KLOSkennis 14 Lerend spelen/spelend leren (2e druk)

Page 1

Lerend spelen/spelend leren

In het dagelijkse leven zijn ouders maar ook leerkrachten soms geneigd het leervermogen van het kind te onderschatten en anderzijds te overschatten.


Deze informatie is samengesteld aan de hand van stencils, gebruikt op de Klos in Tilburg in de periode 1970-1975, waarin helaas geen bronnenboek(en) vermeld werden. Mijn grote dank gaat uit naar mijn didactiek- en methodiekdocenten: Ank van den Berg, Petri Bloemkolk en Jos Bartels die ons op inspirerende wijze al deze kennis hebben bijgebracht. Juni 2019, Erica Ritzema.

KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

2

01-2019 LB


Lerend spelen/spelend leren Er zijn vele publicaties en boeken verschenen over de psychologie van het leren. De resultaten van wetenschappelijk onderzoek op dit terrein zijn van belang voor de inrichting van ons onderwijs. In het dagelijkse leven zijn ouders maar ook leerkrachten soms geneigd om het leervermogen van het kind te onderschatten en het anderzijds te overschatten. Dat laatste zien we helaas nogal eens gebeuren op het gebied van de intellectuele ontwikkeling, namelijk door kinderen te vroeg lastig te vallen met leerstof die feitelijk ver boven hun bevattingsvermogen ligt omdat die veel te abstract is. Een deel daarvan kĂşnnen ze dan wel van buiten leren op basis van geheugentraining, maar het geleerde toepassen in een ander verband of andere situatie lukt niet, omdat inzicht in en begrip van het geleerde ontbreekt. Daardoor is dat geleerde niet breder te hanteren. Het is namelijk niet om te buigen naar andere situaties en dus niet elders inzetbaar. Het kind kan het geleerde alleen maar gebruiken in een bekende situatie op basis van het geheugen, want het heeft zich de leerstof niet werkelijk eigen weten te maken. Simpel gezegd: het kind is er nog niet aan toe en daardoor ontbreekt de wendbaarheid om het aangeleerde in een afwijkende context te gebruiken. Voorbeelden Een kind dat je leert rijmen voor het eraan toe is, onthoudt uiteindelijk wel de standaardwoorden van de lotto die hem worden aangeboden en die bij iedereen bekend zijn: mand-hand, taart-staart, vuur-muur, haan-zwaan. Maar bied je zo'n kind vervolgens rijmkaarten aan die hem onbekend zijn, dan blijkt dat hij op basis van het horen van de klank in de woorden toch niet te kunnen aangeven welke woorden rijmen. KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

3

01-2019 LB


Een kind dat je kleuren leert mengen, terwijl het daarvoor zelf nog geen belangstelling heeft, omdat het genoeg heeft aan de beschikbare kleuren, zal eenmalig meewerken [wil jou best meehelpen]. Je ziet zo'n kind vervolgens niet verder experimenteren met papier, schoolkrijt of potloden om andere kleuren te maken. Wanneer een kind daarentegen uit zichzelf de behoefte aan andere kleuren aangeeft, kun je ervan uitgaan dat hij eraan toe is om iets nieuws te leren en gaat hij er ook zelf mee aan de slag. Onderschatting van het leervermogen vindt plaats waar volwassenen menen dat een kind iets nog niet kan leren en het kind daarom de noodzakelijke prikkels onthouden die het leerproces op gang moeten brengen. Ook treffen we onderschatting aan wanneer volwassenen het kind niet de gelegenheid geven tot zelf ontdekken en iets zelf uit te vinden. Met veel woorden, ingewikkelde uitleg en omslachtig voordoen proberen zij dan het doel te bereiken dat het kind (als het zelf de regie had gehad), op zijn manier, op zijn tijd, en dus passend bij zijn wezen, zelfstandig en daardoor beter had kunnen leren. De volwassenen stichten op deze wijze verwarring in plaats van het kind iets toe te laten voegen aan zijn eigen ontwikkeling. Hoe kunnen we dan als leerkrachten en andere opvoeders het beste aansluiten bij de actuele ontwikkeling van het kind en hoe kunnen we het kind hierin begeleiden en stimuleren? Wilhelmina Nijkamp beschreef dit in 1971 al uitvoerig in haar boek “Perspectieven van het Kleuteronderwijs deel 1�. Wanneer we haar opvattingen ten aanzien van de ontwikkeling van het kind en de daarbij horende kleuterdidactiek opnieuw zouden KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

4

01-2019 LB


toepassen zou in die zin het onderwijs aan kleuters weer herstellend en aansluitend kunnen worden! Zij beschreef en legde verbanden tussen de volgende verschijnselen:

