15 > 18.05.2014 Dvořák Festival

BO ZAR MU SIC

Dvořák Festival 15 > 18.05.2014

Conservatorium | Conservatoire Paleis voor Schone Kunsten | Palais des Beaux-Arts

€5 € 3 / BOZARfriend

Inleiding: Dvořák in de spotlights Introduction : Pleins feux sur Dvořák

p. 4 p. 6

Donderdag | Jeudi 15.05.2014 – 12:30

p. 9

Nationaal Orkest van België | Orchestre National de Belgique Andrey Boreyko, leiding | direction

Donderdag | Jeudi 15.05.2014 – 20:00

p. 11

Trio Wanderer

Vrijdag | Vendredi 16.05.2014 – 20:00

p. 17

Nationaal Orkest van België | Orchestre National de Belgique Andrey Boreyko, leiding | direction Alban Gerhardt, cello | violoncelle Christophe Delporte, bajan | bayan

Zaterdag | Samedi 17.05.2014 – 20:00

p. 25

Pavel Haas Quartet

Zondag | Dimanche 18.05.2014 – 15:00

p. 31

Nationaal Orkest van België | Orchestre National de Belgique Andrey Boreyko, leiding | direction Alban Gerhardt, cello | violoncelle

1

coproductie | coproduction

BO ZAR MU SIC met de steun van | avec le soutien de

Gelieve uit respect voor de artiesten en de muziek de stilte te bewaren. Schakel uw gsm of elektronisch uurwerk uit en hoest niet onnodig. Het is verboden te fotograferen, te filmen en opnames te maken.

Pour les artistes et la musique, merci de respecter le silence. Veillez à éteindre téléphones portables, montres électroniques et à réprimer les toux. Il est interdit de photographier, filmer et enregistrer.

2

BO ZAR EX PO Paleis voor Schone Kunsten | Palais des Beaux-Arts 08 > 25.05.2014

Bij de 200e geboortedag van Verdi brengt BOZAR een tentoonstelling over het ontstaan van de opera’s Otello en Falstaff. De samenwerking van Giuseppe Verdi met zijn librettist Arrigo Boito en uitgever Giulio Ricordi staat centraal.

Pour le 200e anniversaire de la naissance de Verdi, BOZAR présente une exposition consacrée à la production des opéras Otello et Falstaff, centrée sur la collaboration entre le compositeur, son librettiste Arrigo Boito et l’éditeur Giulio Ricordi.

Toelichting

Dvořák in de spotlights Met Antonín Dvořák eert het Nationaal Orkest, na Sergej Rachmaninoff in november van vorig jaar, een tweede grote componist tijdens een meerdaags festival. Met zijn zwierige melodieën, vormtechnische verfijning en fraaie orkestratie is Dvořák een van de groten. Hij is een bepalende figuur van het muzikale ‘nationalisme’, wat concreet wil zeggen dat hij zich in zijn eigen werk door de volksmuziek uit zijn contreien liet inspireren.

Zijn symfonieën zijn het populairst gebleven en in het bijzonder zijn Negende geldt als een van de mooiste in de hele symfonische literatuur.

Ook zijn virtuoze Celloconcerto werd een niet weg te denken onderdeel van het repertoire. Daarnaast toonde Dvořák zich bijzonder bedreven op het vlak van kamermuziek. Zijn veertien strijkkwartetten behoren tot de fraaiste binnen het genre en hetzelfde gaat op voor het Amerikaanse kwintet en het Dumky-trio. Van de vele opera’s die hij schreef, wordt vooral Rusalka nog geregeld opgevoerd. Met uitzondering van zijn vocale muziek komt Dvořáks muzikale veelzijdigheid in het festival tot uiting. Met Alban Gerhardt en het Pavel Haas Quartet hebben we een solist en een ensemble met internationale uitstraling te gast. Ter afwisseling kiest muziekdirecteur Andrey Boreyko werk van een aantal componisten dat om historische of muzikale redenen met Dvořák verwant is.

Ondanks de torenhoge reputatie van de componist leek aanvankelijk niets hem voor de roem voor te bestemmen. Zijn vader, slager van beroep en muzikant in zijn vrije uren, moedigde de muzikale interesse van zijn zoon aan. Na een weinig systematische scholing op diverse instrumenten, onder meer orgel en viool, trachtte de jonge Dvořák het als zelfstandig musicus en begeleider te rooien. Vijftien jaar lang ging hij van de ene occasionele opdracht naar de andere, terwijl hij bleef schrijven aan een gestaag groeiend oeuvre. Pas toen de overheid hem een toelage toekende, kon hij zich uitsluitend aan het componeren wijden. De steun van Johannes Brahms bleek beslissend om een contract met een muziekuitgever binnen te halen. Dvořák begon stilaan naam te maken en met een reeks meesterlijke symfonieën, meer bepaald de Zevende, Achtste en Negende, brak hij helemaal door. Zijn faam bereikte ook de Verenigde Staten en begin jaren 1890 werd hij een tijdje directeur van het gloednieuwe conservatorium in New York. Maar Dvořák kon moeilijk aarden in 4

de nieuwe wereld en keerde vrij snel terug naar zijn geboorteland, waar hij professor werd aan het conservatorium in Praag. In zijn laatste jaren componeerde hij vooral opera’s en kamermuziek.

Gorik De Henau

Over het Dvořák Festival Eén van de bezielers van het Dvořák Festival is Fabio Sinacori, de verantwoordelijke artistieke productie bij het Nationaal Orkest van België.

Hij vertelt ons dat de festivalformule er kwam door goed te luisteren naar de wensen van het publiek, dat uit is op iets unieks. De legendarische Negende symfonie en het sublieme Celloconcerto tijdens één concert op zondagnamiddag bijvoorbeeld: om van te smullen. Maar het Dvořák Festival is ook een goede gelegenheid om heel andere werken aan te brengen. Fabio Sinacori: “Naast een wat minder bekende symfonie van Dvořák spelen we de buitengewoon tragische en ontroerende Sieben Worte van Sofia Gubaidulina, een geliefde componiste van muziekdirecteur Andrey Boreyko. De Russische componiste toont zich hier een tegenpool van Dvořák wat structuur en tonaliteit betreft, een contrast waar we bewust voor hebben gekozen. Bovendien is het een uitgelezen kans om een Belgische artiest in de kijker te zetten, namelijk Christophe Delporte, en een instrument dat – volkomen onterecht – verwaarloosd is: de accordeon, of juister nog de bajan, de Russische versie van het instrument die in de Sieben Worte wordt bespeeld.” Deze aanpak ligt in de lijn van de programmering van het NOB, dat meer en meer de grote ‘hits’ voor zondagnamiddag reserveert, en het meer specifieke repertoire voor vrijdagavond. Deze formule blijkt ook te werken bij jongeren: “Sinds jaren proberen we samen met BOZAR jongeren aan te trekken. Ik geloof dat we hen vaak onderschatten. Jongeren zijn heel goed in staat om moeilijkere muziek te begrijpen.”

Het festivalkarakter wordt extra in de verf gezet door concertinleidingen en ontmoetingen met artiesten. Fabio Sinacori is enthousiast: “Dit seizoen hebben we heel wat ontmoetingen met artiesten gehad, en het publiek was steeds van de partij. Het heeft wel oren naar anekdotes over de omstandigheden waarin de muziek is ontstaan.” Wil je publiekslieveling Alban Gerhardt en accordeonist Christophe Delporte vol geestdrift horen praten én spelen, dan moet je op het Dvořák Festival zijn.

5

clef d'écoute

Pleins feux sur Dvořák Après Rachmaninov en novembre 2013, Antonín Dvořák est le deuxième grand compositeur mis à l’honneur par l’Orchestre National.

L’élégance de ses mélodies, le raffinement de sa technique formelle et son admirable orchestration font de Dvořák l’un des plus grands maîtres de la musique. Il est considéré comme l’une des figures déterminantes des « écoles nationales », ce qui signifie concrètement qu’il s’est inspiré des musiques folkloriques locales.

Ses symphonies sont très populaires. Sa Neuvième Symphonie est l’une des plus belles musiques jamais écrites. Son Concerto pour violoncelle, composition virtuose, est également régulièrement joué. Dvořák appréciait aussi beaucoup la musique de chambre. Ses quatorze quatuors à cordes sont des perles du genre et il en va de même pour son Quintette américain et le Trio Dumky. Parmi les nombreux opéras qu’il a composés, Rusalka est encore régulièrement à l’affiche. Les nombreuses autres facettes de la musique de Dvořák sont aussi représentées lors du festival, à l’exception de sa musique vocale. Par souci de diversité, le chef Andrey Boreyko a choisi des œuvres de compositeurs ayant un lien, historique ou musical, avec Dvořák.

Si le compositeur jouit d’une immense réputation, au départ, rien ne semblait le prédestiner à la gloire. Son père, boucher de profession et musicien dans ses temps libres, encouragea l’intérêt de son fils pour la musique. Après une formation peu conventionnelle sur divers instruments, entre autres l’orgue et le violon, le jeune Dvořák se lança comme musicien indépendant et comme accompagnateur. Pendant quinze ans, il préparait ponctuellement des œuvres sur commande et, parallèlement, il ne cessait de composer. Lorsque le gouvernement lui accorda une subvention, il se consacra exclusivement à la composition. L’appui de Johannes Brahms s’est révélé déterminant pour la conclusion d’un contrat avec un éditeur musical. Dvořák commençait lentement à se faire un nom. Une série de symphonies magistrales (les n° 7, 8 et 9) lui valurent la reconnaissance générale. Sa renommée atteignit les États-Unis, ce qui l’amena au début des années 1890, à occuper temporairement le poste de Directeur du tout nouveau Conservatoire de New York. Mais le compositeur ne se plaît pas dans le Nouveau Monde; il retourne dans son pays natal et devient

6

professeur au conservatoire de Prague. Au cours des dernières années, Dvořák a surtout composé des opéras et de la musique de chambre.

À propos du Dvořák Festival L’un des instigateurs du Dvořák Festival est Fabio Sinacori, responsable de la production artistique de l’Orchestre National de Belgique. Il nous explique que l’idée d’un festival est née d’une écoute attentive des souhaits du public, qui désirait quelque chose d’unique. Ainsi, pouvoir écouter la légendaire Symphonie no 9 et le sublime Concerto pour violoncelle pendant un concert le dimanche après-midi est un vrai régal pour les oreilles ! Mais assister au Dvořák Festival, c’est aussi l’occasion de découvrir bien d’autres œuvres. Fabio Sinacori : « En plus d’une symphonie un peu moins connue de Dvořák, nous jouerons aussi Sieben Worte, une œuvre exceptionnellement tragique et émouvante de la compositrice Sofia Gubaidulina, et tant appréciée par notre directeur musical Andrey Boreyko. La compositrice russe se révèle ici à l’opposé de Dvořák sur le plan de la structure et de la tonalité, un contraste que nous avons délibérément choisi. Par ailleurs, nous avons aussi la grande chance de pouvoir mettre un artiste belge à l’honneur. Nous avons choisi Christophe Delporte et un instrument – injustement – tombé en désuétude : l’accordéon ou, plus précisément, le bayan, la version russe de l’instrument qui est utilisé dans Sieben Worte. » Cette approche est conforme avec la programmation de l’ONB, qui réserve de plus en plus les grands « tubes » pour le dimanche après-midi et le répertoire plus spécifique pour le vendredi soir. Une formule qui convient aussi aux jeunes : « Depuis des années, nous essayons avec BOZAR d’attirer les jeunes aux concerts classiques. Je crois que nous les sous-estimons souvent. » Et comme dans tout festival qui se respecte, des introductions aux concerts et des rencontres avec les artistes sont au programme. Fabio Sinacori est enthousiaste : « Cette saison, nous avons organisé de nombreuses rencontres avec les artistes et le public était toujours de la partie. Il est curieux d’entendre des anecdotes sur les circonstances dans lesquelles la musique est née. » Si vous souhaitez entendre le chouchou du public Alban Gerhardt et l’accordéoniste Christophe Delporte jouer et parler avec enthousiasme, ne manquez pas le Dvořák Festival.

