeker er van schrijven en komen weer naar Katerveer. ( wijze:” vrij naar “ketelbinkie” of “toen wij uit Rotterdam vertrokken”)
Sommigen komen er zelf voor de eerste keer, maar met een schip, een Hasselter aak uit 1903, die zeker vaker gepasseerd is. Soms is de passant de kleinzoon van een schipper die ooit verhalen vertelde over de Katerveersluis.
Bij de vele loftuitingen op het Katerveer klinkt ook steeds door de bijzondere hartelijke wijze waarop het bedienend personeel de mensen door de sluis loodst. Daar waar nodig wordt extra hulp geboden. Kortom zij bepalen mede een aangenaam verblijf in een uniek stukje Nederland.
Nostalgie Maar ook de mensen die nooit eerder bij de Katerveersluizen zijn geweest worden aangenaam verrast bij het binnenvaren van de sluis en kunnen niet nalaten de opkomende nostalgische gevoelens aan het gastenboek toe te vertrouwen:
Naschrift: Tegenwoordig is de situatie rond de passantenhaven heel wat minder rooskleurig. Door het afschaffen van de Melkertbanen is de personele bezetting minimaal en wordt de haven heel wat minder bezocht dan in bovenomschreven seizoen.
“We komen in een andere tijd terecht, vervreemding alom. De dingen kloppen niet meer. We zijn immers met een schip uit de twintigste eeuw? We laten de tijd de tijd en genieten van de sfeer in deze schitterend onderhouden passantenhaven.” Ook Duitsers prijzen de “idyllisch gelegene Hafen mit gut gepflegten Anlagen” en karakteriseren het als een “Ort zum Wohlfuhlen.” Een alles omvattende indruk krijgen we misschien wel met de woorden van Bram en Jannie Bochove die vanaf het ms. “Thales” het volgende schrijven: “Je gelooft je ogen niet als de sluisdeur opengaat het authentieke, nog met de hand bedienen van sluis deuren en bruggen is ongelooflijk mooi. Het “schutten" naar de gastensteiger van Zwolle is zeer de moeite waard. De vriendelijkheid en behulpzaamheid staan hoog in het vaandel van de vakkundige sluismeester en zijn helpers.” De belevingen worden zelfs in dichtvorm weergegeven: Papenacker nr. 11; okober 2002
De passantenhaven
62
in memoriam
In memoriam Frits Esselink in de bres want een zeker rechtvaardigheidsgevoel is bij hem van begin af aan aanwezig. Met de woorden ”wol ie’j mien breur slaon” loopt hij dreigend op de daders af om er vervolgens stevig op los te timmeren. Hij is zo vlug als water en op weg naar school, vaak dwars door de weilanden, is hij de enige die met losse handen over de hekken springt. Op school is hij een fenomeen in het rekenen, vooral voor hoofdrekenen heeft hij een aparte knobbel. Taal gaat hem heel wat minder goed af. Zijn werkelijke belangstelling ligt echter buiten de school. Wanneer hij in de klas het geluid van paard en wagen hoort laat hij niets na om de meester daar ook attent op te maken.
Of je hem nu kende of niet, je kwam hem altijd wel een keer ergens tegen. Met of zonder paarden, leunend op de fiets, al of niet een praatje makend. Eind vorig jaar (2002) kwam plotseling een eind aan het rusteloze leven van Frits Esselink, een leven met Spoolde min of meer als vaste plek. De Spoolderenk Frits komt op 15 december 1939 ter wereld onder de naam Frederik Esselink op een boerderij aan de Spoolderenkweg 2. De boerderij moet later wijken voor de nieuwbouw van Van Gend & Loos. Frits is de oudste zoon uit het tweede huwelijk van zijn vader die hertrouwd is na het overlijden van zijn eerste vrouw. Z’n oudere broer Henk is afkomstig uit het eerste huwelijk. Later krijgt hij er nog een zus en een broer bij, Mien en Geerling. Frits is een lichtgewicht bij z’n geboorte. Met 3 pond en 1,5 ons vreest men zelfs het ergste. Op jonge leeftijd is hij al een zeer ondernemende jongen, rap en handig. Zo presteert hij het, op nog geen driejarige leeftijd, via de lier langs de hooiberg omhoog te klimmen tot boven op de kap van de hooiberg. Vader Esselink schrikt zich rot en verzint een list om ongelukken te voorkomen. “Is ‘t mooi boaven”, roept hij en als z’n zoon instemmend knikt voegt hij er aan toe: “blief maer mooi zitten, ik komme zo bi’j oe.” Zo loopt het toch nog goed af. Ondanks z’n jonge leeftijd neemt hij het regelmatig op voor z’n oudere broer Henk als die na schooltijd geplaagd wordt door een paar jongens die wat verder op in Spoolde wonen. Frits springt meer dan eens
De boerderij aan de Spoolderenkweg Papenacker nr. 12; maart 2003
Frits is als oudste zoon voorbestemd om boer te worden. Hij is van meet af aan ondernemend maar zijn ondernemersschap strookt vaak niet met de ideeën die zijn vader daar over heeft. Zo verbiedt vader Esselink hem ten strengste om op de Solex te rijden die net aangeschaft is. Herhaaldelijk wordt dit verbod overtreden. Met de Solex aan de hand loopt hij stiekem achter het huis langs, tilt de brommer over de heg en rijdt er op weg om er pas veel later weer mee thuis te komen. Dat komt hem heel wat keren op een pak slaag te staan, meestal van moeder. Veel helpt het niet, want is ook daarna is hij nog regelmatig op de brommer in Spoolde te zien. Vader heeft in die tijd een werkpaard. Dat zou op een gegeven moment ingezet worden voor het los trekken van hooi. Of Frits dat even wil doen. Volgens hem kan dat, al lijkt het hem beter om dat door twee paarden te laten doen. De in aanmerking komende paarden zijn echter elders bij het hooien in gezet. Hij kan wel een paard meekrijgen maar dan moet hij daar eerst even meehelpen bij het hooien. Nou is Frits nooit te beroerd om een ander te helpen, dus ook nu niet. Gevolg is wel dat hij pas laat in de middag met het tweede paard komt 63
in memoriam
in 1978 overlijdt. De familie springt bij en regelmatig wordt er ook warm eten naar de boerderij op de Spoolderenk gebracht.
aanzetten. Vader Esselink is daar bepaald niet blij mee. Fantasievol Frits denkt graag groot en daarbij gaat de fantasie nog wel eens met hem op de loop. Zo maakt hij z’n jongere broer een keer midden in de nacht wakker. “Geerling gao’j met naor Friesland, dan kope wie’j een boerderieje met heel völle vee.” Z’n broer die dan al wel door heeft dat de werkelijkheid soms nogal ver afstaat van Frits z’n ideeën, gaat er maar niet op in. Men heeft zich later wel eens afgevraagd hoe een dergelijk gedrag te verklaren viel. Het vermoeden bestaat dat een ziekte op zesjarige leeftijd, een soort van gewrichtsreuma, populair gezegd de fiedeldans, de mogelijke oorzaak is geweest van z’n alsmaar toenemende onrust en z’n neiging tot overdrijven. Het wordt langzamerhand duidelijk dat een regelmatig leven en het zich houden aan regels en afspraken niet zo erg bij Frits passen. Op de gekste momenten is hij weg om vaak pas laat in de nacht terug te keren bij dan heel ongeruste ouders. Stilletjes, via de deel komt hij dan binnengeslopen, om vervolgens op kousenvoeten naar boven te sluipen. Op verjaardagen binnen de familiekring houdt hij het niet lang vol. Het duurt maar even of hij is weer weg en meestal weet niemand waar naar toe.
Naar de Lure In de tachtiger jaren komt er een eind aan het verblijf op de Spoolderenk. Vader Esselink en zoon trekken naar de Lure, in een boerderijtje dat op de nominatie staat om op termijn plaats te maken voor de nieuwbouw op Hanzeland. Grond en schuren zijn er om de boerderij niet beschikbaar, want de gemeente wil de bedrijvigheid van Frits niet stimuleren. Dat werkt maar ten dele. De naaste familie doet in de regelmaat het huishouden, blijft eten brengen en treft in de Lure soms wonderlijke taferelen aan. Het huis raakt sterk vervuild. De kippen lopen vaak op zolder en op een bepaald moment treffen ze zelfs een hengst aan op de slaapkamer. Eigenlijk een onhoudbare situatie, maar veel kans op verbetering is er niet. Luisteren naar de familie is er niet bij. Met de beste bedoelingen vragen ze hem soms: “waor bi’j ewest?”, waarop steevast ’t antwoord volgt: “det weet ik wel!” Nee, hij moet weinig hebben van inmenging in zijn leven. Toch laten ze hem niet vallen. Ze blijven hem helpen, maar niet tot elke prijs. Hij moet zich aan afspraken houden. Soms hebben ze het idee dat hij beter luistert naar de buitenwereld, hoewel ook meestal maar tot op zekere hoogte. Hij vergeet de dingen snel en luistert vaak voor zover het hem uitkomt. Als vader naar een verzorgingshuis moet, wordt Frits de enige bewoner van het pand. Problematisch wordt het als hij betalingsachterstand oploopt bij de gemeente. Uitzetting dreigt.
Een passie voor paarden Frits heeft iets met paarden. Het liefst heeft hij er een heleboel, want Frits denkt groots. Het ene werkpaard van vader is dan ook niet genoeg. Hij koopt er al gauw een mooie bles bij. Daarna nog twee arabieren en een hengst. Dat wordt z’n lievelingsdier, Boy de hengst. Op een gegeven moment krijgt hij er nog drie veulens bij. Daarmee gaat hij naar de paardenmarkt in Zuid-Laren. Hij kan er een mooie prijs voor maken maar in zijn ogen is het te weinig; hij wil ze niet “veur een appel en een ei” verkopen. De paardenstapel groeit gigantisch, zelfs naar zeventien. Er één verkopen is er niet bij. Volgens hem wordt er te weinig geboden. De verzorging van de dieren laat meermalen te wensen over. Hij brengt ze her en der onder, soms ongevraagd op gemeentegrond bij ’t motel of elders. De dierenbescherming houdt hem nauwlettend in de gaten en grijpt van tijd tot tijd in. Problematisch wordt het wanneer moeder Papenacker nr. 12; maart 2003
Opperstalmeester bij Dubbeldam Op dat moment komt de familie Dubbeldam aan het Engelse Werk als reddende engel in beeld. Ook voor de gemeente die zo nog al makkelijk van het probleem afkomt. Dubbeldam biedt hem onderdak aan voor zes weken. Het worden er wat meer. Henk Dubbeldam kent Frits al vanaf zijn jeugd. “Altijd bezig met zaken rondom het boerderij-gebeuren, maar vooral met paarden. Als je hem ’s nachts aan z’n grote teen wakker gemaakt zou hebben, zou hij ongetwijfeld paard gezegd hebben”, beweert Henk Dubbeldam met grote stelligheid. “Vaak zag je hem met heel veel paarden over de weg gaan, 64
in memoriam
noodzakelijk en daarvoor zal hij naar Zwolle verplaatst worden. De avond voor zijn vertrek weet hij echter uit dit het ziekenhuis te ontsnappen. Groot alarm in het ziekenhuis en veel onrust bij de in kennis gestelde familie. Er zijn vermoedens over zijn bestemming en jawel hoor. Henk Dubbeldam hoort ’s ochtends een gekuch uit de stal opklinken en beseft ogenblikkelijk dat Frits weer terug is. Als hij de krant uit de bus haalt ziet hij Frits met de fiets aan de hand de stal uitkomen. Uit de grond van z’n hart klinkt: “ik laote mie niet opereren, mien mankeert niks!” Dat laatste is natuurlijk niet waar want zijn gezondheid laat wel degelijk te wensen over. Zijn ongezonde gewoontes dragen daar ongetwijfeld toe bij, de vette hap van de cafetaria’s is verre van ideaal. Gelukkig drinkt hij niet. Waar of bij wie hij de krant leest is niet duidelijk, maar hij is opvallend goed op de hoogte van het wereldgebeuren. Henk merkt echter ook dat Frits langzamerhand een wat somberder mens wordt. Meer dan eens uit hij z’n bezorgdheid over de gejaagdheid van de mensen in deze tijd. Het stopwoordje “toe maar, toe maar”, komt steeds vaker uit z’n mond. Misschien speelt de gezondheidstoestand daarin ook een rol. Z’n lichaam laat hem dusdanig in de steek dat hij uiteindelijk opnieuw in het ziekenhuis belandt. De vooruitzichten zijn slecht, het lichaam kan het niet meer aan en zo sterft hij toch nog onverwacht in de avond van 26 november 2002. Voor Henk Dubbeldam betekent het niet alleen afscheid van een paardenvriend maar ook van zijn opperstalmeester. Hij ontfermt zich over lievelingshengst Boy en uit eerbied voor de overledene verkoopt hij het dier pas drie weken na Frits z’n sterven.
Frits met enkele van z’n paarden
soms trokken de paarden elkaar voort.” Bekend is het beeld met Frits op de fiets samen met z’n hengst Boy aan de teugel op weg naar een bevriende boer om een merrie te laten dekken. Zo houdt hij niet alleen zijn sociale contacten in stand, maar meestal scharrelt hij zo dan ook vaak nog een warme hap op. Mevrouw Marrie Dubbeldam kan goed met Frits overweg, er lijkt iets te werken van “vreemde ogen dwingen”. Toch werkt het maar tot op zekere hoogte. Frits houdt niet van regels en kan ook niet voor zichzelf zorgen. Zijn vaste plaats wordt uiteindelijk de paardenstal. Voor hem geen vreemd verschijnsel want regelmatig brengt hij de nacht door tussen de paarden tijdens concoursen in Meppel en Wierden. Dubbeldam: ”Hij had vooral wat met tuigpaarden, iets minder met rijpaarden; ’t was een echt paardenmens met een enorm gevoel voor het vasthouden en het betuigen van paarden en als ie iets vast had dan hield ie het vast.” Frits blijft nog steeds groot denken en handelt daar naar. Zo koopt hij niet één zweep maar neemt hij er drie tegelijk. Een andere keer: “geef mie’j maer een pot met uierzalve mee veur alle koeien die ik ebbe.” Regelmatig is Frits ook te vinden op de wekelijkse veemarkt in Zwolle waar Dubbeldam in die jaren marktmeester is. Met Lodewijk de Vries gaat hij vaak mee naar de paardenmarkten in Roden of Rolde. Op die laatste markt krijgt hij in september 2001 problemen met z’n hart. Hij belandt in het Academisch ziekenhuis in Groningen. Problemen met de kransslagader en een lekke hartklep maken een operatie Papenacker nr. 12; maart 2003
Met een bijeenkomst in het Buurthuis nemen familie, vrienden en kennissen op waardige wijze afscheid van Frits en daarmee van een markante persoon uit de buurtschap Spoolde. Hij ruste in vrede. 65
vereniging
Een krasse bejaarde Na dit succes besluit het comité om door te gaan en voortaan in de maand augustus ter gelegenheid van de verjaardag van Koningin Wilhelmina een weidefeest te organiseren. Veranderingen In 1927 komt er concurrentie als de commissie “Spoolderbelang” zomerfeesten gaat organiseren. Beide organisaties zitten elkaar wat in de weg. In 1933 wordt besloten om tot een andere organisatie over te gaan. Van comité gaat men over naar een verenigingsvorm. Deze vereniging houdt zich niet alleen bezig met het weidefeest maar zal zich ook met andere zaken bezig houden. Zo worden in de dertiger jaren naast avonden met lichtbeelden ook lezingen georganiseerd. De activiteiten voor kinderen krijgen vanaf dat moment ook meer aandacht. In de oorlogsjaren komt er noodgedwongen een onderbreking in het verenigingsbestaan, want in 1941 verbiedt de bezetter alle Oranjeverenigingen. Helaas raakt in die tijd ook het hele archief verloren.
1913 - 2003 Oranjevereniging Spoolde 90 jaar De Oranjevereniging Spoolde bestaat dit jaar 90 jaar. Een goed moment om even stil te staan bij een vereniging die zoveel deed en doet voor de mensen in Spoolde. Een deftig bestuur De Oranjevereniging wordt opgericht in 1913. Zo op het oog een wonderlijk jaar, maar het is het jaar waarin ons land herdenkt dat honderd jaar daarvoor de Fransen verdreven zijn. We zijn weer een onafhankelijk land geworden en bovendien een Koninkrijk als de uit Engeland teruggekeerde Willem I tot koning gekroond wordt. Een aantal ingezetenen van Spoolde vindt het de moeite waard om daar aandacht aan te schenken. Onder hen de heer Van Dun, eigenaar van het Katerveerhuis, de heer Thijssen van de toenmalige theetuin Thijssen alsmede de bekende fotograaf Eelsingh die op dat moment in de Beukenallee woont. Er worden passende activiteiten op touw gezet. De buurtschap is met bloemen versierd, kinderen trekken met sjerpen en vlaggetjes getooid achter de muziek aan en helemaal aan het eind van de optocht trekt het bestuur voorbij, zittend op een boerenwagen en geflankeerd door een erewacht van maar liefst acht mannen te paard. De man van de krant is kennelijk ook onder de indruk, want de volgende dag staat te lezen: “Het bestuur bood een deftige aanblik, zij trokken bedachtzaam en trots aan aartsvaderlijke lange pijpen.” Dit tafereel werkt vele jaren later zo inspirerend op het bestuur van die dagen, dat men het als thema kiest voor de praalwagen in de jaarlijkse optocht in Zwolle. Nou hebben die bestuursleden van het eerste uur ook alle reden om trots te zijn, want van heinde en ver komen mensen de feestelijkheden bijwonen. Papenacker nr. 12; maart 2003
Na de bevrijding Na de oorlog wordt de draad weer enthousiast opgepakt. Dat uit zich allereerst in een uitbundig bevrijdingsfeest maar ook in deelname aan de bevrijdingsoptocht. Hoogtepunt in de jaren vlak na de oorlog is echter een aantal groots opgezette manifestaties. Ze maken indruk tot ver in de omtrek. Heel wat oudere Spooldenaren hebben goede herinneringen aan die naoorlogse tijd. Vaak wordt dan het spektakelstuk “Dauw over de velden” in herinnering geroepen, een stuk opgevoerd in de open lucht, op een weide naast theetuin Thijssen. De aantallen bezoekers liegen er niet om, men spreekt van duizenden bezoekers. De Veluwse Autobusdienst heeft een 5-minutenregeling ingesteld om alle bezoekers bij dit spektakel aam en af te voeren. Henk Boer, van 1963 tot 1985 bestuurslid van de O.V. en thans erelid, is op dat moment 19 jaar. Hij was een van de deelnemers en kan zich nog het een en ander herinneren. “Het waren allemaal Spooldenaren die meededen.” In het natuurlijke decor reden boerenkarren af en aan over het “toneel”. Zelf behoorde hij tot een groep van bijna 20 ruiters die op een gegeven moment ook moesten opdraven. Veel van de voorstelling heeft hij zelf 66
vereniging
ten dak werd niet alleen verstevigd, maar er werd zelfs een echte rietdekker ingeschakeld om het huis een nog natuurlijker aanzien te geven. Men voorzag echter nog meer problemen voor onderweg. De wagen zou wel eens te hoog kunnen zijn voor een aantal te passeren viaducten. Ook daar werd wat op gevonden. Er ging een wagen vooruit en gewapend met een meetlat werd de situatie verkend.
niet gezien want daarvoor moest hij te lang op zijn beurt wachten. Zo erg was dat wachten nu ook weer niet, want Henk had op dat moment net verkering gekregen met z’n toekomstige vrouw Annie, die het lange wachten wat veraangenaamt door zo lang bij Henk op het paard te gaan zitten. “Wat was ik bange”, zegt ze als ze op die avond terugkijkt. Het blijft niet bij die ene openluchtmanifestatie, er komt nog een aantal indrukwekkende plattelandsspelen, zoals “Regina” en “Tien ure heit de klok”. De succesvolle optredens in de buitenlucht dragen er ook toe bij dat er in het Engelse Werk een Openluchttheater gerealiseerd wordt.
Weidefeesten De Oranjevereniging is niet alleen maar gericht op de grote manifestaties naar buiten toe. De hoofdtaak ligt toch bij de eigen bevolkingsgroep en zo valt het accent langzamerhand op de weidefeesten. Aanvankelijk vinden die vaak plaats op het ZAC-terrein aan de Oude Veerweg. Daar wordt ook het 50-jarig jubileum gevierd, een hele week lang en voor elke doelgroep wel iets passends. Hoogtepunt vormt een revue geschreven door de heer Bloemert uit Westenholte. Er worden taferelen uit het verleden en heden van Spoolde opgevoerd. Henk Boer en Henk Veldkamp brengen samen de beginperiode van de vereniging op de planken. In de grote feesttent maken de Spoolder boerendansers die avond een verpletterende indruk. De kinderspelen vormen in die tijd ook al een vast onderdeel van de festiviteiten en Harrie Wevers, later jarenlang secretaris van de O.V. is in die jaren vaste deelnemer aan die kinderspelen.
De optochten Een ander visitekaartje van de Oranjevereniging vormden ongetwijfeld de optochten. Zeldzaam fraaie exemplaren trokken er in de loop der jaren door Zwolle en heel wat keren leverde dat de eerste prijs op. De ideeën voor de optocht ontsproten meestal uit het brein van, inmiddels erelid, Hendrik Jan van Assen, die maar liefst 35 jaar deel uitmaakt van het bestuur. “Het hele gedoe veuraf, was eigenlijk nog het mooiste”, zegt hij terugkijkend op die periode. “Wi’j hadden ook altied een oop luu die alderbarstend handig waren”. En dat was te zien ook, want het uiteindelijke resultaat loog er niet om. Heel wat uren werden er doorgebracht in de verwarmde loods van Rijkswaterstaat, waar ze een aangenaam onderdak gevonden hadden om aan de praalwagen te werken. Gezelligheid en hard werken gingen hand in hand en het uiteindelijke resultaat mocht er zijn. Om een paar voorbeelden te noemen: • “Op kraomvisite” met Leida van Tongeren as de kraomvrouwe in bedde. • “Huusslachten” met een echt brandend fornuis op de wagen; op het vuur een braadpan met worsten die klaar waren om uitgedeeld te worden toen ze de burgemeester passeerden. • “Wasdag” • “Een ouderwetse boerenbruiloft” • “Een boeldag”. Met deze fraaie praalwagen werden ze zelfs in 1980 uitverkoren om Zwolle te vertegenwoordigen bij het laatste defilé in Soestdijk. Met zo’n lange reis voor de boeg moest alles natuurlijk wel stevig op de wagen verankerd zijn. Een huisje met riePapenacker nr. 12; maart 2003
Naar de Meenteweg Ook het ZAC-terrein is als locatie geen blijvertje. In latere jaren gaat men naar de Meenteweg op grond waar later nieuwbouw komt te staan. Het is dan allemaal wat kleinschaliger. Eenvoudig is het ook. Zo wordt op een gegeven moment kenbaar gemaakt dat er wel koffie te krijgen is maar dat je dan wel je eigen kopje moet meebrengen. In één van die jaren staat er ook een grote container bij Van der Kolk die dienst doet als schuur. Daar wordt in eigen beheer de hartige hap klaargemaakt. De familie Van Assen sleept alle potten, pannen en zelfs het gasstel mee van huis. Hendrik Jan kan dan tijdens het feest z’n niet geringe kunsten in het bak- en braadwezen naar hartelust uitleven. Het gevolg is wel, dat er ‘s zondags amper gekookt kan worden: “d’r is geen panne meer in huus.” 67
fotopagina
-
Twee van de vele door de Oranjevereniging gemaakte praalwagens
Papenacker nr. 12; maart 2003
68
vereniging
bediening verschijnen dat jaar in Tiroler kleding. De eenheid van tenue slaat zo aan dat sindsdien een vast tenue ontworpen wordt voor alle medewerkers.
Het is wenselijk dat het feestterrein wat centraal in de buurtschap ligt, vandaar dat het erg plezierig is dat het Spoolderfeest al weer lange tijd tegenover het Buurthuis, op het terrein van Gerrit Zwakenberg plaats vindt. Voor het organiseren van al die activiteiten zij natuurlijk heel wat mensen nodig. Meestal gaat het werven van bestuursleden als volgt in het werk. Het al eerder genoemde erelid Henk Boer vindt z’n buurman Harrie Wevers wel geschikt voor het bestuur en polst hem. “Het is gezellig en ‘t kost niet veel tijd” is de reclametekst. Dat zinnetje valt vaker, want enige tijd later past Harrie dezelfde truc toe op Herman Nagelmaeker, die net in Spoolde is komen wonen. Gezellig is het maar dat het niet veel tijd kost is wat zachtjes uitgedrukt. Er is heel wat werk aan de winkel, vooral wanneer de vereniging in de zeventiger jaren in een dip belandt. Het wil niet zo best meer met het verenigingsleven. Overal voelt men de concurrentie van de televisie en ook de O.V. ontkomt niet aan de zuigende werking van de beeldbuis, zelfs niet als ze het 60-jarig jubileum viert. Er is een groots feestprogramma opgezet. De Buitensoos is er zelfs voor afgehuurd en met bekende namen als Ria Valk en de Mounties denkt men voldoende publiek te trekken. Helaas, de mensen blijven weg en ook financieel wordt het een fiasco. Gelukkig springt het Buurthuis bij met een éénmalige actie; de opbrengst van het oud-papier gaat voor één keer naar de Oranjevereniging.
Allerhande activiteiten De naam Oranjevereniging dekt niet alle activiteiten, waarmee de vereniging zich in de loop der jaren is gaan bezig houden. Wel is het nog steeds traditie dat er rond Koninginnedag iets voor de kinderen wordt georganiseerd, maar verder organiseert de vereniging op vele fronten activiteiten die op zich niks met Koninginnedag te maken hebben. Zo organiseert ze: toneelavonden, kaartavonden, bingomiddagen en avonden, droppings voor de jeugd, het Sinterklaasfeest en andere activiteiten voor de kinderen en natuurlijk niet vergeten, het Spoolderfeest. Kortom een vereniging die zich voor vele doelgroepen van de gemeenschap inzet. Om dit zowel financieel als arganisatorisch rond te krijgen is nogal wat menskracht nodig. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het bestuur uit 15 mensen bestaat. Het financiële plaatje ziet er, met misschien het jubileumjaar 1973 als uitzondering, doorgaans gezond uit. Vlak na de oorlog ging men bij de bevolking langs met een collectebus voor een jaarlijkse bijdrage, maar toen Zwollerkerspel opgeheven werd stapte men al gauw van deze methode af. De leden van de vereniging vormden ook altijd een vaste bron van inkomsten. Het ledental is in de loop der jaren gegroeid tot een totaal van 400 leden. Veel leden komen ook van buiten de wijk. Zo kent Westenholte een 50tal leden. Tekenend is ook dat, zij die Spoolde verlaten, meestal wel lid blijven. Iemand die ons veel oer de financiële gang van zaken kan vertellen is Herman Nagelmaeker, die 22 jaar geleden in Spoolde kwam wonen en jarenlang de kas beheerd heeft. De omvang van de activiteiten vroeg er om voor een strakke aanpak te kiezen. Voor elke uitgave wilde hij een “bunnegien” zien. Naast het innen van het contributiegeld en het verdelen van de gelden over diverse de activiteiten blijft de grootste piekbelasting toch altijd het Spoolderfeest. Sommige leden nemen in die tijd zelfs hun vakantie op, anderen verzetten er hun vakantie voor, maar één ding is zeker: “je bent er veertien dagen mee bezig.” Gelukkig gaat het opbouwen tegenwoordig heel wat makkelijker
Een andere opzet Het bestuur gaat echter niet bij de pakken neerzitten, maar zoekt naar middelen om de vereniging weer nieuw leven in te blazen. In de tachtiger jaren leeft het geheel weer op. Misschien was de tijd er rijp voor, maar een andere aanpak van de activiteiten zal ook zeker debet zijn geweest aan de opleving. Tijdens het Spoolderfeest wordt gekozen voor een bepaald motto, terwijl dat een beetje rivaliteit misschien ook een goede uitwerking kan hebben. Daarom wordt er een achtkamp georganiseerd, waarbij de diverse stratenteams op verschillende manieren tegen elkaar strijden, waardoor de betrokkenheid en de inbreng van de Spooldenaren aanmerkelijk vergroot wordt. Het Spoolderfeest krijgt een nieuwe impuls, te beginnen met een Tirolerfeest. Organisatoren en barPapenacker nr. 12; maart 2003
69
vereniging
festiviteiten in delen opgeslagen werd in het zelfgebouwde magazijn achter het Buurthuis. Zo werd er ook een complete bar gebouwd, die over de hele breedte van de gehuurde tent geplaatst kon worden. Gedurende het feest staat er op de bar een gehuurde tapinstallatie, die volop in gebruik is want er gaan nogal wat vaten bier doorheen. Het muntjessysteem is dan ook een absolute noodzaak om voor een vlotte afhandeling te zorgen. Die vlotte afhandeling wordt mede bewerkstelligd door de partners van de bestuursleden die tijdens de feestdagen ook een flink aandeel hebben in het welslagen. Nagelmaeker heeft dankbaar gebruik gemaakt van de computer om voor alle medewerkers een passend rooster te maken en zo alle posten tijdens het feest optimaal bezet te houden. Al met al levert het feest elk jaar wel weer een batig saldo op, zodat de vereniging er ook meestal financieel gezond uitziet.
dan vroeger. Vooral het maken van een toneel had nogal voeten in de aarde: Het toneel werd gebouwd op een boerenkar, echter die veerde nogal als je er met een paar mensen opstond. Zo kon het gebeuren dat de naald van de platenspeler plotseling overschoot als de diskjockey wat al te uitbundig op het toneel bewoog. Om dit probleem op te lossen werden er wat oliedrums onder de boerenwagen geschoven zodat de wagen vrij van de grond kwam te staan en het eventuele gestamp geen nadelige gevolgen zou hebben. Deze methode had niet het eeuwige leven, want onder de bestuursleden zat altijd wel een aantal handige lieden die betere oplossingen vonden en maakten. Op den duur kwam er zo een volledig demontabel toneel tot stand, dat na afloop van de
Papenacker nr. 12; maart 2003
70
De 90-jarige mevrouw Veldkamp met het OV-bestuur
vereniging
getje zaten zoveel gaten dat de wagen behoorlijk hobbelde. Dat ging niet ten koste van van de feestvreugde, want onder leiding van de accordeon spelende Bruggink zat de stemming er al goed in. Het stuiteren werd er echter niet minder op en had op een gegeven moment fatale gevolgen voor onze accordionist. Bruggink viel met accordeon en al van de wagen en belandde in de sloot. Voor een muzikant geen probleem: met de accordeon boven z’n hoofd speelde hij vanuit de sloot rustig verder.
Ook gezelligheid De onderlinge band is ook altijd behoorlijk goed geweest. Naast de werkzaamheid ook gezelligheid. Vooral na de vergadering was het vaak een gezellige boel. Na de koffie kwam al gauw de borrel op tafel en in de tijd dat er nog bij Krisman in ‘t Engelse Werk vergaderd werd, ook een “panne met eier”. Na afloop werd toen ook vaak geknobbeld. De verliezer draaide op voor een rondje en op zo’n avond konden er dan wel eens heel wat borreltjes over tafel gaan. Het kon dan ook wel eens laat worden. Bij sommigen riep dat wel eens schuldgevoelens op jegens het thuisfront. Henk Veldkamp, erelid en jarenlang voorzitter nam, als goedmakertje, dan wel eens een reep chocola mee naar huis.
Veel werk aan de winkel Het zal de lezer duidelijk zijn dat al die activiteiten van vroeger en nu om heel wat medewerkers vroegen en vragen. Het aantal van vijftien is dan ook geen overbodige luxe en het frappante daarbij is ook nog dat zelfs in deze tijd, het vinden van nieuwe bestuursleden niet op al te grote problemen stuit. Bij de samenstelling van het bestuur wordt altijd goed gekeken naar de diversiteit aan kwaliteiten, van denkers tot doeners, van regelaars, ritselaars en knutselaars, maar met elkaar werkend aan een goed functionerende Oranjevereniging. Extra verheugend is dat er onder het vijftiental ok veel jonge bestuursleden zijn. De huidige voorzitter Anton van Weeghel, bijna 40 jaar bestuurslid, waarvan vele jaren voorzitter, kan straks met een gerust hart een punt zetten achter z’n bestuursperiode. Al met al is er een goede basis om een gezonde honderdjarige te worden. Gefeliciteerd en nog veel succes.
“Boog zetten” en “roosjes maken” In vroeger dagen was ‘t ook de gewoonte bepaalde feestelijkheden van elkaar bij te wonen. Bij bruiloften werden de voorbereidingen meestal getroffen bij Van Assen op de deel. Binnen waren de vrouwen bezig met “roosjes te maken”. Koffie en borrel ontbraken daarbij niet. De voorpret was al groot maar uiteindelijk moest de boog met toebehoren ook nog naar het huis van de feestvarkens. Zo gingen ze een keer op weg naar de Nilantsweg. Met z’n allen op een platte wagen d’r aar toe van de Spoolderenkweg voor het kanaal linksaf over het Drieakkerswegje, een zandpad dat later moest wijken voor de waterzuivering. In dat weg-
Papenacker nr. 12; maart 2003
71
terugblik
Bart en Christine kijken terug dat allemaal op eigen kracht; alleen in ‘93 wordt een aannemer ingeschakeld. Daarbij niet te vergeten, veel hulp van de buren. Want dat was meteen al wel duidelijk: burenhulp staat nog hoog in ‘t vaandel: Eikenaar, Potjes en Roelofs. Veel plezier hebben ze met Eikenaar, een echte Spooldenaar die de nieuwe bewoners al gauw wegwijs maakt in de buurtschap. In die tijd verschijnt er ook regelmatig een wijkgids, die je aardig op de hoogte houdt, eigenlijk de voorloper van de “Papenacker”.
Bart en Christine Hoekstra hebben, na een verblijf van veertien jaar, Spoolde verlaten. In die periode hebben ze, ook in bestuurlijke zin, eem belangrijke rol gespeeld in het Spooder verenigingsleven. Alle reden om met hen terug te kijken.
Het geiteweitje Ze schaffen al gauw een geit aan. De merkwaardige, in een lange punt doorlopende stukjes grond laten ‘t houden van een geit ook wel toe, zeker als ze er ook een stukje weiland van de buren bij lenen. Eikenaar heeft er ook wel belang bij, want z’n gras is nogal hoog: “zet de geite ok mar biej mien an de stikke”.
Meer dan een vakantieliefde Christine groeit op in Halle, vlak bij Doetinchem, en volgt na haar middelbare schooltijd een opleiding voor doktersassistente. Bart brengt z’n jeugd door in Friesland, in het dorpje Idskenhuizen, vlak bij het Coevordermeer. Water en bootjes spelen een belangrijke rol in z’n jeugd, maar ook het stropen van vis is een veel voorkomende activiteit. Bart begint na z’n schooltijd als timmerman om enige tijd later in de zuivelsector te belanden. Bart en Christine ontmoeten elkaar in 1987, tijdens een vakantiejongerenreis, op een eiland in Joegoslavië. Het is meer dan een vakantieliefde want hun relatie krijgt een blijvend karakter. Ze wonen echter vrij ver uit elkaar. Bart vindt ander werk in Zwolle; Christine besluit het ook daar te zoeken en kan terecht in het Sophia ziekenhuis. Vanaf 1 november 1988 betrekken ze een huis in de Beukenallee. In 1990 trouwen ze.
De bewuste geit vertoont op een gegeven moment nogal merkwaardig gedrag, wankelend verplaatst hij zich over ’t gras. Bij nader onderzoek blijkt dat een verjaardagsfeestje bij buurman Eikenaar een grote rol heeft gespeeld in het gedrag van de geit; het beest is duidelijk dronken gevoerd. Eikenaars zoon heeft daar een aardig aandeel in gehad. Het is niet het enige verrassende optreden van de geit. Op een gegeven moment treft Bart de geit aan in zijn volière en ook daarin heeft zijn buurman weer een duidelijke rol gehad. Een kelder De tuin wordt ook bij stukje en beetje gedaan. De bedoeling is om een kelder te bouwen voor opslag. Het wordt een hele onderneming. Bij het graven stuiten ze al direct op een tweetal fietsen. die kennelijk in de oorlog in de grond gestopt zijn om ze uit handen van de stelende Duitsers te houden. Ze hebben geluk dat de waterstand in dat jaar zo laag is en prettig is ook dat ze bij het graven mooi zuiver rivierzand tegenkomen. Dat zou mogelijk een restant van een oude rivierarm kunnen zijn. Het vrijkomende zand is heel goed te gebruiken voor kwalitatief goede mortel. De kelder krijgt afmetingen van 220 x 230 m. Na het storten van de vloer kan er opgemetseld worden. Opmerkingen uit de buurt kunnen niet uitblij-
Aan de slag met “naoberhulp” Het huis is niet groot maar er zit wel een flink stuk grond bij en dat spreekt hen wel aan. Ze willen graag wat beesten houden. Christine is afkomstig van een boerderij en Bart heeft in z’n jeugd heel wat keren bij boeren geholpen. Het huis wordt grondig aangepakt. Ze doen het wel in fasen, eerst de bovenverdieping. Er komen dakkapellen, de gaskachels worden vervangen, er wordt waterleiding aangelegd en voor de oude schoorsteen komt een andere. En Papenacker nr. 12; maart 2003
72
terugblik
dan ontstaat moet wel onderdrukt worden, want ze treden op tijdens een dienst.
ven: of ze soms oorlog verwachten. De bedoeling is vredelievender: het is naast de plaats voor een vriezer eem prima bewaarplaats voor de weckpotten, want de tuin levert een rijke oogst op. En natuurlijk is de kelder de ideale plek voor een pilsje op de juiste temperatuur.
Penningmeester Ook de andere helft van de familie Hoekstra ontkomt niet aan een bestuursfunctie. Christine wordt in 1994 penningmeester van het Buurthuis en krijgt daarbij met een aantal stevige klussen te maken. Bij de verbouwing van 1995 is een bedrag van anderhalve ton gemoeid. Er komen nieuwe toiletten terwijl ook de keuken in die tijd grondig veranderd wordt. Gelukkig is het hele bestuur bereid haar met raad en daad te ondersteunen. Al met al is het dan goed te doen. Deze verantwoordelijke functie vraagt om een accurate aanpak. Dat is Christine wel toevertrouwd: muntjes tellen en klaar leggen voor de Disco, afdrachten van de beheerder afhandelen, contributie regelen, de administratie van de dranken bijhouden en dat terwijl ze inmiddels ook al de zorg draagt voor drie kinderen. Oppashulp van de buren is daarbij dan ook erg welkom. Christine ziet haar penningmeesterschap als een erg leerzame periode en een mooie bijkomstigheid was ook ”je leerde zó heel Spoolde kennen!"
De zang Via de Kerstzangdienst in dat jaar maken Bart en Christine kennis met het verenigingsleven in Spoolde. “Zanglust” staat er slecht voor in die tijd (waar hebben we dat eerder gehoord). Er zijn nog maar negentien leden. “Jammer als dat verloren gaat”, denkt Bart en hij gaat aan het ronselen. Bart heeft vroeger ook gezongen en Christine heeft op een jongerenkoor gezeten. Dat zijn er dus al twee. Via de tactiek: “als jij gaat, ga ik ook”, komen er meer bij: Potjes, Wilma van der Kolk, van Tongeren en Betty Buter. De vereniging leeft weer op en komt op dertig leden. Voorzitter Griffioen vindt het welletjes na 15 jaar en wil graag van het voorzitterschap af. Bart heeft zich inmiddels dusdanig in de kijker gespeeld dat hij de nieuwe voorzitter wordt. Tijdens de repetities is er een plezierige sfeer, wat niet wil zeggen dat er niet serieus aangepakt wordt. Er worden zowel geestelijke als wereldlijke liederen gezongen. De vereniging bestaat inmiddels al meer dan 70 jaar. Geen wonder dat daar veel hoogtepunten tussen zitten. Voor Bart en Christine zijn dat de viering van het 65-jarig bestaan, waarbij opgetreden werd met het Zwols jongerenkoor, maar vooral het 70-jarig jubileum. Toen werd een concert gegeven samen met het jeugdorkest “Euphonia” uit Wilsum, een conert waarvan zelfs een CD is verschenen. Ook wordt regelmatig elders opgetreden. Daarbij kunnen zich nog wel eens vermakelijke situaties voordoen.
Spoolderfeest De Hoekstra's nemen ook op andere wijze deel aan het verenigingsleven, aan het Spoolderfeest bijvoorbeeld. Vooral als de zeskamp z'n intrede doet en de straten onder verschillende motto's hun krachten moeten meten met andere straten. Vaak maken ze deel uit van het team van de Beukenallee. Bij de zeskamp zijn het aanvankelijk de krachtspelletjes die de boventoon voeren, later komen er meer behendigheidsspelletjes bij. Dan wordt het voor de Spoolderenkweg heel wat moeilijker om te winnen. Tijdens het onvergetelijke Tirolerfeest (dat zou de Oranjevereniging volgens Bart nog eens moeten organiseren) wint de Beukenallee de originaliteitsprijs. Ze verschijnen in Tiroler kledij en scoren vooral veel punten in het behendigheidsspel "bier drinken". Met captain Wim was het een mooie periode, aldus Bart.
Op een keer zingen ze in het verzorgingscentrum de Vijverhof in Kampen; voor de koorleden zijn stoelen neergezet boven de convectorput van de centrale verwarming. Smalle latjes dekken de verzonken centrale verwarming af. En zo kan het gebeuren dat Bart al vrij snel met z’n stoel in de convectorput wegzakt. Zo laag hoeft een bas nou ook weer niet te zingen. Als hij opkijkt ziet hij ook Jan Knol langzaam wegzinken. De hilariteit die Papenacker nr. 12; maart 2003
IJsselmuiden Met de opgroeiende kinderen is het wenselijk het huis wat uit te bouwen. Vooral boven is meer ruimte nodig maar de daarvoor ingediende bouwteke73
terugblik
nooit", zegt z'n 7-jarige zoon. Bart moet dat eerlijk toegeven, maar maakt hem niks wijzer. Hoe moet je ook als je in Spoolde jarenlang de rol van Goed Heiligman vervuld hebt.
ning wordt niet goedgekeurd. Bovendien wordt het ook steeds moeilijker om de tuinwerkzaamheden rond te krijgen. Reden om naar iets anders uit te kijken. Dan wordt het IJsselmuiden in een comfortabel nieuwbouwhuis. Zo trekt het gezin Hoekstra na veertien jaar uit Spoolde weg, maar volgens hen is er alle reden om met plezier terug te kijken. "Goeie herinneringen kun je ook afdwingen", zegt Bart. Misschien een wijze raad voor alle nieuwkomers in de buurtschap. Er zijn nog veel vrienden en kennissen op korte afstand aanwezig. Van tijd tot tijd zijn ze dan ook nog in Spoolde te zien. Bijvoorbeeld bij het Sinterklaasfeest in het buurthuis. "Papa, ga je er nu wel naar toe; vroeger ging je
Naschrift: Vanuit IJsselmuiden krijgen alle Spooldenaren de hartelijke groeten van Bart, Christine en hun kinderen Jelmer, Rianne en Menno. Tot ziens! (Bart groet speciaal die olde zanger uut de Spoolderenk, H.J.).
vereniging H.G.V. "De Schakels" Het is wat vreemd om hier en nu nog over "de Schakels" te berichten, immers aan het eind van 2001 werd besloten de vrouwenvereniging op te heffen. Te weinig aanwas van nieuwe leden, verhuizing naar buiten Spoolde en toenemende ouderdom van de nog aanwezige leden vormden de aanleiding tot dit besluit. Aan het eind van vorig jaar overleed geheel onverwacht de laatste presidente van de vereniging, mevrouw Femmie Dekker. Napratend met de laatste secretaresse van de Schakels, mevrouw Gerrie Nijmeyer kwamen we tot de ontdekking dat Femmie niet de enige was die in de laatste jaren overleed. We moesten tevens afscheid nemen van de dames: Riek Volkers, Jo van der Kolk, Marie Zwakenberg, Marie Bruggink en Floortje van Tongeren. Zij allen hebben, op hun eigen wijze, een aandeel gehad in het bestaan van de eens zo bloeiende vereniging. Zij zullen ongetwijfeld in vele goede herinneringen voortleven. Nabestaanden wensen we alle sterkte toe en nog vele goede jaren. De drie kinderen Papenacker nr. 12; maart 2003
74
geschiedenis
Spoolde in het jaar van de boerderij De Papenacker mocht het jaar van de boerderij niet zo maar aan zich voorbij laten gaan. Wat eens nagenoeg het symbool was voor de Nederlandse samenleving is bezig in razend tempo te verdwijnen. Ook Spoolde heeft een roemrijk agrarisch verleden. Veel ervan is nog zichtbaar maar er is ook veel verdwenen. “Vette weyden” De samenleving op het platteland had in vroegere tijden een duidelijk agrarisch karakter. De omstandigheden in het stroomdal van de IJssel waren voor dat doel ook wel erg gunstig. “De weyden zijn nergens vetter dan hier”, merkte een reiziger al in de vroegste tijden op. Hij zou daarmee zeker ook Spoolde bedoeld kunnen hebben. Wateroverlast zal in de allervroegste tijden vaak een verhindering zijn geweest om zich ergens te vestigen, maar als in de 14e eeuw de bedijking langs de rivier eindelijk voltooid is, ontstaan er gunstige perspectieven voor een agrarische gemeenschap. De landerijen zijn op dat moment nog vaak in bezit van kerk of klooster. In oude geschriften wordt dan al van een “Hof thoe( te) Spoolde” gesproken. De belangen van de gemeenschap worden behartigd in een z.g.n marke, zo ook in de marke Spoolde. De markegenoten zorgen voor het bestuur onder leiding van hun voorzitter, de markerigter. Niet iedereen kan tot het bestuur toetreden, daarvoor moet je geërfde zijn ofwel je moet eigenaar zijn van hoeve of grond. Na de Middeleeuwen zijn dat de adel en de rijke burgers uit de stad. De boeren zijn de pachters, zij bewerken het land. Eeuwenlang hebben de boeren te maken met ups en downs en steeds weer passen ze Papenacker nr. 13; oktober 2003
zich aan aan de veranderende tijd. In de loop van de tijd verandert er natuurlijk wel wat, maar ook na de Tweede Wereldoorlog heeft het platteland nog een duidelijk agrarisch aanzien. De vijftiger jaren De inmiddels volledig met Spoolde vergroeide Jan Knol kan dit beamen. Hij komt in de vijftiger jaren vanuit Langenholte naar Spoolde en trouwt met Gerrie van de Kolk, die op de ouderlijke boerderij aan de Spoolderenkweg 17 is opgegroeid. De boerderij is op dat moment al bijna een eeuw lang in ‘t bezit van de familie van de Kolk. Grootvader heeft de boerderij halverwege de 19e eeuw over genomen van ene van den Berg. Hij begint met weinig, maar dat verandert snel. Ook opa Harm van de Kolk, in 1891 geboren, koopt er steeds stukjes land bij. Schoonzoon Jan Knol zet het bedrijf jarenlang voort en intussen is er al sprake van het vierde geslacht. Land van aardappels en appels In die tijd speelt de agrarische bedrijvigheid zich vooral af in gemengde bedrijven. Ze liggen op dat moment vooral op de Spoolderenk en aan de
De eerste boerderij van de Zalkerveerweg
75
Zalkerveerweg. Daar is altijd al wel agrarische bedrijvigheid geweest, maar woningbouw heeft vrij lang op zich laten wachten. Waterbeheersing was het grote probleem, maar toen de wateroverlast steeds beter bestreden kon worden, vestigden zich steeds meer mensen op bovengenoemde plekken. Het woord “Nieuwe Land” zegt in dit verband genoeg. Eerst in 1843 wordt daar het eerste huis gezet op wat nu Zalkerveerweg 7 is. Het is de familie van den Berg die daar generaties lang op de boerderij woont en werkt. Handarbeid Op allerlei manieren probeert men aan de kost te komen. Iedereen heeft wel een stuk bouwland, vaak vruchtbare rivierklei, waarop gewassen als rogge, haver en gerst goed gedijen. De grond is ook heel geschikt voor aardappelteelt. De aardappels uit Spoolde worden wijd en zijd geroemd en vinden gretig aftrek in de stad. De boeren brengen ze met paard en wagen rechtstreeks naar de consument. De graangewassen dienen hoofdzakelijk als veevoer. De melk gaat meestal naar de melkfabriek. Melkrijder Hendrik Zwakenberg komt dagelijks langs om de melk op te halen. In sommige gevallen vent de boer de melk nog zelf uit naar de stad. Handarbeid staat nog centraal. De trekker heeft z’n intrede nog niet gedaan en iedereen heeft wel één of meer paarden om ploeg of eg voort te trekken. Bij drassige grond is het soms beter dat er niet met paard geploegd wordt; de grond zou te
geschiedenis
veel kunnen inklinken. Dan moet er met de hand gespit worden. Sterke handen zijn er ook nodig voor het maaien van gras en bij het hooien. Heel vroeger kwamen grasmaaiers en spitters uit Hattem om de helpende hand te bieden en een cent te verdienen. Het zou niet lang meer duren of een hooischudder zou het hooien al wat vereenvoudigen. Het is niet ongebruikelijk dat men elkaar helpt, maar vaak zijn het ook de boerenknechten die veel werk verzetten. Bij Van de Kolk, later Knol is dat Gerrit Jan (Gait Jan) van Weeghel die jarenlang op de boerderij werkzaam is. Wat het vee betreft zijn het vooral de koeien die voor de inkomsten moeten zorgen. Varkens zijn meestal voor eigen consumptie, hoewel een enkele keer het fokken van biggen ook voor een extra zakcent zorgt. Jan Knol treft bij z’n komst in Spoolde 18 koeien aan, voor die tijd een behoorlijke veestapel.
