NAW Dossier 16

Page 1

HOOFDKANTOOR

Bouwfonds Ontwikkeling B.V. Westerdorpsstraat 66 Postbus 15 3870 DA Hoevelaken Telefoon 033 253 92 16 Fax 033 253 96 85 Email ontwikkeling@bouwfonds.nl COMMERCIEEL VASTGOED

Westerdorpsstraat 66 Postbus 15 3870 DA Hoevelaken Telefoon 033 253 97 15 Fax 033 253 97 77 Email ontwikkeling.cvg@bouwfonds.nl REGIO NOORD-OOST

Grote Voort 45 Postbus 10054 8000 GB Zwolle Telefoon 038 425 44 40 Fax 038 425 44 41 Email ontwikkeling.zwolle@bouwfonds.nl REGIO MIDDEN-OOST

De Brand 30 Postbus 1 3800 AA Amersfoort Telefoon 033 453 41 11 Fax 033 453 41 90 Email ontwikkeling.amersfoort@bouwfonds.nl REGIO NOORD-WEST

Schipholpoort 64 Postbus 4376 2003 EJ Haarlem Telefoon 023 530 66 03 Fax 023 536 63 94 Email ontwikkeling.haarlem@bouwfonds.nl

# 16 / voorjaar 2005

REGIO ZUID-WEST

Poortweg 4b Postbus 75 2600 AB Delft Telefoon 015 268 08 08 Fax 015 262 33 63 Email ontwikkeling.delft@bouwfonds.nl

Dossier Toekomst landelijk gebied

REGIO ZUID

Vestdijk 61 Postbus 6540 5600 HM Eindhoven Telefoon 040 265 98 59 Fax 040 246 40 40 Email ontwikkeling.eindhoven@bouwfonds.nl

adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaatsnaam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam adres woonplaats naam


Is er nog leven na de koe? Hoe gaan we om met het platteland nu de landbouw als traditionele beheerder van het landschap in zwaar weer zit en het land dreigt te verruigen en verrommelen? Dit terwijl verstedelijking, water en natuur staan te dringen om meer ruimte en kwaliteit. De boel de boel laten werkt niet meer. Er is dringend behoefte aan een visie van rijkswege op de toekomst van de agrarische sector en het platteland. Rood voor groen en blauw vormt één van de antwoorden voor de toekomst, maar is geen panacee voor alle veranderingen. Een aanzet voor een discussie over het platteland waaruit de koeien dreigen te verdwijnen.

Vorig jaar verschenen er tot verrassing van veel automobilisten langs de A2, A4 en A13 plotseling enkele levensgrote koeien aan de horizon. ‘Zeker weer gesubsidieerde moderne kunst’, zullen de meeste automobilisten hebben gedacht. Neen, een protest van landschapsarchitect Adriaan Geuze tegen de verkwanseling van de Hollandse horizon door de bouw van woonwijken, bedrijfsterreinen, kassen en ‘ander ongerief’. De canvaskoeien van Geuze vielen, misschien niet toevallig, samen met een media debatje over de ‘koe in de wei’. Boeren zouden volgens CDA-kamerlid Atsma een extra premie moeten krijgen om hun koe in de zomer in de wei te laten staan. De koe staat symbool voor Nederland; met het verdwijnen van de koe naar de stal om bedrijfseconomische redenen, zou Nederland een stukje van zijn eigen identiteit verliezen. De koe dus als frontsoldaat tegen de ontheemding en verwarring waaraan Nederland de laatste tijd heeft te lijden. Beide voorbeelden zijn illustratief voor de immense veranderingen die momenteel gaande zijn in de landbouw en het effect daarvan op het Nederlandse landschap. Het debat daarover is eigenlijk net begonnen. In de recente beleidsstukken van de overheid, zoals de Nota Ruimte, is slechts een aarzelende visie te bespeuren op de toekomst van de landbouw en het platteland. Het streekplan 20052015 van de toch heel groene provincie Utrecht besteedt bijvoorbeeld maar 4 van de 219 volgeschreven pagina’s expliciet aan de ontwikkelingen in de sector. Blijkbaar is de landbouw nog steeds een heilige koe en het Groene Front als vanouds machtig genoeg om debat tegen te houden. Of misschien is er gewoon sprake van een psychologische barrière om de harde werkelijkheid die op ons af komt onder ogen te durven zien!

Marginalisering Hoe gaat Nederland de komende tijd om met het platteland? Deze vraag is uitermate actueel gezien de toenemende druk op de omzet en inkomens van de agrariërs ten gevolge van de liberalisering van de wereldhandel, de ontwikkelingen op de grondmarkt en

2

dossier toekomst landelijk gebied

het EU-beleid op het gebied van milieu en inkomenssteun1. Een paar cijfers. Momenteel heeft de primaire, grondgebonden land- en tuinbouw ruim 60 procent van het nationaal grondgebied ter beschikking. De economische betekenis is echter gering: 2,2 procent van het Bruto Nationaal Product (BNP) en 2,8 procent van de landelijke werkgelegenheid. De tuinbouw is nog de meest interessante sector: op 6 procent van het landbouwareaal is de tuinbouw goed voor 40 procent van de productiewaarde. De landbouwwereld schermt graag met een ander getal, namelijk de toegevoegde waarde van het hele agrofood-complex; ruim 10 procent van het BNP en de nationale werkgelegenheid. Dit wordt echter vooral gerealiseerd in de secundaire sector: dat wil zeggen in de toelevering, verwerking en distributie. Deze activiteiten vinden grotendeels plaats op bedrijfsterreinen (ook in stedelijk gebied), op een oppervlakte die verwaarloosbaar is ten opzichte van het primaire areaal en komen economisch steeds losser te staan van de grondgebonden landbouw. De centrale vraag voor de komende jaren is dan ook: vinden we het maatschappelijk aanvaardbaar dat de grondgebonden landbouw met een marginaal economische betekenis verpaupert, met als gevolg dat het platteland spontaan verder versnippert en verrommelt? Voorbeeld. De verspreide kassenbouw die we her en der zien verrijzen, is vaak de laatste stuiptrekking van een marginaal agrarisch bedrijf; over een paar jaar mag de overheid die weer voor veel geld saneren. Een ander scenario biedt enerzijds ruimte aan economisch rendabele activiteiten in de landbouwsector en speelt anderzijds in op de vraag van de verstedelijkte economie naar een aantrekkelijk woon- en leefklimaat, met toeristisch-recreatieve mogelijkheden bij de deur. Ook houdt dit andere scenario rekening met de toenemende behoefte aan ruimte voor natuur en water.

Anders boeren In de optiek van Bouwfonds MAB Ontwikkeling kunnen we ons, gezien het belang van de landbouwsector en de betekenis van het

platteland voor het milieu en de leefkwaliteit, niet langer de luxe veroorloven de boel de boel te laten: we moeten de koe bij de horens grijpen. Er is behoefte aan een duidelijke visie van rijkswege en toegesneden beleid voor de toekomst van het platteland. Het recente rapport ‘Meerwerk’ van de VROM-Raad2 biedt daarvoor volgens Bouwfonds MAB Ontwikkeling interessante aanknopingspunten. Sleutelwoorden in de nota zijn ‘groot’, ‘breed’, ‘slim’en schoon’. Groot betekent in deze benadering dat grondgebonden agrarische

foot-loose en zouden geconcentreerd kunnen worden op een beperkt aantal, logistiek gunstige locaties. Denk aan de Kop van Noord-Holland (bloembollen), Groningen-Drenthe (glastuinbouw) of sierboomteelt (Boskoop). Het saillante is dat juist deze activiteiten voor landschapsbeleving, natuur en recreatie geen bijdrage leveren (met uitzondering van de Keukenhof). Schoon heeft tot slot betrekking op de milieukwaliteit en geldt voor alle landbouwactiviteiten.