Rijping – voeding – ontwikkeling – oefening – prestatie Rijping Rijping wordt omschreven als: in aanleg gegeven opeenvolging van verschijnselen, die veroorzaakt worden door inwendige prikkels van het zenuwstelsel. Met andere woorden rijping is een proces dat zich van binnenuit voltrekt. Voeding Voeding bestaat niet alleen uit eten en drinken maar uit alle prikkels die van buitenaf op het organisme inwerken en het rijpingsproces kunnen bevorderen. Kunnen staat hier schuin gedrukt omdat men een kind niets kan leren als zijn zenuwstelsel nog niet genoeg gerijpt is om de voeding (prikkels) die wordt toegediend tot zich te kunnen nemen en te verteren (verwerken). Dit lijkt zeer theoretisch, maar kan met een extreem voorbeeld worden toegelicht: een baby van vier weken kun je immers niet leren schilderen. Met leren wordt hier bedoeld dat het kind in een situatie gebracht wordt, waarin het zich met enige moeite, maar op een natuurlijke en ontspannen wijze een vaardigheid eigen kan maken.

KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

5

01-2019 LB


Natuurlijk bestaan er ‘wonderkinderen’, die op hun tweede al viool kunnen spelen of dan al leren skiën. Zoals er door de eeuwen heen altijd volwassenen geweest zijn die er van overtuigd waren dat je kleine kinderen veel vroeger dan gebruikelijk iets kunt leren. In hoeverre de integriteit van de persoonlijkheid schade lijdt door een dergelijke eenzijdige en geforceerde training door volwassenen zal altijd wel een vraag blijven. Door eerzucht of onwetendheid van de opvoeder(s) loopt het kind gevaar andere, in de aanleg aanwezige mogelijkheden, niet te kunnen ontwikkelen. De gezonde harmonische ontplooiing van de persoonlijkheid kan daardoor ernstig worden verstoord met gevolgen zoals klachten van lichamelijke (stotteren) en/of geestelijke (onzekerheid, faalangst, nervositeit) aard. Overbelasting aan de ene en onderbelasting aan de andere kant hebben altijd een verstoord evenwicht tot gevolg. Rijping en voeding moeten dus op elkaar zijn afgestemd. Dat is een voorwaarde voor een gezonde ontwikkeling. Ontwikkeling Ontwikkeling ontstaat door een samenspel van inwendige rijpingsprocessen en toegediende voeding (prikkels uit de buitenwereld). Om zich te kunnen ontwikkelen, hebben lichaam en geest voeding nodig. Voor die voeding is een kind aangewezen op de buitenwereld. Er is echter nog een zeer belangrijke vierde factor die door het kind zelf tot stand moet worden gebracht namelijk de oefening. KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

6

01-2019 LB


Oefening Oefening wil zeggen dat het zenuwstelsel van het kind zodanig moet kunnen reageren op de prikkels van buiten, dat die opgevangen, verwerkt en vervolgens in de totaliteit van het kind opgenomen kunnen worden. Die verwerking is een vorm van oefenen. Het is dus niet alleen uitsluitend rijping en voeding die de ontwikkeling tot stand brengen maar daarnaast moet het kind de ruimte krijgen om in alle rust te oefenen, zonder dat het alweer met een volgend pakket aan nieuwe informatie om de oren wordt geslagen. Het moge duidelijk zijn dat een leerkracht die dit proces observeert veel te weten kan komen over de persoonlijkheid van het kind. Aangezien het kind de ruimte krijgt om zich vaardigheden eigen te maken, zonder dat die direct zijn opgelegd, kan het veel meer zichzelf zijn en daardoor laat het ook meer van zichzelf zien. Zo kun je bijvoorbeeld ontdekken of een kind nieuwsgierig, zelfstandig, ondernemend, creatief, moedig, gemotiveerd en/of kritisch is. Eigenschappen die naast cognitieve vaardigheden ook nog altijd van groot belang zijn voor het leerproces (en voor de persoonlijke ontwikkeling). Prestatie Prestatie komt tot stand doordat de oefening van en door het kind zelf op een bepaald ogenblik geleid heeft tot het beheersen van een vaardigheid. Zodra dit het geval is, kan het kind weer andere prikkels verwerken, andere vaardigheden oefenen en tot nieuwe en andere prestaties komen. Dus op een ander niveau gaan werken. KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

7

01-2019 LB


Aan iedere vorm van leren gaat een andere vorm van leren vooraf. Dat is de reden waarom de ontwikkeling van kleuters zo schoksgewijs verloopt. Ontwikkeling is een uniek proces dat ontstaat vanuit rijping in combinatie met voeding en dat door oefening leidt tot prestatie. De leerkracht dient gezien haar didactische aanpak op de hoogte te zijn van wat eerst en wat daarna geleerd kan worden, met andere woorden: de opeenvolging van fasen in de ontwikkeling van de kleuter moeten haar bekend zijn. Voor de kleuterdidactiek betekent dit dat de leerkracht moet weten wat eerst en wat daarna geleerd kan worden. Hieronder een voorbeeld: 1

