INHOUDSOPGAVE
4 10 16 17 18 22 24 28 30 31
RECTIFICATIES
4 10 16 17 18 22 24 28 30 31
RECTIFICATIES
Onlangs is ontdekt dat de afbeelding die van kasteel ’t Hof in Maasbommel bekend was helemaal niet van dat kasteel is maar van het slot in Heusden. Bij het R(ijksbureau) K(unsthistorische) D(ocumentatie) is door John Raggers wèl een afbeelding van het èchte Hof(ke) gevonden, getekend door Abraham Rademaker begin 18e eeuw. Daarop is een ronde toren te zien. Een mooie vondst, die verder historisch en/of archeologisch onderzoek mogelijk maakt. De Stichting Historisch Maasbommel wil in elk geval meer aandacht gaan besteden aan de geschiedenis van het voormalige Hanzestadje
KWARTIERSTAAT JOHANNES GERARDUS SCHENK PIET VAN ERP
MUSEUMNIEUWS –MUSEUM TWEESTROMENLAND
REACTIES VAN LEZERS
Paul Franzen heeft in maart in Wijchen een lezing gegeven over de Romeinse villa’s in onze streek. Vooral die aan de Waalkant liggen in een rechte lijn en enkele ook nog op een regelmatige afstand van elkaar. Aan die villa’s zou best meer aandacht besteed mogen was worden, al was het maar door ze in het landschap zichtbaar te maken.
COLOFON
Heel recent is bekend geworden dat Stichting KleiGoed Maas en Waal in het Bondsgebouw in Druten aan de Kattenburg een expositieruimte gaat inrichten. De Stichting houdt zich bezig met verzamelen van gegevens, documenten en materialen van de (bijna) vergeten grofkeramische industrie in Maas en Waal. In de expositie zal vooral aandacht worden besteed aan (de producten van) de voormalige steenfabriek Dericks&Geldens uit Druten. Dan het nieuwe nummer van Tweestromenland. Dat biedt zoals gebruikelijk weer een mix van artikelen. Gert en Hans Luijk vervolgen hun drieluik over de onderwijzersfamilie Kerssemakers met een bijdrage over Jan, hoofdonderwijzer in Puiflijk. Marike de Valk levert een verhaal over Hofstede D’Lijnde in Beuningen, Jan Jansen over het Kapittelhuis in Wijchen. Heimerick Tromp vervolgt zijn verhaal over Margaretha van Delen, vrouwe van Druten, en haar kunstverzameling. Piet van Erp vertelt over Coba en Tinus Schenk uit Balgoy, voorzien van een Kwartierstaat. Het Museum Tweestromenland levert een bijdrage en er zijn enkele reacties van lezers binnengekomen.
De redactie wenst u veel leesplezier!
In Tweestromenland nr. 194 (december 2022) stond het eerste deel van de serie over de onderwijzersfamilie Kerssemakers in Maas en Waal in de 19e eeuw. Hier het tweede deel, over Jan Kerssemakers, onderwijzer in Puiflijk.
Jan Kerssemakers wordt als Johannes Jacobus Kerssemakers geboren om 6 uur ’s morgens op donderdag 25 mei 1826 in Sint Oedenrode. Zijn vader is Piet Kerssemakers, onderwijzer in die plaats, en zijn moeder Helena van der Heijden. Jan volgt de opleiding voor onderwijzer, waarschijnlijk aan de kweekschool in Den Bosch. Hij is nog geen achttien jaar oud als hij zijn diploma behaalt. Op zijn twintigste wordt hij hulpondermeester bij zijn vader in Nuland en leert de kneepjes van het vak. In datzelfde jaar overlijdt zijn moeder.
Jan trouwt op 21 november 1856 in Puiflijk met Cornelia Elizabeth (van) Hoogstraten. Ze hebben elkaar waarschijnlijk leren kennen gedurende de periode waarin Jan waarnemend hoofd van de school in Puiflijk is. Jozef de Wijze, de toenmalige hoofdonderwijzer, is oud en ziekelijk en Jan Kerssemakers neemt hem in deze periode waar.
Jan en Cornelia krijgen twee kinderen. Helena wordt op 13 februari 1858 geboren. Ze zal als kind van 9 jaar overlijden. Op 27 januari 1861 wordt Piet geboren. Hij overlijdt al op 18 juli van datzelfde jaar. Zijn moeder sterft twee weken na de bevalling aan de complicaties daarvan. Jan blijft met dochter Helena achter. Waarschijnlijk zal Jan zijn geholpen door zijn schoonmoeder en haar familie, die bij hem om de hoek woont.
Drie jaar is Jan weduwnaar als hij Elisabeth Jurgens leert kennen. Ze trouwen op 17 februari 1865. Elisabeth komt uit Wanroij, waar haar vader gemeenteontvanger is. Ze krijgen zeven kinderen, waarvan er maar drie de volwassen leeftijd bereiken. Op 7 februari 1866 wordt een tweeling geboren: Petrus (Piet) en Bernardus. Piet sterft als kindje van anderhalf jaar oud. Twee weken daarna sterft ook het tweelingbroertje Bernardus. De geboorte van zoon Willem volgt in 1871. Hij sterft als kind van twee jaar. Daarna volgen drie kinderen die gelukkig wél volwassen worden. Het zijn een zoon (Willem) en twee dochters (Helena en Cornelia). Willem wordt later burgemeester van Raalte (1900-1934). Helena wordt zuster in de Congregatie van Onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid in Tilburg. Zij leeft daar onder de kloosternaam Maria Rosalina. Helena heeft de opleiding voor onderwijzeres gevolgd. Cornelia gaat in Rotterdam wonen en overlijdt daar ongehuwd op 17 maart 1951, waar zij op Crooswijk wordt begraven.
Bovenaanzicht van het buurtschap de Hucht. 1: Plaats van de oude jongensschool;. 2: Boerderij waar Jan als hoofdonderwijzer met zijn gezin woonde 1834 – 1903; 3: Schoolmeestershuis waar het gezin woonde tot 1834; 4:Conferentiehuis waar Jan de laatste jaren van zijn leven woonde en is overleden; 5: De nieuwe kerk met daarnaast de pastorie. (Bron: Google Maps).
Gelderland is verdeeld in acht schooldistricten met elk een schoolopziener. Puiflijk valt onder het eerste district en de opziener is dominee J.G. Veltman uit Waardenburg. Het is daarom te verwachten dat bij het werven en aanstellen van leerkrachten de voorkeur wordt gegeven aan protestante onderwijzers. Het gemeentebestuur van het overwegend katholieke Puiflijk stelt echter nog vóór de invoering van de Schoolwet van 1857 een katholieke onderwijzer, Antoon van der Wielen, aan op de school van Puiflijk. Hierdoor heeft Puiflijk de eerste katholieke onderwijzer binnen het Land van Maas en Waal.
Mr. Henricus Wijnbeek is ’s lands hoofdinspecteur voor het gehele onderwijs, behalve universiteiten. In 1835 bezoekt hij de school in Puiflijk en vermeldt in zijn verslag:
‘… een aardig, nieuw schoollokaal (…) groot genoeg voor het zestigtal leerlingen door welke de school bezocht wordt. De meubelen zijn insgelijks, zoals het behoort…’ Maar zeventien jaar later wordt daar door de gebruikers van de school heel anders over gedacht.
Op 14 november 1851schrijven Jan Hoogstraten en zeventien andere bewoners van Puiflijk een brief aan het gemeentebestuur waarin ze vertellen dat de school te klein is. Ze willen dat de gemeente een nieuwe school bouwt die groot genoeg is voor het groeiende aantal kinderen. Ze willen daar ook een nieuw schoolmeestershuis bij. De raad neemt op 29 juli 1852 een besluit. Architect G. Gradussen uit Winssen zal het bestek en de tekeningen maken en er wordt een bouwcommissie aangewezen. In 1855 wordt de afgekeurde school gesloopt en op dezelfde plaats een nieuwe met meesterwoning gebouwd.
Onderwijzer Jozef de Wijze krijgt na zijn dood in 1855 een opvolger in Johannes Jacobus Kerssemakers, weer een katholiek. Het voorstel komt van de pastoor uit Appeltern, Petrus Paulus Kersten, geboren in 1801 in Puiflijk. De invloed van pastoor Kersten is groot geweest. Twee katholieke broers worden binnen het district benoemd, in 1853 Gerard Kerssemakers in Appeltern en drie jaar daarna zijn oudere broer Jan in Puiflijk.
Jan Kerssemakers moet eerst een examen afleggen voor het gemeentebestuur van Druten. Hij is ‘… de meest bekwaam en geschikt, terwijl de sollicitant ook bovendien gedurende de tijdelijke waarneming dier vacante school voldoende bewijzen van goed zedelijk gedrag en bijzondere geschiktheid voor het onderwijs heeft gegeven.‘
De hoogte van het schoolgeld is per dorp verschillend en hangt af van hetgeen het kind wil leren. Alles bij elkaar zal Jan Kerssemakers een inkomen hebben gehad van een paar honderd gulden per jaar. In 1861 bedraagt Jan’s gehele inkomen, inclusief bijbanen zoals bijhouden van het uurwerk, het stoken van de kachel, het opruimen van het schoollokaal ed., 350 gulden. Maar daarvan moet hij weer vijftig gulden aan huur voor akkerland aan de gemeente afstaan. In 1873 wordt zijn traktement bijgesteld. De netto opbrengst van het stukje grond wordt op fl 50,- geschat. Daarnaast ontvangt Jan fl 375,-.
De jaartoelage vanuit het rijk is fl 60,-. De Raad van Druten besluit in 1877 ‘Overwegende de trouwe pligtsbetrachting dien onderwijzer en zijne belangstelling in het onderwijs (…) met 1 Januari 1877 het traktement van den hoofdonderwijzer te Puiflijk te verhogen met fl 50,- en zoo vast te stellen op fl 425,- ’s jaars, te betalen uit de gemeentekas en waarbij nog komt de zuivere opbrengst van het stukje tabaksgrond berekend op fl 50,- dus tesamen fl 475,-. ’ Zeven jaar later komt daar nog eens 50 gulden bij.
Het gemeentebestuur geeft in 1876 toestemming voor sloop en openbare verkoop van ‘… eenig nog overgebleven afbraak (…) van de oude school en meesterhuis…’ te Puiflijk. Eind 1885 reageren Gedeputeerde Staten op de rapportage van de schoolinspectie waarin het onderkomen van de leerlingen beneden de voorschriften is beoordeeld. Vooral de ventilatie is slecht. Het gemeentebestuur wijst er op dat school en meesterhuis in prima staat verkeren, ze zijn zelfs enkele jaren geleden helemaal vernieuwd. Gedeputeerde Staten zullen kort na 15 april 1886 komen kijken. De burgemeester dringt er nog eens op aan te zorgen dat de verbeteringen klaar zijn als de inspectie komt. En dat geldt in het bijzonder voor het schoollokaal van Puiflijk, want dat staat zowat op instorten.
In de eindejaarvergadering van1885 wordt door de gemeenteraad van Druten besloten tot de openbare verkoop van het sloopmateriaal van het dak van de woning van het hoofd der school te Puiflijk. Deze verkoop zal plaats hebben op donderdag 17 december 1885. Het huis zelf is nieuw gebouwd op ‘de Hucht’, rechts van de school en grenzend aan het café van Henricus Worsseling. Rond 1890 gaat het gezin Kerssemakers aan de linkerkant van de school wonen. Het is een boerenhuis dat (ca. 1980) wordt bewoond door de familie Fenten.
Het schoollokaal van Puiflijk wordt denkbeeldig in drie klassen verdeeld en de hoofdonderwijzer rangschikt de leerlingen ‘naar de mate hunner bekwaamheid’. Het kan dus best voorkomen dat een leerling enkele jaren op
dezelfde plaats blijft zitten voordat hij naar een volgende klas gaat. Jongens en meisjes zitten gescheiden in het lokaal. Met een beetje ‘pech’ betekent dat, dat de meester zes klassen binnen één lokaal moet onderhouden.