7

Andrey Boreyko © Wim Van Eesbeek

Orchestre National de Belgique | Nationaal Orkest van België © Wim Van Eesbeek

8

Donderdag | Jeudi 15.05.2014 - 12:30 Paleis voor Schone Kunsten | Palais des Beaux-Arts

Nationaal Orkest van België | Orchestre National de Belgique Andrey Boreyko, leiding | direction

Antonín Dvořák

1841-1904

Serenade voor tien blaasinstrumenten, cello en contrabas in d | Sérénade pour dix instruments à vent, violoncelle et contrebasse en ré mineur, op. 44 (1878)

Moderato, quasi marcia

Tempo di minuetto

Andante con moto

Finale: Allegro molto

Gabriel Fauré

1845-1924

Pavane, voor orkest, in fis | pour orchestre, en fa dièse mineur, op. 50 (1887)

Maurice Ravel

1875-1937

Pavane pour une infante défunte, orkestversie | version pour orchestre (1899, orchestration 1910)

Antonín Dvořák Serenade voor strijkers in E | Sérénade pour cordes en mi majeur, op. 22 (1875)

Moderato

Tempo di valse

Scherzo: Vivace Larghetto

Finale: Allegro vivace

9

Trio Wanderer

10

Donderdag | Jeudi 15.05.2014 - 20:00 Conservatorium | Conservatoire

Trio Wanderer 19:30 – Inleiding door David Baeck | Introduction par Olivia Wahnon de Oliveira

Bedřich Smetana

1824-1884

Pianotrio in g | Trio avec piano en sol mineur, op. 15

Moderato assai

Allegro, ma non agitato

Finale: Presto

Bohuslav Martinů

1890-1959

Pianotrio nr. 2 | Trio avec piano n° 2, H 327

Allegro moderato

Andante

Allegro pauze | pause

Antonín Dvořák

1841-1904

Pianotrio | Trio avec piano, op. 90, B 166, “Dumky” Lento maestoso

Poco adagio

Andante

Andante moderato (quasi tempo di marcia)

Allegro Lento maestoso 22:00 – Einde van het concert | Fin du concert

Nederlandse teksten, p. 12 Texte français, p. 14 Biografie | Biographie, p. 20 11

Toelichting

Bedřich Smetana Pianotrio in g, op. 15

(1855)

Het Trio op. 15 van de Tsjechische componist Bedřich Smetana ontstond in de herfst van 1855, onmiddellijk na de dood van Bedřiška, zijn vijfjarige, muzikaal begaafde dochtertje. De partituur lijkt in iedere noot een onherroepelijk klaaglied uit te vergroten. Het verlies van Bedřiška was niet de eerste beproeving die de Smetana’s in hun prille huwelijksjaren te verduren hadden. In zes jaar tijd stierven drie van hun vier dochters; de muziekschool die ze in Praag hadden opgericht, bleek tot mislukken gedoemd; en Smetana’s politieke activiteiten bemoeilijkten het dagelijkse leven van het gezin, wat de familie er uiteindelijk toe bracht naar het Zweedse Göteborg te emigreren...

Het eerste deel van het trio, Moderato assai, is afwisselend turbulent en van een verlammende tragiek doordrongen. Uit het hoofdthema klinkt één en al pathos. De eerste twee maten vormen de basis van het hoofdthema van het daaropvolgende Allegro, ma non agitato. De Boheemse natuur van de componist komt naar boven in het aanstekelijke ritme van de polka en de tedere hartstocht. De dramatische dynamiek en de wisselende tempo’s van de eerste twee bewegingen leiden in één moeiteloze adem naar de catharsis van de Finale. De kerngedachte van dit Presto is afgeleid van een protestlied dat destijds werd geassocieerd met de rebellie van de vroege jaren 40.

Bohuslav Martinů Pianotrio nr. 2, H 327

(1950)

Geen enkele componist van de twintigste eeuw heeft zoveel werken geschreven voor deze klassieke bezetting als Bohuslav Martinů (18901959). Deze harde werker doet soms denken aan Haydn, een componist die hij bewonderde als mens én als kunstenaar. Hij was ervan overtuigd dat men “spontaneïteit in de kunst bereikt door volledig op te gaan in het onderwerp van zijn arbeid, omdat spontaneïteit het resultaat is van een voortgezette scheppende activiteit”. Martinů vertrouwde op zijn instinct en onderbewustzijn om de moeilijkheden van zijn artistieke werk op te lossen. Samen met Smetana, Dvořák en Janáček behoort hij tot de grote, klassieke figuren uit de Tsjechische muziek.

12

Martinů werd geboren in Bohemen, verbleef tot in 1940 in Frankrijk (zijn muzikale interesse ging in de eerste plaats uit naar Ravel, Dukas en vooral Roussel), waarna hij zijn toevlucht zocht in de VS. In tegenstelling tot het ritmische en polytonale geweld van zijn eerste werken ontdekt de componist in zijn Amerikaanse periode een breedvoerig en ruimtelijk lyrisme. Hiervan getuigt o.m. het Tweede pianotrio dat hij in 1950 in opdracht van het Massachusetts’ Institute of Technology componeerde. Het werk is een van de meest uitgepuurde en geraffineerde kamermuziekstukken van Martinů. Het Allegro moderato en het Andante doen misschien denken aan het late werk van Fauré omwille van hun rustige en elegische sfeer. In de finale, een hartstochtelijk en briljant Allegro, komt de volkse Tsjechische geest naar boven in een meeslepende dans.

Antonín Dvořák Pianotrio, op. 90, B 166, “Dumky”

(1891)

Het Dumky-Trio is een van de meest uitgesproken en geniale voorbeelden van het assimilatievermogen van Antonín Dvořák (1841-1904). Hij componeerd het tussen november 1890 en februari 1891, vlak na de beëindiging van zijn Requiem; de eerste uitvoering vond plaats met de componist aan de piano tijdens een officiële plechtigheid waarop Dvořák de titel van doctor honoris causa kreeg van de Universiteit van Praag. Het Trio op. 90 is het laatste van vier pianotrio’s die Dvořák schreef. Het werk respecteert niet de gewone verdeling in vier bewegingen met de traditionele vormschema’s, maar bestaat uit zes bewegingen in de stijl van een dumka (letterlijk ‘kleine gedachte’): een lied- en dansvorm uit Oekraïne die ook in het Westen bekend werd, en uit twee of drie delen bestaat waarin zonder overgang trage en melancholisch-elegische passages alterneren met snelle en exuberante fragmenten (vergelijkbaar met de Hongaarse csárdás).

De vorm en mogelijke verwantschappen blijven echter ondergeschikt aan de beluistering: het werk ontwikkelt zich via een opeenvolging van melodische golven, een suite van muzikale sonnetten die qua kleur en sfeer van elkaar verschillen. De naadloze confrontatie van smartelijke en opgewekte passages, die langzaam vervagen of melodisch en ritmisch in syncopes opspringen, en de klankevocaties van het zigeunercymbalum, maken van het Trio op. 90 een van de meest populaire werken van Dvořák en de kamermuzikale evenknie van zijn Slavische dansen.

13

clef d'écoute

Bedřich Smetana Trio avec piano en sol mineur, op. 15

(1855, rev. 1857)

Chez Smetana considéré comme le père de la musique moderne tchèque, la musique de chambre est le lieu de la confidence, voire de la confession. Le Trio, op. 15, page dramatique, n’échappe pas à la règle.

L’œuvre voit le jour dans un climat de souffrance et de deuil, avec la perte de sa fillette aînée en 1855. En dépit de ses indéniables qualités, l’œuvre fut accueillie avec froideur la même année. Mais « un an plus tard, chez moi, nous jouâmes le trio à Liszt qui me serra dans ses bras et adressa des compliments à ma femme au sujet de cette œuvre ! » Le premier mouvement s’ouvre sur une mélodie déchirante lancée par le violon seul. Mêlant subtilement les caractères du mouvement lent et du scherzo, le deuxième mouvement présente des émotions très contrastées : commençant dans un climat léger, enjoué, l’atmosphère devient progressivement plus mélancolique et rêveuse avant de sombrer dans la gravité d’une marche funèbre. Le finale est un robuste rondo au rythme endiablé où le souvenir des danses slaves se joint aux réminiscences beethovéniennes. Après une brève marche funèbre, l’œuvre se conclut sur une note plus optimiste, en sol majeur.

Bohuslav Martinů Trio avec piano n° 2, H 327

(1950)

Aucun compositeur du XXe siècle n’aura écrit autant d’œuvres pour cette formation classique du violon, du violoncelle et du piano que Martinů (1890-1959). Ce grand travailleur estimait que le « spontané en art est atteint par le fait même de s’absorber complètement dans le sujet de son travail, la spontanéité étant le résultat d’une activité créatrice prolongée ». Et de fait, la spontanéité est le mot-clef de l’art de Martinů.

Martinů est le quatrième grand classique de la musique tchèque, après Smetana, Dvořák et Janáček. Né en Bohême, c’est vers la France tout d’abord que Martinů se tourne quand il découvre la musique de Ravel, Dukas et Roussel. Il y séjournera jusqu’en 1940, année où il fuit précipitamment Paris et se réfugie aux États-Unis. Par rapport à la violence

14

rythmique et polytonale qui caractérisait ses premières œuvres, les compositions de sa période américaine – tel le Deuxième Trio – recèlent un lyrisme ample et étendu.

Composé en 1950 en réponse à une commande du Massachusetts’ Institute of Technology, le Deuxième Trio, dit en ré mineur (mais il débute seulement dans ce ton), est l’une des pages les plus pures et les plus élevées de la musique de chambre de Martinů, toute de transparence et de raffinement. L’Allegro moderato et l’Andante évoquent le dernier Fauré par leur climat calme et élégiaque. Mais dans le fougueux et brillant Allegro final, c’est l’esprit populaire tchèque qui se déploie dans une danse entraînante.

Antonín Dvořák Trio avec piano n° 4 en mi mineur, op. 90, B 166, « Dumky » (1891) Composé entre novembre 1890 et février 1891, immédiatement après l’achèvement de son Requiem, le Trio « Dumky » fut donné en première audition avec le compositeur au piano, lors d’une cérémonie officielle au cours de laquelle Dvořák se vit décerner le titre de docteur honoris causa de l’Université de Prague.

Le Trio, op. 90 est le dernier des quatre trios avec clavier que composa Dvořák. L’œuvre ne suit pas la disposition habituelle en quatre mouvements, mais consiste en six mouvements dont chacun représente la stylisation d’une dumka (littéralement, petite pensée), ce type de chanson et de danse ukrainien qui avait gagné l’Occident et qui, conçu en deux ou trois parties, fait alterner sans liaison (semblable en cela à la czardas hongroise) des sections lentes empreintes de mélancolie élégiaque et des parties rapides, exubérantes. La forme et ses parentés sont secondaires à l’écoute : l’œuvre évolue comme une succession de vagues mélodiques, une suite de sonnets musicaux variant en couleurs et en atmosphères. La confrontation sans liaison de sections douloureuses ou pleines d’entrain, et les réminiscences de sonorités du cymbalum tzigane ont fait du Trio, op.