Een pasgeboren baby ligt in een wieg, box of kinderwagen. Deze baby is een ‘plat’ kind. De baby brengt zijn leven namelijk in horizontale houding door. Zijn zenuwstelsel is nog onvoldoende gerijpt om impulsen naar de spieren te zenden die in actie moeten komen om het kind te leren zich op te richten. De baby weet nog niet eens dat die mogelijkheid bestaat. Dank zij een goede voeding en een liefdevolle verzorging leert het kind eerst zijn hoofd, dan zijn schouders en ten slotte zijn hele romp op te richten. Uit nieuwsgierigheid, uit behoefte aan contact met zijn opvoeder wordt op deze wijze gereageerd op prikkels uit de buitenwereld.

KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

8

01-2019 LB


2

Dan komt het kind van zitten tot staan. Het trekt zich op aan de boxrand of aan een ander steunpunt omdat het letterlijk op ‘hoger niveau’ wil kijken en/of contact maken. Doordat de baby nu op een hoger niveau kijkt en dus een wijdere horizon heeft, kan hij ook voorwerpen in de verte zien die hij wil aanraken. Die blikvanger is voor het zenuwstelsel een prikkel met aantrekkingskracht die als gevolg heeft dat er een nog ongeoefende, aarzelende loopbeweging tot stand komt in de richting van de blikvanger. Het kind is nu zover gerijpt dat het steeds meer loopbewegingen gaat maken. Het kind leert lopen. Nog wankelend, wijdbeens voor de balans, onzeker en onbeheerst dribbelt het kind na enige oefening rond. Door met vallen en opstaan veel te oefenen wordt lopen een automatische beweging die door het kind beheerst wordt en die het inschakelt om letterlijk en figuurlijk allerlei doelen te kunnen bereiken.

KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

9

01-2019 LB


3

Een vierjarige die op de basisschool komt, is zich er niet eens meer van bewust dat hij kan lopen. Hij is vergeten dat er een periode was dat hij het niet kon en er een volgende fase heeft bestaan waarin hij het moest leren. Nu loopt hij. Hij kan ook al ergens op klimmen, dus wĂŠĂŠr een hoger niveau opzoeken waarvan hij dan weer af springt. Ook dit moest geleerd worden: ergens opklimmen en er dan weer heelhuids vanaf zien te komen. Spannend! De meeste vierjarigen kunnen al wel rennen en springen maar nog niet huppelen d.w.z. ritmisch verend het lichaamsgewicht van het ene op het andere been overbrengen. Dat deze bewegingsvorm afhankelijk is van rijping van het zenuwstelsel wordt duidelijk als je een drie- of vierjarige bij de hand neemt en probeert het kind met jou mee te laten huppelen, al dan niet op de maat tellend. Het kind springt een beetje naast je op

KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

10

01-2019 LB


beide voeten en gaat na een tijdje over in een soort galoppas. 4

Rond het vijfde levensjaar kunnen veel kinderen huppelen zodra ze een huppelritme horen. Zonder uitleg, zonder nadrukkelijk voorbeeld kan het kind huppelen. Door veel oefening is het kind nu in staat om deze gecompliceerde beweging zelfstandig uit te voeren. Jongens zijn hiermee soms wat later dan meisjes.

Het hele proces is hierboven veel eenvoudiger voorgesteld dan dat het zich in werkelijkheid voltrekt. Leren is een complex gebeuren waarbij veel factoren een rol spelen. Dit is vooral het geval tijdens de eerste zeven levensjaren waarin zo onnoemelijk KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

11

01-2019 LB


veel vaardigheden, tegelijk en vlak na elkaar veroverd moeten worden. Wanneer een vaardigheid eenmaal geautomatiseerd is, is men zich niet meer volledig bewust van de activiteit. Dat noemt men 'geïnternaliseerd', oftewel 'naar binnen gewerkt'. De kennis van de buitenwereld wordt door het kind opgenomen in zijn binnenwereld en daardoor wordt die binnenwereld steeds groter. Omdat er veel studies gedaan zijn over het leerproces bestaan er ook vele definities. Een zeer bruikbare voor de kleuterdidactiek is:

Leren Leren is een proces met duurzame resultaten, waaruit nieuwe activiteiten kunnen ontstaan en al bestaande handelingen kunnen wijzigen of eventueel verbeteren.