Over de vroegste agrarische bedrijvigheid in de marke Spoolde Bij het bekijken van een kadastrale kaart uit 1830 valt op dat vrijwel alle boerderijen aan de huidige Nilantsweg en Meenteweg gelegen zijn. Dat is niet toevallig. De rivierduinen die daar parallel aan de IJssel lopen, vormen een prima ondergrond voor de eerste woonplekken en bieden een redelijke kans op droge voeten. De boerderijen zijn op dat moment nog in het bezit van rijke stedelingen of van de adel. De eigenaren wonen zelf vaak elders en laten de pachter, de meyer, het werk verrichten. Een aantal van de allereerste boerderijen heeft z’n historische aanblik nog niet verloren en draagt een rijk verleden met zich mee. Vaak hebben ze een naam gehad. Verwarrend daarbij is Papenacker nr. 13; oktober 2003
echter dat ze niet de naam van de eigenaar dragen maar de naam van de bewoners. Met hun vertrek krijgt de hoeve dan ook vaak een andere naam.
Meeuwisbelt, gezien vanaf de IJsseldijk
dochter Agnes Nilant het huis erft. De familie Aalbers, want onder die naam gaan ze verder, komen we als bewoners van dit huis niet verder tegen, wel in het huis er naast. Langzamerhand worden boeren zelf eigenaar van de boerderijen. Zo zal het ook gegaan zijn met deze hoeve. Wie de eerste niet adellijke eigenaar wordt is niet bekend, wel weten we dat eerst de familie Wallegien en later de familie Weijs de eigenaren van het pand zijn geweest en de boerderij functie lang in ere hebben gehouden. Tot 1974, dan wordt er een punt achter gezet.
Enkele eeuwenoude panden: “Meeuwisbelt” We hebben het over Nilantsweg 99, “Truygkens erve” of “Borgerinks het huis waar nu de familie Greaves erve” woont. Het is niet duidelijk waar de De huizen ernaast, Nilantsweg 101 naam vandaan komt maar de boeren 103 hebben eveneens een rijke derij is al behoorlijk oud en de behistorie. Aanvankelijk wordt er genaming “belt” geeft ook duidelijk de sproken over 2 katersteden (keuterverhoging in het landschap weer. In boerderijen) de Truygkenserve en 1642 wordt een zekere Arend van de Borgerinkserve. Beide families Haersolte (uit een bekend Zwols gezijn kennelijk bewoner geweest. De slacht) al als eigenaar genoemd. In de 18e eeuw wordt het eigendom van Greeven, de schoonvader van Lucas Nilant die een tijdlang markerigter van Spoolde is geweest. In 1743 komen een zekere Albert Jans en z’n vrouw Margje vanuit Dieze naar Spoolde en worden de nieuwe huurders van de Meeuwisbelt. Dat blijven ze ook als Truygkens erve of Borgerinks erve 76
geschiedenis
familie Aalbers is ook nauw verweven met de geschiedenis van deze hoeve want een broer van de eerder genoemde Aalbers huurt dit huis al in de 18e eeuw. Op dat moment is het eigendom van de bekende Zwollenaar Rhijnvis Feith. Dochter Elsabé Feith erft het huis maar sterft in 1838. Diverse percelen uit de nalatenschap van de familie Feith komen dan in de verkoop. Willem en Aaltje Aalbers, een ongetrouwde broer en zus, en op dat moment huurders van het pand, kopen de boerderij. Ze verkopen het aan een familielid, waarna Willem en Aaltje tot aan het eind van hun leven op de boerderij mogen blijven wonen. In 1882 overlijdt Aaltje als laatste. Nazaten van de familie Aalbers bewonen nog steeds een deel van de boerderij. Geerling Esselink heeft zijn boerderij “Eva’s hoeve” genoemd, naar zijn moeder, Eva Aalbers.
woont er een zekere Berend Bloemert. Later schijnen de kinderen Wyntjes er gewoond te hebben. In ieder geval zijn die ook eigenaar geweest. Een tijd lang behoort de boerderij toe aan de weduwe van burgemeester Arnold Greeven, die ook weer connecties heeft met de vooraanstaande familie Van Voorst. Van de latere tijd weten we dat opa Wildeman er jarenlang z’n boerenbedrijf heeft gehad. In 1963 stopt hij er mee. Vlak erna verliest het huis zijn uiterlijk als boerderij. De deel (de dèèle) met rieten kap, die aan de wegkant ligt, wordt verwijderd en vanaf dat moment krijgt het huis zijn huidige aanzien.
aan één kant door een nazaat van Zwakenberg bewoond. Gerrit Zwakenberg heeft zijn huis niet zonder reden, naar zijn vader, “Hendrik’s Hoeve” genoemd. Modernisering in de landbouw De overheid neemt jaren vijftig de landbouw stevig onder handen en kiest voor een nieuwe koers. Schaalvergroting, maar vooral productievergroting wordt de nieuwe leuze. Ze worden als absolute noodzaak gezien om een boerenbedrijf rendabel te maken. Gemengde bedrijven hebben geen toekomst meer, specialisatie is het nieuwe toverwoord.
Zwakenberg Het is denkbaar dat op deze plek, Meenteweg 12, ooit een zekere Cockman heeft gewoond, want in vroege geschriften wordt op die plek “Bloemerserve” of “Wyntjesergesproken over de ve” Cockmanshoeve. Ook nu nog draagt het huis aan de Ook deze boerderij is Meenteweg 28 de naam “Bloemers dan in het bezit van de erve”. Dat de familie Van de Kolk die familie Nilant. Hendrik Boerderij Zwakenberg. er al lange tijd woont deze naam in Klei die in de 19e eeuw ere heeft gehouden, is niet zonder De ruilverkaveling komt nu pas goed huurder is van deze boerderij kan reden. Wat er nog van het huis resop gang. Het hele landschap wordt het huis op een zeker moment koteert is al behoorlijk oud. In 1682 ingrijpend veranderd, niet altijd ten pen. Zijn zoon Jan die er vlak naast goede, want mooie stukken nawoont heeft een dochtuurlijk landschap verdwijnen daarter Willempje die in mee soms ook. Het werk moet ook 1908 trouwt met Derk steeds rationeler aangepakt worden Zwakenberg. Deze en allerlei machines doen hun intreDerk heeft vier kindede om de langzamerhand duur geren Hendrik, Jan, Derk worden handarbeid te vervangen. In en Eva. Als Hendrik plaats van het landbouwpaard komt en Jan trouwen kode trekker. De ouwe grupstal heeft men ze in de bewuste z’n langste tijd gehad en er verschijboerderij te wonen. nen mechanische middelen om de Het huis is ook nu nog mest te verwijderen. Melkmachine in tweëen gesplitst en melklokaal doen hun intrede en maar wordt nog maar Bloemerserve. Links de woning van Wildeman, de deel rechts is gesloopt. Papenacker nr. 13; oktober 2003
77
geschiedenis
renk en de aanleg van het Zwolle-IJsselkanaal. Al met al grijpen deze ontwikkelingen diep in op de buurtschap, in ‘t bijzonder op agrarisch Spoolde.
de melkbus maakt plaats voor de melktank. De nieuwe tijd vraagt om grote investeringen en daarin gaat niet iedereen mee. Veel boeren maken gebruik van het saneringsfonds. Ook in Spoolde zijn de gevolgen duidelijk zichtbaar. Toch blijft men meestal wel wonen op de boerderij. De oude deel krijgt vaak een woonfunctie, maar het karakteristieke uiterlijk blijft in het Spoolder landschap nog ruimschoots aanwezig. Toch gaat er na verloop van tijd ook wel wat tegen de vlakte om plaats te maken voor nieuwbouw. De oprukkende stad en het verdwenen Spoolde Het is niet alleen de modernisering binnen de agrarische sector zelf die het boerenbestaan aantast, ook de oprukkende stad oefent steeds meer druk uit op het omliggende platteland. Dat wordt in hevige mate het geval als in 1967 de gemeente Zwollerkerspel wordt opgeheven en de stad Zwolle z’n uitbreidingsplannen eindelijk kan realiseren. Er dreigt echter meer. In die tijd wordt ook de nieuwe IJsselbrug aangelegd en de daarmee gepaard gaande verkeersaanpassingen blijven niet zonder gevolgen voor Spoolde. Daarbij komen nog de bouw van de rioolwaterzuivering op de SpooldePapenacker nr. 13; oktober 2003
ze moesten allemaal plaats maken voor de rioolwaterzuivering. Aan de Spoolderenkweg stond ook nog een boerderij die weg moest, die van Esselink, ook een Geerlig Esselink. Op die plek zou van Gend en Loos verrijzen. Rankenberg Het verdwijnen van de boerderij van Rankenberg had weer een andere oorzaak. Ze moest in de zestiger jaren plaats maken voor het nieuw aan te leggen Zwolle- IJsselkanaal. De boerderij, gebouwd aan het eind van de 19e eeuw, lag precies in een bocht, daar waar de toenmalige Beukenallee overging in de Nilantsweg. Een paar oude bomen vlak bij het Scania terrein en de opslagloods van Rijkswaterstaat herinneren ons nog aan de tijd van weleer. Ook deze boerderij was gebouwd op een zandrug en de zandhoogte die er lag
De Spoolderenk Op de Enk lagen van oudsher de bouwakkers. Het was goeie grond, waarop aardappelen, voederbieten en granen werden verbouwd. Daarnaast werd een groot gedeelte van het land ingenomen door vruchtbomen, want ook fruit vormde een bron van inkomsten. Er liep een pad naar de akkers, het Diekakkerswegje. Het was ook het weggetje waarlangs je bij de boerderijen kon komen die er aan het eind van de 19e eeuw waren neergezet. Een kleine nederzetting, bewoond door mensen die bij velen nog tot de verbeelding spreken. In de hoek lag het boerderijtje van Esselink, van Geerlig en Grada. Vlak daarnaast woonde Arend van Weeghel; zijn vader Hendrik woonde er bij in. Iets verder woonde Voormalige boerderij van Geerlig Esselink, die moest wijken voor van Gend & Loos, tegenwoordig Bouwmaat. Van de Esker, Reint was jarenlang voor veel Spooldenavan de Esker, de vader van Stina ren een geliefde plek om zand te hadie later zou trouwen met Derk Zwalen. Voor een kwartje per portie kon kenberg en die daar het boerenbeje zand halen bij Hein Rankenberg. drijf zouden voortzetten. De familie Nijkamp woonde er ook nog. Naar zijn zeggen leverde al dat zand nog een aardig zakcentje op. Hein Naast het nogal vervallen boeren zijn vrouw Mannie vertrokken derijtje hadden ze een nieuw huis uiteindelijk naar Wolvega en zetten neergezet. De andere boerderijtjes daar het boerenbedrijf voort; Hein is waren nog in redelijke staat maar 78
geschiedenis
Beukenallee 24, “Olde Nöst”
enkele jaren geleden overleden. De Beukenallee In de komende afleveringen zullen we dieper ingaan op de geschiedenis van de Beukenallee. In het kader van dit artikel volstaan we met te stellen dat de aanleg van het verkeerscircuit grote gevolgen heeft gehad voor de Beukenallee. Niet alleen moest een aantal oude boerderijtjes verdwijnen, ook de fraaie modelboerderij, later bekend als K.I.- station ging tegen de vlakte. Te midden van alle latere bouw bleef de uit 1819 daterende boerderij van Hofman, nu bekend als “Olde Nöst”, Beukenallee 24, al die jaren overeind.
1690 genoemd wanneer Benedictus van Hertenberg voor 100 Caroli gulden “zijn huis en akkers in Spoolde” in onderpand geeft. Het verwisselt nogal eens van uiterlijk en van eigenaar maar uiteindelijk komt de boerderij in 1910 in het bezit van Gerrit Willem Zieleman. De boerderij blijft ruim 85 jaar bewoond door de Zielemans totdat de gemeente het in het midden van de negentiger jaren met de grond gelijk maakt. Twee keer opnieuw begonnen De familie van de Kamp moet twee keer plaats maken voor de opdringende stad. De als Klaas en Geertje bekend staande Spooldenaren trouwen in 1952 en komen te wonen in de net gekochte “Johanna-hoeve” aan de Westenholterweg. Na negen jaar moeten ze plaats maken
Nb: de woning is in 2008 verkocht en wordt gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw
De Hertsenberg Helemaal duidelijk is het niet waarom deze boerderij moest verdwijnen. Kennelijk had of heeft de gemeente grootse plannen met het omliggende gebied en was er geen plaats meer voor deze historische plek. Ook aan de Hertsenberg en z’n historie zal in de toekomst extra aandacht worden besteed. De plek wordt al in Papenacker nr. 13; oktober 2003
De boerderij van Klaas van der Kamp
79
voor een rij woningbouwhuizen in Westenholte, maar gelukkig mogen aan de Zalkerveerweg weer iets nieuws opzetten. In die tijd behoren Spoolde en Westenholte nog tot de gemeente Zwollerkerspel, maar als deze gemeente in 1967 opgeheven wordt moet er opnieuw plaatsgemaakt worden, nu voor de oprukkende industrie van de stad Zwolle. Weer krijgen ze een nieuwe plek aangewezen. Van Zalkerveerweg 2 (waar nu de banketfabriek van Boom staat) schuiven ze op naar Zalkerveerweg 15, waar hun huidige woning wordt opgetrokken. Via uitruil met de gemeente krijgen ze in
De boerderij van Bertus van Weeghel
de nabijheid toch voldoende land om het veebedrijf voort te zetten. In 1985 wordt er een punt achter gezet. Daarin spelen zowel leeftijd als het niet hebben van een opvolger een rol. Maar Klaas heeft dan ook schoon genoeg van alle soesa; vooral de strenge regelingen hebben veel plezier in het boeren weggenomen. Toch zet hij het als hobby voort. Met nog meer dan 30 schapen en geiten is hij dan ook nog dagelijks in de weer.
geschiedenis
Van Weeghel Ook Bertus van Weeghel houdt het nog lang vol. Het signaal om te stoppen komt als de melktank verplicht wordt. Hij heeft op dat moment nog acht koeien, die hij dagelijks melkt. Daarnaast heeft hij altijd bij Gevavi gewerkt, de Westenholter klompenfabriek. In die tijd is het al heel gewoon dat men boer zijn combineert met ander werk. Vader Gerrit van Weeghel is er wel volledig boer geweest. Ook dit huis staat niet voor niks op een verhoging. Ook hier weer heel lang heel veel fruitbomen. Naast de boerderij stond ooit een fruitbongerd met 220 appelbomen. De klompenfabriek mag dan inmiddels al lang uit zicht zijn, de liefde tot het boeren is gebleven. Zo heeft Bertus nog steeds één koe aangehouden en niet te vergeten de zorg voor zijn zestig Texelse fokschapen.
Doorzetters Herman Kamerman Het huis, Zalkerveerweg 2, was vroeger een tuinmanswoning en werd in de dertiger jaren gezet door de familie O. de Leeuw van de landbouwmachines. Deze familie bracht veel achter het huis liggende grond in cultuur terwijl er op de toen nog drassige landen ook veel riet gesne-
De boerderij van Herman Kamerman Papenacker nr. 13; oktober 2003
De boerderij van Van Assen
den werd. Later werd het het huis verhuurd en vond vader Kamerman er een veertig jaar lang een bestaan als boer. Op een gegeven moment heeft hij zelfs 45 koeien die her in der in de omgeving verspreid staan, zelfs in Langenholte en Windesheim. Thuis staan er tien die dagelijks door moeder Kamerman gemolken worden. Zoon Herman heeft tien jaar geleden de boerderij kunnen kopen. Hij heeft een volledige baan buiten de deur. Daarnaast heeft hij tien koeien thuis staan, die dagelijks gemolken moeten worden. Hij ziet zichzelf duidelijk als hobbyboer en zou het boerenbestaan niet graag willen missen. Schapenboerderij Van Assen De boerderij, Spoolderenkweg 12, wordt in 1918 opgetrokken met stenen van een afgebroken molen. Geerlig van der Zwaan trekt er na z’n trouwen in. Dochter Gé trouwt met Hendrik Jan van Assen en sinds die tijd runt de familie Van Assen het bedrijf. Heel lang is het, zoals gebruikelijk, een gemengd bedrijf. 80
Zoon Herman neemt in 1984, op 18-jarige leeftijd het bedrijf over en zoekt z’n heil in het fokken en mesten van varkens. Op een gegeven moment zijn er zelfs tachtig fokzeugen. Als er na een jaar varkenspest ook nog een economische dip komt, kan hij het niet meer bolwerken. Er volgt een omschakeling en de toekomst wordt gezocht in de biologische schapenteelt. Dat betekent eerst een jaar stilliggen en geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen gebruiken. In 1999 wordt een start gemaakt. De biologische veeteelt wordt met enige subsidie ondersteund. Daarbij is er ook stevig toezicht van de stichting kontrole alternatieve landbouw (SKAL). Vooral de hygiëne staat hoog in ‘t vaandel. Arbeidsintensief is het ook; met 300 schapen waarvan 230 melkooien is er voldoende werk aan de winkel. Dagelijks wordt de melk afgevoerd naar de melkfabriek in Raalte waar het voor 90 procent verwerkt wordt tot Brie en voor de rest tot harde kaas. Na de nodige opstartproblemen heeft het bedrijf zich goed ontwikkeld en zien Marianne en Herman een toekomst met perspectief. Melkveebedrijf Knol De ontwikkeling van het boerenbedrijf aldaar staat aardig model voor wat zich elders in het land afspeelde. Kort na z’n aantreden in Spoolde breekt de modernisering door, schaalvergroting en mechanisatie. Zo wordt er in 1961 een melkmachine aangeschaft en kunnen er dertig koeien aan de weidewagen. De regelgeving is in die tijd nog re-
geschiedenis
nen en de dreiging van “ruimte voor de rivier” niet eenvoudig. Niettemin, een mooi boerenbedrijf in een prachtige omgeving.
Hoe verder Het is duidelijk dat het boerenbestaan op z’n retour is. Gelukkig zijn de sporen ervan op het platteland nog niet
helemaal uitgewist. Het is zaak dat er nauwkeurig afgewogen wordt wat wenselijk is en wat niet. Het meest dreigende beeld is wellicht een platteland zonder enige agrarische bedrijvigheid. Het platteland als open luchtmuseum, een IJssellandschap zonder vee. Dat zou een cultuurhistorische blunder van de hoogste orde zijn.
Boerderij van Knol aan de Spoolderenkweg
delijk. Naast de controle op kwaliteit van de melk is er ook voortdurend toezicht op tbc en mkz. Eind 1963 wordt Gait Jan van Weeghel meteropnemer en kwitantieloper bij de WMO, wat voor hem wat minder zwaar is dan het boerenwerk. Kort daarna, in 1964 komt de eerste trekker op het erf. De akkerbouw verdwijnt geleidelijk maar met een tiental fokzeugen en een koppel schapen blijft het toch een gemengd bedrijf. In 1970 wordt de mestafvoer gemechaniseerd, zodat bij het groeiende bedrijf het werk toch nog rondgezet kan worden. Tegenwoordig is de vierde generatie werkzaam op de boerderij. Bé en Lisette Knol hebben nu de bedrijfsvoering. Sinds elf jaar is er sprake van volledige automatisering. In 1980 komt er een ligbox stal; inmiddels zijn er tegen de veertig melkkoeien. De regelgeving is in de loop der tijd steeds heftiger geworden en drukt vaak als een loden last op het huidige boerenbestaan. De computer is niet meer weg te denken bij de mestboekhouding. De huidige ontwikkelingen gaan vooral in de richting van steeds meer productie. Uitbreidingsmogelijkheden in Spoolde liggen vanwege nieuwe richtlijPapenacker nr. 13; oktober 2003
Toelichting op de fotopagina hierna. 1. Spoolderenkweg 4. Thans bewoond door de fam. Ruitenberg, voorheen de boerderij van Horstman. 2. Spoolderenkweg 6. Thans bewoond door de fam. Zwiers, voorheen de boerderij van Booij. 3. Spoolderenkeweg 10. Thans bewoond door de fam. Rip, geboortehuis van de fam. Van der Zwaan. 4. Spoolderenkweg 14. Thans bewoond door de fam. Nijenhuis. 5. Spoolderenkweg 16. Waar de fam. Jan van Assen woont, voorheen de boerderij van Schuurhuis. 6. Zalkerveerweg 8. Al enkele generaties bewoond door de fam. Veldkamp (Zie Papenacker nr. 11). 7. Nilantsweg 8; Een vreemde eend in de bijt. Een boerderij, rond 1900 gebouwd naar Gronings model, vroeger bewoond door de fam. Aalbers, daarna door de fam. Zieleman en nu door de fam. R. Pierik. 8. Meenteweg 7. Overgrootvader Borst bouwde in 1870 dit huis in Veluwse stijl (lager dan het Overijsselse type). Het was het eerst gebouwde huis aan de lage kant van de Meenteweg. 81
Papenacker nr. 13; oktober 2003
82
in gesprek met...
In gesprek met .. Anton van Weeghel . . . 39 jaar bestuurslid Normaal gesproken besteedt de redactie geen aandacht aan aftredende bestuursleden. Ze vindt dat een taak van de betreffende Spoolder vereniging. Toch meent ze nu een uitzondering te moeten maken. Als iemand 39 jaar in het bestuur van een vereniging heeft gezeten, mag dat wel extra aandacht krijgen. We hebben het over Anton van Weeghel. Van Hattemerbroek naar Spoolde Van Weeghel en Spoolde zijn nauw met elkaar verweven. Dat is niet altijd zo geweest. Halverwege de 19e eeuw komt overgrootvader van Weeghel vanuit Hattemerbroek naar Spoolde. Hij wordt daar tichelbaas, steenbaas van het toenmalige steenfabriekje dat in de Spoolder Waard stond, daar waar nu het begin van ‘t Zwolle IJsselkanaal is. Hij komt te wonen aan de IJsseldijk, tegenwoordig Nilantsweg 81 en 83. Zijn zoon, grootvader van Weeghel wordt boer en betrekt het boerderijtje aan de Zalkerveerweg 9. Anton’s vader zet het boerenbedrijf voort. In 1941 wordt Anton geboren en dan is de oorlog al in volle hevigheid uitgebarsten. Geen wonder dat hij zelf weinig herinneringen heeft aan de oorlogstijd. Alleen van het eind staat hem nog iets voor de geest. Gravers van de IJssellinie, die ’s avonds warm eten krijgen van de gaarkeuken, die bij hun huis staat en Canadezen die na de bevrijding een tijdje bij hen achter op de deel lagen.
Jeugdjaren in landelijk Spoolde
ren vijftig blijft die bestaan. De deelname is altijd behoorlijk groot en elke buurt heeft zo z’n eigen bijdrage. Zang en muziek Anton raakt al op jonge leeftijd in het verenigingsleven verzeild. Als zesjarige gaat hij op het Spoolder Jeugdzangkoor “Jong Zanglust”. Dit koor behaalt beginjaren vijftig tijdens een twee-daags concours in Epe het hoogste aantal punten. Elk jaar is er ook een uitvoering. Voor de pauze wordt er gezongen, na de pauze worden er allerlei sketches opgevoerd. Hij gaat ook bij de muziek. Spoolde heeft dan nog een eigen muziekvereniging: ”Eendracht”. Hij speelt daar klarinet en blijft lid tot de vereniging eind jaren vijftig opgeheven wordt.
Jeugdjaren Antons jeugd ligt vooral in de vijftiger jaren. Hoewel vader geen daadwerkelijke rol speelt in het verenigingsleven voelt hij zich volledig thuis in de Spoolder gemeenschap. Vooral het Spoolderfeest neemt dan al een belangrijke plaats in bij de familie Van Weeghel. Op de dag van het feest komen enkele herauten van de muziekvereniging langs om aan te kondigen dat het weer Spoolderfeest is. Ook het paard deelt dan in de feestvreugde. Het krijgt Afrikaantjes in de manen en wordt voor de wagen gespannen. De familie en ook de buren nemen plaats op de wagen en in opperbeste stemming wordt dan naar het feestterrein gereden. In die tijd heeft Spoolde ook nog een eigen optocht. Tot begin jaPapenacker nr. 14; april 2004
Rijkswaterstaat Hij is de jongste van de twee zoons en komt dus niet in aanmerking voor voortzetting van het boerenbedrijf. Daar ligt z’n interesse ook niet. Zijn belangstelling gaat uit naar de techniek. Na de lagere school in Westenholte en voortgezet onderwijs komt hij te werken bij de W.M.O., tegenwoordig “Vitens”. In de avonduren volgt hij opleidingen in de Weg- en Waterbouw. Tot z’n 30ste jaar heeft hij ’s-avonds gestudeerd. 83
in gesprek met...
en was ook een aantal jaren dijkwacht. Inmiddels is hij tot ringcommandant gepromoveerd. In geval van nood moet hij de gegevens verzamelen over het dijkgedeelte dat loopt van de Spooldersluis tot Kampen en dat van Kampen tot Genemuiden.
In 1964 komt hij bij Rijkswaterstaat. Het ZwolleIJsselkanaal is dan net geopend. De reconstructie van de weg tussen Zwolle en Meppel is dan ook aan de gang. Anton krijgt te maken met het stuk tussen de Vecht en de Lichtmis en een poos later het traject tot Staphorst. Als in 1971 de nieuwe IJsselbug ook klaar is wordt de opening van de nieuwe verbinding op grootse wijze gevierd. Toenmalig minister van Verkeer en Waterstaat Bakker en minister president Piet de Jong zijn daarbij ook aanwezig. Naderhand verandert z’n functie en raakt hij betrokken bij verschillende andere projecten. Zijn taak ligt dan vooral in het adviseren en kiezen van de juiste materialen. Ook moet hij de diverse materialen keuren die de uitvoerende bedrijven in hun projecten gebruiken. Dat brengt een afwisselende en boeiende werktijd met zich mee en het doet hem zelfs af en toe in het buitenland belanden. Eind vorig jaar kwam, na 39 jaar trouwe dienst, een einde aan z’n werkzame periode. Hij kijkt er met plezier op terug en staat versteld van de ontwikkelingen die er binnen zijn werksector hebben plaatsgevonden.
De Oranjevereniging In 1964 belandt Anton in ’t bestuur van de Oranjevereniging. Negen jaar later wordt hij penningmeester en wacht hem de ondankbare taak om het in dat jaar ontstane tekort weg te werken. Het jubileumfeest, met onder meer het optreden van de “Mounties” in de Buitensoos heeft zo weinig bezoekers opgeleverd dat de financiële nood hoog is. Gelukkig gaan de opbrengsten van de “Oud
De IJssel Anton is dus geen boer geworden. Z’n broer wel, die blijft in het ouderlijk huis wonen. Toch blijft hij de Zalkerveerweg trouw. Als hij in1966 trouwt wordt er in de boomgaard van het ouderlijk huis een bungalow gebouwd, Zalkerveerweg 9-1. Daar groeien De voorzitter aan het woord tijdens de receptie ter gelegenheid van het 90-jarig bestaan hun vier kinderen op en op die plek van de OV. wonen Ali en Anton ook nu nog. Papier Actie” eenmalig naar de Oranjevereniging. De rivier de IJssel heeft voor de familie altijd veel Het strakke en zuinige beleid van Anton heeft zebetekend, een rivier met veel mooie, maar soms ker ook bijgedragen tot de wederopstanding. ook kwade kanten. Zeker toen de Afsluitdijk er “Het leek wel of je met de geldkist naar bed ging”, nog niet was dreigde er nog wel eens een overmerkte Harrie Wevers op toen Anton als voorzitter stroming. Dijkbewaking was toen een absolute afscheid nam. Voor de scheidende voorzitter was noodzaak. Grootvader van Weeghel was in zijn zuinigheid een duidelijke zaak: “het was geld van tijd dijkwacht. Bij nacht en ontij moest hij er met de een ander en dan moet je extra oppassen.” stormlantaren op uit om de dijk te inspecteren. De In 1986 komt de functie van voorzitter op zijn pad. functie raakte later wat uit het zicht maar de waterHarrie Wevers noemde hem in z’n toespraak een overlast uit de negentiger jaren maakte hem weer voortreffelijke regelaar. Tegenwoordig zou je van noodzakelijk. Anton zette de familietraditie voort Papenacker nr. 14; april 2004
84
in gesprek met...
een netwerker spreken. Zijn functie bij de waterstaat pakte ook zeer voordelig uit voor de vereniging. De secretaresse en de kopieermachine kwamen goed van pas en de opslagloods van Rijkswaterstaat vormde heel wat keren een prachtig onderdak voor het bouwen van een praalwagen voor de jaarlijkse optocht in Zwolle. Het Spoolderfeest bracht jaarlijks niet alleen een enorme piekbelasting met zich mee, maar ook de nodige zorgen. “Kan bruin het trekken, is de band niet te duur, komen er voldoende mensen?” Volgens Harrie kon je duidelijk zien en horen als alles naar wens verlopen was. Anton liep dan ontspannen en fluitend over het feestterrein.
Zo gaat het verhaal dat kinderen die Anton op de fiets in Spoolde zagen passeren tegen elkaar zeiden: “daar gaat de Oranjevereniging”!
Geen wonder dat je in een periode van 39 jaar het gezicht van de vereniging bepaalt. Je kunt dan ook zo maar een etiket opgeplakt krijgen.
.
Sinterklaas De verandering moet groot zijn nu zowel werk als Oranjevereniging uit beeld zijn. Toch hoeft er geen verveling op te treden. Het vrijwilligerswerk zal hem wel weten te vinden. Zo kon hij vorig jaar al als Sinterklaas aan de bak, als invaller. Geen onbegrijpelijke keus want vanaf 1973 trad hij maar liefst twintig keer op als Goedheiligman. Wie weet volgen er nog meer. Bijkomend voordeel: “je kunt er heel oud mee worden!”
De Sint in het buurthuis Papenacker nr. 14; april 2004
85
geschiedenis
De Beukenallee Aan het begin van de 20ste eeuw komt er verdere bebouwing en verrijzen er een aantal fraaie huizen. Zij sluiten goed aan bij de prachtige, nu vrijwel onzichtbare villa “de Vijverberg”, die al in 1875 gebouwd was. De grootste woonimpuls krijgt de Beukenallee in de twintiger jaren als de woningbouwvereniging “Ons Ideaal” verderop, in de richting van de huidige Turnhoutsweg, 24 moderne huurwoningen laat zetten. Ze krijgen als bijnaam “het rode dorp” vanwege de karakteristieke rode daken. Tegenwoordig zijn ze alle in particuliere handen. Inmiddels is er ook een aantal verdwenen; zij moesten plaats maken voor de aanleg van een nieuwe verkeersweg (Turnhoutsweg). Er verdween vanwege verkeerstechniche ontwikkelingen meer in en aan de Beukenallee. Zo ligt de ooit legendarische Paaswei onder het asfalt, moest een aantal tuinbouwbedrijven wijken en werd ook de eens zo prachtige modelboerderij een prooi van de IJsselallee en de nieuwe verkeersrotonde. Kortom, de Beukenallee heeft nogal wat veranderingen ondergaan. Tijd voor een nadere beschouwing.
Bij een speurtocht naar de geschiedenis van een straat kom je soms tot verrassende ontdekkingen. Archieven en boeken staan je ten dienste om een tipje van de sluier van de vroegste geschiedenis op te lichten. Gesprekken met mensen die er soms al een levenlang gewoond hebben maken de jongste geschiedenis vaak levend. Een zo op het oog doodgewone straat kan zo tot leven komen. Ooit een zandpad Neem nou de Beukenallee. Deze zijweg van de Veerallee dateert al vanaf 1736 en is dan niet veel meer dan een naamloze zandweg. De weg voert naar het landgoed “Kortenberg” dat op een smalle zandrichel lag en sinds 1868 Mariënheuvel heette. In aflevering 12 van de Papenacker maakte Cornelis Gorlee in een bijdrage duidelijk dat zijn huis, thans Meenteweg 6, op de plek staat waar eens Mariënheuvel stond. Zo wordt het begrijpelijk dat hij z’n huis weer die naam gegeven heeft. Ook de naam Kortenberg leeft nog voort, want buurman Klaas Bredewoud heeft die naam gegeven aan zijn huis, Meenteweg 8.
Hendrik Hofman Op de kadastrale kaart van 1832 is heel duidelijk te zien dat er in de marke Spoolde van toen nog maar weinig bebouwing was. De meeste woningen staan op dat moment aan wat tegenwoordig de Nilantsweg en de Meenteweg heet. Bij de Spoolderberg staat “de Moriaan”, een herberg die in de markeboeken meermalen genoemd wordt als vergaderplaats van het markebestuur. En aan de Beukenallee? In die tijd nog een zandpad, dat Nieuwe Allee heet en waaraan nog maar twee huizen staan. De verst van de Veerweg afgelegen woning is die van Hofman. Op 26 december 1817 vergaderen de erfgenamen van Spoolde over het verzoek van Hendrik Hofman en zijn vrouw om ze een leven lang in gebruik te geven “een stukje grond om een huisje op te bouwen met zoveel land om te bebouwen als aangewezen.” Het verzoek wordt goedgekeurd, maar het markebestuur laat ook duidelijk weten, dat er wel wat restricties aan vast zitten. Zo zal na het overlijden van de echtelieden het huisje getaxeerd worden door twee onpartijdige lieden. De marke zal het
Mariënheuvel, eens een buitenplaats
Het naamloze zandpad staat een tijd later aangeduid als “Nieuwe Allee” met nauwelijks bebouwing; slechts hier en daar een boerenhoeve. Pas in 1949 krijgt het z’n definitieve naam, de Beukenallee. Die naam komt niet zo maar uit de lucht vallen. Het vroegere zandpad werd jarenlang omzoomd door metershoge beuken. Papenacker nr. 14; april 2004
86
geschiedenis
als er gebruik gemaakt is van iets dat aan een ander, in dit geval de gemeenschap, toebehoort. Het gaat bij die extra “betaling” niet altijd om een gans. We lezen ook dat een zekere Gerrit Kolthoorn zes hoenders moet aanreiken. Zelfs de stad Zwolle ontkomt niet aan een dergelijke wijze van betalen, want voor het gebruik van het land “Kostverloren” dat naast de Spoolderberg lag moeten ze jaarlijks ook een “vette gansch” leveren. Op een gegeven moment stelt het markebestuur van Spoolde voor dat de stad Zwolle in plaats van de gans, twee gulden extra gaat betalen.
dan kunnen overnemen, maar als het dat niet van zins is kunnen de nazaten van Hofman verplicht worden het huisje af te breken. In dat geval zullen land en ondergrond weer volop eigendom van de marke worden. Het is nooit zover gekomen, want de nazaten van Hofman hebben steeds de mogelijkheid gekregen de huur voort te zetten. Op een gegeven moment kan het pand zelfs gekocht worden. “Een vette gansch” Erfgenamen en heemraden vinden het eenparig goed dat Hofman op eigen kosten een huisje bouwt, mits hij maar in de gaten houdt dat “er voldoende ruimte achter de bomen blijft.” Over het huurbedrag wordt op dat moment nog niks vermeld, wel dat “de lasten die thans op de grond rusten voor rekening komen van Hofman en de vrouwe”. Bovendien moeten zij elk jaar op Sint Maarten (november) “een vette gansch” aan de marke betalen. Dit laatste vanwege recognitie, als wijze van erkenning. Deze wijze van betaling wordt toegepast
Harmen Hofman Het huis van Hofman is een zogenaamde katerstede, een klein boerderijtje, dat van generatie op generatie in de familie is gebleven. Zo wordt in 1831 een huurcontract opgemaakt met Harmen Hofman. Kennelijk zijn z’n ouders dan overleden en zet hij ’t bedrijfje voort. De huur wordt dan vastgesteld op 10,50 gulden per jaar. Dat heeft waarschijnlijk ook te maken met het feit
De Beukenallee... ooit een zandpad Papenacker nr. 14; april 2004
87
-
kadastrale kaart Spoolde 1832
Al met al stellen de erfgenamen en heemraden, de regeerders van die tijd, duidelijke eisen.
dat Hofman dan een stuk grond heeft moeten afstaan, om de aanleg van een nieuw wandelpad mogelijk te maken: “daartoe worden enige voeten grond van Hofman afgenomen”. Ook buurman Derks moet z’n aandeel leveren in het nieuwe pad. Niet alleen gaat er grond af, er komt ook nieuw land bij. In 1840 krijgt Harmen toestemming om gebruik te maken van de tot dan onbebouwde heidegronden achter zijn ontgonnen land. Hij moet er daarbij wel voor zorgen dat hij daar een weg aanlegt die “doorgang mogelijk maakt”. Tevens moet hij het terrein naast de sloot ophogen en geschikt maken tot rijweg. Tenslotte moet hij er nog voor zorgen dat er langs de onbeplante kant van de weg populieren en eiken worden gezet. Zo komt er een nieuw huurcontract tot stand, waarin we lezen dat alle lasten die liggen op de gebouwde en ongebouwde eigendommen ten laste komen van de nieuwe huurder. Hij zal met Sint Maarten 1841 de som van twee en twintig gulden moeten betalen en daarbij ”Huurder zal verpligt zijn de wallen van het erve met wilgen houten posten of stikken, els, populieren of berkenhouten te bepoten zodanig, in dier voege, als door de markerigter zal worden aangewezen.” Papenacker nr. 14; april 2004
Aanmaning voor Gerrit Derks Dat in die tijd alle grond nog niet in cultuur gebracht is, maken we op uit het verzoek dat Gerrit Kolthoorn in 1839 aan het markebestuur doet. Hij vraagt om een woning te mogen bouwen en “enig land te ontginnen.” Het stuk grond dat hij wil huren ligt tussen het huis van Hofman en dat van Gerrit Derks. Daaruit kunnen we misschien opmaken, dat het huis van Derks mogelijk het andere huis is dat op de kaart van 1832 aangegeven staat. Genoemde Derks heeft kennelijk een dienstverband met het markebestuur want tijdens een vergadering klagen de erfgenamen over “de achteloosheid en de geringe ijver” van werkbaas G. Derks. Men neemt zich voor de genoemde Derks ernstig te onderhouden en “tot betere inachtneming zijner verplichtingen aan te manen.” Uit de verslagen blijkt ook dat het markebestuur in 1825 de nodige clementie met Derks heeft door hem een gedeelte van de achterstallige huur kwijt te schelden. Niet alleen ziekte zou hem parten hebben gespeeld, maar ook de watersnoodramp van dat jaar zou een goede hooiopbrengst in de 88
geschiedenis
weg hebben gestaan. Het markebestuur mag dan streng zijn in die dagen, kennelijk stelt het zich ool wel eens wat soepeler op als (persoonlijke) omstandigheden in het geding zijn. “’t Olde nöst” In de markeboeken lezen we verder niks meer over de familie Hofman. Wel weten we dat de katerstede steeds in de familie is gebleven. De moeder van de huidige bewoner, Jan Lindeboom, heette Elisabet Hofman. De naam van het huis aan de Beukenallee 24 is daarmee ook verklaard. “’t olde nöst”. Daarover een volgende keer meer. 't Olde nöst in 2004
Op deze luchtfoto zijn de in typische tuinen van de woningen goed te zien. Enkele blokken twee onder één kap woningen links op de foto zijn later gesloopt. Bij de pijl op de foto 't Olde Nöst. Papenacker nr. 14; april 2004
89
geschiedenis
Zanglust 75 jaar wordt ook wat geld uitgetrokken om met de jeugd een middag naar “Molencaten” te gaan. Ook tijdens de oorlog en in de vijftiger jaren is er onder de jeugd nog veel belangstelling voor het koor. Tijdens een 2-daagse manifestatie in Heerde behaalt “Jong Zanglust” de meeste punten. Het koor is kennelijk tussentijds opgeheven geweest want in 1980 wordt er gesproken over een heroprichting van het jeugdkoor. Toch neemt de belangstelling voor het jeugdkoor langzamerhand af. In 1982 houdt het koor op te bestaan.
De feestdampen van de jubilerende Oranjevereniging zijn nauwelijks opgetrokken of het volgende jubileum kondigt zich aan, die van het 75-jarige “Zanglust”. Een duik in de archieven en gesprekken met diverse mensen maakte het mogelijk om de historie van deze vereniging ruimschoots weer te geven. 1929 De legendarische winter van 1929 moet een heel koude geweest zijn, met tal van ongemakken. Kennelijk geen beletsel voor een aantal mensen om op 3 januari 1929 een zangkoor op te richten. Er is voor die tijd al wel een mannenkoor geweest maar door gebrek aan “goede krachten” was die opgeheven. De heer Bokhoven, veldwachter in Zwollerkerspel, wordt voorzitter en het koor start met twintig dames en tien heren. De repetitieavonden vinden ook dan al plaats op maandagavond en het Bestuur van Eben Haëzer geeft ze onderdak voor een bedrag van vijftien gulden per jaar. Op dat moment is er alleen nog maar sprake van een kerkje. De contributie bedraagt vijftien cent per avond. Een jaar later sluit men zich aan bij de Christelijke Zangersbond. Jaarlijks moet 25 gulden aan deze bond afgedragen worden. Een en ander leidt er toe dat in dat jaar voorgesteld wordt de contributie met vijf cent per week te verhogen. Dat voorstel haalt het niet. Voor enkele goede zangers zou dat bedrag te hoog zijn en die zouden dan mogelijk bedanken. In die tijd is de economische crisis al op gang gekomen. Inmiddels zijn er meer dan dertig leden maar ze willen er meer. Zo wordt de leeftijdsgrens verlaagd tot 14 jaar en worden er huisbezoeken afgelegd om nieuwe leden te werven.
Op reis Al vrij snel wordt ook besloten om een reiskas in te stellen. Daarvoor wordt vijf cent per week in gelegd, maar een aantal keren wordt de kas ook gespekt met een deel van de bazaar opbrengst. Het jaarlijkse uitstapje is meestal een groot succes. Met de “busse van de Vries” wordt heel wat ondernomen. Nu eens naar de dierentuin in Emmen en ’t vliegveld in Eelde dan weer naar Nijmegen en de Heilige Land Stichting in Berg en Dal. Enkele meisjes verdwalen die laatste keer in Nijmegen en worden na lang zoeken teruggevonden. Het jaarverslag meldt: “ met een paar moeie benen en een roode kleur kregen ze ook nog een berisping van de voorzitter”. Het jaarlijkse uitstapje blijft heel lang voortbestaan. Zo zijn er heel wat plekken in ons land waar Zanglust z’n sporen heeft nagelaten. Op de fiets Een enkele keer gaan ze een dagje uit op de fiets. Zo ook op een keer naar de stuw bij Dalfsen aan de Vecht. Er wordt die dag ook gezwommen.
“Jong Zanglust” In 1934 wordt er voor kinderen van zes tot twaalf jaar een jeugdkoor opgericht. “Jong Zanglust”. Op die manier wil men de jonge zangers en zangeressen voorbereiden op het grote koor. Het jeugdkoor telt al gauw veertig leden. Het bestuur laat het niet alleen bij zingen. Uit de grote kas Papenacker nr. 14; april 2004
90
"Jong Zanglust" in 1942 In 't midden dirigent Nijmijer
geschiedenis
Niet iedereen heeft een zwembroek bij zich. Ook Vloedgraven niet. Gelukkig woont z’n zuster in de buurt, zij heeft wel een oplossing. Even later gaat Vloedgraven te water in de directoire van z’n zuster. Deze zwembroek neemt nogal wat water op en als Vloedgraven weer boven water komt, bolt de onderbroek van alle kanten. Even lijkt het alsof hij aan een ballonvaart begonnen is. De hilariteit is groot en bij heel wat oud-koorleden leeft deze gebeurtenis nog in de herinnering voort.
De uitvoeringen Het Buurthuis heeft in die tijd nog niet die grootte van nu. Dat betekent twee uitvoeringen om alle Spooldenaren te kunnen huisvesten. Begin dertiger jaren wijken ze uit naar het dan nog bestaande Katerveerhuis. De uitvoering mag dan geslaagd zijn, financieel wordt het een enorme tegenvaller. De jaarlijkse uitvoeringen bestaan gedeeltelijk uit zang en deels uit toneel. Aanvankelijk worden er na de pauze samenspraken opgevoerd. Het is vaak een hele toer om een geschikte samenspraak te vinden. In latere jaren wordt er na de pauze een toneelstuk opgevoerd. Meestal wordt een vereniging van elders opgetrommeld
voor een toneelstuk, maar op een gegeven moment studeren Zanglust-leden zelf een toneelstuk in. Op de deel van opa Wildeman, de “Bloemerserve”, Meenteweg 28, is heel wat gerepeteerd. Het tienjarig bestaan wordt in het Katerveerhuis gevierd en is ondanks de winterse omstandigheden een enorm succes. Sommige mensen moeten zelfs staan. Jaarfeesten Naast het zingen staat ook gezelligheid hoog in het vaandel. De jaarfeesten zijn bedoeld voor de eigen leden, al mogen in 1933 de verloofden ook meekomen. Kennelijk zijn er in die tijd veel verloofd want een paar jaar later is er een groot verloop omdat er veel zijn gaan trouwen. In die tijd past een avondje zang niet meer in het programma van een getrouwde vrouw. Er wordt heel wat aan gedaan om de jaarlijkse feestavond aan te kleden. Lange tijd ontbreekt de chocolademelk niet, maar ook gebakjes, worst en kaas moeten dergelijke avonden opfleuren. Vaak worden dergelijke avonden benut om de directeur in ’t zonnetje te zetten, bijvoorbeeld met een “fijn kistje van vijftig sigaren” of met een verzilverde sigarettenkoker. Wel een bewijs dat de tabakscultuur in die tijd nog volop floreerde. De oorlog In de jaarverslagen wordt niet nadrukkelijk over de oorlog gesproken. Och lees je tussen de regels door dat het een moeilijke tijd is. Zo moet de taart voor de verloting met distributiebonnen worden gekocht. Er dreigt kolenschaarste, vandaar dat er
Een bericht uit de krant Papenacker nr. 14; april 2004
91
geschiedenis
kaartje aan. In 1961 wordt er zelfs een bus ingezet om belangstellenden van en naar Suisse, nu Piet Zomers, te vervoeren En de financiële positie is in die jaren niet echt sterk. Een Kerstuitvoering in de Jeruzalemkerk heeft tot grote tekorten geleid.
besloten wordt om zo vroeg mogelijk kolen in te slaan. In het jaarverslag van 1942 wordt de voorzitter bedankt voor z’n vele werk “in deze moeilijke tijd”. Een jaar later wordt besloten rookartikelen naar een Spooldenaar in Duitsland op te sturen. Op dat moment zijn veel Nederlanders in Duitsland gedwongen te werk gesteld. Ook is er in de eindfase van de oorlog een aantal leden ondergedoken. Niettemin bloeit de vereniging wat aantal leden betreft in de oorlogsjaren, er zijn 57 leden. Kennelijk is de zang een welkom avondje uit in deze benarde tijd. In die tijd duikt ook het marslied op dat uit volle borst door de leden wordt gezongen. Misschien wel omdat er gezongen wordt op de wijs van: “In naam van Oranje, doe open de poort”.
