10 minute read
Schelde en Leie
De Schelde en de Leie in Gent
DEEL 2
Advertisement
Alvorens ons nog verder te verdiepen in het water, wil ik toch even wijzen op de vele ‘bergen’ die de stad kent… Blandijnberg, Kantienberg, Kattenberg, St Kwintensberg, Zwaluwenberg, Zandberg, Onderbergen, Galgenberg, Wispelberg, Ledeberg, St Amandsberg, … Vele van die hoogtes werden in de loop der eeuwen verlaagd tot het omliggende niveau en zijn vandaag nauwelijks nog op te merken.
Maar keren we nog even terug naar onze tijdas en houden we halt in de 10e eeuw. Er start een economische bedrijvigheid, die uiteindelijk de oorzaak zal worden van het uitgroeien van de bestaande kleine (handels) nederzettingen naar mekaar toe en het ontstaan van de stad Gent. Bij de Schelde was er al een grote activiteit ter hoogte van de St Baafsabdij. Aan de Reep, bij de zogenaamde Wijdenaard was er ook een mooie natuurlijke aanlegplaats beschikbaar voor boten. Op het Leiewater werd een haven uitgebouwd aan de overzijde van deze lichte verhoging, uitloper van de Zandberg, ter hoogte van de Koornaard en de Hooiaard. Vandaag kennen we, op de eerste na, die plaatsen nog: het bisdomplein ligt aan het water bij de oude Wijdenaard. De Leiehaven kennen we als Graslei en Korenlei, vroeger de ‘haven tussen bruggen’. De boten in gebruik waren aangepast aan de rivieren: voor Schelde en Leie waren die wat groter. Voor Lieve en andere kleinere waterlopen waren ze kleiner. Het waren platbodems met een diepgang van hooguit 1.00 m en een lengte tot 20 m. Draagkracht pakweg 15 – 20 ton voor de seien (voor kleine waterlopen: Schipgracht, Durme, Kale), tot 60 ton voor pleiten, maar nooit te hoog geladen voor bruggen en stuwen. Voor de volledigheid vermeld ik hier ook nog de kleinere heemers, gebruikt voor alle mogelijke doeleinden. De afbeeldingen met de grotere zeilschepen dateren alle van latere datum. Het principe van sluizen bestond nog niet. Stuwen waren niet haalbaar voor grotere boten.
Schelde en Leie hadden wel enig verval tussen Oudenaarde en Gent, en Kortrijk en Gent. Beide rivieren vormden grote meanders naarmate ze stad Gent naderden. Het rechttrekken van de vaargeul deed die meanders verdwijnen, maar ook voor de Schelde zijn die nog steeds te zien voor wandelaars en fietsers. Voor de Leie zijn ze nog voor een groot deel aanwezig. Kijk maar wat een prachtig waterverhaal te zien is voorbij het kasteel van Ooidonk naar Gent toe! Hoe verliepen die waterlopen verder, de huidige stad in? Op de vorige plannen kregen we beide rivieren afzonderlijk te zien in hun bedding rond 800 na Christus. Hierna een beeld met vele (vooral geen compleet beeld) min of meer belangrijke waterlopen in het Gentse. De bijgekomen waterlopen liggen bijna allemaal in het stroombekken van de Leie. Op het plan worden de wellicht oorspronkelijke rivierbeddingen aangeduid, op een huidig stratenplan, met de gegraven waterlopen en dat zijn er meer dan hierboven opgesomd…).
Alleen, Leie en Schelde hadden niet dezelfde waterhoogte. De Schelde vloeit op een lager niveau dan de Leie. En ’s winters had men af te rekenen met langdurige overstromingen, tot in de stadsbuurten zelf. Er werd niet voor niets gesproken over een winter- en een zomerbedding. En in droge perioden kon het water wel eens heel laag staan in de beddingen, zodat scheepvaart, zelfs met de platbodems, zo goed als onmogelijk werd. Daarbij komt nog dat de stad een goede waterbeheersing en grachtengordel kon gebruiken ter verdediging van zijn grenzen. Een degelijk plan om het waterniveau te beheersen was een ingrijpende en ingewikkelde denkoefening. Krommingen werden rechtgetrokken, kanalen werden gegraven, stuwen die het water tegenhielden werden gebouwd. Die stuwen hadden wel een overloop of bypass nodig: dergelijke bouwwerken gebeurden altijd in een min of meer droge bedding en waren niet op één dag afgewerkt. Het resultaat is al heel snel (allez, na decennia…), een verweving en verstrenging van rivieren, kanalen, grachten, dammen, stuwen (al dan niet overbrugbaar met de boten), gaten, rabotten en bruggen.