Er is behoefte aan een duidelijke visie van het Rijk op de toekomst van het platteland activiteiten via schaalvergroting en rationalisatie kunnen concurreren op de wereldmarkt. Dit soort zaken zouden bij voorkeur een plek moeten krijgen waar goede én betaalbare landbouwgrond is, zoals in Zeeland en op de kleigronden in de noordelijke provincies. Breed staat voor een strategie waarbij ondernemers zich meer richten op agrarisch natuurbeheer en de productie van streekeigen producten (slow-food). Een aanzienlijk deel van hun inkomen halen zij uit niet-agrarische activiteiten. De agrarische productie wordt gelijkwaardig of zelfs ondergeschikt aan andere activiteiten die meer liggen in de sfeer van de recreatie (hobbyboeren, manege, camping e.d.). De beste mogelijkheden daarvoor liggen, aldus de VROM-Raad, in de stedelijke uitloopgebieden en in toeristisch aantrekkelijke (nationale) landschappen, zoals het Waterland, het Limburgse Heuvelland en het Brabantse en Twentse zand. Slim staat voor economisch lucratieve, kennisintensieve activiteiten. Denk aan de pareltjes van agrarisch Nederland, zoals bloemen, bollen en groenten. Deze activiteiten worden echter steeds meer

Groen en blauw Plattelandsbeleid is nauw verbonden met water en natuur. Landbouwgronden maken een substantieel deel uit van de ecologische hoofdstructuur. Deels is dit een kwestie van geldgebrek: de rijksoverheid heeft onvoldoende middelen om haar eigen ambities zelfstandig te realiseren. Deels is de reden dat agrarische grond integraal onderdeel uitmaakt van het landschap en, indien goed beheerd, het natuurlijke milieu vormt voor een groot aantal planten en dieren. Het agrarische landschap heeft tot slot ook een cultuurhistorische betekenis. Juist de combinatie van landbouw en natuur geeft ons landschap zijn eigen identiteit. De afgelopen jaren zijn er dan ook met particulieren en agrariërs speciale beheercontracten gesloten om in de gebieden die tot de ecologische hoofdstructuur horen, op een natuurvriendelijke manier te boeren. De praktijk is echter dat de ecologische waarde van deze landbouwgebieden vaak te wensen overlaat, zoals een artikel van de Stichting Ark in het Financieel Dagblad3 onlangs aardig illustreerde:

dossier toekomst landelijk gebied

3


Praktijk weerbarstig

‘Ontoegankelijke en ecologisch oninteressante weilanden en akkers liggen er nog steeds, of zijn vervangen door even ontoegankelijke en ecologisch arme bosaanplanten, paardenweitjes en golfbanen.’ Meer geld en vooral zekerheid op langere termijn zouden een stimulans kunnen vormen voor de agrariërs om er echt werk van te maken. Voor echt waardevolle gebieden, zoals delen van het Groene Hart of het Waterland, lijkt echter alleen een omvangrijke aankoop van natuurinstanties een ‘donkergroene’ bestemming te kunnen garanderen. Het Natuurplanbureau, een samenwerking van RIVM en instituut Alterra, roept ook de provincies op hun regiefunctie bij de realisatie van de ecologische hoofdstructuur aanzienlijk te versterken en van het ‘losse breiwerk dat de natuur nog is een stevig weefsel te maken’4. Tot slot is er in ons Deltaland niet alleen sprake van een toenemende spanning tussen landbouw en verstedelijking, maar op een nog fundamenteler niveau, tussen land en water. De stijging van de zeespiegel (broeikas) en van de grote rivieren (nattere winters) vragen om een volstrekt andere aanpak dan in het verleden. Daarnaast wordt de wateropgave bepaald door nieuwe EU-richtlijnen over de waterkwaliteit, bodem en grondwater. Voor de landbouw bieden deze ontwikkelingen zowel kansen als bedreigingen. Volgens het Tweede Structuurschema Groene Ruimte is met de herinrichtingsopgave die voorvloeit uit de waterproblematiek, een herinrichtingsopgave gemoeid van bijna 500.000 hectare. De externe productieomstandigheden in de landbouw zullen daardoor na een halve eeuw gelijkschakeling sterk gaan verschillen. Dit leidt per locatie en omstandigheid tot een eigen manier van bedrijfsvoering en landinrichting.

Een ander voorbeeld: het plan ‘Veurse Horsten’ in de gemeente Leidschendam-Voorburg heeft tot doel het verrommelde het landschap in ere te herstellen, door onder meer kassen en bedrijfsruimten aan te kopen en te slopen. Zorgvuldige inpassing van nieuw te bouwen woningen is een ander kernpunt in het plan. Dit is echt ‘rood voor groen’ volgens het boekje. Dit project laat zien wat zich nog stelselmatig voordoet bij dit type plannen: het proces verloopt moeizaam en traag. De praktijk is dan ook weerbarstig. Voorwaarde is dat de betrokken publieke partijen het met elkaar eens zijn. In de stad heb je hoofdzakelijk te maken met de gemeente. Bij de plannen in het landelijk gebied heb je te doen met één of meer gemeenten, de provincie en een paar loketten van de rijksoverheid. Een topper in dit opzicht is het project ‘Nieuwe Hollandse Waterlinie’, dat aan zijn eigen mega-omvang en bestuurlijke drukte bezwijkt. Marktpartijen haken af. Een ander obstakel vormt de inschakeling van marktpartijen. Overheden vragen zich af hoe en wanneer ze marktpartijen het beste kunnen betrekken. Een lastige kwestie. Het Wieringer randmeer-project toont aan dat het zeer vroegtijdig lanceren van een prijsvraag alleen maar schijnzekerheid creëert. Te veel factoren zijn namelijk nog onbekend, met als gevolg dat het winnende project gaat ‘schuiven’ en draagvlak verliest. Als laatste noemen we de noodzaak van een geraffineerde grondverwervingstrategie. Wanneer grondeigenaren er lucht van krijgen dat de ontwikkeling van rode functies in hun gebied wellicht in beeld komt, heeft dat acuut een opwaarts effect op de verwervingsprijs. Ook als het rode programma bescheiden is en groen domineert. De financiële ruimte om uit de grondexploitatie van het integrale plan

Samenhang van rood, groen en blauw is nodig in de planvorming, in het proces en in de investeringen Ontwikkelingsplanologie Gezien het ruimtebeslag en de kosten vraagt de verstedelijking, in combinatie met de ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur en de wateropgave, om een samenhangende aanpak. Samenhang in de planvorming van rode, groene en blauwe functies, in het proces en in de investeringen. Dit vergt gebiedsgerichte plannen van een behoorlijke schaal, waarbij publieke en private partijen samenwerken en samen investeren. Winstgevende en verlieslatende plandelen worden met elkaar in verbinding gebracht, meestal via de grondexploitatie. Zo kan men bij voorbeeld uit de opbrengst van de grondexploitatie voor woningen naastgelegen landbouwgronden aankopen en die omzetten in natuur- en recreatieterrein. ‘Ontwikkelingsplanologie’ en ‘Rood voor groen en blauw’zijn hier – al weer wat sleetse – trefwoorden. Bouwfonds MAB Ontwikkeling is nadrukkelijk voorstander van zo’n benadering. Op zichzelf gaat het hier om een variant op de kunst van het ontwikkelen van multifunctionele plannen in het stedelijk gebied. En die kunst bedrijven wij, in nauwe samenwerking met gemeenten, al jarenlang. Daarnaast zijn wij betrokken bij een aantal nieuwe ontwikkelingen die zich op het snijvlak bevinden van klassieke uitbreidingplannen en een nieuwe generatie regionale plannen met een hoog groen en blauw gehalte. Wij noemen het project Haverleij bij Den Bosch waar een uniek, nieuw landschap is gecreëerd met woonbuurten in de vorm van kastelen tussen natuur, golfbaan en water. In Leeuwarden-Zuid krijgt de stadsuitbreiding gestalte door de ontwikkeling van nieuwe kleine dorpen omgeven door groen. Wij doen een verkenning in Lingewaarden in het KAN-gebied. Samen met Staatsbosbeheer en andere partijen werken we daar aan een concept om via nieuwe rivierarmen extra ruimte voor de rivier te maken en water te gebruiken als kapstok voor originele vormen van wonen, natuur en recreatie.

4

dossier toekomst landelijk gebied

dan nog geld te reserveren voor de groene investeringen verdampt. De problematiek van te hoge grondverwervingprijzen speelt bijvoorbeeld in het Groene Hart.

Perspectief Voor Bouwfonds MAB Ontwikkeling zijn deze lastigheden geen reden om er nu maar van af te zien. Integendeel: nieuwe projecten staan op stapel. En wij werken actief mee aan voorstellen om de randvoorwaarden te verbeteren: op het terrein van het grondbeleid, de nieuwe rolverdeling overheid-marktpartijen en het formuleren van een gedragscode voor marktpartijen die voor het hele plan willen gaan en niet alleen de krenten uit pap hengelen.

Een debat over de toekomst van het landelijk gebied

Kiezen biedt kansen Het raakt ons allemaal; de toekomst van het landelijke gebied. In Huize Hoevelaken van Bouwfonds MAB Ontwikkeling, ontving Friso de Zeeuw (directeur Nieuwe Markten) een divers gezelschap met als doel van gedachten te wisselen over hoe nu verder met het landelijke gebied. Het verdwijnen van de koe uit het landschap, rood voor groenontwikkelingen, regionale verevening, financieringsvormen voor recreatief gebruik maar ook de behoefte aan besluitvaardigheid van de overheid zijn onderwerpen die hierbij de revue passeerden. Een impressie van het debat waarin de agrarische sector, de groene en rode partij, overheden en wetenschap elkaar uitdaagden. ‘De agrarische sector heeft het moeilijk’, is een geluid dat steeds vaker te horen is. De toekomst van het landelijk gebied vraagt om aandacht. Onder leiding van gespreksleider Fred Schoorl (directeur NIROV) zitten Lenie Dwarshuis (gedeputeerde Provincie Zuid-Holland), Marja van der Tas (voorziter VNG-Commissie RO), Jan Geluk (Tweede Kamerlid VVD), Jan Jaap de Graeff (algemeen directeur Natuurmonumenten), Theo van Leeuwen (melkveehouder), Willem Korthals Altes (Hoogleraar Grondbeleid TU Delft) en Friso de Zeeuw aan tafel.