Financiële perikelen Met bewondering lees je over al die keren dat er acties zijn ondernomen om aan geld te komen. Soms om tekorten weg te werken, soms om aan een extraatje te komen. Vlak na de oprichting levert de eerste bazaar 137 gulden en 88 en een halve cent op. Over precisie gesproken. Ook verlotingen zijn een steeds weer terugkerend ritueel, kleine en grote. Daarnaast ook tal van acties: een balpenactie, speculaasactie, oliebollenacties en niet te vergeten de worstacties van de laatste jaren. En dan natuurlijk de Amerikaanse verkoop, een boeiende uitdaging, vooral als een half varken de inzet is. Over de actiebereidheid valt niet te klagen. Toch lost het niet altijd alles op. In 1965 is de geldelijke nood zo hoog dat besloten wordt de uitvoering over te slaan. _Gelukkig wordt 1969 weer een succesvol jaar. Het jubileumconcert in de Dominicanenkerk trekt 350 bezoekers en tijdens de receptie wordt maar liefst 400 gulden aan enveloppen met inhoud ontvangen.
Ons marslied Beschermd door de dijk in een vruchtbaar gebied De torens van Zwolle in ’t zicht Ten Westen de IJssel ten zuiden de brug Voor het verkeer met het Noorden gesticht ’t is Spoolde het oord dat ons lied thans bezingt daar zetelt ons zangkoor door vrienden omringt Daar zingen wij vrolijk en blij Zo klinkt dan de toon van ons vier-stemmig lied Het juiche de Schepper ter eer Ons streven bedoelde het dienen der kunst “Naar omhoog zij ’t devies immer meer Dus zingen wij lustig en ’t plante zich voort Het worde door Spoolde alomme gehoord Dat zanglust nog lang blijv’ bestaan Dat zanglust niet onder mag gaan”
Vergaderingen Doorgaans verlopen ze plezierig en probleemloos, maar een enkele keer spelen de gemoederen behoorlijk op: - In de beginjaren is er tijdens een reis dronkenschap geconstateerd. De kwestie komt aan de orde tijdens de vergadering en de voorzitter zegt “hem even aan het verstand te zullen brengen hoe een lid van een Christelijke vereniging zich dient te gedragen.” - Ook komen op een gegeven moment enkele vrijerijkwesties aan de orde. Al te diep wil de vergadering er niet op ingaan van wege het persoonlijke karakter, maar “men dient zich wel zo te gedragen dat niemand er aanstoot aan mag nemen.” - vrouwelijke bestuursleden wordt te verstaan gegeven voortaan geen breiwerkjes meer mee te nemen naar de bestuursvergadering; ze zouden er dan met hun gedachten niet helemaal bij zijn. Er zijn wel wat protesten, maar toch! - Ook rondom de kleding is nog wel eens wat te
Na de oorlog oor de jaarlijkse uitvoeringen wordt nu uitgeweken naar de stad. Het Katerveerhuis bestaat niet meer en het gebouwtje, zoals het latere Buurthuis genoemd wordt, is nog niet vergroot en gemoderniseerd. Zo wordt het 20- jarig bestaan gevierd in zaal Eikelboom aan de Jufferenwal. Er wordt een toneelstuk opgevoerd. Het is slecht verstaanbaar en daarvan krijgen vooral de oudere toneelspelers de schuld, er moeten meer jongeren op het toneel. Vijf jaar later wordt overwogen om het jubileumfeest in zaal Suisse te geven, een prachtige accommodatie maar daar hangt wel een prijsPapenacker nr. 14; april 2004
92
geschiedenis
Z’n bemoeienis met Zanglust dateert al van voor de oorlog en werd een enkele keer onderbroken. Als hij in 1967 z’n dirigeerstok aan de wilgen hangt heeft hij meer dan dertig jaar de leiding gehad. In die jaren zijn onder zijn leiding heel wat successen behaald. Oud-voorzitter Otterman: ”het was een geweldig koor met een enorme uitstraling tot in de wijde omtrek. Op een zeker moment waren er meer dan tachtig leden. Ze waren afkomstig uit de hele omgeving, ook omdat er her en der flink geleurd werd om er nieuwe leden bij te krijgen”. “Zanglust” haalde in die tijd op de talrijke concoursen heel wat eerste prijzen. Niet alleen op concoursen was ze actief, ook op andere plaatsen, in kerken en tehuizen liet ze van zich horen.
doen; er wordt zelfs gesproken over een kledingaffaire. Smaken verschillen en een eenmaal gekozen kledij houdt niet eeuwig stand. Heel wat keren steken leden de handen weer uit de mouwen om ot nieuwe koorkleding te komen. Appelflappenen oliebollenacties moeten dat financieel mogelijk maken en gelukkig springt het Anjerfonds soms ook met een flink bedrag bij. Gelukkig ontbreekt de vrolijke noot ook niet. Op een gegeven moment wordt voorgesteld een lagere piano aan te schaffen. De pianist zou er dan beter over heen kunnen kijken. Vanuit de vergadering wordt dan opgemerkt dat je misschien ook voor een langere pianist zou kunnen kiezen.
Ups en downs Toch komt er een deuk in de bloeiperiode. Is het de invloed van de televisie die in die tijd meerdere verenigingen parten heeft gespeeld? Feit is dat er alom geklaagd wordt over de opkomst. “Heeft ‘t zin om door te gaan?”. Een tijdje later wordt er zelfs over gesproken, hoe het geld te verdelen, dat er na de eventuele opheffing zal overblijven. Ook de piano zal dan verkocht moeten worden. In een krantenartikel wordt beweerd dat er een fusie met “Zang en Vriendschap’ uit Westenholte op komst is. Dat roept nogal wat emoties op. Men krabbelt weer op. Als Koersen in 1982 de nieuwe dirigent wordt zijn er nog maar 23 leden. De jaren daarna worden gekenmerkt door ups en downs. Het aantal leden mag dan wel eens schommelen, de sfeer blijft goed en er wordt enthousiast gezongen. Opvallend optreden in die jaren is een jubileumuitvoering met het Zwols Politiekoor. Bij het 70-jarig bestaan is er een jubileumconcert in de Stinskerk, waarvan een cd-opname wordt gemaakt.
Tijdens receptie 40-jarig jubileum. Oud-dirigent Nijmeijer (l) en Van Elk (r) in ‘t midden oud-voorzitter Otterman
Gloriejaren Voor de oorlog mag het koor dan al wijd en zijd bekend zijn, ook in de tijd erna heeft Zanglust een behoorlijke reputatie. Hoewel het koor in zijn bestaan heel wat dirigenten versleten heeft springt de periode van directeur Nijmeyer uit Kampen wel het meest in het oog. Voor de oorlog is hij al begonnen zowel met het grote als met het jeugdkoor. Wekelijks kwam hij op de fiets uit Kampen om voor een rijksdaalder het koor te leiden. Ook het kinderkoor deed hij erbij; de kinderen brachten een dubbeltje per keer mee en daarvan trakteerde hij af en toe ook nog. Tussendoor gaf hij dan nog orgelles. Hij was eigenlijk sigarenmaker van beroep, maar langzamerhand groeide z’n zang- en muziekhobby uit tot een nieuw beroep en werd hij een veel gevraagd dirigent. De fiets ruilde hij na verloop van tijd in voor een Solex en weer later maakte die plaats voor een auto. Papenacker nr. 14; april 2004
Goede sfeer Net als bij elke andere verenigingen zijn er wel eens wrijvingen geweest maar in al die jaren is het toch de goede sfeer die als rode draad door het verenigingsleven heen heeft gespeeld. En over verenigingstrouw valt ook niet te klagen. Sommigen zijn al vanaf hun jeugd al lid geweest. Uitschieter daarbij is zonder meer Jenny Slag93
geschiedenis
Voor de Spooldenaren zal het koor op 8 oktober nog een jubileumuitvoering geven in het Buurthuis, onder leiding van de huidige dirigent Arjan Seinen.
ter- van der Zwaan die meer dan vijftig jaar lid geweest is. Ook haar zusters Femmie Rinzema- van der Zwaan en GĂŠ van Assen- van der Zwaan hebben er al heel wat jaren trouwe dienst op zitten. De drie Zwaantjes staan samen garant voor meer dan 100 jaar lidmaatschap. Ook Ali Woning en GĂŠ Griffioen zijn al heel wat jaren voor Zanglust in de weer, ze maken deel uit van het huidige bestuur. In een gesprek maken ze kenbaar dat er ook nu nog niks mis is met de sfeer. Vergeleken met vroeger zijn de aantallen kleiner en de hoofden wat grijzer, maar er wordt nog steeds met veel plezier gezongen. Misschien zijn er wat minder activiteiten naar buiten toe, maar ze zijn er nog wel, de optredens in tehuizen en de uitwisseling met het koor in Tollebeek. En niet te vergeten de jaarlijkse Kerstzangdienst. Concoursen zijn er niet meer, er zijn nog wel ringconcerten. Op deze afdelingsconcerten brengt een zestal koren een bepaald repertoire ten gehore. Zanglust had dit jaar de organisatie ervan. Inmiddels heeft dit concert op 26 maart in de Stinskerk al plaats gevonden.
Bedreigd bestaan Vijf jaar geleden werd in dit blad al met een sombere blik naar de toekomst gekeken. Op dat moment waren er nog 25 leden. De gemiddelde leeftijd en de geringe aanwas van nieuwe leden deden het ergste vrezen. We zijn inmiddels vijf jaar verder en de situatie is er niet beter op geworden, er zijn nog 22 leden. De gelukwensen met deze mijlpaal zijn er niet minder om en wie weet geeft het 75-jarig bestaan nieuwe impulsen
Zanglust anno 2004
Papenacker nr. 14; april 2004
94
gedicht
Herfst in Spoolde
bijdrage van Harrie Mistebelt
Ongemerkt is de nazomer in herfst over gegaan. De bomen ogen weliswaar nog rijkelijk groen maar onherroepelijk geeft het najaar z’n eerste signalen af. De groentetuin wordt geleidelijk leger. De andijvie houdt nog vrij lang stand; weer teveel geplant dit jaar. De boerenkool maakt zich op voor de eerste nachtvorst en is al dominant aanwezig.
Het is een uitgelezen dag om te fietsen. Bij de fietsenschuur verstrikt in een aantal spinnenwebben. De slachtoffers zullen ongetwijfeld de draad weer oppakken.
Een rustig ogende IJssel ligt in de namiddag al enigszins verdekt onder enkele flarden mist. De koeien zullen er over enkele uren nog net boven uitsteken. Het Engelse Werk met z’n veelkleurigheid aan bomen en bladeren is een waar lustoord. Jong en oud zoeken er, ieder op eigen wijze, hun vertier.
In de verte klinkt ‘t geluid van een bladblazer. Wil het kennelijk opnemen tegen het verkeerslawaai van de A-28. Beukennootjes liggen als bruine tapijten langs de weg en soms er op, ze knisperen onder de fietsbanden. Hier en daar straatverkoop. Vooral kalebassen worden aangeprezen. Er ligt een doosje naast voor het geld. Eerlijkheid gevraagd. Maïs is toch nog van de velden, het bleek mee te vallen met de nattigheid.
Koeien worden langzamerhand een schaars verschijnsel in het Spoolderland, de roodbonte is vrijwel een museumstuk geworden. Schapen hebben de koeien in aantal overvleugeld en vormen tegenwoordig de belangrijkste stoffering van het IJssellandschap. Voor hen spelen de seizoenen nauwelijks een rol.
De wind is mild vandaag, gunstig als je langs de IJssel fietst. De zomertijd heerst nog maar de schemer rukt al aanzienlijk sneller op. De kilte trouwens ook. De reuk van brandend hout waart al weer rond in de Buurtschap. Geur en smaak van balkenbrij en snert dienen zich aan. Het kan niet lang meer duren.
Papenacker nr. 15; oktober 2004
95
Over een speeltuin die niet in een wip klaar was
Gerrit Schommel-
Een sponsorloop In het vervolgoverleg blijkt dat de gemeente de initiatieven meer dan zat is. De jongeren moeten eerst maar eens laten zien dat ze zelf volledig achter het plan staan en worden aangespoord eerst maar eens een beginkapitaal te verzamelen. “Zou dat bij andere wijken ook zo gegaan zijn?” Een fraai staaltje van ontmoedigingsbeleid, maar het werkt averechts.
De speeltuin is er Dat zal niemand ontgaan zijn. Vraag niet hoeveel bloed zweet en tranen dat gekost heeft en vraag het zeker niet aan Hetty, Esther en Joyce, de initiatiefnemers van het project, die hun inspanningen eindelijk beloond zagen.
Joyce, Esther, Hetty
Het idee wordt geboren Het is 1997, het jaar waarin voor het eerst de “Papenacker” verschijnt. Ook dan al worden jonge Spooldenaren geïnterviewd, onder het kopje Papenviews. Aan de betreffende kinderen wordt steevast gevraagd wat ze in Spoolde missen. Regelmatig valt het woord speeltuin en speelplek; met name de wat ouderen hebben behoefte aan een trapveldje. Het brengt Hetty Buter op het idee om een brief naar de gemeente Zwolle te schrijven met de vraag of er mogelijkheden daartoe zijn. Deze reageert afwijzend, onder het mom van, dat ze daarvoor geen grond heeft. “Flauwe kul”, klinkt het in Spoolde, er is wel degelijk grond. Dat geeft Hetty moed om door te gaan en met de vriendinnen Esther Nagelmaeker en Joyce v.d. Kolk wordt opnieuw actie ondernomen. Een aantal opties komt in aanmerking: de plek waar de voormalige boerderij “de Hertsenberg” heeft gestaan, het maïsveld bij de Beukenallee, achter het Postiljon motel. Om verschillende redenen vallen ze af. Dan komt een plek onder het viaduct aan de Nilantsweg in beeld, grond van de Rijkswaterstaat. Een handtekeningen actie onder de Spooldenaren ondersteunt de keuze voor die plek, maar de gemeente wijst het af, het zou te onveilig zijn. Papenacker nr. 15; oktober 2004
De sponsorloop
De eeuwwisseling is dan inmiddels al achter de rug, maar het drietal neemt de uitdaging aan. Ze gaan enkele bedrijven langs voor een financiële injectie en organiseren een sponsorloop. Op een bloedhete dag lopen heel wat, vooral jonge Spooldenaren, zich in het zweet voor een startkapitaal. Trots kunnen ze de gemeente melden dat 2275 gulden bij elkaar gelopen hebben. Er volgt opnieuw overleg met wethouder den Bult. De indrukken van de ontvangst in het stadhuis, in de deftige werkkamer van de wethouder, staan nog helder voor de geest. De dames gaan zich zelfs een beetje belangrijk voelen, maar positieve gevolgen heeft het niet. Het vinden van de juiste plek blijft de bottleneck, de gemeente heeft kennelijk andere plannen met z’n vele grondbezit in Spoolde. Bureaucratie Intussen heeft “Spoolderbelangen” zich ook met de zaak bemoeid en stelt de speeltuinkwestie elke 96
wijkbijeenkomst aan de orde. Veel helpt het niet, want ambtelijke molens werken langzaam. Die leerervaring hebben de drie onderhand al wel opgedaan. Het is heel frustrerend dat ze bij diverse instanties langs moeten, maar het ergste is toch wel dat door de vele functiewisselingen elke keer weer opnieuw begonnen moet worden met iemand die niet van alles op de hoogte is. “Net heb je met iemand iets bekeken en afgesproken of de volgende keer zit er weer iemand anders op die post en geloof maar niet dat er sprake is geweest van een behoorlijke overdracht”.
stellen voor de allerkleinsten, het trapveldje valt af. Wijkcoördinator Ben Scherluit, jarenlang de buffer tussen Spoolder initiatieven en ambtelijke belangen onderkent dit en biedt “een dagje uit” aan als troostprijs voor de kinderen vanaf 11 jaar die destijds aan de sponsorloop hebben deelgenomen. Inmiddels zijn die al wezen karten. Uiteindelijk komt de realisatie in een stroomversnelling en juli 2004 is het speeltuintje er. Moe maar voldaan kijken Hetty, Esther en Joyce op de periode terug. Tussen plan en realisatie gaapt een tijd van zeven jaar. Het is aan de lezer dit te kenmerken als magere of vette jaren. Het doet er ook niet toe, het resultaat geldt; een ontmoetingsplek voor spelende kinderen en hun ouders. De drie meisjes zijn inmiddels jonge vrouwen geworden. Spoolde is het drietal veel dank verschuldigd.
Het resultaat
Eindelijk groen licht De initiatiefnemers gaan nu zelf op zoek naar een locatie en kloppen bij diverse grondeigenaren in Spoolde aan. De net aangetreden wethouder Cnossen vindt dat het nu maar eens afgelopen moet zijn, er moet een oplossing komen. Aan de wijkcoördinator zal het niet liggen, want hij zet z’n hele ziel en zaligheid in voor het welslagen van het project. Op een gegeven moment blijkt dat Spooldenaar Dunnink bereid is een stukje grond af te staan voor een periode van vijf jaar. Niet alle omliggende grondeigenaren zijn van dit plan op de hoogte gesteld en dat betekent nog enige tijd uitstel. Het leidt gelukkig niet tot afstel, want tenslotte kan ieder zich in het plan vinden en wordt er een plan gemaakt. Uiteindelijk laat de grootte van het speelterrein alleen maar ruimte toe voor speeltoePapenacker nr. 15; oktober 2004
97
geschiedenis
Sloop aan de Turnhoutsweg Gé Griffioen Niet een bewoner van het eerste uur maar wel iemand die langdurig aan de Turnhoutsweg gewoond heeft en veel over die periode vertellen kan. Ook hij is werkzaam bij Rijkswaterstaat maar heeft met de Spooldersluis in directe zin niets te maken. Hij is techneut en werkzaam bij de dienst onderhoud van de provincies Overijssel en Gelderland. Na ruim een jaar in Zwartsluis gewoond te hebben wordt Zwolle uiteindelijk z’n standplaats. In 1971 komt hij met z’n vrouw en twee kinderen aan de Turnhoutsweg
Sloop aan de Turnhoutsweg In de vorige “Papenacker” werd uitvoerig verhaald over in de loop der jaren verdwenen boerderijen. Meestal vielen ze ten prooi aan gemeentelijke uitbreidingsplannen, maar ook verkeerstechnische ontwikkelingen speelden daarin een rol. Het verdwijnen van burger huizen kwam niet ter sprake. Misschien een goed moment om dit te doen nu de huizen aan de Turnhoutsweg onlangs ten prooi vielen aan de slopershamer.
1964: de eerste boten varen de Spooldersluis binnen
Zwolle-IJsselkanaal De geschiedenis van de huizen heeft alles te maken met het Zwolle- IJsselkanaal. Toen begin zestiger jaren gestart werd met de aanleg van het kanaal, startte Rijkswaterstaat ook met de bouw van een aantal woningen. De huizen waren bestemd voor mensen die te maken hadden met het bedienen van de nieuwe Spooldersluis. Er werden zes huizen gebouwd, drie keer twee onder een kap. Gemakshalve spreken we over de Turnhoutsweg. Helemaal juist is dat niet want er stonden er ook twee aan de Meenteweg. Ze kwamen niet allemaal tegelijk klaar, de huizen het dichtst bij het kanaal werden het laatst gebouwd. Op de kop van het kanaal bij de IJssel bouwde Rijkswaterstaat nog een huis; dit was bestemd voor de riviermeester die er ook jarenlang woonde. Tegenwoordig wonen er Anne Mulder, Irna Evers en hun kinderen. Het fraai gelegen huis is het enige huis dat ons nog aan de aanleg van het kanaal herinnert. Papenacker nr. 15; oktober 2004
Gé Griffioen
te wonen. De huizen mogen op dat moment dan al een aantal jaren oud zijn, hij kent ze allemaal nog, de bewoners van het eerste uur: Kappert, overgekomen van de dan overbodig geworden Katerveersluis, maar ook Rein Timmerman, Hennie ten Brink en Jannes Mensink. In die tijd moeten de sluiswachters ook nog het fietspontje bij Frankhuis bedienen, want de nieuwe blauwe fietsbrug over het kanaal is dan nog niet klaar. 98
geschiedenis
Bij de Spooldersluis Vlak naast het kanaal woont Ter Braak. Hij is de sluismeester en baas over de sluiswachters. In die tijd staan de sluiswachters de schepen op te wachten bij de ingang van de sluis. Gewapend met een boekje noteren ze de diverse gegevens van de schepen, zoals gewicht, aard van de lading en aantal personen. Deze gegevens worden doorgespeeld naar sluismeester Ter Braak die ze op z’n kantoor verder verwerkt. Een echt kantoor is er dan nog niet. Wel heeft het woonhuis van Ter Braak een extra kamertje, dat dienst doet als kantoor. Pas later worden kantoor en werkplaats vlak bij het bedieningshuis gebouwd, zodat dan alles bij elkaar staat. Bij Ter Braak hebben ze vanaf dat moment een kamer extra. Gé Griffioen behoort dan wel niet tot het bedienend personeel, door z’n werk krijgt hij toch regelmatig met de Spooldersluis en z’n sluiswachters te maken. Zo blijkt op een keer dat de klok van slag is, hij loopt de verkeerde kant op. De dienstdoende sluiswachter maakt zich zorgen en vraagt zich af of hij z’n pensioen nog wel zal halen, nu de klok terug loopt. Deze anekdote heeft Gé ooit op rijm gezet, want rijmen is op z’n tijd ook een hobby van hem. (zie ook de bijdrage van “Zanglust”)
Aanvankelijk zijn het huurhuizen. Maandelijks wordt de huur bij het sluispersoneel automatisch van het loon ingehouden. Bij Griffioen gaat het anders, hij moet elke maand via een acceptgirokaart het huurbedrag overmaken naar de Domeinen. In de tachtiger jaren ontstaat er een mogelijkheid om het huis te kopen. Op dat moment is er al wel de nodige wisseling van de wacht geweest. Sluiswachters komen en gaan. Zo komt de familie Vrieswijk van de Oranjesluizen bij Amsterdam naar de Spooldersluis en verlaat de familie Woning de stuw bij Amerongen om in Spoolde hun leven voort te zetten. Het bedieningshuis van de sluis is dan langzamerhand al in een ultra-moderne installatie veranderd. De huizen hebben het typische voorkomen van de jaren zestig, niet groot maar wel functioneel. Plezierig is ook, dat er achter het huis heel veel ruimte is. Ook voor het ontwikkelen van hobby’s is er voldoende ruimte. Naast de moestuin in de beginjaren vinden ook konijnen en kippen er een plek. Voor de vogels wordt een niet onaanzienlijke volière gebouwd. De fascinatie voor vogels is gebleven, want, ook nu, in Zwolle- Zuid, staat er een volière in de tuin die aan alle eisen van de moderne tijd voldoet.
De man van de klok ‘t gebeurde jaren geleden op een Zwolse sluis dat ik als techneut werd geroepen, het was er niet pluis. Toen ik dan was gearriveerd en in de rondte keek Was ook ik verbaasd, want wat bleek De klok dat was de oorzaak van alle commotie Dus nam ik daarvan een goede notie En wat zag ik, het was anders te hopen Normaal is het rechts, maar dat ze ook linksom kon lopen In dit geval lag er een storing ten grondslag aan Dat de klok niet rechts maar linksom wilde gaan “Wel “, zei de oude sluiswachter, hij zei het spontaan “Tijd is tijd, maar hier kan ik niet van op aan want als ik het nog steeds met deze klok moet doen, hoe kom ik dan ooit nog eens aan mijn pensioen”!
Al met al is het plezierig wonen aan de Turnhoutsweg en kunnen de twee kinderen Griffioen er ook prima opgroeien. De contacten met de buren zijn altijd goed geweest, al worden ze niet overdreven. Hoewel, er is een periode geweest dat iedereen bij iedereen op Nieuwjaarsvisite ging, een erg tijdrovende zaak. “Soms legde je in mei je laatste bezoek af.” Meer dan dertig jaar in Spoolde Spoolde is niet totaal vreemd als hij het huis aan de Turnhoutsweg gaat betrekken. In een eerdere fase is hij al een half jaar in de kost geweest bij de familie Slagter aan de Meenteweg. Als Jenny hem in die tijd af en toe wil duidelijk maken hoe het zit met de familierelaties in Spoolde, duizelt het hem voor de ogen. Die duizeling is min of meer zo gebleven. Ook het dialect is voor hem nogal problematisch gebleven, vooral als er ook nog binnensmonds gesproken wordt. Lastig misschien, maar het is geen grote verhindering om zich vrij vlot thuis te voelen in Spoolde.
Zestiger jaren huizen Papenacker nr. 15; oktober 2004
99
geschiedenis
het nou wèl of niét doorgaat. Uiteindelijk blijkt het plan onherroepelijk. Als één der laatsten verlaten de Griffioens hun huis. Na veel wikken en wegen is Zwolle- Zuid hun nieuwe woonplek geworden. De huizen zijn intussen gesloopt. Gé heeft het proces van de sloop nauwkeurig op de foto vastgelegd. Het deed hem minder dan hij had gedacht. Wel missen ze Spoolde, vooral zijn vrouw moet erg wennen. Gé heeft nog een aantal vaste lijntjes met Spoolde uitliggen. Zo is hij trouw lid gebleven van Zanglust en collecteert hij nog in Spoolde voor het Anjerfonds. Zijn vrouw weet dan al wat dat betekent: “die zien we voorlopig niet terug!”
Z’n toetreden tot de Spoolder zangvereniging “Zanglust” zal daar zeker aan bijgedragen hebben. In 1975 wordt hij door Ali Woning, die in hetzelfde rijtje huizen woont, overgehaald om bij de zang te komen. Een jaar later zit Gé al in het bestuur. Het betekent de opmaat voor een bestuursperiode van meer dan 25 jaar met slechts een onderbreking van vier jaar. Westenholterallee (Spoolderallee?) De nieuw aan te leggen brug en weg over het kanaal eisen hun tol, er moet plaats gemaakt worden. Het wordt een slepende zaak tussen, of
Papenacker nr. 15; oktober 2004
100
geschiedenis
De Beukenallee (deel 2) tot waar nu de meubelboulevard is. Daar liep ook de wetering, ook zo’n prachtige speelplek, waar je vlotten kon bouwen en waarin hij zelfs heeft leren zwemmen.
Over de geschiedenis van een straat In de vorige ‘’Papenacker’’ konden we lezen dat de Beukenallee aanvankelijk een zandweggetje was met minimale bebouwing. In 1819 kreeg Spooldenaar Hendrik Hofman toestemming van het markebestuur om een boerderijtje te bouwen. Sinds die tijd is er veel veranderd in en aan de Beukenallee, maar het boerderijtje heeft de tand des tijds doorstaan, sterker nog, er woont zelfs nog een nazaat van de eerste bewoners.
Beukenallee 24, een eeuw geleden
En dan natuurlijk ook naar ‘grootmoe met de knipmutse’, Marrigje Lindeboom, die graag en veel over vroeger vertelde. Bijvoorbeeld hoe ze in die tijd feest vierde op de helaas onder het asfalt verdwenen “Paosweide” en dat de daar gehouden kermis eigenlijk tegelijkertijd een soort van huwelijksmarkt was. Ze kon ook smakelijk vertellen over Jan de Sloffe, een kluizenaar uit Hattem die bedelend langs de huizen ging en van wie het verhaal ging dat hij in een hol in het bos leefde. Ook tijdens de vakanties was Jan dagelijks in de Beukenallee te vinden, maar daar werd op een gegeven moment een stokje voor gestoken: oma zou zich te veel aan haar kleinzoon gaan hechten.
Het echtpaar Lindeboom
‘t Olde Nöst’ Het staat er nog steeds, het boerderijtje dat eertijds door Hendrik Hofman gebouwd werd. Tegenwoordig wonen er Jan en Alie Lindeboom. Het huis, Beukenallee 24, heeft een naam gekregen: ‘t Olde Nöst. Dat is niet toevallig. Jan z’n moeder was ook een Hofman, Elisabet Hofman, een nazaat van de eerste bewoners van dit pand.
Herinneringen aan het boerenbedrijf Een foto uit 1914 laat duidelijk zien dat de Beukenallee ook toen nog een zandpad was. ‘s Zomers, als baron de Vos van Steenwijk met paard en koets voorbij kwam, stoven de zandwolken om je heen had grootmoeder vaak verteld. De baron woonde zelf op de Frisia State in de Ruiterlaan. Hij bezat heel wat grond in Spoolde en was inmiddels ook eigenaar geworden van de boerderij van Hofman. Jan heeft nog voldoende herinneringen aan het boerenbedrijf van toen. Het was maar een klein bedrijfje; oom Jan, die opa Jan Theunis Hofman opvolgde, na diens dood in 1933, had in totaal 4 kampjes (weiland) en ook was er nog een bongerd. Verder huurde hij er wat grasland bij,
“Mien paradies” Jan Theunis Lindeboom mag dan in Schelle geboren zijn(1922), hij is getogen in Spoolde. Hij was er in z’n jonge jaren, als het maar even kon, te vinden: “zelfs op ‘t kortst van de dag mos ik nog effen lopend naor Spoolde, det was mien paradies”. Daar kon hij met z’n vriendjes uitgebreid spelen op en om de landerijen. Het is nauwelijks voor te stellen dat in die tijd het land helemaal doorliep Papenacker nr. 15; oktober 2004
101
geschiedenis
een soort van ontmoetingspunt. “Daor kwam iederiene biej mekaere”, zegt Frans Eikenaer die in de dertiger jaren in één van de huurwoningen kwam te wonen en heel wat uren bij het boerderijtje heeft doorgebracht. Er waren twee hooibergen; achter de berg lag altijd een ladder. Daar werd volop gebruik van gemaakt. Ook door jonge zwervertjes, die op die manier in het hooi een goede slaapplaats vonden. Bij oom Jan kon veel. Oom Jan was de ongetrouwde zoon die bij grootmoe inwoonde en die voor iedereen klaar stond. Oom Hendrik Oom Hendrik was wat minder populair. Hij was vrijgezel en leefde als een kluizenaar in een heel klein boerderijtje, ook aan de Beukenallee. Later kwam hij toch nog “an de vrouwe” en kreeg hij vergunning om een nieuw boerderijtje te bouwen aan de overkant van de weg. Het was een mooi boerderijtje. ‘Reclame voor Spoolde’, had z’n vader nog gezegd toen Hendrik het huis voor 3200 gulden had laten zetten. Binnen lag er nog zand op de vloer. Oom Hendrik was nogal gierig en probeerde regelmatig voor een dubbeltje op de eerste rang te zitten. Oom Hendrik maakte nog wel eens gebruik van de jongens uit de buurt, bijvoorbeeld “um de putte schone te maken”. De jongens hielpen dan in de verwachting dat het wellicht een extra zakcentje zou opleveren. Een ernstige misrekening: aan het eind van de dag bleek de beloning slechts te bestaan uit een boterham met spek. Dat leidde tot kwade gezichten en soms zelfs tot wraakgevoelens. Dan kon het wel eens gebeuren dat ‘s avond één van de jongens hoge nood kreeg. Zonder enige schroom tilde men dan het deksel van Oom Herman’s lege put weer omhoog en werd de eerste grote boodschap zonder pardon en onder grote hilariteit weer aan de net schoon gemaakte put toe vertrouwd.
Kluizenaar Jan de Sloffe
voornamelijk vanwege het hooi. In de gloriedagen waren er in totaal tien koeien. Aanvankelijk ventte oom Jan de melk zelf uit in de Veerallee, later ging de melk naar melkfabriek de Eendracht. Riolering was er nog niet en ‘t water kwam nog uit de pomp. De petroleumlamp zorgde voor licht en zowel kachel als fornuis werden gestookt met turf. Die turf werd geleverd door “Nijen Sikkes” uit Dedemsvaart. Diverse keren per jaar meerde hij z’n scheepje af bij het Schaarsbergenbrugje aan de Willemsvaart. De naam van de brug verwijst naar de brugwachter Schaarsbergen, later werd van Thijssenbrugje gesproken. Nadat Nijen Sikkes aangemeerd had ging hij op en damesfiets alle huizen langs om mee te delen dt er turf afgehaald kon worden.
Oom Hendrik was een dankbaar iemand om op stang te jagen. Zo werd er, vanaf het schrikdraad, vaak een koperdraadje afgeleid naar de knop van zijn voordeur. Als hij dan na het aanbellen open deed en de knop vastpakte, stond hij te dansen bij de voordeur. Hij was dan wel getrouwd, maar gelukkig scheen hij zich er niet bij te voelen. Links en rechts liet hij horen: ‘ Ik had d’r metteene af motten gaon”. Om z’n vrouw extra te treiteren trok hij meestal de
Een ontmoetingsplek bij uitstek Intussen waren er in de Beukenallee al wel meer huizen bijgekomen. Hier en daar een burgerhuis, maar ok een aantal huurwoningen. In 1921 zette een woningbouwvereniging aan de overkant van de Hofmans een groot aantal moderne huurwoningen neer, later met de naam Rooie Dorp getooid. De boerderij van Hofman speelde een centrale rol in het leven van de opgroeiende jeugd, het was Papenacker nr. 15; oktober 2004
102
geschiedenis
Afscheid van het agrarische leven Er waren in de dertiger jaren nog een aantal keuterboeren aan de Beukenallee in. Een vetpot was het niet, zeker niet in de crisisjaren. Kalveren bijvoorbeeld brachten niets op; Jan hoort z’n grootmoe nog zo zeggen: “iej könt niet an geld kommen”. Veel grond hadden de boeren niet. Dat had alleen boer Zieleman van de Hertsenberg. Na de crisisjaren kwamen de oorlogsjaren, een tijd waarin ook bij Hofman veel clandestien geslacht werd. Dat werd wat lastiger toen op het eind van de oorlog de Duitsers zes stukken geschut en even zovele paarden in de schuur van Hofman onderbrachten. Het was een laatste stuiptrekking om bij de IJssel de geallieerde opmars te stuiten. In de zestiger jaren kwam er een eind aan het boerenbedrijf van Hofman. Eerst overleed grootmoeder op 91 jarige leeftijd en kort daarna ook oom Jan. Er werd erfhuis gehouden, waarbij de inboedel van de hand ging. Het huis werd geërfd door drie zusters Hofman want ook oom Hendrik was al overleden. Uiteindelijk werd de woning door Jan Lindeboom z’n moeder gekocht. Toch duurde het nog tot 1968 voordat zoon Jan er met z’n vrouw introk, ook al omdat er twee jaar lang verbouwd moest worden. De tijden van weleer waren, met de komst van de nieuwe bewoners, voorgoed voorbij.
Oom Jan komt terug van de markt
meest ouwe en vuile kleren aan die hij had. Zo ook als hij ging melken. Op een dag, enkele jaren na de oorlog, was Oom Hendrik met juk en melkemmers op weg naar z’n koeien. In de Beukenallee werd gecollecteerd voor de jongens in Indië. Het geld was bedoeld voor het aanschaffen van boeken voor de jongens overzee. Na het melken ging Hendrik nog even bij z’n moeder langs:” En moe, eb ie’j ze ok ehad veur geld um boeken te kopen”. “Jazeker Hendrik”, zei moe. “En wat hei’j edaon”? Ik ebbe ezegd:”laot ze de Biebel maer lèèzen, die is dikke genog. Hendrik: “wat stom det ik daor niet an edacht ebbe”. Solidariteit Gelukkig waren er ook andere manieren van omgang met elkaar. Er was absoluut sprake van solidariteit was, toen melkrijder Harm Jacobs uit Westenholte vreselijk in de problemen zat. Z’n paard was plotseling doodgegaan. Jan Zieleman van boerderij de Hertsenberg ging toen ‘met een lieste rond’. Allereerst naar Mr. De Muinck die op “de Vijverberg” woonde. Die tekende meteen voor vijf en twintig gulden, een enorm bedrag voor die tijd. Kennelijk wilden de anderen niet bij hem achter blijven want uiteindelijk was het opgehaalde bedrag zo groot, dat Harm niet alleen een nieuw paard met een nieuw tuig kreeg, maar ook een nieuwe wagen. Van het geld dat toen nog over was, werd nog een Manchesters pak gekocht. Papenacker nr. 15; oktober 2004
103
geridderd
Ridder Anton
-
In de vorige "Papenacker" is uitgebreid aandacht besteed aan de langdurige en verdienstelijke bestuursperiode van Anton van Weeghel bij de Oranjevereniging. Voor deze vereniging aanleiding om een verzoek in te dienen voor een onderscheiding. De aanvraag werd ondersteund door het bestuur van het Buurthuis, de Nederlands Hervormde Kerk, Waterschap Groot Salland en Rijkswaterstaat. Donderdag 29 april was het zover. Anton werd koninklijk onderscheiden en werd Lid in de Orde van Oranje Nassau. Van harte!
Foto's uit het Papenackerarchief
EĂŠn van je plannen: een artikel over koeien in Spoolde. De foto's van boer Jan Knol, en ook zoon BĂŠ in de stal zijn er al. Nu het artikel nog. Papenacker nr. 15; oktober 2004
104
fotopagina
Een feestelijke opening Het speeltuintje kan eindelijk geopend worden. Hoe jammer, het giet met bakken uit de lucht. Geen nood, een goed alternatief, het Buurthuis. Het springkussen past er precies in. Speeltuinsfeer binnen. Onvermoeibaar maken ze van het kussen gebruik. Wethouder Cnossen spreekt over een prachtige ontmoetingsplek voor jong en oud. Gerrit Kuper bedankt namens Spoolderbelangen, Hetty Joyce en Esther. Toch nog even naar buiten, op naar de speeltuin, de vlaggetjes wapperen uitbundig in de wind. Hoe actueel, het Olympisch vuur wordt ontstoken en de dan talrijk losgelaten ballonnen worden door de stormachtige wind ogenblikkelijk meegesleurd; sommigen komen niet verder dan de dichtstbijzijnde boom. Voortzetting in een feestelijke sfeer in het Buurthuis. Een stampvolle zaal met jong en oud. Gratis patat en ijs voor de kinderen. Het blijft nog lang gezellig. De speeltuin mag er zijn. Papenacker nr. 15; oktober 2004
105
-
Terugblik op de Kerstmarkt ren, al hadden sommigen graag een iets hogere omzet gezien. Dat gold zeker niet voor de snoepkraam, want Mariët en Peter Tiesema hadden een suikeroom gevonden en een zeer aantrekkelijk snoeppakket met een gunstig prijskaartje samengesteld.
Hoewel de Kerstmarkt al weer heel lang achter ons ligt is een terugblik zeker op z'n plaats, omdat het evenement binnen enkele jaren een belangrijke plaats is gaan innemen in onze buurtschap. Het weer was, vergeleken met vorig jaar een enorme meevaller. Zeker, het was koud maar de gure regen van het jaar daarvoor bleef gelukkig achterwege. Bovendien was er een goed onderdak gebouwd voor de buitenmensen, waardoor het er goed toeven was. Er was van alles te zien: de man met de kettingzaag, de kerstboomverkoper, de man met de ambachtelijk gemaakte midwinterhoorns en niet te vergeten de mensen die voor de inwendige mens zorgden en wat een keus: snert, knakworst, hamburgers, chocolademelk, Glühwein en ter plekke gebakken oliebollen. Ook binnen was het weer gezellig. Een origineel terras en passende muzikale omlijsting, ook dit jaar weer van Excelsior, zorgden voor een sfeervolle omgeving. Sommigen ontliepen doelbewust de waarzegster, maar diegenen die wel het lef hadden, kregen al vast een originele blik op het nieuwe jaar. De jonge kinderen konden ook weer hun creativiteit botvieren, op het toneel, temidden van het geroezemoes van de markt. De ouderen hadden 's ochtends al huncreatieve gaven getoond door onder deskundige leiding kerststukjes te maken. En hoe. Als warme broodjes vlogen ze 's middags over de toonbank.
Overhandigen van de cheque
Een gigantische omzet was er ook voor de Kerstman met z'n rendieren. In zeer korte tijd waren de bordjes van het Rad van Fortuin elke ronde weer uitverkocht. Raddraaier Antoon kon zo heel wat ronden meerdere mensen gelukkig maken. Ook de trekking van de loterij leverde enkele gelukkige gezichten op. Maar ook weer extra geld voor het goede doel. De gelukkigste van de dag werd zo het Ronald Mc Donald huis in Zwolle want bij het scheiden van de markt bleek er een aanzienlijk bedrag voor hen beschikbaar te zijn. Namens de organiatoren kon Ciska Esselink tijdens de Nieuwjaarsreceptie in het Buurthuis dan ook met trots een door Gerben Wevers ontworpen cheque overhamdigen ter waarde van € 1515,07. Naast dit succes moet ook het grote aantal vrijwilligers vermeld worden dat zowel vóór, tijdens als na de markt z'n medewerking verleende. Zo werd het een manifestatie dóór Spoolde, vóór Spoolde, een aardige garantie om ook in de toekomst weer een kerstmarkt op poten te zetten.
De grote winnaar Diverse kramen gaven kleur aan het marktgebeu-
Papenacker nr. 16; april 2005
106
geschiedenis
Bedrijvigheid aan de Beukenallee Uit vorige afleveringen zal duidelijk geworden zijn dat de Beukenallee er vroeger wel wat anders uitzag dan tegenwoordig. De aanleg van de A-28 en het daarbij behorende verkeerscircuit had grote gevolgen voor de Beukenallee. Niet alleen moest er een aantal huizen verdwijnen, het betekende ook de nekslag voor veel bedrijvigheid. Veel van die bedrijvigheid ging na de reconstructie verloren, de firma Witteveen zette zijn bedrijf elders in Spoolde voort. De gegevens voor onderstaand verhaal kwamen voort uit een gesprek met de heer Jan Witteveen en z’n vrouw. Helaas overleed Jan op 8 februari 2004.
Albert en Evertje Witteveen Jan Witteveen
de Nieuwe Markt. Het ging niet al te best met het bedrijf en Albert kreeg ontslag, terwijl z’n huis nog in aanbouw was. “Dan begin ik veur mienzelf ” had hij tegen de baas gezegd en zo ging hij zelf in diervoeders. Achter het nieuwe huis werd een schuur gebouwd, de startplaats voor het nieuwe zakelijke avontuur. Hij leverde in de wijde omgeving en belandde daarbij in Oudleusen en Nieuwleusen, ja zelfs in Balkbrug. Het merendeel van z’n klanten kwam echter uit Westenholte, Wezep en Hattemerbroek Al met al ontstond er een klantenkring die er mocht zijn. Ook hooi en stro kwamen in het assortiment voor, ja zelfs handelde hij in zeep en spek. Het bestellingenboekje uit die tijd geeft nog eens duidelijk aan met wat voor vooroorlogse prijzen we toen te maken hadden. De hooi- en strocampagne betekende in de zomertijd altijd een piek in de werkzaamheden. Er
De firma Witteveen De wieg van de huidige dierenspeciaalzaak aan de Meenteweg stond in de Beukenallee. Aanvankelijk lag het niet in de bedoeling daar een diervoederbedrijf te starten; wel een kruidenierswinkel, een winkel in grutterswaren, zoals het in die tijd genoemd werd. In 1926 trok Albert Witteveen met z’n vrouw Evertje Jonker vanuit Hattemerbroek naar Spoolde en woonde enige jaren aan de Nilantsweg. Intussen werd er aan de Beukenallee een nieuw huis gezet, ontworpen door de broer van Evertje die architect was. In het huis zou ook een winkel komen met een echte “winkelbelle”. Dat zou het domein van moeder Evertje worden. Zelf aan de slag Vader Albert was in die tijd chef bij de VPN, een fouragebedrijf in de binnenstad van Zwolle, aan Papenacker nr. 16; april 2005
107
geschiedenis
“Als je dan twee of drie slagen met de slinger geeft komt ie beslist op gang”, had de verkoper gezegd. Zo gezegd zo gedaan en het werkte. “Zullen we dan nu maar een eindje gaan rijden”, zei vader Albert toen de auto weer op de grond stond? “Niet nodig” zei de examinator, “ ik heb al lang gezien dat je er verstand van hebt…” Het winkeltje Het was niet het enige kruidenierswinkeltje van Spoolde in die tijd. Ook Jan de Leeuw aan de Spoolderbergweg en ter Molen aan de Oude Veerweg verkochten grutterswaren. Er werd nog veel aan huis bezorgd en de kinderen Witteveen moesten daar dikwijls in bijspringen. In het winkeltje lagen de puntzakjes in allerlei formaten te wachten op klandizie, want de meeste producten lagen los op voorraad in de daarvoor geschikte trommels en bakken. Die bakken leverden bij de grote schoonmaak eens per jaar nogal wat problemen op. Allereerst Een rekening uit de beginjaren
moest snel gehandeld worden want in een periode van zes weken moest alles van het land. Heel wat Spooldenaren hebben daar in die drukke tijd de helpende hand geboden. Het bedrijf ontwikkelde zich zo goed dat er na een jaar of zes ook een auto op ’t toneel verscheen. Een vooroorlogs rijbewijs. Albert had dan wel een auto maar nog geen rijbewijs. Hij vond het dan ook maar wat lastig om z’n eigen schuur binnen te komen. Gelukkig mocht hij z’n auto ’s avonds stallen bij buurman Tromp. Toch moest je in die tijd al iets van rijvaardigheid tonen. Op een gegeven moment kwam er dan ook een heuse examinator op bezoek, aan wie vader Albert z’n kunsten moest vertonen. Hij mocht de proef afleggen in z’n eigen oude T-Ford. Het was er eentje met kuren en vooral het starten leverde nog wel eens problemen op. “Dat is makkelijk op te lossen”, had de verkoper gezegd. “Je zorgt er gewoon voor dat je met behulp van de krik, de achterwielen van de grond tilt en zet vervolgens de auto in de versnelling. Papenacker nr. 16; april 2005
Voor de winkel aan de Beukenallee
108
geschiedenis
moesten ze leeg, daarna geboend en buiten te drogen gelegd. ’s Avonds moest dat allemaal weer droog zijn want de volgende dag moesten de spullen er weer in liggen voor de klanten. De winkel was het domein van moeder Evertje, die de winkel runde tot 1948, toen ze op 52-jarige leeftijd overleed. Dienstmeisje namen daarna de winkel voor hun rekening.
plank komen, want er waren tenslotte dertien kinderen. In die dagen waren er nog maar weinig mensen die telefoon hadden en Witteveen, wel in het bezit van zo’n apparaat, kreeg dan ook menigmaal buurman Jo op bezoek. Vaak om de kraamverpleegster op te bellen en mee te delen dat het “weer zo ver was.” “Doe maer kalm an, ik ebbe ’t water al an de kook” zei hij dan vaak en om de verpleegster duidelijk te maken waar ze moest zijn, klonk meestal: “riej maer deur tot de laatste lanteernpaole want die brandt niet meer.” Gezinsuitbreiding was herhaaldelijk aan de orde, maar bij de komst van het dertiende kind leek er een probleem te ontstaan, het trouwboekje was vol. De ambtenaar van de burgelijke stand stelde dus een nieuw trouwboekje voor, zeer tot ongenoegen van Jo. “Nee gin nie’j boekjen dan kump die ok nog vol; schrief ’m d’r maer onder” schijnt hij toen gezegd te hebben.”
Toen de zaak waar Albert vroeger werkzaam was geweest, de VPN aan de Nieuwe Markt, failliet ging huurde hij die zaak erbij en maakte zijn zwager chef van de nieuwe winkel. Een tijd later kon de zaak gekocht worden van de toenmalige eigenaar Wehkamp. Deze winkel heeft jarenlang als filiaal van de firma bestaan; pas enkele jaren geleden werd dit pand van de hand gedaan. Een nieuwe generatie Vader Albert Witteveen, de grondlegger van de zaak, overleed in 1973. Zijn zoons Jan en Henk respectievelijk geboren in 1927 en 1931, waren toen al jaren lang binnen het bedrijf werkzaam. Direct na hun schooltijd moesten ook zij al hun aandeel leveren.
Naar de Meenteweg Net na de oorlog was er de kwestie met Nederlands-Indie en veel Nederlandse jongeren moesten daar hun dienstplicht vervullen. Jan wist aan militaire dienst te ontkomen omdat hij onmisbaar was in het bedrijf, een bedrijf dat meegroeide met het zich herstellend Nederland. Bij de toenemende welvaart kwam er steeds meer behoefte aan moderne snelwegen. Zo ook kwam de A-28 in beeld met alles er op en er aan. Witteveen moest plaats maken en kreeg een nieuwe plek aan de Meenteweg, nadat daarvoor eerst het bestemmingsplan nog gewijzigd was. Tegelijkertijd verdween er meer, o. a het prachtige KI - station dat daarvoor modelboerderij was geweest. In 1967 was het zo ver en werd het boek aan de Beukenallee definitief dichtgeklapt. De bakens zijn in de loop der jaren wat verzet; tegenwoordig spreken we van een dierenspeciaalzaak, een naam die past bij de ontwikkelingen van deze tijd.