Uitgangspunt voor een leerproces Vaak is het uitgangspunt voor een leerproces: • iets niet kunnen, iets niet weten, • daardoor geprikkeld worden tot proberen, • wat bij een klein succes leidt tot, • intensief oefenen, wat weer, • prestatie teweeg brengt. Hier vinden we de schakel tussen het leren en spelen van de kleuter. Doordat het kind iets ziet, voelt of doet wat nieuw voor hem is, komt het kind tot spelen. Vaak is het toeval aanleiding tot de inzet van een leerproces. Het ‘nieuwe’ is voor een kind een prikkel die hem stimuleert tot actie. Het gevoel iets nog niet te KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

12

01-2019 LB


kennen of kunnen leidt tot nader onderzoeken en zorgt ervoor dat het kind na verkenning van het ‘nieuwe’, met enig positief resultaat, zoekt naar herhalingen. Wat wij als volwassenen kinderspel noemen is in feite een onderzoekende leerhandeling die zich voltrekt tussen het kind en zijn omgeving. Daarbij is het totale kind betrokken, niet alleen zijn ogen, handen of benen.

Al handelend doet het kind ervaringen op die het gevolg zijn van zijn handelen. Deze ervaringen blijven in zijn kortetermijngeheugen hangen en vormen door veel oefening langzamerhand structuren van beelden en voorstellingen die worden opgeslagen in zijn langetermijngeheugen. Omdat die ervaringen zich steeds uitbreiden, wijzigen deze voorstellingsstructuren zich ook voortdurend. KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

13

01-2019 LB


Als het kind bijvoorbeeld een klimhuis ontdekt en tracht te beklimmen ontdekt het naast de horizontale ook de verticale beweging. Klimmen blijkt veel complexer te zijn dan lopen. Het kind ervaart het begrip 'omhoog' en moet moeite doen om die hoogte te bedwingen. Het kind wil naar boven. Het lichaam ondervindt dat klimmen ook meer inspanning kost dan lopen. Je moet tijdens het klimmen je evenwicht bewaren en zowel je voeten als je handen gebruiken om je goed vast te houden want anders val je. Dat vallen komt door het hoogteverschil ook weer harder aan dan wanneer het kind vanuit een looppositie valt. Bovenop gekomen beziet het kind de hoogte van bovenaf en beleeft die vervolgens met zijn lichaam door bijvoorbeeld langs een brandweerpaal weer naar beneden te glijden. Wanneer het kind een sprong durft te maken, ontdekt het dat een dieptesprong veel krachtiger aanvoelt dan een sprong op de grond. Deze gewaarwordingen slaat het kind aanvankelijk op in zijn tijdelijke geheugen en na vaak herhalen worden die opgeslagen in zijn permanente geheugen. Zo krijgt het kind inzicht in het beeld (klimhuis) in combinatie met de ervaring (klimmen en dalen) en leert het zich voorstellen wat klimmen inhoudt zonder het te hoeven doen. Omdat de ervaringen met betrekking tot klimmen en hoogte zich uitbreiden, wijzigen deze voorstellingsstructuren zich voortdurend. Het kind past door zijn ervaringen de voorstelling aan en vergaart zo steeds meer inzicht. Als het kind met papa en mama een kerktoren beklimt en vanaf de top over de stad kijkt wordt de hoogte van het klimhuis betrekkelijk. Je kunt vanaf de toren niet naar beneden springen zoals van het klimhuis. Als het kind op vakantie gaat met een vliegtuig, blijkt het begrip hoog ook tot boven de wolken te kunnen reiken. KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

14

01-2019 LB


Kinderen blijven handelingen tot in den treure herhalen om te achterhalen of zo’n handeling altijd hetzelfde resultaat oplevert en stellen hun voorstellingen steeds bij. Tijdens dat steeds opnieuw via de brandweerpaal naar beneden glijden, zien buitenstaanders niet veel verschil. Wanneer je echter goed kijkt, zie je dat kinderen allerlei experimenten uitvoeren. Ze veranderen de houding van hun benen, zoeken uit hoe ze hun handen het beste om de paal kunnen houden en wisselen vaak ook nog ervaringen uit met anderen.. Ze breiden hun inzichten uit, ontwikkelen lichaamsbesef, zien de verschillen (voor sterke Jan is dat afglijden een fluitje van een cent en hij kan het wel honderd keer achter elkaar). Ze vormen combinaties van structuren (afglijden van een gladde metalen paal kan wel, maar van een ruwe boom niet) en die worden door andere ervaringen weer anders ingedeeld. Zo kun je ook glijden over de tegels van het zwembad die door vocht glad zijn en daarom moet je daar niet gaan rennen. Dan glijd je wel, maar toch anders, want dat glijden valt moeilijker te beheersen en daardoor val je en daarom is glijden dan veel minder leuk dan van de brandweerpaal. Voorbeeld van een voorstelling vanuit het geheugen: Max van 6 jaar speelt met constructiemateriaal bestaande uit onderdelen van verschillende lengte. Max heeft al eerder ervaren dat hij, wanneer hij lukraak onderdelen kiest om bijvoorbeeld een huis te maken, een scheve constructie krijgt. Deze scheve constructie ontstaat, omdat hij op de vier hoeken onderdelen gebruikt die verschillend van lengte zijn. Dit gebeurt een aantal keer. Zijn juf laat hem dat verschil wel zien, maar tijdens zijn spel verliest hij zich in het monteren en KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

