23, 24, 26, 27 & 29.04.2014 Jerusalem Quartet

Page 1

BO ZAR MU SIC

Jerusalem Quartet 23, 24, 26, 27 & 29.04.2014 Conservatorium | Conservatoire



Jerusalem Quartet Alexander Pavlovsky, eerste viool | premier violon Sergei Bresler, tweede viool | second violon Ori Kam, altviool | alto Kyril Zlotnikov, cello | violoncelle

Dmitry Shostakovich

1906-1975

integrale strijkkwartetten | intĂŠgrale des quatuors Ă cordes

EQ1 Kwartetten | Quatuors EQ2 Jerusalem Quartet 1


productie | production

BO ZAR MU SIC

bronnen van de teksten | sources des textes: Krzysztof Meyer: Sjostakovitsj. Zijn leven, zijn werk, zijn tijd (Olympus, 2006) | Krzysztof Meyer: Dimitri Chostakovitch (Fayard, 1994) Agnes van der Horst (Muziekcentrum Vredenburg), Caroline M. Smith (Edinburgh Festival), Frans C. Lemaire Op onze website staat een interview met de muzikanten, mis het niet. | Ne manquez pas l’interview des musiciens sur notre site : www.bozar.be

Gelieve uit respect voor de artiesten en de muziek de stilte te bewaren. Schakel uw gsm of elektronisch uurwerk uit en hoest niet onnodig. Het is verboden te fotograferen, te filmen en opnames te maken. Pour les artistes et la musique, merci de respecter le silence. Veillez à éteindre téléphones portables, montres électroniques et à réprimer les toux. Il est interdit de photographier, filmer et enregistrer. 2


Inhoudstafel | Table des matières De strijkkwartetten van Sjostakovitsj: krachtig en groots Les quatuors à cordes de Chostakovitch : grandioses et puissants

p. 4 p. 5

Dmitri Dmitriëvitsj Sjostakovitsj: leven en werk in een notendop Dmitri Dmitrievich Chostakovitch : vie et œuvre en bref

p. 6

Biografie | Biographie Jerusalem Quartet

p. 8

23.04.2014 NL | FR, p. 9 Strijkkwartet in C | Quatuor à cordes en do majeur Nr. 1, op. 49 Strijkkwartet in A | Quatuor à cordes en la majeur Nr. 2, op. 68 Strijkkwartet in F | Quatuor à cordes en fa majeur Nr. 3, op. 73

24.04.2014 NL | FR, p. 15 Strijkkwartet in D | Quatuor à cordes en ré majeur Nr. 4, op. 83 Strijkkwartet in Bes | Quatuor à cordes en si bémol majeur Nr. 5, op. 92 Strijkkwartet in G | Quatuor à cordes en sol majeur Nr. 6, op. 101

26.04.2014 NL | FR, p. 21 Strijkkwartet in fis | Quatuor à cordes fa dièse mineur Nr. 7, op. 108 Strijkkwartet in c | Quatuor à cordes en do mineur Nr. 8, op. 110 Strijkkwartet in Es | Quatuor à cordes en mi bémol majeur Nr. 9, op. 117

27.04.2014 NL | FR, p. 27 Strijkkwartet in As | Quatuor à cordes en la bémol majeur Nr. 10, op. 118 Strijkkwartet in f | Quatuor à cordes en fa mineur Nr. 11, op. 122 Strijkkwartet in Des | Quatuor à cordes en ré bémol majeur Nr. 12, op. 133

29.04.2014 NL | FR, p. 33 Strijkkwartet in bes | Quatuor à cordes si bémol mineur Nr. 13, op. 138 Strijkkwartet in Fis | Quatuor à cordes en fa dièse majeur Nr. 14, op. 142 Strijkkwartet in es | Quatuor à cordes en mi bémol mineur Nr. 15, op. 144 3


inleiding | introduction

De strijkkwartetten van Sjostakovitsj: groots en krachtig De muziek van de Russische componist en pianist Dmitri Sjostakovitsj is tegelijk modern en toegankelijk, oprechte muziek die een grote emotionaliteit ademt. Niet te verwonderen dat hij de meest gespeelde componist uit de 20e eeuw blijkt te zijn. Over de figuur zelf is al veel inkt gevloeid, niet in het minst vanwege het feit dat hij leefde en werkte in de SovjetUnie. De controverses zijn dan ook legio: was hij slachtoffer of collaborateur van het regime? Eén ding staat vast: voor een kunstenaar die ervoor koos om in zijn thuisland te blijven, het regime niet slaafs wilde nalopen maar ook moeilijkheden wilde vermijden en toch een artistieke vrijheid nastreefde... was het leven gelijk aan dansen op het slappe koord. Wat er ook van zij, Sjostakovitsj laat ons een indrukwekkend oeuvre na, waarin de symfonieën en de strijkkwartetten de hoofdrol spelen. In het uitgestrekte landschap van het repertoire voor strijkkwartet neemt het corpus van Sjostakovitsj (vijftien meesterwerken!) een unieke plaats in. Het kwam tot stand tussen 1938 en 1974 en beslaat dus een groot deel van zijn creatieve leven. In zijn geheel is dit corpus een beklijvend getuigenis van een man die de donkerste jaren van de Stalinistische dictatuur heeft meegemaakt. Toch mag men Sjostakovitsj’ strijkkwartetten niet reduceren tot een loutere uitdrukking van zijn innerlijke wereld. Het intieme mag dan wel een typisch kenmerk zijn van het strijkkwartet, talrijke elementen uit de toonspraak van Sjostakovitsj’ creaties zijn terug te vinden in de rest van zijn oeuvre. Volgens Dmitri Tsyganov, eerste violist van het Beethoven-Kwartet – het ensemble dat de première van dertien van de vijftien kwartetten verzorgde – was het de bedoeling van de componist om een cyclus van 24 kwartetten te schrijven. De vijftien werken lijken dit te bevestigen: ze gebruiken vijftien verschillende toonaarden. Sjostakovitsj’ kwartetten getuigen van een ongelooflijke variëteit. Hun grote kwaliteit ligt in de verbluffende beheersing van het klankmateriaal van de strijkinstrumenten, de structurele diepgang en verfijning, en bovenal in de hoeveelheid expressieve middelen en muzikale karakters.

4


Les quatuors à cordes de Chostakovitch : grandioses et puissants La musique du compositeur et pianiste russe Dmitri Chostakovitch est moderne et accessible, c’est une musique authentique et pleine d’émotions. Il n’est guère étonnant qu’il soit le compositeur du XXe siècle le plus fréquemment interprété. Il a fait couler beaucoup d’encre pour de multiples raisons, dont la plus importante tient au fait qu’il a vécu et travaillé en Union Soviétique. Les controverses autour de sa personne sont également nombreuses : était-il une victime ou un collaborateur du régime ? Une chose est sûre : cet artiste, qui choisit de demeurer dans sa patrie, ne cessa de marcher sur la corde raide, en tentant à la fois d’éviter des difficultés avec le régime et de conserver sa liberté artistique. Chostakovitch nous a légué une œuvre impressionnante dont les symphonies et les quatuors à cordes sont les pièces majeures. Dans le vaste répertoire pour quatuors à cordes, les 15 chefs-d’œuvre de Chostakovitch ont une place unique. Il les composa entre 1938 et 1974. Ils occupèrent donc une grande partie de sa vie créative. Dans son ensemble, ce corpus est le témoignage d’un homme qui vécut les années les plus noires de la dictature stalinienne. On ne doit cependant pas réduire les quatuors à cordes de Chostakovitch à la simple expression de son monde intérieur. Si l’intimité est une caractéristique du genre du quatuor à cordes, de nombreux éléments du langage musical des créations de Chostakovitch se retrouvent dans le reste de son œuvre. Selon Dmitri Tsyganov, premier violon du Quatuor Beethoven – la formation qui a créé treize des quinze quatuors à cordes –, le compositeur avait l’intention d’écrire un cycle de vingt-quatre quatuors. Les quinze œuvres semblent le confirmer : elles utilisent quinze tonalités différentes. Les quatuors de Chostakovitch témoignent d’une incroyable variété. Leur grande qualité repose sur la maîtrise du matériau sonore propre aux instruments à cordes, la profondeur et le raffinement structurels et, par-dessus tout, sur l’abondance des moyens expressifs et des différents caractères musicaux.

5


Biografie | Biographie

© Deutsche Fotothek

Dmitri Dmitriëvitsj Sjostakovitsj: leven en werk in een notendop • Geboren in 1906 in Petersburg. • Studeerde reeds op zijn 13e aan het conservatorium van zijn geboortestad, waar hij afstudeerde als een briljante pianist en componist. • Zijn vroege werken (waaronder de eerste vier symfonieën) zijn dissonant, kleurrijk, satirisch en theatraal en weerspiegelen zijn enthousiasme voor het modernisme uit de jaren 20. • Zijn opera Lady Macbeth uit het district Mtsensk (1934) werd wereldwijd opgevoerd, maar leidde in eigen land tot een officiële campagne van verdrukking en pesterijen. • In zijn monumentale Vijfde symfonie (1937), een van de populairste orkestwerken uit de 20e eeuw, hanteert hij een eenvoudigere stijl; hij kwam opnieuw officieel in de gunst. • In 1938 verschijnt het Strijkkwartet nr. 1, het eerste in een reeks van vijftien. • Tijdens NL

6


WO II werd zijn Zevende symfonie, “Leningrad” in de hele geallieerde wereld het symbool van de strijd tegen fascistisch Duitsland. • In 1948 was hij opnieuw het onderwerp van een officiële lastercampagne, die tot na de dood van Stalin in 1953 duurde. • Schreef in 1960 zijn Achtste strijkkwartet “te mijner nagedachtenis”. • Tijdens zijn laatste levensjaren was hij voortdurend ziek en was hij vaak bezig met de dood, wat tot uiting komt in bv. zijn Symfonie nr. 14 (1969) en de Strijkkwartetten nr. 14 & 15 (1973 en 1974). • Overleed in Moskou in 1975. • Hoogtepunten uit zijn omvangrijke oeuvre: de 15 symfonieën en de 15 strijkkwartetten, maar ook zijn concerti voor viool, cello en piano die wereldwijd worden gespeeld, net als zijn 24 Preludes en fuga’s voor piano.