De oorlogstijd was toen net achter de rug en Jan draagt vanuit die tijd nog de nodige herinneringen met zich mee. Bijvoorbeeld hoe ze in ’t laatste oorlogsjaar ‘s avonds bomen omzaagden op het Spoolderbergje om in die barre winter aan de nodige brandstof te komen. Veel indruk maakte een schip met gevangenen op weg naar Duitsland en tijdelijk aangemeerd aan de Willemsvaart. Veel Spooldenaren probeerden toen de slachtoffers van eten te voorzien. Ook vader Albert nam initiatieven om de mensen iets extra’s te geven en wist biscuits bij de fabriek van Helder los te peuteren. De Duitsers stonden op dat moment die traktatie niet in de weg. Herinneringen aan Jo Mensink In de laatste oorlogsfase lag Spoolde aardig in de vuurlinie en moest er menigmaal geschuild worden in de loopgraven tussen de bonenstokken bij buurman Jo Mensink. Hij verbouwde groente en bezorgde met z’n vrouw op de bakfiets groente in en rond de stad. Er moest binnen dat gezin heel wat brood op de Papenacker nr. 16; april 2005
109
Spoolde 60 jaar vrij -
De verwachtingen waren hoog gespannen toen na de invasie van julie 1944 in NormandiĂŤ de geallieerden snel naar het noorden oprukten. Zuid-Nederland werd najaar 1944 al bevrijd, dus 't kon niet lang meer duren. De operatie "Market Garden", bekend als de slag bij Arnhem, mislukte echter en de Duitsers deden er daarna alles aan om een verdere opmars te stuiten. In de vuurlinie De IJssellinie werd in ijltempo geperfectioneerd en Spoolde nam binnen de verdedigingslinie een strategische positie in. Spoolde kreeg niet alleen te maken met inkwartiering van Duitse soldaten, er moest ook graafwerk verricht worden. Daarvoor waren veel landgenoten verplicht te werk gesteld. Ook diverse gevangenen werden ingeschakeld. Mevrouw Kloosterziel-Van Munster, die nog steeds aan de Meenteweg 1 woont,herinnert zich nog maar al te goed hoe die gevangenen prikkeldraad versperringen moesten opwerpen en hoe twee verdachten op een dag wisten te ontsnappen. De ontsnapten vonden die nacht een veilige schuilplaats bij haar ouders. De volgende dag trokken ze verder naar Groningen, van waaruit ze uiteindelijk een bericht stuurden dat ze veilig overgekomen waren. Spoolde was in die dagen een doolhof van loopgraven en kwam in de nadagen van de oorlog behoorlijk in de vuurlinie te liggen. Her en der in de buurtschap werd afweergeschut geplaatst om de geallieerde luchtaanvallen, die vooral ook op het spoorwegemplacement van Zwolle gericht waren, te kunnen weerstaan. Zo was er bijvoorbeeld afweergeschut geplaatst in het paadje dat naar Meenteweg 2, 4 en 6 loopt, maar ook bij de boerderij van Rankenberg (nu Scania). Oud Spooldemaar Wolter Groeneveld stelde z'n herinnerinen aan die tijd eens op schrift en zag "enorme aantallen vliegtuigen uit westelijke richting van verre al aankomen, waarbij de Duitsers met zwaar afweergeschut verwoede pogingen deden om de formaties uiteen te drijven". Ook aan het eind van de Zalkerveerweg gingen de nadagen van de oorlog niet ongemerkt voorbij. De inmiddels meer dan 90 jaar oude mevrouw Papenacker nr. 16; april 2005
Veldkamp weet nog maar al te goed, hoe ze bij zo'n plotselinge aanval haar, toen nog kleine kinderen, met kinderwagen en al naar een loopgraaf bij de buren vluchtte. Toen de strijd op z'n hevigst woedde zochten de mensen een veilig heenkomen bij hen die een kelder hadden en heel bekend is het verhaal dat hele families zo met elkaar wachtten op de naderende bevrijding. Al te grote nieuwsgierigheid had soms fatale gevolgen. Mensen die zich buiten waagden, liepen de kans getroffen te worden door rondvliegende granaatspliters, soms met dodelijke afloop. Bevrijd Het waren de laatste stuiptrekkingen van de oorlog, want op 14 april was het zover. Groeneveld ziet die ochtend een paar dronken Duitse soldaten over de Nilantsweg lopen, ook loopt er iemand met een omhoog gestoken witte vlag over het bruggetje bij het Katerveer. Bij de kleine sluis ziet hij een paar Canadezen lopen. Even later een 110
Spooldenaren op weg naar de optocht, mei 1945
dan zeer jonge dochter Gerrie, nu mevrouw Knol sr. mee te nemen naar de feestelijkheden in de stad. Daar komt gezien de situatie niets van in. Het zijn wat stuiptrekkingen van de oorlog in Spoolde; in andere delen van het land is het leed dan nog niet geleden. Vooral in het westen waar de hongerwinter dramatische sporen heeft achtergelaten moet men nog wachten op de definitieve capitulatie van Duitsland. Een kleine maand later is het zo ver. Het wordt weer tijd voor de wederopbouw, het leven van alledag wacht weer. Maar ook tijd om te feesten. Optochten bijvoorbeeld om de vreugde van de bevrijding uit te beelden. Ook de Spooldenaren ontbreken daarbij niet.
hele tirailleurgroep met het geweer losjes over de schouder. Een Spooldenaar, die langs komt wijst naar het eind van de straat en zegt: "daor zit d'r ok nog wat". Dat blijkt te kloppen. Mevrouw Kloosterziel herinnert zich nog goed dat er bij Zwakenberg een gevangene te voorschijn kwam. Het lijken de laatste oorlogshandelingen in Spoolde, maar het blijft nog gevaarlijk. Mevrouw Kloosterziel weet daar alles van. Ze is op dat moment werkzaam in de huishouding bij iemand in de stad en hoort van een bekende dat ze rustig naar huis kan gaan omdat Spoolde ook bevrijd is. De weg naar Spoolde blijkt echter helemaal niet zo veilig, want op weg naar huis fluiten de kogels nog met een zekere regelmaat door de buurtschap. De bevrijders zijn namelijk vanuit het oosten gekomen en aan de Gelderse kant liggen nog steeds Duitse troepen, die regelmatig naar de overkant vuren. Ze hebben diezelfde dag zelfs nog een groep bevrijders bij het Engelse Werk onder vuur genomen. Voor mevrouw Stina Zwakenberg, toen nog Stina van den Esker, vormden de schietincidenten een grote tegenvaller, want ze heeft zich voorgenomen om naar Zwolle te gaan, om daar de bevrijding te vieren. Op dat moment werkt ze bij Van der Kolk, nu Knol, aan de Spoolderenkweg en heeft het plan om de Papenacker nr. 16; april 2005
"Als het net even anders was gegaan" Het is allemaal al weer zestig jaar geleden en het aantal mensen dat zich daadwerkelijk nog iets van die tijd kan herinneren neemt zienderogen af. "Streep eronder", zeggen sommigen, maar de geschiedenis herhaalt zich nogal eens. Niet helemaal op dezelfde manier, maar toch. Een blik in de spiegel van het verleden kan dan verhelderend werken, want stel je nou eens voor dat het iets anders was gegaan. De enkele jaren geleden overleden dichter Willem Wilmink stelde zich dat ooit voor en Herman van Veen zong het. 111
Als het net even anders was gegaan. Als Hitler toch de oorlog had gewonnen Wat weinig had gescheeld met die V-2 Hadden we dan nog levensmiddelenbonnen Of viel de toestand achteraf best mee We kwamen zonder een niet-Jood verklaring Weer op normale wijze aan de poen En er was geen verzekerde bewaring Voor de zigeuners die geen mens iets doen Er zou geen Jood of geen zigeuner meer bestaan Als het net even anders was gegaan
Misschien dezelfde rijken als vandaag Wij vonden vast wel weer een zin in ons bestaan Als het net even anders was gegaan Voor homosexuelen streng verboden Zou er geschreven staan op de cafe's Wat afweek van de norm dat zou men doden Men kocht Mercedessen en BMW's Om dan als heersers langs de weg te razen Dat iedereen hun macht en welvaart zag En het verzet was werk geweest van dwazen En Engeland verarmde met de dag Wat zich verrijkte was de haat en rassenwaan Als het net even anders was gegaan
Geen Surinamers waren hier gekomen En geen Molukker was Europeaan Geen gastarbeider was in dienst genomen Of toch? Het vuile werk moet ook gedaan Van concentratiekampen zou men praten: Ach, dat valt wel mee, er wordt zoveel beweerd En we zouden 't rustig daarbij kunnen laten Want geen getuige was teruggekeerd De nazi's hadden het veel grondiger gedaan Als het net even anders was gegaan
We weten allemaal dat Hitler heeft verloren We zijn toen van de tiranie gered Maar zou ik anders ook een lied doen horen Een Blut-Und-Boden-lied, of juist een van verzet Zou er in zulke uitzichtsloze tijden Nog iets bestaan als hier en daar een sprank Van moed en hoop, die boeken doet verschijnen Jan Campert en Van Randwijk, Anne Frank Zou dan het goede, schone, ware nog bestaan Als het net even anders was gegaan."
Hitler had een spierwitte snor gekregen Werd door de meerderheid gerespecteerd Als de vader van de autowegen En hij had Musschert al geliquideerd Wie zouden zich in 't openbaar vertonen Wie zouden ons regeren uit Den Haag Wie zouden er in grote huizen wonen
Papenacker nr. 16; april 2005
Hoe zou Nederland er uit zien, als Hitler had gewonnen?
112
sport
Spooldenaren op de Vierdaagse Voor zover ons bekend slaagden drie Spooldenaren er dit jaar in de 4-daagse van Nijmegen te volbrengen. Tineke van Ettekoven, in haar jeugd lid van een wandelclub had al heel vaak beweerd: “voor m’n vijftigste wil ik de vierdaagse een keer gelopen hebben”. De tijd begon te dringen, dus waagde ze dit jaar de stap. Vanaf januari begon ze met een collega serieus te trainen en de afstand langzaam op te bouwen. Op het laatst legden ze elke dinsdag ruim 40 km. af om dat in de slotweken zelfs twee dagen achter elkaar te doen. De goede voorbereiding bleef niet zonder resultaat. Vier lange wandeldagen door een feestvierende Betuwe leverden het felbegeerde kruisje op. Voor de bloemen hoefde ze nu zelf niet te zorgen. Volgend jaar gaat ze beslist weer.
Jan Vulink, penningmeester van de buurthuisvereniging en zijn vrouw, Hanneke van Vilsteren liepen de vierdaagse ook voor de eerste keer. Het zijn verwoede wandelaars die jaarlijks heel wat kilometers onder hun schoenen wegstappen, maar daarbij meestal kiezen voor de rust van de eenzame landweggetjes. Toch wilden ook zij het Nijmeegse spektakel een keer meemaken. Ze beleefden het als een soort van volksfeest. Een aaneengesloten lint van wandelaars trok vier dagen lang langs een haag van meelevende toeschouwers. Wandelen in zo’n entourage was een feest. Zeker de laatste dag toen alle deelnemers als helden werden ingehaald op de “Via Gladiola”. Welverdiend, want de prestaties, vier dagen van veertig kilometer, logen er niet om.
Hanneke
Tineke
Papenacker nr. 17; oktober 2005
113
Jan
fotopagina
Papenacker nr. 17; oktober 2005
114
geschiedenis
Over motorgekte in Spoolde.. In de beginjaren spraken ze over een motorfiets. Wie tegenwoordig een motor ziet zal nog weinig relatie met een fiets ontdekken, zeker niet als je de eigentijdse ultra- moderne machines onder ogen krijgt. Zowel vroeger als nu oefende de motor een grote aantrekkingskracht uit op mensen. Na afloop van de Tweede Wereldoorlog, toen de auto nog lang niet voor iedereen haalbaar was, werd de motor steeds populairder. De lange leren jas als motorkleding is onlosmakelijk met die periode verbonden. De motor werd niet alleen gebruikt als vervoermiddel, om gemakkelijker en vlotter op ’t werk te komen, hij opende ook nieuwe perspectieven voor de vrije tijdsbesteding. Ook Spoolde raakte in de ban van de motor, er ontstond een echte motorcultuur.
28 (“Bloemerserve”) en reed melk. Daarnaast bediende hij op zaterdag nog het gemaal bij Frankhuis. Zoon Jan werkte aanvankelijk bij van Gend en Loos, maar begon in de veertiger jaren te hobbyen met fietsen. Na de oorlog haalde hij zijn vakdiploma’s en begon een eigen bedrijf. Eerst in fietsen, later ook met motoren en auto’s. Winkel en werkplaats waren naast de boerderij van z’n vader. De deel van de boerderij (inmiddels afgebroken) kwam daarbij goed van pas en werd heel wat keren als opslagplaats gebruikt. De Europese merken legden langzamerhand het loodje. De Japanse motoren kwamen steeds meer in beeld en zo werd Wildeman in de zestiger jaren Suzuki-dealer.
Garage Wildeman. In het naoorlogse Nederland voerden de Europese
Opa en oma Wildeman voor het bedrijf aan de Meenteweg
In de jaren zeventig nam zoon Mart de zaak over en is er tot nu toe in werkzaam gebleven, zij het dan dat hij zich sinds kort alleen nog met de tweewielers bezig houdt. Op stap In de loop der jaren groeide de zaak uit tot het centrum van motorminnend Spoolde. Ook op zondagmiddag, wanneer zich een man of tien bij Wildeman verzamelde om een toerrit te gaan maken. Het vertrek verliep nogal moeizaam, want niemand wilde voorop rijden. Als vast ritueel werd er een dan aantal keren om de benzinepomp gereden in een poging iemand de kop op te dringen. Uiteindelijk gingen ze op weg, in een lange sliert, volgens een vrijwel vaste route. Onderweg moest er nog al eens getankt worden. Dat bracht het grote aantal 2-takt motoren met zich mee.
Voorop Ab Meijer, achterop Johan van der Zwaan
merken aanvankelijk nog de boventoon: BMW, Norton. BSA, Royal Enfield. In latere jaren kwamen de Japanners in trek. Ook Spoolde raakte onder invloed van de Japanse motor. Dat had zeker ook te maken met de ontwikkeling die de fietsenzaak van Wildeman had doorgemaakt. De familie Wildeman en Spoolde zijn al heel wat jaren met elkaar verbonden. Opa Wildeman was boer aan de Meenteweg Papenacker nr. 17; oktober 2005
115
geschiedenis
aantal geschaafde knieën er in die tijd ook om gelogen schijnt te hebben.
In die tijd was een motorrijbewijs al wel noodzakelijk maar de lessen daarvoor kreeg je op een scooter met de instructeur achterop. Ook het rijexamen moest daarop afgelegd worden. De scooter genoot maar weinig aanzien onder de toekomstige motorrijders. Weinig vleiend werd er over een rijdende schijtpot gesproken.
Jannes Knol reed niet alleen voorop, hij stippelde ook jarenlang de route uit. Zo trokken ze in een nog langer lint dan voorheen elke zondagmiddag over niet al te drukke dijkjes, richting Deventer of Blokzijl. Ze eindigden steevast bij een café. Het mocht dan een toertocht zijn, er werd behoorlijk stevig gereden en vooral op het eind ging de gaskraan flink open. Dan gingen ze “branden”, om met Nico Hullen te spreken. Dat was ook het moment waarop Willem ten Klooster gewacht had. Tot dan toe had hij zich achteraan genesteld, maar nu was het moment daar om de gaskraan echt open te draaien. Binnen zeer korte tijd stoof hij iedereen voorbij. Dat was niet toevallig! Willem was een echte motorracer.
Steeds meer motorrijders Spoolde raakte in de loop der jaren steeds meer in de ban van het sportieve vervoermiddel. Het aantal deelnemers aan de toerrit nam dan ook stevig toe. Nico Hullen, met veel plezier terugkijkend op die periode, kan ze nog moeiteloos opnoemen. De motormaniakken van de eerste lichting: Mart Wildeman, de gebroeders van de Kolk (Jan, Mart, Gerrit en in een later stadium ook Johny), Eef Dunnink, Willem ten Klooster, Chris en Freek Zwakenberg en Gerrit Oosterlaar. Daarna de volgende generatie motorrijders waartoe hij zelf behoorde, maar ook Jan van Assen en Menno Post. Wie achttien werd wilde er zo gauw mogelijk bijbehoren.
Willem ten Klooster Geboren in 1951 is hij als kind al in de ban van het motorgebeuren. Vooral de jaarlijkse TT race van Assen maakt indruk. Het is een geweldig schouwspel om bij het Spoolder circuit honderden motorliefhebbers voorbij te zien stuiven, op weg naar Assen. Heel wat Zwollenaren zijn daar jaarlijks getuige van. Willem denkt aanvankelijk nog dat al die motorrijders ook allemaal deelnemers zijn, maar het zal niet lang meer duren of hij weet hoe ’t werkelijk in elkaar steekt.
De groep die op zondagmiddag ging toeren groeide dan ook aanmerkelijk en bestond niet alleen uit Spooldenaren. Jannes Knol was zo iemand van buitenaf. Hij kwam als geroepen, hij reed graag voorop en het rondjes rijden om de benzinepomp was niet langer nodig. Ook doordeweeks werd de motor danig op de proef gesteld. De voorliefde voor snelheid was groot en het bochtenwerk moest ook tot aan de grenzen uitgeprobeerd worden. Spoolde bood daartoe een prachtige oefengelegenheid. De circuits hadden op dat moment nog geen verkeerslichtinstallaties en zo kon je de motor daar lekker plat leggen. Op een gegeven kon je zelfs van het ene circuit naar het andere en op die manier ‘’achtjes” draaien. Dat verliep niet altijd vlekkeloos. Bijna iedereen ging wel eens een keer onderuit, terwijl het Papenacker nr. 17; oktober 2005
116
Nilantsweg
geschiedenis
In 1974 koopt zijn vriend Bé ten Cate een Suzuki 500. Willem blijft niet achter en koopt er ook één. Samen starten ze in de junioren klasse en op heel wat circuits in ons land zijn ze te vinden. Het is een nogal dure geschiedenis maar gelukkig krijgen ze hier en daar wat startgeld en ligt er soms een geldprijsje te wachten. Vriend ten Cate is een onverschrokken renner die tot het uiterste gaat. Zijn uitspraak:”Bloomen op de motor of bloomen op de kiste, daor komt de mensen veur” laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Willem vindt het verstandiger wat ingetogener te rijden maar dat maakt de juniortijd niet minder succesvol. Na die twee jaar zijn ze junior af en mogen ze starten in de nationale klasse. Dan wordt het ook tijd voor een andere motor en in de loop van zijn sportieve loopbaan zullen er nog velen volgen.
Als hij achttien wordt koopt hij een 50 cc Kreidler motorfiets. Hij meldt zich aan als lid van de motorclub Zwolle en Omstreken die wekelijks bij elkaar komt bij ”de Vrolijkheid”. De club bestaat nog steeds en heeft tegenwoordig zijn thuishaven in ‘t buurthuis van Spoolde. Op de club vinden ze die veredelde bromfiets maar niks: “had je voor dat geld niet wat anders kunnen kopen!?”. Hij heeft het er goed naar zijn zin, het is een echte toerclub met een fijne sfeer, Overal trekken ze samen naar toe, ook naar het buitenland.In Willems herinnering is het jaarlijkse “Elefantentreffen” in Duitsland daarbij wel het hoogtepunt. Uit alle landen komen ze dan naar de Nurburgring. Indrukwekkend is het gebeuren op zaterdagavond, een rondrit met zijspan en brandende fakkels tegen de achtergrond van de verlichte berg en burcht. Vast ritueel is daarbij het opnoemen en herdenken van alle motorrijders die dat jaar verongelukt zijn. Naast de leden van de motorclub komen bij Willem nu ook Spooldenaren in beeld. In de zeventiger jaren gaan die veel met elkaar op stap, ook naar wedstrijden. Maar het blijft niet alleen bij kijken.
Een fanclub Binnen korte tijd hebben de successen van Willem heel wat los gemaakt in de buurtschap. Spoolde raakt zo in de ban van het motorracen, dat er een fanclub wordt opgericht. Niet alleen mentaal maar ook financieel krijgt hij een steuntje in de rug. Er worden niet alleen stickers verkocht en filmavonden georganiseerd, maar er wordt ook een bingoavond georganiseerd. Die krijgt een abrupt einde, want na nauwelijks een half uur doet de politie een inval en wordt alles in beslag genomen. Op dat moment telt de fanclub al een trouwe supportersschare van meer dan 150 mensen, leden en donateurs. Ze volgen de verrichtingen van Willem niet alleen op afstand, maar zijn ook heel vaak op de wedstrijden zelf te vinden. Er zijn nogal wat stratencircuits in die tijd: Tubbergen, Hengelo, Oorschot, Heeswijk, Oldebroek, Ammerzoden, enz. Ammerzoden laat hij links liggen, hij vindt het te gevaarlijk, het lijkt hem veiliger toeschouwer te zijn. Hij heeft de situatie goed in geschat, want in één van die jaren verongelukken er drie renners op dat circuit. Vooral op het circuit van Zandvoort is altijd veel te beleven. Niet
Wedstrijden Willem laat zich al snel zien op zgn. standaard wedstrijden Podium: 1 Jack Middelburg, 2 Boet van Dulmen en 3 Willem ten Klooster
Papenacker nr. 17; oktober 2005
117
geschiedenis
-
alleen op motorisch gebied maar ook op de randverschijnselen. Het waait daar altijd stevig en onder grote hilariteit gaan er jaarlijks heel wat tenten de lucht in. Vooral de grote tent bij het rennerskwartier wordt meermalen opgeblazen omdat haringen nou een maal moeilijk in asfalt willen hechten. Het kost weinig moeite de motor van Willem tijdens de race te herkennen, want de naam van sponsor Wildeman is duidelijk op de machine af te lezen. Ja, de aanpak wordt steeds professioneler. Er komt een echte monteur in beeld en zelfs een manager, die op de diverse circuits een goed woordje voor hem doet en regelmatig wat startgeld weet los te peuteren. De aanwezigheid van een manager krikt ook de ambitie flink op, Willem wordt fanatieker in z’n rijden en dat wordt zichtbaar in de resultaten.
Willem met nummer 7.
Regelmatig is hij op nationaal niveau boven in de uitslagenlijst te vinden. Geen geringe prestatie, want het is de tijd van toppers als Boet van Dulmen, Jack Middelburg en Wil Hartog. De successen blijven niet onopgemerkt De pers spreekt in 1979 al van Wim ten Klooster als de vergeten ontdekking. “Willem ten Klooster bewees in de halve liter klasse opnieuw zijn uitstekende vorm en is bezig dit seizoen aansluiting te vinden bij de nationale top.” In 1980 krijgt hij een B-licentie en vanaf dan mag hij ook in het buitenland uitkomen, echter nog niet op de Grand Prix. Papenacker nr. 17; oktober 2005
118
Einde carrière In 1981 komt er onverwacht een eind aan z’n rennersloopbaan, dicht bij huis, op de Luttenbergring bij Raalte. De nu niet meer bestaande race is een jaarlijks hoogtepunt voor duizenden motorliefhebbers. Niet tijdens de race, maar tijdens de trainingsronde gaat het mis. Een renner voor hem krijgt een “vastloper” en een aantal renners daarachter, waaronder Willem botst er boven op. De gevolgen zijn zeer ernstig, een hersenkneuzing en een gebroken elleboog, er dreigt zelfs levensgevaar. Het loopt uiteindelijk goed af, maar het zet hem wel aan het denken. Na langdurig afwegen besluit hij een streep onder zijn loopbaan als motorracer te zetten. Een onverwacht einde, maar al met al kijkt hij met veel plezier op die periode terug. De liefde voor de motor is gebleven, bij veteranenwedstrijden neemt hij nog graag een kijkje. Veel concrete herinneringen aan zijn sportloopbaan zijn nog voorhanden: krantenverslagen, foto’s, videobeelden. Het meest gehecht is hij nog aan de Suzuki waaraan hij zo veel gesleuteld heeft, o.a een nieuw motorblok en een ander frame. Uiteindelijk verkoopt hij die om een nog betere te kunnen kopen. Gelukkig vindt hij in een later stadium zij lievelingsmotor weer terug, in een schuur bij een boer. Voor 350 gulden kan hij hem terugkopen. Hij aarzelt geen moment en geeft hem een prominente plaats in z’n werkplaats.
geschiedenis
gekoppeld, zoals een oversteek naar Engeland om de race in Silverstone te kunnen bijwonen. De camping bij het circuit was verre van plezierig, er was veel gedonder. Tenten werden in de brand gestoken en motoren werden opgeblazen. Gelukkig maakten ze in een pub kennis met een Formule 1 coureur die vlak in de buurt woonde. Hij had een grote achtertuin en stelde voor daar hun tenten op te slaan. Het was daar zo gezellig, dat ze het circuit van Silverstone lieten voor wat het was en genoegen namen met de televisiebeelden. Op terugweg van St. Tropez moest Parijs natuurlijk ook bezocht worden. Ze zochten onderdak bij een hotel vlak bij het politiebureau. Maar toch! Staat je motor desondanks veilig geparkeerd? Het probleem voorgelegd aan de hotelier, die nog over een binnenplaatsje beschikte waar ze hun kostbaar bezit wel een nachtje mochten stallen. De Franse gasten keken de volgende ochtend raar op toen ze een groep Spooldenaren met de motor aan de hand via de ontbijtzaal langs zagen komen. Het motorracen en het toeren met de motor stond in dit verhaal centraal. Dat dit laatste ook nu nog leeft, bewijst het verslag van een onlangs gehouden motorweekend, ook in dit blad te lezen. Al werkend aan dit artikel kwam er steeds meer boven tafel. Zo zijn er ook Spooldenaren geweest die actief waren in een andere tak van de motorsport, de grasbaanraces. Wedstrijdrijders van toen waren o.a. Mart en Gerrit van der Kolk, Gerrit Oostelaar en Eef Dunnink. De beschikbare ruimte laat ons niet toe hier uitgebreid aandacht aan te besteden. Hoe dan ook. Wie goed om zich heenkijkt kan duidelijk zien dat de motorcultuur in Spoolde nog springlevend is.
Willem met monteur Nico Hullen
Met de motor op vakantie Niet alle motorgekte in Spoolde was op de succesvolle buurtgenoot gebouwd, er waren meer gebeurtenissen waar men massaal naar toe trok, zoals de TT- races in Assen. Sommigen vertrokken al op donderdag om toch vooral maar niks van de trainingen te missen. Op het oude circuit kon je van zeer nabij de verrichtingen volgen. Zaterdags kwam er dan nog een hele meute bij. Ze hadden geen halve maatregelen genomen. Eten drinken, koelkasten steigerpalen en zelfs oude bankstellen werden meegebracht om de races toch vooral maar goed en comfortabel te kunnen zien. Het grote probleem was dan wel om nog een plekje te vinden op het dijkje naast het circuit. Ook buitenlandse circuits waren in trek. Vooral het Belgische circuit in Francorchamps was oergezellig met zijn overvloed aan kroegen rond het hele circuit. Vakanties werden ook dikwijls aan motorhappenings Papenacker nr. 17; oktober 2005
119
De eigenbouw Suzuki motorfiets
foto’s uit de oude doos
Kop
Papenacker fotopagina reĂźnienummer voorjaar 2008
-
120
geschiedenis
DE “VIJVERBERG” Voor een haastige automobilist blijft de prachtige villa “de Vijverberg” buiten beeld. Hoe anders is dat met de fietser. Als die van de stad komt, de Beukenallee oversteekt en in de richting van de Oude Veerweg rijdt, kan hij er niet om heen: in de diepte ligt de prachtige villa die vooral in het voorjaar, met zijn talloze veelkleurige krokussen in de tuin, een lust voor het oog is.
“Villa met tuin van vermaak” In 1875 koopt een zekere Eusebius Buisman als één van de eersten een stuk grond, een flink stuk, op de hoek van de Oude Veerweg en de Beukenallee, tegenover de toenmalige Paasweide. Het huis dat hij er op laat bouwen is niet zo maar een optrekje maar een prachtig buiten. Het krijgt de naam “Vijverberg”, maar wordt ook dan wel het Kleine Engelse Werk genoemd. In die tijd is er nog geen Spoolderbergweg want de oude brug over de IJssel zal pas in 1929 gebouwd worden. De tuin vormt dan ook een vloeiend geheel met de Spoolderberg en moet erg indrukwekkend geweest zijn. In de notariële stukken wordt zelfs over een “tuin van vermaak” gesproken. Buisman overlijdt in 1900 en het huis krijgt een nieuwe eigenares: Henriette Justine Creman Zij laat er een tuinmanswoning bij bouwen, het huisje met het torentje (Beukenallee 3). Het huis is dan nog klein en bestaat uit een woonkamer, een slaapkamer en verder boven nog een paar vertrekjes. Het zo karakteristieke torentje wordt er pas later bij gebouwd.
“Gemene grond” verkocht Honderden jaren waren de bewoners van Spoolde in een zogenaamde marke verenigd. Een gemeenschap van bewoners die met onderlinge afspraken elkanders rechten en plichten probeerde vorm te geven. Opvallend daarbij was ook dat de eigenaren van de grond, de erfgenamen, over een stuk gemeenschappelijke grond, de meente, beschikten. Langs de huidige Meenteweg, in de zgn. Spoolder polder, lag zo’n stuk gemeenschappelijke grond. Na de Franse tijd (begin 19e eeuw) ontstonden er andere gedachten over het nut van de markegenootschappen, het zou moderne ontwikkelingen te veel in de weg staan. Vooral in Oost Nederland werd heel veel “gemene” grond aan particulieren verkocht. Ook in Spoolde ging tussen 1837 en 1847 veel gemeenschappelijke grond van de hand. Een groot deel van de vrijkomende grond werd door boeren gekocht, het overgrote deel kwam echter in handen van rijke particulieren. Franciscus Clement Tineken behoort tot deze laatste groep. Hij is op dat moment eigenaar van het, midden in de Spoolder polder gelegen, buiten de “Hertsenberg”. Hij slaagt er in zijn bezit aanzienlijk uit te breiden. Op een gegeven moment loopt zijn grondgebied zelfs vanaf de Beukenallee tot aan de IJsseldijk. Enkele jaren later wordt wijnkoper Pruimers de nieuwe eigenaar van de Hertsenberg. In de loop der jaren verkoopt de nieuwe eigenaar het grote grondgebied stukje bij beetje aan particulieren. Ook de Zwolse voetbalvereniging ZAC zal daar vele jaren later een stuk grond kopen. Papenacker nr. 18; april 2006
De Vijverberg vroeger
Van Dun In 1909 staat “de Vijverberg” te koop als een zeer riante en fraai gelegen villa, gelegen aan 121
geschiedenis
zijn, want er is zowel een druivenkas als een warme bloemenkas. Ook behoren daarbij een tuinmanswoning, een koetsierswoning en een koetshuis, geschikt voor afzonderlijk buitenverblijf (86 are) met stal en bergplaats. Beneden bevat het een vestibule en vier kamers, waarvan twee kamers ensuite met een grote verwarmde serre. Boven maar liefst vijf kamers, twee grote en drie kleine met daarbij nog een bergplaats. Ook is er nog een sousterrain met een keuken, een poetskamertje, kelders en bergplaatsen Verder aangesloten op de waterleiding, het telefoonnet en ingericht voor gasverbruik.
de Veerallee. Bovendien ligt het aan de tramlijn van Zwolle naar het Katerveer. Volgens de advertentie is er sprake van “een zeer solide en goed onderhouden herenhuis met een grote wandel- en moestuin”. Die moestuin mag er
Gergje Wassenburg wordt de nieuwe eigenaar. Zij is de rijke weduwe van wijnkoper Henricus van Dun. Deze Van Dun is tijdens zijn leven exploitant van het Katerveerhuis en heeft zich in 1885 sterk gemaakt voor het aanleggen van een paardentramlijn, vanuit de stad naar het Katerveerhuis. Hij denkt met de paardentram veel mensen naar zijn uitspanning te trekken. Dat gebeurt ook wel in de zomerweekends en bij hoogtijdagen, maar een groot succes wordt de paardentram niet, daarvoor gaat hij te langzaam. Zeker als de fiets opgang maakt onder de bevolking komt er concurrentie. Toch schijnt hij wel afgeladen vol te zijn bij de wedstrijden van ZAC aan de Oude Veerweg. Het kan de definitieve ondergang van de tram niet voorkomen, in 1919 wordt het lijntje opgeheven. Als weduwe Gergje in 1914 overlijdt, erft haar ongetrouwde zoon Wilhelmus van Dun, het huis. Deze Van Dun is in 1913 ook één van de oprichters van de Oranjevereniging Spoolde. Met de wijnhandel gaat het in die tijd niet zo goed en hij ziet zich genoodzaakt het tuinmanshuis te verkopen. Ook wordt er nog een stuk grond verkocht waarop de huizen, nu Beukenallee 5 t/m 11, gebouwd worden. Kennelijk zijn de financiële problemen daarmee nog niet opgelost want op 20 september 1917 wordt in de Zwolse Courant villa “de Vijverberg” opnieuw te koop aangeboden. Opvallend is dat in de vorige advertentie over een koetshuis gesproken werd, maar dat er nu sprake is van een garage. De auto heeft kennelijk zijn
De advertentie Papenacker nr. 18; april 2006
122
geschiedenis
paartjes, die met het idyllische huisje als achtergrond, maar al te graag een foto lieten maken. Jan Eelsingh sterft in 1949 en het huis komt nu in handen van zoon Wim, die zich zelfs hoffotograaf mag noemen.
intrede gedaan. Het huis is al wel van alle moderne gemakken voorzien zoals gas en warm stromend water op alle verdiepingen. Er meldt zich geen nieuwe eigenaar maar dat betekent niet dat de problemen voor Van Dun jr. zijn opgelost In 1929 komen een ongetrouwde neef en nicht van moeder Gergje bij hem inwonen en niet alleen dat, ze worden ook nog mede-eigenaar van zowel het huis als de wijnhandel.
De heer Martin Weykamp kwam in 1958 met zijn ouders te wonen op Beukenallee 7 en woont er nog steeds. Hij kan zich de familie Eelsingh nog goed te herinneren, vooral de deftige mevrouw Eelsingh met haar pekineesje.
Linquenda De tuinmanswoning komt in handen van de bekende Zwolse fotograaf Jan Anthonie Eelsingh en vader van de beroemde schilderes Stien Eelsingh. Het huis krijgt de naam Linquenda. Dit Latijnse woord maakt deel uit van een zin die er ons op wijst dat ons aards bestaan en ook het verblijf in dit huis maar tijdelijk is. Fotograaf Eelsingh heeft z’n atelier thuis, plaatst een bord “Photographie” en maakt vooral portretten. Vroeger schijnt voor het huis ook een prachtig Jugendstil hek gestaan te hebben, dat echter op een bepaald moment onherstelbaar verrot was. De serre is er later aangebouwd. Voor het huis stond een bankje, erg in trek bij verloofde
Mevrouw Eelsingh behandelde haar hondje alsof het haar kind was.Wat eten betrof betekende dat de hond kon rekenen op de allerfijnste hapjes. Lekkere biefstukjes en fijn rundvlees waren daarbij de gewoonste zaak van de wereld. Desondanks werd haar hondje ziek. Ze klaagde haar nood bij buurvrouw Weykamp die meende wel een probaat middel voor het zieke Pekineesje te hebben. Haar Ierse setter moest het doen met doodgewone pens. Wekelijks bracht de slager een stuk pens mee dat in een pan op het petroleumstel gaar gekookt werd. Ze gaf een stuk mee aan mevrouw Eelsingh met het advies dat eens te proberen. Mevrouw Eelsingh was blij met alles wat haar hond beter zou kunnen maken. En jawel het werkte. Een paar dagen later kwam ze dankbaar en blij bij buurvrouw Weykamp langs met de mededeling dat haar hondje weer helemaal beter was. Het huis Linquenda heeft na de families Eelsingh nog een aantal bewoners, gehad de families Schaap en Koetsier. Tegenwoordig woont de familie Van Dam in dit karakteristieke huis. Opnieuw verkocht In 1932, midden in de crisistijd, wordt “de Vijverberg opnieuw verkocht. Jacobus van Rooyen advocaat in ruste wordt de nieuwe eigenaar. Na diens dood, in 1940, komt het huis in handen van Mr. Menzo de Muinck, president van de arrondissementsrechtbank in Zwolle. Hij laat een nieuw plan maken voor het huis, breidt het uit en zet een prachtige bibliotheek op. Hij blijft er tot zijn overlijden in 1969 wonen.
Linquenda aan het begin van de Beukenallee, ten tijde van fotograaf Eelsingh Papenacker nr. 18; april 2006
123
geschiedenis
Hij toonde zich altijd een gulle gever als het om collectes ging. De huidige eigenaar heeft deze traditie voortgezet.
zij het dat er ramen ingebracht zijn op de plek waar vroeger indrukwekkende boekenwanden waren. Hoewel de tuin stukje bij beetje kleiner is geworden oogt hij nog indrukwekkend. Nog goed is te zien waar het talud naar de Spoolderberg vroeger liep.
Gemeentelijk monument Na zijn dood wordt de villa gekocht door de firma Van de Kamp. Vanwege de toen heersende woningnood wordt er tijdelijk een aantal gezinnen in ondergebracht. Gevolg is wel dat het intern een enorm hokkerig aanzien krijgt. Als de huidige eigenaar, nog steeds de firma Van de Kamp, uiteindelijk het pand wil betrekken treft het bijna een bouwval aan. Er zitten gaten in het dak en als je de gordijnen vastpakt vallen ze vrijwel uit elkaar. De firma heeft er z’n kantoren in ondergebracht. De restauratie is smaakvol ter hand genomen en veel van de oude luister is hersteld. De fraaie bibliotheekkamer is er nog steeds,
Papenacker nr. 18; april 2006
De beuken die model moeten staan voor de naam van die weg zijn vrijwel allemaal verdwenen, slechts twee zijn er nog overeind gebleven bij de reconstructie van het Spoolder circuit. Al met al is het zeer terecht dat villa “de Vijverberg” een plaats heeft gekregen op de gemeentelijke monumentenlijst. *Bij dit artikel is ook gebruik gemaakt van het boekje “Spoolde en Veerallee“ uit de serie “Neem nou Zwolle” van Bert Evenboer.
124
Een deel van een kadasterkaart uit 1832
geschiedenis
Nog een keer ”de Vijverberg.” In de vorige “Papenacker” stond een artikel gewijd aan villa de Vijverberg (Beukenallee 1). Deze prachtige villa werd aan het eind van de 19e eeuw gebouwd en heeft daar jaren lang alleen gestaan. Een volgende eigenaar verkocht aan het begin van de 20e eeuw een stuk van zijn grond waarop een paar huizen in nagenoeg dezelfde stijl gebouwd werden. Dat waren niet de nummers 5 t/m 11, zoals de vorige keer vermeld werd, maar de huidige nummers Beukenallee 19 en 21.
Het huis vertoont veel stijlovereenkomsten met villa de Vijverberg. Ook het kenmerkende torentje past er goed bij. Mevrouw Steinebach, die al jarenlang op Beukenallee 19 woont, maakte ons op de vergissing attent. Haar grote hobby was en is schilderen en in de loop der jaren heeft ze dan al een veelheid aan onderwerpen aan het doek toevertrouwd, waaronder haar eigen huis. Het zal weinig moeite kosten dit karakteristieke huis te herkennen.
Deze foto is in het begin van de jaren ‘70 gemaakt.
Schilderij, gemaakt door mevrouw Steinebach.
Papenacker nr. 19; oktober 2006
125
kerstmarkt
Oh denneboom Erg vrolijk ziet het er momenteel niet uit bij de Turnhoutsweg. Zeker niet na de afbraak van de bij het kanaal gelegen huizen. Toch zag de kerstmarktcommissie nog een lichtpuntje op het braakliggende terrein. Het oog was gevallen op een nogal stevig uitgevallen den, heel geschikt om bij de komende kerstmarkt als kerstboom te dienen. Hadden ze daar ook vorig jaar niet een prachtige kerstboom weggehaald? Een ritueel Met het zagen en halen van de nieuwe boom zou de start van de komende kerstmarkt worden ingeluid. De voltallige commissie is dan ook donderdag 15 december om 19.00 uur aanwezig. Het moet een feestelijk gebeuren worden. Aan alles is gedacht. Het dienblad met de glaasjes kruidenbitter wacht geduldig op het vellen en vallen van de boom. Antoon Wevers, zaagdeskundige bij uitstek, brandt van verlangen om het varkentje te wassen. Gewapend met het “moordwapen� loopt hij met een kennersblik om de boom heen om uiteindelijk de zaag resoluut in de ontiegelijk dikke stam te zetten. Hij is wel erg dik dit jaar. Een oorverdovend lawaai klinkt door de avondstilte. Niet zonder resultaat. Na verloop van tijd valt de boom; ook nog de goede kant op. Er kan geproost worden. Het werk zit er echter nog niet op. Hoe krijgen we de boom bij het buurthuis. Ook daarover is nagedacht. Herman van Assen heeft zich met zijn trekker op het hobbelige terrein bij de omgevallen boom gemeld. De trekker is op alles voorbereid. Met een voorlader kan de boom van de grond getild worden. Een enorm contragewicht aan de achterkant moet er voor zorgen dat de trekker niet om kiepert. Daarvoor is het nodig om de boom nog wat in te korten. Uiteindelijk kan het gevaarte dan wel van de grond getild worden maar om hem zonder schade te vervoeren is het wenselijk achteruit te rijden. Vanaf het hobbelige terrein, met verkeersregelaars aan weerskanten van de Turnhoutsweg, Papenacker nr. 18; april 2006
126
kerstmarkt
gaat het hele gezelschap door een donker Spoolde op weg naar de plaats van bestemming. De altijd en overal aanwezige “hoffotograaf” Henk Tuinman geeft, als we langs zijn huis komen, te kennen dat we volgend jaar wel gebruik kunnen maken van de hoge spar die in zijn tuin staat. Zonder problemen wordt ’t buurthuis bereikt. Daar wacht een nieuwe klus, hem veilig en stabiel te plaatsen. Daarvoor moet hij eerst weer wat ingekort worden maar uiteindelijk lukt het, ook nu weer met behulp van de trekker, de kerstboom tussen de beide lindebomen voor het buurthuis rechtop te zetten.
Een tegenvaller Dan wacht een bittere teleurstelling. De boom ziet er niet uit, meer bruin dan groen en absoluut ongeschikt om de naam kerstboom te dragen. Kort beraad, snel besluit. Afbreken die handel, maar eerst in stukken zagen. Dat maakt het terugbrengen makkelijker. Andere werkzaamheden moeten nog even wachten. “ Waar halen we zo gauw een andere kerstboom vandaan”. Ach, ja bij Henk Tuinman natuurlijk, hij heeft immers al een aanbod gedaan? Henk geeft met terugwerkende kracht toestemming en zo staat de trekker even later aan de Meenteweg en wordt de in zijn voortuin staande boom een halve meter boven de grond afgezaagd. Tot grote verrassing van Henk z’n vrouw Anneke die op het moment van de actie niet aanwezig is. Goed, ze heeft het ook wel eens over die boom gehad, maar dit is toch wel erg onverwacht, dit is een overval. Iedereen zal be-amen dat we dit jaar weer een fraaie kerstboom hadden, maar in de voortuin bij de familie Tuinman zijn de sporen nog duidelijk zichtbaar. Alle reden om daar als kerstmarktcommissie een klein gebaar tegenover te stellen.
Papenacker nr. 18; april 2006
127
geschiedenis
Gedenkteken voor de voedseltrekkers In december van het vorige jaar werd er een plaquette onthuld ter nagedachtenis aan de voedselhalers in de hongerwinter 1944/45. Het gedenkteken kreeg een plek precies in het midden van de oude IJsselbrug aan de kant van het fietspad, rijdend van Hattem naar Zwolle. De gekozen plek is niet toevallig want de brug was de verbindingsschakel tussen de hongerende provincies uit het westen en de provincies in Noord en Oost-Nederland, waar nog voedsel te vinden was.
De IJsselbrug
vooral in de grote steden, voedseltekort en hongersnood. De mensen moesten steeds verder trekken om aan voedsel te komen en waren aangewezen op gebieden waar nog voedsel te vinden was, het oosten en het noorden van ons land. Het waren vooral vrouwen, oude mensen en grote kinderen die op voedseltocht gingen. De jongere mannen zaten vaak onder gedoken om te ontkomen aan gedwongen Ärbeitszeinsatz� van de Duitsers. Te voet, met oude fietsen en handkarren gingen ze op pad.
De plaquette op de brug
Van schaarste naar hongersnood Nadat Zuid-Nederland in september 1944 al bevrijd was kreeg de bezetter aanvoerproblemen. Vooral de o zo belangrijke kolen uit Limburg werden gemist. De Nederlandse regering in ballingschap, die in Londen zetelde, gooide er nog een schepje boven op door op te roepen tot een algemene spoorwegstaking, waaraan in ruime mate gehoor gegeven werd. De Duitsers reageerden daar weer op door de voedseltransporten naar het westen van ons land stop te zetten. De gevolgen bleven niet uit. Eerst schaarste maar al gauw, Papenacker nr. 18; april 2006
Voedselhalers in Spoolde Zowel op de heenweg als op de terugweg was Zwolle een belangrijke pleisterplaats. Vanzelfsprekend kreeg ook Spoolde met het verschijnsel van de rondtrekkende voedselzoekers te maken. Zo kon je in het najaar van 1944 op de Spoolderenk mensen zien zoeken naar achtergebleven aren op de inmiddels kale akkers. Vaak waren ze blij met alles wat op voedsel leek. Meestal was het hen echter om een slaapplaats te doen. Vaak 128
geschiedenis
Een vredige kerstavond. Ook de inmiddels overleden heer Kuipers uit de Ruiterlaan trok zich het lot aan van de voedselhalers. Vaak lukte het hem om hen, via een weggetje achterlangs, veilig op de brug te krijgen. Dat werd op den duur moeilijker, omdat de controle steeds scherper werd. Mevrouw Kuipers vertelde vlak voordat ze overleed nog ’t volgende aandoenlijke verhaal. Op kerstavond 1944 belt een aantal zeer vermoeide vrouwen aan bij de familie Kuipers. Het is al donker en ze kunnen niet verder. Ze mogen ook niet verder want de “Spertijd” is ingegaan. Ze wil graag onderdak geven maar ze heeft een probleem, er zijn op dat moment ook al vier Duitse soldaten ingekwartierd. Het kan wel maar dan moeten ze allemaal in de voorkamer gaan liggen. Zo gebeurt het, de Duitsers aan de ene kant en de vrouwen aan de andere kant. Daar blijft het niet bij. Mevrouw Kuipers kan het niet nalaten op kerstavond achter de piano te gaan zitten.Even later klinken er een aantal bekende kerstliederen door de kamer. Het duurt maar even of alle aanwezigen zingen uit volle borst mee, ieder in hun eigen taal. Een “onvergetelijke avond”
Voedselhalers op de terugreis, net over de IJsselbrug aan de Gelderse kant, in de winter van 1944/1945.
klopten ze aan bij de familie Van der Zwaan. Ze kregen dan een plek op de hilde. Vader Geerlig ging ’s avonds persoonlijk de trap op om de dodelijk vermoeide voedselzoekers met een oude paardendeken toe te dekken. Moeder van der Zwaan had voor die tijd nog roggepap in water gekookt en er daarna hete melk over heen gegoten. Welkom voedsel voor de hongerige magen. “Brug tussen angst en hoop” Als de zoektocht naar voedsel wat opgeleverd had, wachtte er op de terugweg nog vaak een bittere teleurstelling. Het probleem was om met het voedsel veilig over de brug te komen. Er zijn heel wat schrijnende voorbeelden bekend van in beslag genomen voedsel. Vaak werd het moeizaam vergaarde voedsel, zonder enig motief en volledig willekeurig, afgepakt. Soms had het te maken met de hoeveelheid die ze bij zich hadden. Per keer mocht ze niet meer dan een bepaald gewicht aan voedsel meenemen. Soms probeerde men dit probleem te omzeilen door enkele keren per dag met kleine porties de brug over te steken. Daarbij werd dankbaar gebruik gemaakt van hulp die door bewoners, aan weerszijden van de brug, geboden werd. Papenacker nr. 18; april 2006
De ellende van de voedselhalers zal echter nog een paar maanden voortduren; er vallen nog heel wat slachtoffers. Aangenomen wordt dat er zeker 22.000 mensen bij de hongertochten zijn omgekomen. Alle reden om, zowel letterlijk als figuurlijk, even stil te staan bij de bescheiden plaquette op de Oude IJsselbrug met de veelzeggende tekst: “brug tussen angst en hoop”. NB. In Zwolle is een projectgroep ”Hongertochten” bezig alle verhalen die aan die tijd herinneren in kaart te brengen. Ondergetekende hebben ze gevraagd de ervaringen van Spooldenaren te verzamelen. Graag kom ik in contact met mensen die me daarmee kunnen helpen. (tel. 4224952)
129
gedicht
Nog is Spoolde niet verloren. Nog is Spoolde niet verloren. Waar al eeuwen lang de IJssel stroomt en menig paar z’n dromen droomt de Willemsvaart nog vredig kabbelt, is allengs heel wat afgeknabbeld. Waar je auto’s dagelijks langs hoort snellen Smijtend met hun decibellen Waar spaarzaam nog wat koeien grazen waar stadsbestuurders graag op azen Waar men ooit sprak van groene long De stad zich als maar meer opdrong Waar je eens de Peperbus zag gloren Daar loert hautain de IJsseltoren Status en ’t grote geld in de hoogte uitgeteld …en nog is Spoolde niet verloren !