Overgangsrapporten kent men niet, schoolplicht evenmin. De school moet wel het hele jaar open blijven. In de zomertijd, van mei tot en met september, blijven veel kinderen thuis en werken mee met hun ouders op het land of in de huishouding en als oppas voor broertjes en zusjes. De schoolmeester is die tijd ook druk met bijbaantjes en het verzorgen van zijn eigen akker.
In 1861wordt het reglement van de school aangescherpt. In de laagste klas gaan de kinderen het schoolgeld van fl 1,- betalen. In de hogere klassen fl 1,25. Voor fl 2,- kan men de avondschool volgen en wie meer uitgebreid onderwijs wil volgen moet fl 4,- op tafel leggen. De boeken en schoolbenodigdheden moeten na schooltijd door de schoolmeester worden bewaard. Ieder kind krijgt per jaar één lei en één penhouder. In de laagste en de middelste klas worden per maand één, in de hoogste klas twee schrijfboeken, zes pennen en vier griffels uitgereikt.
De middelen worden vaak niet onbeschadigd op school terug gebracht. Waarschijnlijk door ‘… Onachtzaamheid, luiheid of andere verkeerdheden tijdens het schooljaar …’. Dit heeft, als overleg met de ouders niet helpt, tot gevolg dat de leerling zonder genade uit de school wordt gestuurd.
‘Commissie ter wering van Schoolverzuim’ moet komen. Op 5 februari 1901 stelt de gemeenteraad van Druten een huishoudelijk reglement voor zo’n Commissie op en vier maanden later is voor wat Puiflijk betreft die zaak rond. Op 75-jarige leeftijd wordt Jan Kerssemakers voorzitter. De commissie vergadert in het lokaal van de openbare school op de Hucht.
Nog voor zijn aanstelling in Puiflijk is Jan lid van het Schoolonderwijzersgezelschap, de vakvereniging van het district Druten. Deze groep, opgericht 8 juli 1820, komt maandelijks bijeen om het vak te verdiepen door studie en bijdragen. Jan is daarbij een constante factor en zegt bijna geen bijeenkomst af.
De Hucht te Puiflijk begin 20e eeuw. Het huis, rechts van het midden met de raamluiken, is de boerderij naast het schoolmeestershuis. Het huis rechts op de voorgrond is gesloopt. Er staat nu (2019) een verzorgingshuis. De schuren links zijn gesloopt en er staan nu woonhuizen. (Bron: facebook.com/oudpuiflijk).
De scholen hebben soms zestig tot honderd jongens en meisjes in één lokaal. Daarbij moet het optreden van de schoolmeester wel hard en direct zijn geweest. Tussen de rauwe jongens raken de meisjes in de verdrukking. Daar moet een oplossing voor worden gevonden. Die zal er komen door de vestiging van het zusterklooster in 1898.
Jan Kerssemakers moet het met die grote klassen moeilijk hebben gehad. Hij is een onderwijzer van de oude, degelijke stempel. Keurig, stipt, deftig, erg aan de verstandelijke kant en knap droog. Een oud leerling van hem (de latere onderwijzer Kees van de Pol) vond hem streng en een ongemakkelijk heerschap. Jan Kerssemakers moet een van de laatste schoolmeesters zijn geweest die voor zijn klas staand een lekkere pruim kauwde. En dat is heel logisch. In Puiflijk en omgeving werd veel tabak geteeld. Ouderen maar ook jongeren pruimden. Het stond stoer met zo’n pruim in de mond. Jan gaf daarbij het slechte voorbeeld.
Jan Kerssemakers is, net als zijn broers/ onderwijzers, niet enkel de onderwijzer voor de klas. Hij is een betrokken onderwijzer. Betrokken bij de Commissie ter wering van Schoolverzuim, het Schoolonderwijzersgezelschap, het zangkoor, de armenzorg en boekhouder van het polderbestuur.
In 1901 wordt het ouders verplicht hun kind naar school te laten gaan, waar ieder kind in ieder geval moet leren lezen, schrijven en rekenen. In de wet is ook bepaald dat er in iedere afdeling van het schooldistrict een
Een van de doelstellingen van deze vakgroep is ‘... de heil der jeugd… ‘. Het ‘heil der jeugd’ komt in de verslagen enkel als doelstelling voor. In de praktijk merken we er niets van. Ook de welstand, ontwikkeling van het Land van Maas en Waal, is geen van de onderwerpen die de leden elkaar opleggen. Voordrachten over de watersnoden die ons land hebben geteisterd worden besproken en geanalyseerd. Maar de dijkdoorbraak van Leeuwen in 1861 komt in de lijst van voordrachten niet voor. Wél in de notulen, maar dan als reden om enkele vergaderingen op te schuiven.
Of Jan Kerssemakers muzikaal is, weten we niet, maar het is niet waarschijnlijk. We weten wel dat hij groot voorstander is van het zangonderwijs. In het verslag van de vakgroep Druten, van 4 november 1854, wordt geschreven dat Jan Kerssemakers ‘… een aanvang maakt met zijn zangonderwijs… ‘. Maar de volgende vergadering geeft hij alleen maar theorie. En over daadwerkelijk zangles in de klas wordt niet gerept.
Jan is dirigent van het kerkkoor van Puiflijk. Pastoor Franssen bemoeit zich soms met het koor. Uit een brief uit 1859 aan de bisschop blijkt dat er al eens gekrakeel is geweest tussen pastoor en koor. De heren van het koor willen zich niet de wet laten voorschrijven door dirigent, pastoor of bisschop. Daarom weigeren zij het koorreglement te ondertekenen.
Timmermansbaas Nico Ruyssenaars wil zich wél schikken naar de wensen van de pastoor en de bisschop, maar niet naar die van de dirigent, Jan Kerssemakers. De pastoor ziet de bui hangen en belegt een vergadering op de pastorie. De hele club is bijeen, maar spat al snel uit elkaar. Kortom een kleine oorlog rond het koor te Puiflijk. Na het ter ziele gaan van het koor, wordt het vaandel inclusief de naam overgenomen door de in oprichting zijnde muziekvereniging.
Zangkoor Kunst Na Arbeid in Puiflijk in 1905. (Bron: Facebook.com/oudpuiflijk).
Jan Kerssemakers is lid van het Armbestuur van Puiflijk. Dat maakt deel uit van de Conferentie (= afdeling) van de H. Joannes de Doper van de Vereniging van de H. Vincentius van Paulo, opgericht op 25 september 1854 en opgeheven in 1918. Jan is in 1894, 1899 en 1903 secretaris. De belangrijkste taak is het huisbezoek aan de armen. In aanmerking komende gezinnen worden wekelijks bezocht door twee ‘broeders’, steeds dezelfde per gezin, zodat een vertrouwensband kon ontstaan. Materiële nood wordt gelenigd door het geven van geld of hulp in natura. De afdeling Puiflijk is onderdeel van de nationale Vereniging van de H. Vincentius van Paulo, opgericht in 1846 en bestuurd door de Hoofdraad te Den Haag.
In 1881 is Jan Kerssemakers 25 jaar aan school. Dit mag, zeker door de gemeente, worden gevierd. Er wordt zonder hoofdelijke stemming door de gemeenteraad besloten hem een geschenk aan te bieden. De keuze valt op een pendule. Daarvoor wordt de post ‘onvoorziene uitgaven’ aangesproken.
In 1897 vertrekt de ondermeester (Van Woesik) van de school en staat Jan Kerssemakers er weer alleen voor. Hij is nu 71 jaar oud en woont met zijn vrouw Liesbet in de oude boerderij naast de school. De gemeente doet een verwoede poging een ondermeester aan te
Liefdesgesticht der zusters Dominicanessen. De gebouwen rechts zijn het klooster. Mogelijk dat het laatste gebouw, met drie ramen in de gevel, een schoolgebouw is geweest. De vergaderruimte van het Armenbestuur is in het linker gebouw met drie ramen op de begane grond. In dit deel van het Liefdesgesticht leefde Jan Kerssemakers de laatste jaren van zijn leven. Hij is hier overleden. (Bron: Facebook.com/oudpuiflijk).
trekken. Dat lukt. Het is W. Hol uit Leeuwen. Tegen een jaarwedde van fl 550,- gaat hij blijmoedig aan de slag. Maar per 1 juni 1898 wordt hem eervol ontslag verleend. Waarschijnlijk heeft hij ingezien dat Jan voorlopig niet van plan is op te stappen. Jan kijkt wel uit… Bovendien is er een meisjesschool op komst. Het klooster is er al. Als de zusters Dominicanessen de meisjes op school nemen zijn zij onder de pannen en heeft Jan een kopzorg minder.
De gemeente denkt tóch wat anders dan het schoolhoofd. Ondanks de aankomende meisjesschool trekken zij tóch
weer een ondermeester aan. Mogelijk dat de hoge leeftijd van Jan een te groot risico oplevert om plots zonder schoolmeester te komen zitten. Drie kandidaten melden zich waaronder Gijsbertus van der Geijn uit Beneden Leeuwen. De schoolopziener laat weten dat Van der Geijn, die in Nijmegen de normaalschool heeft gevolgd en al enkele jaren in Alphen aan de klas staat, ‘… een der beste onderwijzers is uit zijn arrondissement...’ De gehele gemeenteraad is voor Gijs en hij wordt aangenomen als ondermeester op de openbare school te Puiflijk. Jan is 74 jaar en denkt nog niet aan opstappen. Waarom zou hij ook? Zijn gezondheid is best oké, zijn vrouw leeft nog, zijn kinderen zijn alle drie ‘goed terecht gekomen’. Hij zal met Gijs van der Geijn de eeuw wel volmaken.
Door de nieuwe leerplichtwet van 1901 wordt het nóg drukker dan ooit. Op 15 januari 1902 zijn er honderd kinderen. Gijs en Jan elk vijftig in een klas. Nog steeds jongens en meisjes bij elkaar want de zusters hebben de meisjesschool nog niet geopend. De gemeenteraad plaatst een advertentie voor een tweede ondermeester in Puiflijk. Twee kandidaten melden zich, maar ze gaan niet verder op de vacature in.
Begin 1902, als er een derde (hulp)onderwijzer nodig is, zijn de lokalen van de zusters wel opgeleverd, maar is er nog geen hoofdakte bij de zusters. Die kunnen dus niet met het onderwijs beginnen. Jan ziet een kans om het onderwijs in Puiflijk te redden en de zusters van dienst te zijn door de meisjesschool op zijn ‘licentie’ te laten starten. Hij stelt daarmee zijn oude dag veilig want hij kan in het klooster blijven wonen. De pastoor van Puiflijk, Jan Deenen, is een groot voorvechter van het plaatsen van meisjes bij de nonnen met de ‘licentie’ van Jan Kerssemakers. En Jan laat de gemeenteraad op 17 september 1902 weten dat hij nog een jaartje aanblijft. De gemeenteraad ziet de hoge leeftijd van Jan nog steeds als risico en neemt de brief ter kennisgeving aan. Uiteindelijk wikt en weegt Jan, schuift een beetje heen en weer. We weten niet wat de doorslag heeft gegeven. Het overlijden van zijn vrouw of een bewuste stap, richting uitgang? Het gemeentebestuur van Druten verleent hem per 1 juni 1903 eervol ontslag. En ja hoor, na vijftig jaar onderwijs aan de openbare school te Puiflijk zwaait Jan Kerssemakers af. Het zal niet alleen zijn leeftijd of gezondheid zijn geweest, denken wij. Op 6 februari 1903 overlijdt zijn vrouw Liesbeth Jurgens. Het is heel goed mogelijk dat Jan hierop breekt en zijn meesterschap neerlegt. Bij zijn afscheid hebben de kinderen van school hem ’s morgens met pannen en deksels onthaald.
