KLOSkennis-15 Het gemiddelde kind bestaat niet!

Page 1

Het gemiddelde kind bestaat niet

Kinderen in de groepen 1 en 2 maken een unieke periode in hun leven door: de kleuterfase. Maar daarnaast treffen we in groep 1 ook nog peuters aan en in groep 2 ook al jonge schoolkinderen.


Deze informatie is samengesteld aan de hand van stencils, gebruikt op de Klos in Tilburg in de periode 1970-1975, waarin helaas geen bronnenboek(en) vermeld werden. Mijn grote dank gaat uit naar mijn didactiek- en methodiekdocenten: Ank van den Berg, Petri Bloemkolk en Jos Bartels die ons op inspirerende wijze al deze kennis hebben bijgebracht. Juni 2019, Erica Ritzema.

KLOSkennis: Het gemiddelde kind bestaat niet

2

06-2019 LB


Het gemiddelde kind bestaat niet Hoe stellen we vanuit dit gegeven onze groepen samen? Kinderen in de groepen 1 en 2 maken een unieke periode in hun leven door: de kleuterfase. Maar daarnaast treffen we in groep 1 ook nog peuters aan en in groep 2 ook al jonge schoolkinderen. De oorzaak ligt in het gegeven dat de ontwikkeling van kinderen in de eerste zeven jaren van hun leven weliswaar in rap tempo verloopt, maar beslist niet op alle vlakken gelijkmatig en synchroon.

Terwijl het ene kind zich vooral op motorisch gebied ontwikkelt en misschien wat meer moeite heeft met het zich eigen maken van de taal, kan een ander kind juist heel vroeg zijn met spreken maar is dat kind later met zelfstandig lopen. Om die reden kunnen bij kleuters van dezelfde kalenderleeftijd aantoonbare verschillen in ontwikkelingsniveau worden geconstateerd. KLOSkennis: Het gemiddelde kind bestaat niet

3

06-2019 LB


Gedurende de eerste drie levensjaren maakt het kind zich drie dermate ingrijpende vaardigheden eigen, dat die medebepalend zijn voor de mate waarin hij gedurende de rest van zijn leven zelfstandig kan functioneren. Het kind leert namelijk lopen en praten en wordt daarnaast ook nog eens zindelijk. Het zich eigen maken van deze vaardigheden valt niet te koppelen aan een bepaalde kalenderleeftijd, wel wordt door deskundigen een gemiddelde leeftijdsperiode aangegeven waarbinnen kinderen zich over het algemeen een bepaalde vaardigheid eigen zullen maken.

De meeste kinderen gaan tussen 10 en 18 maanden zelfstandig lopen. Rond de 9 maanden beginnen de meeste kinderen zich voorzichtig op te trekken. Ze staan tussen de 12 en 15 maanden en gaan dan langs tafelranden en banken hun weg zoeken. Ze hebben dat houvast nog nodig. De meeste kinderen lopen rond de 18 maanden zelfstandig. Een kind dat erg laat leert lopen door bijvoorbeeld heupproblemen zal ook veel later zijn met andere motorische vaardigheden als steppen of huppelen. KLOSkennis: Het gemiddelde kind bestaat niet

4

06-2019 LB


Vanaf ongeveer 6 maanden gaat een baby klinkers en medeklinkers combineren (brabbelen) “dadada” en “mamamama”. Het lijken soms echte woorden, maar nog zonder talige bedoelingen. Het kind weet al wel dat het zo aandacht kan krijgen. Vanaf ongeveer twaalf maanden kun je tijdens het gebrabbel ook echte woordjes onderscheiden. Het kind legt de eerste verbanden tussen de taal en het begrip: het zegt bijvoorbeeld “mama”, “papa”, “hap” “toet-toet”.

Tussen 18 maanden en 24 maanden begint het kind combinaties te maken. “Mama eten”. Het maakt tweewoordzinnen. Tussen 24 en 30 maanden leert het kind door de combinatie met het lopen heel veel nieuwe woorden. Tussen 36 en 42 maanden begint het kind gesprekjes te voeren en verbetert ook de grammaticale opbouw van de zinnen steeds meer. KLOSkennis: Het gemiddelde kind bestaat niet

5

06-2019 LB


Als een kind achterloopt in zijn taalontwikkeling is dit niet direct reden voor paniek, omdat het kind zich misschien motorisch erg goed heeft ontwikkeld. Wees alert op de kwaliteit van het gehoor en de spierontwikkeling van de mond. Raadpleeg bij twijfel een logopediste.