Dmitri Dmitrievitch Chostakovitch : vie et œuvre en bref • Né en 1906 à Saint-Pétersbourg. A étudié dès ses 13 ans au conservatoire de sa ville natale où il acheva brillamment ses études de pianiste et de compositeur. • Son œuvre précoce (dont ses quatre premières symphonies) sont dissonantes, colorées, satyriques et théâtrales, reflétant son attrait pour le modernisme des années 20. • Son opéra Lady Macbeth du district de Mtsensk (1934) fut joué dans le monde entier mais fut en Russie l’objet d’une campagne officielle de dénigrement. • Dans sa monumentale Cinquième Symphonie (1937), l’une des œuvres pour orchestre les plus populaires du XXe siècle, il utilise un style plus simple, qui lui vaut de revenir dans les bonnes grâces du Régime. • En 1938, paraît le Quatuor à cordes n° 1, le premier d’une série de quinze. • Durant la Seconde Guerre mondiale, sa Septième Symphonie « Leningrad » devient dans le monde « libre » le symbole de la lutte contre le fascisme nazi. • En 1948, il subit à nouveau les foudres du pouvoir, un opprobre qui se poursuivra jusqu’à la mort de Staline, en 1953. • En 1960, il écrit son Huitième Quatuor à cordes. • Durant les dernières années de sa vie, il fut continuellement malade et souvent préoccupé par la mort, comme l’attestent par exemple sa Symphonie n° 14 (1969) et les Quatuors à cordes n° 14 et 15 (1973 et 1974). Il mourut à Moscou en 1975. • Les sommets de son œuvre abondante : 15 symphonies et 15 quatuors à cordes mais également ses concertos pour violon, violoncelle et piano, joués au quatre coins de la planète, et ses 24 Préludes et fugues pour piano seul. FR

bron | sources : The Oxford Dictionary of Music 7


Biografie | Biographie

Jerusalem Quartet Alexander Pavlovsky, eerste viool | premier violon Sergei Bresler, tweede viool | second violon Ori Kam, altviool | alto Kyril Zlotnikov, cello | violoncelle • Opgericht in 1993. • Maakte deel uit van de eerste BBC New Generation Artists (1999-2001). Ontving de eerste Borletti-Buitoni Trust Award (2003). • Vertolkt zowel gewijde muziek als hedendaags repertoire. • Uitgenodigd om in de grootste Amerikaanse en Europese zalen op te treden. • Samenwerkingen met artiesten als Martin Fröst, Steven Isserlis, Sharon Kam, Elisabeth Leonskaja, Alexander Melnikov en András Schiff. • 2013-2014: tournee met de integrale Strijkkwartetten van Sjostakovitsj in de Wigmore Hall in Londen, de Laeiszhalle in Hamburg en het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. • Discografie (Harmonia Mundi) goed onthaald door de critici. Recentelijk: strijkkwartetten van Janáček et Smetana (2014). NL

• Fondé en 1993. • A fait partie des premiers BBC New Generation Artists (1999-2001). A reçu le premier Borletti-Buitoni Trust Award (2003). • Interprète tant le répertoire consacré que les œuvres contemporaines. • Invité à se produire dans les plus grandes salles américaines et européennes. • Collaborations avec des artistes tels que Martin Fröst, Steven Isserlis, Sharon Kam, Elisabeth Leonskaja, Alexander Melnikov ou András Schiff. • 2013-2014 : tournée avec l’intégrale des Quatuors à cordes de Chostakovitch au Wigmore Hall de Londres, au Laeiszhalle de Hamburg et au Palais des Beaux-Arts de Bruxelles. • Discographie (Harmonia Mundi) saluée par la critique. Récemment : quatuors à cordes de Janáček et Smetana (2014). FR

• www.jerusalem-quartet.com

8


Concert 1

23.04.2014 19:15 – Introduction par Charles-Henry Boland 19:30 – Inleiding door David Baeck

Strijkkwartet nr. 1 in C | Quatuor à cordes n° 1 en do majeur, op. 49 Moderato Moderato Allegro molto Allegro Strijkkwartet nr. 2 in A | Quatuor à cordes n° 2 en la majeur, op. 68 Ouverture: Moderato con moto Recitatief en Romance | Récitatif et Romance: Adagio Wals | Valse: Allegro Thema met variaties | Thème et variations pauze | pause

Strijkkwartet nr. 3 in F | Quatuor à cordes n° 3 en fa majeur, op. 73 Allegretto Moderato con moto Allegro non troppo Adagio, attaca Moderato – Adagio 22:00 – Einde van het concert | Fin du concert

9


Inleiding In 1936 werd Sjostakovitsj plots het slachtoffer van een vernietigende aanval in de Pravda onder de titel Chaos in plaats van muziek. In het artikel werd zijn opera Lady Macbeth uit het district Mtsensk, die hij twee jaar eerder had geschreven en die tot dan toe zeer populair was, aan de kaak gesteld als een schreeuwerig, neurasthenisch, grof, primitief en vulgair werk. Gezien het toenmalige politieke klimaat durfden zelfs de beste vrienden van Sjostakovitsj hem niet te verdedigen. Hij leefde bijgevolg teruggetrokken, annuleerde zelfs de uitvoering van zijn Vierde symfonie uit schrik een nieuw schandaal te veroorzaken, en werkte aan zijn Vijfde symfonie, die hij opvatte als een antwoord op de geuite kritiek. De triomf van dit werk bij de première in november 1937 droeg ertoe bij dat Sjostakovitsj werd hersteld in zijn eer als eerste sovjetcomponist van zijn generatie.

Strijkkwartet nr. 1 in C, op. 49

(1938)

In een interview met de krant Izvestia op 29 september 1938 verklaarde Sjostakovitsj dat hij aan het Eerste strijkkwartet begonnen was “als een soort originele oefening in kwartetvorm, zonder het te willen voltooien of uitgeven... Maar toen kreeg het werken aan het kwartet me in zijn greep en voltooide ik het vrij snel. Men moet in dit eerste strijkkwartet geen bijzondere diepte zoeken. Het is plezierig, opgewekt en lyrisch. Zelf zou ik het een ‘voorjaarskwartet’ noemen”. Het is een pretentieloos werk, vrij kort, streng klassiek van stijl en structuur. Het eerste Moderato is een zacht wiegelied met een uitgebalanceerd motief in de cello, dat op een humoristische wijze gebruikmaakt van glissandi. De tweede beweging, eveneens Moderato, is een reeks variaties op een thema uit de volksmuziek en bezit een openlijk Russisch karakter. De derde beweging behoudt de traditionele scherzovorm. In het finale Allegro toont de componist zich van zijn meest geestige en frivole kant, hoewel hij zoals gewoonlijk zijn sarcasme moeilijk kan verbergen.

Strijkkwartet nr. 2 in A, op. 68

(1944)

In 1944 componeerde Sjostakovitsj zijn Tweede strijkkwartet. Een grotere tegenstelling met het Eerste kwartet is nauwelijks denkbaar: zo worden beide werken niet enkel van elkaar gescheiden door een periode van zes 10


Concert 1

jaren (en door de oorlog), ook de omvang van het Tweede kwartet (het is drie keer zo lang), het meer gespannen karakter en de strengheid maken het verschil. Deze strengheid is al meteen duidelijk in de krachtige Ouverture. De idee om lange secties te componeren op een extreem dynamisch niveau (ofwel heel luid ofwel heel zacht) zal men vaak terugvinden bij Sjostakovitsj. De tweede beweging bevat lange passages met een expressief en bijwijlen passievol Recitatief in de eerste viool. Ook deze heldere en eenvoudige lineaire schriftuur kun je voortaan in alle symfonische ĂŠn instrumentale werken van Sjostakovitsj aantreffen. Centraal weerklinkt een zachte, melancholische Romance. In de sombere Wals duiken schimmen uit de schaduw om nadien weer te verdwijnen. Alle instrumenten spelen con sordino (met demper), zelfs in de luidere delen, wat bijdraagt tot het verhogen van de spanning. De vierde en laatste beweging is een Thema met variaties in de stijl van een melancholisch Russisch lied. Het wordt door elk van de instrumenten afzonderlijk geĂŻntroduceerd, waarna de ingenieus geschreven variaties volgen.

Strijkkwartet nr. 3 in F, op. 73

(1946)

Het Derde strijkkwartet is opgedragen aan het Beethoven-Kwartet, dat nota bene de première speelde van bijna alle kwartetten van Sjostakovitsj! De onschuldige eerste beweging, met een argeloze goedgeluimde openingsmelodie, steekt schril af tegen de intens doorleefde en ernstige aard van de rest van het werk. Na de luchthartigheid van dit Allegretto komt het Moderato con moto als een schok. We worden ondergedompeld in een heel andere wereld: die van de oorlogsjaren en de periode onmiddellijk erna. Het is een grimmige en sarcastische wals in rondovorm. De derde beweging ademt een sfeer van agressie en geweld, een roekeloze krachttoer waarvan het volume zelden onder forte daalt. Het Adagio, het emotionele centrum van het werk, volgt vrijelijk de vorm van een passacaglia. De spanning stijgt geleidelijk en leidt tot een haast wanhopige climax, gevolgd door een verzachtende stilte waarin de cello en de altviool melodische fragmenten spelen. Ook de finale, Moderato, wordt gekenmerkt door een stijgende spanningsopbouw, met een reprise van het passacaglia-thema uit de vorige beweging, dat in canonvorm hernomen wordt door de altviool en cello. Het werk sluit af met een berustend en etherisch Adagio.

11


Introduction En 1936, Chostakovitch s’est trouvé soudain la victime d’une attaque virulente dans la Pravda sous le titre « De la boue au lieu de musique » ; son opéra, composé deux ans auparavant et jusque-là très populaire, Lady Macbeth du district de Mtsensk, y était dénoncé comme une œuvre agitée, hurlante, névrosée, grossière, primitive et vulgaire. Le climat politique de l’époque était tel que même les amis les plus proches de Chostakovitch n’osèrent le défendre. Il vécut donc en reclus, allant jusqu’à annuler l’exécution de sa Quatrième Symphonie de peur de provoquer un nouveau scandale et travaillant à sa Cinquième Symphonie, conçue comme une réponse à ces critiques. Le triomphe de cette œuvre lors de sa création en novembre 1937 a contribué à rétablir Chostakovitch dans le rôle de premier compositeur soviétique de sa génération.