De laatste levensdagen heeft Jan waarschijnlijk in het Conferentiehuis, de zetel van het Armenbestuur, gewoond. Hij is daar jarenlang bestuurslid van geweest en kan natuurlijk op wat clementie rekenen. Zéker van
Het linker gebouw (met drie ramen) is het conferentiehuis waar
pastoor Deenen die met Jan het een-tweetje heeft opgezet om de meisjesschool van de zusters Dominicanessen in Puiflijk te krijgen. Het Conferentiehuis ligt naast het pand van de zusters. Daar kan Jan best zijn laatste levensdagen slijten. Het laatste woonhuis van Jan is later gebruikt als streekkliniekje voor lijders aan besmettelijke ziekten. Jan heeft zijn dagen daar alleen, als weduwnaar doorgebracht.
Jan overlijdt een kleine twee jaar na zijn vrouw, op 6 januari 1905. Bij zijn uitvaart krijgt hij een solemnele mis met drie heren en meer dan zestig kaarsen. Zijn graf is op de R.K. begraafplaats in Puiflijk niet meer te vinden, hoewel er volgens de plaatselijke doodgraver (in november 1993) nog nooit graven zijn geruimd.
In Beuningen staat aan de Lindenstraat de prachtig gerestaureerde Hofstede D’Lijnde. Deze monumentale T-boerderij dateert uit de 17e eeuw, maar daarvoor stonden hier ook al boerderijen. Een hofstede was een grote boerderij, bewoond door de pachter en in het bezit van een rijke burger of iemand van adel uit de stad. Zo’n boerderij had een zogenaamde herenkamer, waar de eigenaar ’s zomers de warmte en drukte van de stad kon ontvluchten.
Dit artikel is een verslag van mijn onderzoek naar de bewoningsgeschiedenis van hofstede D’Lijnde. Net als bij mijn artikel over de Emmahoeve (Tweestromenland 191) ben ik voor een aantal gegevens veel dank verschuldigd aan een mij onbekende ´Antoon´, die mij via het forum van de website Tweestromenland veel informatie heeft toegespeeld. Hopelijk inspireert dit verhaal ook anderen om op zoek te gaan naar bewoningsgeschiedenissen. Mocht dat een pand in de gemeente Beuningen betreffen, aarzel dan niet om de gevonden informatie met mij te delen.
Op zoek naar informatie maak ik een afspraak met de eigenaren Fons en Mieke van den Donk-Jansen. Zij hebben een lange geschiedenis met hun huis. Mieke is hier geboren en haar familie woont hier al vier generaties. Fons en zij hebben de afgelopen twintig jaar de boerderij en de bijgebouwen zoveel mogelijk in de oorspronkelijke staat gerestaureerd. Ze beschikken over veel gegevens vanaf 1750. Voor het onderzoek naar de oudere geschiedenis moet ik eerst op zoek in oude archieven.
RIDDER JAN BOLL, EIGENAAR VAN PLM. 1491 - 1550
De oudste informatie over D’Lijnde komt uit de dijkcedullen van Beuningen. Daaruit blijkt dat ridder Jan Boll in 1491 – en wellicht dus al eerder – eigenaar was van de ‘bouwinge opt Lynden’. In dijkcedullen is vastgelegd wie welk stuk dijk moet onderhouden. In die tijd moeten namelijk de eigenaren van grond gezamenlijk voor het onderhoud van de dijk zorgen. Iedere eigenaar krijgt daarvoor een stuk dijk toegewezen. De omvang van dat stuk dijk is gekoppeld aan de omvang van het stuk land, dat men in bezit heeft. Jan Boll moet vanwege zijn bezit ’opt Lynden’ zorgen voor het onderhoud van 30 roeien dijk, dat is 30 x 3,8 m2
De Doddendael
In het digitale Gelders Archief kom ik een Johan Boll tegen, die eigenaar van kasteel de Doddendael in Ewijk geweest is. Hij kocht dat kasteel in 1484 van Jasper, heer van Culemborg, voor 4000 goudguldens en droeg het in 1489 weer over ‘aan zijn oomzegger Godert van Stepraedt’.1 Gezien de link die er al was met Van Stepraedt en de tijd lijkt het hier om dezelfde Johan Boll te gaan, die in de dijkcedullen genoemd werd. Deze Johan Boll was dus de oom van Godert van Stepraedt.
Overasselt
Daarnaast vind ik in het Gelders Archief ook allerlei akten over een Johan Boll uit Overasselt. In één daarvan is sprake van losrecht dat Gijsbert Boll, broer van Johan Boll, zou krijgen over goederen gelegen onder Overasselt van wijlen Henrick Boll.2
Jan Boll komt nog twee keer voor in deze dijkcedullen in dezelfde periode. Daaruit blijkt dat hij ook de eigenaar is van land op de Alst (in Ewijk), later overgenomen door Johan van Stepraedt en op de Brede Steeg, later overgenomen door Zeger Janssen. Wie was deze Johan Boll? Die vraag blijkt nog niet zo eenvoudig te beantwoorden. Ik vind in de archieven verschillende mannen met dezelfde naam terug. Johan Boll is een ware puzzel.
Gijsbert Boll is in 1452 getrouwd met Margriete van Merwick uit Nijmegen, die bij haar huwelijk een hof te Beuningen inbrengt.3 In die akte staat dat Gijsbert goederen inbrengt uit Overasselt, Muhlheim, Well en Goch. Gijsbert overlijdt al in 1459. Er is een akte van magescheid (= verdeling van de erfenis) uit dat jaar tussen zijn vrouw en zijn broer Johan Boll. Best kans dat Johan daarbij de hof te Beuningen erft en dat dit d’Lijnde is. Margriete hertrouwt in 1460 met Nicolaas Vijgh, bekend in Beuningen als eigenaar van kasteel de Blanckenburgh.
Een akte uit 1537 gaat over een compromis tussen Derick van Stepraedt, heer ten Doddendael, erfgenaam van ´wijlen’ Johan Boll, ridder, en Derick Walravensz over de lossing van een goed onder Overasselt.4 Derick is een zoon van Godert. Hij wordt hier de erfgenaam genoemd van Johan Boll. Gezien het jaartal kan het nog net om ‘’onze’’ Johan Boll gaan – waarvan we de geboortedatum niet weten – die in 1491 d´Lijnde bezat en die dan dus kennelijk voor 1537 overleden is.
Uit een volgende akte blijkt dat ene ridder Johan Boll in 1550 ‘de hof, genaamd Den groten Lijnden, gelegen in Beuningen’, aan het kapittel van de Stevenskerk te Nijmegen schenkt.5 Gezien de tijd kan deze Johan nauwelijks ónze Johan Boll geweest zijn. Die was immers overleden voor 1537. Er moet dus een erfgenaam met dezelfde naam geweest zijn, die d’Lijnde erfde en aan het kapittel kon schenken.
Met zijn schenking betaalt deze Johan Boll voor de stad Nijmegen de rente, die de stad verschuldigd was aan het kapittel, voor het gebruik van een perceel grond in de Papengas.
Deze Sander Dercx ken ik al uit een vorig onderzoek als Sander Dercx van ’t Lindenholt, geboren op hofstee Het Lindenholt in Weurt. (Nu Emmahoeve, zie Tweestromenland 192). Zijn vader Derck was daar pachter. Sander was lange tijd schout van Beuningen. Na 32 jaar pacht kocht hij in 1699 d’Lijnde van de stad Nijmegen.
In dezelfde periode kocht hij ook het Rollant, een andere monumentale hoeve in Beuningen. Sander had op dat moment nog zes kinderen – eentje was er jong overleden – en bezat ook zes hofsteden. Kennelijk wilde hij hen graag allemaal een hoeve nalaten. Hij leende daarvoor echter veel geld, waarschijnlijk van de rijke familie van zijn vrouw Janetta van de Poll. De kinderen erfden daardoor ook een schuld, wat niet voor allemaal zo goed uitpakte.
In 1710 erfden Geertruijdt Sanders van Lindenholt (dochter dus van Sander) en haar man, de smid Jan van Essen, de bouwhof d´Lijnde en de brouwerij in Beuningen.8 In dit contract is voor het eerst sprake van deze brouwerij, waarvan bij restauratie in 2000 nog vele resten zijn gevonden. Onder andere sporen van een tredmolen waarin het gerst voor het bier gemalen werd.
Geertruydt en haar man verdienden met de hoeve en de brouwerij onvoldoende om hun deel van de geërfde schuld te kunnen aflossen. In 1717 zagen zij zich dan ook genoodzaakt D’Lijnde en de brouwerij te verkopen aan de Nijmeegse Adam Jacobs Smits.9 Waarschijnlijk zijn zij er nog wel een tijd als pachters blijven wonen. Zij sterven kinderloos.
Akte van kwijtschelding van een schuld van de gemeente Nijmegen aan het kapittel van de Stevenskerk door de gift van D’Lijnde van ridder Johan Boll aan dit kapittel. (Bron: Gelders Archief, ORA Rijk van Nijmegen, inv. nr. 156).
Het kapittel van de Stevenskerk raakt bij de Hervorming in 1579 haar bezittingen kwijt aan de stad Nijmegen. Zo ook de bouwhof D’Lijnde. De stad Nijmegen verpacht bouwhof D’Lijnde vervolgens aan diverse pachters.6 Tot mijn verbazing kom ik daar een oude bekende tegen: op 5-1-1667 wordt namelijk ‘Den bouwhoff genampt Den Linden verpachtt aen Sander Dercx scholtus tot Beuningen’. 7
De nieuwe eigenaar Adam Jacob Smits was een rijk en invloedrijk man. Eerst was hij schepen en later burgemeester van Nijmegen. Maar hij was ook commissaris van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Wellicht dat hij in die kringen zijn vrouw ontmoette: Anna Maria Bouwens. Haar broers waren ook bij de VOC betrokken. Ze trouwden op 22 december 1715 in Amsterdam en kregen een dochter: Catrina Smits. Over haar is verder echter niets te vinden. De erfenis gaat naar familie, dus waarschijnlijk is Catrina jong overleden.
ADAM JACOB SMITS WAS EEN RIJK EN INVLOEDRIJK MAN.
Jaartal Koop-/pacht- contract Eigenaar Pachter/bewoner
<1491 Ridder Jan Boll en erfgenaam ??
1550 Kapittel St. Stevenskerk Nijmegen ??
1579 1607 Stad Nijmegen Henrick Bartels
1618 Willem Barthelts
1638 Berntt Jansen
1641 Willem Berntts (zoon)
1677 Sander Dercx van ’t Lindenholt
1699
1710
1717
1746
1747
1749 1769
1793 1750
1796
1823
Sander Dercx van ’t Lindenholt eigenaar (1646-plm 1705) en Janetta van de Pol
Geertruijdt Sanders van ’t Lindenholt eigenaar en Jan van Essen
Adam Jacob Smits en Anna Maria Bouwens Geertruijdt van ´t Lindenholt en Jan van Essen?