15

01-2019 LB


vergeet de voorwaarden. Totdat hij zich (op 'n keer) vooraf realiseert dat hij, wanneer hij lukraak wat pakt, een scheve constructie krijgt. Meten is weten. Sinds dat moment (we noemen dat een aha-erlebnis) kijkt hij eerst in de doos voor hij een onderdeel pakt. Het stadium van de onderdelen telkens met elkaar vergelijken is kort. Hij verricht de meethandeling al snel in gedachte op basis van zijn herinneringen.

Het herhalen van de handelingen van een kind wordt ook wel leren door trial en error (gissen en missen) genoemd. Na het eerste succesje zie je vaak dat de kleuter de handeling of activiteit steeds weer opnieuw wil uitvoeren. Na de eerste keer weet het kind namelijk nog niet zo goed hoe hij tot zijn succes is gekomen. Kinderen blijven dus handelingen eindeloos herhalen om te achterhalen of zo’n handeling steeds hetzelfde resultaat oplevert en stellen hun voorstellingen bij. Daarna heeft het kind KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

16

01-2019 LB


nog steeds bevestiging van zijn kunnen nodig, dus ook nog steeds die behoefte aan herhaling. Als het patroon duidelijk is, moet dat nog een aantal malen bevestigd worden, voor het kind aanvaardt, dat het iets écht kan. Dit blijven herhalen, soms zelfs op het dwangmatige af, heet “inprenten”, een manier om verbindingen in het brein vast te leggen, ze worden als het ware in de hersenen gegraveerd. Op het moment dat het pad vastligt, verliest het kind de interesse in die vaardigheid en gaat het zich op iets anders richten. Het kan ook voorkomen dat het voor het kind na de eerste keer al duidelijk is, of dat het kind van zijn handeling afziet omdat het ervaren heeft dat het effect voor hem onaangenaam is. Het kan ook voorkomen dat een kind plotseling met een probleem wordt geconfronteerd en meteen weet hoe hij dit moet oplossen. Het inzicht breekt dan ineens door en er bestaat geen twijfel aan de juistheid van de oplossing. Een voorbeeld: Onder het klimrek hebben Roos en Liam een “hut” ingericht met autobanden. Ze hebben een oud laken over het klimrek gelegd. Door de wind waait het dak echter steeds weg. Roos en Liam vinden dat vervelend en bespreken hoe ze het kunnen oplossen. Ze hebben nog niet eerder zo’n soort hut gemaakt dus deze situatie is nieuw. Opeens zegt Liam “ik weet wat!”. Hij kruipt uit de hut, rent naar de leerkracht en vraagt: “Juf mag ik wasknijpers?”. Als hij die heeft gekregen loopt hij resoluut naar de vier hoeken, vouwt het laken er weer omheen en zet het vast. Ziezo, tevreden gaat hij samen met Roos in de hut zitten. KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

17

01-2019 LB


Liam past de structuur van het ophangen van de was door zijn moeder toe op een ander probleem, omdat hij een overeenkomst ziet.

Aan de andere kant zien we kinderen die iets niet meer willen proberen. De proef bleek geen succes en ze hebben geen zin in herhaling van een pijnlijke ervaring. Geef ze eens ongelijk, wat een inzicht, ook een vorm van lichaamsbesef. Door iets te forceren zou zo'n kind een trauma op kunnen lopen. Door de vaardigheid te parkeren tot een later tijdstip en wel de kat uit de boom te blijven kijken want de belangstelling is gewekt, zal een kind op een gegeven moment opnieuw een kans wagen Voorbeelden zijn blikken lopen. en fietsen zonder zijwielen. Lopen kan het kind wel, maar die blikken blijken een verhoging waarop je je voeten op een speciale manier moet plaatsen en dan ook nog balans moet zien te vinden door de touwen aan te spannen. Daarbij moet je ook nog het grondoppervlak in de gaten houden want eventuele obstakels als takken of stenen kunnen die balans ruw verstoren. Als het kind een paar passen heeft weten te zetten, is zijn belangstelling gewekt en blijft hij oefenen. Valt hij de eerste keer, dan ziet hij nog even van verdere oefening af. Fietsen zonder zijwielen is natuurlijk veel stoerder, die kunst verschaft iemand namelijk aanzien. Het kind beheerst de techniek van het fietsen al wel, maar alleen op een breder steunvlak. Als het aangeeft zonder zijwielen te willen fietsen, heeft het nog niet ervaren wat dat ten aanzien van zijn evenwicht werkelijk inhoudt. Indien het lukt een klein stukje zonder zijwielen te fietsen, een sensationeel gevoel dat positief ervaren wordt en KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