Keuzes maken moet ‘Het landschap is te kwetsbaar om de markt z’n gang te laten gaan’, opent Van der Tas de discussie en voegt daar aan toe: ‘Koester het landelijk gebied, het is te mooi om te verliezen.’ Hier is iedereen aan tafel het over eens. Maar hoe dit moet gebeuren en wat daarvoor nodig is, is minder gemakkelijk te benoemen. Keuzes maken, daar lijkt vooral behoefte aan te bestaan. En dan gaat het om keuzes die de overheid moet maken over waar wel en niet agrarische functies in de toekomst gewenst zijn. En over waar boerenbedrijven wel en niet kunnen uitbreiden. Of over welke delen van de natuur de overheid wil beschermen. Kortom, keuzes ten aanzien van de toekomst van het landelijk gebied. Friso de Zeeuw spreekt zijn zorg uit over het gebrek aan visie van het Rijk ten aanzien van groene gebieden. ‘Het rijksbeleid is halfslachtig en staat in geen enkele verhouding tot de urgentie van de problemen die zich voordoen. Ook zijn slappe compromissen aan te wijzen die niet meer vol te houden zijn. Zo is het waterpeil in veenweidegebieden te hoog voor de boeren en te laag voor de natuur. De overheid moet stoppen met het bevorderen van dit soort vlees noch vis oplossingen die ook nog eens hartstikke duur zijn.’ Jan Jaap de Graeff deelt de visie van De Zeeuw. ‘Daarbij vind ik het vooral van belang dat de overheid de juiste condities schept. Als de overheid in een gebied het belangrijk vindt boeren te behouden, creëer dan condities waardoor dat ook daadwerkelijk mogelijk wordt gemaakt. En accepteer de consequenties. En omgekeerd, waar

natuur gewenst is, maak de agrarische bedrijfsuitoefening daaraan ondergeschikt. Natuurlijk zijn mengvormen van natuur en boerenland mogelijk. Maar maak helder wat voorop staat, en vlucht niet in compromissen. Kortom, ik pleit óók voor duidelijke keuzes.’

Toekomst bieden Lenie Dwarshuis kan zich hierin vinden, maar vraagt zich wel af op welke schaal dit soort keuzes moet worden gemaakt. ‘Kiezen betekent ook duidelijkheid bieden aan de boeren, zodat zij weten waar ze aan toe zijn. Die duidelijkheid betekent voor sommigen wél toekomst als agrariër voor anderen niet. Maar als de rijksoverheid gaat beslissen wat waar wél en niet mag en moet in de toekomst, bestaat natuurlijk het gevaar dat men vervalt in algemeenheden. Ook vind ik het belangrijk dat de cultuurhistorische waarde van specifieke locaties wordt meegenomen bij het maken van dit soort keuzes. Sommige landschappen moeten we cultiveren. De provincies willen samen met gemeenten en belanghebbenden deze afweging maken.’ Jan Geluk bekijkt het gebrek aan keuzes wat nuchterder: ‘Blijkbaar zijn de problemen en de urgentie deze op te lossen nog niet groot genoeg. Ik zie nog geen braakliggende gronden of zwaar verloederde stukken land. Het valt blijkbaar nog mee. Ik denk dat als die urgentie er wel is, de keuzes vanzelf worden gemaakt.’

Pappen en nathouden Degene aan tafel die in de praktijk het meest wordt geconfronteerd met het ontbreken van een duidelijke visie van de overheid is Theo van Leeuwen. Als melkveehouder merkt hij dagelijks dat er in de bedrijfstak duidelijk een behoefte aan helderheid bestaat. ‘Het is nu vaak een kwestie van pappen en nathouden. Boeren, ook die met vernieuwende, innovatieve ideeën over het gebruik van het landschap, lopen tegen een muur van wetgeving, gemeentelijke vergoedingen en regels, met name afkomstig uit Brussel.’ Willem Korthals Altes denkt dat het hebben van een duidelijke visie vooral

Willem Korthals Altes, Lenie Dwarshuis, Friso de Zeeuw en Jan Geluk

1

2

3 4

Volgens het recente rapport ‘Meerwaarde’ van de Raad voor het Landelijk gebied (oktober 2004) kunnen de EU-maatregelen op het vlak van toeslagen en inkomenssteun zelfs leiden tot een inkomensverlies van 16 tot zelfs 30 procent voor de melkveehouders en akkerbouwers. Rapport Meerwerk, advies over de landbouw en het landelijke gebied in ruimtelijk perspectief, advies 04 oktober 2004. ‘Nieuwe natuur vergt moderne natuurbeweging’, Financieel Dagblad, december 2004. Natuurbalans, tweejaarlijks rapport van het Milieu en Natuurplanbureau, september 2004.

dossier toekomst landelijk gebied

5


op provinciaal niveau thuishoort. ‘Gemeentegrenzen lopen vaak dwars door samenhangende landelijke gebieden heen en gemeenten in de landelijke gebieden zijn vaak te klein en missen daardoor de specialistische kennis om dit soort beleid uit te zetten.’

Nieuwe initiatieven Duidelijk is dat als het aan deze tafelgenoten ligt, de overheid aan zet is wanneer het gaat om keuzes op hoofdlijnen. Maar er doen natuurlijk meer partijen mee als het gaat om het ontwikkelen van nieuwe initiatieven voor het positief beïnvloeden van de toekomst van het landelijk gebied. Verschillende samenwerkingsverbanden van rode en groene partijen zijn denkbaar. De Zeeuw merkt op dat in het veld veel animo is voor ‘rood voor groen-achtige projecten’, maar dat het in de praktijk nog erg traag van de grond komt. ‘Dat is jammer, want in sommige gebieden kan het een perfecte oplossing zijn. Ik zeg met nadruk in sommige gebieden, want het kan lang niet overal. Dan denk ik aan het duurzaam veiligstellen van bepaalde groene gebieden in combinatie met bijvoorbeeld woonbebouwing in de nabijheid. Je maakt er als het ware één grondexploitatie van.’ Jan Geluk vreest voor verrommeling en verschraling van het landelijk gebied als er niets gebeurt. ‘Ik ben een groot voorstander van het instellen van zogenaamde gebiedsontwikkelaars, die integrale oplossingen bieden voor de toekomst van groene gebieden. Kort gezegd komt het er op neer dat als het groen wordt beschermd, partijen daarvoor in de plaats het recht krijgen om rood te ontwikkelen.’ Geluk heeft bij de behandeling van de Nota Ruimte dan ook een motie ingediend waarin hij voorstelt een instrument te ontwikkelen dat rood voor groenachtige initiatieven de nodige handvatten biedt. Een zorg die Geluk heeft is wel dat ontwikkelaars ‘het groen’ onvoldoende kennen. ‘Samenwerking tussen groene en rode partijen is echt nodig, vooral ook om van beide zijden de juiste kennis in te brengen.’ Maar het grootste aandachtspunt blijft volgens Geluk geld. Het motto van de motie is dan ook ‘voor wat hoort wat’. ‘Goed zorgen voor het platteland draait altijd om de vraag ‘wie gaat het betalen’?’

Opbrengsten verevenen Juist om antwoord te geven op die vraag, is het volgens de aanwezigen nodig na te denken over nieuwe financieringsvormen. Bijvoorbeeld het meenemen van collectieve (groene) voorzieningen in de grondexploitatie van nieuwe ontwikkelingen. Van der Tas zou graag zien dat er een constructie komt, waarbij kosten en ook opbrengsten van gelden uit verkoop van grond eerlijker kunnen worden verdeeld. ‘Hiermee kunnen we voorkomen dat één boer de opbrengsten van de grond (voor rode bestemming) in zijn zak steekt, terwijl zijn buurman er niets van terugziet. Of dat een gemeente moet investeren voor een nieuwe groene bestemming, terwijl buurgemeenten niet meebetalen, maar wel profijt hebben van de investeringen.’ Korthals Altes benadrukt dat het principe van verhandelbare ontwikkelingsrechten niet past binnen ons

Fred Schoorl, Marja van der Tas, Theo van Leeuwen en Jan Jaap de Graeff

6

dossier toekomst landelijk gebied

rechtssysteem en dus geen kansrijke oplossing is. De Zeeuw is het hiermee eens. Hij stelt voor goed na te denken over een oplossing, waarbij op regionale schaal opbrengsten en kosten van verschillende functies gezamenlijk worden verdeeld. Zo kent de ontwerpgrondexploitatiewet een lijst met kostensoorten waaraan alle ontwikkelende partijen moeten meebetalen. ‘Deze lijst zou voor regionale plannen met een gemengd programma selectief kunnen worden uitgebreid, met groene en blauwe voorzieningen.’ Projectontwikkelaars willen daarover meedenken, mits de financiële sluizen niet geheel open gaan. De Graeff benadrukt dat er hiervoor wel draagvlak bij de betrokken partijen moet zijn, anders slagen dit soort initiatieven niet; dat draagvlak zal er alleen zijn als een concreet verband kan worden gelegd tussen de plaats waar geld gegenereerd wordt (rode ontwikkelingen) en de plaats waar het besteed wordt (groen en blauw). Het gaat volgens De Zeeuw om het zo organiseren van samenwerkingsverbanden tussen overheden en marktpartijen, waardoor maatschappelijke doelen betaald kunnen worden. ‘De marktpartijen willen wel, maar ‘rood voor groen’ als standaardoplossing is te makkelijk. Op sommige plaatsen moeten de agrariërs meer vrijheid krijgen, terwijl er op andere plekken gewoon geld van de overheid bij moet om grond aan te kopen en in handen te geven van natuurinstanties.’