Anna Maria Bouwens
Jacobus Smits (neef) en Judith Petronella Engelberts
Judith Petronella Engelberts Hendrik van ‘t Lindenholt (overleden 1783, oomzegger van Geertruydt), getrouwd met Catharina Willems
Petronella Jacoba Smits (dochter van Judith) Jan Peters Smits, getrouwd met Aartje Reijnen
Jan van t Lindenholt (geboren 1774overleden 1803- zoon van Hendrik), getrouwd met Neuleke Fijtten
Jan van der Wedden (1778-1836), 2e partner van Neuleke Fijtten
1824
182 1828
1831
1840-1846
Paulus baron Straalman (1753-1828), tweede echtgenoot van Petronella Jacoba Smits
Jacob Derk Lodewijk baron Sweerts de Landas Nicolaas van ’t Lindenhout, zoon van Jan (1767-1831, (zoon van Petronella) en Neuleken
Jacob Carel Hendrik Pieter baron Sweerts de Arnoldus Wellen Landas (1795-1869, zoon van Jacob Derk)
Dirk Nicolaas Jansen sr (1809-1868) en Cornelia Cornelissen
1846-1857 Idem
1857-1868 Idem
1869-1877
Voortzetting pacht
1877-1879
Jacob Hendrik Leonard Jan baron Sweerts de Landas (1797-1877, broer van Jacob Carel)
Pauline J.P.S.E. Baronesse Sweerts de Landas (1818 -1910, dochter van Jacob Hendrik)
Derk Nicolaas jr
Voortzetting pacht Derk Nicolaas Jansen jr (1845-1910) , getrouwd met Janna Johanna Jansen
1879-1928
Lijbert Willem Jansen (1848-??), broer van Derk eigenaar Nicolaas jr, in 1881 getouwd met Maria Elisabeth van Wely (1850-1930)
1928- 1953 Jan Dirk Jansen sr (1892 – 1953) zoon van Lijbert idem Willem en Petronella van Estrik
1953-2000 Jan Dirk Jansen jr. en Elisabeth Knoop idem
2000 - heden
Fons en Mieke van den Donk-Jansen (dochter idem van Jan Dirk jr en Elisabeth Knoop)
Adam en zijn vrouw kwamen in 1734 ook in bezit van de heerlijkheid Horssen. Adam werd daardoor Vrijheer van Horssen. Zij woonden echter in Nijmegen, waar ze ook eigenaar waren van landgoed Heyendaal. Zijn uitvaart is in 1746 in de Stevenskerk in Nijmegen, waar hij ook begraven ligt.
Inmiddels ben ik gevorderd tot het jaar 1746. Voor het vervolg van mijn speurtocht maak ik een nieuwe afspraak met Mieke van den Donk. Ze heeft niet alleen koopakten, maar ook testamenten. Daaruit proberen we het vervolg van de bewonings- cq eigenaarsgeschiedenis te reconstrueren.
Adam Smits en zijn vrouw Anna Maria Bouwens overleden in respectievelijk 1746 en 1747. In het testament van Adam wordt een zekere Leonard Smits, waarschijnlijk zijn neef, als erfgenaam genoemd van de helft van al zijn bezittingen. Zijn vrouw Anna Maria erft de andere helft, waaronder d’Lijnde. Uit haar testament blijkt dat Jacobus Smits, 1688-1749, schepen en raad van Nijmegen, broer van bovengenoemde Leonard Smits, en zijn vrouw Judith Petronella Engelberts deze bouwhof van Anna Maria erven.
Vervolgens blijkt uit een pachtovereenkomst dat Judith Petronella Engelberts – weduwe van Jacobus Smits – in 1769 de Linden verpacht aan Hendrik van ’t Lindenholt. Grappig dat daarmee de Van ’t Lindenholts dus weer terugkomen op d’Lijnde. Hendrik is een zoon van Sander Dircx en dus een broer van Geertruijdt, die er eerder al woonde. Bij het overlijden van Judith Petronella erft haar dochter Petronella Jacoba Smits (1748-1824) d’Lijnde. Zij verpacht deze in 1796 aan Jan van ’t Lindenholt, een zoon van Hendrik en getrouwd met Neuleke Fijtten. Gedurende de pachtperiode van deze Jan van ’t Lindenholt verandert d’ Lijnde ook van eigenaar.
Jacoba Petronella Smits trouwt namelijk eerst met Carel Hendrik Jacob, baron Sweerts de Landas en na zijn overlijden met Paulus baron Straalman. Uit haar testament uit 1824 blijkt dat alle erfgenamen met elkaar een bepaalde erfvolgorde overeenkomen. Als eerste gaat de hofstede naar Paulus baron Straalman, dan naar Jacoba’s zoon uit haar eerste huwelijk: Jacob Derk Lodewijk Sweerts de Landas. Vervolgens naar diens zonen, de oudste eerst. Zo komt
de hofstede in bezit van deze rijke, adellijke familie uit Brabant, die meer naar het noorden was gevlucht tijdens de reformatie. Deze familie brengt belangrijke mensen voort, o.a. een kamerheer van koning Willem I. 11
Grappig detail is dat de familie eerst alleen maar Sweerts heette. Een oudere Jacob Sweerts werd in 1652 in de adelstand verheven. Zijn kinderen voegden vervolgens de naam ‘de Landas’ van een Spaanse oma van hun moeders kant aan de naam Sweerts toe. Zo paste hun naam beter bij hun adelstand.
Hoe zat het intussen met de pachters? Petronella Jacoba Smits verpacht d’Lijnde in 1750 aan Jan Peters Smits, getrouwd met Aartje Reijnen. Het is ons niet duidelijk of Peter familie is van Jacobus Smits. Miekes eerstvolgende pachtcontract dateert uit 1796. Dat zou kunnen betekenen dat Jan en Aartje daar veertig jaar hebben gezeten.
In 1796 pacht Jan van ’t Lindenholt, zoon van Hendrik, d’Lijnde inclusief de brouwerij van Petronella Jacoba Smits. Hij trouwt met Neuleke Fijtten. Zij zijn de ouders van Nikolaus Heinrich, die later op de Olde Tempel in Beuningen ging wonen en de grootouders van Johannes van ’t Lindenholt, die het weeshuis in Neerbosch gesticht heeft. Jan overlijdt echter al op 29 jarige leeftijd op 7 februari 1803. Neuleke blijft achter met vier jonge kinderen. Het is niet meteen duidelijk wat er met haar gebeurt, want het volgende pachtcontract dateert pas uit 1823: de pachter heet Jan van de Wedden.
Nu staan in pachtcontracten niet – zoals wel bij koopcontracten – de namen van de echtgenotes vermeld. Dus pas toen ik onderzoek ging doen naar Jan van de Wedden kwam ik er achter dat hij samen met Neuleke Fijtten kinderen had. Vermoedelijk is zij dus op D’Lijnde blijven wonen met haar kinderen en is Jan van de Wedden bij haar ingetrokken. In 1808 krijgt ze een kind van hem, dus dan zijn ze in ieder geval al samen.12 En vervolgens verpacht Jacob Derk Lodewijk Sweerts de Landas op 2 oktober 1828 D’Lijnde aan Nicolaas van ’t Lindenhout, de zoon van Jan en Neuleke. Zou zij met Jan van der Wedden bij haar zoon zijn blijven wonen? Met hen eindigt de band van de familie Van ’t Lindenhout met D’Lijnde. Van een brouwerij is in deze akten geen sprake meer.
Eigenaar Jacob Carel Hendrik Pieter Sweerts de Landas verpacht namelijk eerst op 24 mei 1840 d’Lijnde aan Arnoldus Wellen en later – in 1846 – aan Derk Nicolaas Jansen. Deze Derk Nicolaas is de betovergrootvader van Mieke. Hij is getrouwd met Cornelia Cornelissen. In 1857 wordt dit pachtcontract nog vernieuwd. Hij overlijdt in 1868. Het lijkt logisch dat Cornelia Cornelissen hier na
Lijbert Willem Jansen Maria Elisabeth van Wely
de dood van Dirk Nicolaas sr. in 1868 blijft wonen en dat zoon Derk Nicolaas jr. het pachtcontract overneemt, want in 1879 koopt Derks zoon Lijbert Willem Jansen d’Lijnde. Hij sluit daarvoor een lening af bij baronesse Pauline J.S.E. Sweerts de Landas, de volgende eigenaresse uit de Sweerts de Landasfamilie.
Lijbert Willem trouwt met Maria Elisabeth van Wely, een bekende naam in Beuningen. Lijbert heeft eerst op het Rolland gewoond, wat een tijdlang in bezit van de familie Van Wely is geweest. De foto’s van Lijbert en Maria Elisabeth hangen nog in de gang bij Mieke en haar man. Lijbert en zijn vrouw krijgen een zoon en drie dochters.
De zoon Jan Dirk sr. krijgt ook een zoon en drie dochters. Deze zoon, Jan Dirk jr, Miekes vader, koopt in 1921 zijn zussen uit. En Mieke koopt in 2000 met
Hek en oprijlaan naar Hofstede d’Lijnde.
haar man Fons van den Donk d’Lijnde van haar vader. Het boerderijcomplex is inmiddels een gemeentelijk monument. Op het terrein is een huis gebouwd waar hun dochter, de 5e generatie, woont. D’Lijnde heeft een geschiedenis van lange banden met dezelfde families. De familie Jansen vormt daar geen uitzondering op.
Kastje in de tegelvloer waarin de oude waterput zichtbaar is gemaakt.
1. www.geldersarchief.nl/bronnen/archieven?mivast=37&mizig=210&miadt=37&micode=1172&miview=inv2&milang=nl#inv3t1: In de inleiding staat onder het kopje Doddendael: ’Het is oorspronkelijk in bezit geweest van het geslacht van Apeltern, is in 1418 verkocht aan Johan, zoon tot Buren, en ging in 1484 door koop over aan Johan Boll, die het in 1489 weer overdroeg aan zijn oomzegger Van Stepraedt.’
2. Gelders Archief, toegang 1172, Huis Vornholz, archiefnr. 977: Acte waarbij Aebrinck, burger te Grave, c.s. aan Gijsbert Boll, mede voor diens broeder Johan Boll, het losrecht geven van goederen onder Overasselt, afkomstig van wijlen Henrick Boll, 1449, permalink.geldersarchief.nl/ 11DFFB26D8704846BB9DF2E03A1FF087.
3. Gelders Archief, 1172 Huis Vornholz, 978.
4. Gelders Archief toegang 1172, Huis Vornholz, archiefnr 986: www.geldersarchief.nl/bronnen archieven?mizig=210&miadt=37&miaet=1&micode=1172&minr=30327703&miview=inv2.
5. Zie studiezaal.nijmegen.nl/detail.php?id=16764809.
6. Zie studiezaal.nijmegen.nl/detail.php?id=2132697822. In de boekhoudingen van verschillende rentmeesters van het Eerste rentambt worden de pachters genoemd.
7. Gelders Archief, ORA Rijk van Nijmegen, inv.nr. 156 Protocol van opdrachten, vestenissen enz. van Beuningen 1709-1722 afb. 100.
8. Gelders Archief, ORA Rijk van Nijmegen, inv. nr. 156, Protocol van opdrachten, vestenissen enz. van Beuningen, 1709-1722, afb. 20 vv.
9. Vrijwilligh Verwin 5-3-1717 Jan van Essen en Geertruijdt Sanders van Lindenholt EL dragen ter voorkoming van verdere kosten door vorderingen en beslagleggingen het bewind over “aen den Hre. Adam Jacobs Smits, schepen en raad der Stadt Nijmegen en gecomm. ter Vergaderinge van de Ed. Mog. Heeren Rade van State der Vereenighde Nederlanden van alle haere gerede en ongerede goederen, actiën en crediten ende in specie mede eenen bouwhoff de Linden genaamt bestaande in huijs, hoff, boomgaard en bouwland groot ongeveer negen mergen, item een stuck weij- en bouwland de Hoeven genaemt ende dan nogh de brouwerije met sijn toebehoren en gereetschap”.
10. In de kadasterkaart van 1832 staat vreemd genoeg als eigenaar nog Paulus baron Straalman vermeld, terwijl die toen toch al 4 jaar dood was: hisgis. nl/ kaartviewer/gelderland/.
11. Zoon Jacob Derk Lodewijk baron Sweerts de Landas (1767-1831) is ‘’beschreven in de ridderschap van Gelderland.’’ Hij trouwt eerst met Jacoba Maria van Renesse baronesse van Wilpe. Ze krijgen een zoon Jacob Carel Hendrik Pieter baron Sweerts de Landas, die kamerheer wordt van koning Willem
1. Na haar overlijden hertrouwt hij met Carolina Frederika Otteline van Randwijck uit Lent bij Nijmegen. Als hij overlijdt in 1869 gaat de Linden over naar zijn broer en vervolgens naar diens dochter.