Quatuor à cordes n° 1 en do majeur, op. 49

(1938)

Le 29 septembre 1938, le journal Izvestia publia une interview de Chostakovitch : « J’ai commencé à écrire un quatuor sans idées ni sentiments particuliers, persuadé de n’aboutir à rien. J’ai écrit la première page comme une sorte d’exercice, sans envisager un instant de le terminer et moins encore, de le publier... Mais ce travail m’a tellement captivé que j’achevai le reste avec une incroyable rapidité. Il ne faut pas chercher une profondeur particulière dans ce quatuor. Il est gai, enjoué et lyrique. Je le qualifierais volontiers de printanier. » Cette œuvre est sans prétentions et assez courte. Son humeur est légère. Suite au retour des faveurs officielles, Chostakovitch est détendu. Le premier mouvement, une douce berceuse soutenue par la mélodie du violoncelle, est censé avoir été composé comme un exercice d’harmonie à quatre parties ; il utilise les glissandi avec beaucoup d’humour. Le deuxième mouvement est le plus ouvertement russe, consistant en une série de variations sur un thème de type populaire. Le troisième mouvement est basé sur le scherzo avec trio traditionnel, et le finale ramène un Chostakovitch spirituel et ironique, avec parfois une pointe de sarcasme.

12


Concert 1 Quatuor à cordes n° 2 en la majeur, op. 68

(1944)

Composé en 1944, le Quatuor à cordes n° 2 est très éloigné du premier : six années et la guerre les séparent, mais aussi la dimension de l’œuvre (elle est trois fois plus longue) et son climat beaucoup plus tendu. Ceci apparaît dès l’exposition jouée avec une force obstinée, sans un moment de vrai repos. La succession de sections de dynamique extrême (ou très fort, ou doucement) est fréquente dans l’œuvre de Chostakovitch. Le deuxième mouvement contient de longs passages d’un récitatif expressif et parfois passionné du premier violon. Cette écriture linéaire, claire et simple se retrouve dorénavant dans toutes les grandes œuvres de Chostakovitch, qu’elles soient symphoniques ou instrumentales. La partie centrale du mouvement est une romance mélancolique. La valse est sombre, des spectres y surgissent de l’ombre pour s’évanouir à nouveau. Tous les instruments jouent en sourdine, même dans les parties plus fortes, ce qui contribue à accroître la tension. Les variations du finale sont basées sur un thème mélancolique, de caractère russe, introduit par chaque instrument séparément. Suivent les variations, écrites de manière ingénieuse.

Quatuor à cordes n° 3 en fa majeur, op. 73

(1946)

Le Quatuor à cordes n° 3 est dédié au Quatuor Beethoven, qui créera la quasi totalité des quatuors de Chostakovitch. Le premier mouvement, innocent, avec sa mélodie naïve et sa bonne humeur, contraste avec la nature intense et sérieuse des quatre autres mouvements. Le deuxième mouvement nous plonge dans le monde, tout différent, des années de guerre et d’immédiate après-guerre. C’est une valse macabre et sarcastique, tout empreinte d’amertume. Le mouvement suivant est un tour de force violent et sans répit, où le volume sonore descend très rarement en-dessous du forte. L’Adagio, centre émotif de l’œuvre, est en forme de passacaille. La tension monte petit à petit, jusqu’à un climax presque désespéré, suivi par un calme figé, dans lequel des fragments de mélodie sont joués au violoncelle et à l’alto. Le finale s’y enchaîne sans interruption, d’abord hésitant, allant graduellement vers un climax immense où réapparaît le thème de passacaille de l’Adagio, en canon à l’alto et au violoncelle. L’Adagio final est éthéré, terminant le quatuor dans une sérénité poignante. 13


BO ZAR ARCHIVES

19.04 > 07.05.2014

Het ontstaan van een internationaal kunstproject | L’origine d’un projet artistique international Banketzaal (ingang Ravensteinstraat) | Salle des Banquets (entrée rue Ravenstein) Op 19 maart was het precies 15 jaar geleden dat de beroemde vioolvirtuoos Yehudi Menuhin (1916-1999) overleed. De grensverleggende muzikant en pacifist liet zijn sporen na in de geschiedenis van het Paleis voor Schone Kunsten. BOZAR ARCHIVES neemt je mee op een virtuele tour en staat stil bij de muzikale hoogtepunten die Menuhin het Brusselse publiek heeft bezorgd. FR Le 19 mars dernier, cela faisait tout juste 15 ans que décédait le célèbre violoniste Yehudi Menuhin (1916-1999). Le musicien et pacifiste convaincu a marqué l’histoire du Palais des Beaux-Arts. BOZAR ARCHIVES vous emmène dans une visite virtuelle et s’arrête sur les moments forts que Menuhin a offerts au public bruxellois. NL


Concert 2

24.04.2014 19:15 – Introduction par Charles-Henry Boland 19:30 – Inleiding door David Baeck

Strijkkwartet nr. 4 in D | Quatuor à cordes n° 4 en ré majeur, op. 83 Allegretto Andantino Allegretto, attaca Allegretto Strijkkwartet nr. 5 in Bes | Quatuor à cordes n° 5 en si bémol majeur, op. 92 Allegro non troppo, attaca Andante, attaca Moderato – Allegretto – Andante pauze | pause

Strijkkwartet nr. 6 in G | Quatuor à cordes n° 6 en sol majeur, op. 101 Allegretto Moderato con moto Lento, attaca Lento – Allegretto 21:45 – Einde van het concert | Fin du concert

15


Inleiding In de tweede helft van de jaren veertig domineerde Andrej Zjdanov – de volkscommissaris van cultuur en rechterhand van Stalin – het culturele leven in de Sovjet-Unie. Culturele zuiveringen hingen als een zwaard van Damocles boven het hoofd van de kunstenaars. Sjostakovitsj kreeg te horen dat zijn muziek niet ‘toegankelijk’ genoeg was en dat hij te weinig patriottische en propagandistische stukken schreef. Pas na de dood van Stalin in 1953 zou er een zekere dooi optreden, zodat kunstenaars opnieuw op adem konden komen.

Strijkkwartet nr. 4 in D, op. 83

(1949)

Met serene droefheid getuigt Sjostakovitsj’ Vierde strijkkwartet hoezeer hij zich in zichzelf terugtrok als gevolg van zijn uitzetting uit de conservatoria van Moskou en Sint-Petersburg en van de antisemitische vervolgingen die o.m. zijn goeie vriend Moïsej Vainberg hadden getroffen. Elk deel van dit kwartet eindigt dan ook in een sfeer van gelaten melancholie. Het werk begint met een serene en lyrische melodie die tot een eerste climax leidt, versterkt door de verdubbeling, in octaven, van de melodische lijnen. De tweede beweging (Andantino) is een krachtige romance met de melodie in de eerste viool. Zelfs al geeft het daaropvolgende Allegretto de indruk een vrolijke dans te zijn, toch verwijst de componist door het gebruik van een Jiddische melodie naar het recente lijden van het joodse volk, dat hij deelde. “Deze muziek mag dan al vrolijk klinken, in werkelijkheid is ze doordrongen van tranen”, zo verklaarde hij zelf. De finale ten slotte is een heftige dans met een chromatische melodie die voor een exotisch en oosters tintje zorgt. Dit Vierde kwartet zou pas vier jaar later voor het grote publiek in première gaan, na de dood van Stalin.

Strijkkwartet nr. 5 in Bes, op. 92

(1952)

Dit strijkkwartet bestaat uit drie thematische verwante delen die elkaar zonder pauze volgen. Het stuk ademt een geweldige emotionele intensiteit en bezit een krachtige dramatiek en een grote rijkdom aan conflictueuze contrasten. Net als het Vierde strijkkwartet zou het Vijfde pas na de dood van Stalin in première gaan.

16


Concert 2

Het werk werd ooit omschreven als “het hardste en meest compromisloze” van de reeks. Dat geldt zeker voor de eerste beweging, een Allegro non troppo met symfonische proporties. Ondanks het volle klankbeeld kent het kwartet ook zachte momenten, zoals de quasi pastorale sfeer in het tweede thema, dat door de tweede viool wordt ingezet. Het melancholische Andante loopt zonder onderbreking over in de finale via een lang aangehouden akkoord. Deze finale start met een inleidend Moderato, waarna een walsmelodie vol humor volgt. De spanning vermindert ten slotte, en het werk eindigt in rust – van echte vrede is er echter geen sprake... Aan het begin van het werk gebruikt Sjostakovitsj voor het eerst een motief dat opgebouwd is uit de noten D, Es, C en B. In het Duitse notensysteem is dat DSCH, de beginletters van zijn naam (in Duitse transcriptie). Alsof de componist een persoonlijke handtekening wil plaatsen als symbool van een onbreekbare individualiteit.

Strijkkwartet nr. 6 in G, op. 101

(1956)

Na Stalins dood in 1953 trad er verandering op in het politieke klimaat, wat tot een grotere artistieke vrijheid voor de kunstenaars leidde. Het Zesde strijkkwartet, dat Sjostakovitsj componeerde in 1956, vier jaar na het Vijfde, getuigt van deze meer ontspannen sfeer. Voor één keer wordt het goede humeur niet tenietgedaan door verbittering en sarcasme. De eerste beweging, Allegretto, roept beelden op van een zorgeloze kinderwereld. Hoewel ze met elkaar contrasteren, roepen het speelse eerste thema en het naïeve tweede een sfeer op van kalmte en rust. De tweede beweging, Moderato con moto, omvat herinneringen aan een menuet en een wals met een vleugje oriëntaalse muziek. De thema’s creëren een sprookjesachtige sfeer. De derde beweging is opnieuw een passacaglia, die op een baspatroon dat steeds herhaald wordt, langzamerhand een serene, statige en ernstige schoonheid creëert. Tijdens de climax in het finale Lento is de bas van het passacaglia-thema opnieuw te horen in de cello en de altviool. Het kwartet eindigt in alle rust.

17


Introduction Vers 1835, Andreï Jdanov, le commissaire du peuple à la culture et bras droit de Staline, dominait la vie culturelle en Union Soviétique. La menace de « l’expurgation culturelle » était constamment suspendue, telle une épée de Damoclès, au-dessus de la tête des artistes. Pour le 30e anniversaire de la Révolution russe, en 1947, les compositeurs russes furent priés d’écrire des œuvres à contenu patriotique. Durant cette période, Jdanov cherchait surtout querelle à Prokofiev et Chostakovitch. On fit savoir à ce dernier que sa musique n’était pas suffisamment « accessible » et qu’il avait écrit trop peu d’œuvres de propagande patriotique. À la mort de Staline, en 1953, les autorités adoptèrent une attitude moins sévère, permettant ainsi aux artistes de retrouver un peu d’espace créatif.