Papenacker nr. 18; april 2006
130
geschiedenis
Over het verdwenen Spoolde Wie in de geschiedenis van de Beukenallee duikt, stuit al gauw op een stuk verdwenen Spoolde. In een vorige aflevering zagen we de firma Witteveen naar de Meenteweg verdwijnen. Met de aanleg van de A-28 moest er nog meer verdwijnen, waaronder een paar tuinderijen. Tuinders moesten wel vaker verkassen. Meestal hadden ze hun bedrijf net even buiten de stad. Bij stadsuitbreiding moesten ze plaats maken. Vaak schoven ze dan met hun bedrijf weer op, naar even buiten de stadsrand. Een sprekend voorbeeld hiervan was de familie Tone Mensink, jarenlang woonachtig aan de Beukenallee. “Tone de Klooie” De Mensink’s hebben een tuinderij aan de Veerallee. Hun tuingrond wordt onteigend als in ’t begin van de 20e eeuw het grondgebied naast de Veerallee een woonbestemming krijgt. Langzamerhand komt, wat later het Veeralleekwartier zal heten ,van de grond en uiteindelijk, in 1916 moeten ze verkassen van de Julianastraat naar de Beukenallee.
Situatie voor de aanleg van de A28. In het donkere gebied de gebouwen die moesten wijken voor de aanleg.
Beukenallee nr. 4.
was ook tuinder;wie hebben we niet kunnen achterhalen. Het woonhuis heeft nog niet de afmetingen en het aanzien van later, want pas in de dertiger jaren wordt het karakteristieke voorhuis er voor gebouwd. De familie houdt zich niet alleen maar met de tuinderij bezig. Er is sprake van een gemengd bedrijf waarbij op vele manieren geprobeerd wordt aan de kost te komen. Vooral in de vooroorlogse crisisjaren is dat niet eenvoudig want dan valt er nog maar weinig te verdienen. Veelbetekenend is het verhaal dat de verkoop van drie geitjes niet meer dan één dubbeltje opleverde.
Beukenallee 4 wordt hun nieuwe woonbestemming. Tone Mensink, geboren in 1864 wordt ook wel Tone de Klooie genoemd, een naam die allerlei associaties oproept maar die enkel en alleen te maken heeft met zijn geboortehuis; hij is afkomstig van boerderij de Klooienberg. De familie neemt hun intrek in een boerderijtje met veel grond er om heen. De vorige eigenaar
Allemaal aan ‘t werk Tone Mensink heeft elf kinderen uit twee huwelijken. Iedereen moet meehelpen, ook al zijn ze nog zo jong. Met zes jaar liggen ze soms al op het land om onkruid te wieden. Pa laat niet na het werk na afloop kritisch te bekijken en maakt z’n kinderen er soms fijntjes op attent dat er wel erg veel onkruid tussen het plantgoed zit. Het zijn vooral de jongens die blijvend hulp moeten bieden. De
Papenacker nr. 19; oktober 2006
131
geschiedenis
in op te slaan. De klantenkring is dan al zo uitgebreid dat er groente bijgekocht moet worden. Ook wordt er fruit ingekocht. De twee paarden vinden dan nog steeds onderdak bij de tuinderij. Voortaan wordt hij geholpen door de vlak bij hem wonende Derk de Groot. Derk is niet alleen medewerker van groenteventer Henny Mensink, hij heeft ook de nodige bemoeienis met het reilen en zeilen van de vlak bij zijn huis liggende tennisbaan. Vooral mensen uit het Veeralleekwartier maken veel gebruik van deze tennisbaan.
Het gezin van Tone Mensink, helemaal links Toos. Foto ca. 1925 aan de Beukenallee.
meisjes gaan, als hun schooltijd er op zit, het huis uit. Ze gaan in de huishouding werken, “dienen voor dag en nacht” en waaieren over vrijwel het gehele land uit. Alleen jongste dochter Toos blijft thuis wonen, samen met haar halfbroer Evert en blijft meehelpen in het bedrijf. Aanvankelijk wordt de groente op de markt verkocht, later gaan ze venten in de wijk. De Mensinks Er woont nog een Mensink aan de Beukenallee, Jo Mensink ( de “kleine Mensink”) die vlak naast Witteveen woont. Het toeval wil dat ook hij groente teelt, maar geen familie is.
De tennisbaan aan de Beukenallee
In het gedenkboek over de Veerallee, in 2004 uitgegeven ter gelegenheid van het honderd jarig bestaan van de wijk, wordt groenteventer Henny Mensink nog aangehaald als de man die tot het najaar van 1977 met groente en fruit langs de deur kwam. In genoemde uitgave worden nog meer venters genoemd, afkomstig uit Spoolde. Ook “kleine Mensink”, de concurrerende overbuurman kwam in die tijd met een bakfiets vol groente langs de deur en niet te vergeten de melkventers, Walgien van de Ruiterlaan en de melkslijter, afkomstig van de modelboerderij aan de Beukenallee.
Zoon Jan heeft een groentewinkel aan het Groot Wezenland, vlak bij het ziekenhuis de Wezenlanden. In de zeventiger jaren begint hij een verkooppunt binnen het ziekenhuis. Zoon Henny en dochter Toos gaan er met paard en wagen op uit. Ze hebben twee paarden Steffie en Nellie waarmee ze groente en fruit venten in Veeralleekwartier en Ruiterlaan. De paarden hebben al een routeplanner voordat het woord uitgevonden is, want ze weten precies waar en bij welke klant gestopt moet worden. Als Toos na negen jaar ophoudt met venten, gaat “oom Henny” alleen door. Hij is inmiddels getrouwd en woont een eindje verderop in de Beukenallee, het zgn. Rooie Dorp. Hij heeft daar een paar schuren om groente en fruit Papenacker nr. 19; oktober 2006
132
Een advertentie van Mensink uit het wijkkrantje van de Veerallee, “het Kwartaaltje”.
geschiedenis
Melken behoort ook tot één van z’n taken, want vader heeft ook enkele koeien. Soms moet er gemolken worden in de Gerenlanden en nabij het Almelo’s kanaal, want vader heeft daar een paar bunder land gehuurd van het “Weeshuis.”
Gerrit Wevers en Toos Mensink Toos Mensink, de jongste dochter, houdt zich negen jaar lang met het venten bezig. In 1949 trouwt ze met Gerrit Wevers en krijgt ze een andere rol in het tuindersbedrijf. Gerrit Wevers komt van de Herenweg en stamt ook uit een tuindersfamilie, een aardige garantie dat het bedrijf ook later voortgezet kan worden. Tone Mensink overlijdt in 1956 op bijna 92-jarige leeftijd en vanaf moment zwaait vader Wevers de scepter alleen over het tuindersbedrijf.
Vis in de melkbus. Er wordt veel gevist langs het kanaal.Voor Wevers aanleiding om te vragen of ze af en toe niet eens een visje in de melkbus willen deponeren. Meer dan eens gaat er niet alleen melk, maar ook een maaltje vis mee naar de Beukenallee. Na gebruik worden de bussen natuurlijk wel weer helemaal schoon gespoeld. De tuinderij. De grond om het huis wordt optimaal gebruikt. Elk seizoen weer proberen op het juiste moment met een passende groente naar de veiling te gaan, op het moment dat de prijs nog gunstig is. Te grote toelevering leidt vaak tot bodem prijzen of, nog erger, tot doordraaien. Gelukkig wordt er op een gegeven moment wel een minimum prijs gegarandeerd.
Fam. Wevers met een kleine Antoon en Harry en de zussen Toos en Ria.
Aanvankelijk staat er ook nog een kas maar die wordt afgebroken om plaats te maken voor zgn. koude tuingrond. Het kweken onder plat glas neemt een belangrijke plaats in. Vooral in ’t voorjaar wordt onder warme bakken heel wat gekweekt. De broeibakken vormen een belangrijk element in de kwekerij. De glazen ramen worden gekoesterd. O wee, als er een ruit sneuvelt vanwege voetballende kinderen met rondvliegende klompen. Uiteindelijk komt er het jaar door van alles boven de grond: spinazie, andijvie, sla, tuinbonen, sperziebonen, stam/slabonen, snijbonen en pronkers maar ook wortels, bloemkool, witte kool, savooie kool, spruiten, boerenkool en niet te vergeten komkommers, tomaten aardbeien en rabarber. Kortom het hele repertoire aan groente. Voor de gekweekte aardappelen is er een grote kelder onder het huis.
Er is veel werk aan de winkel en de concurrentie is groot. Het gemengde bedrijf wordt voortgezet en ook nu weer wordt op allerlei manieren geprobeerd aan inkomsten te komen. Zo zijn er wel honderd kippen. De eieren kunnen ze goed kwijt aan het tegenover liggende K.I station, de voormalige modelboerderij. Het eiwit wordt gebruikt om het sperma aan te lengen voordat het ingevroren wordt. Verder zijn er vier tot zes varkens en niet te vergeten, later ook nog dertig kalkoenen. In het voorjaar zijn ze als ééndagskuikens gekocht, met kerst geslacht, in papier verpakt en door verkocht. Zoon Harry ( geboren in 1950) moet al op zeer jonge leeftijd een helpende hand bieden, ook al omdat vader nog al astmatisch is. Hij kan zich nog goed herinneren hoe hij dan rond Kerst met een kalkoen van 24 pond achterop de bagagedrager door Spoolde fietste. Papenacker nr. 19; oktober 2006
Het “huussien” De behoeften deed je in die dagen buitenshuis. Bij de familie Wevers moet je daarvoor wel een meter of dertig het erf op. Vooral in het donker geen ple133
geschiedenis
Toos enorm tegen de verhuizing opzien hebben ze toch al gauw hun stekkie gevonden achter in Spoolde. Ook de jeugd voelt zich snel thuis in een huis voorzien van alle moderne gemakken, zoals douche, wastafels en een echte wc.
zierige zaak. Moeder Toos Wevers gaat op een avond, het is al aardig donker, op weg naar de bewuste plek. Net op het moment dat ze denkt op haar gemak te kunnen gaan zitten, vliegt er een kip met luid gekakel onder De tuinderij aan de Beukenallee haar vandaan. Het is een ontsnapte kip die gemeend heeft die avond daar maar op stok te moeten gaan. De gebeurtenis leidt bij moeder tot heel wat stress en heeft grote gevolgen voor de bij hen inwonende Oom Evert. Hij wordt voortaan vooruit gestuurd om te kijken of het huusien “kipvrij” is.
Vader pakt de tuinderij daar niet zo grondig meer aan. Hij is regelmatig ziek en zoon Harry heeft inmiddels te kennen gegeven het bedrijf niet te willen voortzetten. Wel worden er veel en grote meloenen onder plat glas gekweekt. Hij houdt ook nog een paar koetjes aan. Gerrit Wevers overlijdt uiteindelijk in1982. Zoon Antoon(1958) komt in het ouderlijk huis te wonen. Harry keert in 1981 ook weer in Spoolde terug als het bestemmingsplan gewijzigd wordt en hij op de voormalige tuingrond een huis mag bouwen. (Nilantsweg 111a.). Moeder Toos woont nog jarenlang bij Antoon in. Zij is in 2005 overleden.
De spullen moeten ’s ochtends op tijd naar de veiling. Weer meehelpen dus. Voor Harry betekent dat: voor schooltijd regelmatig sla inpakken. In het voorjaar moet hij de vakkundig, prachtig afgemaaide spinazie van de kouwe grond bij elkaar rapen. Gevolg: heel wat keren met koude vingers naar school. In Spoolde wordt in die jaren nog veel groente zelf verbouwd, vandaar dat het verkopen van pootgoed ook tot de activiteiten behoort. Veel werk vaak en doorgaans weinig verdienste. Twee plantjes voor een cent en helaas ook nog wel eens een zeurende klant Van Beukenallee naar Nilantsweg. Opnieuw moet de tuindersfamilie verkassen. De aanleg van de nieuwe A-28 eist een heel stuk grond rond de Beukenallee op en dat betekent plaats maken. In 1965 wordt een nieuwe plek betrokken. Aan de Nilantsweg, naast het buurthuis liggen een aantal akkers, de zgn. Vorchter akkers, ook wel Klaasboersland genoemd. Op die plek wordt een nieuwe woning neergezet (Nilantsweg 111) en op de omliggende grond kan het bedrijf voortgezet worden. Ook is er dan nog een stuk grond op de Assendorperlure in gebruik. Ondanks het feit dat Gerrit Wevers en z’n vrouw Papenacker nr. 19; oktober 2006
Als afsluiting nog een foto van Gerrit Wevers op de tuinderij. Deze foto is genomen in 1949
134
Straatverkoop Nazomer in Spoolde Fleurig tafereel Beeld van vervlogen tijden Eigentijds Te koop Appels en peren Vrucht van een rijke oogst Kalebassen en pompoenen Gele en groene Jonge konijntjes Zelfgemaakte kaarten Vrucht van creativiteit Betaling: op basis van vertrouwen!
Papenacker nr. 19; oktober 2006
135
geschiedenis
….… opdat we niet vergeten! nument. Na afloop werden alle aanwezigen met koffie gastvrij onthaald op “de Brug”. Complimenten voor dit mooie initiatief. Het is mooi dat de leerlingen zoveel inbreng krijgen . bij vorm en inhoud van deze herdenking.
Het is najaar 1944, de oorlog kan niet lang meer duren. Toch doen de Duitsers nog een laatste poging om hun verdedigingswerk aan de IJssel op orde te brengen. Er worden razziá’s gehouden om aan voldoende werkers te komen. Vijf werkweigeraars worden in Oldebroek opgepakt, gaan op transport naar Zwolle en worden opgesloten bij de Potgietersingel. Op 3 oktober moeten ze te voet naar het Engelse Werk. Er is nog een zesde gevangene bij, een bij een razzia opgepakte Joodse man. Met de schoppen die ze bij zich dragen moeten ze hun eigen graf graven. Een nekschot maakt een einde aan het leven van vijf mensen. De Joodse man probeert nog weg te komen maar wordt tijdens zijn vlucht neergeschoten. Na de executie worden de gaten met zand en plaggen toegedekt. In het begin van het laatste oorlogsjaar worden tijdens graafwerkzaamheden aan de IJssellinie de zes lijken ontdekt en herbegraven. Een monument Oud-Spooldenaar Wolter Groeneveld probeert na de oorlog jarenlang een gedenkteken ter nagedachtenis aan deze slachtoffers gerealiseerd te krijgen. Eindelijk gaat de gemeente op zijn initiatieven in. Op 4 oktober 2001 wordt in het Engelse Werk een monument onthuld, ongeveer op de plek waar het drama zich afspeelde (op het grasveld, vlak bij de kruittunnel) Naast nabestaanden en genodigden zijn dan ook de leerlingen van “de Brug” (de naburige school voor speciaal onderwijs) aanwezig. De school heeft het monument geadopteerd. Herdenking 2006 De school maakte ook dit jaar weer serieus werk van de adoptie. Leerlingen van de groep 7a en 7b gaven dinsdag 3 oktober kleur en inhoud aan de plechtigheid. Vooraf werd in alle hoogste groepen aandacht besteed aan deze gruwelijke gebeurtenis. Niet alle (120 leerlingen) konden bij de plechtigheid aanwezig zijn. De dertig die wel aanwezig mochten zijn kwamen met zelf gemaakte gedichten en verhalen en legden bloemen bij het moPapenacker nr. 19; oktober 2006
136
Pronken met andermans veren. (over de totstandkoming van het Hertsenbergpad) cent zou zijn, maar dan laat je de bureaucratie buiten beschouwing. Wijziging van bestemmingsplannen, evenals trage ambtelijke molens stonden een snelle realisatie in de weg. Gelukkig hadden we in Aart Borst een nimmer versagende buurtbewoner, die met wijsheid en geduld op zijn strepen bleef staan. Het Hertsenbergpad komt er, is er misschien al wel als dit blad verschijnt want de aanleg is in gang gezet. Als we in de toekomst ook nog een geluidsscherm langs die kant van de A-28 krijgen kunnen we in een zekere rust genieten van een mooi stukje natuur.
Een andere omschrijving kunnen we niet bedenken voor het bericht dat dinsdag 2 augustus in de Stentor verscheen: Spoolde krijgt een recreatief ommetje. De gemeentevoorlichter gaf aan dat de gemeente van plan was een pad aan te leggen tussen motel en Nilantsweg, het voormalige Hertsenbergpad. Het woord krijgen is absoluut hier absoluut misplaatst. Beter is het om het woord verkrijgen te gebruiken, want het feit dat dit pad eindelijk gerealiseerd wordt heeft alles te maken met het doorzettingsvermogen van de Spooldenaren zelf. Goed, het plan stond wel vermeld in de ontwikkelingsvisie �Buurtschap IJsselzone� dat door de gemeente in 2003 was vastgesteld, maar dat betekende nog niet dat zo iets ook vlot van de grond kwam.
Zielemanspaadje Naast de natuurwaarden brengt het ook een stukje historie terug. Het is niet toevallig dat het paadje destijds in de volksmond het Zielemanspaadje werd genoemd. Dat had alles te makken met enkele generaties Zieleman die jarenlang op de helaas gesloopte boerderij de Hertsenberg hebben gewoond. Volgende aflevering zullen we uitgebreid aandacht besteden aan deze historische plek en zijn bewoners. NB. Mochten er nog mensen zijn die bijzondere herinneringen hebben aan deze plek dan hoor ik dat graag (tel 4224952).
Buurtinitiatief Buurtbewoner Jan Knol had tijdens een wijkbijeenkomst, ver in de vorige eeuw, al eens gezegd dat het de moeite waard zou zijn om dit pad, dat ooit naar en langs de voormalige boerderij de Hertsenberg liep, op nieuw aan te leggen. Eigenlijk lag het er nog min of meer. Spoolderbelangen schaarde zich achter de oproep en de bewoners van de Nilantsweg namen het initiatief over. Ook de belanghebbende bewoners van de Beukenallee stemden in met het idee. Je zou zeggen dat het dan nog een fluitje van een Papenacker nr. 19; oktober 2006
Aart Borst bij het pad.
137
geschiedenis
Over het “buitentje” de Hertsenberg Van oudsher lag het kerspel als een ring om de stad Zwolle. De invloed van de stad was groot. Was het aanvankelijk de kerk, later waren het de adel en rijke burgers uit de stad die landerijen en huizen bezaten in het kerspel. Vaak werd er op hun bezittingen een zgn.spijker gebouwd, vaak niet veel meer dan een voorraadschuur. Meestal werd dat in de loop der tijden uitgebouwd tot een bewoonbaar iets en werd het een buitenplaats. Veel moet men zich aanvankelijk nog niet voorstellen van het woongenot. De huizen werden meestal alleen ’s zomers bewoond, ’s winters trok men naar de comfortabele binnenstad. Iets dergelijks moet zich afgespeeld hebben rondom de Hertsenberg. Benedictus van Hertenbergh In 1690 duikt de naam Hertsenberg voor het eerst in de geschriften op. Benedictus van Hertenbergh zit dan kennelijk in geldnood en leent van een zekere Arent van Brevoort 100 caroli guldens. Hij krijgt het geld niet zo maar, want hij geeft zijn huis en akkers genaamd “den Hertenberg”, gelegen in Spoolde, in onderpand.
Deel van een kaart van Zwollerkerspel
• een caterstede(keuterboerderij) den Hertsenberg* met daarbij gelegen weide en plantsoen, benevens twee en een halve koeweyde op de Spoolder Weerd. • De weydekamp genaamd het Lange campjen, groot 1 morgen* mede gelegen in Spoolde. • De weydecamp genaamt den Boomgaard groot 1½ morgen mede gelegen in Spoolde • Het hooycampje genaamt het Laage campje groot ½ morgen mede in Spoolde gelegen • Een Hagentje genaamt Uilengaren groot ¼ morgen meede in Spoolde gelegen. Verder nog wat akkertjes bouwland, die zowel in Spoolde als in Westenholte liggen.
In de loop van de volgende eeuw komt het huis in handen van een zekere PD van Sonsbeek. Als die in 1789 komt te overlijden, wordt het huis geërfd door zijn neef, hopman (kapitein in het leger) Abraham van Sonsbeek. Uit de registers kunnen we opmaken wat deze Abraham zoal in bezit krijgt:
* Een morgen is een oude landmaat waaronder verstaan werd de hoeveelheid land die men op een morgen zou kunnen ploegen. Dat kon per plaats en gebied nog al uiteen lopen. * De aanvankelijke naam Hertenberg is verschoven naar Hertsenberg.
Het huis blijft diverse jaren in handen van Abraham van Sonsbeek, hoewel ook hij weer geld leent en daarbij de buitenplaats in onderpand geeft. In die tijd moet er ook een nieuw gebouw bijgezet zijn, want in het huis dat de familie Zieleman later jaren lang zal bewonen is een eerste steen gemetseld met het jaartal 1818. De voorzijde van de boerderij Papenacker nr. 20; april 2007
138
geschiedenis
Nicolaas Pruimers Een aantal jaren later komt het weer in andere handen. Nu is het wijnkoper Nicolaas Pruimers die zich eigenaar mag noemen. Hij is bang dat het verblijf verloedert als het niet regelmatig bewoond wordt en doet zijn uiterst best om Zwolse families voor een gezond verblijf naar zijn buitentje te lokken. Heel kleine advertenties in de Zwolse krant laten ons dit zien.
De achterzijde van de boerderij
In verschillende handen In 1832 worden de eerste kadasterkaarten gemaakt. We krijgen dan een beeld van wat er zoal aan opstallen staat. Het gebied strekt zich dan uit vanaf de Beukenallee tot aan de IJssel. Naast de oorspronkelijke spieker die tot caterstede uitgebouwd is zien we nu het nieuwe gebouw(het toekomstige huis van Zieleman), dat in 1818 gebouwd is. Op dat moment is er al weer een andere eigenaar, Franciscus Clement Tineken . Tineken woont er zelf niet.Wel wordt er een kamer bewoond door H.van Zwolle, een timmerman uit Spoolde. Deze van Zwolle krijgt ook te maken met de verkoop van maar liefst 97 zware bomen (eiken en linden) die op dat moment op de buitenplaats Hertsenberg stonden. Eigenaar Tineken overlijdt in 1840 en een jaar later wordt de Hertsenberg opnieuw verkocht. Uit een advertentie kunnen we dan opmaken, dat er sprake is van twee gebouwen, een huis en een caterstede met lanen, tuin en plantagien, ja zelfs een duiventil.
De advertentie uit de krant van 1841
Uit de advertentie kunnen we opmaken dat er sprake is van meerdere kamers. EĂŠn ervan wordt nog steeds bewoond door Gerrrit Willem Zieleman. Op de kadasterkaart van 1880 kunnen we opmaken dat er intussen ook een boerenschuur naast gezet is. Bovendien kunnen we dan zien dat het huidige Hertsenbergpad al een duidelijke voorganger heeft, want, zowel vanaf de Meenteweg als vanaf de Beukenallee is er een toegangsweg naar de boerderij.
Het geheel komt nu in handen van GB Fortuin. De oorspronkelijke caterstede heeft intussen zijn beste tijd gehad en is vrijwel een bouwval. Fortuin laat het in 1849 afbreken. Het bewonen van de buitenplaats wordt ook nu weer aan anderen overgelaten want we lezen dat in de loop der jaren een kamer bewoond wordt door ene Jacob van den Berg en in een later stadium door Gerrit Willem Zieleman.
Papenacker nr. 20; april 2007
139
geschiedenis
Klein Hertsenberg Jarenlang was er ook sprake van een Klein Hertsenberg. Het stond op de plaats waar de Nilantsweg een bocht maakt, daar waar nu het huis staat van Piet en Jolande van Dijk(Nilantsweg 89) Al in 1741 duikt de naam van dit huis op en jarenlang is het onlosmakelijk verbonden met de eigenaren van de Groot Hertsenberg. Het huis werd meestal bewoond door mensen die werkzaam waren voor de marke Spoolde. Klein Hertsenberg heeft een interessante ontwikkeling doorgemaakt en heeft verschillende bewoners gehad. Daarover in een volgende Papenacker meer. Zieleman Aan het van de 19e eeuw worden veel stukken grond aan particulieren verkocht. Zo koopt Eusebius Alexander Buisman in 1875 een flink deel van het grondgebied om daar zijn villa de Vijverberg te laten bouwen (zie Papenacker 19). Ook het ZAC-terrein (nu Katerveerpark) wordt op een voormalig stuk grond van de Hertsenberg aangelegd. In 1910 krijgt Gerrit Willem Zieleman de kans om
Papenacker nr. 20; april 2007
van huurder eigenaar te worden. Vanaf dat moment tot aan 1985 zal de naam Zieleman gekoppeld blijven aan de Hertsenberg. Geen wonder dat in Spoolde Zielemanpaadje gemakkelijker in de mond lag dan Hertsenbergpad. Gesloopt De gemeente heeft snode plannen met het groene gebied achter het motel en koopt de boerderij van Zieleman. De aanvankelijke plannen gaan niet door en Zieleman kan de boerderij terugkopen, maar de gemeente bedingt daarbij wel dat ze voorkeursrecht heeft als de boerderij opnieuw in de verkoop gaat. De gemeente koopt het pand terug met het oog op verdere ontwikkeling van de stad. De noodzaak om boerderij met opstallen in stand te houden wordt niet ingezien: “dat zou alleen maar geld kosten.� In 1997 wordt de boerderij gesloopt. Gelukkig is het gebied nog wel in tact gebleven. 140
fotopagina
Papenacker 10 jaar Pier
141
geschiedenis
Herinneringen aan boerderij de Hertsenberg De geschiedenis van een huis gaat pas echt leven als je wat meer weet over haar bewoners. In het geval van de Hertsenberg is dat een duidelijke zaak. Het is de familie Zieleman die jarenlang het huis een gezicht heeft gegeven. Van kamerbewoner tot eigenaar Het buitentje de Hertsenberg, waarmee eigenaar Pruimers aan het eind van de 19e eeuw adverteert om bewoners te lokken, heeft in die tijd al wel een paar vaste bewoners. Eén van hen is Gerrit Willem Zieleman. Hij krijgt en grijpt de kans om het huis in 1910 te kopen en wordt de nieuwe eigenaar. Zoon Jan die getrouwd is met Geertruida van de Wetering wordt in 1918 zijn opvolger.
De voorzijde van de Hertsenberg
De deel heeft nog een baanderdeur en kan bereikt worden vanaf de Beukenallee. Trouwens het adres is ook Beukenallee en alleen de toegangsweg vanaf die kant is verhard. Naar de Nilantsweg toe is het niet meer dan een paadje dat door de weilanden loopt. Opa is meestal druk in de weer met z’n koeien en doet er alles aan om het z’n beesten, ook op stal, naar de zin te maken. Zo steekt hij altijd wat extra graszoden en spreidt die uit over de vloer van de stal. Hij wil voorkomen dat de koeien met hun knieën op de harde grond moeten liggen. Buitenshuis heb je dan nog de hooiberg, de varkensschuur, de rommelschuur en niet te vergeten de platte wagen en de attributen voor het hooien. Indrukwekkend is de manier waarop opa het hooi kan opschieten(opsteken). Met een sierlijke beweging en in een hoog tempo wordt de wagen steeds hoger opgeladen. Hij doet het samen met Thijs Buit (Buut) de knecht van buurman Aalbers en die kan er ook wat van.
Herinneringen aan opa Jan Spooldenaar Jan Zieleman van de Nilantsweg heeft nog duidelijke herinneringen aan de boerderij en zijn opa. Hij kan het huis nog vrijwel uittekenen. De boerderij heeft op dat moment twee woongedeelten. In het kleine gedeelte kom je via
Opa en oma Zieleman
een klompenhokje naar binnen, waarna je in een keukentje terecht komt. Ga je van daaruit rechtsaf dan kom je in een kleine woonkamer met uitzicht op de Nilantsweg. Vanuit de keuken kun je met enkele treden ook bij een opkamertje komen. Onder dit opkamertje is een kelder. Er is ook een doorgang naar het andere woongedeelte met een veel grotere woonkamer. Deze kamer bevindt zich voor de deel. Papenacker nr. 20; april 2007
De achterzijde van de Hertsenberg
142
geschiedenis
te werk gesteld kunnen worden(Arbeitseinsatz). Wolter en Gerrit Zieleman zitten op dat moment in hetzelfde schuitje en lopen gevaar. Ze besluiten onder te duiken en buiten de greep van de bezetter te blijven. Overdag lukt dat het best door werkzaamheden te verrichten in en om de Hertsenbergboerderij. Het plukken van appels is daarbij een veelvoorkomende De familie voor de boerderij
bezigheid. De grote boomgaard, met zijn grote hoeveelheid hoogstammige fruitbomen biedt een prachtige schuilplaats. Je hebt een hoge ladder nodig om helemaal bovenin te komen. Van daaruit maken ze soms spannende dingen mee. Vaak zijn ze getuige van overvliegende geallieerde jachtvliegtuigen, die het gemunt hebben op station en treinwagons. Duits afweergeschut probeert deze vliegtuigen neer te halen, dus al met al levert dat nogal wat spannende taferelen op.
Het Zielemanspaadje Het echtpaar krijgt vijf kinderen. Het weggetje naar de Nilantsweg krijgt een bijzondere betekenis want maar liefst drie kinderen halen hun geliefde uit dat stukje Spoolde. Er zijn meer mensen voor wie het Zielemanspaadje een bijzondere betekenis heeft, getuige een ingezonden stuk van Wil van Brummen in de Zwolsche Courant van het afgelopen najaar. Ze heeft gelezen dat het pad weer in ere hersteld wordt en laat nog eens duidelijk weten welke dierbare herinneringen zij aan dit paadje en aan haar geboortegrond Spoolde heeft:
Spoolde is in die tijd een belangrijke verdedigingslinie voor de Duitsers; er moet heel wat gegraven worden om de IJssellinie sterk te maken. Ook dat werk wordt gedaan met te werk gestelde Nederlanders, vooral Twentenaren, die dagelijks verplicht komen opdraven. Spitters of gravers worden ze genoemd. De benodigde schoppen en bijlen halen ze elke dag op bij de Hertsenberg waar ze ook ’s avonds weer ingeleverd worden. Wolter en Gerrit proberen te midden van dit alles zo min mogelijk op te vallen.
”En ik denk dat ik niet de enige ben die daaraan goede herinneringen heeft. Daar hebben heel wat jongens en meisjes elkaar leren kennen!” Zoon Gerrit Willem(1922) blijft op de boerderij achter en gaat het bedrijf voortzetten. Gerrit Willem Zieleman (Gait) Oud-Spooldenaar Wolter Groeneveld groeide op in één van de afgebroken punthuisjes aan de Nilantsweg die plaats moesten maken voor de aanleg van de A-28. Hij schrijft in een terugblik op zijn leven over herinneringen aan de Hertsenberg en de familie Zieleman. In de oorlogsjaren is hij ongeveer van dezelfde leeftijd als toekomstige boer Gerrit. De oorlog is in de eindfase en de Duitsers maken jacht op jonge Nederlanders die in Duitsland Papenacker nr. 20; april 2007
In en vlak na de oorlog woont het hele gezin van opa in het grote woongedeelte want de familie Zwakenberg vindt in de veertiger jaren een tijdlang onderdak in het kleine gedeelte. Als Gait na de oorlog trouwt met Gerrie Kattenberg uit ’s Heerenbroek gaan op termijn de ouders naar het kleine woongedeelte om daar hun oude dag te slijten. 143
geschiedenis
Handen uit de mouwen Jazeker, de kinderen hebben goede herinneringen aan hun vroegere woonomgeving. Ze groeien op in de vrije natuur met een hoop extraatjes: heel jong (met 8 jaar al) op de trekker, het gedoe met brommers( nog geen zestien en toch al een Puch) en op eigen terrein in een auto. Pa laat het brommer rijden oogluikend toe maar geeft niet thuis als één van de jongens een bekeuring krijgt. De politie verschijnt aan de deur maar zoonlief heeft geen geld. Pa zit daar niet mee en neemt een duidelijk standpunt in: ”hee zal zelf betalen, ik betale gien cent of ie’j nemt ‘m maar met, veur mien part hol ie’j ‘m vaste töt an de zommer, maer ik betale niet!” De politie besluit dan maar om het er bij te laten zitten.
Gerrit Zieleman en Gerrie Kattenberg met de kinderen
Een volgende generatie Het echtpaar krijgt zes kinderen, drie zoons en drie dochters. Een gesprek met zoons Dik en Jan roept weer de nodige beelden op. De woonomgeving is dan nog weinig veranderd. Het grootste gedeelte van de grond om de boerderij is nog weiland, er ligt ook nog een stuk weidegrond op de plek waar nu de testbaan van Scania ligt. Toch is er ook bouwland. Op de pek waar nu het motel ligt wordt maïs verbouwd; op de plek waar nu de A-28 ligt is nog een grote strook bouwland waar graan verbouwd wordt. Het boerenbedrijf is in aanvang nog niet gemoderniseerd. Een tweetal paarden, een zwarte en een bles verrichten nog veel werk. Pas in de zestiger jaren verschijnt de eerste trekker en zijn er meer vormen van mechanisatie aan te treffen. Langzamerhand maakt het hooien plaats voor het inkuilen van gras. In die jaren verschijnt aan de horizon ook de A-28, duidelijk zichtbaar vanaf de boerderij, want bomen staan er nog niet. De hoeveelheid verkeer staat in geen verhouding tot de verkeersdrukte van nu. De veestapel bestaat in hoofdzaak uit koeien. Ook in die tijd hebben boeren al met tegenslag te kampen. Vrijwel de hele koeienstapel moet opgeruimd worden als in de zestiger jaren mond en klauwzeer uitbreekt. De fruitteelt is niet meer wat het geweest is. De herinnering aan het uitventen van fruit in de Veerallee is er nog wel maar de herinnering aan het kappen van de fruitbomen staat hun sterker voor de geest. Papenacker nr. 20; april 2007
Naast de nodige lusten zijn er zeker ook wel lasten in de jeugdjaren, er moet stevig aangepakt worden want bij een gemengd bedrijf en een groot gezin is er veel werk aan de winkel. Naast de koeien zijn er ook varkens (op een gegeven moment zelfs twee honderd) en dan niet te vergeten kippen, geiten en een pony. Werkzaamheden genoeg: varkenshokken schoonmaken, koeien melken, meehelpen met hooi binnen halen, het traditionele harken op zaterdag( grind en achter ’t huis) en niet te vergeten het rikken, het zetten van de rikkepoalen in het voorjaar. En tot hun ergernis altijd op Koninginnedag, zodat ze pas laat op de dag naar de festiviteiten kunnen. Toch ook, en dat is toch al vrij uitzonderlijk voor een boerengezin in die tijd, met z’n allen op vakantie. Met de caravan, meestal een week maar soms zelfs veertien dagen, niet te ver weg want dan kon pa tussendoor ook nog even naar de boerderij. Goede herinneringen bewaren ze ook aan de jaarlijkse slacht. Op die dag komt ook oom Wolter opdraven. Bij het worst draaien komt de borrel op tafel en niet lang daarna suddert de eerste worst in de pan. Op het Spoolder feest zijn ze ook heel graag en vaak aanwezig. Op Nieuwjaarsdag weten heel wat jongelui de Hertsenberg te vinden. Soms heeft vader Gerrit dan nog iets recht te zetten. 144
geschiedenis
“Versleppen” In sommige streken van Nederland bestaat de gewoonte nog; rondom jaarwisseling dingen verslepen en ergens verder weer neerzetten. Vroeger was dat ook gebruikelijk in Spoolde. Vader Zieleman ziet de bui voor de komende jaarwisseling al hangen en neemt zijn voorzorgsmaatregelen. Hij heeft een kruiwagen tegen de trekker gezet en van daaruit een touwtje geleid naar een balk waar een emmer met water op staat. Het vriest die nacht dat het kraakt, maar dat schrikt de jongelui niet af. Wanneer iemand de kruiwagen probeert weg te zetten werkt alles zoals uitgedacht. Toch laten de jongelui zich niet afschrikken. Ze laten hun oog vallen op de platte wagen. Die slepen ze het pad op, het weiland door op weg naar de Nilantsweg. Halverwege hebben ze er kennelijk genoeg van en kieperen ze de wagen om. Dat zint vader Zieleman, die het van een afstand ziet gebeuren helemaal niet en hij neemt de daders goed in zich op. De volgende dag komt een grote groep jongelui, waaronder enkele van de raddraaiers van de nieuwjaarsnacht, “nieuwjaar schieten”. Na een paar flesjes bier besluiten ze maar eens op te stappen en vragen ze of dochter Hettie misschien ook zin heeft om verder de buurt mee in te gaan. “ Komt niks van in”, zegt pa.” Eerst moet die platte wagen daarginds in het weiland weer rechtop staan.” En zo gebeurt het.
De sloop is in volle gang
Op een gegeven moment heeft Gerrit zoveel tijd, geld en energie in het huis geïnvesteerd, dat hij spijt krijgt van de verkoop en het tegen dezelfde prijs graag wil terugkopen. De gemeente gaat er mee akkoord, maar stelt als voorwaarde dat zij bij
Verkocht, gekocht, verkocht…. gesloopt Midden 70-er jaren wordt de boerderij verkocht aan de gemeente die denkt dat het goed past in z’n uitbreidingsplannen. Er zal een motel verschijnen en dat maakt het boerenbestaan in die omgeving er niet eenvoudiger op. Er speelt echter nog iets mee dat tot de verkoop geleid heeft: geen van de kinderen wil het bedrijf voortzetten. In die periode worden de koeien verkocht en gaat Gerrit Zieleman buiten de deur werken. Stil zitten ligt niet in z’n aard, Gerrit is een doener. Dat leidt er toe dat hij het huis grondig gaat verbouwen en het aanpast aan de eisen des tijds. Ook wordt besloten om een gedeelte van het huis te verhuren. Papenacker nr. 20; april 2007
Nog even een kijkje nemen tijdens de sloop
verkoop het voorkeursrecht zal krijgen. Leeftijd, gezondheidstoestand maar ook de staat van het huis leiden uiteindelijk opnieuw tot de verkoop van het huis. Midden negentiger jaren verhuizen Gerrit Zieleman en Gerrie Kattenberg naar de Stinsweg in Westenholte, waar ze enkele jaren later overlijden. Kort na hun verhuizing wordt boerderij ”de Hertsenberg” gesloopt en is het pand met een rijke historie voorgoed verdwenen. 145
geschiedenis
Van ”Het Spoolder Wijknieuws” tot ”Papenacker” Een historisch overzicht.
de Bandweg en het Hanzepark vragen om actie van de bewoners. Er ontstaan werkgroepen, die de bewoners via het wijkblad zo goed op de hoogte stellen. Het Spoolder Wijknieuws krijgt veel waardering in de buurt en overleeft bijna vijf jaargangen. In 1990 verschijnt het laatste nummer. In dat jaar worden de initiatiefnemers opgeslokt door andere activiteiten en komt er een einde aan dit mooie initiatief.
In de tachtiger jaren werd het Buurthuis ingrijpend verbouwd, er kwam zelfs een toneelvoorziening. Voor een aantal Spooldenaren was dit aanleiding om de toneelvereniging Spoolde op te richten. De toneelgroep pakte de zaak resoluut aan en kwam in de loop der jaren met diverse producties op de proppen. Niet alleen in Spoolde, maar ook bij de Venus en andere zorginstellingen werd opgetreden. Binnen de toneelgroep ontstond het idee om een wijkkrant uit te brengen, een contactorgaan in de wijk om op de hoogte blijven van elkanders reilen en zeilen. De dames Janny Borst, Lineke Zwakenberg en Henny Oosterlaar namen het voortouw en voorjaar 1987 verscheen het eerste nummer. Er was veel werk aan de winkel, er werd veel zelfwerkzaamheid gevraagd. Zo waren er veel met de hand geschreven artikelen die allemaal op de typemachine moesten worden bewerkt. Ook toen al was de roep om kopij een bekend verschijnsel. Voor het drukwerk kwam de belangeloze medewerking van Gerrit Oosterlaar als geroepen. Meestal twee keer per jaar rolde de wijkkrant bij hem van de persen. Ook dan was de klus nog niet geklaard, want voor vouwen, nieten en niet te vergeten de bezorging kwamen weer heel wat mensen in aktie. Het blad werd huis aan huis bezorgd. Al met al, een blad vóór Spoolde, dóór Spoolde.
In 1994 komt is er even een opleving en glijdt ”Spoolder Nieuws” bij de Spooldenaren in de brievenbus. Ruud Zwakenberg doet, onder de vlag van buurthuis Spoolde, een nieuwe poging. Het blad verschijnt slechts twee keer. Daarna is het wachten op nieuwe initiatiefnemers.
De Papenacker Binnen de familie Zwakenberg heeft het verlangen naar een wijkkrant kennelijk altijd sterk geleefd, want opnieuw is het een Zwakenberg die de draad oppakt. Nu is het Arnold, die samen met Paola de Bruijn 1997 een doorstart maakt. De krant heet voortaan “de Papenacker”. Over het hoe en waarom wordt elders vermeld.
Met een zekere trots wordt het eerste nummer ingeleid: ”Voor u ligt een toch wel historisch document want voor zover bekend is er in onze buurtschap nog nooit een wijkkrantje verschenen.” De initiatiefnemers vinden het wat voorbarig om van een krant te spreken, helemaal zeker van de levensvatbaarheid zijn ze niet. Ze noemen het liever een proefnummer. Toch wordt het de start van een fraaie serie. In elke aflevering doen de diverse verenigingen mededeling over hun activiteiten. Ook de Venus zorgt elke keer voor een bijdrage. Daarnaast is het blad ook een forum voor een soort voorloper van Spoolder Belangen. Bedreiging van zaken als Papenacker nr. 20; april 2007
Een aantal exemplaren van het Spoolder wijknieuws en Spoolder Nieuws.
146
ingezonden
Opening Hertsenbergpad Dinsdag 24 januari. Eindelijk is het zover, het Hertsenbergpad zal officieel geopend worden. Het is één van de spaarzame winterse dagen. Vorst over de weilanden, ijs op de kikkerpoel maar ook mist boven de Spoolder polder. Plaats van samenkomst is de garage van Aart en Jannie Borst aan de Nilantsweg. De warme chocola is een passende welkomstdrank. Gelukkig is er naast de gemeentelijke afvaardiging ook een flink aantal Spooldenaren op de uitnodiging ingegaan. Helaas, de bewoners van de Beukenallee hebben van de gemeente geen uitnodiging gehad. Wethouder Peter Pot luistert aandachtig naar Jan Knol
Spoolde niet verdwijnen. Tijd om naar buiten te gaan voor de openingshandeling, het naambordje wordt vakkundig aan de betreffende paal bevestigd. Het pad is nu officieel geopend, de aanwezigen wandelen langs de plek waar de boerderij ooit stond, richting Beukenallee en weer terug. In de “ontvangsthal” wacht een flinke, zeer smaakvolle, kop snert (merk HaJee!). De wethouder heeft het nu met eigen ogen kunnen zien en geeft toe dat het stuk weg aan de andere kant wel de nodige aandacht verdient. Aart Borst maakt nog van de gelegenheid gebruik om, namens Spoolder Belangen, te pleiten voor een zorgvuldig omgaan met dit stukje groen. Al met al een openingsplechtigheid die er mocht zijn, eenvoudig maar stijlvol.
Warme chocolade, desgewenst met slagroom
Jan Knol spreekt namens de omliggende bewoners en verheugt zich over de uiteindelijke totstandkoming van het pad. Een pad dat er eigenlijk altijd al was en van weerskanten toegang gaf tot de midden in de weilanden gelegen boerderij de Hertsenberg, waar de familie Zieleman woonde. Een mooi wandelpaadje, ook voor een flink aantal Zielemannen, die hun geliefde heel dicht in de buurt gevonden hadden. Terecht wijst hij op de slechte staat van het stuk pad vanaf de Beukenallee. Trouwens er is hem nog iets opgevallen. Dreigt de naam Spoolde van de kaart te verdwijnen? Wordt onder de nieuwe naam Poort van Zwolle niet een historische vergissing begaan? Punt van aandacht. Wethouder Peter Pot noemt het pad een verrijking voor heel Zwolle en wat hem betreft zal de naam Papenacker nr. 20; april 2007
De officiële openingshandeling
147
van de vereniging
Papier van hier naar daar Woensdag 12 september j.l. kwam er een einde aan een jarenlang ritueel. Nog één keer trokken de papierophalers door Spoolde. Na meer dan 50 jaar werd er een streep gezet onder dit fraaie staaltje van zelfwerkzaamheid. Net als altijd werd de inzamelingsactie in het buurthuis afgesloten met een hapje en een drankje. Toch was er nu een extra tintje aan gegeven. Ze waren er vrijwel allemaal, de ophalers, de chauffeurs en zij die ons altijd op de hoogte brachten van de inzameling. En natuurlijk niet te vergeten de man die jarenlang alles gecoördineerd had, Herman van Assen, van de sluis. Natuurlijk werd er ook teruggeblikt op de vijftiger jaren, toen de papier actie begon. De initiatiefnemers, de gebroeders Zwakenberg en Bredewold zijn inmiddels al overleden maar het werk ging door. Eerst werd papier met paard en wagen opgehaald. Later ging er een trekker door Spoolde. Het verzamelde papier ging aanvankelijk naar hovenier De Groot in de Beukenallee, later naar Kan en Denneboom aan de van Karnebeeklaan. Uiteindelijk kwam de wagen van de Rova in beeld met de belangeloze medewerking van de chauffeurs en Spooldenaren Jan v.d. Kolk en zoon Gerwin. Hele generaties jonge Spooldenaren leverden in de loop der jaren hun aandeel, vaak in ’t donker en soms ook onder slechte weersomstandigheden. Al die inspanningen bleven niet zonder resultaat want het leverde jaarlijks een mooi extraatje op voor de instandhouding van het buurthuis. Andere opzet We krijgen nu een ander systeem, de blauwe container doet z’n intrede en het papier zal voortaan elke laatste vrijdag van de maand door de Rova worden opgehaald. De buurtschap Spoolde zal blijven meedelen in de opbrengst en het buurthuis zal dankbaar gebruik blijven maken van het financiële ruggesteuntje. Tijdens het gezellig samenzijn werd namens het bestuur aan iedereen een kraslot uitgedeeld. Het leverde maar één gelukkige op en die moest het ook nog met een prijs van 1 euro doen. Blijft als beloning slechts over: dank voor zo veel belangeloze inzet!!
Papenacker nr. 20; april 2007
148
Oud papier: einde aan een traditie
Fotopagina
-
Papenacker nr. 21; oktober 2007
149
geschiedenis
Spoolde en de strijd om het “fricadelleneiland” Eeuwen geleden lagen er in de IJssel niet ver van het Katerveer een paar eilandjes, eigenlijk een paar zandplaten. Eén daarvan werd vanwege z’n vorm ook wel fricadelleneiland genoemd al werd er ook wel over Twiegwelle gesproken. Er groeide daar nogal wat twijg, erg belangrijk in die dagen voor versteviging van de dijken. Spoolde was van mening dat zij eigenaar was van die eilandjes, maar aan de overkant in Ierst* werd daar anders over gedacht. Dat leverde een vete op die ooit opgetekend werd door markerigter Lucas Nilant.
sluiskolk en de bocht in de Nilantsweg. Als hij op een ochtend in het najaar uit het raam kijkt wordt hij onaangenaam getroffen. Hij kan z’n ogen bijna niet geloven. In de verte, op het fricadelleneiland ziet hij een hele horde onbekenden twijg snijden. Met volle vrachten vertrekken ze naar de Gelderse kant.