Structurele oplossingen bieden Een andere creatieve samenwerkingsvorm is nodig waar het gaat om het vergoeden van het beschikbaar stellen van boerenland voor recreatief medegebruik. Van Leeuwen benadrukt dat agrariërs innovatieve ideeën hebben als het gaat om recreatief medegebruik, maar dat zij wel een marktconforme onkostenvergoeding vragen om het mogelijk te maken. De vraag is hoe dit te organiseren valt? Of zoals Geluk het verwoordt: ‘Hoe krijg je het geld van die stedeling in de zak bij die boer die nieuwe manieren van recreatie mogelijk maakt? Via belastingen, of via de opbrengsten van rode ontwikkelingen?’ Dwarshuis oppert op haar beurt het instellen van gezamenlijke gebiedscontracten, waarin dit soort zaken worden vastgelegd. Hierbij gaat het om afspraken tussen gemeenten, agrariërs en mogelijk andere participanten. De vorm van het contract hangt erg af van het gebied.’ Het voordeel volgens Korthals Altes is dat als je dit soort afspraken maakt zonder de overheid erbij aan tafel, je niet aan allerlei lastige regels hoeft te houden. De overheden kunnen dan enkel kaderstellend zijn.’ Dwarshuis voegt daaraan toe dat de overheid dan wel van tevoren die keuzes gemaakt moet hebben, waarbinnen coalities dan kunnen werken. Schoorl vraagt zich af om welke schaal het hier gaat. De Graeff: ‘Het Rijk kan het niet, en de gemeenten ook niet. Het zou erg mooi zijn als de provincies dit soort kaders kunnen scheppen. Laten we het mesoniveau een goede kans geven’. Van Leeuwen sluit de discussie af met een wens:

Regio Noord-West Verscheidenheid is kenmerkend De regio Noord-West komt qua werkgebied bijna één op één overeen met de Provincie Noord-Holland. Wat we hier aan groene gebieden tegenkomen is zeer divers. De kuststrook, groen in en om de steden, de Beemster en Waterland, maar ook veenweidegebieden in de Kop van Noord-Holland en de Haarlemmermeerpolder. Rein Willems staat aan het roer bij Bouwfonds MAB Ontwikkeling regio Noord-West. Wat is er aan de hand in deze regio. Hoe ziet hij de toekomst van een van de meest verstedelijkte delen van het land? Willems valt met de deur in huis met twee ontwikkelingen die een grote invloed kunnen hebben op hoe met name de Kop van NoordHolland er in de toekomst uit komt te zien. Willems: ‘Dan heb ik het over de Wieringerrandmeerdiscussie en over plannen voor ‘wonen in zee’ bij Zijpe. Deze twee grootschalige projecten worden momenteel besproken en onderzocht. Als alleen al één van de twee doorgaat, zal het effect op het fysieke landschap in deze regio enorm groot zijn. Wat het lastig maakt, is dat dit type plannen altijd erg onzeker is. Terwijl de gevolgen enorm groot kunnen zijn. Niet alleen hebben ze gevolgen voor hoe het landschap eruit komt te zien, maar ook voor hoe we omgaan met woningbouw en met toerisme. Maar het valt moeilijk te voorspellen of en wanneer deze plannen doorgaan.’ Kijkende naar het landelijk gebied zijn er ook meer concrete verschijnselen zichtbaar. Zoals de trek van ‘bollenboeren’ afkomstig uit Zuid-Holland richting het noorden. De kleigronden in de kop van Noord-Holland zijn goed geschikt om bollen te telen. ‘Deze beweging is al jaren gaande’, aldus Willems. ‘Het gaat vrij ongecontroleerd. Terwijl de gevolgen voor het uiterlijk van het landschap groot zijn. Zo ook de lichtvervuiling door nieuwe kassengebieden bijvoorbeeld. Het gebeurt gewoon en ik denk dat er wel meer controle op zou kunnen worden uitgeoefend.’ Willems heeft zitting gehad in het ‘Expertteam Beeldkwaliteit’, een adviescommissie die de Provincie Noord-Holland heeft geadviseerd over een vernieuwende vorm van het beeldkwaliteitplan, een beleidsinstrument waarmee een verantwoorde integratie van nieuwe (woning)bouwplannen in het landschap bewerkstelligd moet worden. De provincie heeft in het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord uitgesproken dat zij de gemeenten een grotere rol willen laten spelen als het gaat om het maken van keuzes over mogelijke invullingen van het landelijk gebied. Leidend in dit soort keuzes zijn dan integrale beeldkwaliteitplannen. ‘Het Expertteam is positief over het toepassen van het instrument beeldkwaliteitplan, zeker omdat het in deze opzet echt als kwaliteitskader kan dienen: een duidelijke integrale visie op ontwikkelingsmogelijkheden en het landschap, met inachtneming van de historie van de gebieden. Daarmee worden ook keuzes gemaakt over welk deel van het landschap wel en niet wordt gecultiveerd.’

Grote wateropgave Willems merkt dat de landbouw het ook in zijn regio moeilijk heeft. ‘Sommige boeren kunnen hun broek maar moeilijk omhoog houden. Ik zie veel verrommeling en schaalvergroting. Boeren zoeken naar andere invullingen, ook als economische drager. Zoals allerhande vormen van recreatie of het beschikbaar stellen van gronden voor wateropvang. Dat laatste wordt een grote opgave de komende jaren, en zal ook van invloed zijn op hoe het landschap verandert. In de Groet Polder nabij Barsingerhorn werken we aan een nieuwbouwontwikkeling waar wateropvang integraal is meegenomen. Een deel van de polder komt onder water te staan, en we realiseren daar wonen aan het water. We bouwen dan overigens voornamelijk voor de bestaande vraag uit de regio.’

Versterken elkaar Meer richting Amsterdam zijn er twee gebieden die aandacht vragen. Enerzijds is er de Bloemendalerpolder. De provincie heeft deze polder – die ligt tussen Muiden, Weesp, Diemen en Amsterdam-Zuidoost – aangewezen als uitbreidingslocatie voor 4.500 woningen. ‘Daarvan is het,’ aldus Willems ‘op dit moment compleet onduidelijk wat er gaat gebeuren.’ Aan de andere kant van Amsterdam ligt de Haarlemmermeer. Willems: ‘Een zeer interessant, maar ook lastig gebied. Er liggen claims van zoveel verschillende functies. Natuurlijk van Schiphol, maar ook vanuit de woningbouw. De woningbehoefte in deze regio is enorm. De rijksoverheid wijst in de Nota Ruimte harde cirkels aan waar wel en niet gebouwd mag worden. Als deze cirkels niet worden losgelaten, kan nooit worden voldaan aan de woningbehoefte. Kijkende naar het landelijk gebied hier, kun je wel stellen dat de verstedelijkingsopgave leidend is boven natuurontwikkeling. In andere gebieden is dat weer anders. Zoals het gebied tussen Purmerend en Landsmeer, daar mag qua woningbouw niets meer, maar zijn we wel betrokken bij het maken van landschapsplannen. Ook in de kuststrook zit weinig beweging. Dat is ook juist het mooie van deze regio, die combinatie van verstedelijking en landelijkheid. Deze twee versterken elkaar.’

dossier toekomst landelijk gebied

7


Regio Noord-Oost We hebben genoeg groen

Regio Midden-Oost Bijzondere landschappelijke kwaliteit

Regio Noord-Oost is in alle facetten een ware tegenhanger van de drukbevolkte regio’s in de Randstad. Ruimte genoeg. De provincies Overijssel, Drenthe, Groningen en Friesland zijn bijna helemaal landelijk gebied. Klei, zand en veengronden en daarop gebaseerd ook verschillende typen landbouwgronden zijn hier te vinden, afgewisseld met heidegebieden of bossen. In gesprek met Regiodirecteur Patrick Jansen nemen we deze regio onder de loep en bespreken we de visie van Bouwfonds MAB Ontwikkeling de komende periode als het gaat om de toekomst van het landelijk gebied.

De meest centraal gelegen regio van Bouwfonds MAB Ontwikkeling is Midden-Oost, daar waar Walter de Boer aan het hoofd staat. In zijn werkkamer in Amersfoort hangt een grote kaart aan de muur. Drie provincies (Utrecht, Gelderland en Flevoland) staan allemaal op de kaart en ‘zijn elk anders interessant wanneer het gaat om het landelijk gebied’, aldus De Boer. Wat gelijk opvalt als we de plattegrond van deze regio beter bekijken, is een aantal nationale parklandschappen, zoals de Utrechtse Heuvelrug, het Groene Hart en natuurlijk de Veluwe. Maar ook de Nieuwe Hollandse Waterlinie, het rivierenlandschap en het Noorderpark. De Boer: ‘Dit zijn natuurlijk prachtige gebieden qua landschappelijke kwaliteit. Echter het aantal conflicterende ruimtelijke claims is het afgelopen decennium fors toegenomen en deze ontwikkeling zal zich naar verwachting voortzetten. Dit bemoeilijkt steeds meer het vinden van kwalitatief hoogwaardige oplossingen voor ruimtelijke vraagstukken’.