Quatuor à cordes n° 4 en ré majeur, op. 83

(1949)

Ce quatuor reflète le repliement sur soi de Chostakovitch suite à son expulsion des Conservatoires de Moscou et de Saint-Pétersbourg et aux persécutions antisémites visant notamment son ami Moisseï Wainberg et le beau-père de celui-ci. Chacune des parties de ce quatuor se termine morendo (mourant)… L’œuvre s’ouvre sur une mélodie sereine et lyrique, qui mène à un premier climax, intensifié par le dédoublement, en octaves, des lignes mélodiques. Le deuxième mouvement est une romance poignante, dont la mélodie, élargie, est jouée par le premier violon, les trois autres instruments l’accompagnant. L’Allegretto fait allusion, en utilisant une mélodie yiddish, aux souffrances récentes que Chostakovitch a partagées, même si, en apparence, il s’agit d’une danse joyeuse. « Même lorsque cette musique semble joyeuse, elle est traversée, en réalité, par les larmes » a-t-il commenté lui-même. Le finale est une danse impétueuse comportant une mélodie chromatique aux accents exotiques et orientaux. Ce quatuor ne sera exécuté que quatre ans plus tard, après la mort de Staline.

Quatuor à cordes n° 5 en si bémol majeur, op. 92

(1952)

Le Quatuor n° 5 se compose de trois mouvements enchaînés, thématiquement proches. Il respire une forte intensité émotionnelle, possède une puissance dramatique et confère une grande richesse aux images et 18


Concert 2

aux contrastes tendus. Comme le quatuor précédent, ce quatuor sera créé après la mort de Staline. Ce quatuor a été décrit comme l’œuvre « la plus dure et sans compromis » de toute la série, et cela est particulièrement vrai pour le premier mouvement, un allegro aux proportions symphoniques. Il contient malgré tout des moments plus doux, comme le climat presque pastoral du deuxième thème introduit par le deuxième violon. L’Andante mélancolique conduit au finale par un accord soutenu. Après une introduction Moderato, la partie principale du finale commence par une mélodie humoristique de valse. Mais l’humeur s’assombrit rapidement. La tension se relâche et l’œuvre se termine dans le calme, mais non dans la paix. Au début de l’œuvre, Chostakovitch utilise pour la première fois un motif constitué des notes ré, mi bémol, do et si. Dans le système d’annotation allemand, ces notes DSCH correspondent à ses initiales (dans la transcription allemande de son nom). Comme si le compositeur voulait marquer la partition de sa signature propre, en guise de symbole de son individualité.

Quatuor à cordes n° 6 en sol majeur, op. 101

(1956)

Chostakovitch a composé ce quatuor en 1956. Durant cette période suivant la mort de Staline, des changements considérables sont intervenus dans le climat politique : les artistes ont une plus grande liberté créatrice. Calme et joyeux, le Quatuor n° 6 reflète cette atmosphère plus détendue. Pour une fois, la bonne humeur n’est pas teintée d’amertume ou de sarcasme. Le premier thème, joué par les violons, installe tout de suite une humeur détendue et heureuse. Le Lento, une passacaille, crée petit à petit, sur une basse répétitive, un climat de beauté sereine, majestueuse et grave. Les quatre mouvements du quatuor se terminent sur une même cadence, mais dans le cas du troisième mouvement, elle mène directement au finale. Au cours du climax du dernier mouvement, la basse du thème de passacaille se fait entendre au violoncelle et à l’alto. Le quatuor s’achève dans le calme.

19



Concert 3

26.04.2014 19:15 – Introduction par Charles-Henry Boland 19:30 – Inleiding door David Baeck

Strijkkwartet nr. 7 in fis | Quatuor à cordes n° 7 fa dièse mineur, op. 108 Allegretto, attaca Lento, attaca Allegro – Allegretto Strijkkwartet nr. 8 in c | Quatuor à cordes n° 8 en do mineur, op. 110 Largo, attaca Allegro molto, attaca Allegretto, attaca Largo, attaca Largo pauze | pause

Strijkkwartet nr. 9 in Es | Quatuor à cordes n° 9 en mi bémol majeur, op. 117 Moderato con moto, attaca Adagio, attaca Allegretto, attaca Adagio, attaca Allegro 21:30 – Einde van het concert | Fin du concert

21


Toelichting

Strijkkwartet nr. 7 in fis, op. 108

(1960)

Het Zevende strijkkwartet, het kortste van de vijftien en een van de favorieten van de componist, werd geschreven in 1960 ter nagedachtenis van zijn vrouw Nina Vasiljevna die in 1954 gestorven was. Het kwartet bevat elementen die vooral in zijn latere werken naar voren zullen komen, zoals de lange passages voor solo-instrumenten die zeer opvallend zijn in de trage beweging waar de vier instrumenten zelden samen te horen zijn. De eerste beweging (Allegretto) bevat twee hoofdthema’s: het vinnig openingsthema en het contrasterende tweede thema, vol wrange humor, dat eerst door de cello gespeeld wordt. Het Lento klinkt sober en roept een desolaat landschap op. In de slotbeweging keert de agressie van de eerste beweging terug: ze ontwikkelt zich tot een razende fuga, die overgaat in een lieflijke dans.

Strijkkwartet nr. 8 in c, op. 110

(1960)

Het Achtste strijkkwartet – het bekendste en misschien wel ontroerendste dat Sjostakovitsj ooit componeerde – wordt vaak in verband gebracht met de verwoesting van de stad Dresden, op het einde van WO II. Sjostakovitsj schreef het inderdaad onmiddellijk na zijn bezoek aan de stad in 1960. Het componeren nam slechts drie dagen in beslag! In de partituuruitgave (door de Staat) werd aan de titel toegevoegd: “Aan de slachtoffers van oorlog en fascisme”. Het Achtste kwartet kreeg bijgevolg een grote officiële erkenning, en de overheid gebruikte het als een soort van muzikaal manifest dat tijdens pacifistische en anti-imperialistische bijeenkomsten geregeld werd uitgevoerd. Maar het veelvuldige gebruik door de componist van het hyperpersoonlijke DSCH-motief (cf. het Vijfde kwartet) lijkt in deze officiële context toch wel heel bizar. Pas in 1993 verscheen de bevestiging dat dit werk inderdaad een autobiografisch karakter heeft. Dan werd nl. een brief gepubliceerd van Sjostakovitsj aan zijn vriend Isaak Glikman (dd. 19 juli 1960, vijf dagen nadat de componist zijn kwartet af had). Daarin verklaart Sjostakovitsj: “Ik moest eraan denken dat, wanneer ik op een dag sterf, wellicht niemand een werk te mijner nagedachtenis zal schrijven. Daarom besloot ik er zelf een te schrijven. Op het titelblad zou dan kunnen staan: ‘Gewijd aan de nagedachtenis van de auteur van dit kwartet.’ Hoofdthema van dit kwartet vormen de tonen D-Es-C-H, mijn initialen (D.Sch.).” Vervolgens somt hij de door hem 22


Concert 3

gebruikte citaten op, uit eigen composities maar ook uit werk van Wagner en Tsjajkovski. “Toen ik thuiskwam, probeerde ik het tweemaal te spelen, maar opnieuw rolden de tranen. Deze keer [...] uit verbazing over de prachtige helderheid van de vorm. Misschien speelde hier een zeker enthousiasme voor de eigen persoon een rol, maar dat gaat vlug voorbij en laat een kater na in de vorm van zelfkritiek.” De eerste beweging (Largo) begint al meteen met de expositie in canon van het DSCH-motief. In de loop van de hele partituur komt het motief niet minder dan 87 maal voor! Zonder onderbreking volgt het korte, dramatische en steeds in spanning toenemende Allegro molto. In de derde beweging wordt het motief getransformeerd in DDSCH – de tweede D verwijst naar het patroniem van de componist: Dmitriëvitsj – wat de levendigheid van het ritme nog versterkt. Het gebruik van de walsvorm draagt nog bij aan de ironische sfeer van dit Allegretto. De drie slagen waarmee het Largo inzet zullen 17 maal terugkeren. De intense dramatiek neemt steeds toe om uit monden in een Russisch revolutionair lied van gevangenen, dat in het hoge register van de cello verscheurend klinkt. Het finale Largo brengt meer sereniteit. Het is een epiloog waarin tederheid, zachtheid en droefheid met elkaar versmelten.

Strijkkwartet nr. 9 in Es, op. 117

(1964)

Het Negende strijkkwartet droeg Sjostakovitsj op aan zijn derde vrouw, Irina Antonova, waarmee hij in 1962 in het huwelijk was getreden. Het werk heeft dezelfde symfonische grootschaligheid als het Derde en het Vijfde strijkkwartet. Bovendien staat het in contrast met zijn voorganger, het Achtste, doordat het eerder licht van aard is, zonder dat het karakteristieke sarcasme van Sjostakovitsj daarom verdwijnt. De vijf delen zijn aan elkaar gekoppeld door prachtige melodieuze overgangen. Ideeën en thema’s uit de afzonderlijke delen worden door het hele werk heen gebruikt in andere verschijningsvormen. Zo speelt in het vierde deel (het tweede Adagio) de tweede viool en later de altviool een pizzicato-passage waarin de melodie van het openingsthema wordt verwerkt. Deze wordt dan later – in een andere gedaante – opnieuw gebruikt in het finale Allegro. Deze laatste, soms agressief klinkende beweging, wordt o.m. gekenmerkt door een logge dans, een emotionele uitbarsting van de cello en een jachtige fuga.

23


clef d'écoute

Quatuor à cordes n° 7 fa dièse mineur, op. 108

(1960)

Le Septième Quatuor – le plus court de tous les quatuors de Chostakovitch – a été composé en 1960, à la mémoire de sa femme, Nina Vassilievna, décédée en 1954. Ce quatuor, qui compte parmi les œuvres favorites de son auteur, contient déjà des traits qui deviendront fréquents dans ses compositions ultérieures, notamment l’usage de longs passages de soli instrumentaux. C’est particulièrement vrai du mouvement lent, dans lequel on entend très rarement les quatre instruments ensemble. Le premier mouvement contient deux thèmes principaux, la mélodie initiale pointue contrastant avec l’humour sec et crâneur du second thème, introduit par le violoncelle. Le deuxième mouvement est austère, comme un paysage désolé. Le caractère agressif du premier mouvement revient dans le troisième : il se développe en une fugue caustique qui s’achève en une danse douce.