90 une des œuvres les plus populaires de Dvořák et le pendant, dans le domaine de la musique de chambre, des Danses slaves.

15

Christophe Delporte

16

VRIJDAG | VENDREDI 16.05.2014 Henry Le Bœufzaal | Salle Henry Le Bœuf

Nationaal Orkest van België | Orchestre National de Belgique Andrey Boreyko, leiding | direction Alban Gerhardt, cello | violoncelle Christophe Delporte, bajan | bayan 19:00 – Ontmoeting met | Rencontre avec Alban Gerhardt & Christophe Delporte

Antonín Dvořák

1841-1904

Slavische dansen | Danses slaves, op. 46 & op. 72 (fragmenten | extraits)

Nr. 1

Nr. 3

Nr. 10

Nr. 15

Sofia Gubaidulina

°1931

Sieben Worte, voor cello, bajan en orkest | pour violoncelle, bayan et cordes pauze | pause

Antonín Dvořák Symfonie nr. 8 in G | Symphonie n° 8 en sol majeur, op. 88

Allegro con brio Adagio

Allegretto grazioso

Allegro ma non troppo opname | captation

Nederlandse teksten, p. 18 Texte français, p. 21 Biografie | Biographie, p. 36 17

Toelichting

Antonín Dvořák Slavische dansen, op. 46 & 72

(fragmenten)

De eerste reeks van Slavische dansen, het op. 46, werd geschreven in Praag, tussen 18 maart tot 22 augustus 1878. Dvořák was door Johannes Brahms warm aanbevolen bij zijn uitgever Fritz Simrock, die de Tsjechische componist vroeg om Slavische dansen in de stijl van de Hongaarse dansen van Brahms. Dit muziekgenre voor piano vierhandig werd in salons en in kringen van privé-amateurs vaak gespeeld. Het werk vorderde bijzonder goed, maar alvorens aan Dvořák de forfaitaire som van 300 marken te betalen, eiste Simrock tevens een orkestversie.

Het was de eerste maal dat de componist geld ontving voor een van zijn werken: hij was 37 jaar oud! Aan de basis van de originele stukken liggen specifieke ritmes van Tsjechische volksdansen. Het succes overtrof alle verwachtingen: de mensen haastten zich naar de partituurwinkels, terwijl de faam zich tot ver over de grenzen uitstrekte.

De tweede reeks van acht dansen, het op. 72, dateert uit de zomer van 1886 en is eveneens geschreven op vraag van de uitgever. De versie voor piano vierhandig zag al snel het daglicht. Dvořák schreef ze in de rustige sfeer van zijn buitenverblijf, waar het hem nooit aan inspiratie ontbrak.

Aangezien hij in beslag genomen was met het schrijven van Svata Ludmila en met reizen naar Engeland, was hij niet gehaast om de orkestversie te componeren: hij maakte deze af tussen half november en 5 januari 1887.

Qua karakter verschilt het opus 72 nogal van het opus 46. Dvořák putte de ritmes uit de uitheemse folklore van Rusland, Polen en Servië. De ritmische accenten zijn nadrukkelijk Slavisch. De verfijnde melodieën zijn vaak heel nostalgisch.

Sofia Gubaidulina Sieben Worte, voor cello, bajan en orkest

(1982)

Met respect en bewondering voor de grote culturele en spirituele traditie heb ik me gebogen over een thema dat reeds vóór mij Heinrich Schütz en Joseph Haydn had geïnspireerd, nl. de Zeven laatste woorden van Christus aan het kruis, zoals men die in de verschillende evangeliën terugvindt.

18

Uiteraard kan een werk dat zuiver instrumentaal bedacht is, geenszins bedoeld zijn om een evangelische tekst te illustreren. Het gaat hier eerder om metaforische gebaren die strikt sonoor en instrumentaal zijn.

In dit perspectief had ik met de twee solo-instrumenten – de cello en de bajan (de Russische accordeon) – en het strijkorkest een bijzonder rijk materiaal voorhanden. Zo denk ik o.m. aan de lang aangehouden noot van de cello, die een glissando op de naburige snaar kruist (om te verwijzen naar het kruis en de kruisiging). Op de bajan wordt deze kruising veroorzaakt door op de naburige toets een bijzondere druk uit te oefenen. En in het strijkorkest bestaat de mogelijkheid om van een glissando unisono naar polyfonie over te gaan, en daarna naar een unisono terug te keren (het kruismotief). Wanneer de boog van de cellist de kam nadert, is het alsof men een andere wereld binnentreedt.

Deze instrumentale metaforen vormen de thematische grondslag van het werk, dat zich over de eerste zes delen met een steeds grotere spanning ontwikkelt. Op het einde van het zesde deel – ‘Es ist volbracht’ (‘Het is volbracht’) – wordt de spanning gebroken: de boog speelt op de kam.

En in het zevende deel gaat de boog voorbij de kam, en dus ook voorbij de grenzen van het instrument.

Deze thematische grondslag, die door de solo-instrumenten ontwikkeld wordt, staat tegenover datgene wat het strijkorkest speelt en eerder aan de koraalzang verwant is. Bij deze twee thematische lijnen voegt zich tot driemaal toe een vijf maten lang citaat uit het werk van Heinrich Schütz, nl. de melodie van de uitroep ‘Mich dürstet’ (‘Ik heb dorst’). Dit motief vervult op vormelijk vlak een werkelijk constructieve rol.

Het werk is aan zijn eerste uitvoerders opgedragen, nl. Vladimir Toncha en Friedrich Lips, twee opmerkelijke Moskouse musici bij wie ik een groot deel van mijn inspiratie heb gevonden. Tijdens de compositie van dit werk hebben ze een hele reeks nieuwe speelmogelijkheden voor hun respectievelijke instrument ontdekt: voor de bajan bijvoorbeeld het simultane spel van een aangehouden noot en een glissando, of de kruising van een aangehouden noot en twee parallelle glissando-lijnen, en voor de cello magische en fonkelende akkoorden die uit trillende dubbele flageolettonen ontstaan. Het oeuvre bestaat dankzij deze en talrijke andere vondsten, en dankzij de fantasie van deze geniale muzikanten die ik bijzonder dankbaar ben. (Sofia Gubaidulina)

19

Antonin Dvořák Symfonie nr. 8 in G, op. 88

(1889)

Dvořáks Achtste symfonie wordt gekenmerkt door een onstuimige joie de vivre, alsof Dvořák bewust elke droevige gedachte wil vermijden. Daarom ook neemt hij zijn toevlucht tot de levendige frisheid van de Boheemse volksmuziek. Toch is deze eerste indruk bedrieglijk, want onder dit opgewekte oppervlak merkt men onmiskenbaar de invloed van Brahms en diens gewichtige symfonische structuren. De eerste uitvoering vond plaats in Praag in 1890, maar vrijwel onmiddellijk daarna werd Dvořák uitgenodigd om de symfonie ook in London te gaan dirigeren.

Verschillende commentatoren hebben gewezen op het pastorale karakter van de symfonie, dat meteen opvalt in het cellothema van de inleiding.

Het gebruik van de fluit versterkt nog dit haast bucolische karakter van het eerste deel. Het tweede deel, Adagio, werd in een lyrische omschrijving door Dvořáks biograaf Otaker Sourek ooit vergeleken met “een trotse en melancholische burcht waar een edelman een liefdeslied zingt voor zijn gemalin”. Vervolgens schreef de componist een eenvoudig en pretentieloos stuk dat aan een gracieuze wals doet denken. Het werk eindigt met een brutale trompetfanfare die overgaat in een reeks fluweelzachte variaties van een cellothema.

20

clef d'écoute

Antonín Dvořák Danses slaves, op. 46 (1878) & op. 72

(1886)

La première série de huit Danses slaves, l’Opus 46, fut écrite à Prague en 1878, du 18 mars au 22 août. Elles sont en réalité le résultat d’une demande explicite faite par l’éditeur Fritz Simrock à Antonín Dvořák. De fait, ce dernier, suite à une chaleureuse recommandation de Brahms, s’adressa à l’éditeur pour faire publier ses Chants moraves, op. 32, qui le pria de lui fournir des danses slaves dans le goût des Danses hongroises de Brahms.

Ce genre musical, pour piano à quatre mains se jouait beaucoup dans les salons et les cercles privés d’amateurs. Le travail avança très rapidement mais Simrock exigea également une version orchestrale, avant de payer au musicien une somme forfaitaire de 300 marks. Ce fut la première somme que Dvořák toucha pour une de ses œuvres : il avait 37 ans !

Ces pièces, imaginées au départ de rythmes spécifiques de danses populaires tchèques, sont absolument originales. Le succès de l’Opus 46 dépassa toute prévision : les gens se ruèrent dans les magasins de partitions. La renommée se propagea hors des frontières.

La deuxième série, l’Opus 72, composée elle aussi de huit danses numérotées de 9 à 16, date de l’été 1886. Le musicien avait accepté de satisfaire une nouvelle demande de l’éditeur pour cette forme plaisante de musique populaire. Écrite dans l’atmosphère reposante de sa maison de campagne où il était toujours très inspiré, la version pour piano à quatre mains vit rapidement le jour. Dvořák ne se pressa pas pour écrire la version d’orchestre qu’il compléta de la mi-novembre au 5 janvier 1887. Le caractère de l’Opus 72 est fort différent de l’Opus 46. Ici, les rythmes sont puisés dans le folklore russe, polonais et serbe. Les mélodies sont nostalgiques, malgré des accents rythmiques très appuyés et toujours imprégnés de slavisme.

Sofia Gubaidulina Sieben Worte, pour violoncelle, bayan et cordes (1982) « C’est avec respect et admiration pour la grande tradition culturelle et spirituelle que je me suis penchée sur un thème qui avait inspiré avant moi Heinrich Schütz et Joseph Haydn : les sept dernières paroles du Christ en croix, rapportées dans plusieurs évangiles. Bien sûr, une œuvre 21

conçue de manière purement instrumentale ne peut avoir pour mission d’illustrer un texte évangélique. Il s’agit bien plus ici de gestes métaphoriques strictement sonores et instrumentaux. Dans cette perspective, avec les deux instruments solistes – le violoncelle et le bayan (un accordéon russe) – ainsi que l’orchestre à cordes, j’avais entre mes mains un matériau d’une grande richesse. Je pense par exemple à la longue note tenue du violoncelle qui croise un glissando joué sur la corde voisine (en référence à la croix, à la crucifixion). Au bayan, ce croisement se produit au moyen d’une pression particulière sur la touche voisine. Et dans l’orchestre à cordes, il y a la possibilité du passage en glissando de l’unisson à la polyphonie pour revenir à l’unisson (le motif de la croix). Lorsque l’archet du violoncelle se rapproche du chevalet, c’est comme l’entrée dans une autre sphère. « Ces métaphores instrumentales constituent le fondement thématique de l’œuvre, qui, au fil de six mouvements, se déploie avec une augmentation incessante de la tension. À la fin du sixième mouvement – « Es ist vollbracht » (Tout est accompli) –, la tension est rompue : l’archet joue sur le chevalet. Et dans le septième mouvement, l’archet passe outre le chevalet – et par là même les limites de l’instrument. « Ce fondement thématique, développé par les instruments solistes, s’oppose à ce que joue l’orchestre à cordes, et qui s’apparente au chant choral. À ces deux lignes thématiques s’ajoute à trois reprises une citation de cinq mesures de l’œuvre d’Heinrich Schütz : la mélodie du cri « Mich dürstet » (J’ai soif). Ce motif possède une véritable fonction constructive sur le plan formel. « L’œuvre est dédiée à ses premiers interprètes, Vladimir Toncha et Friedrich Lips, deux remarquables musiciens moscovites chez qui j’ai trouvé une grande part de mon inspiration. Dans le courant de la composition de cette œuvre, ils ont découvert toute une série de nouvelles possibilités de jeu sur leurs instruments respectifs : ainsi par exemple au bayan, le jeu simultané d’une note prolongée et d’un glissando, ou le croisement d’une note tenue et de deux lignes de glissando parallèles, et au violoncelle, des accords magiques et scintillants naissant de doubles flageolets vibrants. L’œuvre doit son existence à ces trouvailles et à bien d’autres encore, ainsi qu’à la fantaisie de ces musiciens de génie auxquels je voue une profonde reconnaissance. » (Sofia Gubaidulina)

