5 minute read
Schelde en Leie
De Schelde en de Leie in Gent
DEEL 1
Wie van ons durft beweren dat hij onze twee waterlopen die hier in Gent samenvloeien, niet kent? Edoch misschien is de kennis eerder beperkt en zeker indien we er even de geschiedenis bijhalen. Jaren geleden, bij een opmerking tegen een niet-Gentenaar, over de moeilijke inbouw van een ondergronds netwerk voor openbaar vervoer, wegens de moerassige ondergrond, kreeg ik de wind pal frontaal van voren. Gent een moeras? Dat was toch totaal van de pot gerukt?
Op de voorgevel van de vismijn aan het St Veerleplein (foto hierboven) prijken Schelde en Leie in volle glorie. Over de namen lijkt men het onderhand eens dat ze van Keltische oorsprong zijn:
Lewia Leie
Scaldis Schelde
Ganda Gent
Keren we even terug naar het begin van onze jaartelling, toen we de inwoners hier nog Menapiërs noemden (voor de geschiedenisliefhebbers onder ons). Het gebied zag er redelijk vlak uit, met hier en daar een heel kleine verhevenheid. Eén ervan was duidelijk veel hoger dan de anderen: het was dan ook een zogenaamde getuigeheuvel, met een heel andere ondergrond dan de omliggende gelanden. Die heuvel steekt een twintig meter uit en ligt vandaag gemeten, ongeveer dertig meter boven de zeespiegel. Rondom waren er enige zandruggen (dekzandruggen) te zien, die ook wel een tiental meter hoog konden worden. Het land werd door het water in vele, vele eilandjes opgedeeld. Tot in de 19e eeuw telden we er meer dan 25! Op het plan hieronder is de Blandijnberg, de al vermelde getuigeheuvel, duidelijk op te merken, met een spie van het ZO naar NW.
Op het plan hieronder is de Blandijnberg, de al vermelde getuigeheuvel, duidelijk op te merken, met een spie van het ZO naar NW.
De Leie kiest de Westkant van de heuvel, de Schelde de Oostkant. Op het plan valt op hoeveel meersen er aangegeven staan: lage weilanden en akkers die gemakkelijk overstromen. Probeer vooral niet te zoeken naar de plaats waar later ons begijnhof zal ontstaan.
Het volgend plannetje is misschien al iets meer begrijpelijk, maar het bevat een paar foutjes. Het plan is vooral interessant omdat het de verhoging van de Blandijnberg (met St Pieters) en de uitlopers tot voorbij de Zandberg toont.
De plannen zijn al heel moeilijk met elkaar te vergelijken. Op het tweede plan zijn twee waterlopen aangeduid met een naam die er lijkt op te wijzen dat ze deel uitmaken van het originele vaargeulplan van de Leie en de Schelde: de Nieuwe (voorbij de Ottogracht en naast het Sluizeken) en de OpperSchelde, langs de steile wand van de Blandijnberg. Een teleurstelling misschien, maar zo goed als zeker zijn beiden gegraven waterlopen…
Meer waarschijnlijk is volgende tekening voor de belangrijkste rivierbeddingen een redelijk historisch correct plan. Ze zijn ingetekend op een hedendaagse plattegrond.
Voorbij Afsnee splitst de Leie zich op in twee armen. Een bypass ter hoogte van de Gordunakaai maakt een tussen- verbinding. De noorder-Leie dwarst de Waldam, een van de drie dammen van de stad. Verder stroomt het water langs de huidige Odysee campus naar de Rabotbuurt, voorbij het begijnhof St Elisabeth. Daarna wordt de Lieve gekruist en loopt het tot bij het huidige Neuseplein om dan via het Meerhem terug zuidelijk af te buigen (met een groot vraagteken… wellicht volgde de Leie een nog meer noordelijke koers) en verbinding te maken ter hoogte van het huidige Sluizeken met de andere arm die dwars door de stad loopt en waarop na het Kuipgat (ter hoogte van het justitiepaleis) de Leiehaven, tussen bruggen uitgebouwd werd (zie verder). Het is deze arm die zich aanschurkt tegen de westzijde van de Blandijnberg. Het verhaal eindigt voor de Leie met het doorsteken van de Steendam (Rode Torenstuw) en haar uitmonding in de Schelde bij de huidige kapel van het St Lievenscollege. Een flinke toer, met veel tussenliggende grachten en kanaaltjes. Brugge lijkt zijn naam wel gestolen te hebben…. Gent was het echte Venetië van het Noorden (vergeten we even Amsterdam). Vanuit deze zomerbedding worden ’s winters hectaren land (meersen) overstroomd waarmee de zogenaamde winterbedding gevormd wordt. De vele grachten en kanaaltjes in de stad zijn hier niet aangegeven op het plan. Zij behoren zo goed als alle tot het stroomgebied van de Leie.
De Schelde, met een sneller verval en al een beetje lager gelegen, passeert de stad in feite rakelings. Maar ook hier is de oude bedding amper herkenbaar. En ja, de Reep is zowat het meest herkenbare en langste stuk bedding. De Schelde komt van Zwijnaarde, steekt de huidige Ringvaart over, en komt zo redelijk parallel met de Hundelgemsesteenweg het stadsgebied in en loopt tussen de Bellevuewijk en de Stropkaai door. Het lijkt rechtdoor te gaan, tot tweemaal toe, maar zo gaat dat niet. De Schelde stoot al snel tegen de Blandijnheuvel bij haar binnendringen op het grondgebied van de (huidige) stad. Een ommetje lijkt aangewezen, maar volg goed hoe dat loopt… Het water volgt zo ongeveer de huidige Tentoonstellingslaan en kruist het Zuidpark.
Zo goed als onder Terplatenbrug kan je nog de toegang tot de oude bedding zien (foto hieronder). De stroom zorgt voor een grote meersoppervlakte, vandaag nog steeds gekend als de Muinkmeersen. Zij passeert de verhoogde Brabantdam met de Braemgaten en loopt verder langs de heuvel weg aan de oostzijde om nadien het Leiewater te ontvangen. Zie ook verder in deze tekst. (Dit was deel 1)