Quatuor à cordes n° 8 en do mineur, op. 110

(1960)

Ce quatuor, le plus connu et peut-être le plus émouvant de Chostakovitch, a souvent été associé à la destruction de la ville de Dresde à la fin de la guerre. Chostakovitch l’a manifestement écrit à la suite de sa visite de la ville, en 1960. La composition ne lui prit que trois jours ! Les éditions d’État le firent paraître avec une dédicace adressée « Aux victimes de la guerre et du fascisme ». L’œuvre bénéficia d’une forte promotion officielle, qui en fit une sorte de manifeste musical. La présence du motif DSCH (voir le commentaire du Quatuor n° 5), répété tout au long de la partition, paraissait tout à fait étrange dans ce contexte officiel. Il fallut attendre 1993 pour en avoir la pleine confirmation avec la publication d’une lettre datée du 19 juillet 1960 (le quatuor a été écrit d’un seul jet, quelques jours auparavant, du 12 au 14 juillet). Dès son retour, Chostakovitch décrit à son ami Isaak Glikman les circonstances et les raisons de son travail : « Je me suis dit que si je mourais un jour, personne ne songerait à écrire une œuvre à ma mémoire. Aussi ai-je décidé de l’écrire moi-même. On pourrait mettre sur la couverture “Dédié à la mémoire de l’Auteur de ce Quatuor”. Le thème principal du quatuor sont mes initiales, D Es C H ». Il indique ensuite les citations qu’il a utilisées en provenance de ses propres œuvres mais aussi de Wagner et de Tchaïkovski, et poursuit : « À la maison, j’ai essayé deux fois de 24


Concert 3

jouer le quatuor, et voilà que mes larmes ont commencé à couler. Mais […] c’était d’admiration devant la merveilleuse clarté de la forme. Peut-être une sorte de ravissement pour ma propre personne a-t-elle joué un rôle ici, le genre de ravissement qui s’évanouit rapidement pour vous laisser une gueule de bois en forme d’autocritique. » Le premier mouvement (Largo) débute par une exposition en canon des initiales DSCH. Le motif ne revient pas moins de 87 fois tout au long de la partition ! Suit sans interruption (tous les mouvements sont enchaînés) le bref Allegro molto qui nous plonge en plein drame. Le troisième mouvement Allegretto utilise les notes DDSCH. Ce redoublement du ré (évocation du prénom Dimitri du père du compositeur) accentue la vivacité rythmique et l’ironie presqu’obsessionnelle qui traverse cette partie, donnant lieu à de surprenantes métamorphoses, notamment en forme de valse. Les trois coups qui marquent le début du mouvement suivant, Largo, reviendront 17 fois. L’intensité atteint son sommet dramatique avec le rappel d’un chant de prisonnier joué de façon déchirante dans le registre aigu du violoncelle. Le finale, Largo, apporte plus de sérénité. C’est un épilogue où tendresse, douceur et tristesse ne se distinguent plus l’une de l’autre.

Quatuor à cordes n° 9 en mi bémol majeur, op. 117

(1964)

Composé en 1964, le Neuvième Quatuor est dédié à la troisième épouse de Chostakovitch, Irina Antonovna, qu’il avait épousée en 1962. Par ses proportions imposantes et symphoniques, il est proche des quatuors plus anciens, comme le Troisième ou le Cinquième. Contrastant avec le Huitième Quatuor, le Neuvième est d’un esprit plutôt léger, bien que teinté du sarcasme habituel de Chostakovitch. Les cinq mouvements sont liés entre eux par de très belles mélodies. Les idées et les thèmes des parties séparées sont utilisés à travers toute l’œuvre en prenant des formes différentes. Dans le quatrième mouvement, le deuxième violon et, plus tard, l’alto interprètent un passage pizzicato dans lequel la mélodie d’ouverture a été retravaillée. Elle sera également utilisée plus tard, dans le finale Allegro, réécrite encore sous une autre forme. Ce dernier mouvement, bien qu’un peu agressif, comprend notamment une danse assez lourde, une explosion passionnée au violoncelle solo et une fugue affairée.

25


BO ZAR EX PO Paleis voor Schone Kunsten | Palais des Beaux-Arts 08 > 25.05.2014

Bij de 200e geboortedag van Verdi brengt BOZAR een tentoonstelling over het ontstaan van de opera’s Otello en Falstaff. De samenwerking van Giuseppe Verdi met zijn librettist Arrigo Boito en uitgever Giulio Ricordi staat centraal. Pour le 200e anniversaire de la naissance de Verdi, BOZAR présente une exposition consacrée à la production des opéras Otello et Falstaff, centrée sur la collaboration entre le compositeur, son librettiste Arrigo Boito et l’éditeur Giulio Ricordi.


Concert 4

27.04.2014 19:15 – Introduction par Charles-Henry Boland 19:30 – Inleiding door David Baeck

Strijkkwartet nr. 10 in As | Quatuor à cordes n° 10 en la bémol majeur, op. 118 Andante Allegretto furioso Adagio, attaca Allegretto – Andante Strijkkwartet nr. 11 in f | Quatuor à cordes n° 11 en fa mineur, op. 122 Inleiding | Introduction: Andantino, attaca Scherzo: Allegretto, attaca Recitatief | Récitatif: Adagio, attaca Etude | Étude: Allegro, attaca Humoresque: Allegro, attaca Elegie | Élégie: Adagio, attaca Finale: Moderato pauze | pause

Strijkkwartet nr. 12 in Des | Quatuor à cordes n° 12 en ré bémol majeur, op. 133 Moderato – Allegretto Allegretto – Adagio – Moderato – Adagio – Moderato – Allegretto 21:30 – Einde van het concert | Fin du concert

27


Toelichting

Strijkkwartet nr. 10 in As, op. 118

(1964)

In juli 1964 ging Sjostakovitsj uitrusten in een huis van de Componistenbond in het Armeense Dilijan. In elf dagen tijd componeerde hij er zijn Tiende strijkkwartet. Hoewel het dateert uit hetzelfde jaar als het Negende, staat het op veel punten dichter bij het Zevende en het Achtste. Dit geldt vooral voor de schriftuur die, behalve in de tweede beweging, heel eenvoudig en schaars van opbouw is. Het kwartet begint met een sereen en naïef Andante dat een prelude tot de tweede beweging, Allegretto furioso, lijkt te zijn. Dit is een van de meest gewelddadige en driftige scherzo’s die Sjostakovitsj ooit schreef, met scherpe dissonanten en bijtende strijkers. Het Adagio dat erop volgt is net als in het Derde en het Vierde kwartet in de vorm van een passacaglia geschreven. Het is van een grote melancholische schoonheid en brengt opnieuw rust. Zonder onderbreking volgt de lange finale, waarin het constante gebruik van een dynamiek zonder enige agitatie het beeld van een grijs en naakt landschap oproept. Het effect van de climax, waarin het thema van de passacaglia wordt hernomen, is des te groter. Toch eindigt het kwartet in een rustige sfeer.

Strijkkwartet nr. 11 in f, op. 122

(1966)

Het Elfde strijkkwartet uit 1966 is opgevat als een suite in zeven korte delen die onderling sterk contrasteren. De verschillende delen werden ooit omschreven als de verschillende gelaatsuitdrukkingen van een clown: nu eens zachtaardig, dan weer raadselachtig, streng, levendig, grimmig of koddig. Het algemene karakter van het werk is ingehouden en rustig. De schriftuur is heel eenvoudig en bestaat doorgaans uit een begeleide melodie. Eens te meer vormt het Adagio (Elegie) het emotionele hart van het werk. Gepunte ritmes suggereren een begrafenisstoet, en de eerste viool zingt een trieste treurzang. De langzame finale sluit het kwartet af in een sfeer van etherische, enigszins kinderlijke sereniteit, waarbij de eerste viool steeds hoger gaat zweven... Elk van de Kwartetten nr. 11 tot 14 is telkens opgedragen aan een van de vier leden van het Beethoven-Kwartet, die de première speelden van bijna alle strijkkwartetten van Sjostakovitsj, met uitzondering van het Eerste en het Vijftiende. 28


Concert 4

Strijkkwartet nr. 12 in Des, op. 133

(1968)

De laatste vier kwartetten, gecomponeerd tussen 1968 en 1974, worden vaak als een groep beschouwd, die losstaat van de vorige werken. Tijdens deze laatste jaren is Sjostakovitsj steeds introverter en in zichzelf teruggetrokken, en raakt hij geobsedeerd door de gedachte aan de dood. Dit wordt ook in zijn werk weerspiegeld, niet enkel in de steeds meer uitgezuiverde schriftuur, de hoekigere melodieën en de atonale passages, maar ook in zijn voorkeur voor de intieme en persoonlijke wereld van het strijkkwartet boven extraverte en grootschalige composities. Het Twaalfde strijkkwartet vormt een nieuwe, belangrijke etappe in de artistieke ontwikkeling van Sjostakovitsj. Voor het eerst duiken elementen uit de twaalftoonsmuziek op in zijn werk (de zgn. dodecafonie, gecreëerd door Arnold Schönberg). Dit komt reeds tot uiting in de eerste maten, waarin een volledig atonaal thema in de solocello verschijnt, met gebruik van de twaalf trappen van de toonladder. Onmiddellijk daarna keert de muziek echter nadrukkelijk terug naar de tonaliteit. Deze polariteit tussen tonaal en atonaal doordringt het hele werk. Het kwartet bestaat uit twee bewegingen, waarbij de eerste beweging (Moderato) eigenlijk een soort van inleiding is. Pas in de tweede beweging – een complex en uitvoerig Allegretto – vind je de eigenlijke ontwikkeling terug. Deze wordt gekenmerkt door haar symfonische karakter, de bijzonder rijke schriftuur en harmonie, en een complex ritme. De tweede beweging opent met trillers en voert onmiddellijk naar een climax van wervelende dissonante figuren. In het Adagio-gedeelte dat erop volgt wisselen passages in de solocello af met passages die de drie andere instrumenten con sordino ‘voordragen’. Het finale Allegretto-gedeelte begint met een lang, gecontroleerd crescendo en besluit op een voor Sjostakovitsj ongewoon vrolijke en uitbundige manier.

29


clef d'écoute

Quatuor à cordes n° 10 en la bémol majeur, op. 118

(1964)

En juillet 1964, Chostakovitch alla se reposer dans une maison de l’Union des compositeurs dans la ville arménienne de Dilidjan. Il y composa en onze jours son Dixième Quatuor. Bien que conçu la même année que le Neuvième Quatuor, en 1964, le Dixième est plus proche par son style des Septième et Huitième Quatuors. C’est particulièrement vrai de son écriture, simple et économe, sauf dans le deuxième mouvement. Serein et naïf, le premier mouvement apparaît presque comme un prélude au mouvement suivant, nettement violent. C’est l’un des scherzos les plus féroces et les plus rageurs de Chostakovitch, avec ses dissonances sauvages et ses archets mordants. Comme dans les Troisième et Quatrième Quatuors, l’Adagio est une passacaille, sa beauté mélancolique ramenant le calme. L’Adagio s’enchaîne sans interruption au finale, vaste mouvement dans lequel l’image d’un paysage gris et nu est évoquée par l’utilisation constante d’une dynamique sans agitation aucune. L’effet du climax, avec la réintroduction du thème de la passacaille, en est accru, mais bientôt l’œuvre se termine dans un climat de tranquillité.