22

Antonín Dvořák Symphonie n° 8 en sol majeur, op. 88

(1889)

La genèse de la Huitième Symphonie est le fruit de l’accueil enthousiaste que l’Angleterre réserva à la musique de Dvořák. Le tragique de la Septième cède la place à une impétueuse joie de vivre. De fait, le contenu émotionnel de l’œuvre relève essentiellement des qualités de fraîcheur provenant du modèle de la musique populaire de Bohême. Mais une telle apparence ne doit pas tromper, car l’influence de Brahms et la conception rigoureuse de la forme symphonique qu’entretient le compositeur tchèque se décèlent sous cette première séduction. La première exécution eut lieu à Prague en 1890 mais fut immédiatement après dirigée par Dvořák à Londres, ce qui lui valut durant de nombreuses années le surnom de « Symphonie anglaise ».

Le caractère pastoral de l’œuvre, qui transparaît dans le thème lyrique du violoncelle de l’introduction puis dans celui confié à la flûte qui introduit le premier mouvement en souligne l’aspect bucolique. Le deuxième mouvement serait, selon le biographe de Dvořák, Ottakar Sourek, une « réminiscence d’un vieux château vu sous des angles divers, fier et mélancolique, où un noble chevalier chante une chanson d’amour à sa dame ». Le mouvement suivant aurait dû être un scherzo, mais Dvořák le remplaça par un mouvement en forme de valse, qui met plus encore en valeur le mouvement lent qui précède et le finale qui lui fait suite.

Introduite par une fanfare de cuivres, suit finalement une série de variations sur un thème exposé par le violoncelle, apparenté au thème entendu à la flûte dans l’introduction du premier mouvement.

23

Pavel Haas Quartet Š Marco Borggreve

24

ZATERDAG | SAMEDI 17.05.2014 Conservatorium | Conservatoire

Pavel Haas Quartet 19:30 – Inleiding door David Baeck | Introduction par Charles-Henry Boland

Antonín Dvořák

1841-1904

Strijkwartet nr. 10 in Es | Quatuor à cordes n° 10 en mi bémol majeur, op. 51, B 92

Allegro ma non troppo

Dumka (Elegia): Andante con moto – Vivace Romanza: Andante con moto

Finale: Allegro assai

Bedřich Smetana

1824-1884

Strijkkwartet nr. 2 in d | Quatuor à cordes n° 2 en ré mineur

Allegro

Allegro moderato

Allegro non più moderato, ma agitato e con fuoco

Presto

Antonín Dvořák Strijkkwartet nr. 12 in F | Quatuor à cordes n° 12 en fa majeur, op. 96, B 179, “Amerikaans” | “Américain”

Allegro ma non troppo Lento

Molto vivace

Vivace ma non troppo 21:45 – Einde van het concert | Fin du concert

opname | captation

Nederlandse teksten, p. 26 Texte français, p. 28 Biografie | Biographie, p. 39 25

Toelichting

Antonín Dvořák Strijkwartet nr. 10 in Es, op. 51, B 92

(1878-1879)

In juli 1879 organiseert Johannes Brahms in Berlijn bij de violist en componist Joseph Joachim een avond ter ere van Antonín Dvořák (18411904), met op het programma de eerste (private) auditie van twee nieuwe werken van de Tsjechische componist: het Strijksextet op. 48 en het Strijkkwartet nr. 10, op. 51. Onder de aanwezigen treffen we Jean Becker aan, stichter en eerste violist van het Florentin Kwartet; hij was de opdrachtgever van dit Tiende kwartet, dat bijgevolg aan hem is opgedragen.

De opdracht van Jean Becker was duidelijk: het werk moest een Slavisch karakter bezitten. Dvořák ging hierop in en schreef een van zijn rijkste werken wat betreft de aanwending van folkloristisch muziekmateriaal. De thematiek is met vele nationale en volkse tinten gekleurd, zowel melodisch als wat de gebruikte dansritmes betreft. De klassieke vormen blijven bepalend in de uitwerking van het stuk: daarvan getuigen het begin-Allegro met zijn twee thema’s, alsook het finale rondo. Dvořák aarzelt echter niet om het traditionele scherzo te vervangen door de Dumka, een ballade van Oekraïense oorsprong met een melancholische maar contrastrijke expressie.

In dit Tiende strijkkwartet vinden we de componist in al zijn natuurlijkheid terug: zijn thematische vindingrijkheid is de weerspiegeling van de rijkdom van de muzikale volkstraditie van de Slavische cultuur.

Strijkkwartet nr. 12 in F, op. 96, B 179, “Amerikaans”

(1893)

Dvořák ontdekte de rijkdom van de Tsjechische nationale muziek toen hij altviolist was in het orkest van een Praagse concertzaal, onder leiding van Smetana. Sindsdien brengt zijn werk hulde aan de volkse melodieën van zijn Boheemse vaderland. Zijn belangrijkste kamermuziekpartituur componeerde hij in juni 1893, een maand na het afwerken van de Symfonie uit de Nieuwe Wereld, die hij in de chaos van de grootstad New York schreef. Het kwartet daarentegen zag het daglicht op het rustige Amerikaanse platteland, waar hij in de Tsjechische kolonie van Spilville verblijft, een dorpje in Iowa. Dankzij de immigranten uit zijn vaderland greep Dvořák terug naar zijn wortels en bezong hij met nostalgie zijn verre vaderland. Deze partituur is een van zijn meest aangrijpende werken.

26

De eerste beweging ontleent elementen aan de volksmuziek: de twee melodische ideeën steunen op de pentatonische toonaard (de zwarte toetsen van de piano), die aan de basis ligt van talrijke Amerikaanse volksliederen. Het Lento ontwikkelt een melancholische klaagzang, met een grote diepgang en sentiment. Nadien volgt een Molto vivace, opgebouwd rond één thema, dat Dvořák bewerkt volgens zijn bekoorlijke variaties.

In de centrale passage verwerkte hij dan weer de klanken van een klein vogeltje, de Scarlet Tanager. De finale is een opgewekt rondo waarin een koorthema verwerkt is dat herinnert aan een improvisatie van de componist op het klavier van de kerk van Spilville. Het werk eindigt met een stralende coda.

Bedřich Smetana Strijkkwartet nr. 2 in d

(1882)

Ondanks het feit dat Bedřich Smetana (1824-1884) in het begin van de jaren 1880 steeds zwaarder leed onder zijn gezondheidstoestand, schreef hij in deze periode zijn meest vooruitstrevende partituren. In de zomer van 1882 voltooide hij zijn laatste opera, en hij poogde nadien het ‘intieme dagboek’ dat hij in 1876 met zijn Eerste kwartet, “Uit mijn leven” had aangevat, verder te zetten. Zelf verklaarde hij dat het Tweede strijkkwartet de draad weer opneemt waar het Eerste strijkkwartet geëindigd was: “... na de catastrofe, stelt het de turbulente muziek voor in een persoon die zijn gehoor verloren heeft”. In juli 1882 had hij de eerste beweging af. In een brief aan zijn vriend Josef Srba heeft de dove en neerslachtige componist het over twijfels en angsten die hij bij het componeren ervoer. Het werk ging zeer traag vooruit, en de hele compositie was pas af op 12 maart 1883. De muzikale constructie en taal van Smetana’s Tweede strijkkwartet zijn volslagen nieuw en ongebruikelijk. De taal is elliptisch, gespannen en uitgeklaard, en Smetana gebruikt zonder enige transitie dynamische en modale contrasten – een kenmerk dat men in sommige Weense partituren van de jaren 1900 terugvindt, namelijk bij Hugo Wolf en Schönberg.

De publieke première van het Tweede strijkkwartet had plaats op 3 januari 1884, en het werk werd pas na de dood van de componist uitgegeven.

Aanvankelijk stuitte het bij een deel van de luisteraars en critici op twijfels.

Maar dankzij de talloze vertolkingen door beroemde kwartetten behoort het werk nu tot de grote verwezenlijkingen van de Tsjechische muziek.

27

clef d'écoute

Antonín Dvořák Quatuor à cordes n° 10 en mi bémol majeur, op. 51, B 92 (1878-1879)

En juillet 1879, à Berlin, chez le violoniste et compositeur Joseph Joachim, Johannes Brahms organise une soirée en l’honneur de Dvořák avec la première audition privée du Sextuor à cordes, op. 48 et du Quatuor à cordes n° 10, op. 51 du musicien tchèque. Parmi les personnalités présentes, le dédicataire et commanditaire de ce Dixième Quatuor, à savoir Jean Becker, premier violon et fondateur du Quatuor Florentin.

La commande était précise : l’œuvre devait revêtir un caractère slave.

La thématique est largement teintée de couleurs nationales et populaires, tant sur le plan mélodique que dans l’utilisation des rythmes de danse. Il en va ainsi dans chacune des quatre parties de l’œuvre, mais de manière encore plus sensible dans l’élégiaque Dumka qui sert de deuxième mouvement et le rondo final bondissant au rythme de la skočná (danse tchèque).

Les formes classiques restent déterminantes dans l’élaboration de l’œuvre, comme en témoignent l’Allegro bithématique initial et le rondo final, mais Dvořák n’hésite donc pas à remplacer le traditionnel scherzo par cette ballade appelée « dumka », un chant d’origine ukrainienne, d’expression mélancolique mais très contrastée, aux accents orientaux et en mode mineur.

Il y a dans ce Quatuor n° 10 de Dvořák tout le naturel, toute la spontanéité d’un musicien dont l’invention thématique est à l’image de la richesse qui caractérise la tradition musicale populaire de la culture slave.

Quatuor à cordes n° 12 en fa majeur, op. 96, B 179, « Américain » (1893) Dvořák découvrit les richesses de la musique nationale tchèque alors qu’il était altiste dans l’orchestre d’un théâtre à Prague, sous la baguette de Smetana. Il ne cessera par la suite de faire honneur aux mélodies populaires de sa Bohême natale. Il compose sa plus célèbre partition de musique de chambre en juin 1893 dans la beauté tranquille de la campagne américaine, un mois après l’achèvement de la Symphonie du Nouveau Monde.

Le premier mouvement est enrichi d’emprunts folkloriques. Il propose deux idées mélodiques basées sur la gamme pentatonique (les touches

28

noires du piano). Celle-ci constitue le fondement de nombreux chants du folklore américain. Le Lento déploie une cantilène mélancolique, d’une grande profondeur de sentiment. Suit un Molto vivace, construit autour d’un seul thème, que Dvořák décline en charmantes variations. Le finale est un rondo débordant d’allégresse. Il contient un thème de choral qui serait le souvenir d’une improvisation du compositeur au clavier d’une église de Spilville. L’œuvre prend fin sur une coda pleine de lumière.