12. Jan van der Wedden en Neuleken Fijtten staan namelijk als ouders vermeld op de overlijdensakte van Peter Johannes van der Wedden: www. openarch.nl/gld:6F627799-CC4C-49BC-BB89-5D68FF1C5165.
Het pand aan de Kasteellaan 85-87 in Wijchen is nu een dubbel woonhuis. Het is gebouwd in 1923 in opdracht van Kees de Bruijn (a omstig uit België).1 De muurankers en het ronde raam in de top van de zijgevels zijn nog origineel. Het adres was destijds Zandweg Wijk A, nummer 399, Wijchen.
In het boekje Van Lunen tot Den Teerschen Dijk2 vertelt Zr. Kloeg van de Franciscaanse Derde Orde: “In 1938 werd met de besturen van Alverna en Wijchen van de Derde Orde afdelingen gesproken over de toekomstige werkzaamheden van de zusters in de Gemeente. Gezinszorg was er niet en de burenhulp was niet voldoende. Een van de zusters ging na het behalen van het diploma ‘Moeder en Kind verzorgen’ naar een hulpbehoevend gezin. Een andere zuster ging naar een gezin, waar de moeder bij de bevalling was overleden. Een maal aan het werk bleek, dat er veel hulp nodig was.”
In 1939 werd besloten een kamer te huren aan de Zandstraat (Kapittelhuis) bij de familie De Bruijn, waar aanvragen om hulp konden worden ingediend en voor de eerste opvang werd gezorgd. Er bleek niet alleen hulp in het gezin nodig: de zusters die naar de gezinnen toe gingen, werden overstelpt met naai- en stopwerk. Zo kwam men er toe vrijwilligsters van de Derde Orde afdelingen te vragen de zusters hierbij te helpen. Een groepje kwam regelmatig bijeen. Hoe meer het werk naar buiten uitbreidde, des te meer hulp konden de zusters gebruiken, maar de ruimte was beperkt. Toen de familie De Bruyn het huis ging verlaten, kon het gehele huis worden gehuurd en werd de mogelijkheid
besproken om een kindertehuis op te richten. Deze nood had zich ook aangediend en de ruimte was er toch. Er kwam een vaste staf van de zusters te wonen. Er werden kinderen uit gezinnen met bij voorbeeld een zieke moeder opgenomen en later ook kinderen van de kinderbescherming. Maandelijks kwam het bestuur, gevormd uit leden van de Derde Orde afdelingen van Alverna en Wijchen bijeen, om na gebed met elkaar de verschillende belangen te bespreken. Het huis moest bekend raken en zo werd besloten met grote zwarte letters KAPPITTELHUIS te schilderen op de voorgevel”.
Vanaf 3 november 1941 tot ca. 1950 was in dit pand de ‘Franciscaanse Gezinshulp der Derde Orde - Afdeling Wijchen-Alverna gevestigd.3 Uit een reactie van W. Toonen blijkt dat hij samen met een zusje voor langere tijd gelogeerd heeft in dit Kapittelhuis in het kader van hulpverlening door zusters van de Derde Orde.4 Deze zusters waren ook actief in het Derde Orde Huis in Alverna, dat 19 oktober 1936 ingezegend was.5 In de oorlogsjaren 1940 – 1945 waren in het Kapittelhuis 38 kinderen ondergebracht, waar onder 6 baby’s.6
Op 18-03-1950 bericht De Gelderlander, dat het Kapittelhuis van de Derde Orde van Alverna moest sluiten wegens het grote tekort aan Mindere Zusters (lekenzusters).7 Dit
betekende, dat het kindertehuis gesloten moest worden. Daarna is het huis aan de Kasteellaan 85-87 verbouwd tot twee woningen onder één kap met o.a. de familie De Bruijn, de familie H. Burgers en de familie J. Burgers (zoon van H. Burgers) 1949 – 1979 als bewoners.8
In het supplement van de inventaris van het archief van het Derde Orde Huis vinden we9:
- Een bewijs van eigendom (akte 8 maart 1941 van de Federatie van Franciscaansche Verenigingen van
Tertiarissen gevestigd te Weurt, ten gerieve van het Derde Orde Huis.
- Een nota voor de Heer H. M. Burgers d.d. 15 mei 1950 voor onraadspenningen (toeslag, die door een koper betaald moet worden).
- Een vergunning tot ingebruikneming van woongelegenheid d.d. 15 mei 1950 en een tekening voor de verbouwing d.d. 1952.
1. Forum Historische Vereniging Tweestromenland. Diverse reacties op de vraag naar meer informatie over dit Kapittelhuis.
2. A. Duynstee, Van Lunen tot Den Teerschen Dijk (Wijchen 1980).
3. Forum Historische Vereniging Tweestromenland. Reactie van ‘Antoon’ dd. 29-8-2021.
4. Forum Historische Vereniging Tweestromenland. Reactie van W. Toonen d.d. 17-9-2021.
5. Inventaris Archief Derde Orde Huis. Samengesteld door J.G.M. Jansen. De Inventarislijst is in te zien via de website Historische Vereniging Tweestromenland Werkgroep Archieven H 15, Supplement Toos van Lieshout, Jan Burgers en Frans Verheijen.
6. Duynstee, a.w.
7. Forum Historische Vereniging Tweestromenland. Reactie van H. de Klein.
8. Informatie van Jan Burgers.
9. Zie noot 5.
In Tweestromenland nr. 195 zijn enkele fouten geslopen. De tekening van het Huis Druten op pag. 12 is niet van de hand van Cornelis Pronk maar van Hendrik Tavenier en niet uit 1732 maar 1782 (met dank aan Peter Fontijn).
In het artikel ‘Uit het leven van Margaretha van Delen, kasteelvrouwe van Druten’’ staat onderaan pag. 13 en bovenaan pag. 14: ‘Hoewel de dorpskerk letterlijk slechts op een steenworp afstand lag – in feite hoefde zij slechts de oprijlaan van het kasteel naar de Hogestraat af te wandelen – zou zij nooit te voet gaan…’. Dit klopt natuurlijk wel maar ook weer niet, want Margaretha was niet katholkiek maar protestant. Zij bezocht uiteraard de
protestantse kerk, en die lag aan de Nieuwstraat, helemaal aan het andere eind van Druten (Klein Afferden)! Geen wonder dat zij zich – omdat ze slecht ter been was – liet rijden. Fout ‘verbeterd’ door de eindredacteur….
Op pag. 31 onderaan de linker kolom staat een verkeerde toelichting bij de afbeelding op het achterblad. Die moet luiden: Bijschrift achterpagina: Het Huys te Winssen (1732) door Cornelis Pronk (uitsnede; Bron: RKD). Inzet: Zelfportret van Cornelis Pronk (uitsnede; Bron: Wikimedia Commons).
Margaretha Gijsberta van Brakell, de tweede echtgenote van Nicolaas Hans Willem van Delen (1722-1793), heer van Druten, bracht op kasteel Druten een grote verzameling schilderijen, prenten en tekeningen bijeen. Het eerste deel van deze publicatie in drie delen verscheen in Tweestromenland nr. 195.
HANDELAREN WAREN KIND AAN HUIS
Drutense kasteelvrouwe Margaretha van Delen kocht, waarschijnlijk al samen met haar in 1793 overleden echtgenoot, regelmatig kunstwerken van rondreizende kooplieden. Zo werd uiteindelijk een indrukwekkende verzameling schilderijen, tekeningen en prenten bijeen gebracht. Anthonie Blocklandt’s ‘Maria ten Hemelopneming’ was ongetwijfeld het hoogtepunt. Daar komen we in het laatste deel van deze trilogie op terug.
De prentenverkoper Frans Buffa was aan het einde van de achttiende eeuw vanuit Pieve Tesino, niet ver van Trente en het Gardameer in Noord-Italië, naar Amsterdam gekomen. Hij had in 1808 Kalverstraat 221 gehuurd en werkte van daar uit. Maar hij woonde al vanaf de jaren ’90 van de 18de eeuw in Amsterdam om zijn prenten te verkopen.1 In 1820 verhuisde hij terug naar Italië en droeg zijn zaak over aan zijn zonen Jan en Sebastiaan Buffa, die de firma omdoopten in Frans Buffa & Zonen (Frans Buffa and Sons/François Buffa et fils). Zij verkochten hoofdzakelijk Europese prenten en boeken en soms kunstwerken, die zij op veilingen kochten. In 1836 namen Pierre Beguin en Alberto Caramelli het bedrijf over en gingen zij zelf prenten en litho’s publiceren. Een van de meest bekende publicaties van Frans Buffa & Zonen uit die tijd is ongetwijfeld het boekwerk ‘Kasteelen en buitenplaatsen in het Koninkrijk der Nederlanden’. Het is opgedragen aan ‘Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden, Groot-Vorstin van Rusland’, Anna Paulowna, de gemalin van Koning Willem II. De litho’s tonen met name Gelderse kastelen en buitenplaatsen. Een daarvan is kasteel Biljoen bij Velp, destijds bekend omdat Anna Paulowna er enkele jaren woonde na het overlijden van haar echtgenoot.
De nadruk in de verzameling lag vooral op landschappen en monumenten in Europa, Noord-Amerika en Azië. Ook historieprenten waren rijk vertegenwoordigd. Het lijkt er op dat zij een goed oog had voor kwaliteit, al heeft zij dikwijls wel (te) veel betaald. Zij kocht o.a. van rondreizende handelaren zoals de Buffa’s, Borzo en Caramelli. Vooral Buffa (Amsterdam) en Borzo/Borso (’s-Hertogenbosch) zouden zich in de loop van de negentiende eeuw tot belangrijke kunsthandelaren ontwikkelen. Margaretha hield haar aankopen nauwgezet bij in haar ‘Journaal’ (dagboek), waarin we de genoemde namen dan ook vaak tegenkomen. Haar journaal stopt in 1819. Er zijn daarna echter ook nog aankopen bekend.
Later in de eeuw zou Buffa & Zonen zich toeleggen op de schilderkunst van de Haagse School en de school van Barbizon. In de twintigste eeuw werden nieuwe wegen
ingeslagen: er ontstond veel aandacht voor Amsterdamse impressionisten zoals George Hendrik Breitner en Isaac Israëls. Later kwamen Kees van Dongen, Jan Sluijters, Leo Gestel en andere modernisten aan bod.
Ook Borzo/Borso is een bekende naam in de toenmalige en hedendaagse kunstwereld. Het al zo vroeg verschijnen van de naam ‘Borso’ in het journaal van Margaretha (o.a. 1809) werpt een bijzonder licht op de oorsprong van de Galerie Borzo, die officieel in 1824 gesticht is.2 Joseph Borzo was eveneens uit Noord-Italië afkomstig en werd op 10 oktober 1782 geboren in Bugiallo aan de noordkant van het Lago di Como. Hij vestigde zich in ’s-Hertogenbosch waar hij voor het eerst in 1814 in het volkstellingregister wordt vermeld. Hij zou dan 32 jaar zijn en ‘koopman in printen’. Gezien zijn vroege vermeldingen in het journaal was hij dus al eerder in Nederland en waarschijnlijk in Den Bosch.
In de loop van de 19de eeuw ligt de nadruk van de firma op het vervaardigen van (kostbare) vergulde lijsten en spiegels; later zou de kunsthandel het belangrijkst worden. Die bleef tot 2004 in Den Bosch gevestigd en verhuisde in dat jaar naar Amsterdam, waar Kunsthandel Borzo nog steeds gevestigd is. Joseph’s vrouw, Anna Maria Sala, met wie hij in 1819 in Leiden getrouwd was, stamde trouwens uit die plaats, waar haar vader koopman was en haar beide broers het vak van spiegelmaker uitoefenden.