Ongenode gasten Het is november 1757. Weerdmeester Lambertus Reinders verlaat ‘s ochtends bijtijds z’n huis om z’n dagelijkse werk te doen. Zijn eerste gang is naar de dijk, want alle werkzaamheden op en rond de dijk behoren tot zijn taak. Het is maar een klein eindje lopen want zijn huis staat niet ver van de dijk af, hij woont al jaren met z’n vrouw in Klein Hertsenberg. Juist als hij de dijk opgeklommen is valt hem iets ongewoons op. Op het fricadelleneilandje in de IJssel zijn twee mannen bezig twijg te snijden en zo te zien zijn het geen Spooldenaren. Nee het zijn lui van de overkant, uit Ierst. Lambertus laat dat niet over zijn kant gaan. Heeft Spoolde immers niet het eigendomsrecht over dat eilandje? Hij regelt bij buurtgenoot Cooyman een boot, chartert twee mannen en roeit naar het eilandje toe. De twee mannen uit Ierst gaan rustig door met twijg snijden en hebben niet in de gaten dat Lambertus en z’n mannen hun schuit inpikken en daarmee naar de Spoolder kant terug varen. Eenmaal terug brengt Lambertus verslag uit bij markerigter Nilant Op diens advies hebben ze de boot goed weggestopt en vastgelegd in de sloot bij Jan Aalberts; voor alle zekerheid hebben ze de riemen er ook uit gehaald. Toch is die boot in februari van het jaar daarop al weer in Ierst terug. De Ierstenaren hebben daarvoor het juiste moment gekozen want hun actie vindt plaats wanneer de Spoolder boerenjongens hun vastenavond feest aan het vieren zijn in de Moriaan, een herberg onderaan de Spoolderberg. Spoolde in actie Markerigter Nilant woont in landhuis IJsselvliet dat tegen de dijk aan ligt, vlak bij de IJssel tussen de Papenacker nr. 21; oktober 2007
Nilant weet wat hem te doen staat. Hij weet een dertiental boeren zo ver te krijgen dat ze met een geleende boot van veerman de Leeuw ook naar het twijgeiland zullen varen. “Probeer zoveel mogelijk twijg te snijden als je kunt”, voegt hij de mannen toe, maar “denk er aan, er wordt geen geweld gebruikt en gescholden wordt er evenmin; mocht het zo zijn dat je overmeesterd wordt en ze vragen wie jullie gestuurd heeft dan zeg je: de Heeren erfgenamen van Spoolde”. 150
geschiedenis
nieuwe actie. Hij vraagt de boeren of ze komende maandag ieder voor twee man willen zorgen om dan met z’n allen met de schuit van veerman de Leeuw af te varen naar het andere eiland, de Grote Welle. Met maar liefst 23 mensen gaan ze op pad. Er is die dag geen Ierstenaar te bekennen. Aan het eind van de dag keren ze met een enorme hoeveelheid twijg terug. De bossen twijg worden opgeslagen in de “Bourenhof ” bij IJsselvliet. Het zal later gebruikt worden voor versterking van het lange hoofd aan de IJssel. De strijd lijkt beslecht. Ierst heeft zich kennelijk gewonnen gegeven. Spoolde gaat er vanuit dat vanaf nu het eigendomsrecht over de eilandjes definitief verkregen is.
Als de Spooldenaren in de middag vertrekken, zien ze al gauw dat de lui van Ierst met z’n veertienen zijn. Eén man meer schrikt hen niet af en aangekomen op het eiland beginnen ook zij hun twijg te snijden. Zwijgend doen beide partijen hun werk. Gevaar Markerigter Nilant slaat vanuit zijn landhuis met de verrekijker het schouwspel gaande. Hij ziet twee mannen van Ierst wegvaren, terwijl de schuit nog maar halfvol met twijg ligt. Dat lijkt hem niet helemaal pluis, zeker niet als hij één van de Ierstenaren eenmaal aan wal beland keihard naar Huize Ierst ziet rennen. Dat lijkt hem geen zuivere koffie. Gauw stuurt Nilant iemand naar het eiland om zijn mensen te waarschuwen op hun hoede te zijn. Nilant heeft zich niet ten onrechte ongerust gemaakt, want het duurt niet lang of hij ziet vanuit Ierst vier mannen naar het eilandje varen. Erger nog, twee van hen hebben een geladen snaphaan (geweer) bij zich. Als ze bij het eilandje gekomen zijn lossen ze zelfs een paar schoten in de lucht. Kennelijk willen ze de tegenpartij intimideren. Tevergeefs, onverstoorbaar blijven de Spooldenaren hun twijg snijden. Er wordt nog een paar keer geschoten. Ook aan de vaste wal hebben ze nu in de gaten dat er iets aan de hand moet zijn. Boven aan de dijk slaat Papen Hendrik met een zekere ongerustheid het schouwspel gade. Zelfs de meid is op het lawaai afgekomen. Er vallen verder geen schoten meer. Wel gaan beide partijen gewoon door met twijg snijden. Het is al laat als de Spooldenaren met grote bossen twijg aan de wal terugkeren.
* In vroegere tijden lag aan de Gelderse kant tegenover Spoolde het kasteel Ierst. Begin 19e eeuw werd op de plek van het vervallen kasteel, boerderij de Ierst gebouwd. De naam Iersterweg herinnert ons ook nog aan het vroegere kasteel.
De strijd beslist De volgende dag willen ze weer gaan maar regen staat dat in de weg. De Ierstenaren zijn er wel, maar niet voor lang want ook zij moeten buigen voor de regen. De Heer van Ierst schijnt ook even langs geweest te zijn en vraagt bij zijn mensen “waren er gisteren ook van die donders bij die destijds de schuit weggehaald hebben?” Nou die waren er zeker bij geweest. Nilant is nog niet helemaal tevreden en komt met een Papenacker nr. 21; oktober 2007
Het kasteel Ierst
NB. Bij de bewerking van dit verhaal werd gebruik gemaakt van het verhaal dat de heer Bokhove uit Wezep ooit daarover schreef.
151
geschiedenis
Op zoek naar sporen van “Klein Hertsenberg” zijn daarop duidelijk de twee huizen van Klein Hertsenberg te herkennen. Zowel Groot als Klein Hertsenberg is op dat moment in handen van een zekere Tineken. Toch wordt in de loop van de tijd Klein Hertsenberg losgeweekt van z’n grote broer, al komt het ook nu meestal weer in handen van gegoede families. Zo wordt Mr. J.M. van Rhijn in 1841 als eigenaar genoemd. Hij is getrouwd met Elisabeth Nilant, dochter van burgemeester Nilant die op dat moment in het vlak bij gelegen IJsselvliet woont. Bij de volkstelling van 1860 krijgen we Klein Hertsenberg opnieuw in beeld. In één van de huizen woont dan de weduwe Halfwerk. Op dat moment is zij nog huurder maar later zal zij eigenares worden.
Over het ”buitentje” de Hertsenberg is langzamerhand voldoende geschreven. Veel minder bekend is dat er ook een Klein Hertsenberg heeft bestaan. Een poging om een tipje van de sluier op te lichten. Wanneer hopman Abraham van Sonsbeek in 1690 wordt genoemd als eigenaar van Groot Hertsenberg, is hij ook in bezit van Klein Hertsenberg, dat bestaat uit twee catersteden. Deze keuterboerderijtjes staan daar waar de Nilantsweg een bocht maakt (nu Nilantsweg 89) en er een weggetje afbuigt naar de dijk, dat ook nu nog bestaat. De huizen worden meestal bewoond door mensen die werkzaam zijn voor de marke Spoolde. Uit het bevolkingsregister van 1741 maken we op dat aan de ene kant timmerman Arend Wijnkoop woont en naast hem Lambertus Reinders met z’n vrouw Willemina. Lambertus is weerdmeester van de marke en moet toezicht houden op alles op en om de dijken. Hij speelt een belangrijke rol in de door markerigter Nilant beschreven vete tussen de buurtschap Spoolde en het Gelderse Ierst (zie blz. 22 van dit blad) Als bewoner wordt ook nog een daghuurder genoemd, Jan Herms Bomhof, eveneens jarenlang weerdmeester.
In 1872 komen we in de Zwolsche Courant een advertentie tegen waarbij beide catersteden te koop aangeboden worden. Opvallend daarbij is dat het ene
Twee katersteden Als in 1832 de eerste kadasterkaarten verschijnen,
huis Klein Hertsenberg genoemd wordt, bestaande uit huis tuin en erf en dat het daarnaast gelegen huis apart genoemd wordt. De gemerkte bomen op beide erven zullen afzonderlijk worden verkocht. Kennelijk heeft de eerder genoemde weduwe Halfwerk het huis op den duur kunnen kopen, want in de Zwolsche krant van 1883 komen we een advertentie tegen waarin zij, als eigenares, een katerstede, genaamd Klein Hertsenberg, te koop aanbiedt, bestaande uit huis, schuur, bakhuisje en tuingrond, groot 5 are. Een kaart van 1847. Papenacker nr. 21; oktober 2007
152
geschiedenis
De advertentie van 4 dec.1882
Drie huizen onder één dak Er moet een ingrijpende verandering hebben plaats gevonden, want in december 1882 duikt opeens een advertentie op, waarbij eigenaar de Vos van Steenwijk komt met de verkoop van drie huizen onder één dak met bouwland liggende in de onmiddellijke nabijheid van de steenfabriek van de firma Doyer en Pruimers, groot 21 roeden, 24 ellen. Daarbij behoren dan ook nog twee akkers bouwland in de Spoolderenk. Wie dan de eigenaar wordt is even onduidelijk maar in 1888 gaan de drie huizen in de publieke verkoop onder vermelding van “3 voor een paar jaar gebouwde huizen onder één dak, met bouwland, genaamd Klein Hertsenberg”. Twee van de drie huizen zijn verhuurd voor ieder ƒ1,40 per week”. Uit bovengenoemde advertentie kunnen we opmaken dat er sprake is van nieuwbouw. De oorspronkelijke huizen zijn, om welke reden dan ook, verdwenen en hebben plaats moeten maken voor drie huizen onder één dak. Potentiële kopers worden ook gelokt met de vermelding dat er vlakbij een steenfabriek gelegen is van de firma Doyer en Pruimers*.
De advertentie van 1883
De naam warmoezerij duidt op goede tuingrond. Kennelijk kan de groente in de luwte van de dijk goed gedijen. Ook na de oorlog, in de vijftiger jaren wordt op die plek nog volop groente geteeld. In die tijd woont daar groenteteler Piet Kluin met zijn vrouw. De familie van zijn vrouw, de familie Schakelaar is op dat moment eigenaar van de huisjes. Zelf woont de familie Kluin in het middelste huisje, weliswaar een klein huisje, maar
Warmoezerij De oorspronkelijke huizen mogen dan verdwenen zijn, de naam Klein Hertsenberg is blijven bestaan. Ook in 1922 duikt die naam nog op wanneer L. Bredewout zijn bezit in een advertentie te koop aanbiedt als “warmoezerij Klein Hertsenberg”. Het gaat om een boerenhuis, met schuren, hooiberg, steltenberg en tuingrond. Opvallend is ook dat hij aangeeft dat het pand ligt aan de Zwarte Weg, waarmee ongetwijfeld het weggetje naar de dijk bedoeld is. Papenacker nr. 21; oktober 2007
153
De advertentie uit 1922
geschiedenis
vissen in die dagen. Piet Kluin en z’n vrouw hebben ook hulp in de huishouding. De vlakbij wonende Hennie Wensink komt als 14-jarig meisje al bij hen in dienst. Ook als Piet z’n vrouw overleden is blijft ze helpen. Als ze in 1962 trouwt gaat ze voortaan als mevrouw Keijl door het leven maar. ze heeft het geluk dat ze in het huisje naast dat van Piet mag gaan wonen. Drie kleine huisjes Veel oudere Spooldenaren zullen zich de drie huisjes nog herinneren met hun diverse bewoners. Piet Kluin woont dus in het midden en rechts van hem de familie Vis en later de familie van Lente. Voordat de familie Keijl in het huisje links van Piet gaat wonen heeft de familie Westrik daar gewoond. Een gesprek met Jan Westrik geeft ons een inkijkje in
Piet in de tuin
Piet heeft wel de beschikking over alle tuingrond achter het perceel. Hij slaat zijn groente op in een schuur met een verdiepte bodem zonder vloer. Zo kan hij z’n groente ook in de winter redelijk vorstvrij bewaren. Zijn zelfteelt is niet voldoende voor zijn handel. Dagelijks moet hij naar de veiling om z’n assortiment aan te vullen. Op de bakfiets trekt hij de wijk in om z’n groente uit te venten. Zijn voorraadschuur is ook een welkome opbergplaats voor de vele hengelaars in die dagen. Zij schuiven hun hengels na afloop maar wat graag op de balken van de schuur. Lekker dicht bij het inhammetje van de IJssel, waar ze zo graag en zo veel Piet Kluin leest z’n krant
Een blik op de zijkant met in de deuropening mevr. Keijl met haar zoontje op de arm en op de hoek buurvrouw Van Lente.
het wonen van die tijd. Zijn ouders komen in 1951 aan de Nilantsweg te wonen, nadat ze na hun trouwen in 1948, eerst op de Hertsenberg hebben gewoond. Het huisje is klein en weinig comfortabel, maar in tijd van woningnood is het een uitkomst. In de kamer beneden zijn twee bedsteden maar ze blijven ongebruikt; veel te vochtig. Boven op zolder worden slaapkamers met hardboard afgetimmerd, voor de ouders en voor de drie kinderen. Ze liggen direct onder de pannen. Als het van sneeuwt komt er op zolder ook het nodige binnenstuiPapenacker nr. 21; oktober 2007
154
geschiedenis
Een bouwtekening van de drie huisjes
ven. Moeder zet dan boven de klompen klaar zodat de kinderen met droge voeten naar beneden kunnen. Het kan er ’s winters ook goed koud zijn, maar daar heeft Jan ook een slimmigheidje op gevonden. Hij schuift zijn bed richting schoorsteen en door z’n voeten tegen de dan nog warme schoorsteen te houden blijven die zo nog lekker warm. In 1962 verhuist de hele familie Westrik naar ’s Heerenbroek en neemt de familie Keijl hun plaats in. Hennie Keijl-Wensink blijft, zoals gezegd, ook bij Piet Kluin werken nadat diens vrouw overleden is. Ze doet echter meer dan dat. Ze zorgt ook voor z’n eten en neemt hem vaak mee op vakantie.
Piet Kluin op de bakfiets. Op de achtergrond het voormalige huis van de familie Boer, Nilantsweg 79.
Voor de nummers 85,87 en 89 mag maar één huis terugkeren.Dat wordt uiteindelijk het huidige pand, Nilantsweg 89. Sporen uit het verleden. Uit de bouwtekening kunnen we nog enigszins het totaalbeeld van vroeger terugvinden. De nieuwe eigenaar neemt zelf de sloop en bouw ter hand en komt daarbij wel het één en ander tegen. De wanden van éen van de huisjes zijn met leem aangesmeerd, geen wonder dat er een vochtprobleem was. Eén huisje heeft een zijkamer waar nog heel veel gereedschap van een klompenmaker ligt. De vondst
Wanneer Schakelaar, de eigenaar van het pand, naar het bejaardenhuis gaat, komen de huisjes op de veiling. Vishandelaar De Ruiter zet er op in en blijft er, zoals dat heet, aan hangen. De koper heeft de verplichting op zich genomen dat Piet Kluin er tot z’n dood mag blijven wonen. Ook de familie Keijl mag blijven, maar van Lente wordt de huur opgezegd. Zeer tot diens ongenoegen. Piet Kluin overlijdt in 1968. Rijp voor de sloop. De huisjes voldoen op den duur niet meer aan de wooneisen van die tijd. Ook Henny Keijl Wensink vindt bij tijd en wijle op zolder een kind onder een dekbed van sneeuw. Na de dood van buurman Kluin gaat de familie Keyl verhuizen, waarna het pand in 1969 onbewoonbaar wordt verklaard. In 1971 worden de huisjes opnieuw geveild. De naam Klein Hertsenberg komen we nu niet meer tegen. Joop Stoffer wordt de nieuwe eigenaar voor een bedrag van 24000 gulden. De nieuwe eigenaar wil de optrekjes slopen en er één nieuw pand op zetten. Het duurt nog wel even voor hij toestemming krijgt, maar in 1974 gaat het sein op groen. Papenacker nr. 21; oktober 2007
De achterkant van het middelste pand. Via de pijp loopt het afvalwater uit de keuken naar buiten.
155
geschiedenis
boerderij te voorschijn. Misschien is het vroegere Klein Hertsenberg toch groter geweest dan het latere en zijn de drie huisjes op een deel van het vroegere Klein Hertsenberg neergezet. Met de totstandkoming van het nieuwe huis zijn alle sporen van het vroegere Klein Hertsenberg uitgewist. Niet helemaal, de grote tuin is er nog steeds. Hoewel de speurtocht naar het verleden van Klein Hertsenberg langzamerhand meer vragen oproept dan antwoorden geeft is er intussen toch weer een stukje geschiedenis van het vroegere Spoolde te voorschijn gekomen. En dat is ook wat waard.
duidt wellicht op een vroegere klompenmakerij. Het afvalwater uit de keuken loopt via een buisje naar buiten stroomt verder over de grond en komt uiteindelijk in een slootje terecht. Elk huisje heeft nog een schoorsteen en het wemelt er nog van de bedsteden. Eén van de huisjes heeft zelfs nog een waterput in de kamer. Van het bakhuis, de hooiberg en de steltenberg, waar in de advertentie van 1922 nog over gerept wordt, is niks terug te vinden. De meest opvallende opstallen zijn twee hokjes van 1 bij 1, waar de tonnetjes nog in staan.
* De steenfabriek van de firma Doyer en Pruimers heeft in de uiterwaarden gestaan aan het eind van eerder genoemd weggetje en moet rond 1840 gebouwd zijn; de woningen van ondergetekende( Nilantsweg 81) en de familie Schottert (Nilantsweg 83) hebben een duidelijke link met deze steenfabriek. In het in 1847 gebouwde huis werd de eerste steen gelegd door D.Pruimers. Het werd bewoond door de eerste tichelbaas van de nabijgelegen fabriek, de overgrootvader van Anton van Weeghel. Pruimers bezat in die tijd een groot deel van Spoolde. Zo was hij eigenaar geworden van Groot Hertsenberg en kocht hij in 1867 samen met compagnon Doyer ook het vlak bij z’n steenfabriek liggende landgoed IJsselvliet, eens het trotse bezit van de familie Nilant. Ze lieten het tot de grond toe afbreken.
De “gerestaureerde” kopjes
In de achtertuin komt hij nog een grote waterput tegen. Joop graaft hem uit en maakt hem schoon. Dat levert vooral veel stukken porselein op. Hij lijmt de stukken zo goed en zo kwaad als het kan aan elkaar, maar niet met de juiste lijm. Het museum kan nu niks meer met z’n bodemvondst. Dat ligt anders met een gevonden Zeeuwse spreukschaal. Na deskundige restauratie gaat die tot de museumcollectie behoren. De schaal draagt ook nog een spreuk:
Oproep: Ik ben al tijden op zoek naar informatie over de voormalige steenfabriek. Wie kan me op weg helpen? (tel. 4224952)
“Luiheid wordt beloond met armoede”. Bij de sloop van het huis blijkt ook dat het dak nog steeds gedragen wordt door dennensporen. Na de afbraak wordt rondom de bestaande fundering een nieuwe gemaakt, een zogenaamde. schort. Bij het metselen van de nieuwe fundering wordt ontdekt dat de oorspronkelijke fundering verder doorgelopen heeft, want er komen fundamenten van een Papenacker nr. 21; oktober 2007
Het pand anno 2007.
156
Ere wie ere toekomt In 2001 werd in het Engelse Werk een oorlogsmonument opgericht ter nagedachtenis aan de mensen die daar in het laatste oorlogsjaar gefusilleerd zijn. Elk jaar, begin oktober, worden de slachtoffers herdacht. Vorig jaar schonken we aandacht aan die herdenking en hebben we gewezen op de rol die de nabijgelegen school voor speciaal onderwijs, “de Brug”, daarin speelt. De school heeft nl. het gedenkteken geadopteerd. Bij dit alles hebben we over het hoofd gezien welke rol de dichtbij wonende heer Van de Brink al die jaren heeft gespeeld. Sinds kort woont hij in de Venus maar jarenlang heeft hij het monument vanuit zijn woning aan de Watermarsen (een zijweg van de Ruiterlaan) met zorg onderhouden. Nadat hij had geconstateerd dat de gedenksteen wel een onderhoudsbeurt kon gebruiken ging hij er wekelijks naar toe. Gewapend met een kruiwagen, twee emmers water, een sopje, hark bezem en schoffel ging hij elke zaterdag op pad. Het monument zag er dan ook altijd zeer verzorgd uit. Hij was van mening dat wat steentjes om het beeld heen het geheel nog zou kunnen verfraaien maar dat initiatief werd hem door de gemeenteambtenaar niet in dank afgenomen, iets wat hem nog altijd dwars zit. Wat hem ook niet lekker zit, is dat op de 4e mei nooit iemand van de gemeente op die bewuste plek
G.J.van de Brink naast het monument
aanwezig is. Voor hem een reden om daar in ieder geval op dat moment wel aanwezig te zijn. Zijn affiniteit met de slachtoffers is vooral ook ingegeven vanwege het feit dat vijf van de zes slachtoffers, allen werkweigeraars, ondergedoken zaten in Oldebroek. Daar werden ze opgepakt en weggevoerd naar Zwolle. Op dat moment zat van de Brink zelf ondergedoken in Wezep. “Ik had één van hen kunnen zijn”, kan hij niet nalaten te zeggen.
Het monumet in het voorjaar van 2009 Papenacker nr. 21; oktober 2007
157
Opnieuw de hongertocht die tijd geprobeerd de voedselhalers ongezien naar de IJsselbrug te loodsen, waar ook wel controle was, maar vaak soepeler opgetreden werd. De hongertocht was ook een ode aan alle bewoners die hen in die moeilijke tijd geholpen hadden. Geen wonder dat de in 2005, midden op de brug de geplaatste gedenkplaat als tekst mee kreeg: “brug tussen angst en hoop”.
Zondag 12 augustus, een gedenkwaardige herdenking midden op de IJsselbrug. Eindpunt van een bijzondere wandeltocht die aan het begin van de week in Rotterdam was gestart. Een tocht bedoeld om de herinnering aan de hongertochten van de laatste oorlogswinter levend te houden. Voor twintig oorlogskinderen was het letterlijk een herhaling van de tocht die ze destijds als kind hadden gemaakt. De tocht was vooral ook bedoeld als ode aan hun ouders, vaak moeders die onder barre omstandigheden van alles ondernomen hadden om aan voedsel te komen. Vaak te voet,met een karretje of op een fiets met enkel velgen of wie geluk had met massieve banden. Emotioneel weerzien Het fraaie weer vormde ongetwijfeld een scherp contrast met de barre omstandigheden van toen. De emoties onder de deelnemers was vaak groot bij het weerzien van de bewuste plek. Helaas werd de minuut stilte verstoord door het enorme verkeerslawaai. Wat jammer toch dat het verkeer niet even tot zwijgen was gebracht. Ook de woorden die één van de overlevenden sprak bij de gedenkplaat sprak vervlogen in het verkeerslawaai.. Moeders, Vaders, Kinderen De bloemen die wij hier neerleggen zijn in jullie herinnering. Weet nu dat na al die jaren die zijn voorbijgegaan, dat we je nog niet vergeten zijn
Op de “IJsselhoeve” Even leek het er op dat de tocht als een nachtkaars zou uitgaan maar gelukkig had Henk Dubbeldam op zijn boerderij de IJsselhoeve de gelegenheid geboden nog wat na te praten en de tocht op waardige wijze af te sluiten. Ook een gedenkwaardige plek; de boerderij aan de voet van de IJsselbrug was ook een belangrijk doorgangshuis geweest in deze periode.
Ruiterlaan Het lijkt ons overbodig de vele treurige verhalen rondom de voedselhalers nog eens te herhalen. In de Stentor is er tijdens die week uitgebreid aandacht besteed. Daarbij werd nog eens duidelijk dat Spoolde en met name de Ruiterlaan een belangrijke rol heeft gespeeld tijdens die hongertochten. Dat kwam vooral omdat de route naar de IJsselbrug via de Ruiterlaan liep, waar de CCD(Crisis Controle Dienst) zich uiteindelijk gevestigd had. Bij deze, meestal door “landgenoten” bemande post, werd heel wat keren het moeizaam vergaarde voedsel in beslag genomen. Heel wat bewoners aan de Ruiterlaan hebben in Papenacker nr. 21; oktober 2007
158
geschiedenis
Gedenkteken voor de voedseltrekkers In december van 2005 werd er een plaquette onthuld ter nagedachtenis aan de voedselhalers in de hongerwinter 1944/45. Het gedenkteken kreeg een plek precies in het midden van de oude IJsselbrug aan de kant van het fietspad, rijdend van Hattem naar Zwolle. De gekozen plek is niet toevallig want de brug was de verbindingsschakel tussen de hongerende provincies uit het westen en de provincies in Noord en Oost-Nederland, waar nog voedsel te vinden was.
ging ’s avonds persoonlijk de trap op om de dodelijk vermoeide voedselzoekers met een oude paardendeken toe te dekken. Moeder Van der Zwaan had voor die tijd nog roggepap in water gekookt en er daarna hete melk over heen gegoten. Welkom voedsel voor de hongerige magen. “Brug tussen angst en hoop” Als de zoektocht naar voedsel wat opgeleverd
Van schaarste naar hongersnood Nadat Zuid-Nederland in september 1944 al bevrijd was kreeg de bezetter aanvoerproblemen. Vooral de o zo belangrijke kolen uit Limburg werden gemist. De Nederlandse regering in ballingschap, die in Londen zetelde, gooide er nog een schepje boven op door op te roepen tot een algemene spoorwegstaking, waaraan in ruime mate gehoor gegeven werd. De Duitsers reageerden daar weer op door de voedseltransporten naar het westen van ons land stop te zetten. De gevolgen bleven niet uit. Eerst schaarste maar al gauw, vooral in de grote steden, voedseltekort en hongersnood. De mensen moesten steeds verder trekken om aan voedsel te komen en waren aangewezen op gebieden waar nog voedsel te vinden was, het oosten en het noorden van ons land. Het waren vooral vrouwen, oude mensen en grote kinderen die op voedseltocht gingen. De jongere mannen zaten vaak onder gedoken om te ontkomen aan gedwongen Ärbeitszeinsatz” van de Duitsers. Te voet, met oude fietsen en handkarren gingen ze op pad.
had, wachtte er op de terugweg nog vaak een bittere teleurstelling. Het probleem was om met het voedsel veilig over de brug te komen. Er zijn heel wat schrijnende voorbeelden bekend van in beslag genomen voedsel. Vaak werd het moeizaam vergaarde voedsel, zonder enig motief en volledig willekeurig, afgepakt. Soms had het te maken met de hoeveelheid die ze bij zich hadden. Per keer mochten ze niet meer dan een bepaald gewicht aan voedsel meenemen. Soms probeerde men dit probleem te omzeilen door enkele keren per dag met kleine porties de brug over te steken. Daarbij werd dankbaar gebruik gemaakt van hulp die door bewoners, aan weerszijden van de brug, geboden werd.
Voedselhalers in Spoolde Zowel op de heenweg als op de terugweg was Zwolle een belangrijke pleisterplaats. Vanzelfsprekend kreeg ook Spoolde met het verschijnsel van de rondtrekkende voedselzoekers te maken. Zo kon je in het najaar van 1944 op de Spoolderenk mensen zien zoeken naar achtergebleven aren op de inmiddels kale akkers. Vaak waren ze blij met alles wat op voedsel leek. Meestal was het hen echter om een slaapplaats te doen. Vaak klopten ze aan bij de familie Van der Zwaan. Ze kregen dan een plek op de hilde. Vader Geerlig Papenacker , Reünienummer april 2008
Een vredige kerstavond Ook de heer Kuipers uit de Ruiterlaan trok zich het lot aan van de voedselhalers. Vaak lukte het hem om hen, via een weggetje achterlangs, veilig op de brug te krijgen. Dat werd op den duur moeilijker, omdat de controle steeds scherper werd. Mevrouw Kuipers vertelde vlak voordat ze overleed nog ’t volgende aandoenlijke verhaal. Op kerstavond 1944 belt een aantal zeer vermoeide vrouwen aan bij de familie Kuipers. Het is al 159
geschiedenis
donker en ze kunnen niet verder. Ze mogen ook niet verder want de “Spertijd” is ingegaan. Ze wil graag onderdak geven maar ze heeft een probleem, er zijn op dat moment ook al vier Duitse soldaten ingekwartierd. Het zou eventueel kunnen maar dan moeten ze met z’n allen in de voorkamer gaan liggen. Zo gebeurt het, de Duitsers aan de ene kant en de Nederlandse vrouwen aan de andere kant. Daar blijft het niet bij. Mevrouw Kuipers kan het niet nalaten op kerstavond achter de piano te gaan zitten. Even later klinken er een aantal bekende kerstliederen door de kamer. Het duurt niet lang of alle aanwezigen zingen uit volle borst mee, ieder in hun eigen taal. Een “onvergetelijke avond!”
begin van de week in Rotterdam was gestart. Een tocht bedoeld om de herinnering aan de hongertochten van de laatste oorlogswinter levend te houden. Voor sommigen was het een letterlijke herhaling van de tocht die ze destijds als kind hadden gemaakt. De tocht was vooral ook bedoeld als ode aan hun ouders, vaak moeders, die onder barre omstandigheden van alles ondernamen om aan voedsel te komen. Vaak te voet met een karretje achter zich aan of op fietsen zonder banden. Het fraaie weer was ongetwijfeld een scherp contrast met de barre omstandigheden van toen. De emoties onder de deelnemers waren vaak groot bij het weerzien van de bewuste plek. Helaas werd de minuut stilte verstoord door het enorme verkeerslawaai. Wat jammer toch dat het verkeer niet even tot zwijgen was gebracht. Ook de woorden die één van de overlevenden sprak bereikten zo niet alle aanwezigen.
De ellende van de voedselhalers zal echter nog een paar maanden voortduren; er vallen nog heel wat slachtoffers. Aangenomen wordt dat er zeker 22.000 mensen bij de hongertochten zijn omgekomen. Alle reden om, zowel letterlijk als figuurlijk, even stil te staan bij de bescheiden plaquette op de Oude IJsselbrug met de veelzeggende tekst: “brug tussen angst en hoop”.
Moeders, Vaders, Kinderen De bloemen die wij hier neerleggen zijn in jullie herinnering. Weet nu dat na al die jaren die zijn voorbijgegaan, dat we je nog niet vergeten zijn. Tijdens de herhaalde hongertocht is nog weer eens duidelijk geworden dat vooral de Ruiterlaan een belangrijke rol heeft gespeeld tijdens die voedseltochten. Dat kwam vooral omdat de route naar de IJsselbrug via de Ruiterlaan liep, waar de CCD (Crisis Controle Dienst) zich uiteindelijk gevestigd had. Bij deze meestal door “landgenoten” bemande post werd heel wat keren het moeizaam vergaarde voedsel in beslag genomen. Heel wat bewoners aan de Ruiterlaan hebben toen geprobeerd de voedselhalers ongezien naar de IJsselbrug te loodsen. Ook daar was wel controle, maar het optreden was daar doorgaans toch wat soepeler.
Voedseltrekkers
Herdenking hongertochten Op zondag 12 augustus 2007 was er een gedenkwaardige herdenking bij de plaquette op de IJsselbrug. Het midden van de brug was het eindpunt van een bijzondere wandeltocht die aan het Papenacker , Reünienummer april 2008
Geen wonder dat de in 2005, midden op de brug de geplaatste gedenkplaat als tekst mee kreeg: “brug tussen angst en hoop”. 160
Even leek het er op dat de tocht als een nachtkaars zou uitgaan maar gelukkig had Henk Dubbeldam op zijn boerderij de IJsselhoeve de gelegenheid geboden nog wat na te praten en de tocht op waardige wijze af te sluiten. Ook een bijzondere plek aan de voet van de zo gedenkwaardige IJsselbrug. In december 2007 is er aan de Spoolder kant van de IJsselbrug een informatiepaneel geplaatst, dat een korte en beeldende indruk geeft van de verschrikkingen tijdens de hongerwinter 1944-1945 in deze regio.
Papenacker , Re端nienummer april 2008
161
gedicht
Lente Lente ‘t is lente, ‘t is lente de knoppen springen los ‘t is lente ‘t is lente de koekoek roept in ’t bos ’t is lente ’t is lente natuur gaat uit z’n bol in Salland en in Twente en extra bij Jan Knol
foto voorjaar 2009 Papenacker nr. 22; april 2008
162
geschiedenis
Bijna twee jaar ondergedoken Oorlog Gait is in 1918 in Westenholte geboren en wordt na z’n schooltijd buschauffeur bij De Vries in Zwolle. Tijdens de mobilisatie (1939) moet hij zich melden in Haarlem. Enige militaire ervaring heeft hij dan niet want hij is buitengewoon dienstplichtig geweest. “Het was maar een primitief gedoe in ’t leger van toen”, herinnert hij zich nog heel goed. Zijn kennis van wapens was nihil. Praktijkervaring deden ze op door op een papieren vliegtuig te schieten dat aan een touw langs een draad voorbij getrokken werd. Als de Duitsers in 1940 ons land binnen vallen moeten ze naar Halfweg, kennelijk met de bedoeling om Schiphol te verdedigen maar tot gevechtsacties komt het niet, want de strijd is al opgegeven. Terug in Zwolle wordt hij weer buschauffeur bij De Vries. Echter, de laatst binnengekomene vliegt er ook het eerst weer uit als de zaken daar wat minder gaan. In Duitsland zitten ze verlegen om chauffeurs en zo wordt hij gedwongen om over de grens te gaan werken. Hij komt in de buurt van Berlijn terecht en moet werk doen voor de posterijen. Met nog meer lotgenoten is hij ondergebracht in barakken, waar ze dagelijks de bommen horen vallen. Op een gegeven moment heeft Gait zich dusdanig aan z’n elleboog geblesseerd dat opereren noodzakelijk is. De Duitsers zien die operatie in eigen land niet zitten en sturen hem eind 1943 daar voor naar Nederland. Na de operatie neemt Gait, die inmiddels in Frankhuis woont, zich voor niet meer naar Duitsland terug te gaan.
Kom vanavond met verhalen hoe de oorlog is verdwenen en herhaal ze honderd malen: alle malen zal ik wenen (Leo Vroman) In de vorige “Papenacker” konden we lezen met hoeveel zorg de nu 90-jarige Gerrit Jan (Gait) van den Brink het oorlogsmonument verzorgde in het Engelse Werk, een gedenkteken ter nagedachtenis aan de mensen die daar in het najaar van 1944 gefusilleerd werden. “Ik had één van hen kunnen zijn” merkte hij destijds op. Voldoende aanleiding om daar nog eens op terug te komen. De Venus Momenteel verblijft Gait in woonzorgcentrum “de Venus”. Zijn gezondheidstoestand laat het niet toe nog langer zelfstandig te wonen. Vanuit zijn kamer kan hij net nog een glimp opvangen van zijn vroegere huis, de helft van een dubbel woonhuis aan de Watermarsen, een zijweggetje van de Ruiterlaan en de enige straat die in de film “Spoolde onder Spanning” over het hoofd gezien is. Hij kwam er pas na de oorlog wonen, maar voor die tijd had zich al het één en ander in zijn leven afgespeeld.
Ondergedoken Na verloop van tijd zoeken de Duitsers hem op. Op een middag, als Gait met zijn buurman de fietsenmaker Bisschop, in diens zaak, een praatje maakt komt er een Duitse politieman op een motor aangereden. Deze vraagt nota bene aan hem of hij ook weet waar Van den Brink woont. Gait bedenkt zich geen moment en zegt: ”die woont hiernaast” en wijst naar ’t betreffende huis. Hij verbaast zich ook nu nog over het feit dat de politieman zijn aanwijzing zo maar opvolgt. Intussen weet hij wat hem te doen staat. Hij rent een trapje af en vlucht, langs de Hasselterdijk, de polder Mastenbroek in. Uiteindelijk verstopt hij
Van den Brink in z’n kamer in de Venus Papenacker nr. 22; april 2008
163
geschiedenis
derzeestraatweg opgesteld. Op een fluitsignaal trekken ze in linie door weilanden en sloten om bij de rand van het bos stil te houden. Daar laten ze het meestal afweten. “Onbegrijpelijk”, volgens Van den Brink, “want soms stonden er een paar fietsen aan de rand, waardoor ze wel konden nagaan dat er mensen in het bos waren. Het enige wat ze dan deden was een paar keer door de banden schieten, maar het bos gingen ze niet in.” Een enkele keer moeten de onderduikers eens een roggeveld invluchten, niet de beste plek om ongezien te blijven omdat de laatste vluchter meestal vergeet het platgetrapte koren weer overeind te zetten. Natuurlijk weten de Duitsers ook wel dat de hooiberg een veel gebruikte schuilplaats is. Helaas zijn sommigen in de omgeving daar ook ontdekt. Gait ontspringt de dans al wordt het op een keer wel spannend als er een bajonet door het hooi omhoog gestoken wordt. Toch heeft hij in die jaren nog heel wat boerenwerk kunnen verzetten. Je kunt ’t zo gek niet verzinnen of hij heeft het gedaan. “Alleen het ploegen ging me niet goed af”, zegt hij eerlijk. De mooie rechte streep zoals de boerenzoons die trekken is voor hem niet weggelegd. Veel plezier beleeft hij als de Duitsers op een dag één van de boerenwagens willen meenemen. Dat hebben ze bij boer Jansen ooit zien aankomen en uit voorzorg hebben ze de moeren maar vast losgedraaid. Als de Duitsers met hun prooi een eindje op weg zijn lopen de wielen eraf en zit er niks anders op dan de kar achter te laten.
zich in een hooiberg om pas de volgende ochtend heel voorzichtig weer naar huis te gaan. Daar kan hij natuurlijk niet blijven maar met hulp van dominee Otto Veening uit Oldebroek komt hij terecht bij boer Harm Jansen aan de Rambonnetweg in Wezep. Overdag kan hij daar blijven maar onderdak voor de nacht is er voorlopig nog niet bij. Voor de nacht bouwt hij zelf in de nabijgelegen houtwal een onderdak van zinken golfplaten. Overdag helpt hij mee in het boerenbedrijf, terwijl hij de nachten doorbrengt in zijn schuilhut, waar hij meermalen gezelschap krijgt van een egel. Z’n schuilplaats is bij slechte weersomstandigheden niet ideaal, maar het ontbreekt hem verder aan niets, want er wordt goed voor hem gezorgd. Intussen werken de boerenzoons Berend en Hendrik aan een betere oplossing. Onder de steltenberg, een hooiberg met een verhoogd stuk voor het hooi, staan allerlei boerenwagens die een mooi opstapje vormen om bij ’t hooigedeelte te komen. In dat hooigedeelte hebben ze al vast een geraamte gemaakt van takken waardoor er een vierkant gat ontstaat waar Gait via de boerenwagens in kan klimmen. De inkruipopening wordt netjes afgedekt met hooi zodat het een onopvallend geheel vormt met de rest van het hooi. Binnenin worden ook nog wat voorzieningen getroffen. Niet alleen komt er een beddenplank in om fatsoenlijk te kunnen slapen, maar ook kan hij met behulp van een oude accu en een lampje nog voor wat licht zorgen. Verder weet hij op een slimme manier nog wat verse luchttoevoer te regelen door van binnenuit een lange stalen pijp door het hooi te duwen en die in een gat van één van de roeden (houten palen) van de steltenberg te steken. Niet te ver natuurlijk want dat zou maar argwaan wekken.
Tevergeefs Als de oorlog ten einde is, heeft hij bijna twee jaar bij Harm Jansen ondergedoken gezeten. Hij wordt weer buschauffeur bij De Vries, een busbedrijf dat later met allerlei fusies te maken krijgt. Intussen blijven de oorlogsherinneringen nawerken. Zijn dank tegenover zijn weldoeners in de oorlogstijd is groot en bij diverse burgemeesters probeert hij het voor elkaar te krijgen dat deze mensen een lintje krijgen. “Als je van een lintjesregen spreekt, mag je deze mensen niet overslaan. Iedereen die een onderduiker heeft gehad heeft zelf gevaar gelopen”, zegt hij met nadruk. Het zit hem nog steeds dwars dat al zijn pogingen op niets uitliepen.
Razzia’s De Duitsers weten maar al te goed dat er onderduik adressen zijn en houden regelmatig razzia’s, ook overdag. Gelukkig werkt er iemand op de melkfabriek die altijd op de hoogte is van een naderende razzia. Via dominee Veening worden de onderduikers dan vroegtijdig gewaarschuwd. De razzia’s verlopen meestal volgens een vast patroon. Om de 100 meter staan de militairen langs de ZuiPapenacker nr. 22; april 2008
164
geschiedenis
Terug naar Theetuin Thijssen Bekijken we de eerste kadastrale ding naar de overkant, kaart (1832) van het zandpaadje ook al omdat het talud dat later de Ruiterlaan gaat heten, bij het in en uitstappen dan zien we slechts twee bewobij de veerpont nogal ningen. aan de kant van de IJssel beschadigd werd. Zelf “De Venus”, toen nog boerderij, nam hij de helft van de aan de kant van de IJssel en vlak kosten voor zijn rekebij de Willemsvaart herberg “Achning. Nog een aantal ter den Berge”. Wanneer die herparticulieren sprong berg gebouwd is weten we niet, financieel bij terwijl de maar wel is bekend dat in 1826 stad Zwolle met een Gerrit Jan Thijssen er wel brood in klein bedrag voor een ziet om daar een herberg in comdubbeltje op de eerste binatie met 6 ha. landbouwgrond rang kwam te zitten. te beginnen. Hij komt van Zalné De Spoolderbergbrug (ook Zwollerkerspel) waar hij tapkreeg al gauw de per/landbouwer is geweest. De naam Thijssenbrugje combinatie boer/herbergier wordt omdat het de meest ook hier voortgezet. gangbare weg naar Deel van de kadastrale kaart met rechts boven “Agter de Berg”. Tot eind 1937 zijn drie generaties de herberg werd. Dat Thijssen daar uitbater. Daarna leverde allengs meer stevig mee. Meestal eindigden zijn wordt het van theetuin boerderij. bezoekers op, vooral ook ouders verhalen met: “mag ‘k barsten as Sinds enkele jaren staat op die met kinderen. ’t niet waor is.” Dat kwam hem na plek het totaal vernieuwde, maar Gerrit Jan Thijssen had een fijne verloop van tijd op de bijnaam “Ma fraai in het landschap passende neus voor nieuwe mogelijkheden ‘k barsten” te staan. woonhuis van de familie Sloet. en maakte in het weiland naast zijn uitspanning een speeltuin. BoHet “Thijssenbrugje” vendien liet hij vlak langs de WilTheetuin Thijssen Vanaf de Oude Veerweg, die toen lemsvaart een open schuur met Eigenlijk heette de uitspanning nog Veerallee heette kon je met vensters optrekken, een tweede “Achter den Berge” een toepasseeen voetveer bij Thijssen komen. theekoepel dus, want de eerste lijke naam voor een herberg aan Dat veranderde in 1856, toen de stond al boven op het heuveltje. de zuidkant van de Spoolderberg. Spoolderbergbrug werd aangeVan daaruit konden de moeders De eerste Thijssen dacht als klanlegd en er een vaste verbinding tot hun kinderen in de gaten houden ten jagers en “vetweiders” te trekstand kwam. Initiatiefnemer was terwijl ze zelf van hun thee konden ken. Met vetweiders werden boede rijke wijnkoper Nicolaas Pruigenieten en een mooi uitzicht hadren bedoeld die hun koeien op mers die in Spoolde veel grond den op de Willemsvaart. Ook ’s andermans grond lieten grazen bezat (o.a de Hertsenberg) en die avonds was dat een geliefde plek. en die ze met het oog op de slacht nu ook “Achter den Berge” van het liefst zo vet mogelijk zagen Van Sandick geworden. kocht had. Samen Is ’t tegenwoordig zo dat het uitmet eigenaar Meylaten van de hond een goed moerink van “de Vetief is om ergens een borreltje nus” liet hij de Ruite pakken, in die tijd was “effen terlaan verbreden biesten kieken” een veel gebruikt tot een fraaie alargument. De jagers waren altijd lee. Hij wilde vanaf in voor een sterk verhaal en ook de Veerallee (nu de eigenaar, zelf eveneens een Oude Veerweg) verwoede jager, blies zijn partijtje een vaste verbinPapenacker nr. 22; april 2008
165
Het Thijssenbrugje met links een theekoepel
geschiedenis
Je kon er ondermeer de avondboot naar Amsterdam voorbij zien varen. Het eenvoudige brugje werd in 1871 vervangen door een modernere brug met een draaigedeelte en een brugwachtershuisje. Brugwachter Schaatsberg verrichtte vanuit dit huisje zijn werkzaamheden, waardoor de brug ook wel brug van Schaatsberg werd genoemd. Na 1880 moesten de avondbezoekers maken dat ze voor 23.00 uur aan de andere kant kwamen, want volgens een verordening uit dat jaar moest de brug de hele nacht open blijven. Inmiddels was de tweede generatie Thijssen aangetreden.
De paardentram. Theunis Thijssen verandert de opzet van zijn tuin als er in 1885 een paardentramverbinding vanuit de stad naar het Katerveerhuis tot stand komt. De tram stopt ook aan het begin van de Oude Veerweg. Dat leidt tot nog meer bezoekers bij de herberg. Theunis maakt er nu een echte familietuin van. Het weiland naast de uitspanning wordt veranderd in een speelweide. Op de grens van speeltuin en speelweide worden nog een aantal koepels geplaatst. Op het speelveld verschijnen al gauw een paar doelpalen en langzamerhand verandert de speelweide in een
echt voetbalveld, later bekend als het Bleekien. Spoolder jongens trappen daar hun eerste balletje en spelen onder de naam Thijssen boys, maar ook Zwolse clubs vinden daar onderdak. Als in 1910 de Zwolse voetbalclubs EDN (Ende Despereert Niet) en PH fuseren tot PEC spelen ze hun wedstrijden het eerste competitiejaar in de 2e klasse KNVB op het voetbalterrein bij Thijssen. Dit voetbalterrein heeft kennelijk lang bestaan want ook Be-Quick’28 wijkt in 1929 uit naar Spoolde, eerst naar het ZAC-terrein (waar nu het Katerveerpark is), maar een jaar later spelen zij oop op het Bleekien. Ook RKSC Zwolle maakt op een gegeven moment gebruik van dit terrein. Verkleden doen ze zich in die jaren “bie de geute” en op de deele. Zelfs een korfbalclub, “Be-Quick”, vindt er onderdak, op een iets verder gelegen veld, daar waar later de tuinbouwschool (nu Ambelt-locatie) is gebouwd.
Aantrekkelijk voor jong en oud Rond 1900 is de theetuin uitgegroeid tot een topattractie voor Zwolle en omstreken. Het is een echte familietuin geworden. OudZwollenaar Verkouw schrijft in z’n “Herinneringen van een Zwolse jongen”: “Een enkele keer werd bezoek gebracht aan de theetuin van Thijssen. Dat moest dan op een woensdagmiddag gebeuren omdat het er ’s zaterdags en zondags veel te druk was. Al hadden we natuurlijk wel speeltuinen met
Papenacker nr. 22; april 2008
166
meer mogelijkheden op onze lijstje staan, volgens je ouders zat je nergens fijner en rustiger dan bij Thijssen. En inderdaad er was een heel bijzondere sfeer. Niet in ’t minst door de fraaie theekoepeltjes waarvan er enkele iets hoger lagen. Begonnen werd in de regel met thee- waar kreeg je ze buitenshuis zo lekker op de waxinelichtjes met de theestoof ernaast. Tussen schommel (talteren), wip en zweefmolen was er dan druk verkeer om toch vooral niks mis te lopen. Eindelijk kwam dan de specialiteit van het huis op tafel. Schoteltjes dikke melk met kaneel en bruine suiker. In andere uitspanningen probeerden ze dit na te doen, maar iedere Zwollenaar was het erover eens dat Thijssen de kroon spande.” Een bijzondere speeltuinactiviteit schijnt het wanspringen te zijn geweest. De bekende, in 1881 te Zwolle geboren schrijfster C.M. van HilleGaerthé, schrijft in haar boekje “Zwolse mijmeringen”: “een wan (in het boerenbedrijf gebruikt om het kaf van het koren te scheiden) was een wijde platte mand met een aflopend opstaand randje. Hij werd op het gras neergezet, een houten nap met water stond vooraan op de rand. Wij in een rij, moesten om beurt springen op de hoogste rand. De kunst was dan om te blijven staan, terwijl de wan om kieperde en de nap met water over je hoofd vloog. Je sprong dikwijls verkeerd, òf in de wan òf je holde weg als het gelukt was en je kreeg het water over je hoofd. Een spel van veel pret, veel gillen en natte kleren, maar het meest geliefde spel bij een buitenpartij.” Geen wonder dat de speeltuin met speelweide een trekpleister wordt voor scholen die een dagje uit willen. Ook de zondagsschool uit
geschiedenis
Berkum gaat er in 1910 op boerenwagens naar toe en volgens het krantenverslag “hielden de kinderen zich onledig met verschillende spelen waaraan prijzen verbonden waren. Hoogst voldaan keerden allen weer huiswaarts.”