Bedřich Smetana Quatuor à cordes n° 2 en ré mineur

(1882)

Dans le Quatuor à cordes n° 2, composé dans un état de surdité déjà très avancé (en 1882-3), la consolation se fait consternation. Le langage de Smetana devient ici elliptique, tendu et décanté, utilisant sans transition les contrastes dynamiques ou modaux – qui seront une caractéristique de certaines partitions viennoises des années 1900, qu’on les trouve chez Wolff ou Schoenberg. Présageant l’agressivité passionnée des quatuors tardifs de Janáček, l’Allegro initial vacille entre accès belliqueux et résignation. Une saveur harmonique plus riche, larguant les amarres tonales de la musique pour s’envoler en de fréquentes spirales, accuse l’agitation du premier mouvement. Éludant le calme immanent à un mouvement lent, Smetana poursuit avec une danse quelque peu agitée, qui a de faux airs de paix et de calme, mais à laquelle les larges sauts, les rythmes perturbés et les accents « déplacés » confèrent un tour singulièrement moderniste.

Une mélodie davantage apaisante, qu’exposent l’alto puis le quatuor au complet, produit un effet désarmant, encore que son apparente stabilité soit, là encore, trompeuse. Même la cadence terminale, nichée en haut d’une solide ligne violoncellistique, éprouve un curieux malaise. Le troisième mouvement est encore plus incertain. Un plaintif thème imitatif s’élève du violoncelle mais est perturbé par des tremolandi débridés.

Avec la modulation d’une danse populaire, Smetana tente désespérément de faire passer une certaine convenance classique dans le finale, dont la modestie formelle est cependant ruinée par un langage toujours plus ardent. Au rebours de l’acceptation exprimée dans le premier quatuor, l’ultime œuvre de chambre de Smetana montre une âme frustrée, une âme qui finira tristement ses jours à l’asile d’aliénés de Prague.

29

Alban Gerhardt Š Sim Canetty-Clarke

30

ZONDAG | DIMANCHE 18.05.2014 - 15:00 Henry Le Boeufzaal | Salle Henry Le Bœuf

Nationaal Orkest van België | Orchestre National de Belgique Andrey Boreyko, leiding | direction Alban Gerhardt, cello | violoncelle 14:30 – Inleiding door Serge Algoet | Introduction par Marc Collet

Antonín Dvořák

1841-1904

Concerto voor cello en orkest in b | Concerto pour violoncelle et orchestre en si mineur, op. 104

Allegro

Adagio ma non troppo

Allegro moderato pauze | pause

Symfonie nr. 9 in e | Symphonie n° 9 en mi mineur, op. 95, “uit de Nieuwe Wereld” | “du Nouveau Monde”

Adagio – Allegro molto Largo

Scherzo – Molto vivace

Allegro con fuoco 17:00 – Einde van het concert | Fin du concert

Nederlandse teksten, p. 32 Texte français, p. 34 Biografie | Biographie, p. 36 31

Toelichting

Antonín Dvořák Concerto voor cello en orkest in b, op. 104

(1894-1895)

Toen Antonín Dvořák (1841-1904) door Hanus Wihan, cellist van het Boheems strijkkwartet, gevraagd werd een celloconcerto te schrijven, stond hij aanvankelijk huiverig tegenover dat plan omdat de problemen inzake klankbalans hem onoverkomelijk leken. Pas nadat hij een celloconcerto van Victor Herbert had horen uitvoeren in Brooklyn, veranderde hij van mening. Het uiteindelijke resultaat viel zo goed mee dat Johannes Brahms bij het horen ervan verklaarde dat, als hij dát eerder gehoord had, hij er zelf ook al lang één had geschreven.

Terwijl Dvořák begin december 1894 in New York aan het concerto bezig was, ontving hij een pathetische brief van zijn schoonzus Josefina Kaunitzova, het meisje dat ooit zijn huwelijksaanzoek had afgewezen.

Later trouwde Dvořák met haar zus, maar zijn eerste liefde bleef een speciale plaats in zijn hart innemen. Josefina, die aan een hartziekte leed, vertelde hem dat ze bedlegerig was. Haar echtgenoot was vaak weg en ook haar oude, bezorgde moeder kon geen troost brengen. Ze berispte Dvořák omdat hij haar nooit schreef en ze voelde zich eenzaam en verwaarloosd. Zwaar aangeslagen citeerde Dvořák midden in het Adagio van zijn Celloconcerto enkele maten uit Laßt mich allein, een lied waar Josefina bijzonder dol op was. Toen Josefina op 27 mei 1895 stierf, voelde Dvořák zich verplicht het oorspronkelijke slot van het concerto weg te laten en het te vervangen door een introspectieve coda, waarin het favoriete lied en het thema van het eerste deel uitgebreid aan bod komen.

Dvořák had Wihan beloofd dat hij de première van zijn nieuwe Celloconcerto mocht spelen, maar buiten zijn weten om had de Londense Philharmonic Society Leo Stern geëngageerd om het werk op 19 maart 1896 uit te voeren. Dvořák liet weten die uitvoering niet te willen dirigeren indien zijn vriend Wihan niet speelde. Uiteindelijk gaf hij toch toe, maar het is niet geweten in hoeverre zijn vriendschap met Wihan onder die beslissing heeft geleden.

32

Symfonie nr. 9 in e, op. 95, “Uit de Nieuwe Wereld”

(1893)

In 1892 trok Dvořák naar de Verenigde Staten, waar hij artistiek directeur en professor compositie werd aan het National Conservatory of Music in New York. Hij verdiende er vijfentwintig keer meer dan aan het conservatorium van Praag, tot de geldschieter van het New Yorkse conservatorium in 1895 bankroet ging en Dvořák wijselijk besloot naar huis terug te keren. Van Dvořák werd in Amerika vooral verwacht dat hij een belangrijke bijdrage zou leveren tot de ontwikkeling van een specifieke Amerikaanse nationale muziekstijl, een taak die hij bijzonder ernstig nam en die resulteerde in een aantal meesterwerken, zoals het Twaalfde strijkkwartet en het Strijkkwintet, en uiteraard de Negende symfonie, die de componist zelf de ondertitel “Z noveho sveta” (Uit de Nieuwe Wereld) meegaf.

Bij verschillende gelegenheden beklemtoonde Dvořák dat zijn Negende symfonie sterk beïnvloed is door de Amerikaanse ‘volksmuziek’, met name de muziek van de Indianen en vooral van de zwarten (twee verschillende muzikale culturen overigens, die men destijds nauwelijks van elkaar onderscheidde). Vooral op melodisch en harmonisch vlak is de Negende symfonie inderdaad doordrenkt van een koloriet dat herinnert aan de negrospiritual. Niet dat Dvořák bestaande melodieën overneemt: veeleer delen zijn melodieën een aantal abstracte kenmerken met het typische idioom van de negrospiritual. Op andere plaatsen doet de muziek zich dan weer veeleer Centraal-Europees voor. Het is opmerkelijk hoe klein in Dvořáks muzikale universum de afstand tussen de Amerikaanse prairie en het Boheemse woud is...

Welke ook hun herkomst zijn, deze en andere folkloristische elementen zijn niet meer dan kleuringen, zodat Dvořáks Negende symfonie een werk is dat door en door tot de grote symfonische traditie behoort. Niet alleen zijn de vormpatronen van de vier bewegingen (een sonatevorm, een ABA-liedvorm, een scherzo met trio en opnieuw een sonatevorm) en de technieken van materiaalverwerking dezelfde als bij Brahms, ook in de overkoepelende organisatie van zijn compositie blijkt Dvořák de ambities van zijn tijdgenoten-symfonici te delen. De Negende is immers een cyclische symfonie, wat wil zeggen dat de verschillende bewegingen weliswaar nog steeds op zichzelf bestaan, maar tegelijk met elkaar worden verbonden door de aanwezigheid van hetzelfde thematische materiaal in alle bewegingen.

33

clef d'écoute

Antonín Dvořák Concerto pour violoncelle et orchestre en si mineur, op. 104 (1894-1895) C’est à l’intention de Hanus Wihan, le violoncelliste du Quatuor de Bohême, que Dvořák écrit son Concerto pour violoncelle et orchestre achevé en 1895. Le compositeur était inquiet à l’idée que le violoncelle seul manque de puissance face à l’orchestre. Mais après avoir entendu à New York un concerto de Victor Herbert, il se décide à la conception d’un tel projet. L’œuvre connut immédiatement un succès triomphal. Ce Concerto est aussi une forme d’hommage à sa belle-sœur, Josefina Kaunitzova, décédée un mois après le retour de Dvořák en Tchéquie. Il modifie à cette occasion la fin de son œuvre en composant une longue coda méditative sur le thème d’une chanson de sa main, Lasst mich allein, qu’elle appréciait tout particulièrement.

Le premier thème de l’Allegro est immensément célèbre. Énoncé par la clarinette, il est repris par tout l’orchestre avant de réapparaître, en majeur cette fois, à l’entrée du soliste. Ce premier mouvement, tout en contrastes, voit le violoncelle occuper alternativement les rôles de soliste virtuose et d’accompagnateur de l’orchestre. Le deuxième mouvement, Allegro ma non troppo, débute sur un thème mélodieux chanté par les bois avant d’être repris par le violoncelle. Le climat se fait alors plus sombre et plaintif. L’œuvre se termine par un Allegro moderato qui revêt au départ une forme de marche. Le thème apparaît une première fois staccato aux cors et il est ensuite repris tout en souplesse par le soliste. Une cellule en rythmes pointés sert de base à une seconde idée thématique qui donne lieu à un agréable épisode tout en grâce. Le mouvement, jalonné de réminiscences thématiques des autres mouvements, se poursuit ensuite crescendo et de plus en plus virtuose. L’œuvre semble s’arrêter net : c’est en réalité le moment de la coda pianissimo, dont les premières mesures évoquent le thème du premier mouvement. Après l’extrait du chant en hommage à Josefina, une fulgurante montée en puissance conclut l’œuvre en fanfare.

34

Symphonie n° 9 en mi mineur, op. 95, « du Nouveau Monde » (1893) La Neuvième Symphonie est la première œuvre entièrement écrite par Dvořák à son arrivée aux États-Unis, et la dernière symphonie du compositeur tchèque. Cette Symphonie « du Nouveau Monde » traduit avant tout un élargissement de l’horizon géographique et de l’inspiration du compositeur. Dès son arrivée aux États-Unis en effet, il s’intéressa de près à la musique américaine. Certains traits caractéristiques des chants populaires des Noirs et des Indiens ou des imitations de ces chants par quelques compositeurs américains éveillèrent l’attention de Dvořák : mélodies pentatoniques, points d’orgue sur la tonique ou la dominante, rythmes pointés, syncopes fréquentes. Comme l’a noté son biographe, Otakar Sourek, c’est bien dans ces particularités qu’il faut rechercher la couleur « américaine » des mélodies de cette Symphonie et de ses autres œuvres aux États- Unis, et non dans les mélodies elles-mêmes. On distingue ici trois éléments constitutifs. D’une part l’intensité des impressions fournies par la découverte d’un continent immense. D’autre part, une conception tant soit peu idéalisée de la nature et du monde américains, due non tant aux sources musicales évoquées qu’à la lecture du Chant de Hiawatha, épopée indienne de Longfellow. Enfin, la nostalgie de la patrie tchèque.