De naam Caramelli/Caramelly komt eveneens regelmatig voor in het Journaal.3 Al op 8 januari 1806 vermeldt Margaretha, dat de neef van Caramelly in Druten is geweest en zij “9 cahiers gecouleurde Bloemen’ heeft gekocht voor f 108,-. Die familie moet goed bekend zijn geweest met de Buffa’s, want in 1836 namen Pierre Beguin en Alberto Caramelli het bedrijf immers over. Het gaat daarbij om de ‘oude’ of ‘dikke’ Caramelly en de jonge Caramelly. Zij melden zich regelmatig, net als de Buffa’s, bij Margaretha en blijven dan soms in Druten overnachten. Die bezoeken zijn niet altijd succesvol want de aangeboden waar bevalt niet altijd. Zo lezen we op 12 okt. 1813: ‘Louis Caramelly hier geweest, en nog een koopman genaamt Barabrini, met, zo hij zeyde een kunst schilderij op glas, zijn broer, tot tentoonstelling, voor de koning van Holland gemaakt doch door ons zeer lelijk gevonden.’ De broer van Barabrini (Barbarini?) had zijn kunst mogelijk aan Lodewijk Napoleon willen aanbieden, maar kwam vermoedelijk te laat: in 1810 moest Lodewijk ‘de Goede’ al abdiceren…
Andere prentenkooplieden, ook met Italiaanse namen, melden zich in oktober en november van dat jaar. Op 26 oktober 1813 is ‘een jonge Avanci, hier geweest met platen, hebben vier Zwitzersche gezigten gekogt, […] ‘De koopman Pontia had bijzonder werk bij zich, maar de prijs was te hoog: “21 -11-1813, Pontia hier geweest, niet veel gekogt, hij
had bij zich, Een superbe werk met 40 gecouleurde platen, van de Simplon en lac de Geneve, met beschrijving, in fransche Band, hij vroeg voor hetzelve f 235,-//-// Was mij te duur, […]”.
Margaretha heeft ook zo haar bedenkingen bij Pontia: er klopt iets niet… Zij heeft in oktober 1817 bij hem voor 32 gulden een doek gekocht, dat hij in commissie had van de koopman Bernardino Donato, die op de Tielsche kermis staat. Op maandag 1 november stuurt zij Mietje van Eldik voor de 2e maal naar de Tielsche kermis om bij de koopman, “het bedrag te ontdekken van een Doek, die Pontia, in Commissie voor hem, aan mij verkogt heeft voor f 32.=.” En ja hoor: Pontia blijkt er Donato, maar f 21-. voor te hebben betaald! Je zou het kunnen opvatten als een staaltje van slim koopmanschap, maar zo dacht Margaretha er kennelijk niet over. Zij voelde zich waarschijnlijk bedonderd….
De aankopen vinden ook nog na 1819 plaats, het laatste jaar van haar Journaal. Over het topstuk van de collectie, het Maria-triptiek van Anthony Blocklandt, wordt pas na haar dood in 1829 gerept. Vreemd is dat niet, want in de literatuur wordt geopperd, dat het in 1820 in de ‘verzameling Van Brakell’ zou zijn gekomen. Ook een andere verzameling wordt genoemd. In het volgende artikel zullen we hierop nader ingaan. Hoe het ook zij, het ging duidelijk om hèt topstuk van de verzameling, dat in de tweede helft van de achttiende eeuw in prent was uitgevoerd door P.C. La Fargue.
De verzameling was heel omvangrijk, zoals blijkt uit de ‘Catalogus van eene Verzameling schilderijen door oude en hedendaagsche Nederlandsche Meesters en fraaije Gekleurde en ongekleurde teekeningen; voorts eenen uitgebreide Collectie prenten, door hedendaagsche Italiaansche, Engelsche, Fransche en andere Meesters. Nagelaten bij wijle de Hoog-Welgeb. Vrouwe Margaretha Gysberta Baronesse van Brakell, douairière baronesse van Delen tot Druten en den Lakenburg enz. enz.’
en Gebouwen gelegen tusschen de stad Utrecht en de Grebbe’, uitgegeven door Houtman in 1829 moet een van Margaretha’s laatste aankopen zijn geweest, omdat zij in dat jaar overleed.
Opvallend is ook de collectie werken van de Brabantse kunstenaar(s) Knip. De catalogus noemt J. A. (Josef August Knip (1777-1847). In de catalogus tellen we circa 60-70 werken van hem. Het betreft ‘Teekeningen, allen uitvoerig behandeld’, zowel Italiaans als Nederlands, bijv. 2 gezichten te Sabina en in de Golf van Napels en twee landschappen bij ’s-Hertogenbosch. Daar in de buurt ligt ook het buiten Haanwijk, waarvan zij 2 gezichten bezat.5 De prijzen lagen tussen de f 2,- en f 25,-. Een groot aantal wordt (terug?) gekocht door ‘Buffa’ of ‘Buffa en Zn.’. Waarschijnlijk voor een lager bedrag dan Margaretha er destijds voor had betaald…. Los van Blocklandt’s Mariatriptiek bracht de hele verzameling f 7256-70 op.6
AANGENAAM REIZEN IN DE LEUNSTOEL
Dankzij de aanschaf bij Fehrenbach in Nijmegen van bijzondere muziekinstrumenten of ‘kunst-muziek-klokken’ waarmee ‘verscheidene concerten, marschen, rondo’s enz.’ konden worden gespeeld. In combinatie met een gastvrije keuken wist Margaretha haar gasten uitstekend
Fragment uit de catalogus van 1829. De linksboven genoemde kunstenaar Daniel J.T. Kerkho (1766-1821) legde zich toe op het tekenen en schilderen van stadsgezichten en landschappen, o.a. in Gelderland. De op de rechterpagina genoemde J.A. Knip (17771847) maakte ‘uitvoerig behandelde’ Italiaanse en Nederlandse landschappen en architectuurtekeningen.
De catalogus werd samengesteld voor de veiling op 14 december 1829 en volgende dagen.4 De veiling betrof enkele honderden schilderijen, tekeningen, prenten etc. en werd gevolgd door een veiling van munten en penningen. De meeste prenten en schilderijen worden summier beschreven; soms voldoende om de objecten te herleiden naar bekende werken, zoals de Atlas du voyage en Hollande et dans le Midi de l’Allemagne sur les deux rives du Rhin (Atlas van een reis door Holland en in het Zuiden van Duitsland langs de twee oevers van de Rijn), door sir John Carr uit 1809. M. Mourots ‘Gezigten van Buitenplaatsen
te ‘entertainen’. Vanuit hun leunstoel genoten zij zo van ‘travels by chair’, zowel door allerlei onbekende streken in Oost en West als door de wereldgeschiedenis. Bijzonder is dat zij haar gasten niet alleen uit de eigen enge, aristocratische kring recruteerde maar ook anderen ontving: de dominees uit de verre omtrek met hun aanhang, de (katholieke) dokter en zijn zoontje, de deken van Druten en de pastoor van Puiflijk. Hetzelfde gold ook voor diverse notabelen zoals de vrederechter Aaldert (Allard) Schouten en Jan van der Wielen , de hereboer van
de Boldershof en zijn zoon Jan, de dijkschout en latere statenlid. Om dichter bij het dorp en zijn gemeenschap te zijn betrok zij jaarlijks in het begin van de zomer een kamer in het poortgebouw, die voor haar in gereedheid werd gebracht.
1. Van 1796-1853 was het huisnummer van de kunsthandel no. 221. Van 1853-1875 was het nummer E21 en van 1875-1951 was het 39. Gegevens betr. Buffa ontleend aan Website RKD, den Haag.
2. Theo van Herwijnen,’Borzo, kunsthandel en familie: van Italië naar Nederland’, BosscheBladen:cultuurhistorischmagazineover‘s-Hertogenbosch 7 (2005), afl. 1, p. 17-20; afl. 2, p. 69-73.
3. Al in 1807 noteert Margaretha: ‘Oude Caramelly zijn neef hier geweest’ (15-6).
4. De veiling vond plaats in ‘Het Huis met de Hoofden’ ten huize van de wed. C.S. Roos en werd geleid door de makelaars Jeronimo de Vries, Alb. Brondgeest, Engelbert M. Engelberts en Cornelis F. Roos.
5. Van J.A. Knip zijn geen gezichten op Haanwijk bekend, echter wel van Henri Knip, die ook in die tijd actief was. Info Noord-Brabants
6. Memorie van Successie M.G. van Brakell, douairière van Delen, 1829-1830, Druten, 12-p.0504.
16 17 18 19 20 21 22 23
PETER SCHENK JACOMIJN LEENDERS RUTGERUS RUTTEN PETRONELLA JANSEN DIONISIUS JACOBS
zn v Jacobus Schenk en Jeanne Hermsen
dr v Jan Lenders en Joanna Meisters
kleermaker, dagloner
* Nergena (Kessel Dld) ca. 1753
† Nergena 9.8.1809
* Kessel (Dld) 18.5.1746
† Kessel (Dld) 21.4.1797
zn v Gerrit Rutten en Johanna Janssen
dr v Derk Jansen en Joanna Otten
landbouwer, tabaksplanter
* Eijmeren 29.9.1769
† Bemmel 4.10.1846
* Doornik ca. 1765 † Bemmel 29.4.1832
zn v Jacobus Alberts en Maria Jansen
* Neerbosch 20.3.1748
† Nederasselt ca. 1798
WILLEMIJNA HUIJBERS van DIJK
dr v Hubertus van Dijk en Gertrudis Hendrix van de Sande
PETRUS GERRITS BERNARDINA PETERS
zn v Antonius Gerrits en Maria Aens
dr v Petrus Dirrix en Petronella Lamers
(boeren) arbeidster
2
*
Neerbosch ca.
† Heumen 6.3.1845
13.4.1798 8 9 10
*
Nederasselt 13.12.1854
Overasselt 7.2.1819
17.5.1778
Overasselt 25.10.1790
GERRITS
Neerbosch
4 5
JOHANNES SCHENK PETRONELLA JACOBS
kleermaker, barbier dienstmeid
* Keent 28.9.1826
† Nederasselt 12.2.1895
Aanvullende gegevens:
MARTINUS SCHENK
* Malden 22.2.1828
† Overasselt 1.2.1900
arbeider, landbouwer, kleermaker, barbier
* Nederasselt 11.4.1864, † Balgoij 20.2.1955 tr. Overasselt 1
JOHANNES GERARDUS (Jan)
* Nederasselt 10.9.1903
Nr.1: Johannes Gerardus Schenk heeft acht broers en zussen, allen geboren in Nederasselt. Petronella Johanna (Nel) * 6.2.1896, Lamberta Johanna (Berta) * 6.2.1896, Maria Johanna (Marie) * 11.5.1898, Jacoba (Coba) * 17.11.1900, Johanna Maria (Antje) * 14.12.1908, Martinus (Martien) * 14.12.1908, Marinus Gerardus (Marinus) * 26.4.1915 en Wilhelmus (Wim) * 23.5.1917
Nr.21: Willemijna Huijbers van Dijk huwt 2de met Johannes Manders, * Gemert 3.6.1771, † Overasselt 22.11.1843, zn v Matheus Manders en Adriana van den Broeck.
MARIA ROSMALEN LUDOVICUS (LOEF) WOLTERS
JOHANNA JANSSEN RONKELS
* Nederasselt 23.10.1838 † Nederasselt 31.10.1885
ELISABETHA
JAN
* Cuijk 28.1.1838
† Nederasselt 5.5.1903
tr Balgoij 25.4.1873
JOHANNA MARIA (Hanneke) LAUGS
* Nederasselt 11.4.1874, † Nederasselt 3.7.1919, begr. Balgoij 26.4.1895
SCHENK † Wijchen 22.2.1985, begr. Balgoij 26.2.1985
Inzender: Piet van Erp; piet@pietvanerp.nl; m.m.v. Tweestromenland
Nr.27: Johanna Janssen Ronkels huwt 2de Overasselt 8.4.1815 met Johannes Janssen, * Hassum (Dld) 28.3.1780 (wonend Balgoij 1815), † Overasselt 5.11.1850, zn v Derk Janssen en Maria Theunisse.