Quatuor à cordes n° 11 en fa mineur, op. 122

(1966)

Le Onzième Quatuor est structuré comme une suite composée de sept brefs mouvements très contrastés. Ces parties ont été décrites comme autant d’expressions différentes du visage d’un clown : tendre, énigmatique, sévère, vif argent, drôle. Le caractère général de l’œuvre est retenu et calme, l’écriture en est très simple, consistant généralement en une mélodie accompagnée. À nouveau, le centre émotif du quatuor est l’Adagio (Élégie), où des rythmes pointés suggèrent une marche funèbre et où le premier violon fait entendre une lamentation désolée. Le finale conclut le quatuor dans un esprit de sérénité éthérée, un peu enfantine, le premier violon flottant de plus en plus haut. Chacun des Quatuors numérotés de 11 à 14 a été dédié à l’un des membre du Quatuor Beethoven, qui interpréta presque tous les quatuors à cordes de Chostakovitch, à l’exception du Premier et du Quinzième.

30


Concert 4

Quatuor à cordes n° 12 en ré bémol majeur, op. 133

(1968)

Les quatre derniers quatuors de Chostakovitch, composés entre 1968 et 1974, sont souvent considérés comme un ensemble à part. Durant ses dernières années, Chostakovitch est devenu de plus en plus replié et introverti, et obsédé par l’idée de la mort. Cet état se reflète dans sa musique, non seulement par une écriture de plus en plus épurée, des mélodies plus anguleuses et quelques passages atonaux, mais surtout dans son goût pour l’univers plus intime et privé du quatuor à cordes, qu’il privilégie au détriment de compositions plus vastes et extraverties. Ce quatuor constitue une nouvelle étape importante dans l’évolution artistique de Chostakovitch. Pour la première fois, il utilise des éléments en provenance de la musique dodécaphonique (créée par Schoenberg) dans son œuvre. La différence par rapport aux quatuors précédents apparaît dès les premières mesures, avec un motif tout à fait atonal au violoncelle solo, utilisant les douze degrés de la gamme. Le Quatuor comprend deux mouvements, dont le premier (Moderato) est une sorte d’introduction. Dans le second mouvement – un Allegretto complexe et ample – se poursuit le développement, qui se singularise par son caractère « symphonique », son écriture et son harmonie très riches et son rythme complexe. Ce mouvement s’ouvre sur des trilles et atteint rapidement un climax de figures tournoyantes et dissonantes. Dans l’Adagio, des récitatifs solo au violoncelle alternent avec des passages que psalmodient, en sourdine, les trois autres instruments. L’Allegretto final commence par un long crescendo contrôlé. L’œuvre se termine en ré bémol majeur, une conclusion parmi les plus joyeuses et exubérantes que Chostakovitch ait composées.

31


Jerusalem Quartet Š Felix Broede

32


Concert 5

29.04.2014 19:15 – Introduction par Charles-Henry Boland 19:30 – Inleiding door David Baeck

Strijkkwartet nr. 13 in bes | Quatuor à cordes n° 13 si bémol mineur, op. 138 Adagio – Doppio movimento – Tempo primo Strijkkwartet nr. 14 in Fis | Quatuor à cordes n° 14 en fa dièse majeur, op. 142 Allegretto Adagio, attaca Allegretto pauze | pause

Strijkkwartet nr. 15 in es | Quatuor à cordes n° 15 en mi bémol mineur, op. 144 Elegie | Élégie: Adagio, attaca Serenade | Sérénade: Adagio, attaca Intermezzo: Adagio, attaca Nocturne: Adagio, attaca Treurmars | Marche funèbre: Adagio molto, attaca Epiloog | Épilogue: Adagio – Adagio molto 22:00 – Einde van het concert | Fin du concert

33


Toelichting

Strijkkwartet nr. 13 in bes, op. 138

(1970)

Het Dertiende strijkkwartet, dat Sjostakovitsj twee jaar na het Twaalfde componeerde, is een triest, verscheurend stuk, vol wanhoop. Rostislav Doebinski, eerste violist van het Borodin-Kwartet, beschreef als volgt een repetitie van dit stuk, in aanwezigheid van de componist: “Terwijl we speelden, hield hij eerst de partituur in de hand; vervolgens legde hij haar neer en boog hij het hoofd. Terwijl we speelden konden we tersluiks zien dat zijn hoofd, dat op zijn hand steunde, steeds dieper voorovergebogen was... Wanneer we het kwartet beëindigd hadden, legden we onze instrumenten neer en wachtten we op zijn opmerkingen. Maar er kwamen er geen, en Sjostakovitsj hief het hoofd niet op. Dan stonden we recht, borgen we onze instrumenten op zonder lawaai te maken en verlieten onopvallend de zaal. Sjostakovitsj bleef onbeweeglijk zitten...” Aangezien dit kwartet is opgedragen aan de altviolist van het Beethoven-Kwartet, speelt de altviool doorheen het hele werk een dominante rol. Het kwartet, dat slechts uit één lange beweging bestaat, begint met een luguber thema in de altviool, die een twaalftoonreeks gebruikt waarop bijna alle andere muzikale ideeën gebaseerd zijn. Het centrale gedeelte, dat tweemaal zo snel wordt gespeeld, begint met een ritme in de eerste viool, dat steeds herhaald wordt en uitmondt in dissonanten in de vier instrumenten. Nadien volgt een gescandeerde dodendans die bijna jazzy klinkt, met gepunte ritmes en pizzicato-bassen. Het groteske karakter wordt nog versterkt door het getik van de strijkstok tegen de klankkast van de viool (wat typisch is voor de avant-garde uit de jaren 60). Na een climax vallen de gepunte ritmes uit elkaar in een passage met onheilspellende trillers in halve tonen die simultaan door de drie laagst klinkende instrumenten worden gespeeld. Op het einde van het kwartet klimt de solo-altviool steeds hoger. Het werk eindigt met een schrikwekkend crescendo.

Strijkkwartet nr. 14 in Fis, op. 142

(1973)

In het Veertiende strijkkwartet is het de cello die de hoofdrol speelt: het werk is immers opgedragen aan de cellist van het Beethoven-Kwartet. Na de verscheurdheid van het Dertiende kwartet verrast het Veertiende door zijn aangrijpende, bijna stralende schoonheid; het werd weleens vergeleken met Schuberts Kwartet in C. Het is de uitdrukking van de intense 34


Concert 5

levensdrang van een man die zich maar al te bewust is van zijn nakende einde. Sjostakovitsj had nooit een sterke gezondheid genoten; op het einde van zijn leven leed hij aan een spierziekte en had hij zware hartproblemen. De eerste beweging (Allegretto) is eenvoudig en licht, bijna naïef van toon, waarbij de cello de voornaamste muzikale ideeën aanbrengt. Na het prachtige Adagio, gekenmerkt door een sfeer van weemoedig verlangen, volgt zonder onderbreking het finale Allegretto. Na een bijzonder rustig en teder begin duiken de thema’s van het Adagio opnieuw op; de muziek klinkt nu eens heftig, dan weer rustig. Het kwartet eindigt met de cello die de melodie hoog boven de andere instrumenten speelt.

Strijkkwartet nr. 15 in es, op. 144

(1974)

In de herfst van 1974, dus minder dan een jaar voor zijn dood, beëindigde Sjostakovitsj zijn Vijftiende kwartet. Het werk is aan niemand opgedragen; het is zuiver persoonlijk. De zes langzame delen volgen elkaar zonder onderbreking op en vormen één lange, smachtende treurzang. De muziek klinkt als verstild verdriet, met af en toe een uitbarsting van opstandigheid. De schriftuur is soberder dan ooit tevoren, met lange passages voor één of twee instrumenten. In de lange Elegie lijkt de tijd opgeschort. In de muziek komt geen enkele climax voor die de quasi hypnotiserende monotonie zou kunnen verstoren. In het begin van de Serenade doorbreken een reeks van hoge, striemende klanken deze sfeer. De melancholische en verwrongen wals die volgt, laat vaak maar één instrument tegelijk horen. Het korte Intermezzo opent met een geweldige uitbarsting van de eerste viool, maar al snel bedaart de stemming. In de Nocturne wordt een droevige melodie in de altviool omzwachteld met fluisterende arpeggio’s in de viool en de cello. Een krachtig unisono van de vier instrumenten kondigt de Treurmars aan, met zijn gepunte ritme; deze muzikale idee wisselt af met lange instrumentale soli. De Epiloog breekt plots uit, zoals het Intermezzo, maar valt al vlug uiteen in een reeks fragmenten van muzikale ideeën uit andere bewegingen. De sinistere trillers in halve tonen, zo typisch voor de late Sjostakovitsj, overheersen en begeleiden zelfs de finale zang. Op die manier wordt tot in de laatste maten van dit hoogst verontrustende werk een gevoel van onbehagen gecreëerd.

35


clef d'écoute

Quatuor à cordes n° 13 si bémol mineur, op. 138

(1970)

Après la conclusion inhabituellement optimiste du Douzième Quatuor, le Treizième, composé deux ans plus tard, est presque un choc. C’est une œuvre désolée, déchirante, pleine de désespoir. Rostislav Doubinski, le premier violon du Quatuor Borodine, évoque une répétition de cette nouvelle œuvre, à laquelle assista le compositeur en personne : « Pendant que nous jouions, il tint d’abord la partition en ses mains ; il la reposa ensuite et baissa la tête. Tout en jouant, nous pouvions voir du coin de l’œil sa tête, appuyée sur sa main, s’incliner de plus en plus… Lorsque le quatuor fut terminé, nous reposâmes nos instruments dans l’attente de ses remarques. Il n’y en eut pas et Chostakovitch ne releva pas la tête. Nous nous levâmes alors, nous rangeâmes nos instruments et quittâmes la salle discrètement. Chostakovitch resta assis, là, immobile… ». Le Treizième Quatuor ne se compose que d’un long mouvement. Comme il est dédié à l’altiste du Quatuor Beethoven, l’alto est logiquement mis en évidence dans toute l’œuvre. Le quatuor est en un mouvement, parcouru par une seule pulsation de base ; la section centrale est jouée deux fois plus vite. L’œuvre s’ouvre sur un thème lugubre joué à l’alto solo, utilisant une série dodécaphonique sur laquelle presque toutes les autres idées seront basées. La partie centrale commence par un rythme répété au premier violon, qui deviendra de plus en plus envahissant, finissant par des dissonances aux quatre instruments. Suit une danse macabre scandée, de caractère presque jazzy. L’aspect grotesque est encore accentué par l’adjonction de bruits creux percutants obtenus en frappant l’archet sur le corps de l’instrument, ce qui est typique de l’avant-garde des années 60. Le rythme pointé mène au climax avant de se désintégrer dans un passage aux trilles sinistres en demi-tons joués simultanément par les trois instruments graves. Dans les dernières mesures, l’alto solo monte de plus en plus haut. L’œuvre se termine sur un cri d’agonie.