La création en décembre 1893 au Carnegie Hall de New York fut l’un des succès les plus retentissants de sa carrière. Son accueil fut triomphal, d’autant qu’une véritable campagne de presse avait sensibilisé le public, et on alla jusqu’à parler de « naissance d’un art américain », d’« un grand jour dans la vie musicale américaine ». Mais Dvořák n’était pas américain et n’en était pas à son premier chef-d’œuvre. Il signe là une œuvre qui est la synthèse de toute son évolution artistique. La concentration du matériau thématique à laquelle il parvient ne pouvait être le fait que d’un artiste nourri d’expériences, avec déjà à son actif plusieurs symphonies et ouvrages de musique « pure » de haut niveau.

35

Biografieën | Biographies

Andrey Boreyko, leiding | direction • In 1957 geboren in Sint-Petersburg. • Studeert orkestleiding en compositie aan het conservatorium van zijn geboortestad. • Momenteel muziekdirecteur bij de Düsseldorfer Symphoniker en Naples Philharmonic, en eerste gastdirigent van het Radio-Sinfonieorchester Stuttgart. • September 2012-2017: chef-dirigent van het NOB. • Samenwerking met Górecki, Gubaidulina en Pärt. • Veelzijdige discografie, die getuigt van artistieke verscheidenheid. Nam werken op van Takemitsu, Silvestrov, Sjostakovitsj en Pärt. Recent: Symfonieën nr. 9 & 15 van Sjostakovitsj met het Radio-Sinfonieorchester Stuttgart (Hänssler Classics, 2012).

NL

• Né à Saint-Pétersbourg en 1957. • Études de direction d’orchestre et de composition au Conservatoire de sa ville natale. • Actuellement : e.a. directeur musical du Düsseldorfer Symphoniker et du Naples Philharmonic, et premier chef invité du Radio-Sinfonieorchester Stuttgart. • Septembre 2012-2017 : directeur musical de l’ONB. • Intérêt pour la musique postérieure à 1900 et proche collaboration avec Górecki, Gubaidulina et Pärt. • Vaste discographie dévoilant sa diversité artistique. Enregistrements d’œuvres de Takemitsu, Silvestrov, Chostakovitch et Pärt. Récemment : 9e et 15e Symphonies de Chostakovitch, avec le RadioSinfonieorchester Stuttgart. (Hänssler Classics, 2012).

FR

36

Christophe Delporte, bajan | bayan • Studies aan het Conservatoire Royal de Musique de Mons. • Tweede prijs en prijs van de kijker op het concours ‘jeunes solistes’ van de RTBF in 1989. • Maakt het uitgestrekte repertoire voor accordeon bekend bij het grote publiek. • Stichtend lid van het ensemble Astoria, gespecialiseerd in de muziek van Astor Piazzolla. Andere ensembles: de duo’s Habanera, Rubato en Bayan. • Samenwerking met het ensemble Musiques Nouvelles, het NOB en Jeunesses Musicales. Begeleidde artiesten zoals H. Dès, J.-M. Thibault en A. Cordy en maakte opnames met Renaud, Vaya con dios, Fr. Michael en L. Adam. • Creatie van het Concerto van J.-M. Rens samen met het NOB in het kader van het festival Ars Musica, Les aveugles van D. Janssens met het ensemble Musiques Nouvelles, het Requiem van P. Bartholomée, Egan van R. Lazkano. • Doceert accordeon aan het Institut Supérieur de Musique et de Pédagogie de Namur.

NL

• Étudie au Conservatoire Royal de Musique de Mons. • Remporte le deuxième prix et le prix des téléspectateurs du concours Jeunes solistes de la RTBF en 1989. • Révèle au grand public un répertoire que peu de gens imaginent à l’accordéon. • Membre fondateur de l’ensemble Astoria, spécialisé dans l’interprétation de la musique d’Astor Piazzolla.

Autres formations : les duos Habanera, Rubato et Bayan. • Collabore avec l’ensemble Musiques Nouvelles, l’Orchestre National de Belgique, les Jeunesses Musicales. A accompagné sur scène des artistes tels Henri Dès, Jean-Marc Thibault, Annie Cordy et a enregistré pour Renaud, Vaya Con Dios, Frank Michael ou Line Adam. • A participé à la création e.a. du Concerto de J.-M. Rens avec l’ONB dans le cadre d’Ars Musica, Les aveugles de D. Janssens avec Musiques Nouvelles, le Requiem de P. Bartholomée, Egan de R. Lazkano. • Enseigne l’accordéon à l’IMEP (Namur).

FR

• www.christophedelporte.be

37

Alban Gerhardt, cello | violoncelle • In 1969 geboren in Berlijn. • Studeert aan de Musikhochschule in Keulen. • Bijzondere interesse voor hedendaagse muziek (werkt samen met componisten als U. Chin, P. Vasks, O. Golijov, M. Hinke, M. Pintscher). • Speelde samen met meer dan 170 orkesten, o.l.v. K. Masur, Chr. von Dohnányi, N. Marriner, C. Davis, M. Tilson Thomas e.a.

Kamermuziekpartners: o.a. Chr. Tetzlaff, J. Fischer, T. Zimmermann, E. Pahud. • 2012-2013: optredens in het Concertgebouw Amsterdam, het Oslo Konserthus, de Royal Festival Hall in London enz. • Door de internationale pers geloofde discografie bij Hyperion, EMI, Harmonia Mundi en Chandos. Recent: dubbelcd met complete cellowerken van Benjamin Britten n.a.v. de honderdste verjaardag van de componist in 2013.

NL

• Né en 1969 à Berlin. • Études à la Musikhochschule de Cologne.

• Passionné de musique contemporaine (collaboration avec les compositeurs U. Chin, P. Vasks, O. Golijov, M. Hinke, M. Pintscher). • Concerts avec plus de 170 orchestres, s.l.d. K. Masur, C. von Dohnányi, N. Marriner, C. Davis, M. Tilson Thomas... Partenaires de musique de chambre : e.a.

Chr. Tetzlaff, J. Fischer, T. Zimmermann, E. Pahud. • 2012-2013 : prestations au Concertgebouw d’Amsterdam, à l’Oslo Konserthus, au Royal Festival Hall de Londres… • Discographie saluée par la critique internationale, chez Hyperion, EMI, Harmonia Mundi et Chandos. Récemment : double CD avec l’œuvre complète pour violoncelle de Benjamin Britten à l’occasion du 100e anniversaire de la naissance du compositeur en 2013.

FR

• www.albangerhardt.com

38

Pavel Haas Quartet Veronika Jarůšková, viool | violon Marek Zwiebel, viool | violon Pavel Nikl, altviool | alto Peter Jarůšek, cello | violoncelle • Opgericht in 2002 in Praag. Ontleent zijn naam aan de Tsjechische componist van joodse origine, die in 1944 in Auschwitz omkwam. • Kreeg onderricht van het Quartetto Italiano, het Quatuor Mosaïques, het Borodin Quartet en het Amadeus Quartet. Werkte nauw samen met M. Skampa en W. Levin. • 2005: won de Italiaanse wedstrijd Paolo Borciani.

Heeft sindsdien een internationale carrière. • 2013-14: in residentie bij de Kölner Philharmonie, de Birmingham Town Hall en het Prague Spring Festival; concerten in heel Europa; samenwerking met pianist Daniil Trifonov voor het Pianokwintet van Sjostakovitsj... • Discografie bij Supraphon. Recentelijk (2013): het Kwartet “Der Tod und das Mädchen” en het Cellokwintet van Schubert.

NL

• Basé à Prague. Nom en mémoire du compositeur tchèque mort à Auschwitz en 1944. • Études avec les Quartetto Italiano, Quatuor Mosaïques, Borodin Quartet et l’Amadeus Quartet. A étroitement collaboré avec M. Skampa et W. Levin. • 2005 : victoire au Concours Paolo Borciani. • Mène depuis une grande carrière internationale. • 2013-2014 : e.a. en résidence à la Philharmonie de Cologne, au Birmingham Town Hall et au Prague Spring Fesitval ; concerts européens ; collaboration avec le pianiste Daniil Trifonov dans le Quintette avec piano de Chostakovitch.

• Discographie exclusivement chez Supraphon. Récemment (2013) : le Quatuor « La jeune fille et la mort » et le Quintette avec violoncelle de Schubert.

FR

• www.pavelhaasquartet.com

39

Trio Wanderer Jean-Marc Philips-Varjabédian, viool | violon Raphaël Pidoux, cello | violoncelle Vincent Cocq, piano • Opgericht in 1987 aan het Conservatoire National de Paris. • Repertoire: van Haydn tot hedendaagse muziek. Verzorgde de première van nieuw werk van Br. Mantovani, Fr. M. Beyer, M. Francescini en Th. Eschaich. • Musiceerde in het Théâtre des Champs-Élysées, de Wigmore Hall, het Teatro Municipal in Rio de Janeiro, het Teatro alla Scala in Milaan, de Kioi Hall in Tokio... Trad op met het Orchestre National de France, het Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin, Sinfonia Varsovia... • 2013-14: integrale Beethoven-trio’s in de Parijse Opéra Comique, voortzetting van zijn driejarige residentie in Aachen, première van het Tripelconcerto van Philippe Hersant. • Vaak bekroonde discografie. Recentelijk: werken van Tsjajkovski en Arenski (Harmonia Mundi, 2012) en een Mantovani-cd (Mirare, 2013).

NL

• Fondé en 1987 au CNSM de Paris. • Répertoire : de Haydn à la musique contemporaine. Création de nouvelles œuvres de Br. Mantovani, Fr. M. Beyer, M. Francescini et Th. Eschaich. • Prestations au Théâtre des Champs-Élysées, au Wigmore Hall, au Teatro Municipal à Rio de Janeiro, au Teatro alla Scala de Milan, au Kioi Hall de Tokyo… Concerts aux côtés de l’Orchestre National de France, du Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin, du Sinfonia Varsovia… • 2013-2014 : intégrale des trios de Beethoven à l’Opéra Comique de Paris ; poursuite de sa résidence de trois ans à Aix-laChapelle ; création du Triple Concerto de Philippe Hersant. • Discographie fréquemment primée. Derniers CD : œuvres de Tchaïkovski et Arensky (Harmonia Mundi, 2012) et un CD Mantovani (Mirare, 2013).

FR

• www.triowanderer.fr

40

Nationaal Orkest van België | Orchestre National de Belgique • Opgericht in 1936. • Geprivilegieerde partner van het Paleis voor Schone Kunsten. • Muzikale leiding: Andrey Boreyko. • Samenwerking met wereldbekende solisten als V. Repin, S. Khachatryan, B. Berezovsky, P. Zukerman… maar ook met jonge talenten. • Uitstekende relatie met de Koningin Elisabethwedstrijd. • Sterk bejubelde tournees in Japan, Zwitserland en Spanje. • Seizoen 2013-14: talrijke concerten met solisten als B. Terfel, A.R. El Bacha, S. Karthäuser, B. Berezovsky, C. Tiberghien, D. Kozhukhin… • Discografie bij Fuga Libera, met o.m. 6 cd-opnamen met Walter Weller, bekroond met diverse kwaliteitslabels.

NL

• Fondé en 1936. • Partenaire privilégié du Palais des Beaux-Arts.