18

01-2019 LB


hem vervult van trots, zal het oefenen beginnen. Uiteraard zal een leerkracht of ouder een positieve rol in dit proces spelen door een klein beetje te ondersteunen tijdens de eerste pogingen, maar als een kind nadien toch een flinke smak maakt, houdt hij het fietsen zonder zijwielen weer even voor gezien. Na de technische beheersing van het fietsen is het inzicht krijgen als deelnemer van het verkeer de volgende stap om zo het fietsen en het overzicht houden te kunnen combineren. Proefondervindelijk leren beklijft, omdat het een doorleefde vorm van leren is. De beleving komt veel meer binnen, omdat je hele lichaam actief betrokken wordt bij het leerproces en dat levert zoveel meer dan een boodschap van buitenaf. Dat geldt overigens zowel voor kinderen als voor volwassenen. Wanneer de combinatie rijping + voeding gunstig is, vangt een leerproces aan. Een kind breidt al spelend op verschillende manieren zijn kennis en zijn vaardigheden uit: • Door verwerving. Het kind zoekt en vindt zelf uit wat het op een bepaald moment wil weten en kunnen. • Door de instructie en informatie die een ander het kind geeft. Aangezien wij ons cultuurgoed willen doorgeven aan de volgende generatie, maken wij binnen ons onderwijssysteem ook gebruik van instructie om informatie over te dragen. Bepaalde vaardigheden kunnen alleen maar worden aangeleerd door die voor te doen en te blijven herhalen tot ze geautomatiseerd zijn. In onze cultuur is het normaal om iemand iets aan te geven met het begeleidende “alstublieft” en iets van een ander aan te KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

19

01-2019 LB


nemen met “dank u wel”. Door zelf het voorbeeld te geven en het kind er steeds op te blijven attenderen, bereiken we dat kinderen die vorm van beschaving overnemen. Kennis, die niet door de kleuter zelf verworven kan worden, zal door middel van overdracht moeten worden aangeleerd, omdat het kind er anders misschien nooit mee in aanraking komt. Een kind in een betonnen flatgebouw woont, heeft alleen de beschikking over het balkon en de galerij, terwijl een kind dat op een boerderij het levenslicht ziet voortdurend in aanraking komt met de natuur. Het kind op de flat komt weinig of niet in aanraking met de natuur. Uitgaand van dit gegeven valt ook het lesgeven aan kleuters onder de taken van de leerkracht. De duur van zo’n les moet kort zijn, aangezien het voor een kleuter niet natuurlijk is om lang stil te zitten en te moeten luisteren. We spreken dan ook liever van ‘lesjes’. De term is afkomstig van Maria Montessori. Aangezien de leerkracht weet dat het kind zich door oefening een onderwerp eigen maakt, zorgt zij dat het aangeboden onderwerp terugkomt in de klassensituatie, zodat zij de kinderen de mogelijkheid tot herhaling en beleving biedt.

Beginsituatie. Wie, wat en waarom? De leerkracht dient te weten aan wie ze instructie of informatie wil geven en waarom ze dat belangrijk vindt. Doelstelling. KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

20

01-2019 LB


Wat wil ze bereiken? Wil ze: de kennis ten aanzien van een onderwerp verbreden (bijvoorbeeld schoeisel), een vaardigheid vergroten (bijvoorbeeld knippen), een attitude aanleren (bijvoorbeeld een hand geven bij het naar huis gaan), het denken activeren (bijvoorbeeld oorzaak en gevolg). Groepsgrootte tijdens de instructie Klassikaal, in een klein groepje of toch individueel? Uitgangspunt van de aanbieding Gaat ze uit van fantasiesfeer of van de realiteit? Organisatie? Waar? (op de gang, in de klas, in het speellokaal, op de grond, in de grote kring, in de kleine kring, aan tafel etc.) Wanneer? Welk tijdstip is het meest geschikt? Wat laat ze eventueel de rest van de groep doen? Welke afspraken maakt ze in zo'n situatie met de rest van de groep (bijvoorbeeld niet storen)? Hulpmiddelen die de les ondersteunen Is er materiaal nodig ter illustratie? Zoja, is dat aanwezig? Gebruikt ze een boek? Kan de les ondersteund worden door middel van bewegingen? (wanneer ze bijvoorbeeld de namen van lichaamsdelen wilt aanleren) Gebruikt ze een handpop? De lesopbouw. KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