Hennie Thijssen Hennie Thijssen is de laatste uitbater van de theetuin. Hij is in 1977 overleden, maar via zijn zoon Joop die in Laag Soeren woont komt er toch nog het nodige over de laatste Thijssen in beeld. Niet dat Joop uit eigen ervaring kan spreken, daarvoor is hij nog te jong (geboren in1936) als zijn ouders een jaar later uit Spoolde vertrekken. Toch bewaart hij goede herinneringen aan Spoolde omdat hij in zijn jeugdjaren diverse keren logeert bij zijn
oom en tante, de familie Snel (zijn tante is een zuster van zijn vader) die op de Katerveerdijk wonen. Vader Hennie is in 1899 geboren, kan goed leren en is bezig zich in bouwkunde te bekwamen. Toch moet hij in 1915 al van school, omdat zijn oudere zus Rie het huis uit gaat. Deze onverwachte ingreep maakt hem niet minder geschikt voor het horecavak, aldus zoon Joop. Hij karakteriseert zijn vader als een innemende man, met veel gevoel
Hennie Thijssen en Hennie Zwakenberg
voor humor en weinig kapsones. Hennie groeit uit tot een talentvolle gastheer die elk feest tot een onvergetelijke gebeurtenis weet te maken. Hij blijkt naast een goede dichter ook nog een goede acteur te zijn. Bij bruiloften en partijen neemt hij aan de hand van een strak draaiboek vrijwel de hele avond voor zijn rekening. Ook buiten de deur Papenacker nr. 22; april 2008
167
kunnen ze vaak van zijn acteertalent genieten, wanneer hij samen met Hennie Zwakenberg als komisch duo optreedt. Hennie is door en door Spooldenaar. Zijn vader Teunis is hem daarin al voorgegaan en is in 1913 één van de oprichters van de “Oranjevereniging Spoolde” geweest. Zoon Hennie is lid van de toenmalige Spoolder muziekvereniging “Eendracht” en speelt met de Spoolder jongens regelmatig en heel verdienstelijk biljart. Schaatsen kan hij ook heel goed. Wanneer er in z’n jonge jaren een strenge winter komt en er langdurig op de vijvers in het Engelse Werk geschaatst kan worden wordt er ijshockey van een heel hoog niveau gespeeld met zelfgesneden stokken. Hij trouwt in 1929 met Heintje Ruitenberg en in 1932 wordt dochter Rie geboren. De Spoolder jongens laten zich dan niet onbetuigd en komen op kraamvisite met een kanjer van een krentenbrood, gebruikelijk in die dagen. Dochter Rie heeft dus wat langer dan haar broer in en om de theetuin gewoond en draagt zodoende
De Spoolder jongens op bezoek met krentenbrood
geschiedenis
wat meer herinneringen met zich mee. Helaas leeft ze niet meer, maar gelukkig heeft ze niet alleen prachtig plakboek achtergelaten, maar ook een aantal jeugdherinneringen op papier gezet. een aantal jeugdherinneringen op papier gezet, waarin ze ondermeer vertelt hoe ze zelf zo graag op de glijbaan speelde en steeds maar weer een plekje moest vinden om aan de beurt te komen als er weer een klas met schoolkinderen kwam. Ook maakt ze de bouw van de nieuwe Spoolderbergbrug mee. Heel mooi beschrijft ze aan de hand van een foto: “Hoe genoeglijk het kon zijn aan de theetafel, waar op een blad het glazen theelichtje stond, samen met de suikerpot en een kom waarin het melkkannetje paste. Buiten de theepot kun je nog net een theezakje zien hangen. Op tafel ligt een kleedje, de kopjes staan rond het blad en op het bordje hebben biscuitjes gelegen. Onder de tafel zie je het hangsel van de theestoof. In zo’n stoof die aan een luxe emmer doet denken, stond een test met kooltjes vuur waarop een koperen waterketel stond. In die ketel werd kokend water gedaan en door het vuur bleef dat water warm. Zo konden de gasten zelf thee zetten. Gasten die bestelden kregen op die Genoeglijk aan de thee in de theetuin
Papenacker nr. 22; april 2008
manier de thee geserveerd Mijn vader liep dan de tuin in met op zijn rechter hand het theeblad en in zijn linker hand de theestoof.”
De theekoepels De theekoepels vormen een verhaal apart. Waar kwam die voorliefde voor theekoepels vandaan? De eerder genoemde Hille-Gaerthé komt met de volgende verklaring: “Men was toen wat bang voor de zon en wist nog weinig van de genezende kracht, die het ook met zich mee kon brengen. Mevrouwen en jonge meisjes maar ook vele oudere heren wandelden met opgestoken parasols, terwijl men er in de huizen van alles aan deed om de zon niet binnen te laten schijnen.” We hebben het dan wel over de hogere kringen, waar een bruine tint absoluut niet bij hun stand paste. In de lagere kringen lag dat anders. Daar werd doorgaans zelfs in de zon gewerkt. De tweede koepel, waarvan nu nog een restant aan de Willemsvaart staat en die enkele jaren geleden een nieuw rieten dak kreeg, was ruim opgezet en had een heel ander uiterlijk dan de oorspronkelijke koepel . Later zijn er op de grens van de speelweide en de speeltuin nog meer koepels gebouwd maar die zijn na de sluiting van de theetuin al vrij snel afgebroken. Dit in tegenstelling tot de allereerste koepel die op de kadastrale kaart van 1832 al de vermelding kreeg “berg met koepel tot vermaak.” Een nogal gewaagde omschrijving in het calvinistische Nederland van die tijd. Het vermaak gold 168
zeker ook de kinderen. HilleGaerthé: “Als er een partijtje was bestond er geen heerlijker verstopplaats dan in en achter de andere koepel die aan het einde van de speeltuin op een heuveltje lag, maar je mocht er niet altijd komen. Soms stond bij de opgang naar de koepel een bordje verboden toegang. Volgens een vriendinnetje was er dan een partijtje van oudere meneren.“ “Deze meneren” vertoefden daar ’s zomers (’s winters vergaderden ze in de stad) onder de naam de Club en deden dat al sinds 1866. Het waren eerbiedwaardige mannen met hoge maatschappelijke functies die daar allerlei onderwerpen aan de orde stelden. Deze club wordt als voorloper van de latere Rotary beschouwd. Tot in de dertiger jaren werden die bijeenkomsten daar gehouden. Ook de voetbalverenigingen gebruikten de koepel vaak als vergaderruimte. Toen de familie Sloet in 1997 het pand in eigendom kreeg trof het de allereerste koepel in zeer vervallen staat aan. Het was sinds 1990 al wel een gemeentelijk monument, maar er was van alles mis mee. Veel houtwerk was verrot, alleen de grenen ramen waren nog intact. De zo kenmerkende palen die het grote overstek van de koepel moesten ondersteunen waren allemaal verdwenen, maar werden weer in ere hersteld. Langzamerhand kreeg de koepel weer zijn oorspronkelijke gezicht terug en werd het van binnen omgebouwd tot een bijzonder gastenverblijf. Na veel kap en snoeiwerk werd de koepel ook beter zichtbaar voor de voorbijganger.
Afscheid De gloriejaren van Theetuin Thijssen hebben vooral aan het begin van de 20e eeuw gelegen. Wanneer de nieuwe IJsselbrug aangelegd is komt er vanuit de stad ook een nieuwe weg, de wat hoger gelegen Spoolderbergweg. Bij die weg past ook een nieuwe Spoolderbergbrug. Tegelijkertijd wordt de oude brug afgebroken. De theetuin ligt nu niet meer aan de doorgangsweg en dat scheelt nogal wat klandizie. Bovendien is er op dat moment een flinke economische crisis, waardoor de mensen ook wat minder te besteden hebben. Er wordt beweerd dat deze beide zaken hebben geleid tot het opheffen van theetuin Thijssen. Wellicht is het een begrijpelijk besluit maar het brengt een enorme schok teweeg in en om Zwolle. VVV- directeur Olland schrijft in de Zwolse krant: “Al weer een aantrekkingspunt minder bij Zwolle. De eertijds mooie Veerallee is ontluisterd en tot een gewone kanaalweg geworden, die als wandeling alle bekoring mist. Eerst het Katerveerhuis. (ook al opgehouden vanwege de nieuwe brug-PK). En nu gaat Thijssen ook verdwijnen.” Volgens Olland wekte de theetuin herinneringen op die je had als kind, als geliefden, als ouders maar ook als grootouders en altijd stond weer centraal de dikke melk: ”Opgediend in een helder wit schaaltje. Zo’n heuveltje van korrelig wit met een topje van bruine suiker en kaneel in een meertje van blanke room en verorberd met een helder geschuurde lepel. Want zindelijk, kraakzindelijk was het bij Thijssen. Voorbij!!” Olland roept de bevolking op om Papenacker nr. 22; april 2008
De Theetuin heeft opgehouden te bestaan. De familie Thijssen verhuist naar Eerbeek waar ze een pension begint.
Theekoepel nu
zaterdag 2 oktober 1937 op feestelijke wijze van de theetuin afscheid te nemen. Honderden Zwollenaren geven gehoor aan de oproep en begeven zich voor de laatste keer naar de met lampions verlichte theetuin. Een verslaggever meldt een dag later hoe anders de toegang naar de theetuin geworden is: “De weg voert ons niet langer onder statige bomenrijen door. De Spoolderberg gaat nu gedeeltelijk schuil achter een breeden oprit en de oude smalle Spoolderbergbrug is vervangen door een machtige Spoolderbergbrug.” Gelukkig wordt er later ook weer een bescheiden Thijssenbrugje aangelegd. Het afscheidsfeest is er niet minder om. Spoolder muziekvereniging “Eendracht” zorgt voor feestelijke klanken en de heer Olland spreekt z’n gehoor in het dialect toe. Hij geeft toe dat de theetuin weliswaar in de gemeente Zwollerkerspel ligt, maar dat de plek in de loop der jaren voor veel Zwollenaren een historisch stukje grond is geworden met dankbare herinneringen voor jong en oud. Hij biedt de familie een zilveren legpenning aan met de woorden “umdet u ‘ebt bie’j edragen an vremdelingenverkeer en an een stuk Zwolse geskiedenis!” 169
Einde agrarische bestemming Na het opheffen van de theetuin in 1937 komt er een nieuwe pachter op het perceel, dat dan nog ruim 6½ hectare groot is. De familie Van den Berg zet het bedrijf voort als boerderij, met nu en dan wat neveninkomsten. Oudere Spooldenaren zullen zich nog herinneren dat ze naar het erf van Van den Berg gingen om Koninginnedag (31 augustus) te vieren. Ook is er enige tijd een buitenmanege op het terrein aanwezig. Er is een stal met twee paarden terwijl ‘s winters de veestapel op stal staat. Het bescheiden boerderijtje biedt dan niet alleen onderdak aan een gezin van acht personen, maar ook nog aan opoe en opa met een eigen woonafdeling. Bovendien woont er dan ook nog een gewezen onderduiker die na de oorlog is “blijven hangen.” In 2004 komt er een einde aan de agrarische bestemming. Na het overlijden van de eerder genoemde heer Pruimers vervalt het perceel aan het eind van de 19e eeuw aan diens schoondochter, mevrouw van Muyden-Pruimers, die in 1950 in Lausanne overlijdt. Via vererving komt het perceel in dat jaar in handen van de familie Sloet, die het sinds 1997 in gebruik heeft. -leidraad bij dit artikel is geweest het boekje “Neem nou Zwolle” van Bert Evenboer -met dank aan de heren F.H Sloet en J.Thijssen voor de verstrekte gegevens
ingezonden
Vrouwen aan de macht
Egbert de Man
Wat niemand ooit voor mogelijk had gehouden maar wat, achteraf gezien, toch al vele jaren onderhuids gesluimerd moet hebben, is dan toch gebeurd: het dagelijks bestuur van de vereniging Buurthuis EbenHaëzer wordt volledig bemenst (het woord bemand is nu volledig uit den boze) door vrouwen. Een ware cultuurschok, maar zeker geen reden tot ongerustheid. Na maanden van leuren om bestuursvacatures vervuld te krijgen staat het nieuwe bestuur nu op de rails. Er was een extra ledenvergadering voor nodig om alles formeel rond te maken, maar met een welgemeend applaus gaven de aanwezigen te kennen vertrouwen te hebben in de nieuwe samenstelling. Karin Hutten en Jeanette van Saaze zaten al in het bestuur. Mieke Grünewald werd de lachende derde. Mieke vertegenwoordigde de seniorengymnastiek al in het bestuur maar zoals dat vaker gaat betekende het een opstapje tot hogere regionen. Zij neemt het secretariaat over van Jeanette, die nu de voorzittershamer gaat hanteren. Karin blijft op de centen letten. Alle drie zijn ze van buiten Spoolde, weer een bewijs dat inburgering kan lukken. Het is zoals Mieke op de laatste vergadering zelf zei: ”Je kunt zo’n mooie buurtschap toch niet in de steek laten?” Deze uitspraak is tegelijkertijd een mooie oproep aan alle Spooldenaren om met de hete adem van de oprukkende stad in de nek, de leefbaarheid te koesteren en te bewaken. Vrouwen staan hun mannetje!!
Papenacker nr. 22; april 2008
170
in gesprek met . . .
Fascinatie voor filmen
In gesprek met Janny Boot-Garritsen Toen de filmploeg Spoolde op een gegeven moment genoeg beeldmateriaal voorhanden had, kwam de vraag op hoe al die beelden tot een boeiend en geordend geheel te maken. Gelukkig kon de ploeg rekenen op steun van Janny Boot Garritsen, voorzitter van de videoclub Zwolle. Zij nam de montage met veel enthousiasme en inzet voor haar rekening. Aanleiding voor een nadere kennismaking. Janny werd in Hengelo geboren en groeide daar ook op. Kreeg werk bij Stork op de tekenkamer, waar ze ook haar toekomstige man Ger leerde kennen. Toen de tekenkamer naar Zwolle overgeplaatst werd verhuisden ze mee. Hoewel ze van jongs af aan haar creativiteit op vele manieren gestalte had gegeven, begon ze in 1980 pas met filmen. Het waren de laatste stuiptrekkingen van het super 8 filmen, op dat moment een dure hobby: dertig gulden voor drie minuten film. Er waren nieuwe ontwikkelingen. Janny kocht in 1995 een videocamera met een montagerecorder. Ze pakte haar nieuwe hobby serieus aan en sloot zich aan bij diverse videoclubs, niet alleen locaal maar ook daarbuiten. Tegelijkertijd volgde ze vrijwel alle cursussen die er gehouden werden onder het motto: “halen wat er te halen valt!” Terugkijkend op die periode moet ze wel zeggen dat het filmen met videocamera nog wel in de kinderschoenen stond. Digitaal Eigenlijk werd het pas echt serieus toen ze net voor de eeuwPapenacker nr. 22; april 2008
wisseling niet alleen een digitale camera kocht, maar ook een computer om mee te monteren. Gelukkig verscheen er in die tijd ook veel bijbehorende software, maar ja, wat doe je er mee als je nog vrijwel digibeet bent. Met hulp van een clubgenoot en het handboek “Windows voor dummies” ging de computer steeds meer voor haar leven en kreeg ze het monteren m.b.v. de computer steeds beter onder de knie. In eerste instantie koos ze familiegebeurtenissen, waaronder haar opgroeiende kinderen, als onderwerp, maar langzamerhand kwamen er andere thema’s in beeld. Opdrachten binnen de videoclub met thema’s als “lente” en “de bruggen van Zwolle” waren erg leerzaam. Een thematische film dwingt je ook om je in het onderwerp te verdiepen. Zo kreeg ze in alle opzichten een prachtig beeld van Elburg waar ze ooit een film over maakte. Anders dan anders Datzelfde gold eigenlijk ook voor Spoolde. Toen ze de beelden voor het eerst onder ogen kreeg had ze absoluut geen idee waar dat dan wel was. Dat veranderde snel toen ze de plekken opzocht en zeker ook toen de interviews binnen de film een plek kregen. Graag wil ze benadrukken dat ze bij die interviews zo hartelijk en gastvrij ontvangen werd. “Het was een mooi project hoewel toch iets anders dan anders”, zegt ze terugkijkend op het Spoolder project. Ze stapte nu in een rijdende trein terwijl ze anders altijd zelf van begin tot eind de lijnen uitzette. De meeste uren werden doorgebracht op haar werkkamer. 171
Daar moesten de beelden gemonteerd worden, beelden die soms met verschillende camera’s opgenomen waren maar die toch vloeiend naar elkaar toegebracht moesten worden. Haar perfectionisme was ongekend. Volgens Janny kon het altijd beter. Alles met elkaar investeerde ze 700 uren in de Spoolder film. Nog niet uitgefilmd Al met al kijkt ze terug op een leuk project met een plezierige samenwerking. Leuke bijkomstigheid is dat de filmcursus die ze momenteel geeft ook door twee Spooldenaren gevolgd wordt, Roel Walgien en Gerrit Zwakenberg. Voorlopig is ze zelf nog niet uitgefilmd, want zegt ze : “er is niks mooier dan in beeld brengen van wat er gebeurt.” Momenteel is ze bezig met een film over de Weerribben en als alles in orde komt volgt er misschien nog een project over de bouw van een Zwolse kaag (replica van een oud beurtschip in 1980 in het IJsselmeer gevonden). Mede dankzij haar hulp is er een prachtig tijdsdocument over Spoolde tot stand gekomen.
Terugblik op de film “Spoolde onder Spanning!” “aah”, vooral als er iemand of iets uit het verleden in beeld komt. Na afloop klinkt er een luid applaus als blijk van waardering. Het doet de filmploeg zichtbaar goed. Een stuk spanning is duidelijk van hen afgevallen. Jan van Assen heeft het officiële gedeelte stijlvol afgesloten. Wat gehoopt is, gebeurt, de mensen blijven na aflopen nog wat napraten. Opvallend is dat zoveel mensen van buiten Spoolde op de film zijn afgekomen. Geboortegrond trekt kennelijk. De thuisblijvers hebben weer eens ongelijk gehad. Ze hebben echter een geluk, de film is op DVD verkrijgbaar. Boven verwachting veel mensen schaffen de film aan. De bestellingen komen van heinde en verre. In de rust van de huiskamer kan alles nog eens opnieuw bekeken worden: het Spoolde van nu met alles wat er om heen gebeurt en gebeurde.
November 2007. Eindelijk is het dan zover. Het filmproject zit er bijna op. Wat als idee drie jaar geleden begonnen is, nadert zijn voltooiing De streefdatum is gehaald. Intussen is er voldoende ruchtbaarheid aan gegeven. De kaartverkoop kan beginnen. De voltallige filmploeg is op donderdag 25 oktober in het buurthuis aanwezig en is op het ergste voorbereid. Stel je voor dat er meer vraag is dan aanbod. De zaterdagmiddag, als extra filmvoorstelling, wordt zelfs achter de hand gehouden. De filmmakers hebben de zaak lichtelijk overschat. De kaartverkoop verloopt maar matig en aan het eind van de avond is er bij de filmploeg zelfs sprake van een lichte teleurstelling. Nog meer reclame maken en vooral ook mensen aansporen om niet te lang te wachten met het kopen van een kaartje. De mond tot mond reclame werkt, een artikel in de krant doet er nog een schepje boven op. Al met twee volle zalen, een derde vertoningsavond zit er niet in. Gelukkig maar. Het is goed zo.
Historisch centrum Goed om het beeld te bewaren. Het HCO (Historisch Centrum Overijssel) draagt aan dat bewaren een steentje bij. De film is daar enkele maanden geleden al vertoond. En wie nog een DVD wil moet daar naar toe, want de gelegenheidscombinatie vindt het welletjes. Voor de filmploeg is het doek gevallen, tenzij…
Première Beide avonden krijgen het karakter van een echte première. De rode loper ligt uitgelegd, de bezoekers worden door een echte portier ontvangen en bij binnenkomst wacht een feestelijk glas. Maar het draait uiteindelijk om de film. Hij slaat goed aan. Een uur lang kijken en horen de aanwezigen geboeid toe. Af en toe klinkt er een “oooh” of Papenacker nr. 22; april 2008
172
HCO direkteur A.G. de Vries ondertekent de overdrachtsovereenkomst.
reisverslag
Jan Zoer op de fiets naar Peking Vier maanden waren ze onderweg, de fietsers voor het goede doel, want dat zat er achter: een bedrag bijeen te fietsen voor “Right to play”, een organisatie die er van uit gaat dat sport niet alleen ten dienste staat van fysieke ontwikkeling maar ook gunstig is voor de sociale ontwikkeling. Het project heette heel toepasselijk Bike2play en startte 13 april in het Olympisch stadion van Amsterdam waar 80 jaar geleden de Olympische Spelen werden gehouden. Spooldenaar Jan Zoer was één van de deelnemers. Hij heeft veel over de tocht te vertellen. Perfecte voorbereiding Uiteindelijk gaan 14 mensen op stap, 12 mannen en 2 vrouwen. Op Jan Zoer na zijn ze allemaal politiemensen. Van te voren is goed nagedacht over het hoe en wat van de reis. Er hebben zich zoveel sponsoren aangemeld dat ze zich qua materiaal en verzorging geen zorgen hoeven te maken. Er zijn diverse commissies gevormd die allemaal een eigen taak hebben. Jan heeft zich met de route en de logistiek bezig gehouden. De route is onderverdeeld in hapklare brokken met van tijd tot tijd één of meer dagen rust. In ieder geval willen ze op tijd bij de Olympische spelen zijn, Tegenwind De tocht door Duitsland lijkt weinig problemen op te leveren maar dat valt tegen. Het is weliswaar prachtig weer maar er waait zo’n stevige wind uit het oosten dat het uurgemiddelde tot een bedenkelijk niveau zakt. Dat vraagt om een ingreep van de ploegleider. Gevolg: de echte wielrenners Papenacker nr. 23; oktober 2008
onder wie Jan gaan om beurten op kop en houden de anderen in de luwte, een behoorlijk zware klus. Na verloop van tijd draait de wind en zijn de anderen zo aangesterkt of ingereden dat nu beurtelings met tweetallen op kop gereden wordt. In doorsnee leggen ze per dag 100 kilometer af. Na Duitsland trekt de karavaan door Polen om vervolgens de Baltische staten Letland en Litouwen binnen te trekken waar ze een ontzettend aardige bevolking aantreffen. Overnachting is intussen geen probleem daar heeft de IPA, een internationale politieorganisatie
wel voor gezorgd. Veertig keer overnachten ze in hun eenpersoons tentje, maar ook diverse keren in internaten en academies wat in deze tijd van het jaar mogelijk is vanwege de vakantieperiode. Rusland, land met twee gezichten Bij de Russische grens worden ze geconfronteerd met een overdaad aan bureaucratie. Gelukkig 173
hebben bevriende relaties vooraf het nodige werk verricht anders had het nog langer geduurd. Toch kost het hun al met al nog een dag om alle formulieren in te vullen. Aan het eind van de dag kunnen ze de grens pas over en dan hebben ze nog 60 kilometer voor de boeg naar hun eerste pleisterplaats. Dan volgt na vier kilometer ook nog het eerste oponthoud. Maar wel één van het aangename soort. Vrouwen in folkloristische kleding staan hen op te wachten met schalen vol met zoete broodjes maar ook met zout, want zout staat traditioneel model voor rijkdom en gastvrijheid.
Hartetijk welkom. En zo volgden er nog vele.
Een enorme menigte heeft zich verzameld om hen te verwelkomen. Er is ook een delegatie uit Moskou aanwezig, waaronder een aantal hoge politiemensen. “Vanaf nu zullen wij er voor zorgen dat jullie veilig en vlot door Rusland kunnen trekken” is de kern van de welkomstwoorden. Daar is geen woord bluf bij want tot aan Mongolië wijken de poli-
reisverslag
tiemensen geen moment van de zijde van de wielergroep. Zelfs ’s nachts wordt er gewaakt, zo nodig in een hotel. Niet alleen veiligheid is gewaarborgd, de verkeerspolitie zorgt dagelijks ook voor een vlotte doortocht. Die door Moskou spant daarbij de kroon. Een grote horde politiemensen is op de been om niets aan het toeval over te laten. Eén rijbaan is volledig vrijgemaakt voor de fietsers. “Ongelooflijk!” De bevolking in Rusland is kennelijk op de hoogte van deze bijzondere fietstocht want onderweg hebben ze veel bekijks. Siberië Uiteindelijk buigen ze af in de richting van het Oeralgebergte waarna ze Siberië binnen rijden en kennis maken met de TransSiberische spoorlijn. De te volgen route loopt er vlak langs.In de regelmaat denderen er treinen, vooral goederentreinen, langs met soms wel 80 tot 100 wagons. Papenacker nr. 23; oktober 2008
Het brengt dag en nacht een oorverdovend lawaai met zich mee, maar eentonig is de weg zeker niet. Het beeld dat ze vooraf van Siberië hadden moet stevig bijgesteld worden. Helemaal niet saai en vlak, maar een rit door een prachtig heuvelachtig landschap met mooie natuur. In de schitterende stad Irkoetsk wanen ze zich zelfs in Zwitserland. Een ideale plek voor een rustdag waarbij het tegelijkertijd ook mogelijk wordt het onmetelijke Baikal meer met z’n gigantische voorraad water en op sommige plekken waterdieptes van wel 240 meter te bezoeken. “ En wat een aardige mensen.” Met de Russen hebben ze weinig op, ze voelen zich Siberiërs. “De Russen zitten achter bureau’s papieren in te vullen, maar wij werken”, is doorgaans de teneur in de gesprekken. Opmerkelijk is het vrouwen overschot. Maar liefst 70% is vrouw, van wie velen op zoek zijn naar een man. Het liefst pappen ze aan met een westerling in de hoop op een betere toekomst. Geen kans want de karavaan moet verder. Onderweg passeren ze kleinschalige nederzettingen, niet meer dan drie à vier huizen bij elkaar waarbinnen de rollen duidelijk verdeeld zijn. De oudste en jongste vrouwen blijven thuis om op de kinderen te passen. Een onderwijzer komt naar de nederzetting om de kinderen iets te leren en de rest gaat ’s ochtends op pad om te werken aan en bij de spoorlijn. Iedereen heeft zo z’n eigen verantwoordelijkheid voor 174
een stuk spoorweg. In de doorgaans kleine dorpjes komen ze in aanraking met een ongekend gastvrije bevolking . Jan: “ Ze hebben geen cent te makken maar laten niets na om het je naar de zin te maken. Komen ze ‘s ochtends aanzetten met een mandje vol eieren een kopje melk en wat lente-uitjes voor het maken van een lekkere omelet. Loop je ’s avonds in een dorpje, springen er een paar vrouwen uit een auto met een zak vol groente en een pot zelf ingemaakte augurken.” Meest bizar is wel dat op een keer een konijn uit een auto gegooid wordt met het advies die onderweg vet te mesten zodat ze hem in Peking kunnen opeten. Ze spreken elkanders taal dan wel niet maar met handen en voeten lukt alles. Mongolië Siberië was mooi maar Mongolië mag er ook zijn. Ze rijden weer door een prachtig heuvelachtig landschap, eerst nog over asfaltwegen maar als ze de Gobi woestijn naderen gaat de weg over in een fietspad dat niet meer is dan een verhard zandspoor, een track. De weg is weliswaar flink aangehard maar wel bezaaid met geweldig veel, door de wind, opgestuwde zandribbels waardoor het fietsen er beslist niet plezieriger op wordt. Vooral de polsen worden enorm geteisterd. In dit bijzondere land is het paard vervoermiddel bij uitstek en het kan zo maar gebeuren dat, tijdens de koffiepauze, een man te paard halt houdt, van zijn paard afspringt en een kop koffie komt meedrinken. Het land is dun be-
reisverslag
volkt, verreweg de meeste mensen wonen in de hoofdstad Ulaan Bator. Heel apart is hun behuizing, in de zogenaamde Ger. Hij lijkt op een tent maar het is meer dan dat. Hij is makkelijk op te zetten en kan zelfs op het paard meegenomen worden, maar wat nog belangrijker is, hij geeft warmte in de winter en voldoende koelte in de zomer. In vijf dagen gaan ze door de woestijn. Volgens een vaste dagindeling maar wel met de nodige rustmomenten, vooral ook om de dorst te lessen. Naast koffie ontstaan zo de cola momenten. Hoe warm het was Intussen is de gemiddelde snelheid behoorlijk omhoog gegaan. Kennelijk krijgen de fietsers steeds “betere benen” want de gemiddelden lopen op van 18 tot 21 en in de bergen zelfs een keer tot 23 kilometer. Richting Chinese grens wordt het echter steeds warmer en als de weg omhoog gaat is er zelfs geen rijwind meer om voor verkoelende werking te zorgen. De temperatuur in het zand loopt op tot 50 en zelfs tot 55 graden en het water in de bi-
don is onderhand zo heet dat je er thee van zou kunnen zetten. Eten en drinken leveren zelfs problemen op. Voor een vijftal mensen, onder
de fiets kunnen. Wonder boven wonder zijn er onderweg niet veel irritaties geweest.
wie Jan, is het op een gegeven moment niet meer te harden. Het vijftal stapt tijdelijk af en legt de laatste 200 km tot aan de grens met China met de trein af. Het wordt een emotioneel moment als ze elkaar weerzien en het voelt erg goed als ze het laatste stuk door China weer met z’n allen op
Teamwork Bij de intervisietrainingen tijdens de voorbereidingsperiode is er goed op gehamerd dat ze een hecht team moeten vormen willen ze de klus klaren: “zonder elkaar red je het niet!” Kringgesprekken onderweg nemen soms kleine gevoeligheden weg en een evenwichtige taakverdeling heeft wellicht ook positief gewerkt. Elke dag is iemand anders dagkapitein en verantwoordelijk voor de goede gang van zaken. China Zonder gids kom je China niet in. De groep treft het bijzonder met de hun toegewezen jonge gids Joey. Hij begeleidt hen ongehinderd naar het einddoel Beijing, waar ze volgens plan 6 augustus moeten arriveren. De ontvangst die hen
Papenacker nr. 23; oktober 2008
175
reisverslag
daar te wachten staat is overweldigend. Zowel internationaal als nationaal heeft de fietstocht veel aandacht gekregen. Iedereen lijkt wel op de hoogte te zijn van hun komst al lijkt het nog even moeilijk om op de plaats van bestemming te komen. Ze gaan allereerst naar de Ambassade waar talloze cameraploegen hen opwachten en waar ook Prins Willem Alexander aanwezig is. Hij onderhoudt zich een uur lang met de fietsers, maakt met iedereen afzonderlijk een praatje en blijkt goed van alles op de hoogte te zijn. Hij heeft op het laatste moment bij het IOC nog een horloge weten los te peuteren voor de geleverde prestatie.
Begeleiding door leden Olympische wielerploeg
Dat is nog niet het einde van de plechtigheden want ’s avonds maken ze hun opwachting in het “Holland Heineken House” waar de cheque overhandigd wordt aan Johann Olav Koss de grote animator van de actie “right to play”. Het bedrag dat overhandigd wordt is voorlopig, maar liegt er niet om: 100.000 Euro. Natuurlijk is de onvermijdelijke Erica Terpstra daarvan ook in volle glorie getuige. De tocht van onze fietsers heeft Papenacker nr. 23; oktober 2008
zo veel aandacht gekregen dat de naamsbekendheid van Right to Play tussentijds stevig gegroeid is en tot een flinke toevloed aan sponsoren heeft geleid. Ook de partners van de fietsers zijn intussen gearriveerd en dat weerzien mag er natuurlijk na vier maanden ook zijn, hoewel, veel privacy is er niet bij want ze slapen met meerderen op een slaapzaal. Van de Olympische Spelen heeft Jan niet veel gezien. Er waren wel een paar mogelijkheden maar Jan besluit om wat meer rond te kijken in en om Peking. Bij de muur bijvoorbeeld waarbij de hulp van Joey weer goed van pas komt. De gids ontwijkt het drukst bezochte stuk van de muur en leidt hen naar een wat rustiger deel dat even mooi en indrukwekkend is. Om ruim baan te geven aan de nieuwe hoge flatgebouwen is heel wat kaalslag gepleegd. Toch hebben sommige stadsdelen hun authentieke karakter behouden. Zo zijn er nog een aantal aardig gerestaureerde hutongs bewaard gebleven. Deze hutongs zijn verzamelingen van een aantal gebouwen waar meerdere gezinnen wonen, maar waar ook winkeltjes en werkplaatsen zijn. De Chinezen hebben kennelijk wel oog voor wat aantrekkelijk is voor de toeristen en besteden daar aandacht aan. Volgens Jan een heel verschil met Rusland waar je met moeite een ansichtkaart vindt om van het zoeken naar de bijbehorende postzegel maar niet te spreken. Als het dan 176
eindelijk lukt en de kaart verstuurd wordt blijkt hij nooit overgekomen te zijn. Welkom thuis Bij de aankomst op Schiphol is er weer veel belangstelling, maar de ontvangst in Spoolde mag er ook zijn. Een in de haast opgericht actiecomité heeft niet tevergeefs een oproep gedaan. Heel wat buurtgenoten zijn uitgelopen om Jan welkom te heten. Ze vormen, samen met enkele leden van de wielerclub, langs de Meenteweg en Nilantsweg, een soort van erehaag wanneer Jan in de open landauer van Gerrit Zwakenberg, vergezeld door Willy en de twee naast hem wonende kleinkinderen de buurtschap komt binnenrijden. Wijkwethouder Cnossen is ook onder de aanwezigen en spreekt waardering en bewondering uit voor de geleverde prestatie. Honderd dagen op de fiets. Jan noemt het al met al een unieke ervaring maar vier maanden van huis is toch wel iets te veel van het goede. Tijdens ons gesprek onderstreept hij dat nog eens: “Ik had het niet graag willen missen, maar ik doe het nooit weer!” Heeft zeezeiler Henk te Velde dat ook niet ooit beweerd?
Jan en Willie weer terug in Spoolde
vereniging
Over de vitaliteit van een oudje (Achter de schermen van het Spoolderfeest). De “Oranjevereniging Spoolde” bestaat dit jaar al 95 jaar. In al die jaren (de oorlogsjaren uitgezonderd) is geprobeerd op eigentijdse wijze feest te vieren. Zo ook dit jaar. Een extra dag zelfs. Het Spoolderfeest liep als gesmeerd. Het lijkt allemaal zo vanzelfsprekend, maar vergis je niet. Intussen is er bergen werk verzet. Een kijkje achter de schermen.
Hoewel het al kort dag is komt het alsnog van de grond.
Draaiboek Met zo’n lange geschiedenis hoeft het wiel natuurlijk niet elk jaar opnieuw uitgevonden te worden. Er is een draaiboek, een goede leidraad die veel overbodig werk helpt voorkomen, maar toch! Een dergelijk draaiboek zou tot sleur kunnen leiden en mogelijk weinig ruimte bieden aan nieuwe initiatieven. Neem nou dit jaar, een jubileum jaar. “Is het niet aardig om dit jaar voor onze leden eens een barbecue organiseren”, brengt één van de bestuursleden in. Zijn voorzet wordt ingekopt, er wordt een commissie gevormd om dit verder uit te werken. En met succes. Maar liefst 225 leden doen zich in een sfeervolle omgeving tegoed aan een goed voorziene maaltijd.
De achtkamp Jaren geleden is besloten een achtkamp in het programma op te nemen. Diverse straten strijden met hun teams tegen elkaar. Een beetje rivaliteit zou wellicht wat meer leven in de brouwerij
Aanvankelijk leeft de gedachte in dit lustrumjaar niks extra’s te doen en alle energie in te zetten op het vijf jaar verder liggende honderd jarig bestaan, maar oud-voorzitter Anton van Weeghel trekt aan de bel om het huidige bestuur er op te wijzen dat er toch een zekere traditie bestaat om eens in de vijf jaar een soort van revue neer te zetten. Papenacker nr. 23; oktober 2008
In september beginnen de voorbereidingen al. Het uit 15 leden bestaande bestuur komt nagenoeg elke veertien dagen bij elkaar en binnen niet al te lange tijd gaan de diverse commissies aan de slag om aan hun activiteit vorm te geven.
Achtkamp in 1995 met jurylid Rikus Bendijk.
brengen, was de achterliggende gedachte en die gedachte bleek juist, Het leidde tot een behoorlijke opleving van het zomerfeest en nog steeds werkt het concept naar behoren. Allerlei zaken er om heen verhogen de feestvreugde. Spandoeken, sponsoren, strijdkreten ontbreken daarbij niet en het spektakel wordt met veel plezier door heel wat toeschouwers gadegeslagen. De strijd wordt zeer serieus genomen en de resultaten op het scorebord worden dan ook nauwgezet gevolgd. 177
Sketches Vroeger telden ook de punten mee die met de sketch in het avondprogramma waren behaald maar dit onderdeel is er nu van losgekoppeld. Elk jaar wordt er weer een thema gekozen voor de avondbijdragen. De keuze daarvoor is een zaak van de deelnemende teams zelf. De deelnemende ploegen evalueren in ’t najaar het voorgaande optreden en kiezen gezamenlijk een nieuw thema dat ongeveer half februari bekend is. Sommige teams maken er behoorlijk veel werk van en leveren een mooie bijdrage aan het begin van de slotavond. Verdere invulling Langzamerhand komt de verdere invulling en de organisatie daar om heen tot stand. Zo zijn ze op zoek geweest naar een band voor de zaterdagavond. Dat doe je niet klakkeloos, daarvoor moet je ergens eerst luisteren en dat ergens kan soms ver van huis zijn. Voor de vrijdagavond is er weer andere muziek nodig, meer afgestemd op de jeugd. Er wordt een diskjockey vastgelegd. Meestal gaat de fietstocht daar aan vooraf. Daarvoor zijn weer andere mensen in de weer. Steeds preciezer wordt het draaiboek bijgesteld. Het is bijna zo ver De week voordat het feest kan los barsten moet er nog heel wat gebeuren. Op het feestterrein moet de grote
vereniging
feesttent opgezet worden. Het voltallige bestuur is daarbij aanwezig, vaak nog aangevuld met een aantal enthousiaste vrijwilligers. Het is een soort van vast ritueel waarbij het natje en droogje niet ontbreekt. Tegenwoordig gaat het opzetten van de tent heel wat makkelijker dan vroeger. Nu wordt er gewerkt met aluminium palen terwijl vroeger houten palen in de grond geslagen moesten worden. De grondboor was daarbij onmisbaar.
De verlichting wordt aangebracht en er wordt verwarming gehuurd om de kou buiten de deur te houden. Geen overbodige luxe naar later blijkt. Dit jaar komt er dan ook nog een extraatje bij; er moet een decor gebouwd worden, passend bij de toneelvoorstelling en ook dat komt perfect in orde. Het bestuur is samengesteld uit een goede mix van denkers en doeners en dat leidt er toe dat vrijwel alles in eigen beheer plaats vindt. Zelfs de elektriciteit is tegenwoordig in eigen beheer want
Het aanbrengen van de verlichting is al een act op zich.
maar er wordt wel een tegenprestatie verwacht. Tijdens de kinderspelen krijgen de kinderen gratis patates en ijs.
Her opzetten van de aluminium palen kost ook nog de nodige inspanning.
Dan volgt de inrichting. Het merendeel van de inventaris ligt opgeslagen achter het buurthuis. Zo kan het podium dat uit allerlei stukken bestaat nu opgebouwd worden. Ook de bar wordt gemonteerd en her en der verschijnen sta-tafels. Uit Genemuiden wordt een stuk afvalvloerkleed gehaald om de vloer wat gezelliger te maken. Papenacker nr. 23; oktober 2008
men beschikt sinds kort over een krachtstroomkastje. Alleen voor het geluid is iemand van buitenaf. En dat naar volle tevredenheid. Al jarenlang dezelfde man die prima ingaat op de verschillende wensen. . Naast de feesttent is er nog plaats voor de patates kraam. Er wordt geen stageld voor betaald, 178
Rondom de bar Intussen is er veel drank ingekocht, heel veel zelfs want er wordt flink ingenomen en dat komt de exploitatie van de feesten wel ten goede. Het bargebeuren vraagt nog om een hele organisatie. Er wordt een rooster gemaakt voor alle dagen en tijdens het uitserveren zijn de zaken goed geregeld. Er is een goede taakverdeling. Het merendeel van de barmensen bestaat uit leden van de OV en hun partners maar elk jaar zijn er ook weer de nodige vrijwilligers die een helpende hand bieden. Elke avond moet de tent weer afgesloten worden. Dat wordt een latertje voor de bestuursleden die daarvoor aangewezen zijn. Ook moeten per avond enkele
vereniging
mensen de BOB zijn om in geval van calamiteiten achter het stuur te kunnen kruipen. Gelukkig bleven dit jaar echte incidenten uit, hoewel enkele bezoekers van buiten af op enig moment nog wat onrust probeerden te zaaien. Het werd in de kiem gesmoord. Dan zijn er altijd weer mensen die gratis de feesttent binnen willen komen. Voor leden is het gratis maar niet-leden moeten betalen en dat vraagt van een aantal bestuursleden permanente oplettendheid. Dit jaar schonk de OV ook extra aandacht aan het alcoholbeleid. Jongeren onder de 16 jaar kregen een rood bandje om hun arm wat betekende dat alcohol voor hen taboe was, in tegenstelling tot de jongeren die een groen bandje kregen. In geval van twijfel werd om een identiteitskaart gevraagd. Er zijn bestuursleden die de hele week vrij nemen, niet alleen vanwege de drukke werkzaamheden maar ook omdat het voor hen echt feest is.
feesttent wordt het Spoolderfeest luisterrijk afgesloten. Elk jaar treffen we op de zaterdagavond ook heel wat oud-Spooldenaren. Mede een bewijs dat het feest nog springlevend is. Als alle feestvierders weer naar huis zijn blijft er een tent achter die de volgende dag benut wordt voor een kerkdienst. Nazorg Uiteindelijk moet de tent ’s maandags weer afgebroken moet worden. Het feestterrein, al jarenlang beschikbaar gesteld door Gerrit Zwakenberg, moet natuurlijk ook netjes achtergelaten worden. Diverse attributen worden weer opgeslagen om volgend jaar weer voor handen te zijn. Dat lijkt nog ver weg, maar enkele maanden later beginnen de eerste beschietingen voor het volgende feest al weer.
Zaterdag Als de zaterdag aanbreekt wacht er een volledig dagprogramma. Zaterdagochtend de kinderspelen. Met veel zorg is er een aantrekkelijk spelletjescircuit voor de kinderen uitgezet en zowel ouders als kinderen beleven er veel plezier aan. ’s Middags de zeskamp waarvoor met een jury die z’n taak zeer serieus neemt en niet te vergeten een materiaalcommissie die zorg draagt voor het juiste materiaal op de juiste plek. De bijdragen op het toneel vormen de inleiding op een daverende slotavond. In een afgeladen Papenacker nr. 23; oktober 2008
179
Het lijkt zo vanzelfsprekend, maar hopelijk is al lezend duidelijk geworden dat er aan het jaarlijkse zomerfeest heel wat vast zit. Dank en waardering zijn hier zeker op hun plaats. Nawoord Eigenlijk is de naam Oranjevereniging niet de juiste dekmantel voor alle activiteiten die deze vereniging onderneemt. Rondom 30 april wordt er weliswaar een activiteit voor de jongste kinderen georganiseerd maar verder heeft de OV meer de functie van een wijkvereniging die naast het Spoolderfeest nog veel meer organiseert, zoals daar zijn: fietstochten, een dropping, bingo, het Sinterklaasfeest een toneelavond en een survivaldag. Opvallend ook dat er voor elke doelgroep wel iets is. Daar moet je wel lid van zijn (worden)!
Geschiedenis
Even stilstaan……. bij de mensen langs de weg!
(Steunpunt Rijkswaterstaat weg uit Spoolde) Het zat er al een tijdje aan te komen; de aanleg van de Westenholterallee maakt het voortbestaan van het steunpunt van Rijkswaterstaat onmogelijk. Een groot gedeelte van de gebouwen is al gesloopt. Slechts kantoor en kantine zijn nog laatste getuigen van een langdurig verblijf in Spoolde. Een goed moment om terug te blikken met een aantal mensen dat daar jarenlang werkzaam was. Hoogstraat Spoolde als vestigingsplaats komt pas in beeld als in het begin van de zestiger jaren van de vorige eeuw de A-28 aangelegd moet worden. De vestiging bij de Hoogstraat, ter hoogte van de veemarkt, kan niet langer blijven bestaan. Ook het vlakbij gelegen lange viaduct, waaronder het strooizout opgeslagen ligt, moet verdwijnen. Rijkswaterstaat moet op zoek naar een nieuw onderkomen. Het wordt Spoolde. De boerderij van Rankenberg Door het graven van het Zwolle –IJsselkanaal is het voor de, vlak bij het kanaal wonende, familie Rankenberg onmogelijk geworOnder: de boerderij van Rankenberg
Papenacker nr. 23; oktober 2008
den hun agrarisch bedrijf daar voort te zetten. De hele familie vertrekt begin zestiger jaren naar Wolvega en zet daar het boerenbedrijf voort. De vrijgekomen boerderij komt RWS goed van pas nu de nieuwbouw langs het kanaal nog in volle gang is. Voorlopig zetten ze hun werkzaamheden daar voort. De dan net in dienst gekomen Riekus Bendijk kan het zich nog goed
Rikus Bendijk
herinneren. De verlaten boerderij biedt genoeg ruimte voor werkplaats en opslag, de voorkamer wordt ingericht als schaftlokaal. In de keuken treft hij een prachtige tegelwand aan die hij nog net van de slopershamer weet te redden. Voor de boerderij staat nog een drietal bomen waarvan er twee verdwijnen. Wie vanaf het zijweggetje het terrein van Scania op kijkt kan de laatste boom nog zien staan. Intussen vordert de nieuwbouw van het 180
toekomstige onderkomen gestadig al zal het toch nog een aantal jaren duren voordat RWS daar definitief naar toe trekt. Ze komen dan in een goed uitgerust en ruim pand terecht. Geen overbodige luxe, want Zwolle is een hoofdsteunpunt geworden en er is veel werk aan de winkel. Alles in eigen beheer Vanaf de weg gezien valt de loods voor zoutopslag het meest op maar er zijn meer opslagplaatsen en niet te vergeten, er is een grote werkplaats . In de grote werkplaats ligt van alles opgeslagen: verkeersborden, hekken, afzetmateriaal, schrikborden, enz. Vrijwel alle materialen worden zelf gemaakt. Verkeersborden worden beplakt, afzetmateriaal wordt zelf geschilderd en wat kapot is wordt zelf weer hersteld. Er zijn dan ook de nodige vakmensen in dienst. Riekus Bendijk is één van hen en zorgt er als onderhoudsmonteur voor dat zaagmachines, wegploegen en sneeuwstrooiers goed functioneren. Er is ook een timmerman in dienst met daarnaast een aantal mensen dat namens een aannemer voor onderhoudswerkzaamheden in Spoolde gedetacheerd is. Al met al een behoorlijk arbeidsintensief bedrijf dat een groot rayon moet bedienen. De kantonnier Spoolde is de uitvalsbasis voor
Geschiedenis
de diverse wegvakken. Voor elk wegvak zijn er drie mensen in de weer. Onder leiding van de kantonnier wordt de weg geschouwd en waar nodig worden kleine reparaties verricht. Oud-Spooldenaar Klaas Onderdijk is in die tijd één van die kantonniers. Hij begint in 1957 als chauffeur op de oude locatie, wordt later kantonnier en wordt verantwoordelijk voor een wegvak van 12 kilometer tussen Zwolle en de Lichtmis. Aanvankelijk doet hij z’n werk op de fiets. Uit die tijd stamt het beeld van de kantonnier met in de linker fietstas een paar klinkers en in de rechter een tegel. Al gauw doet de brommer zijn intrede terwijl Klaas
Klaas Onderdijk
het geluk heeft een poosje later in het oude Dafje van de opzichter te mogen rijden. Uiteindelijk wordt de vertrouwde Volkswagens als vervoermiddel ingezet. Langzamerhand wordt er in grotere trajecten gedacht en Klaas wordt opzichter over een heel rayon. Vooral in de winterperiode is er vaak extra werk aan de winkel Papenacker nr. 23; oktober 2008
met als regelmatige vraag: “ wanneer moeten de wagens er uit om te strooien!?” Om de juiste beslissing te kunnen nemen moet het glijbaarheidsgehalte van de weg op een bepaalde manier gemeten worden. Daartoe moeten ter plekke metingen verricht worden en daarvoor moet je er dus regelmatig op uit. Later doet de computer z’n intrede en komen vanuit de weg de gegevens binnen. In het begin van het computertijdperk wordt er nog wel eens getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de binnenkomende gegevens en dan moet je er voor alle zekerheid toch nog op uit. Op het laatst van z’n werkbare periode kan Klaas gelukkig volledig vertrouwen op de computer en kun je bij de warme kachel maatregelen nemen op de binnengekomen gegevens. Klaas stopt in 1974 en zal de grootste veranderingen niet meer meemaken. Veranderingen In de tachtiger jaren is er een behoorlijke ommekeer. De wet “Herziening Wegen” heeft tot gevolg dat heel wat door RWS afgestoten wordt. Intussen zijn er de nodig snelwegen bijgekomen en worden wegen die vroeger de hoofdverbinding tussen twee plaatsen vormden van de hand gedaan. Met deze herstructurering worden er veel 181
wegen overgeheveld naar de provincie, wat de nodige consequenties heeft voor de personele bezetting. “Weg over, is een man over”, is in die dagen de kreet die over de werkvloer gaat en dat betekent dat men met minder personeel toe kan. Gelukkig kan het boventallige personeel weer aan de slag bij de provincie zodat er wat werkgelegenheid betreft weinig pijn geleden wordt. Alles wordt geprivatiseerd en is nu uitbesteed, zodat er voor Riekus Bendijk nog weinig in de werkplaats te doen valt. Geleidelijk aan kalft zijn functie af, maar zoals dat meestal bij herstructurering gaat komen er andere functies voor terug. Riekus wordt hoofd steunpuntbeheerder en gaat naast het beheren van de materialen de diverse werkzaamheden coördineren. Met de provincie wordt een nieuw strooibeleid opgezet. RWS zal met groot materieel werken, de provincie met kleine strooimaterialen. Wat nog blijft is het onderhoud en beheer van hekken en borden. Nog even keren de oude tijden terug als de bewegwijzering verandert en er met behulp van een computer teksten gemaakt moe-
De bouw van de loodsen.