DE OUDE BOERDERIJ EN DE FAMILIE SCHENK
Halverwege de Veldsestraat in Balgoy staat een boerderij met een lange geschiedenis. De muurankers in de voorgevel schrijven het jaartal 1783; een respectabele leeftijd van 240 jaar. Hoewel er in de loop der jaren het nodige verbouwd is aan het huis, zijn er nog steeds authentieke stukken te vinden met oude stenen in allerlei formaten, aldus de huidige bewoner Jan van de Hulsbeek, nazaat van de familie Schenk. Jan’s moeder Antje (Maria Johanna Schenk) was een zus van Coba (Jacoba) en Jan (Johannes Gerardus), de voorlaatste bewoners van de boerderij.
Iedereen in het dorp kende en kent wellicht nog de familie Schenk. Vader Tinus, arbeider, tuinder en bijenhouder, had een opmerkelijke baard en dochter Coba werd vooral bekend en herkend als ze met haar DAFje stapvoets door het dorp reed.
Om meer te weten te komen over de geschiedenis van het huis en zijn bewoners moeten we terug in de tijd. Klopt het wat de muurankers aangeven; is de boerderij echt zo oud? Wellicht dat het kadaster ons meer kan vertellen. Heeft de familie Schenk daar altijd gewoond? Op zoek naar de voorouders van Coba en Tinus dus. Hiervoor willen we een kwartierstaat maken. Maar we starten onze zoekactie met het ophalen van persoonlijke herinneringen en inkijken van het privé (foto) archief van de huidige bewoner van de boerderij, Jan van de Hulsbeek. Hij vertelt daarbij uitgebreid
Zijn tante Coba Schenk was ongetrouwd, erg gelovig en daarom leek ze soms een beetje excentriek, maar ze deed met haar DAFje wel vaak boodschappen voor ouderen uit het dorp.
Het verhaal van Coba en haar broer Jan, is ook mooi beschreven door dorpsdichter Ries van Haren in zijn boek “Geleefd Verleden” uit 2014, waaruit hier enkele regels zijn overgenomen:
COBA EN TINUS SCHENK [..]
Heel hun leven in de Veldsestraat hun thuis Het leek den Hof van Eden wel [..]
Coba wilde leven, maar dan wel celibatair
Maar ook niet in een klooster, dat was te close Was heel veel met haar Godsdienst in de weer Had iemand een andere mening, dan werd zij boos
Jan was de boer en arbeider op hun klein bedrijf
Tot ze vijf jaar voor haar overlijden naar het Sint Jozef verzorgingshuis in Wijchen ging, woonde ze samen met haar broer Jan Schenk in het huis aan de Veldsestraat. Desondanks kwam ze vanuit het verzorgingshuis elke dag met haar DAFje naar huis om voor Jan te koken. Jan was net als zijn vader arbeider en tuinder. Hij werkte voor en na de oorlog thuis, en leefde van de opbrengst van de tuin en boomgaard. Jan Schenk had een paar koeien, geiten en kippen en ging wekelijks naar de Nijmeegse markt om zijn producten te verkopen.
Hij reed dan mee met andere marktlieden uit het dorp, zoals Jan van Oosterrum (genaamd Jan den Draad), Dien van de Boogaard uit de Hoeve en Piet Holleman, die ook allemaal op die markt stonden.1 Jan werd in de oorlog te werk gesteld in Duitsland. Hij heeft lang verkering gehad, maar dat ging na de oorlog uit en hij bleef ongetrouwd, net als Coba. Jan was een hele aardige en rustige man, die graag bij de familie op bezoek ging. Hij stak elke zondagmiddag de straat over om bij zijn zus Antje een kop koffie te drinken. Hij is op de markt in Wijchen gestorven terwijl hij met een bekende aan het buurten was.
Teelt van appels, peren en bijen, bracht hij in praktijk Ook Jan kreeg geen vrouw aan zijn lieve lijf Een koetje, een kalfje en een keutje: dat maakte hem rijk
Coba ging nog auto rijden [..]
Volgde meer dan honderd lessen voor ze het haalde In haar luxe karretje, zag je, dat ze straalde [..]
Kadastrale gegevens Nederasselt waaruit blijkt dat het huis gesplitst is. Hendrikus Loe en heeft levenslang recht van gebruik en bewoning van het noordelijk deel ervan. In 1924 worden de twee delen weer verenigd.
Wie was die arbeider Hendrikus Loeffen? De naam komt niet voor in de gemaakte kwartierstaat van Jan Schenk en toch is de kans groot dat Hendrikus familie was van Tinus Schenk. Als we verder zoeken in het archief van de burgerlijke stand van de gemeente Overasselt, blijkt die relatie er wel te zijn, maar dan via de echtgenote van Tinus, Hanneke (Johanna Maria) Laugs (1874 – 1919).
Als je de kadastrale gegevens van Veldsestraat 52 opzoekt, kom je hetzelfde jaartal tegen als op de gevel van het huis staat: 1783. Het huis aan de Veldsestraat werd in 1985 verkocht aan Jan van de Hulsbeek. Dat blijkt onder andere uit de kadastergegevens. Uit diezelfde bron blijkt ook dat de kinderen van Tinus Schenk het huis geërfd hebben na diens overlijden in 1955. Tinus Schenk was in 1955 alleen eigenaar van de boerderij, maar dat was anders voor 1923. Uit de kadastrale gegevens tot dat jaar blijkt dat een zekere Hendrikus Loeffen levenslang recht van gebruik en bewoning had.
Hendrikus Loeffen (1838 – 1922) was de oom van Johanna Maria Laugs en dus ook de oom van Tinus Schenk. Hij was getrouwd met Johanna Laugs (1843 –1912). Johanna, Petronella en Lambertus waren de kinderen van Johanna Wolters (Wouters), die al in 1836 bij erfenis de boerderij aan de Veldsestraat met erf, grond en tuin in haar bezit kreeg. Johanna Wolters overlijdt in 1863 en in een testament uit 1878 wordt vermeld dat het “onbeschikbare” deel van de erfenis voor haar drie kinderen is.
In een acte van boedelscheiding van Hendrikus Loeffen uit datzelfde jaar staat beschreven dat hij o.a. het noordelijke gedeelte van het perceel huis en erf nummer 207 verkrijgt, waarbij de verkrijger al recht van gebruik heeft. In 1912 overlijdt Johanna Laugs, de echtgenote van Hendrikus en niet lang daarna (kadastraal dienstjaar 1913) wordt Martinus Schenk eigenaar. Hendrikus Loeffen behoudt vanaf dat moment wel levenslang recht van gebruik en bewoning.
Zoals hierboven beschreven erft Johanna Wolters in 1836 het huis met erf en grond met nummer C207. Het allereerste minuutplan van 1811 - 1832 noemt Johannes Janssen als eigenaar. De overlijdensakte uit 1829 van de moeder van Johanna Wolters, Johanna Janssen Ronkels verklaart de relatie. De vader van Johanna Wolters, Loef Wolters, overlijdt op heel jonge leeftijd en de moeder Johanna Janssen Ronkels, dochter van Jan Ronkels en Ardina Martens, trouwt in 1815 voor de tweede keer. Haar tweede echtgenoot is Johannes Janssen.
Deze acte van boedelscheiding uit 1878 beschrijft dat Hendrikus Loe en een deel van de boerderij erft ter waarde van 600 gulden.
Johannes Janssen was dus de stiefvader van Johanna Wolters. Ik durf hieruit wel te concluderen dat de boerderij zolang als die bestaan heeft, en in ieder geval meer dan 200 jaar, familiebezit is geweest.
Dit wordt nog eens bevestigd met gegevens uit het bevolkingsregister van de gemeente Overasselt. Het oudste register is dat van 1830-1840. Daarin wordt het huis in de Hooge Veldsche Straat kadastraal nummer C207 vermeld als woning in buurschap Hogeveld No 84. In het huis woont Johannes Janssen, arbeider, met zijn vrouw Johanna Wouters (Dit is bijna zeker Johanna Ronkels met de naam van haar eerste man) en de kinderen. De situatie verandert in 1838. Wat meteen opvalt is dat het huis dan in tweeën wordt gesplitst. In het register wordt dan de arbeider Lambertus Laus, 35 jaar, bijgeschreven, samen met zijn vrouw Johanna Wolters en de kinderen Lambertus en Peter. In het andere deel van het huis komt het gezin van de kleermaker Jacobus Schenk te wonen met zijn vrouw Grada Rutten en zes kinderen. Jacobus Schenk komt van Hogeveld No 89 en daarvoor uit Balgoy (BR Overasselt 1830-1840). Hij is geboren in Kessel, een dorpje in Duitsland net over de grens in Noord-Limburg bij Ven-Zelderheide. De oudste
BRONNEN
gevonden directe voorouder tot nu toe is “Jaques Schink”; Jacobus Schink, woonde ± 1750 in het gehucht Nergena, Kessel als kleermaker. Er komen meerdere variaties op de namen voor zoals Schenck, Schink, Schinck, Schonk en Schonck en zelfs Senk door verschrijvingen van de ambtenaren en in kerkboeken etc.
We kunnen concluderen dat de boerderij aan de Veldsestraat in Balgoy met het jaartal 1783 op de gevel inderdaad in dat jaar gebouwd is. We kunnen met zekerheid zeggen dat vanaf 1838 de naam Schenk verbonden is met de boerderij. De namen Janssen (met zekerheid vanaf 1815), Wouters, Laugs, Loeffen en van de Hulsbeek zijn verbonden met de boerderij en met de familie Schenk. Een kwartierstaat met alle voorouders van Jan Schenk is bijgevoegd. Tenslotte is het opvallend dat Johannes Janssen evenals de familie Schenk uit het latere Duitsland afkomstig is en nog opvallender is dat de geboorteplaats van Johannes Janssen, Hassum, vlak bij Kessel ligt. Samen met de geboortedatums 1780 van Johannes Janssen en 1782 van Jacobus Schenk, mag je wellicht suggereren dat ze elkaar gekend hebben en dat dit een mogelijke verklaring kan zijn voor de komst van de familie Schenk naar Nederasselt-Balgoy.
Ries van Haren, Geleefd Verleden – Balgoy in de 20e eeuw (Wijchen, Drukkerij de Kleijn 2014), blz. 93 (www.pietvanerp.nl/) Akten van de burgerlijke stand (www.wiewaswie.nl).
Gemeentelijke bevolkingsregistratie Overasselt, 1830 – 1900 (genver.nl/gl/br0271.htm).
Kadastrale kaart 1811-1832: oorspronkelijke aanwijzende tafel Nederasselt, Gelderland (beeldbank.cultureelerfgoed.nl)
Kadasterviewer voor kadastrale gegevens (mijn.kadaster.nl).
Jan van de Hulsbeek (huidige bewoner van boerderij), Akten en foto’s (privé archief).
1. Het is niet zeker of de naam ‘Oosterrum’ correct gespeld is.
in 2019 ingezette inhoudelijke transitie van het museum. Van ‘verzamelen naar verhalen’ met een eigentijdse interactieve presentatie en aansluitend op de Verhalen van Gelderland.
Terug in de tijd, herinneringen ophalen en wegdromen, dat brengt deze tentoonstelling teweeg. Ook veel jongeren voelen zich aangesproken. En ook al kom je niet uit deze regio, de herinnering aan ‘vroeger’ dringt zich onmiddellijk op bij het binnengaan van de tentoonstelling.
Jaap van der Veen, onze inspirator, conservator, curator, bestuurslid en duizendpoot deed een flinke stap terug begin dit jaar. Dit na vijf jaar lang zijn ziel en zaligheid en werkweken van wel zestig uur aan het museum te hebben besteed. Zonder zijn inzet en kennis hadden we nu geen museum meer gehad! Jaap legde een inhoudelijk solide basis voor zijn opvolger, Roland Gieles in de rol van conservator. Roland is al helemaal ondergedompeld in de mooie verhalen die ons museum te vertellen heeft. De ontwikkeling van onze museumtoer – waar we nu aan werken samen met Erfgoed Gelderland – brengt nog veel onvertelde verhalen naar boven!