21

01-2019 LB


Deze bestaat altijd uit: een inleiding Hoe leidt ze het onderwerp in? Begint ze bijvoorbeeld met een praatplaat of zingt ze een liedje, komt ze met een voorwerp of vertelt ze wat? een kern Welke informatie dient beslist aan bod te komen (planning!)? Welke opdrachten kan ze in dit kader bedenken? Neemt ze de reacties van de kinderen mee in haar verhaal? Bij kleuters is dit raadzaam, omdat ze dan langer geboeid blijven, maar de leerkracht moet alert zijn dat ze niet teveel afwijkt van het onderwerp. een afsluiting Hoe lang gaat je les duren? Hoe sluit je op positieve wijze af? Hoe evalueer je en wanneer? Op welke wijze geef je de mogelijkheid tot verdieping? Uit dit verhaal blijkt wel dat een goede voorbereiding het halve werk is. Het geeft de leerkracht zelfvertrouwen en houvast. Een goede voorbereiding zet het pad naar je doel uit en dat pad moet je tijdens je les in je achterhoofd houden.

Voorbeeld van een les waarin beleving een grote rol speelt: * Inleiding Als je een les wilt geven over schoeisel, neem je een zak met verschillende soorten schoenen mee. Een zak vol met schoenen komt veel meer binnen dan een plaatje, doet een beroep op alle zintuigen en ze kunnen ook nog gepast worden.. De inhoud wordt met veel vertoon in de kring uitgestald op een mat. KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

22

01-2019 LB


* Kern. Daarna laat je de kinderen zoveel mogelijk vanuit zichzelf vertellen over ieder paar afzonderlijk en vul jij aan. Je kunt de functies bespreken en het hoe en waarom hiervan. Als jij regenlaarzen meebrengt, weten de kinderen voor welk weertype die geschikt zijn, maar niet waar ze van gemaakt zijn en waarom. Het is zaak een onderwerp niet alleen te bespreken, maar ook de schoenen te laten voelen, ruiken en passen. De benaming (sandalen, laarzen, pumps, gympen, pantoffels etc.), de onderdelen (hak, zool, neus etc.), de materialen, de kleuren, de functies, het weertype of de situatie waarin ze gedragen worden en de maten moeten aan bod komen. Het is duidelijk dat er via dit onderwerp een rijkdom aan informatie kan worden overgedragen, op taalgebied door woordenschatverrijking, op het gebied van logisch denken door verbanden te leggen, op rekengebied door het passen en meten maar ook het bewaren van je evenwicht (op hoge hakken lopen), op esthetisch gebied door het waarderen van de vormgeving. bod gekomen is. Vervolgens diep je dit onderwerp uit. Je kunt een schoenwinkel in de huishoek maken. Je kunt een sorteerles geven met winter- en zomerschoenen. Schoenen van groot naar klein laten zetten of andersom. Je kunt schoenen laten vouwen, tekenen, schilderen. Je kunt het verhaal van Klein Duimpje en Assepoester voorlezen. Je kunt laten stempelen met zolen of kinderen een speurtocht laten doen, waarbij ze voetsporen moeten volgen. Je kunt ook een klompendans aanleren en/of luisteroefeningen doen door kinderen met verschillende soorten schoeisel te laten rondlopen en de groep te laten raden op welke schoenen gelopen wordt. Je kunt een kind een oud paar schoenen van zichzelf laten beschilderen en die KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

23

01-2019 LB


vernissen, zodat ze bewaard blijven. Er zijn legio voorbeelden te bedenken en de enige voorwaarde is dat de activiteit verband houdt met het onderwerp schoenen. Het moge duidelijk zijn dat deze werkwijze de leerkracht ook de ruimte biedt eigen talenten in te zetten en accenten te leggen op zaken die zij op dat moment voor haar groep van belang acht.

Samenvattend betekent dit voor de kleuterdidactiek en -methodiek dat: • de leerkracht moet weten wat eerst en wat daarna geleerd kan worden. Met andere woorden de leerkracht moet bekend zijn met alle ontwikkelingsgebieden en ontwikkelingsfasen van de kleuter zodat de didactiek kan aansluiten bij het individuele kind. KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