‘Het landelijk gebied is voor ons heel normaal’, opent Jansen het gesprek. ‘Als ik van Zwolle naar Emmen ga met de auto, rijd ik bijna alleen maar door het groen. De steden uitgezonderd natuurlijk. De discussies die we hier voeren zijn dan ook van een hele andere orde dan in de meer verstedelijkte delen van Nederland. Groene gebieden beschermen en cultiveren is hier gewoon veel minder aan de orde. Ongeveer tachtig procent van ons grondgebied is groen, en dat zal over vijftig jaar niet veel anders zijn. We hebben er voldoende van. Wat we wel heel sterk merken is dat, kijkende naar de woningbouwontwikkeling, sterke groei bijna nergens meer plaatsvindt. Van echte ontvolking is nog geen sprake, maar toch is er in het Noorden een behoorlijke afname in het bevolkingssegment tussen 20 en 40 jaar. En nu de plannen voor de Zuiderzeelijn weer ter discussie staan, zal deze trend vermoedelijk niet makkelijk gekeerd kunnen worden. Dat is een gegeven waar wij iets mee moeten. Dat doen we door heel precies te bekijken wat de woonwensen zijn van de mensen hier. Juist als de bevolking afneemt, moet ons aanbod optimaal aansluiten op de vraag.’

Kansen benutten Het beleid van de drie noordelijke provincies is erop gericht om woningbouw te stimuleren ten gunste van de grotere plaatsen. Concurrentie met de steden wordt niet toegestaan. Wat Bouwfonds MAB Ontwikkeling in deze regio altijd heeft gedaan, en nog steeds doet, is ‘erbij zijn daar waar het gebeurt’. Jansen licht toe: ‘Op creatieve wijze proberen wij overal waar we denken dat er kansen liggen, woningbouw een plek te geven. Maar wel met de wetenschap dat de markt, de bevolking en de woonwensen hier heel eigen zijn. En echt niet te vergelijken met landelijke trends en cijfers. Wat we merken is dat kopers hier geïnteresseerd zijn in echt ruim en landelijk wonen. Op binnenstedelijke locaties is wel weer behoefte aan appartementen. De vraag verschilt per locatie.’

Buurtschappen In Leeuwarden bijvoorbeeld, bij de ontwikkeling van de nieuwbouwlocatie ten zuiden van Leeuwarden, heeft Bouwfonds MAB Ontwikkeling het begrip ‘buurtschappen’ geïntroduceerd. Jansen: ‘We bouwen daar een soort kleine (nieuwe) dorpjes naast elkaar,

8

dossier toekomst landelijk gebied

met elk een eigen karakter. Het gaat steeds om ongeveer 400 woningen, omringd door natuur. Wonen tegen de stad aan, met al zijn voordelen, maar wel het gevoel dat je in een dorp woont. Dat is waar mensen behoefte aan hebben.’ Bouwfonds MAB Ontwikkeling is daarnaast ook actief in kleine kernen. In Appingedam bouwden ze 14 woningen bijvoorbeeld. ´Dit is een heel bewuste keuze,´aldus Jansen. ´Vaak is het lastig, dit soort kleinschalige ontwikkelingen’. Maar we willen ook deze kopers in onze regio een kans bieden. Wat we altijd proberen in dit soort plaatsen is veel diversiteit aan te bieden en woningen aan te bieden in kleine porties. En echt op zoek te gaan naar waar behoefte aan is, naar niches in de markt.´

Maatschappelijke rol vervullen Terug naar het groen. Jansen: ‘Het groen is voor ons zo vanzelfsprekend, en dus echt minder een issue. Dat wil overigens niet zeggen dat we er nooit over nadenken. Wij merken ook dat agrariërs het hier lastiger hebben dan vroeger. Landbouwgrond daalt in waarde. Nieuwe initiatieven zijn nodig voor sommige gebieden. Zo ondersteunen wij, met een aantal andere partijen, onderzoek over de toekomst van de veenkoloniën. Wij voelen ons betrokken bij wat er gebeurt in de regio en vinden het belangrijk om mee te denken over de toekomst. Noem het een maatschappelijke rol waarvan ik vind dat we die moeten vervullen.’

Drenthenieren Merkt Jansen dat mensen van buiten de regio hier naar toe trekken? Omdat wonen in het groen hier mooier is en er gewoon meer ruimte is? ‘Nee, een aantal jaren geleden leek het erop dat dit een trend zou worden, maar in de praktijk blijkt het tegen te vallen. Negentig procent van de kopers van nieuwbouw, komt gewoon uit de eigen regio. Het ‘Drenthenieren’ heeft nog niet echt doorgezet. Wat we wel zien is mensen uit het westen die hier een recreatiewoning hebben. Maar dan praat je over een tweede woning. In de toekomst zie ik het wel voor me dat mensen bijvoorbeeld een appartement in Den Haag hebben, en in het weekend in een huisje in de Drentse natuur wonen. De kracht van deze bijzonder groene en mooie omgeving spreekt natuurlijk mensen wel aan. En ruimte hebben we genoeg.’

Wat is er verder aan de hand in het landelijke gebied? De Boer: ‘Om maar eens met de makkelijkste provincie te beginnen; in Flevoland is alles redelijk overzichtelijk. Hier vind je de meest productieve akkers van Nederland, weinig problemen dus. Er is ook genoeg ruimte voor infrastructuur, woningbouw en werkgelegenheid. Lastig is hier wel dat er ruimte genoeg is, maar dat de economische vraag zijn grenzen kent. Opmerkzaam is het dat een tweetal grote bouwplannen in en nabij het IJsselmeer – Graansteiger en Noordersluis – vertragen of mogelijk erger. Dit komt door de sterk opgevoerde veiligheidsmarge vanuit Rijkswaterstaat alsmede de nieuwe Flora & Fauna-wetgeving.’

Gebiedsgerichte projecten De Boer wijst op de relatie tussen de visie van de politiek en het landschap. ‘Politiek beschouwd is Utrecht een zeer traditionele ‘groene’ provincie, waar vaak bestuurlijke weerstand bestaat tegen het aanwijzen van grootschalige woningbouwlocaties. De provincies Utrecht en Gelderland kennen natuurlijk een enorme verscheidenheid in natuur en landschap. Door middel van gebiedsgerichte projecten als Parklandschap De Ronde Venen, Hart voor de Heuvelrug en reconstructieplannen in de Gelderse Vallei en de Veluwe probeert men ruimtelijke problemen aan te pakken. Rood voor groen en blauw combinaties vormen in deze provincies de huidige kaders.’ Locaties als Rijnenburg en Vathorst (Noord) zijn hier voorbeelden van.

Buurtschappen Een andere ontwikkeling is Schalkstad, een nieuwe wijk van ca. 2.500 à 6.500 woningen, aan het Randstadspoor nabij Culemborg. De Boer: ‘Nu de overheid gekozen heeft voor grote investeringen in dit type openbaar vervoer, is het begrijpelijk dat grootschalige woningbouwlocaties aan deze lijn worden geprojecteerd. Bij Schalkstad denken we aan het ontwikkelen van buurtschappen; kleine eenheden van 60

tot 200 woningen ruimtelijk gescheiden van elkaar door een groene omgeving. Ook zijn in dit plan inundatiegebieden (gebieden die onder water kunnen komen te staan, om waterberging op te lossen), om de Hollandse Waterlinie terug te laten keren in het landschap.’ De Boer glimlachend: ‘de Randstad verschanst zich’.