Geschiedenis
ten worden voor de mobiele bewegwijzering. Ook dit werk zal op den duur weer uitbesteed worden. Rijkswaterstaat en Spoolde Heel wat Spooldenaren en oudSpooldenaren hebben de nodige herinneringen aan het steunpunt bij RWS. Oud-Spooldenaar Jan Westrik werkt er nog steeds. Misschien is hij wel erfelijk belast want zijn vader werkte destijds ook al bij Rijkswaterstaat. Anton van Weeghel had jarenlang een dienstverband bij RWS maar hij werkte in een andere sector en heeft in die tijd wat z’n werk betreft niks met steunpunt Spoolde te maken gehad.
Jan Westrik
Om een andere reden des te meer! Als voorzitter van de Oranjevereniging heeft hij jarenlang dankbaar gebruik gemaakt van de goede verstandhouding met de mensen van het steunpunt. De werkplaats aldaar is een prachtig onderkomen voor het opbouwen van de praalwagen voor de jaarlijkse optocht in Zwolle. Papenacker nr. 23; oktober 2008
Beginjaren 1970 beginnen ze daar al mee. Wekenlang wordt er volgens een bepaald schema met een man of zes aan de wagen gewerkt. Ze mogen de spullen daar voor de volgende avond laten staan. Dat levert wel een keer een probleem op wanneer het steunpunt bezoek zal krijgen van een minister. Maar ook dan wordt er een oplossing gevonden: even stallen in de zoutloods. Het is overigens niet de enige keer dat er hoogwaardigheidsbekleders op bezoek komen. Ook Koningin Beatrix heeft enkele jaren geleden het steunpunt bezocht. Dat was toen de spitsstroken in gebruik genomen werden. Oud-voorzitter Anton wil ook nog wel even kwijt dat de medewerking tijdens de Spoolderfeesten eveneens alle lof verdient. Dranghekken en andere benodigde materialen worden zo nodig gehaald en gebracht. En laten we vooral de gezelligheid niet vergeten tijdens al die bezigheden want een drankje en een hapje ontbraken meestal ook niet. Eind jaren ’90 komt er een einde aan deze activiteiten. Het mag niet langer. 182
Het strooien De gladheids bestrijding vormt natuurlijk een hoofdstuk apart binnen de werkzaamheden van RWS. Voor het strooien zijn mensen ingehuurd. Zij komen met vrachtwagen of trekker, krijgen een schuiver voor en een strooier achter hun voertuig en voorzien van een hoeveelheid zout gaan ze op pad. Het klinkt simpel maar de omstandigheden waaronder maken het soms tot een ingewikkelde en zelfs gevaarlijke klus. “Vakmensen met hart voor de zaak”, zegt Riekus Bendijk met de nodige nadruk: “Het is heel wat meer dan een beetje rijden en strooien.” Jan Westrik voegt er aan toe dat het gedrag van automobilisten aan die gevaarlijke situaties ook vaak debet is. Strooiwagens die soms zelf gaan glijden omdat ze moeten uitwijken voor een automobilist die zo nodig moet passeren. Wat te zeggen van de automobilist die per se voorbij moet als op een keer in staffel (met vieren naast elkaar) de weg sneeuwvrij gemaakt gaat worden. De automobilist glijdt na deze manoeuvre de berm in waarna de sneeuwploeg maar al te graag de rand
Geschiedenis
De trekker van Van Assen
van de berm nog met wat extra sneeuw opstuwt. Vroeger zaten ze met twee man op een strooiwagen, tegenwoordig wordt dat alleen gedaan. De gezelligheid na afloop mag ook niet onvermeld blijven. Teruggekeerd in de opslag wordt op de goede afloop maar al te graag een borrel gedronken. En er is ook meestal wel iets te eten. Daar heeft Gé van Assen van de Spoolderenkweg wel voor gezorgd. Vol lof wordt gesproken over balkenbrij, snert, bloedworst, kroketten en gehaktballen waarop in de loop der jaren op het steunpunt werd getracteerd. Helemaal toevallig is het niet dat Gé daar aanwezig is, haar Hendrik Jan is één van sneeuwruimers. “Stroefmaker” Hendrik Jan van Assen Maar liefst 25 jaar lang heeft Spooldenaar Hendrik Jan van Assen zout gestrooid. Als het weer zo ver is gaat hij op z’n trekker naar het zoutdepot om vervolgens Meenteweg, de weg voor het buurthuis en de fietspaden sneeuwvrij te maken. En passant neemt hij de Spoolderenk even mee. Hij wordt sowieso voor drie uur uitbetaald. Als het langer gaat duren, volgt er een betaling per uur. Hij kan zich nog herinneren dat er een jaar bij was waarin hij zes dagen achter elkaar op Papenacker nr. 23; oktober 2008
pad moest. Meest frappant is dat hij op het moment dat hij z’n vijftigste verjaardag in het buurthuis viert, er ook op uit moet. Geen nood, de gasten wachten wel tot hij terug is en zetten uiteindelijk het feest voort in de kantine van Rijkswaterstaat. Geen wonder dat dit later niet meer mocht. Wat hem betreft hoeft er geen ruchtbaarheid aan gegeven worden dat hij na 25 jaar ophoudt met strooien. Maar zo gemakkelijk komt hij er niet van af. Met een list wordt hij naar de kantine gelokt, waar hem een daverend afscheid wordt bezorgd. De waardering van het RWS-personeel voor hem is groot en Riekus heeft dat die avond allemaal in een “Stroefmakerslied” nog eens willen onderstrepen. In de tekst wordt nog eens duidelijk gemaakt dat hij 25 jaar schadevrij heeft gereden en dat plichtsbesef en trouw bij hem hoog in het vaandel stonden. Ook het aandeel van Gé wordt natuurlijk niet vergeten. Het lied maakt ook duidelijk dat hij al aan z’n opvolging heeft gedacht want zoon Herman is intussen al vele keren ingezet. Herman strooit intussen nog steeds maar doet dat nu in dienst van de Rova. Riekus Bendijk heeft gelukkig veel bewaard. In het laatste gesprek komt hij nog op de proppen met een epistel dat hij gemaakt heeft bij het afscheid van Jenny Slag183
ter van der Zwaan. Zij moet zeker ook vermeld worden want de aan de Meenteweg wonende, maar inmiddels overleden Jenny heeft heel wat jaren kantoor en kantine schoon gehouden. “ Sta eens even stil…. bij het werk van Jenny” is de toepasselijke tekst die op de afscheidsavond centraal staat. Al met al: het jarenlange verblijf van RWS is aan Spoolde en vele Spooldenaren niet ongemerkt voorbij gegaan. En wat belangrijker is: van weerskanten is er een goed gevoel over! Naschrift: Inmiddels zijn alle gebouwen op de kantine na gesloopt en is Rijkswaterstaat naar Berkum vertrokken. Nieuwe tijden brengen andere benamingen en werkzaamheden met zich mee. Op termijn zullen ze verder gaan als wegstation dat dienstbaar moet zijn aan het wegverkeer op alle rijkswegen in de wijde regio. Het station zal gebouwd worden op een perceel grond dat ingesloten ligt tussen de A-28, de afslag Ommen, de Ordelse weg en de Kranenburgerweg. Hopelijk is de prettige werksfeer ook mee naar Berkum verhuisd.
Oorlogswinter
Filmopnamen 20 april 2008
fotopagina
-
In april waren er opnamen voor de verfilming van het jeugdboek “Oorlogswinter”, geschreven door oud- politicus Jan Terlouw . Domineeszoon Terlouw woonde tijdens de oorlog in Wezep en was 12 jaar toen de hongerwinter uitbrak. Zijn eigen oorlogservaringen verwerkte hij in een boek dat niet alleen in ons land, maar ook in het buitenland (16 vertalingen) veel gelezen en meermalen bekroond werd. Het verhaal gaat over de 15-jarige Michiel die in de laatste barre winter van de 2e Wereldoorlog net als z’n oom Ben in het verzet wil. Hij helpt een gewonde Britse soldaat onderduiken. Misschien niet toevallig dat ook de oude IJsselbrug als locatie voor opnamen gekozen werd. Vanaf een boot en vanaf het Katerveer werden opnamen gemaakt van een in winterse sfeer gebrachte brug. Tot in details had men geprobeerd de grimmige tijd van weleer op te roepen. Duitse soldaten patrouilleerden weer op de brug en ook waren er de nodige versperringen opgeworpen. Onze fotograaf wist bij de filmset door te dringen. Na verloop van tijd werd hij ontmaskerd. Al met al leverde het wel een aantal “oorlogsplaatjes” op.
Papenacker nr. 23; oktober 2008
184
10 jaar Pier
Tien jaar Pierplezier
Sabine Wevers
men te schrijven. Maar helaas zoals in Spoolde alle geheimen uitkomen, doen wij nu uit de doeken dat al deze stukken stiekem door slechts één en dezelfde schrijver werden geschreven…. guess who?
Beste lezers, met groot genoegen en gepaste trots kunnen we jullie vertellen dat deze editie wederom een jubileumnummer is! Dit maal vieren wij een feestje omdat Pier met deze editie precies 10 jaar lang redactielid is van de Papenacker. Lees mee over hoe het balletje tien jaar geleden is gaan rollen en ontdek dat deze sindsdien werkelijk waar alle kanten is opgerold!
Zoals je hebt kunnen lezen weet Pier echt alles op papier te zetten en doet hij dit met erg veel passie en plezier. Wij zijn dan ook erg blij met Pier in onze redactie en kunnen toch wel zeggen dat de Papenacker er zonder hem heel anders uit zou hebben gezien. Zijn doorzettingsvermogen en creativiteit maken de Papenacker tot wat zij nu is. Pier bedankt voor de afgelopen tien jaar en onderstaand gedicht is voor jou omdat deze toch wel erg toepasselijk is!
De Papenacker is natuurlijk het wijkblad van Spoolde. In het najaar van 1997 kwam het allereerste nummer uit en vormden Paola de Bruyn en Arnold Zwakenberg de redactie. Na drie nummers werd de redactie in het voorjaar van 1999 overgenomen door Fenetta van Weeghel, Ingeborgh van Weeghel en uiteraard Pier Karenbeld. Hierna zijn er nog diverse wisselingen van de wacht geweest, maar Pier zit nog steeds in de redactie!
DICHTER ik ben een dichter die open dingen dicht van blind spot naar gezicht van duister naar verlicht van onaf naar verricht
Sindsdien heeft Pier zich ontwikkeld tot een ware journalist en staat er bijna in elke Papenacker wel een artikel over actuele gebeurtenissen in Spoolde. Zo klom hij in de pen voor de opening van de speeltuin en van het Hertsenbergpad en schreef hij over de sloop van woningen aan de Turnhoutsweg en over het 75-jarig jubileum van Zanglust Spoolde.
ik kom steeds dichter en ben eindelijk gezwicht voor juistheid van bericht voor diepgang en gewicht voor passie boven plicht Maanjuweel 2008
Maar misschien werd hij wel meer bekend door zijn duik in de geschiedenis van good old Spoolde! Wie herinnert zich zijn artikelen over Spoolde in de oorlogsjaren nu niet, of de beschrijving van de legendarische strijd van Spoolde om het Fricadelleneiland? Ook nam Pier verschillende families, bedrijven en personen onder de spreekwoordelijke loep. Denk hierbij aan zijn interview met “de drie Zwaantjes”, zijn verhaal over tuinderij Wevers en zijn prachtige beschrijving van het welbewogen leven van Frits Esselink. Naast schrijven bleek Pier ook te kunnen dichten! Zo nu en dan verrast hij ons met een literair hoogstandje, zoals het gedicht over de Lente dat precies een jaar geleden werd gepubliceerd. Afgelopen tien jaar verschenen er ook verschillende stukken uit de hand van Gerrit Schommel, P.A. Pier en Harry Mistebelt. Waarschijnlijk steeg de roem Pier naar het hoofd en begon hij onder pseudoniePapenacker nr. 24; april 2009
185
interview
Weg bij de Spooldersluis Ze hebben veel met elkaar gemeen. Allebei zijn het schipperskinderen en beide zijn ze geboren in 1946. Allebei hebben ze vroeger in Spoolde gewoond en beiden hebben ze aan de Spooldersluis gewerkt: Egbert Bijleveld en Wim Vrieswijk. Ze hebben er niet even lang gewerkt maar voor beiden is het nu genoeg geweest. Aanleiding voor een gesprek. Egbert Bijleveld Hij, geboren in Hoogeveen, krijgt het schippersvak met de paplepel ingegoten. Vader is een zgn beursschipper. Egbert voelt er weinig voor de tjalk van z’n vader over te nemen en de risico’s van het tanende schippersvak aan te gaan. Zo gaat hij bij een zwager aan ’t werk die op de binnenvaart zit en vanuit Rotterdam vooral richting Duitsland
Het pontje bij Frankhuis
bij Frankhuis. Het kanaal wordt dan al jarenlang bevaren, maar de bewoners van Frankhuis en Westenholte hebben zich met succes verzet en hebben een fietsbrug afgedwongen. Die is echter nog steeds niet gerealiseerd en tot zo lang vaart er dagelijks gratis een pontje, waarvan Egbert tijdelijk de veerbaas is. Het pontje heeft ooit op het Amsterdam-Rijnkanaal gevaren. Vooral ’s ochtends vroeg worden schoolkinderen en werkenden overgezet, terwijl na school- en werktijd ook weer druk gebruik gemaakt wordt van de tijdelijke verbinding. De mist kon nog wel eens parten spelen, maar “als ’t al te erg was bleef ik aan de kant” zegt Egbert, terugkijkend op die periode. Het zal nog twaalf jaar duren voor die fietsbrug er eindelijk is, maar zelf heeft hij maar korte tijd bij het pontje gewerkt. Hij komt al vrij snel in vaste dienst bij de Spooldersluis. Enkele jaren later krijgt hij ook een woning aangeboden aan de Meenteweg. Rijkswaterstaat heeft voor het bedienend personeel een aantal huizen laten bouwen. In het midden van de tachtiger jaren kan het huurhuis gekocht worden, maar in 1998 wordt het verkocht en verlaten omdat het gesloopt moet worden voor de nieuw aan te leggen Westenholterallee. Tegenwoordig woont hij in Berkum.
Egbert Bijleveld aan het werk
vaart. Als hij in 1969 trouwt, komt zijn vrouw ook aan boord; ook de twee oudste kinderen groeien er op. Als die echter naar school moeten vindt Egbert het welletjes. “Dadelijk de vrouw aan de wal en ik aan boord”, dacht hij en zonder enige spijt zet hij er in 1976 een punt achter. Er is nog een reden om deze beslissing niet te betreuren. Het kostte heel veel reistijd en een vermogen aan reisgeld om in het weekend steeds van Rotterdam en soms nog van verder weg naar huis, inmiddels Zwolle, te reizen.
Wim Vrieswijk Hij is niet alleen zoon, maar ook kleinzoon van een binnenschipper. Vrieswijk geboren in Bolsward is ook voorbestemd om schipper te worden. Zijn ouders maken deel uit van een mestvloot. Opa doet de handel, koopt mest in bij de boeren, terwijl va-
Pontje bij Frankhuis, Spooldersluis Na zijn schippersbestaan volgt eerst een baan bij veevoedersbedrijf Hendriks aan ‘t kanaal, maar als zijn ploeg opgeheven wordt kan hij voor drie maanden terecht op het toenmalige pontje Papenacker nr. 24; april 2009
186
eerst de Katerveersluizen, dan de Spoolderbergbrug, vervolgens met een bocht om de Spoolderberg heen om daarna te maken te krijgen met de Veecaterbrug en de spoorbrug en dan moest je tenslotte nog de Keersluisbrug te nemen. Wilde je vervolgens het Zwarte Water op dan moest je de Kamperpoortenbrug nog passeren. Een nieuwe waterverbinding is dus geen overbodige luxe. Hij herinnert zich ook nog heel goed dat onderweg de heer Heerschop altijd met een roeibootje kwam aanvaren om petroleum en gas te verkopen.
der op zijn klipper de mest vervoert naar het westen, vooral naar de Bollenstreek. Als opa sterft probeert z’n zoon via de schippersbeurs aan werk te komen, maar makkelijk gaat het in die tijd niet. Meestal vervoert hij grind. Het hele gezin woont aan boord. Zoon Wim woont na verloop van tijd bij oom en tante in en gaat in Bolsward naar school. In 1967 trouwt hij met Jenny, een schippersdochter uit Hoogeveen, waarna ze samen de familietraditie voortzetten. Ze kopen een zogenaamde Spits, eigenlijk gebouwd voor de Belgische en Franse binnenwateren, en hebben wonen en werken dus ineen. Het woongedeelte is maar zeer beperkt, een woonstuurhut en een groot achteronder. Later kopen ze een iets groter schip, waarop ook een tweetal kinderen opgroeit. Tot die naar school moeten. Ze denken het schip te gaan verkopen en dan naar de wal te gaan. Het werk ligt echter niet voor het oprapen. Dan maar weer varen. Zo pas-
In en om de Spooldersluis Als hij in 1974 bij de Spooldersluis komt te werken gaat hij wonen in één van de voor het personeel gebouwde woningen aan de Turnhoutsweg. Het kanaal dat in 1963 geopend is, heeft dan al heel wat jaren achter de rug, maar zoals de luchtfoto uit die tijd laat zien is, ziet de omgeving er nog kaal en ongezellig uit. Dat zijn de werkzaamheden zeker niet. Het werk speelt zich nog dicht bij de schippers af. Er is nog veel contact want de sluizen worden nog niet van bovenaf bediend. Er zijn twee bedieningsplekken, één aan de IJsselkant en één aan de kanaalkant. Zowel aan het begin als aan het eind moet de sluiswachter persoonlijk aanwezig zijn om alles te bedienen. Hij moet steeds meelopen naar het volgende bedieningspunt. Voor sluiswachter Jannes Mensink een buitenkansje voor een extraatje. Hij vult zijn grote fietstassen met flink wat schippersbladen, de Schuttevaer en loopt tijdens het schutten mee. Heel vaak komen de schippers ook aan wal om te telefoneren. In die tijd loopt de Turnhoutsweg na de brug nog niet rechtdoor maar moet je de weg vervolgen door rechtsaf langs het kanaal te gaan of je slaat linksaf de Spoolderenk in (zie luchtfoto). De Boeierweg is nog niet aangelegd, het industrieterrein moet nog ontwikkeld worden en veel verkeer over land is er nog niet. Het zijn merendeels Spooldenaren die de brug passeren. Zij krijgen een voorkeursbehandeling, maar daar moet Vrieswijk in het begin nog wel even op gewezen worden. “Pas op, daor kump d’r iene an” krijgt hij dan te horen. Dat is dan het teken om nog even te wachten met het dicht doen van de bomen. “Ik moest daar eerst wel even aan wennen ”, zegt hij, “maar ik had al gauw door dat
Wim Vrieswijk
seren ze op een dag de Oranjesluizen bij Schellingwoude waar heel veel mensen werken en waar ook werk voor hem ligt. Wat later krijgt hij werk bij de Willemsluis, achter het Centraal Station van Amsterdam, maar de toegezegde dienstwoning laat te lang op zich wachten. Dan blijkt RWS een plaats vacant te hebben bij de Spooldersluis. Herinnering aan de Katerveersluis Hij heeft op een ander manier al eens kennis gemaakt met Spoolde. Met zijn vader is hij in vroegere jaren diverse malen door de Katerveersluizen gegaan: soms kon het dan wel een paar uur duren voordat je door Zwolle was. Ga maar na: Papenacker nr. 24; april 2009
187
je daar niet om heen kon.” Intussen hebben beide heren heel wat boten zien passeren. Ook nu nog. Om de gedachten te bepalen: afgelopen jaar passeerden maar liefst 17614 boten de sluis, waarvan er meer dan 10.000 voor rekening van de recreatievaart kwamen. Eigenlijk is in al die jaren druk gebruik gemaakt van de sluis met een enorme piek in de zeventiger jaren. De
om er bijvoorbeeld drie naast elkaar kwijt te kunnen. Ook in de drukke zomertijd met al die recreatievaart moet je vaak handig gebruik maken van de beschikbare ruimte. Bijleveld heeft ook wel eens te maken gehad met ongeduldige schippers, die boven verhaal kwam halen omdat er voorrang gegeven werd aan twee boten van 6.60 m. breed in plaats van dat ene
vrachtboten zijn dan nog niet zo groot en kunnen vaak beladen met zand, grind en suikerbieten nog gebruik maken van de diverse Drentse vaarten en de vaarwegen naar en van de polder.
Het sluiscompex kort na de aanleg
schip van 14 meter breed. Hij deed de klacht af door te zeggen: ”gao ie’j maer is eerst terugge naor oew boot en denk d’r maer is goed aover nao.” Misschien zijn de mensen tegenwoordig iets ongeduldiger dan vroeger maar over het algemeen valt het gedrag van de wachtende schippers wel mee.
Wat het vrachtvervoer betreft zijn ’t vooral de afmetingen die enorm toegenomen zijn. Soms is de sluis met één schip al vol. In de beginjaren was dat anders; je moest dan vaak passen en meten Papenacker nr. 24; april 2009
188
in de loop der jaren met veel meer en vaak ook complexere zaken te maken: rechts- en wetskennis, nautische zaken en niet te vergeten het omgaan met gevaarlijke stoffen. Als het goed is zijn op dergelijke schepen één of meerdere kegels aangebracht die de mate van gevaar aangeven. Tot nu toe zijn er gelukkig geen rampen voorgekomen.
Rare weggebruikers Er is meer aan te merken op het gedrag van de mensen die voor de brug moeten wachten. Met het neerlaten van de bomen kan vanwege veiligheid en aansprakelijkheid niet gesjoemeld worden. Toch weten sommige weggebruikers die aan komen rijden precies de speling die er is voordat de tweede boom dichtgaat. Zigzaggend proberen ze dan nog de brug te passeren. Ooit is er een automobilist geweest die het wel heel bont maakte en in volle vaart onder de bomen doorreed. Wonder boven wonder bleven de bomen in tact. De automobilist reed door, waarschijnlijk niet zonder schade.
Weinig ongelukken Ook het aantal ongelukjes is nauwelijks noemenswaard. Bijleveld kan zich nog wel herinneren dat iemand een vinger kwijt raakte toen hij tussen de railing en de sluis beklemd raakte. Bij de recreatievaart gebeurt het nog wel eens dat iemand niet weet of hij met zijn handen of voeten de boot zal afhouden, met alle gevolgen van dien. De recreanten zorgen ook nog wel eens voor vermakelijke taferelen. Tijdens het manoeuvreren in de sluis, of wanneer degene die op de kant staat tijdens het schutten vergeet het touw te laten vieren waardoor de boot bijna opgehangen wordt. Aan de sluismeester dan te taak om dit weer recht te breien.
Kijkers Vrieswijk noemt de Spooldersluis geen spectaculaire sluis omdat het verschil in verval niet zo groot is. Niettemin trekt het schutten altijd veel bekijks, zowel van jong als oud. Ook zij leveren nog wel eens een probleem op voor de veiligheid, vooral als ze op de brug gaan staan. Nou moet gezegd dat de kijkers ook geen al te beste plek gegund is om ’t gebeuren te aanschouwen. Ooit heeft Spoolderbelangen een voorstel ingediend om een kijkersplek aan te leggen in ’t midden van de sluis met banken en een informatiepaneel over de werking en geschiedenis van de sluis. Rijkswaterstaat stemde er mee in, de gemeente bij monde van de welstandscommissie wees het af. Een gemiste kans, volgens Vrieswijk. Het zou de veiligheid ten goede gekomen zijn en het zou het kijken een stuk aantrekkelijker gemaakt hebben.
Welletjes De sluizen zijn geopend van ’s ochtends 6 uur tot ‘s avonds 10 uur en op zondag van 10-18 uur. Er wordt in ploegendienst gewerkt. In al die jaren heeft Vrieswijk zich één keer verslapen, maar de wachtende schippers wisten hem toen wel te vinden. Zowel aan de voorkant als aan de achterkant van het huis werd er stevig op de ramen geramd. Ook al zit je er in je eentje, je hoeft je niet te vervelen. Er is radio, televisie, internet en een koffiezetapparaat. Ook de vergaderruimte, waar het gesprek plaats vindt mag er zijn. Prettig werk dus, maar toch is het welletjes. Egbert Bijleveld kan nu meer tijd doorbrengen op zijn kruisertje en Wim Vrieswijk heeft inmiddels al zoveel bezigheden dat het werk er eigenlijk niet meer bij kan. In mei is het officiële afscheid in het Buurthuis. We wensen beide heren een goede tijd toe.
“De nieuwe wacht” Het contact met het schippersvolk mag dan minder zijn geworden, de werkomstandigheden zijn er sterk op vooruitgegaan. Sinds 1996 is er een nieuwe werkplek, de nieuwe wacht, toegerust met ultra moderne technische snufjes. Van bovenaf kan alles computergestuurd worden. Via het IVS systeem hoeft de schipper maar één keer zijn gegevens in te voeren. De informatie kan dan doorgespeeld naar de eventueel volgende sluizen. Werden ze vroeger ingezet met “setjes van twee” nu is er maar één sluismeester op de sluis aanwezig. Denk echter niet dat het beroep van sluismeester er eenvoudiger op geworden is, want ze kregen Papenacker nr. 24; april 2009
189
Rondje ruige rijp
Rindert Rijpstra
Een nieuw begrip doet z’n intrede, ruige rijp. Aangevroren neergeslagen mist geeft het landschap een bijzonder aanzien. De sprookjesachtige sfeer nodigt uit tot een wandeling, zeker als de zon op doorbreken staat. Het is oorverdovend stil op de dijk. De stilte wordt slechts doorbroken door de knisperende sneeuw onder je voeten. De schapen in de uiterwaarden roepen een gevoel van medelijden op. Waarom eigenlijk, ze zijn er aan gewend en op gebouwd. Ook vandaag is het weer windstil. De nagenoeg recht omhoog stijgende rook van de fabriek in de verte levert het bewijs. De huizen lijken in waarde gestegen te zijn. Als de OZB maar niet omhoog gaat. Bij het naderen van de IJsselbrug zie je op afstand de auto’s als schimmige wezens passeren. De stilte moet het afleggen. Het landschap mag dan een sprookje zijn, er moet wel gewerkt worden. De Katerveersluizen liggen er vandaag bij als een winterschilderij uit de Gouden Eeuw, helemaal geschikt voor een kerstkaart. De Oude Veerweg met z’n prachtige bomenrij, in elk seizoen al een plaatje, heeft met de aangevroren rijp vandaag iets extra’s te bieden. De Willemsvaart is dichtgevroren maar zo te zien heeft niemand zich nog op het ijs gewaagd. De woonschepen liggen ingevroren. Zo hoort het bij een echt winterlandschap ook te zijn. De nieuwe woonark is net op tijd naar de wal verhuisd. Te midden van al die winterse pracht doemt de werkelijkheid van alle dag op. Het is vrijdag en de vuilcontainers staan aan de weg. Het vervolg van de wandeling wordt een afwisseling tussen sprookje en werkelijkheid. De ABN-Amro toren deelt niet in de rijkdom van de ruige rijp. Symboliek? Ook de hijskraan bij de toekomstige Electrabel is buiten schot gebleven en staat er roerloos bij. Hoe dan ook, vandaag geen Electraheibel. Op de parkeerplaats bij het motel wordt duidelijk dat niet iedereen zich kan overgeven aan het winterse gebeuren. Misschien ligt er in het weekend nog een kans. Mooi dat het Hertsenbergpad er al een paar jaar is. Dwars door een winterse Spoolder polder De zon komt er steeds meer door. Het kan niet op. Gauw de schaatsen pakken. Het kan nu nog.
Papenacker nr. 24; april 2009
190
Rondje ruige rijp
Papenacker nr. 24; april 2009
fotopagina
191
Geschiedenis
Over de geschiedenis van de Venus (deel1) Wie de stad Zwolle, komend vanaf de oude IJsselbrug binnenrijdt, ziet al gauw een gebouw opdoemen dat je niet direct de benaming Venus zou geven. Zo mooi is het verzorgingshuis, architectonisch gezien, nou ook weer niet. Als we weten dat Venus de godin van de liefde voorstelt en vaak als symbool van de eeuwige schoonheid gezien wordt, kan men zich afvragen waarom ooit voor deze naam gekozen is. Dat heeft alles met historie te maken. “Van de Vene’s hoeve?” Rond de Middeleeuwen is de bebouwing in Spoolde nog heel beperkt. Alleen op de hoger gelegen gronden kan men zich veilig vestigen; op de rivierduinen langs de Meenteweg en gedeeltelijk van de huidige Nilantsweg. En natuurlijk ook op en langs de in die tijd nog aanzienlijke Spoolderberg met z’n redelijk ver uitstrekkende uitlopers. De nederzettingen zijn aanvankelijk in bezit van de kerk, voornamelijk het Bethlehemklooster, maar later ook van mensen van adel en uit de gegoede burgerij. Groot-
De oude boerderij de Venus
grondbezit is dan één van de beste manieren van geld beleggen. In de markeboeken worden in die tijd al wel enkele hoeven gePapenacker nr. 24; april 2009
noemd. Zo wordt er gesproken over een “Hof thoe Spoolde” en een “ten Kolckhues”. Opvallend is het dat rond 1500 geschreven staat dat een zekere mevrouw van de Vene een hoeve bezit die te boek staat als de “van de Vene’s hoeve.” Zou een verbastering van deze naam ook tot de benaming Venus hebben geleid? Dat blijft gissen. De Venus Redoute Duikend in de archieven is één ding wel zeker: in 1647 komen we “Erve de Venus” in de boeken al tegen. Een zekere Nicolaes van Hemich en Elsemien Waeckmans komen op dat moment in het bezit van erve en goed “de Venus”. Als bijzonderheid wordt vermeld dat ze jaarlijks 6 guldens moeten afstaan ten behoeve van de wezen. De 80-jarige oorlog is dan bijna afgelopen (1648). Het gebied waarin de Venus ligt maakt deel uit van een verdedigingslinie, aangelegd op aandringen van Prins Maurits om een opmars van de Spanjaarden naar de net veroverde Noordelijke Nederlanden te verhinderen. De linie die aanvankelijk in een rechte lijn loopt van het toenmalige Katerveer naar de stad Zwolle heeft drie versterkingen, de Katerschans (bij de IJssel aan het Katerveer) de Bergschans (bij de Spoolderberg) en de Luurderschans (vlak bij de huidige Peugeotgarage). Later wordt er een schans over de IJsseldijk, in de richting van het huidige Engelse Werk bijgebouwd die de naam Nieuwe Schans krijgt. Deze moet vooral de zwakke plek in de verdedigingslinie afdekken. Jarenlang wordt de linie ver192
waarloosd. Mensen uit de buurt stelen zelfs zand en stenen van de verdedigingswerken. In het rampjaar 1672 (de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden wordt aangevallen door Engeland, Frankrijk en de bisdommen van Münster en Keulen) komt hen dat duur te staan. Dat vraagt naderhand om maatregelen. Menno van Coehoorn (16411704) is de grote animator om de Zwolse linie te verbeteren en vooral de Nieuwe Schans ingrijpend te moderniseren. De Nieuwe Schans op de IJsseldijk moet wijken voor een zogenaamde dubbel hoornwerk met daarnaast een drietal nieuwe redoutes. Dat zijn wat kleinere schansen met alleen maar uit stekende hoeken. Eén van die redoutes krijgt de naam Venusredoute. Het kan haast niet anders of die naam is gekozen vanwege de in de nabijheid gelegen Venushoeve. In handen van notabelen Na het overlijden van zijn vrouw trouwt Nicolaes van Hemich in 1654 opnieuw. Uit de beschrijving van de erfenis wordt duidelijk dat er sprake is van een huis en een erve. Dat was niet ongebruikelijk in die tijd. Enerzijds een soort van buitentje met daaraan verbonden een katerstede (keuterboerderij) waar de meier (de pachter) op woont. Hij zorgt voor onderhoud en inkomsten, terwijl de eigenaar ’s zomers op z’n buitentje kan vertoeven. Meestal gaat het bezit door vererving over in andere handen. Soms wordt maar een deel van het bezit geërfd, zoals in 1733 wanneer een zekere majoor Goris Rouse 2/3 deel krijgt. Enkele jaren later lezen we dat het bezit is opge-
Geschiedenis
deeld in de helft voor de weduwe Rouse en de andere helft voor een zekere Walraven. Toch zijn het nog steeds vooraanstaande families uit de stad Zwolle die het erf en goed in bezit hebben. Zo stamt Rouse uit een een familie van officieren en Zwolse regenten en behoort de familie Walraven ook tot de notabelen. Uit de archieven komen we meer te weten over de eigenaren dan over de bewoners van “Erve de Venus.” Sporadisch komen we de naam van een bewoner tegen. Eén daarvan is Gerrits. Rondom hem speelt zich in de 18e eeuw een “geruchtmakende” affaire af. Optocht met koeien* De zaken in de marke zijn streng geregeld. Het markebestuur, dat enkel bestaat uit mensen die huizen en/of landerijen in de buurtschap bezitten ziet er streng op toe dat men zich aan de regels houdt en dat betalingen door de meiers voor gebruik van gronden op tijd plaats vinden. Zo is Spooldenaar Gerrit Gerrits volgens hen jarenlang in gebreke gebleven. Hij heeft gebruik gemaakt van de weilanden in de Spoolderenk maar er drie jaar lang niet voor betaald. In 1728 neemt het bestuur maatregelen en schakelt de “gerichtsdienaar” in. Zo zien we op een gegeven moment niet minder dan vijf mannen, met vier koeien vanuit de Spoolderenk door de buurtschap trekken. Twee markeknechten, aangevuld met enkele extra krachten, moeten de klus klaren. Het zijn de koeien van Gerrit Gerrits die op de Venus woont. Gerrit is stom verbaasd als hij Papenacker nr. 24; april 2009
de stoet ziet aankomen en is zich van geen kwaad bewust. Er moet een misverstand in het spel zijn. Dat is inderdaad het geval, want zijn vrouw Geesje is eerder getrouwd geweest, ook met een Gerrit Gerrits, die inmiddels overleden is. Hij is degene geweest die zijn verplichtingen niet is nagekomen. Het markebestuur moet uiteindelijk bakzeil halen. Ze moet zelfs in de buidel tasten, want de mannen die extra ingeschakeld zijn presenteren de rekening voor de geleverde assistentie: 4 gulden en 4 stuivers. In boeren handen In de Franse tijd constateert men dat de verdedigingslinie onherstelbare gebreken vertoont. Herstel zou ontzettend veel geld kosten en dat geld is er niet. Bovendien hebben dergelijke verdedigingswerken geen militaire betekenis meer. Koning Lodewijk Napoleon vindt dat ook een geeft opdracht de vesting te slopen. In 1809 wordt de verdedigingslinie al voor een deel ontmanteld. Langzamerhand zijn er ook meer erven in handen van de boeren zelf gekomen. Wat de Venus betreft is dat al het geval in 1778. Veerman Jan Meyerink, getrouwd met Trijntje Zwakenberg, heeft via de erfgenamen van Rouse de ene helft al in handen gekregen en korte tijd later koopt hij van Martinus Walraven en Jacomien Wolfsen de 193
andere helft van de Venus. Als eigenaar van “de Venus “ behoort hij nu ook tot het College van Erfgenamen. Hij verkrijgt daarmee ook het recht deel uit te maken van het markebestuur. Verschillende generaties Meyerink zijn in de loop der jaren eigenaar van de Venus geweest en een latere Jan Meyerink wordt zelfs markerigter, ondenkbaar in de eeuw daarvoor. Onder zijn voorzitterschap doet hij oa het voorstel bij de toegang tot de Spoolderberg een slagboom te plaatsen om te voorkomen dat iedereen er zo maar zand weghaalt. Meyerink is niet de enige boer in het markebestuur geweest. In1842 wordt W. Aalbers genoemd die de boerderij aan de Nilantsweg heeft gekocht van de nazaten van Rheynvis Feyth. Toch heeft het systeem van de markegenootschappen dan z’n
Geschiedenis
langste tijd gehad. Het zou te veel nieuwe ontwikkelingen in de weg staan. In 1846 wordt het markebestuur opgeheven. “Kapitaal Boerenerve de Venus” te koop In 1857 biedt Jan Meyerink de “Kapitaal Boerenerve de Venus” te koop aan. De advertentie in de Zwolsche Courant geeft on een aardig inkijkje in aard en omvang van het erf. Er is sprake van twee gebouwen, een heerenhuis en een boerenhuis. Het heerenhuis staat tegen het boerenhuis aan, heeft ruime vertrekken, een kelder, keuken en zolder en is “geschikt voor zomer en winterverblijf. Bovendien heeft het “fraaie uitzichten op de rivier den IJssel. In een tussenzinnetje staat dat het heerenhuis “voor weinige jaren geheel nieuw gebouwd” is. In een artikel in de Papenacker van 2002 wordt beweerd dat na de Franse tijd de verdedigingslinie gesloopt werd en dat er toen
een boerderij verrees die de naam de Venus kreeg. In dat artikel wordt de indruk gewekt dat dan pas de geschiedenis van de Venus begint, maar uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat de geschiedenis van de venus verder terug gaat.. Of de boerderij in die tijd ook vernieuwd is staat nergens vermeld. Wel krijgen we de volgende informatie: Het “zeer sterk en ruim gebouwd boerenhuis” heeft drie ruime vertrekken, twee watervrije melkkelders en “een deele met met stallingen voor paarden en koeyen.” Het agrarische krijgt nog meer nadruk als we lezen dat er ook nog twee grote schuren bijhoren met berging voor wagens, gereedschappen en stalling voor paarden en rundveee met daarnaast nog een paar varkenshokken en twee hooibergen met daarbij behorende wei-, hooi- en bouwlanden, als mede bos en tuingrond die zich her en der in Spoolde bevinden, naast de Willemsvaart, bij landgoed de Hert-
Een luchtfoto met links het Katerveer en ongeveer in het midden de Venus Papenacker nr. 24; april 2009
194
senberg en in de Spoolderenk. Al met al kun je rustig van een landgoed spreken. Andere bestemmingen Buysman, de nieuwe eigenaar heeft kennelijk ook nog andere bedoelingen met het pand want zowel in 1870 als in 1875 vinden we advertenties in de Zwolsche
krant, waarbij gesproken wordt over uitspanning de Venus. Er is muziek te horen en je kunt er kijken naar het oplaten van “twee luchtballons, waarvan één groot met een schuitje waarin zich twee personen zullen bevinden.” In 1890 is er op landgoed de Venus ook nog sprake van een zendingsfeest. In de verhuur De uitspanning heeft zich waarschijnlijk in en rond het heerenhuis afgespeeld want er is nog steeds sprake van een boerenbedrijf als de volgende eigenaar, H.van Ittersum in beeld komt. Hij woont zelf in het heerenhuis en biedt zijn boerderij “met de daarbij behorende landerijen, boomgaard en moestuin groot 8ha voor een periode van zes jaar”,
Foto's interview Dubbeldam in verband met film "Spoolde onder Spanning", 23 augustus 2007
te huur aan. Hij gaat niet zo maar met iedereen in zee want hij wil dat elke inschrijving vergezeld wordt door “twee solide borgen�. Na het overlijden van H.van Ittersum zet zijn vrouw de verhuur nog even door. Ze probeert in haar advertentie gegadigden te lokken met de vermelding dat de Venus in de nabijheid ligt van de nieuw te bouwen IJsselbrug (1930).
De advertentie uit 1905
In 1927 biedt ze het geheel te koop aan als een vruchtbaar boerenerf bestaande uit huis met schuur, tuin, vijver, arbeiderswoning steltenberg, bouw-en weiland opgedeeld in de nodige percelen. Dan verschijnt de bij veel oudSpooldenaren nog bekende Dries Tempelman op het toneel. Hij is de laatste in de lange reeks van eigenaren van Erve de Venus. Het zijn de nadagen van het buitentje, want na de sloop verrijst op die plek het verzorgingshuis de Venus. In de volgende Papenacker kunnen we meer lezen over de nadagen van Erve de Venus en wat daarna gebeurde. * Het verhaal over de optocht met koeien haalde ik uit gegevens die Janny Lalkens-Aalbers ooit over Spoolde verzamelde. Papenacker nr. 24; april 2009
195
Pier-in-aktie-foto's
Papenacker
196
redactie
Van de redactie In het jaar van de traditie Het jaar 2009 is tot jaar van de traditie bestempeld. Achterliggende gedachte is dat er meer aandacht nodig is voor traditie omdat ze een onmisbaar element vormt in onze cultuur. In de zestiger jaren van de vorige eeuw kwamen tradities en vaste gewoontes danig onder vuur te liggen, onder meer omdat ze burgerlijk zouden zijn en vernieuwing en oorspronkelijkheid in de weg zouden staan. Tegenwoordig is er sprake van een herwaardering. Een enquête heeft uitgewezen dat het Sinterklaasfeest de absolute nummer één is met het optuigen van de kerstboom als goede tweede.
door meerderen gedragen worden. Dat laatste geldt zeker ook voor ons wijkblad. Voor de levensvatbaarheid van ons wijkblad is een breed draagvlak noodzakelijk. Gelukkig kregen we weer veel aangeleverd en moesten we zelfs woekeren met de ruimte. Achterover leunen is er echter niet bij. Uw bijdragen blijven we koesteren. • De oproep om een nieuwe penningmeester in het Buurthuisbestuur verdient de grootste aandacht. Wie, o wie! Crisis Al met al valt er weer een goed gevulde, gevarieerde, Papenacker in de bus. Er wordt wel eens beweerd dat in tijden van crisis de behoefte aan ontspanning toeneemt. Hopelijk beleeft u veel plezier aan onze 24e Papenacker.
Anders Het is de vraag of je bij traditie alleen maar aan dergelijke gebeurtenissen moet denken of dat je gewoontes die zich in een zekere regelmaat herhalen ook tot deze categorie mag rekenen. Zo kun je het Spoolderfeest en de kerstzangdienst ook best onder de tradities rangschikken. Overigens mag je ook best eens vraagtekens bij een bepaalde traditie zetten. Ze sterft een langzame dood of wordt oubollig als ze niet meer voldoende gedragen wordt. Vaak komen er weer nieuwe initiatieven voor in de plaats. Te denken valt aan Valentijnsdag en Halloween, al valt niet te ontkennen dat de commercie hier ook wel een rol in speelt. Je hoort nog wel eens zeggen dat er vroeger veel meer gebeurde dan nu. Meestal wordt dan verwezen naar het rijke verenigingsleven van toen. Wie echter deze aflevering aandachtig leest moet toegeven dat het in Spoolde nog gonst van de activiteiten. Ze hebben misschien niet die vanzelfsprekende regelmaat van toen, zijn soms wat incidenteler van aard, maar geven wel aan dat mensen iets met elkaar willen.
De Papenacker, het wijkblad van Spoolde Dertiende jaargang nr. 24 / april 2009
Oproepen Als je deze Papenacker goed doorleest is er nog iets dat opvalt: er worden nogal wat oproepen gedaan. Niet enkel de omroep om aan iets mee te doen, maar ook het verzoek om mee te denken of suggesties aan te dragen en zo zelf ook mee invulling te geven aan een bepaald initiatief. Hier zijn de invloeden van het interactieve tijdperk merkbaar. Hopelijk blijven de reacties niet uit, want wil er werkelijk iets uit groeien dan moet het Papenacker nr. 24; april 2009
197
Redactie-adres: E-mail: Website: Overige redactie: Jeugdredactie: Administratie: Druk: Oplage: Verschijning: Verspreiding:
colofon
De Papenacker t.a.v. Henk Tuinman Meenteweg 24 8041 AV Zwolle ✆ 038-4218543 papenacker@hotmail.com home.zonnet.nl/papenacker/ Pier Karenbeld ✆ 038-4224952 Hanneke van Vilsteren ✆ 038-4212107 Sabine Wevers ✆ 06-48964311 Suzanne Tuinman ✆ 038-4218543 Kitty Schottert ✆ 38-4227960 Herman Nagelmaeker ✆ 038-4219390 Afd. repro, gem. Zwolle 460 exemplaren 2 keer per jaar Huis-aan-huis in Spoolde, abon- nees per post en via diverse punten in Spoolde en Westenholte.
Kop
Papenacker
-
198
zo dat zit erop
Pier Tien jaar "Pier Papenacker" zit erop. Het idee om zoiets te maken is zo geboren. Je kent het wel, kletsen aan de bar in het buurthuis. Wel op een avond dat je er zelf niet was. Het uitvoeren is toch een ander verhaal. Vooral de beginperiode van Papenacker was lastig. Maar...... het is gelukt. Ik heb nu wel redelijk beeld van wat jij allemaal voor de Papenacker hebt geschreven. En dat is dan alleen nog maar de Papenacker! Zo'n overzicht kan geen kwaad. Dat heb je inmiddels zelf ook al gemerkt. Alle artikelen zijn nu weer digitaal voorhanden en de bijhehorende foto's en illustraties. Als je dit leest heb je toch bijna 200 pagina's doorgeworsteld. Terugkijkend.. lijkt me dat geen straf lijkt mij. Hopelijk kan Spoolde en kunnen wij als redactie nog lang genieten van de artikelen van je in de Papenacker. Als je zo je oor te luisteren legt is er toch een vaste schare liefhebbers van zijn artikelen over de hsitorie van Spoolde. En... er gaat ook een exemplaar van deze "Pier Karenbeld Papenacker" (met de pdf) naar het Historisch Centrum Overijssel. Dan weten we zeker dat de artikelen goed bewaard blijven voor later. Henk
Papenacker 10 jaar Pier
199
colofon Teksten
Pier Karenbeld
Bijdragen van Vormgeving
Sabine Wevers, Hanneke van Vilsteren, Henk Tuinman. Suzanne Tuinman, Kitty Schottert, Eelco Wevers, Femmie van der Zwaan
E-mail: Website:
papenacker@hotmail.com home.zonnet.nl/papenacker/
Druk: Oplage:
Zwolle 4 exemplaren
Henk Tuinman
Š april 2009 Papenacker 10 jaar Pier
200
fotopagina
Papenacker nr. 18; april 2006
201
Kop
Papenacker
-
202