Quatuor à cordes n° 14 en fa dièse majeur, op. 142

(1973)

Le Quatorzième Quatuor, composé en 1973, est cette fois dédié au violoncelliste du Quatuor Beethoven, Sergei Shirinsky, et l’instrument y joue un rôle central.

36


Concert 5

Succédant aux tortures du Treizième Quatuor, le Quatorzième est d’une beauté poignante, presque rayonnante, qui a été comparée à celle du Quintette à cordes en ut majeur de Schubert. Il traduit le désir passionné de vie de quelqu’un déjà trop conscient de l’approche de la mort. Chostakovitch n’a jamais joui d’une bonne santé et a fort souffert au cours de ses dernières années d’une maladie musculaire, d’attaques cardiaques et d’un infarctus. Le premier mouvement est simple et léger, presque naïf, le violoncelle introduisant les principales idées. Le bel Adagio, avec son caractère de langueur mélancolique, s’enchaîne directement au finale. Après un passage d’une douceur presque insoutenable, les thèmes de l’Adagio réapparaissent pour clore l’œuvre, le violoncelle jouant la mélodie dans l’aigu, loin au dessus des autres instruments.

Quatuor à cordes n° 15 en mi bémol mineur, op. 144

(1974)

Durant l’automne de 1974, donc moins d’un an avant sa mort, Chostakovitch acheva son Quinzième Quatuor, qui ne fut dédié à personne. Il s’agit d’une œuvre purement personnelle. Les six mouvements de l’œuvre s’enchaînent sans interruption, forment un long chant de tristesse. La musique ressemble à un chagrin apaisé, avec de temps à autre une explosion de révolte. L’écriture en est encore plus dépouillée, avec de longs passages pour un seul ou deux instruments. Dans la longue Élégie initiale, le temps semble suspendu alors que la musique se déroule sans climax ni point fort qui vienne en perturber la monochromie. Le début de la Sérénade interrompt cette monotonie quasi hypnotique par une série de cris aigus et perçants. Vient ensuite une valse mélancolique et déformée, qui souvent ne fait entendre qu’un instrument à la fois. Le bref Intermezzo s’ouvre sur une soudaine activité violente du premier violon, mais rapidement l’humeur se calme et conduit à un Nocturne dans lequel une mélodie triste et poignante à l’alto s’enveloppe d’arpèges murmurés au violon et au violoncelle. Le rythme pointé de la Marche funèbre est annoncé en force par un unisson de tous les instruments, et cette idée alterne avec de longs soli instrumentaux. L’Épilogue commence abruptement comme l’Intermezzo, mais se désintègre rapidement en une série d’idées fragmentées des mouvements précédents. Les sinistres trilles en demi-tons, si typiques du dernier Chostakovitch, deviennent dominants et accompagnent même le chant final, apportant ainsi un sentiment de malaise jusqu’aux dernières mesures de cette œuvre troublante. 37


Wij danken onze partners voor hun steun | Nous remercions nos partenaires pour leur soutien | We thank our partners for their support Overheidssteun | Soutien public Federale Regering | Gouvernement Fédéral

• Diensten van de Eerste Minister, Cel algemene beleids-coördinatie | Services du Premier Ministre, Cellule de coordination générale de la politique • Federale verheidsdienst Mobiliteit en Vervoer - Directie Vervoerinfrastructuur | Service public fédéral Mobilité et Transports - Direction Infrastructure de Transport • Diensten van de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Beleidscel financiën | Services du Vice-Premier Ministre et Ministre des Finances, Cellule stratégique finances • Diensten van de Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Consumentenzaken, Beleidscel begroting | Services de la Vice-Première Ministre et Ministre du Budget et de la Protection de la Consommation, Cellule stratégique budget • Diensten van de Minister van Buitenlandse Zaken | Services du Ministre des Affaires étrangères • Diensten van de Minister van Buitenlandse Handel | Services du Ministre du Commerce extérieur • Diensten van de Minister van Ontwikkelingsamenwerking | Services du Ministre de la Coopération au Développement • Diensten van de Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen | Services du Ministre de la Fonction publique, de l’Intégration sociale, de la Politique des grandes villes et de l’égalité des chances • Diensten van de Staatssecretaris van overheidsbedrijven, toegevoegd aan de Minister van Begroting | Services du Secrétaire d’état des Entreprises publiques, adjoint au Ministre du Budget • Nationale Loterij | Loterie Nationale • Nationale Bank van België | Banque Nationale de Belgique Vlaamse Gemeenschap

• Vlaams Minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel • Vlaams Minister van Cultuur, Jeugd, Sport en media & Coördinatie Brussel Communauté Française

• Cabinet de la Ministre-Présidente, en charge de l’enseignement obligatoire et de la promotion sociale • Cabinet de la Ministre de la Culture, de l’Audiovisuel et de la Jeunesse-Direction générale de la Culture, Service de la Musique Brussels Hoofdstedelijk Gewest | Région de Bruxelles-Capitale

• Kabinet van de Minister-President, belast met Plaatselijke besturen, Ruimtelijke ordening, Monumenten en landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare netheid, Buitenlandse handel, Ontwikkelingssamenwerking | Cabinet du Ministre-Président, en charge des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du territoire, des Monuments et sites, de la Rénovation urbaine, du Logement, de la Propreté publique, du Commerce extérieur, de la Coopération au Développement • Kabinet van de Minister-, belast met Financiën, Begroting, Externe betrekkingen, Informatica | Cabinet du Ministre, en charge des Finances, du Budget, des Relations extérieures, de l’Informatique • Kabinet van de Minister van Mobiliteit en Openbare werken | Cabinet du Ministre de la Mobilité et des Travaux publics • Kabinet van de Staatssecretaris, belast met Huisvesting en Stedenbouw | Cabinet du Secrétaire d’état, en charge du Logement et de l’Urbanisme • Kabinet van de Staatssecretaris van Openbare netheid en van Monumenten en Landschappen | Cabinet du Secrétaire d’état, en charge de la Propreté publiquet et des Monuments et Sites Vlaamse Gemeenschapscommissie

• Kabinet van de Minister van Mobiliteit en Openbare Werken – Directie Cultuur Internationale partners | Partenaires internationaux

Barbican Centre London • BOZAR Brussels • Cité de la musique Paris • Calouste Gulbenkian Foundation Lisbon • Casa da Música Porto • Het Concertgebouw Amsterdam • Festspielhaus Baden-Baden • Kölner Philharmonie • Laeiszhalle Elbphilharmonie Hamburg • L’Auditori Barcelona • Megaron • The Athens Concert Hall • Musikverein Wien • Palace of Arts – Budapest • Palau de la Música Catalana • Philharmonie Luxembourg • Stockholms Konserthus • Théâtre des Champs-Elysées Paris • The Sage Gateshead • Town Hall & Symphony Hall Birmingham • Wiener Konzerthaus • Paleis voor Schone Kunsten Brussel | Palais des Beaux-Arts de Bruxelles Buitenlandse overheidssteun | Aides publiques étrangères Ambassades en Permanente vertegenwoordigingen | Ambassades et Représentations permanentes

Alliance Française • British Council • Canada • China | Chine • Det Danske Kulturinstitut • Duitsland | Allemagne • Finnish Cultural Institute for Benelux • Frankrijk | France • Goethe Institut • Groot-Brittannië | GrandeBretagne • ICCR (Indian Council for Cultural Relations) • Istituto Italiano di Cultura • Instituto Cervantes • Louvain Institute for Ireland in Europe • Magyar Kulturàlis Intézet-Brüsszel (Hongarije | Hongrie) • Nederland | Pays-Bas • Österreichisches Kulturforum Brüssel • Porticus/Benevolentia • Tsjechisch Centrum | Centre tchèque • Vertretung Baden-Württemberg bei der EU – Vertretung des Freistaates Bayern bei der EU • VlaamsNederlands Huis • USA

38


Overheidssteun | Soutien public | Public Partners KINGDOM OF BELGIUM EENDRA CH T

www.diplomatie.belgium.be M

AA

KT

MA

CHT

L’ U N I O N

FA

IT

LA

F ORC E

Institutionele partners | Partenaires institutionnels | Institutional partners

Structurele partners | Partenaires structurels | Structural partners

Media partners | Partenaires médias

Bevoorrechte partners | Partenaires privilégiés | Privileged partners

BOZAR

BOZAR LITERATURE BOZAR STUDIOS

GDF SUEZ GDF_SUEZ_foundation_GB_signature_CMYK 10/12/2013 24, rue Salomon de Rothschild - 92288 Suresnes - FRANCE Tél. : +33 (0)1 57 32 87 00 / Fax : +33 (0)1 57 32 87 87 Web : www.carrenoir.com

BOZAR MASTERPLAN

RÉFÉRENCES COULEUR

M100% Y100%

K80%

BOZAR EXPO PHOTO

BOZAR MUSIC

Steunende partners | Sociétés

Promotiepartners | Partenaires

partenaires | Supporting partners

promotionels | Promotional partners

Officiële leveranciers | Fournisseurs officiels | Offical suppliers

Internationale partners | Partenaires internationaux | International partners

2007 - 2013

39


Wij danken onze BOZAR PATRONS voor hun steun Nous remercions nos BOZAR PATRONS pour leur soutien We thank our BOZAR PATRONS for their support