Reconstructieplannen In de regio Midden-Oost is een aantal reconstructieplannen vastgesteld, als reactie op de varkenspestepidemie van 1997. Deze reconstructieplannen zijn ingesteld om de problemen die op het platteland spelen aan te pakken. In landbouwgebieden zitten functies als wonen, werken, recreatie natuur en landschap elkaar vaak in de weg. Het gevolg is dat een economisch belangrijke sector als recreatie zich niet genoeg kan ontwikkelen. Ook wordt de kwaliteit van natuur, landschap, water, cultuurhistorie, milieu en leefbaarheid onvoldoende verbeterd. De Boer: ‘Om een voorstelling te geven van de omvang van deze plannen: ze zullen bijna 1,4 miljard euro gaan kosten. Een gevolg van deze plannen is dat er in de buitengebieden veel bedrijfsgebouwen vrijkomen. Om een goed hergebruik van de vrijkomende bebouwing te bevorderen bestaan er ‘Ruimte voor Ruimte-regelingen’ en initiatieven voor nieuwe landgoederen en andersoortige compensatieregelingen. Wat je ook ziet, zijn boerderijen die verbouwd worden tot kampeer- of kaasboerderijen. Maar grootschalige rode ontwikkelingen zijn hier schaars. Een uitzondering vormt het KAN-gebied; hier is een beleid dat gericht is op de verplaatsing van grote kassengebieden in de rode contouren naar speciaal daarvoor aangewezen plekken. Een mooi voorbeeld is ons project in Huissen waar Bouwfonds MAB Ontwikkeling in het kader van dit beleid circa 1.200 woningen ontwikkelt, temidden van een bestaande woonwijk.’

dossier toekomst landelijk gebied

9


Niek Mares en Peter Hoesbergen

Regio Zuid-West Ontwikkelen met respect voor groene gebieden

Regio Zuid Inzetten van expertise bij rood voor groen

Het Groene Hart, de Duin- & Bollenstreek, het kassengebied, de veenweidegebieden maar ook de kuststrook, dragen allen sterk bij aan de kwaliteit van het meest verstedelijkte deel van Nederland. Deze groene diversiteit biedt kwaliteit en kansen. Kijkende naar rode ontwikkelingen staat in de regio waar Ries Jelier de scepter zwaait veel te gebeuren. Het gebied (regio Zuid-West) dat de provincies Zuid-Holland en Zeeland beslaat, krijgt volop aandacht in de Nota Ruimte. Zo wordt gesproken over projecten zoals Greenport, de Zuidplaspolder en natuurlijk de Rijn-Gouwelijn. Verstedelijken om en nabij infra knooppunten, grootschalige binnenstedelijke ontwikkelingen maar ook de enorme woningbehoefte in de regio spelen een duidelijke rol de komende jaren. Maar ook in het landelijke gebied is een aantal trends aan te wijzen. In gesprek met Ries Jelier, directeur Bouwfonds MAB Ontwikkeling, regio Zuid-West.

Duidelijke verschuivingen zijn te zien in de landbouwsector en daarmee in het uiterlijk van het landelijk gebied in de regio Zuid. Niek Mares (Marketingmanager) en Peter Hoesbergen (Ontwikkelingsmanager en Stedenbouwkundige) hebben een duidelijk beeld van wat er speelt. Opvallend in deze regio is de betrokkenheid van de provincies bij de toekomst van de landelijke gebieden. Ook Bouwfonds MAB Ontwikkeling voelt zich betrokken bij het groen. Hoesbergen: ‘Wij hebben veel ervaring en expertise die we voor rood voor groen ontwikkelingen in kunnen zetten.’

In de periode tot 2014 moeten er in deze regio ruim 70.000 nieuwe woningen gebouwd worden, boven op de 30.000 woningen die al gepland waren. In totaal gaat het dus om 100.000 nieuwe woningen. Dit zijn aantallen die zeker effect zullen hebben op hoe het landelijk gebied in deze regio eruit komt te zien. Jelier: ‘De ambitie van de Provincie Zuid-Holland is om 30.000 woningen te realiseren in nieuwe uitleggebieden, zoals in de Zuidplaspolder en bij Valkenburg. Er is een duidelijke trek vanuit de binnensteden naar buiten waar te nemen. Dan gaat het met name om de middenklasse. Dit gaat natuurlijk effect hebben op het landelijk gebied. Ik zie het als één van onze taken om aan deze behoefte invulling te geven, met respect voor de landelijke gebieden. Zo valt te denken aan landgoedachtige ontwikkelingen. In de Westlandse Zoom bijvoorbeeld (aan de zuidkant van Den Haag, gemeente Westland) ontwikkelen we in samenwerking met de gemeente Westland een woongebied, ook wel ‘Nieuw Wassenaar’ genoemd. Circa 2.000 woningen voor de bovenkant van de markt, in een groene omgeving.’

Hoofd boven water houden Dat de nieuwe woningontwikkelingen van invloed zijn op hoe het landelijk gebied eruit komt te zien, lijkt helder. Maar kijkend naar die groene gebieden, komen andere vragen boven drijven. Hoe doen de agrariërs het? Hebben zij het echt zo moeilijk als wel gezegd wordt? Jelier: ‘De veehouderij in deze regio heeft steeds meer te kampen met tegenvallende resultaten. Grond verkopen ten behoeve van nieuwe ontwikkelingen, levert de boer soms meer op dan het boerenbedrijf voorzetten. In het kassengebied zien we dat permanente innovatie nodig is om mee te doen in de wereldtop en concurrerend te blijven. De kassen van tegenwoordig zijn echt complete fabrieken. Het gebied in zijn totaliteit is toe aan renovatie c.q. herinrichting en schaalvergroting hoort daarbij. ’

Verhuizen naar het noorden Ook in de Duin- & Bollenstreek zijn problemen waar te nemen. Bollen leveren steeds minder op en ook hier is de concurrentie met het buitenland groot. Het Pact van Teylingen (een gezamenlijk manifest opgesteld voor en door de Duin- en Bollenstreek met

10

dossier toekomst landelijk gebied

afspraken over de toekomstmogelijkheden van het gebied) maakt schaalvergroting ter plekke niet mogelijk. Jelier: ‘Wat je ziet is dat deze bollenboeren verhuizen naar Noord-Holland. Veel bollenboeren stappen daarnaast over van bollen op bloemenproductie, dit is vaak goedkoper en winstgevender dan bollen. En voor die bloemenproductie worden nieuwe kassen gebouwd. In de Bollenstreek zien wij kansen om te verstedelijken in de directe nabijheid van infrastructuur en/of openbaar vervoer. Rond het station van Hillegom bijvoorbeeld, goed ontsloten en mooi gelegen. Een perfecte nieuwe woningbouwlocatie lijkt mij.’

Herbezinning Bouwfonds MAB Ontwikkeling wil op een kleinschalige wijze, passend bij het karakter van de plek, ‘rood voor groen-achtige projecten’ oppakken. Uiteraard met respect voor het vigerende beleid. Jelier: ‘Wij merken dat zelfs ten aanzien van het Groene Hart er een herbezinning lijkt te komen. Mogelijk wordt er in de toekomst meer bebouwing in de corridor Leiden-Alphen aan den Rijn toegelaten. Wij merken dat er door verschillende rode maar ook groene partijen meer en meer gekeken wordt naar werkelijke toekomstwaarde en overlevingskansen van groene gebieden. Dus niet zonder meer alles groen willen houden, maar selectiever gericht op de toekomst bekijken of in een gebied met minder toekomstwaarde c.q. overlevingskans misschien toch woningbouw mogelijk moet worden gemaakt. Ik denk dus dat er in Het Groene Hart gebieden liggen die onvoldoende duurzaamheid hebben en waar gecombineerd groen-rode ontwikkelingen een oplossing kunnen bieden.’

‘Wat wij hier zien en merken als het gaat om veranderingen in de landbouw?’ opent Niek Mares het gesprek. ‘Er zijn natuurlijk veel verschillende ontwikkelingen gaande. Zoals de extensivering van de landbouw en een groot aantal opheffingen van boerderijen. De economische waarde van de landbouw zit meer in modernere productieketens. Zo is er steeds minder grondgebonden landbouw, dus minder akkerbouw. Verder zie je nieuwe ontwikkelingen van recreatief gebruik van landbouwgronden, zoals boerderijcampings. Samenvattend kan gezegd worden dat de groene ruimte duidelijk op een andere manier benut gaat worden, doordat de landbouw anders gaat functioneren en wordt verbreed.’

Heldere visie De Provincie Brabant speelt een duidelijke rol in het ontwikkelen van een heldere visie op toekomst van deze landelijke gebieden. Zo heeft de provincie zogenaamde reconstructiecommissies ingesteld. Mares: ‘Dit zijn commissies, die adviseren over een nieuwe ruimtelijke ordening van het platteland. Zo geven zij advies over het verplaatsten van functies of het slim combineren ervan. Ook bekijken zij hoe de verrommeling kan worden tegengegaan en geven ze advies over nieuwe functies voor het landelijk gebied. Nadrukkelijk wordt ook rekening gehouden met de ecologische hoofdstructuur.’ De provincie ontwikkelt met deze reconstructiecommissies heel actief duidelijk beleid. ‘Ze bieden daarnaast ook nieuwe instrumenten aan,’ aldus Mares. ‘Brabant heeft zeven pilotgemeenten aangewezen, waar contingentvrij gebouwd mag worden: als je binnen de rode contour blijft, dan mag je zoveel woningen bouwen als je maar wilt. Hiervan wordt door gemeenten als Oisterwijk en Geertruidenberg dankbaar gebruik gemaakt. Daardoor worden gelijk de rafelige randen, die zorgen voor een rommelige aanblik, in de dorpen weggewerkt. Met dit soort kleinschalige ontwikkelingen houdt ook Bouwfonds MAB Ontwikkeling zich onder andere bezig.’

Pionieren Deze rood voor groen-achtige ontwikkelingen zitten nog wel in een pioniersfase. Als het aan Jelier ligt, ondergaat de landelijke omgeving in ‘zijn regio’ de komende jaren een metamorfose. ‘Ik zie kansen in verschillende nu nog groene gebieden. Als de verschillende functies integraal op elkaar worden afgestemd, en ook in de financiering worden meegenomen, is er veel mogelijk. Natuurlijk met respect voor de groene gebieden.’