Soms zijn kinderen al zindelijk als ze 2 jaar zijn, terwijl andere kinderen nog in een luier lopen op 4-jarige leeftijd. Gemiddeld wordt een kind tussen zijn twee en vier zindelijk. De meeste kinderen zijn het als zij naar de basisschool mogen. Je kunt als ouder of leerkracht een kind niet zindelijk maken, maar het wel helpen om zindelijk te worden. Het kind moet er rijp voor zijn en daarom is ook hier geduld een schone zaak. Als de luier een tijd droog blijft of het kind zich verstopt om te gaan poepen, duidt dat op een vorm van controle en is het klaar voor zindelijkheidstraining. KLOSkennis: Het gemiddelde kind bestaat niet

6

06-2019 LB


Overdag droog betekent niet dat het kind ook ’s nachts droog is. En tot ongeveer 7 jaar kan ook een zindelijk kind ’s nachts nog ongelukjes hebben. Wanneer er helemaal geen verbetering optreedt, kan er een lichamelijke oorzaak zijn en dienen ouders en leerkracht deskundige hulp in te schakelen.

KLOSkennis: Het gemiddelde kind bestaat niet

7

06-2019 LB


Uit het voorafgaande valt al op te maken dat "het gemiddelde kind" niet bestaat. Het jonge kind doet namelijk tijdens zijn dagelijkse wereldverkenning zoveel nieuwe indrukken tegelijk op, dat het die onmogelijk op alle gebieden ook gelijktijdig kan verwerken. Hierbij spelen ook allerlei andere factoren een belangrijke rol, zoals persoonlijke talenten, omgeving van het kind, de thuissituatie, en de gezondheid van het kind. Het houdt daardoor bij het leren van nieuwe vaardigheden niet op ieder gebied hetzelfde tempo aan. Zo zal een kind dat opgroeit in een taalarme omgeving ondanks zijn taaltalent toch meer moeite hebben met taalverwerving, omdat hem op dat gebied geen optimale kansen geboden worden. Een slechthorend kind dat wel opgroeit in een taalrijk milieu wordt door zijn handicap beperkt in zijn taalverwerving. In groep 1 (kleutergroep met over het algemeen vier- en vijfjarigen) zitten kinderen van ongeveer hetzelfde geboortejaar. Wanneer je observeert, kun je globaal bepalen wie de jongeren in de groep zijn, omdat die nog vaak een ander soort gedrag vertonen. Hoewel die veronderstellingen meestal wel kloppen, kun je je ook behoorlijk vergissen, want in de groep zitten ongetwijfeld ook oudere kinderen die dat gedrag nog steeds vertonen. Zoals er tussen vierjarigen nog “peuters� kunnen zitten, kunnen er ook kinderen van vier jaar in de groep aanwezig zijn die zich veel rijper gedragen dan je, afgaande op hun lichaamslengte of kalenderleeftijd, zou verwachten. In een grote groep dreigt het gevaar dat, door entourage en activiteiten af te stemmen op de middelmaat, noch aan de trage noch aan de zich snel ontwikkelende kinderen de juiste mogelijkheden worden aangeboden. Het is dus van belang dat de leerkracht haar activiteiten en begeleiding dusdanig organiseert, KLOSkennis: Het gemiddelde kind bestaat niet

8

06-2019 LB


dat alle kinderen in de groep voldoende aandacht en uitdaging krijgen. Dat is uiteraard een hele klus. Gelukkig krijg je als leerkracht, door de kinderen de ruimte te geven, zicht op wat ze nodig hebben want juist daar zijn ze intensief mee bezig. Ook de groepssamenstelling kan daarbij van grote betekenis zijn.

De samenstelling van de groep Een directie kan in overleg met de interne begeleider en de leerkrachten kiezen voor een homogene kleutergroep (aparte groep 1 en 2), waarin kinderen van ongeveer hetzelfde geboortejaar bij elkaar worden geplaatst of voor een heterogene groep 1-2 met kinderen van verschillende leeftijden. Beide groepssamenstellingen hebben voor- en nadelen. Welke voordelen kan een homogene groepssamenstelling bieden? De niveauverschillen zijn minder groot dan in een gemengde groep. Groepsregels en afspraken worden in het begin van het jaar aangeleerd en blijven gehandhaafd. Ze hoeven dus niet steeds opnieuw herhaald te worden als er geen nieuwe kinderen meer bijkomen. KLOSkennis: Het gemiddelde kind bestaat niet