• Direction musicale : Andrey Boreyko. • Collaboration avec des solistes invités de réputation internationale (V. Repin, S. Khachatryan, B. Berezovsky, P. Zukerman...) mais aussi avec de jeunes talents. • Étroite collaboration avec le Concours Reine Elisabeth. • Tournées très applaudies au Japon, en Suisse et en Espagne. • Saison 2013-14 : nombreux concerts avec des solistes tels que B. Terfel, A.R. El Bacha, S. Karthäuser, B. Berezovsky, C. Tiberghien, D. Kozhukhin… • Discographie primée (Fuga Libera) au retentissement international, dont les 6 enregistrements placés s.l.d. Walter Weller.

FR

• www.nob-onb.be

41

Nationaal Orkest van België Konzertmeister

Marc Degraeuwe eerste viool | premier violon

Sophie Causanschi** Isabelle Chardon * Sarah Guiguet* Maria Elena Boila Nicolas de Harven Françoise Gilliquet Philip Handschoewerker Akika Hayakawa Ariane Plumerel Claudine Schott Ara Simonian Serge Stons Dirk Van de Moortel Adam. Roszkowski Pablo Ases Urena tweede viool | second violon

Filip Suys ** Sylvia Huang * Nathalie Lefin* Sophie Demoulin Isabelle Deschamps Hartwig D’Haene Pierre Hanquin Gabriella Paraszka Marie José Rijmenants Ana Spanu Marie-Daniëlle Turner Isabelle Liagre Gayané Grigoryan Hayr Karapetyan

altviool | alto

Mihoko Kusama* Marc Sabbah* Mihoko Kusama* Sophie Destivelle Katelijne Onsia Peter Pieters Silvia Tentori Montalto Edouard Thise Patrick Van Netelbosch A Mun Song S. Kirkov C. Rupa cello | violoncelle

Olsi Leka** Tine Muylle* Philippe Lefin Lesya Demkovych Uros Nastic Harm Van Rheeden Taras Zanchak S. Avanesyan I. Laporev François Mourey contrabas | contrebasse

Robertino Mihai** Svetoslav Dimitriev* Sergej Gorlenko* Ludo Joly* Dan Ishimoto Miguel Meulders Gergana Terziyska Pieter Lenaerts fluit | flûte

Baudoin Giaux** Denis-Pierre Gustin* Laurence Dubar* (& piccolo) Jérémie Fèvre* (& piccolo)

42

Orchestre National de Belgique hobo | hautbois

Dimitri Baeteman** Bram Nolf* (althobo | hautbois alto)

trompet | trompette

Davy Taccogna* Jean-Luc Limbourg* Ward Opsteyn*

klarinet | clarinette

Jean-Michel Charlier** Massimo Ricci* (&klarinet in Es | clarinette en mib)

trombone

Luc De Vleeschhouwer** Bruno De Busschere* Guido Liveyns*

fagot | basson

Luc Loubry** (16 & 18.05) Bob Permentier* (15.05) Filip Neyens* (15.05)

tuba

Jozef Matthessen* slagwerk | percussion

hoorn | cor

Ivo Hadermann** Anthony Devriendt* Bernard Wasnaire* Katrien Vintioen* Jan Van Duffel*

Guy Delbrouck** Katia Godart* Nico Schoeters Luc D’Hondt

** lessenaaraanvoerder | chef de pupitre * solist | soliste Binnen elke strijkersgroep wisselen de musici regelmatig van plaats. | Au sein des pupitres des instruments à cordes, les musiciens changent de place régulièrement 43

Het Nationaal Orkest van België wordt door de federale overheid gesubsidieerd en krijgt de steun van de Nationale Loterij.

L’ Orchestre National de Belgique est subsidié par le gouvernement fédéral et reçoit le soutien de la Loterie Nationale.

Mediasponsors | Partenaires média

Het Nationaal Orkest van België wordt gesteund door verschillende partners.

Dankzij hun inbreng kan het meer en betere projecten ontwikkelen.

Het NOB wil deze partners graag danken.

L’ Orchestre National de Belgique bénéficie du soutien de différents partenaires.

C’est grâce à leur appui qu’il peut multiplier ses projets et en améliorer la qualité.

L’ ONB tient à leur exprimer toute sa gratitude.

44

quel fan

de l’onb êtes-vous ? en tant que fan de l’orchestre national de belgique vous participez au développement artistique de notre orchestre devenez aujourd’hui fan de l’onb. contactez Hélène Leto h.leto@nob-onb.be - 02 552 04 69

www.onb.be

welke fan

bent u van het nob? als fan van het nationaal orkest van belgië draagt u bij tot de artistieke toekomst van ons orkest word vandaag nog nob-fan. contacteer Hélène Leto h.leto@nob-onb.be - 02 552 04 69

www.nob.be

Wij danken onze partners voor hun steun | Nous remercions nos partenaires pour leur soutien | We thank our partners for their support Overheidssteun | Soutien public Federale Regering | Gouvernement Fédéral

• Diensten van de Eerste Minister, Cel algemene beleids-coördinatie | Services du Premier Ministre, Cellule de coordination générale de la politique • Federale verheidsdienst Mobiliteit en Vervoer - Directie Vervoerinfrastructuur | Service public fédéral Mobilité et Transports - Direction Infrastructure de Transport • Diensten van de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Beleidscel financiën | Services du Vice-Premier Ministre et Ministre des Finances, Cellule stratégique finances • Diensten van de Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Consumentenzaken, Beleidscel begroting | Services de la Vice-Première Ministre et Ministre du Budget et de la Protection de la Consommation, Cellule stratégique budget • Diensten van de Minister van Buitenlandse Zaken | Services du Ministre des Affaires étrangères • Diensten van de Minister van Buitenlandse Handel | Services du Ministre du Commerce extérieur • Diensten van de Minister van Ontwikkelingsamenwerking | Services du Ministre de la Coopération au Développement • Diensten van de Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen | Services du Ministre de la Fonction publique, de l’Intégration sociale, de la Politique des grandes villes et de l’égalité des chances • Diensten van de Staatssecretaris van overheidsbedrijven, toegevoegd aan de Minister van Begroting | Services du Secrétaire d’état des Entreprises publiques, adjoint au Ministre du Budget • Nationale Loterij | Loterie Nationale • Nationale Bank van België | Banque Nationale de Belgique Vlaamse Gemeenschap

• Vlaams Minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel • Vlaams Minister van Cultuur, Jeugd, Sport en media & Coördinatie Brussel Communauté Française

• Cabinet de la Ministre-Présidente, en charge de l’enseignement obligatoire et de la promotion sociale • Cabinet de la Ministre de la Culture, de l’Audiovisuel et de la Jeunesse-Direction générale de la Culture, Service de la Musique Brussels Hoofdstedelijk Gewest | Région de Bruxelles-Capitale

• Kabinet van de Minister-President, belast met Plaatselijke besturen, Ruimtelijke ordening, Monumenten en landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare netheid, Buitenlandse handel, Ontwikkelingssamenwerking | Cabinet du Ministre-Président, en charge des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du territoire, des Monuments et sites, de la Rénovation urbaine, du Logement, de la Propreté publique, du Commerce extérieur, de la Coopération au Développement • Kabinet van de Minister-, belast met Financiën, Begroting, Externe betrekkingen, Informatica | Cabinet du Ministre, en charge des Finances, du Budget, des Relations extérieures, de l’Informatique • Kabinet van de Minister van Mobiliteit en Openbare werken | Cabinet du Ministre de la Mobilité et des Travaux publics • Kabinet van de Staatssecretaris, belast met Huisvesting en Stedenbouw | Cabinet du Secrétaire d’état, en charge du Logement et de l’Urbanisme • Kabinet van de Staatssecretaris van Openbare netheid en van Monumenten en Landschappen | Cabinet du Secrétaire d’état, en charge de la Propreté publiquet et des Monuments et Sites Vlaamse Gemeenschapscommissie

• Kabinet van de Minister van Mobiliteit en Openbare Werken – Directie Cultuur Internationale partners | Partenaires internationaux

Barbican Centre London • BOZAR Brussels • Cité de la musique Paris • Calouste Gulbenkian Foundation Lisbon • Casa da Música Porto • Het Concertgebouw Amsterdam • Festspielhaus Baden-Baden • Kölner Philharmonie • Laeiszhalle Elbphilharmonie Hamburg • L’Auditori Barcelona • Megaron • The Athens Concert Hall • Musikverein Wien • Palace of Arts – Budapest • Palau de la Música Catalana • Philharmonie Luxembourg • Stockholms Konserthus • Théâtre des Champs-Elysées Paris • The Sage Gateshead • Town Hall & Symphony Hall Birmingham • Wiener Konzerthaus • Paleis voor Schone Kunsten Brussel | Palais des Beaux-Arts de Bruxelles Buitenlandse overheidssteun | Aides publiques étrangères Ambassades en Permanente vertegenwoordigingen | Ambassades et Représentations permanentes

Alliance Française • British Council • Canada • China | Chine • Det Danske Kulturinstitut • Duitsland | Allemagne • Finnish Cultural Institute for Benelux • Frankrijk | France • Goethe Institut • Groot-Brittannië | GrandeBretagne • ICCR (Indian Council for Cultural Relations) • Istituto Italiano di Cultura • Instituto Cervantes • Louvain Institute for Ireland in Europe • Magyar Kulturàlis Intézet-Brüsszel (Hongarije | Hongrie) • Nederland | Pays-Bas • Österreichisches Kulturforum Brüssel • Porticus/Benevolentia • Tsjechisch Centrum | Centre tchèque • Vertretung Baden-Württemberg bei der EU – Vertretung des Freistaates Bayern bei der EU • VlaamsNederlands Huis • USA

46

Overheidssteun | Soutien public | Public Partners KINGDOM OF BELGIUM EENDRA CH T

www.diplomatie.belgium.be M

AA

KT

MA

CHT

L’ U N I O N

FA

IT

LA

F ORC E

Institutionele partners | Partenaires institutionnels | Institutional partners

Structurele partners | Partenaires structurels | Structural partners

Media partners | Partenaires médias

Bevoorrechte partners | Partenaires privilégiés | Privileged partners

BOZAR

BOZAR LITERATURE BOZAR STUDIOS

GDF SUEZ GDF_SUEZ_foundation_GB_signature_CMYK 10/12/2013 24, rue Salomon de Rothschild - 92288 Suresnes - FRANCE Tél. : +33 (0)1 57 32 87 00 / Fax : +33 (0)1 57 32 87 87 Web : www.carrenoir.com

BOZAR MASTERPLAN

RÉFÉRENCES COULEUR

M100% Y100%

K80%

BOZAR EXPO PHOTO

BOZAR MUSIC

Steunende partners | Sociétés

Promotiepartners | Partenaires

partenaires | Supporting partners

promotionels | Promotional partners

Officiële leveranciers | Fournisseurs officiels | Offical suppliers

Internationale partners | Partenaires internationaux | International partners

2007 - 2013

47

Wij danken onze BOZAR PATRONS voor hun steun Nous remercions nos BOZAR PATRONS pour leur soutien We thank our BOZAR PATRONS for their support