Vitaliteit in stand houden Als marketeer is Mares goed op de hoogte van welke vraag er in de woningmarkt bestaat. ‘Wij merken dat er een duidelijke behoefte bestaat aan nieuwe woonvormen, met name op het platteland. Vergrijzing en ontgroening in de dorpen liggen daaraan ten grondslag. Ouderen, maar ook jongeren kunnen nu vaak niet terecht in een

geschikte woning in hun eigen dorp. Zij worden bijna gedwongen naar de stad te vertrekken. Wij willen voor deze groepen ook op het platteland ruimte bieden. Dit is een van de opgaven voor de komende jaren. Voor de dorpen is het van belang dat er ingrepen worden gedaan om de vitaliteit in stand houden. Dat kan door het toevoegen van woningen voor jongeren, maar ook door het clusteren van publieke voorzieningen die zelfstandig niet kunnen overleven.’

Denken vanuit het groen Bouwfonds MAB Ontwikkeling voelt voor samenwerken met groene partijen. Hoesbergen: ‘Wij zien duidelijke ontwikkelingskansen voor rood voor groen. De overgang van toelatingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie, die het ministerie van VROM inzet, is echt nodig om rood voor groen mogelijk te maken. Dit type samenwerking vraagt niet alleen ander beleid, maar impliceert ook een meer offensieve lijn vanuit de groene partijen. Onze visie is beginnen met denken vanuit het groen. De groene partijen moeten ons vertellen wat zij willen. Samen kunnen we vervolgens op zoek naar een haalbare oplossing. Zodat wij de rode instrumenten, waaronder ook de opbrengsten, ten dienste kunnen stellen van ecologische en duurzame ambities. De rol van rode partijen is daarbij faciliterend.’

Financiële constructies zijn nodig Bouwfonds MAB Ontwikkeling wil integraal, doelgericht en innovatief ontwikkelen. Dat betekent vooral dat vanaf het eerste initiatief stil wordt gestaan bij de relaties tussen marktpotenties, financiële haalbaarheid en landschappelijke en ecologische kwaliteit. Hoesbergen: ‘Deze conceptgerichte manier van denken hanteren we voor stedelijke ontwikkelingen, maar is voor het kijken naar het buitengebied ook interessant. Ook voor adequate financiële oplossingen moeten nieuwe constructies worden bedacht. Zo valt te denken aan beheerscontracten, zoals we ook bij Haverleij in Den Bosch hebben gedaan. Het ontwikkelen en beheren van het groen is daar in de exploitatie van het rood opgenomen. Zodra de schaal van projecten groter wordt, als een plangebied bijvoorbeeld in meerdere gemeenten ligt, zijn andere constructies nodig. De provincie kan een belangrijke rol spelen om die condities te scheppen waarbinnen groene en rode partijen samenwerken. Wij willen wel.’

dossier toekomst landelijk gebied

11


Trendwatcher Adjiedj Bakas

We moeten platteland beter inrichten op toeristen ‘We leven in een belevingseconomie, mensen willen alles doen en ervaren. Liefst tegelijkertijd. Parttime living is hiervan een gevolg. We hebben straks een appartement in de stad en een huisje op het platteland. Dat platteland moet dan natuurlijk wel mooi, veilig en schoon zijn.’ Aan het woord is Adjiedj Bakas, eigenaar van Dexter, een adviesbureau dat overheden en marktpartijen adviseert over vraagstukken met betrekking tot demografische veranderingen en maatschappelijke ontwikkelingen. Bakas wordt wel één van de belangrijkste trendwatchers van Nederland genoemd. Hij voorspelt de toekomst met een brede lach op zijn gezicht. Inspirerend, en soms een beetje uitdagend heeft hij ook op de toekomst van het landelijk gebied een geheel eigen visie. ‘Projectontwikkelaars bouwen nu, zonder rekening te houden met hoe de demografische opbouw van de bevolking in de toekomst eruit ziet. Het is idioot dat we in Nederland maar blijven bouwen, terwijl het inwoneraantal gaat dalen. Nederland kent aan het einde van deze eeuw nog maar tien à twaalf miljoen inwoners. Niet meer klakkeloos bouwen voor later lijkt mij. Tijdelijk bouwen is het antwoord. Dit geldt niet alleen voor Nederland. De Europese bevolking krimpt deze eeuw met twintig tot veertig procent. We moeten dus niet meer bouwen voor de eeuwigheid, maar op zoek gaan naar tijdelijke oplossingen. En weten voor wie je bouwt. Want let wel, in 2020 is eenderde van de Nederlandse bevolking ouder dan 55 jaar. De vergrijzing zal grote effecten hebben op hoe het land eruit komt te zien.’ Lachend: ‘Het zal straks een stuk rustiger worden met alle bejaarden.’

Parttime living

‘Stedelijke allure we ‘Aan pret kunnen doortrekken naar de veel geld gaan verdienen, maar we moeten wel het landschap mooi maken’

12

dossier toekomst landelijk gebied

Bakas filosofeert verder over de effecten van de vergrijzing. ‘Europa wordt één groot pretpark, want bejaarden hebben tijd en geld genoeg. En ze vervelen zich dus willen ze vermaakt worden. Pret wordt de belangrijkste economische pijler.’ Dit laatste is ook één van de zeven trends die Bakas beschrijft in zijn pas geleden verschenen boek ‘Megatrends Nederland’. ‘Nederland is een prachtig land voor toerisme,’ aldus Bakas. ‘Het is nu al één groot openluchtmuseum, en dat zal alleen maar toenemen. Als we als land inspringen op pret als economische pijler, zullen we landschap en ook het platteland anders moeten inrichten. Ik denk aan lieve kleine dorpjes. Geen Vinex, daar heb ik nooit iets in gezien. Vinex is namelijk net niets. Niet de drukte en de gezelligheid van steden. Maar ook niet de echte rust van het platteland. Met parttime living als markt van de toekomst, is straks behoefte aan echt rustig dorps wonen. En aan echt stedelijk wonen. Steden moeten dan ook groter worden om aan de behoefte te voldoen. Optoppen en verdichten dus. Binnen de ring Parijs wonen vier keer zoveel mensen als binnen de ring Amsterdam, op dezelfde grondoppervlakte. We moeten gewoon de lucht in. Natuurlijk wordt het dan drukker in de stad, maar dát is juist de bedoeling. Mensen die in de stad wonen, willen juist drukte. En als je even geen zin hebt in weer een parade of Koninginnedagfeest voor je deur, vertrek je gewoon naar je huisje op het platteland. Door de technologie maakt het niet meer uit waar je je fysiek bevindt, je bent immers overal bereikbaar via internet en telefoon. Maar al de verrommeling op het platteland moet dan wel verdwijnen; het moet er mooi en opgeruimd zijn. Alleen dan kan het optimaal worden gebruikt om te onthaasten.’

Aziatisering In de ogen van Bakas is het platteland trouwens niet alleen voor bejaarden interessant maar ook voor de Aziaten. De visionair benadrukt dat aan een Aziatisering van de westerse maatschappij niet te ontkomen valt. ‘Nu al komen er jaarlijks 60.000 Chinese toeristen bij ons op bezoek. In 2024 zijn dit er waarschijnlijk een miljoen of meer per jaar. De Chinese en Indiase middenklassen hebben geld, en komen hier straks met duizenden per week. Zij vinden het platteland van Nederland charmant. Ze houden van de popperige Nederlandse huisjes en dorpen. Juist omdat ze dat zelf niet hebben. Voor hoogstaande architectuur komen ze niet, dat kunnen ze namelijk zelf veel beter. Denk je nu echt dat ze naar de Rembrandttoren komen kijken, als je ziet wat ze zelf in Sjanghai bouwen?’ Bakas wacht niet eens op het antwoord. ‘Natuurlijk niet, ze willen de Zaanse Schans en de koeien in de wei zien. Die Aziaten zien Europa als een groot Disneyland. Of we dat wel moeten willen? Natuurlijk, dat is toch handel. Aan pret kunnen we de komende decennia veel geld verdienen. We moeten ons landschap mooi maken. De tijd van middelmaat is voorbij.’