In maart 2023 startte Roland Gieles als conservator. Roland studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Utrecht. Bij het Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam werkte hij aan een catalogus van de Rotterdamse collectie vroege Italiaanse schilderijen. Roland is zelfstandig kunsthistoricus, doet onderzoek, geeft cursussen en lezingen over kunstgeschiedenis en is tevens conservator van Museum Stadskasteel Zaltbommel. Zijn belangrijkste taak is het voltooien van de
Sinds 2 april was op TV Gelderland iedere zondag te volgen hoe de amateurfotografen zich ontwikkelen en foto’s maken in Gelderland. ‘Focus op Gelderland’ – variant op het Perfecte Plaatje – laat via deze fotografen Gelderland zien. De tentoonstelling bestaat uit ca. 30 foto’s, onder andere die van de winnaar, behind-the-scenes van het programma en foto’s gemaakt door Jochem van Gelder. De tentoonstelling is vanaf 24 mei te zien.
Inge van den Thillart schonk het museum twee kunstwerken. De kunstenaars Inge van den Thillart en Hestia Peek wandelden langs de Waal. Een tocht die startte in Heerewaarden en eindigde bij de Noordzee. Hun persoonlijke vondsten en bevindingen tijdens die wandelingen werden omgezet in grafiek, schilderijen, performances, poëzie en ruimtelijk werk en geëxposeerd. Bij ‘Stroomafwaarts’ verzamelden zij aangespoelde en achtergelaten rommel, namen geluiden en filmpjes op, tekenden en schilderden. “Ons doel is het rivierenlandschap op een persoonlijke manier vast te leggen en te onderzoeken in hoeverre het afwijkt van
het beeld dat wij in ons collectief geheugen hebben opgeslagen.” Het werk is geen aanklacht tegen vervuiling van het gebied maar wel een compleet en genuanceerd beeld. Daarin kom je oude schoenen en ook veel plastic tegen, zo laten de twee werken zien die nu in de tentoonstelling “Water” zijn opgenomen.
De coronadip qua bezoekers lijkt voorbij en het bezoekersaantal trekt aan. Om hier goed op te zijn ingericht hebben we ruimte voor: baliemedewerkers, gastheren en gastvrouwen, gidsen en hulp in het museumcafé (want dat zit de laatste tijd regelmatig stampvol). Ook bestuursleden zoals de voorzitter zouden graag een rechterhand hebben want haar werkweken zijn veel te vol geworden én de functie secretaris van het bestuur is vacant. Wie is die energieke man/vrouw die ons bestuur wil en kan versterken? Misschien ben u wel geïnteresseerd in deze functies of misschien weet u wel iemand in uw omgeving die hart heeft voor ons museum en dit zou willen oppakken. We horen dit graag. Stuur dan een mail hierover naar info@museumtweestromenland.nl
In juli en augustus is het museum te zien via reclamespotjes op TV Gelderland
TENTOONSTELLING ROMEINEN: HEEFT U DEZE SOLDAAT EN ZIJN CONCUBINE AL GESPROKEN?
Nummer 194 van ons blad lag nog niet in de bus of er was al een reactie, en nog wel van twee personen. Door plaatsgebrek kunnen die pas nu geplaatst worden. Zowel Ab van Eck als Maya van Os hebben laten weten dat de school op pag. 15 linksboven niet in Winssen stond maar dat het de N.H. school in Boven-Leeuwen betrof, ook wel aangeduid als de ‘Sint Jacob school’. Ab stuurde er een oude kaart bij mee en Maya wist zelfs de namen van de vier personen te vertellen. Het zijn van links naar rechts de heer Van den Heuvel, lid van het schoolbestuur, de heer Jan Tarel, geb. Smilde 24-9-1861, hoofd van de school, overleden Leeuwen 9-10-1971(?), dominee Adelbert Antonie Schouten, geboren Putten 26-5-1850, gehuwd met Ariska Hendrika Cornelia Janssen, geboren Delft 7-5-1852. In 1915 vertrokken zij naar Den Haag. En als laatste mevrouw Elisabeth Martina Tarel-Duisdeiker, geboren Amsterdam 31-8-1864 die handwerkles gaf. Opmerkelijk is volgens Maya wel dat de naam van ds. Schouten niet voorkomt op de lijst van voorgangers van de Nederlands Hervormde Gemeente Leeuwen/Puiflijk van 2de helft 1800.
hebben. Ook tal van andere instituties die nog steeds deel uitmaken van ons staatsbestel, zoals bij voorbeeld de gezondheidsinspectie (nu de milieu-inspectie) en Rijkswaterstaat hebben we aan de Bataafsche Republiek te danken. Kortom een tijd om trots op te zijn. Toen is het moderne Nederland uitgevonden. In 1806 werden we voor het eerst (daarvoor waren we immers een republiek; de Republiek der Zeven Provinciën en daarna de Bataafsche Republiek) een koninkrijk met Lodewijk Napoleon als koning. In 1810 trad hij af en werden we een departement van Frankrijk. Van een democratie was toen geen sprake meer. Onder Willem I werden we een koninkrijk met de koning als alleenheerser. Hij zag niets in democratie.
In de Staatsregeling voor het Bataafsche Volk, de grondwet van de Bataafsche republiek (1798), zijn voor het eerst alle burgerlijke vrijheden vastgelegd. De staat was onpartijdig en gaf ruimte aan alle godsdiensten zonder er een voorop te stellen. Religie hoorde thuis in het privé domein en in de kerken, niet in de openbare ruimte en niet in het onderwijs. Het onderwijs was dan ook seculier en openbaar en bekostigd door de staat. Dat een wet alleen de werkelijkheid niet verandert maar dat de gewenste verandering vaak in de praktijk bevochten moet worden en dat die strijd decennia kan duren maakt onder andere de schoolstrijd in Appeltern en andere plaatsen in Maas en Waal duidelijk.’
We kregen nog een reactie van Jan Giesen uit Zevenaar op het artikel van Martin Bergevoet over de Maas en Waalse studenten in Keulen (Tweestromenland nrs. 191 en 192, maart en juni 2022).
Van Joep van den Brink uit Appeltern kwam een reactie binnen op het artikel van de gebroeders Luijk over de schoolstrijd. Hij schrijft: ‘Mijn oog bleef haken aan de zin: ‘Het nog maar net aan de Bataafsche Republiek ontworstelde Nederland…’. Alsof we ons als land van iets vreselijks hebben weten los te maken.
Het tegendeel is waar. De Bataafsche Republiek was een democratische staat, de derde in de wereld, van en door Nederlanders. De aanduiding ‘Franse tijd’ is dan ook volledig misplaatst voor deze periode van 1794 tot 1806, waaraan we onder andere de leerplicht, de unificatie van de Nederlandse taal en de onderwijsinspectie te danken
Tweestromenland 191, p. 29, rechter kolom. Hier is sprake van ‘nobiles’. De Algemene Winkler Prins geeft daarbij als verklaring: ‘Nobiles heette in het oude Rome de stand van hen wier voorvaderen hoge ambten bekleed hadden. Zij vormden sociaal en politiek een gesloten groep, die zowel patriciërs als plebejers omvatte. In tegenstelling tot het patriciaat, dat geboorteadel was, moet de nobiliteit als ambtsadel worden beschouwd; het was de nieuwe aristocratie, die in de 4e eeuw v.C. ontstond na de gelijkstelling van patriciërs en plebejers.’ De primaire betekenis van ‘nobilitais’ is dan ook ‘grote naam’ en ‘ambtsadel’. Martin had al aangegeven dat lang niet alle ‘nobiles’ tot de adel behoorden, en dit wordt nu bevestigd.
Tweestromenland 192, p. 5, rechter kolom: Crist de Bunincghenen Gher(ardus) Leo de Wychen zijn twee keer vermeld! Idem, p. 6, linker kolom, regel 5 en 7: ’Ad annos pubertatis’. Jan denkt dat dit in navolging van diverse woordenboeken beter vertaald kan worden met ‘volwassenheid, huwbare leeftijd’ dan met ‘puberteit’.
Publicaties uit de Tweestromenlandreeks, die nog verkrijgbaar zijn. Nr.titel
dl. 3Leeuwen en Elisabeth
dl. 5Ewijks klooster
dl. 7Schoolstrijd Appeltern
dl. 10Stoomtram deel 2
dl. 18Maas en Waals Familieboek
dl. 24Mensen van Druten
dl. 34Stoomgemaal De Tuut.
dl. 40Tweestromenland in verhalen en foto’s€ 22,50
dl. 45De paardenmarkt in Wijchen 1983-2018
dl. 47Waardevast Erfgoed
Opgericht: 15 mei 1964
Doel: in zo breed mogelijke kring bevorderen van de belangstelling voor de geschiedenis in al haar aspecten, in het bijzonder van het werkgebied, het Land van Maas en Waal en het westelijk deel van het Rijk van Nijmegen.
Lidmaatschap:
Het lidmaatschap geeft recht op:
- toezending van het tijdschrift en de nieuwsbrief
- gratis toegang tot het documentatiecentrum
- korting op excursies
- korting op boeken uit de Tweestromenlandreeks
- korting op andere publicaties van de Vereniging
- 50% korting op de entreeprijs van het Museum
Tweestromenland in Beneden-Leeuwen.
Het lidmaatschap bedraagt € 25,00 per jaar. U mag ook meer geven bij wijze van gift. Wat u hiervoor terug krijgt kunt u hierboven lezen. Het bedrag storten op banknummer: NL76 INGB 0000 2423 16 t.n.v. Ledenadministratie
Hist. Ver. Tweestromenland.
Adreswijzigingen graag op onderstaand postadres doorgeven. Wilt u uw lidmaatschap beëindigen, dan dient u dit vóór 1 december te doen.
Secretariaat en centraal postadres:
Campuslaan 6, 6602 HX Wijchen
Tel.: (024) 6413012
e-mail: tweestromenland@hetnet.nl website: www.tweestromenland.com
Bestuur:
H.W. . . van lk, uiflijk, voor itter a.i.
Secretaris: vacature, waargenomen door J.P.H. Daverveld, Balgoij
W.J.K. Caldenhoven, Wijchen, penningmeester
H.F.A.M. Driessen, Druten Mevr. W.M. Guelen, Hernen
H.W. de Kleijn, Wijchen
L.A. van Stippent, Wijchen
Tijdschrift:
De redactie bestaat uit Ellen Brons, Marike de Valk, Jan Dekkers, Janus Kolen, Heimerick Tromp en Martin Bergevoet (coördinator).
Het tijdschrift verschijnt vier keer per jaar.
Vormgeving: Esther Peters
Druk: Henk van der Bend, Print Rendement
Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de redactie.
De redactie heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich tot de redactie richten.
16,95
15,00
A eelding achterblad: Titelpagina van de Catalogus die in het artikel over Margaretha van Delen wordt genoemd, Amsterdam, 1829.
De redactie ziet graag kopij van derden tegemoet. Ze heeft daarvoor enkele richtlijnen opgesteld, die bij het secretariaat van de vereniging (zie boven) te verkrijgen zijn of te downloaden van de website (www.tweestromenland.com/werkgroepen/ redactie_tijdschrift). De redactie is niet aansprakelijk voor de inhoud van de geplaatste artikelen. De redactie heeft het recht kopij te redigeren of in te korten. Dit gebeurt altijd in overleg met de auteur. Kopij kan worden gestuurd naar de vereniging of naar de coördinator van de redactie: mjjbergevoet@hotmail. com.
Artikelen en reacties kunnen rechtstreeks worden verstuurd naar: redactie@tweestromenland.com.