Madame Geneviève Alsteens • Madame Marie-Louise Angenent • Monsieur et Madame Etienne d’Argembeau • Comte et Comtesse Christian d’Armand de Chateauvieux • Monsieur Laurent Arnauts • Monsieur Alain Aubry • Monsieur et Madame Laurent Badin • Baron en Barones Jean-Pierre de Bandt • Monsieur Erard de Becker • Monsieur et Madame Roger Bégault • Madame Marie Bégault • Monsieur Jean-François Bellis • Baron et Baronne Berghmans • Madame Sophie Bertin • Baron en Barones Luc Bertrand • De Heer Stefaan Bettens • De Heer en Mevrouw Carl Bevernage • Madame Bia • Professor en Mevrouw Roger Blanpain • Baron et Baronne Bodson • Monsieur et Madame Mickey Boël • Comte et Comtesse Boël • Monsieur Vincent Boone • Monsieur et Madame William BostynBaetzner • Monsieur Thierry Bouckaert • De Heer Harry Boukes • Monsieur et Madame Jacques Bouriez • De Heer en Mevrouw Alfons Brenninkmeijer • De Heer en Mevrouw Didier Brenninkmeijer-Kestens • Ambassadeur Dr. Günther Burghardt en Mevrouw Rita Burghardt-Byl • Mevrouw Helena Bussers • Baron et Baronne Paul Buysse • Monsieur Jean-Edouard Carbonnelle • Baron Cardon de Lichtbuer • Madame Pauline Cardon de Lichtbuer • Monsieur et Madame Michel Carlier • Monsieur et Madame Hervé de Carmoy • Monsieur Sergio Carvalho • Monsieur Luciano Cellura • Mevrouw Ingrid Ceusters-Luyten • Docteur Rouchdy Chaker • Monsieur Cédric Chauvelot • Prince et Princesse de Chimay • Monsieur et Madame Christian Chéruy • Madame Marianne Claes • Monsieur Nicolas Clarembeaux • Madame Jean de Cock de Rameyen • Monsieur Bernard de Cock de Rameyen • Comtesse Michel Cornet d’Elzius • Monsieur et Madame Patrice Crouan • Prince Guillaume de Croÿ • De Heer Géry Daeninck • Monsieur et Madame Denis Dalibot • Monsieur et Madame Bernard Darty • Vicomte Davignon • De Heer en Mevrouw Philippe De Baere • Monsieur et Madame Philippe Decleire • Monsieur Pascal De Graer • Baron Andreas De Leenheer • Monsieur Michel Delloye • Chevalier et Madame Henry Delwaide • Monsieur Jean-Marie Delwart • Monsieur et Madame Alain De Pauw • Monsieur Patrick Derom • Madame Anne De Smeth • Madame Danièle De Temmerman-Urvater • Monsieur Régis D’Hondt • De Heer en Mevrouw Xavier D’Hulst-Struyven • Monsieur et Madame Thierry R. Dillard • Monsieur Jean-Baptiste Douville de Franssu • Monsieur Alain Dromer • De Heer en Mevrouw Bernard Dubois • Madame Sylvie Dubois • Monsieur et Madame Pierre Dumolard-Balthazard • De Heer en Mevrouw Geert Duyck • Mr. Graham Edwards • Monsieur et Madame Laurent Facques • De Heer en Mevrouw Jean-Pierre Fierens • Madame Jacques E. François • Madame Monique Fritz • Madame Sophie de Galbert • Madame Marie-Christine Gennart • Monsieur Alain Goldschmidt • Madame Sylvia Goldschmidt • De Heer André Gordts • Comtesse Nadine le Grelle • Monsieur et Madame Pierre Guilbert • Madame Nathalie Guiot • Madame Bernard Guttman • De Heren Patrick Haemelinck en Pascal van der Kelen, architects • Monsieur Paul Haine • Monsieur Bernard Hanotiau • De Heer en Mevrouw Philippe Haspeslagh • Monsieur Thierry 40


Hazevoets • De Heer en Mevrouw Pieter Heering • Monsieur Jean-Pierre Hoa • Monsieur et Madame Philippe le Hodey • De Heer Xavier Hufkens • De Heer † en Mevrouw Bonno H. Hylkema • Monsieur Michel Isralson • Monsieur Fernand Jacquet • Monsieur Maxime Jadot • Barones Janssen • Baron et Baronne PaulEmmanuel Janssen • Monsieur et Madame Mathieu Janssens van der Maelen • Madame Patricia de Jong • Madame Elisabeth Jongen • De Heer en Mevrouw Martin Kallen • Monsieur et Madame Adnan Kandiyoti • Monsieur Claude Kandiyoti • Monsieur Pierre Klees • Monsieur Peter Klein et Madame Susanne Hinrichs • Dr. Klaus Körner • Monsieur Charles Kramarz • Madame Jean-Jacques Kreglinger • Monsieur et Madame Charles Kriwin • Monsieur Peter Kronschnabl • Monsieur et Madame Remmert Laan • Monsieur et Madame Antoine Labbé • Madame Marleen Lammerant • Monsieur Marc L. Landeau • Mademoiselle Alexandra et Monsieur Ludovic van Laethem • Monsieur et Madame FrancisCharles Lang • Madame Brigitte de Laubarede • Comte Jean-Pierre de Launoit • Comte Bernard de Launoit • Chevalier et Madame Laurent Josi • Monsieur Pierre Lebeau • Monsieur † et Madame Henri Lederhandler • Monsieur et Madame François Legein • Monsieur et Madame Laurent Legein • Monsieur et Madame Charles-Henri Lehideux • Monsieur Mark Le Jeune • Monsieur et Madame Gérald Leprince Jungbluth • Madame Dominique Leroy • De Heer en Mevrouw Thomas Leysen • Madame Véronique Lhoist † • Madame Florence Lippens • Madame Daphné Lippitt • Monsieur et Madame Clive Llewellyn • Monsieur Manfred Loeb • Comte et Comtesse Jean-Baptiste de Looz-Corswarem • Monsieur et Madame Thierry Lorang • De Heer Peter Maenhout • Madame Oscar Mairlot • Monsieur Jean-Pierre Marchant • Monsieur et Madame Jean-Pierre Mariën • De Heer en Mevrouw Frederic Martens • Monsieur et Madame Yves-Loïc Martin • Monsieur et Madame Dominique Mathieu-Defforey • Monsieur et Madame Etienne Mathy • Monsieur et Madame Paul van der Meerschen • Monsieur et Madame Olivier Merveilleux du Vignaux • De Heer en Mevrouw Frank Monstrey-Noé • Jonkheer en Jonkvrouw Philippe Moorkens • Madame Jean Moureau-Stoclet • De Heer en Mevrouw Harold Naessens • Comtesse Eric de Nazelle • Madame Nelson • De Heer Olivier A. Onghena -‘t Hooft • De Heer en Mevrouw Robert van Oordt • Mevrouw Thérèse Opstal • Monsieur Laurent Pampfer • Comte et Comtesse Renaud du Parc Locmaria • Monsieur et Madame Jean Pelfrene-Piqueray • Monsieur et Madame Peninon • Monsieur et Madame Olivier Périer • Monsieur Frédéric Peyré • Madame Florence Pierre • De Heer Kris Pierreux • Madame Marie-Caroline Plaquet • Madame Suzanne de Potter • Mevrouw Anna Potters • Monsieur et Madame André Querton • Madame Hermine Rédélé Siegrist • Monsieur William Roelants de Stappers • Monsieur et Madame Jean-Rémy Roussel • Monsieur et Madame Jean Russotto • Monsieur et Madame de SaintRapt • Monsieur et Madame Samir Sabet d’Acre • Monsieur et Madame Frederic Samama • Mevrouw Anne-Marie Saquet • Monsieur Jean-Pierre SchaekenWillemaers • De Heer Remy Schepens en Mevrouw Laureys • Monsieur Adrien de Schietere de Lophem • Monsieur Eric-Emmanuel Schmitt • Monsieur et Madame Philippe Schöller • Monsieur et Madame Hans C. Schwab • Madame Ingrid Schwaiger • Chevalier et Madame Alec de Selliers de Moranville • 41


Madame Gaëlle Siegrist Mendelssohn • Madame Pascale Siegrist • Madame Valérie Siegrist du Couëdic • Messieurs Bernard Slegten et Olivier Toegemann • Monsieur Anthony Simon • Mr. Trevor Soames & Ms Camilla Permin • Madame Marina Solvay • Monsieur Patrick Solvay • Madame Mario Spandre • Monsieur Eric Speeckaert • Vicomte Philippe de Spoelberch • Madame Anne-Véronique Stainier • Madame Irene Steels-Wilsing • De Heer en Mevrouw Jan Steyaert • Stichting Liedts-Meesen • Monsieur et Madame Stoclet • Princesse zu StolbergStolberg • Monsieur et Madame Julien Struyven • De Heer en Mevrouw Frank Sweerts • De Heer Coen Teulings • Monsieur Daniel Thierry • Monsieur Gilbert Tornel • Madame Brigitte Ullens de Schooten • Monsieur Marc Urban • De Heer Marc Vandecandelaere • Mevrouw Greet Van de Velde • De Heer Didier Van de Vyver • Monsieur et Madame Bruno Vanderschelden • Madame Nadine van Havre • De Heer en Mevrouw Werner Van Lembergen - Verhoeven • Madame Lizzie Van Nieuwenhuyse • De Heer en Mevrouw Anton van Rossum • Mevrouw Ludo Van Thillo • De Heer Johan Van Wassenhove • Baron et Baronne de Vaucleroy • Baronne Velge • De Heer Eric Verbeeck • De Heer † en Mevrouw Eddy Vermeersch • Mevrouw Peggy Vermeylen • Monsieur et Madame Alexis Verougstraete • De Heer en Mevrouw Axel Vervoordt • Monsieur Alain Vulihman • De Heer en Mevrouw Karel Vinck • Madame Gabriel Waucquez • De Heer John-Joseph Waumans • Monsieur et Madame André Wielemans • Monsieur et Madame Peter Wilhelm • Monsieur et Madame Luc Willame • Monsieur Robert Willocx • Madame Véronique Wilmot • Monsieur et Madame Antoine Winckler • Chevalier Godefroid de Wouters d’Oplinter • Zeno X Gallery – Antwerp • Monsieur et Madame Jacques Zucker •

bozar corporate patrons

ABN AMRO • BANK OF NEW YORK MELLON • BANQUE PRIVEE EDMOND DE ROTHSCHILD EUROPE • BIRD & BIRD • BKCP • KBC BANK NV • LHOIST • LE MERIDIEN • LINKLATERS • LOMBARD ODIER • NH HOTELES • PUILAETCO DEWAAY PRIVATE BANKERS S.A. • SOCIETE FEDERALE DE PARTICIPATIONS ET D’INVESTISSEMENT S.A./FEDERALE PARTICIPATIEEN INVESTERINGS MAATSCHAPPIJ N.V. • S.W.I.F.T. Contact : +32 (0)2 507 82 87 – corp@bozar.be Join the patrons!

• Catherine Carniaux - 02 507 84 21 - catherine.carniaux@bozar.be • Valérie Cardon - 02 507 84 01 - valérie.cardon@bozar.be 42


43


BO ZAR MU SIC

Foto | Photo: Gilbert Garcin, Le dĂŠpart, 2000. Courtesy Galerie Les filles du calvaire


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.