Twee nog steeds van de meest zichtbare gegraven kanalen in de stad zijn: De Ketelvest, heel oorspronkelijk wellicht eerder een droge verdedigingsgracht, op het laagste punt tussen de twee belangrijkste zandruggen in, waar later een directe verbinding kon tot stand gebracht worden tussen Leie en Schelde, met het probleem van het niveauverschil dat opgelost werd met een stuw, de Braemgaten genaamd. Die stuw leidde het water door een kunstmatige dam die het water diende te bedwingen en de stad beschermen, jawel: de ‘Brabantdam’ die de vrije doorgang vanuit de stad naar het Zuid-oosten mogelijk maakte. De Opperschelde langs de Blandijnrug, een rechttrekking van de slingerende ‘Oude Schelde’ door de Muinkmeersen. Wat is dat nu weer? Is het water onder de St Pietersabdij dan geen Scheldewater? Natuurlijk wel, maar het is niet de originele bedding. Hierna nemen we deze draad terug op.
Eén van de toen gegraven kanalen is verdwenen en bestaat alleen nog in naam: de Houtlei, oorspronkelijk een verdedigingsvest. Hierboven een beeld van de oude samenloop met de Leie aan het Appelbrugparkje bij de Jan Breydelstraat.
Eeuwen later werden nog drie kanalen toegevoegd: de Coupure (1751), zoals we die vandaag nog kennen, de Visserij (1752), een beter bevaarbare bypass voor de Nederschelde, ook het Rommelwater genoemd, en al vroeger de rechttrekking van de Franse vaart (wie naar de Brusselse steenweg rijdt, gaat erover, na de Schelde voorbij te zijn, zie foto).
De Visserij, ook het Rommelwater genoemd, dankt zijn naam aan de vele molens en de industrie die op het eiland tussen Nederschelde en Visserij gebouwd werden.
Maar laten we onze blikken even richten op de Muinkmeersen. Hoe kwam het water daar terecht en hoe was de loop van de rivier? En wat werd er bij gegraven? Keren we terug naar de eerste plannen van dit artikel.
Foto hier boven, een wijds beeld van de Muinkmeersen met de vele bleekweiden (Wynants). Plan 1837
De Schelde komt de stad binnen langs de Stropkaai. Bij Ter Platen kiest ze daar een meer oostelijk gerichte bedding, min of meer de huidige Tentoonstellingslaan volgend. Ergens ter hoogte van het gedenkteken voor WO I in het Zuidpark (dat met die oude zuilen, afkomstig van het oude Zuidstation!), steekt de Schelde de Muinkmeersen over, volgt min of meer de Frère Orbanlaan naar de Zuid en draait daar weer even Westwaarts, tot ter hoogte van de huidige brug aan het begin van de Lammerstraat. Met een korte bocht keren we dan terug naar de Brabantdam, later aangelegd om met droge voeten van Gent richting het Brabantse land te gaan.