Madame Geneviève Alsteens • Madame Marie-Louise Angenent • Monsieur et Madame Etienne d’Argembeau • Comte et Comtesse Christian d’Armand de Chateauvieux • Monsieur Laurent Arnauts • Monsieur Alain Aubry • Monsieur et Madame Laurent Badin • Baron en Barones Jean-Pierre de Bandt • Monsieur Erard de Becker • Monsieur et Madame Roger Bégault • Madame Marie Bégault • Monsieur Jean-François Bellis • Baron et Baronne Berghmans • Madame Sophie Bertin • Baron en Barones Luc Bertrand • De Heer Stefaan Bettens • De Heer en Mevrouw Carl Bevernage • Madame Bia • Professor en Mevrouw Roger Blanpain • Baron et Baronne Bodson • Monsieur et Madame Mickey Boël • Comte et Comtesse Boël • Monsieur Vincent Boone • Monsieur et Madame William BostynBaetzner • Monsieur Thierry Bouckaert • De Heer Harry Boukes • Monsieur et Madame Jacques Bouriez • De Heer en Mevrouw Alfons Brenninkmeijer • De Heer en Mevrouw Didier Brenninkmeijer-Kestens • Ambassadeur Dr. Günther Burghardt en Mevrouw Rita Burghardt-Byl • Mevrouw Helena Bussers • Comte et Comtesse Paul Buysse • Monsieur Jean-Edouard Carbonnelle • Baron Cardon de Lichtbuer • Madame Pauline Cardon de Lichtbuer • Monsieur et Madame Michel Carlier • Monsieur et Madame Hervé de Carmoy • Monsieur Sergio Carvalho • Monsieur Luciano Cellura • Mevrouw Ingrid Ceusters-Luyten • Docteur Rouchdy Chaker • Monsieur Cédric Chauvelot • Prince et Princesse de Chimay • Monsieur et Madame Christian Chéruy • Madame Marianne Claes • Monsieur Nicolas Clarembeaux • Madame Jean de Cock de Rameyen • Monsieur Bernard de Cock de Rameyen • Comtesse Michel Cornet d’Elzius • Monsieur et Madame Patrice Crouan • Prince Guillaume de Croÿ • De Heer Géry Daeninck • Monsieur et Madame Denis Dalibot • Monsieur et Madame Bernard Darty • Vicomte Davignon • De Heer en Mevrouw Philippe De Baere • Monsieur et Madame Philippe Decleire • Monsieur Pascal De Graer • Baron Andreas De Leenheer • Monsieur Michel Delloye • Chevalier et Madame Henry Delwaide • Monsieur Jean-Marie Delwart • Monsieur et Madame Alain De Pauw • Monsieur Patrick Derom • Madame Anne De Smeth • Madame Danièle De Temmerman-Urvater • Monsieur Régis D’Hondt • De Heer en Mevrouw Xavier D’Hulst-Struyven • Monsieur et Madame Thierry R. Dillard • Monsieur Jean-Baptiste Douville de Franssu • Monsieur Alain Dromer • De Heer en Mevrouw Bernard Dubois • Madame Sylvie Dubois • Monsieur et Madame Pierre Dumolard-Balthazard • De Heer en Mevrouw Geert Duyck • Mr. Graham Edwards • Monsieur et Madame Laurent Facques • De Heer en Mevrouw Jean-Pierre Fierens • Madame Jacques E. François • Madame Monique Fritz • Madame Sophie de Galbert • Madame Marie-Christine Gennart • Monsieur Alain Goldschmidt • Madame Sylvia Goldschmidt • De Heer André Gordts • Comtesse Nadine le Grelle • Monsieur et Madame Pierre Guilbert • Madame Nathalie Guiot • Madame Bernard Guttman • De Heren Patrick Haemelinck en Pascal van der Kelen, architects • Monsieur Paul Haine • Monsieur Bernard Hanotiau • De Heer en Mevrouw Philippe Haspeslagh • Madame Nadine van Havre • Monsieur Thierry 48

Hazevoets • De Heer en Mevrouw Pieter Heering • Monsieur Jean-Pierre Hoa • Monsieur et Madame Philippe le Hodey • De Heer Xavier Hufkens • De Heer † en Mevrouw Bonno H. Hylkema • Monsieur Michel Isralson • Monsieur Fernand Jacquet • Monsieur Maxime Jadot • Barones Janssen • Baron et Baronne PaulEmmanuel Janssen • Monsieur et Madame Mathieu Janssens van der Maelen • Madame Patricia de Jong • Madame Elisabeth Jongen • De Heer en Mevrouw Martin Kallen • Monsieur et Madame Adnan Kandiyoti • Monsieur Claude Kandiyoti • Monsieur Pierre Klees • Monsieur Peter Klein et Madame Susanne Hinrichs • Dr. Klaus Körner • Monsieur Charles Kramarz • Madame Jean-Jacques Kreglinger • Monsieur et Madame Charles Kriwin • Monsieur Peter Kronschnabl • Monsieur et Madame Remmert Laan • Monsieur et Madame Antoine Labbé • Madame Marleen Lammerant • Monsieur Marc L. Landeau • Mademoiselle Alexandra et Monsieur Ludovic van Laethem • Monsieur et Madame FrancisCharles Lang • Madame Brigitte de Laubarede • Comte Jean-Pierre de Launoit • Comte Bernard de Launoit • Chevalier et Madame Laurent Josi • Monsieur Pierre Lebeau • Monsieur † et Madame Henri Lederhandler • Monsieur et Madame François Legein • Monsieur et Madame Laurent Legein • Monsieur et Madame Charles-Henri Lehideux • Monsieur Mark Le Jeune • Monsieur et Madame Gérald Leprince Jungbluth • Madame Dominique Leroy • De Heer en Mevrouw Thomas Leysen • Madame Véronique Lhoist † • Madame Florence Lippens • Madame Daphné Lippitt • Monsieur et Madame Clive Llewellyn • Monsieur Manfred Loeb • Comte et Comtesse Jean-Baptiste de Looz-Corswarem • Monsieur et Madame Thierry Lorang • De Heer Peter Maenhout • Madame Oscar Mairlot • Monsieur Jean-Pierre Marchant • Monsieur et Madame Jean-Pierre Mariën • De Heer en Mevrouw Frederic Martens • Monsieur et Madame Yves-Loïc Martin • Monsieur et Madame Dominique Mathieu-Defforey • Monsieur et Madame Etienne Mathy • Monsieur et Madame Paul van der Meerschen • Monsieur et Madame Olivier Merveilleux du Vignaux • De Heer en Mevrouw Frank Monstrey-Noé • Jonkheer en Jonkvrouw Philippe Moorkens • Madame Jean Moureau-Stoclet • De Heer en Mevrouw Harold Naessens • Comtesse Eric de Nazelle • Madame Nelson • De Heer Olivier A. Onghena -‘t Hooft • Mevrouw Thérèse Opstal • Monsieur Laurent Pampfer • Comte et Comtesse Renaud du Parc Locmaria • Monsieur et Madame Jean Pelfrene-Piqueray • Monsieur et Madame Peninon • Monsieur et Madame Olivier Périer • Monsieur Frédéric Peyré • Madame Florence Pierre • De Heer Kris Pierreux • Madame Marie-Caroline Plaquet • Madame Suzanne de Potter • Mevrouw Anna Potters • Monsieur et Madame André Querton • Madame Hermine Rédélé Siegrist • Monsieur William Roelants de Stappers • Monsieur et Madame Jean-Rémy Roussel • Monsieur et Madame Jean Russotto • Monsieur et Madame de Saint-Rapt • Monsieur et Madame Samir Sabet d’Acre • Monsieur et Madame Frederic Samama • Mevrouw Anne-Marie Saquet • Monsieur JeanPierre Schaeken-Willemaers • De Heer Remy Schepens en Mevrouw Laureys • Monsieur Adrien de Schietere de Lophem • Monsieur Eric-Emmanuel Schmitt • Monsieur et Madame Philippe Schöller • Monsieur et Madame Hans C. Schwab • Madame Ingrid Schwaiger • Chevalier et Madame Alec de Selliers de Moranville • Madame Gaëlle Siegrist Mendelssohn • Madame Pascale Siegrist 49

• Madame Valérie Siegrist du Couëdic • Messieurs Bernard Slegten et Olivier Toegemann • Monsieur Anthony Simon • Mr. Trevor Soames & Ms Camilla Permin • Madame Marina Solvay • Monsieur Patrick Solvay • Madame Mario Spandre • Monsieur Eric Speeckaert • Vicomte Philippe de Spoelberch • Madame AnneVéronique Stainier • Madame Irene Steels-Wilsing • De Heer en Mevrouw Jan Steyaert • Stichting Liedts-Meesen • Monsieur et Madame Stoclet • Princesse zu Stolberg-Stolberg • Monsieur et Madame Julien Struyven • De Heer en Mevrouw Frank Sweerts • De Heer Coen Teulings • Monsieur Daniel Thierry • Monsieur Gilbert Tornel • Madame Brigitte Ullens de Schooten • Monsieur Marc Urban • De Heer Marc Vandecandelaere • Mevrouw Greet Van de Velde • De Heer Didier Van de Vyver • Monsieur et Madame Bruno Vanderschelden • De Heer en Mevrouw Werner Van Lembergen - Verhoeven • Madame Lizzie Van Nieuwenhuyse • De Heer en Mevrouw Robert van Oordt • De Heer en Mevrouw Anton van Rossum • Mevrouw Ludo Van Thillo • De Heer Johan Van Wassenhove • Baron et Baronne de Vaucleroy • Baronne Velge • De Heer Eric Verbeeck • De Heer en Mevrouw Eddy Vermeersch • Mevrouw Peggy Vermeylen • Monsieur et Madame Alexis Verougstraete • De Heer en Mevrouw Axel Vervoordt • Monsieur Alain Vulihman • De Heer en Mevrouw Karel Vinck • Madame Gabriel Waucquez • De Heer John-Joseph Waumans • Monsieur et Madame André Wielemans • Monsieur et Madame Peter Wilhelm • Monsieur et Madame Luc Willame • Monsieur Robert Willocx • Madame Véronique Wilmot • Monsieur et Madame Antoine Winckler • Chevalier Godefroid de Wouters d’Oplinter • Zeno X Gallery – Antwerp • Monsieur et Madame Jacques Zucker •

bozar corporate patrons

ABN AMRO • BANK OF NEW YORK MELLON • BANQUE PRIVEE EDMOND DE ROTHSCHILD EUROPE • BIRD & BIRD • BKCP • KBC BANK NV • LHOIST • LE MERIDIEN • LINKLATERS • LOMBARD ODIER • NH HOTELES • PUILAETCO DEWAAY PRIVATE BANKERS S.A. • SOCIETE FEDERALE DE PARTICIPATIONS ET D’INVESTISSEMENT S.A./FEDERALE PARTICIPATIEEN INVESTERINGS MAATSCHAPPIJ N.V. • S.W.I.F.T. Contact : +32 (0)2 507 82 87 – corp@bozar.be Join the patrons!

• Catherine Carniaux - 02 507 84 21 - catherine.carniaux@bozar.be • Valérie Cardon - 02 507 84 01 - valérie.cardon@bozar.be 50

51

BO ZAR MU SIC

O2

Elke vrijdag voert het huisorkest je mee op een onvergetelijke reis doorheen het symfonische repertoire Neem nu een abonnement voor seizoen 14-15.

Het Nationaal Orkest van België is een van de trouwste bondgenoten van BOZAR MUSIC. Na de zomer zijn we er weer met meer mooie muziek.

Chaque vendredi, embarquez avec notre orchestre pour un voyage inoubliable à travers le répertoire symphonique Abonnez-vous dès maintenant pour la saison 14-15.

L’Orchestre National de Belgique est l’un des plus fidèles partenaires de BOZAR MUSIC. Nous revenons après l’été avec de la musique toujours plus belle.

Season 2014 - 2015

ABONNEMENT O2

NOB op vrijdag | Les vendredis de l’ONB Beyond boundaries