SEM en de voorbeelddieren
Giel de Winter & Nicole van Dooren
Sem is op schoolreisje naar de dierentuin.
Hij zit in het papegaaiengroepje.
Samen met de meester.
‘O, kijk, de ijsberen!’ gilt Sem enthousiast.
‘Sstt! Zo jaag je ze weg,’ moppert een vrouw.
‘Ik zie niks!’ zegt Sem.
‘Je moet ook netjes op je beurt wachten.’
‘Ik wil niet op mijn beurt wachten!’ gilt Sem. ‘Ik wil...’
‘Stop, hou op!’ roept de meester.
‘Kan ik niet,’ zegt Sem, ‘ik weet niet hoe. En ijsberen zijn stom.’
‘Joehoe! De apen!’ zegt Sem.
‘Ga slingeren en gek doen!’
Maar de apen doen niks.
Ook niet als Sem aan het hek rukt.
Dan pakt Sem een handvol steentjes en gooit die naar de apen.
‘Stop, hou op!’ roept de meester.
‘Kan ik niet,’ zegt Sem, ‘ik weet niet hoe. En apen zijn stom.’
‘De olifanten!’ juicht Sem. ‘Kom dan, dikbillen!’
‘Jij bent zelf een dikbil!’ zegt Sara uit zijn groepje.
Sem voelt een boosbui in zijn buik. Hij wil die stoppen, maar het lukt niet.
De boosbui knalt naar buiten. Sem krijst de hele dierentuin bij elkaar.
‘Stop, hou op!’ roept de meester.
‘Kan ik niet,’ zegt Sem, ‘ik weet niet hoe. En olifanten zijn stom.’
Als de meester even niet kijkt, loopt Sem weg. Hij sjokt langs de hokken met dieren. Maakt van zijn handen een vuist. Schopt tegen een lege beker. En zegt tegen zichzelf: stomme stommerd!
Sem gaat op een steen zitten. Hij slikt een traan weg.
Was ik maar niet weggelopen, denkt hij.
‘Kra! Kra!’
Sem schrikt. Er zit een papegaai op zijn pet.
Ze geeft Sem een snavelkusje.
‘Wil jij me helpen?’ vraagt Sem, met een glimlach.
‘Ik ben de meester kwijt.’
De papegaai vliegt weg en komt snel weer terug.
‘Gevonden!’ krast ze. ‘Kom maar achter me aan.’