9

06-2019 LB


Er kan meer eenheid en harmonie in de groep ontstaan, omdat er normaal gesproken geen nieuwe kinderen meer bij komen, maar dat is uiteraard geen vaststaand gegeven. Kringactiviteiten hoeven minder gedifferentieerd te worden aangeboden. De meeste kinderen krijgen voldoende aandacht en hierdoor is de behoefte aan werken in kleinere kringen minder groot. Als de voltallige groep twee naar groep drie vertrekt, hoeft er geen afscheid te worden genomen van de achterblijvers, maar alleen van de leerkracht. Een groep jongsten wordt, indien de ontwikkeling soepel verloopt, aan het eind van het schooljaar een groep oudsten en zo kan de samenstelling gehandhaafd blijven. Een homogene groep kan ook nadelen hebben. Als er toch een nieuw kind in de groep komt, kan het voor zo’n kind moeilijk zijn om zijn eigen plek binnen de groep te vinden, omdat er reeds een eenheid is ontstaan. Er is meer kans op rivaliteit in een homogene dan in een gemengde groep, aangezien in de gemengde groep de onderlinge verschillen een standaard gegeven zijn. Vanwege het geringe verschil in leeftijd staan de kinderen minder open voor een ander, als die steun en hulp nodig heeft. Het sociale aspect van elkaar helpen en een voorbeeld kunnen zijn voor de kleintjes is veel minder aanwezig. Indien een kind niet mee door kan stromen, is dit in een homogene groep veel schrijnender, aangezien het kind dat alleen achterblijft afscheid moet nemen van al zijn klasgenootjes.

KLOSkennis: Het gemiddelde kind bestaat niet LB

10

06-2019


Wat kunnen de voordelen in een heterogene groep zijn? Er is vaker sprake van individuele begeleiding, omdat de leerkracht door de niveauverschillen binnen haar groep minder mogelijkheden heeft om klassikaal te werken. De zelfstandigheid wordt bevorderd. De oudsten kunnen de jongsten helpen en de jongsten kunnen zich voor hulp ook wenden tot een ouder kind in plaats van (alleen) tot de leerkracht. Hierdoor wordt het verantwoordelijkheidsgevoel versterkt aangezien de oudsten het voorbeeld mogen geven aan de jongsten. Zij kunnen daardoor namelijk hun bijdrage leveren aan een goed klimaat binnen de groep. Omdat er veel verschillende niveaus binnen de groep zijn, ben je ook in de gelegenheid een ouder kind dat minder goed presteert ongemerkt op het niveau van de jongere kinderen te laten werken om het zelfvertrouwen te bevorderen. Het kind kan op die manier toch succeservaringen opdoen zonder zich bewust te KLOSkennis: Het gemiddelde kind bestaat niet LB

11

06-2019


zijn van zijn mindere prestaties. Zo kun je een kleuter die cognitief goed presteert maar een motorische achterstand heeft, ongemerkt samen met jongere kinderen een tekenopdracht uit laten voeren. Het is op dezelfde wijze ook mogelijk te differentiĂŤren door een kind dat op een bepaald gebied verder is dan zijn leeftijdsgenoten met oudere kleuters aan een opdracht te laten werken. Oudere kinderen kunnen zelfstandig werken aan een opdracht, terwijl de leerkracht zich met de jongsten bezighoudt. Persoonlijk vind ik een heterogene groep daardoor wat minder bewerkelijk. Oudere kleuters kunnen helpen bij het opruimen en zijn op de hoogte van de organisatie in de groep. Nieuwe kinderen raken eerder ingeburgerd in een omgeving met kinderen die daar al meer dan een jaar deel van uitmaken, zich dus echt thuis en veilig voelen en dat ook uitstralen. Deze samenstelling versoepelt het socialisatieproces. De nadelen in een heterogene groep Een heterogene groep kan als nadeel hebben dat er in de loop van het schooljaar steeds nieuwe kinderen bij komen en dat kan de sfeer in de groep verstoren aangezien het (afhankelijk van de aard van de nieuwe leerling) steeds opnieuw onrust kan veroorzaken. De leerkracht moet steeds weer nieuwe kinderen de geldende regels aanleren, die de andere kinderen al kennen. Daardoor kunnen de oudere kinderen aandacht te kort komen. Zeker wanneer er een kind bij komt dat extra zorg en aandacht nodig heeft. De leerkracht praat misschien tijdens kringactiviteiten over de hoofden van de jongsten heen of sluit niet aan bij het niveau van de oudere kinderen. Het is niet eenvoudig tijdens KLOSkennis: Het gemiddelde kind bestaat niet LB