24

01-2019 LB


• de leerkracht moet de ontwikkeling van het kind goed blijven observeren zodat hij/zij het kind niet onder- of overschat. • de voeding (prikkels) die de leerkracht het kind geeft, moet(en) aansluiten bij de oefening van het kind. • de leerkracht moet het kind, in een rijke speel- en leeromgeving, ruimschoots de gelegenheid geven om het zelf een bepaalde vaardigheid te laten oefenen om zo tot een ervaren prestatie te kunnen komen. De rol van de leerkracht hierin is begeleidend en stimulerend. De gelegenheid aangrijpen. In de loop van een dag doen zich in de groep veel gelegenheden voor waar de leerkracht op kan reageren door met behulp van vragen of adviezen een probleem te verhelderen en op te laten oplossen. Op die momenten etaleren kinderen hun rijping en geven het signaal af dat ze behoefte hebben aan voeding. Een probleem kan zich, op elk moment en in tal van situaties, waarin het spelende kind terecht komt, voordoen. Dat maakt dat het kind gedwongen wordt na te denken over een oplossing om zijn spel voort te kunnen zetten. Geef het kind altijd de tijd om zelf onderzoek te doen en grijp niet meteen in. Zelfstandig de oplossing vinden legt een steviger ontwikkelingspad aan. Mijn wijze wiskundeleraar zei vroeger: “Leg eerst maar eens uit wat je niet begrijpt”. Op het moment dat je trachtte dat zo duidelijk mogelijk te formuleren, werd vaak door het probleem te analyseren de oplossing al helder zonder dat nadere uitleg nog nodig was. Wanneer het kind hulp zoekt of de leerkracht signaleert dat het kind er zelfstandig niet uitkomt, kan ze, samen met het kind, het probleem uiteen rafelen om het kind zelf tot KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

25

01-2019 LB


een oplossing te laten komen, zonder dat ze die meteen zelf aandraagt. Als een kind met een oplossing komt die volgens de juf niet zinvol is, is het wel zinvol dat voorstel uit te laten proberen zodat het kind ervaart dat het niet werkt. Ondervinden dat iets niet werkt verschaft een kind namelijk veel meer inzicht dan de mededeling dat dat zo is. Ook dat is oefening. Voorbeelden: Twee kinderen in de klas hebben dezelfde jas, maar wel een verschillende maat. Een van de kinderen beweert dat de ander zijn jas aan heeft getrokken. De leerkracht vraagt aan de groep hoe ze erachter kunnen komen of dat inderdaad het geval is. De kinderen besluiten dat beiden hun jas aan moeten trekken, omdat dan pas beoordeeld kan worden of de jassen passen of niet en of er inderdaad iets mis is gegaan. Vervolgens vraagt ze hoe dit probleem kan worden voorkomen. Een kind geeft aan dat er een letter in de jassen kan worden geschreven zodat de twee hun eigen letter(s) kunnen herkennen. De leerkracht laat door passen en meten het bewijs leveren, leert daarnaast de groep oplossingsgericht denken en een conflict op vreedzame wijze op te lossen. Ook de zelfstandigheid wordt bevorderd door de oplossing, want als het probleem zich opnieuw voordoet zullen de kleuters zich de oplossing weten te herinneren. Hopelijk weten ze die zelfs te vertalen naar een nieuw probleem [twee paar gele regenlaarzen]. Twee kinderen zitten samen op de wip en krijgen onenigheid omdat het ene kind, dat veel minder weegt, steeds boven blijft hangen. De leerkracht gaat er heen, hoort de klacht aan en vraagt of iemand weet wat de oorzaak van het probleem is en KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

26

01-2019 LB


hoe je dat op zou kunnen lossen. Vervolgens neemt ze samen met de kinderen de proef op de som door twee kinderen van ongeveer gelijke grootte samen op de wip te zetten. Er wordt geen kritiek gegeven, het probleem wordt geanalyseerd en samen zoeken ze naar een oplossing. Als kinderen die niet zelf aandragen, kan de leerkracht in een bepaalde richting laten denken door bijvoorbeeld te laten kijken naar de kinderen op de wip en te vragen of de groep verschil ziet. Dit werd vroeger een tegemoetkomende vraag genoemd omdat je een kind tegemoet komt in zijn zoektocht naar de oplossing door hem op weg te helpen. Hier wordt wederom op vreedzame wijze een conflict opgelost, de begrippen zwaar en licht komen aan de orde, het principe van de balans wordt (zonder te benoemen) in dit verband uitgelegd en de zelfstandigheid wordt bevorderd. Verwerving In een rijke speelomgeving leert een kind zeer veel vanuit zichzelf, door te onderzoeken wat het in handen krijgt, door te spelen en te oefenen met al het materiaal wat binnen en buiten beschikbaar is. Maar ook door het gedrag en reacties van de andere kinderen en de leerkracht. Dat, wat het kind door eigen ervaring heeft kunnen verwerven, raakt het nooit meer kwijt. En dat geldt eigenlijk ook nog voor volwassenen. Een ervaring komt veel dieper binnen dan een beeld of een geluid omdat er door brede beleving veel meer gebieden in de hersenen geactiveerd worden.

Succes, Erica Ritzema. KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

27

01-2019 LB


Foto’s B. Romberg en L. Boonstra

KLOSkennis: Lerend spelen/spelend leren

28

01-2019 LB


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.