De Braemgaten is een reusachtige stuw met watermolen, die het waterpeil in de stad controleert; eens daar voorbij gaat het richting Reep (afbeelding Braemgaten met molen, Wynants). Het is raar, maar aan het Van Eyck zwembad is het de Schelde (Reep) die een korte bocht naar rechts maakt en de Leie die er zo maar bij komt. En dan gaat het langs ons begijnhof richting Keizerpoort. ‘Ter Hoyen’, een naam die verrassend genoeg minder te maken heeft met hooi, maar eerder met ‘vruchtbaar land’… Een linkse knik richting Heirnis en de Schelde stroomt de stad weer uit. Uit het parcours mag blijken dat de Schelde eerder langs de oude stad stroomt, die op het St Baafsdorp na quasi volledig aan de linkeroever ligt van de stroom. De uitdrukking, Gent ligt aan de Schelde krijgt hiermee een andere inhoud. Gent is misschien wel eerder een Leiestad… De Schelde was de rivier die getemd moest worden. Al in de vroege middeleeuwen werden delen recht getrokken. Dat gekronkel tussen Ter Platen en Lammerstraat werd voor de scheepvaart fel verbeterd door het graven van een kanaal van Ter Platen naar diezelfde Lammerstraat. Vanaf dan was het redelijk rechtdoor, langs de wijngaard van de St Pietersabdij. Het graven van de Ketelvaart zorgde voor problemen wegens de verschillende waterstand, maar dat werd vlotjes opgelost door stuwen. De plaats van graven was goed gekozen: de grootste hoogte van de Blandijn werd vermeden. Het kanaal was pakweg 800 m lang. Ten overvloede: ter hoogte van de Blandijn zelf liggen de beddingen van Leie en Schelde amper 600 m uit elkaar. De Leie maakt wel een hele toer in, door de stad, om zich in te voegen in de Schelde… Het water bleef voor problemen zorgen in de winter en een overloop was aangewezen. Die werd gegraven tussen de Muinkmeersen en de Nederschelde. Die overloop sneed ook door de Brabantdam (vandaag in het gedeelte Lange Violettestraat), liep langs ons begijnhof zo door naar de Nederschelde. De dam werd onderbroken met een brug: de Vijfwindgatenbrug, met een grote stuw om de waterstand te regelen. Onder de Lange Violettestraat zouden nog restanten aanwezig zijn van die stuw. De brug had vijf bogen, gaten, vandaar de naam, alle met een stuw. Waar lag die doorsteek eigenlijk? Wel wellicht net onder de huizen van de Vijfwindgatenstraat met de onpare nummers. En die ‘wind’? Niets te maken met wind, maar alles te doen met de ‘wind’-assen om de stuwbalken op te trekken.
Het water stak de Brabantdam over en liep zo ongeveer door de inrijpoort van het flatgebouw, naast onze inrijpoort van de parking, foto hiernaast.
Omdat het kanaal tot de verdedigingsgordel behoorde van de stad, werden een muur en torens gebouwd. De ruïne van een van die torens is nog altijd zichtbaar in de tuin van het groothuis (als de poort openstaat is hij zichtbaar), foto hiernaast.
De Nederschelde, na het samenkomen met de Leiewater, was ook niet zo eenvoudig bevaarbaar; een parallelle ‘coupure’ werd gegraven, de huidige Visserij. Ook ruim voor Ter Platen werd een doorsteek gegraven, rechtdoor naar Heirnis. Wellicht was dit oorspronkelijk een verdedigingsgracht die de naam Rietgracht kreeg. ‘Rietgracht’ is de naam die her en der opduikt als het over een rand-verdedigingsgracht gaat. Diens loop, van Stropkaai tot Vlaamse kaai, ontloopt al helemaal de stad. Waanzinnig werk, met schup, steekkarretje en mankracht. Wat hier in de middeleeuwen al gerealiseerd werd… De bedding van de Schelde verdween, opgevuld, deels vervangen door een riool, nog lange tijd een stinkende waterloop. Het laatste stuk dicht bij ons aan de oude Vijfwindgaten verdween pas in 1939. Het naburig flatgebouw is niet voor niets van recentere datum.
Wie meer wil zien qua beeld en plan, kan steeds terecht bij de Beeldbank Gent of bij het archief van de UGent, lib. Ugent.be.
Bronnen:
• Ghendtsche Tydinghen, M. Van
Wesemael , ‘Neen, de Oude Schelde is niet altijd oud geweest’, 1983 • Getemde rivieren, F. Gelaude , 2021 • Kaarten en plannen van Gent 15342011, A. Coene en M. De Raedt, 2011 • Historische atlas van Gent, A.
Capiteyn, L. Charles, M.-C. Laleman • Gent op de wateren en naar de zee,
J. Decavele, R. De Herdt 1976 • Een Hollands soldaat (nota red.: J.J.
Wynants) penseelt Gent, R. De Herdt, 1989 • Het Gentse Zuidstation, G. Rogge, 2016 • Beeldbank Gent