12

06-2019


kringactiviteiten aan te sluiten bij alle verschillende ontwikkelingsniveaus en daarom zal de leerkracht andere organisatievormen in moeten voeren, zoals bijvoorbeeld het werken met een kleine kring. Helaas hebben niet alle leerkrachten die mogelijkheid omdat niet iedereen gebruik kan maken van ondersteuning en de oudste kinderen zeker in het begin van het jaar nog te jong zijn om zelfstandig aan het werk gezet te worden. Ook in de speelzaal tijdens bewegingsactiviteiten moeten de kleuters allemaal op hun eigen niveau kunnen bewegen en daarom moet de leerkracht zich bij de keuze van de materialen en opdrachten bewust zijn van de differentiatiemogelijkheden. Slechts een deel van de groep vertrekt aan het eind van het schooljaar naar groep drie en dat kan heel verdrietig zijn omdat niet alle vriendjes mee gaan. Omdat een gemengde groep door de onderlinge verschillen meer een afspiegeling vormt van de maatschappij, is deze samenstelling beter voor het bevorderen van de sociale ontwikkeling dan een homogene groep.

KLOSkennis: Het gemiddelde kind bestaat niet LB

13

06-2019


Uiteraard blijft de leerkracht, ongeacht de samenstelling van de groep, de belangrijkste bindende factor binnen de groep. Zij bepaalt door haar houding en regels de sfeer en schept daarmee een sociaal klimaat waarin zij samen met ‘haar kinderen’ zorg draagt voor een warme, respectvolle omgeving. Evenwichtige samenstelling van de groep Het is wenselijk bij de planning van de groepssamenstelling ook rekening te houden met het aantal ingeschreven jongens en meisjes voor dat schooljaar. Het werkt het prettigst als de verhouding jongens en meisjes per groep ongeveer gelijk ligt. Bij een ongelijke verdeling kán namelijk een sfeer ontstaan die meer als mannelijk of vrouwelijk bestempeld kan worden, waardoor de leerkracht de neiging krijgt toe te geven aan de voorkeur van de meerderheid, die de boventoon voert. De kans bestaat dat er dan, waarschijnlijk onbewust, meer rekening gehouden gaat worden met de belangstelling van de groep die in KLOSkennis: Het gemiddelde kind bestaat niet LB

14

06-2019


de meerderheid is en dat beperkt uiteraard de breedte van het aanbod. Natuurlijk is het niet altijd mogelijk een groep met ongeveer gelijke aantallen te formeren aangezien er sprake is van geboortegolven, waarin de ene keer meer jongens en de andere keer meer meisjes worden geboren. Het is vooral bij heterogene groepen van belang dat je kinderen binnen hun groep de mogelijkheid kunt bieden een speelkameraadje te vinden. Als in een groep bijvoorbeeld maar vier oudste meisjes zitten, bestaat de mogelijkheid dat een van de vier buiten de boot valt omdat zij, door de beperkte keuze, geen aansluiting vindt bij een van die andere meisjes. Dit kan een negatief effect hebben op haar welbevinden en functioneren. Misschien vindt ze een vriendin binnen de groep jongste meisjes, maar dat heeft dan weer tot gevolg dat zo’n koppel bij de overgang naar groep drie van elkaar gescheiden wordt. Ook hier geldt dat voorkomen beter is dan genezen, want je ziet soms kinderen die gedurende hun hele basisschooltijd een buitenbeentje blijven dat krampachtig op zoek is naar een maatje. Daarom is een zorgvuldige indeling van de laagste groepen van groot belang.

KLOSkennis: Het gemiddelde kind bestaat niet LB

15

06-2019


Allochtone kinderen Daarnaast speelt bij de indeling van de groepen ook het aantal allochtone kinderen een belangrijke rol. Niet alleen het aantal jongens of meisjes is hierbij van belang, maar een gelijkmatige verdeling over de groepen kan (indien de kinderen nog weinig Nederlands tot hun beschikking hebben) voor de leerkrachten werkdruk-verlagend werken. Die gelijkmatige verdeling kan een positief effect hebben op de taalverwerving van kinderen met een anderstalige achtergrond. Als bijvoorbeeld het aantal kleuterklassen groot is en het aantal Turkse leerlingen beperkt, is het toch verstandig deze kinderen in verschillende groepen te plaatsen. Zo voorkom je in je groep het ontstaan van een Turkse enclave, waar men in plaats van Nederlands gezellig met elkaar in de eigen taal kan blijven babbelen. Een belangrijke factor bij het stimuleren van de taalontwikkeling is bij het formeren van de groepen, indien mogelijk, te streven naar een samenstelling waarin het Nederlands de meest gesproken taal is. Veel succes, Erica Ritzema

Foto’s L. Boonstra

KLOSkennis: Het gemiddelde kind bestaat niet LB

16

06-2019


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.