Emigreren Deze verschuiving heeft nogal wat effect voor de boeren in Nederland. Als het landschap straks alleen bedoeld is voor onthaasten en pret & leisure, rijst de vraag waar we met onze boeren naar toe moeten? In de ogen van Bakas is dat helemaal niet zo moeilijk. ‘Naar het buitenland’, klinkt het droogjes. ‘Landen staan echt voor onze Nederlandse boeren in de rij. Iedereen wil ze namelijk hebben omdat ze echt goed in hun vak zijn. Ze zijn efficiënt, hebben verstand van zaken en het zijn ook nog harde werkers. Er staan op dit moment 5.000 boeren ingeschreven om te emigreren. Het buitenland vécht om ze. Zelf ben ik bijvoorbeeld betrokken bij een project om Nederlandse boeren te verhuizen naar Uruguay. Misschien niet het eerste land dat je verwacht als het gaat om emigratie, maar geloof mij, zeer kansrijk. Een fijn land, zonder dictatuur, lekker weer en leuke mensen.’ Overigens wil Bakas de Nederlandse agrariërs niet allemaal uitplaatsen. ‘Ik zie nog wel kansen voor recreatieve boerderijen in Nederland. Maar de boeren hebben het hier nu al zwaar. En het wordt voor menig boerenbedrijf alleen nog maar zwaarder. Daarom, emigreren of toch inspringen op de nieuwe economische pijler pret. Want dat gaat echt de toekomst worden.’

dossier toekomst landelijk gebied

13


Jan Heijkoop voorzitter van LTO Noord

Ik zie Nederland als provincie van Europa Jan Heijkoop, voorzitter van LTO Noord, praat met enthousiasme over de kansen die er voor de Nederlandse boeren zijn. ‘Vergis je niet maar we zijn het tweede of derde, dat wisselt, grootste exporterende land van de wereld als het gaat om agrarische producten. We zijn ook een zeer innovatieve sector.’ Maar tegelijkertijd heeft hij ook zo zijn zorgen. ‘De druk op onze sector neemt toe. Er is veel stille armoede. Het is natuurlijk ook wrang te ondernemen op Hbo-niveau om vervolgens op het minimumniveau te moeten leven.’ Heijkoop over boeren in de toekomst, ontwikkelingsplanologie en een pleidooi voor grotere provincies. Sinds januari van dit jaar zwaait Heijkoop als voorzitter de scepter over LTO Noord. Deze nieuwe organisatie is ontstaan uit een fusie tussen de land- en tuinbouworganisaties GLTO, NLTO en WLTO. Collectieve belangenbehartiging voor ondernemers in de agrarische sector is de hoofdactiviteit van LTO Noord die verder onafhankelijk opereert maar wel bij LTO Nederland is aangesloten. Heijkoop kent als voorman de klappen van het besturen: als oudburgemeester van Comstrijen, oud- gedeputeerde van Zuid-Holland en laatstelijk voorzitter van WLTO. Maar Heijkoop is tevens ook melkveehouder. Hij is voor vijftig procent eigenaar van Heijkoop bv, een melkveehouderijbedrijf dat jaarlijks maar liefst 10 miljoen liter geitenmelk verwerkt tot allerhande producten. ‘Van kaas tot poeder en met diverse vestigingen in het land’, zegt Heijkoop op een rustige toon. En dat laatste kenmerkt helemaal zijn manier van doen. Als Heijkoop praat, klinkt dat beslist en wordt tegenspraak bijna niet geduld. Zo schetst hij in het begin van het gesprek even duidelijk als onverstoorbaar de huidige toekomstperspectieven voor de agrariërs in Nederland. ‘Die is goed, ik voorzie schaalvergroting. Vooral wanneer de melkveehouderijen groter worden, hebben zij een goede toekomst. Grootschalige bedrijven kunnen namelijk efficiënt produceren. Voor de kleinere ondernemingen zie ik vooral een toename in nevenactiviteiten zoals landschapsbeheer, zorgboerderijen etcetera. Je ziet op dit vlak diverse agrarische natuurverenigingen ontstaan. Dat is belangrijk om onze typische Nederlandse cultuursoorten vast te houden.’

Biomassa

‘Stedelijke allure ‘Het speelveld voor de doortrekken naarhet de agrariërs is aan veranderen, Nederland komt nog meer op eigen benen te staan’ 14

dossier toekomst landelijk gebied

Maar niet alleen in schaalvergroting van de bestaande sector en als zeg maar ‘bewaker van het oude’ ziet de LTO Noord-voorman kansen. ‘Kijk’, zegt Heijkoop terwijl hij zijn kopje koffie van zich afschuift, ‘de voorraad fossiele brandstoffen neemt binnen nu en twintig jaar fors af. Biomassa zal dan belangrijk worden om energie op te wekken. Ik voorzie dan ook dat het verbouwen van gewassen voor biomassa een belangrijke pijler voor de agrarische sector gaat worden.’ De vraag dringt zich dan natuurlijk op wat dit voor Nederland betekent. Heijkoop knikt. ‘Er zullen boeren op het telen van deze gewassen overgaan. Verder zie ik Nederland in dit kader als provincie van Europa. Met andere woorden, elders in Europa is meer ruimte om deze gewassen te verbouwen. Dat neemt niet weg dat de Nederlandse agrariër ondernemend genoeg is om daar een rol in te spelen. Want vergis je niet. Dertig procent van de Deense melk wordt daar door Nederlanders geproduceerd. En dat geldt ook voor landen als Canada en Duitsland.’

Liberaliseringslag Kortom het speelveld voor de Nederlandse agrariër is aan het veranderen. ‘Inderdaad. Door het afbouwen van Europese steun komt in Nederland de landbouw nog meer op eigen benen te staan. Er wordt een liberaliseringslag gemaakt als het gaat om de afzetmarkten, open grenzen.’ Dan vindt Heijkoop het tijd om zijn functie als voorzitter van de belangenorganisatie naar voren te

brengen. ‘Ook voor arbeid zijn er open grenzen. Maar als dan blijkt dat er 30.000 Polen in de land- en tuinbouwsector werkzaam zijn, is dat te veel en moeten er maatregelen worden genomen. Dat is hypocriet. Wel pleiten voor een vrije markt voor producten maar diezelfde markt afschermen als het gaat om werkgelegenheid. Wanneer je als overheid graag Nederlanders in deze sector aan het werk wilt hebben moet je dat stimuleren.’

Ontwikkelingsplanologie Terug naar het landelijk gebied en de toekomst daarvan. Heijkoop ziet veel in meervoudig grondgebruik. ‘En dan heb ik het over openheid, produceren en de beleving van het landschap voor de recreant.’ De druk op die openheid van het landschap neemt toe. ‘Het is vooral moeilijk op die overgangsgebieden tussen stad en platteland. Hoe ga je daarmee om? Maar ook landgoedontwikkelingen. Wij zijn daar niet per definitie op tegen maar het moet wel op een juiste en verantwoorde wijze gebeuren. Visie moet er achter zitten. Wat wil ik ermee? En op welke wijze kunnen we een deel van de opbrengsten van rood ten goede laten komen aan groen.’ Bij het woord ontwikkelingsplanologie dat in dit kader voor de hand ligt veert hij op. ‘Ik ben voor ontwikkelingsplanologie maar niet in termen van wat je nu wel eens hoort ‘alles moet kunnen’. Op voorhand vind ik ook dat steden, steden moeten blijven. Dan blijven dorpen, dorpen en open ruimten, open ruimten. Met andere woorden, in de steden moet een blijvende verdichting plaatsvinden. Waarmee ik niet wil zeggen dat er in het landelijk gebied niets kan, maar dit moet dan zeer zorgvuldig en met oog voor de producenten in dat gebied gebeuren.’ Ruimtelijke ordening en landbouwbeleid moeten in zijn visie dan ook hand in hand gaan. Wat dat betreft zegt Heijkoop gelukkig te zijn met de Nota Ruimte. ‘Vooral het integrale denken wat daarin zit vind ik goed. Je zag ook dat tijdens de behandeling van de nota in de Tweede Kamer minister Veerman veelvuldig vragen over de nota kon beantwoorden. Uiteindelijk is er ondanks alle coördinerende gebiedministers geen bewindsman als hij, die precies weet wat er in het landelijk gebied gebeurt.’

Opschaling Overigens tekent Heijkoop wel aan dat de voorgestelde decentralisatie van beleid niet mag leiden tot ‘het over de schutting gooien van problemen’. ‘De lijnen’, zo legt hij uit, ‘worden nationaal uitgezet terwijl de invulling en uitwerking op provinciale en regionale schaal moeten plaatsvinden.’ Daarbij zegt hij wel zijn zorgen te hebben over de schaalgrootte van sommige regio’s. ‘Vooral wanneer kleinere gemeenten alles samen moeten doen, is het gevaar van stroperigheid groot. Men moet dan steeds de consensus vinden. Wij als LTO Noord zien daarom meer in grotere regio’s zodat het apparaat ook professioneler kan zijn. Misschien moet die schaalvergroting wel op provinciaal niveau beginnen. Dus minder, maar dan wél grotere provincies. Door een groter schaalniveau zijn provinciebesturen beter voor hun taken uitgerust. Het draagvlak is dan ook groter.’

dossier toekomst landelijk gebied

15


Theo van Leeuwen boer in de Randstad

Er is veel veranderd, toch hebben we het hier goed ‘Natuurlijk is er in de loop der jaren veel veranderd. De omgeving en het werk bijvoorbeeld. Maar we hebben nooit overwogen hier weg te trekken. Daarvoor hebben wij het hier op deze plek simpelweg te goed. Hoe lang we nog blijven werken? Een jaar of tien maar dan blijven we natuurlijk wel landelijk wonen. Misschien verhuizen we iets dichter naar het dorp. Dan is de kroeg ook een stuk dichterbij.’ En een gulle lach vult de ruimte. Een gesprek met Theo van Leeuwen over het boer zijn in het Zuid-Hollandse Zoeterwoude en de kansen en bedreigingen. Hij woont al zijn hele leven op deze plek: Kaasboerderij De Vierhuizen. Een statige boerderij net buiten de bebouwde kom van Zoeterwoude en onder de rook van Zoetermeer en Leiden. ‘Ik ben de vijfde generatie Van Leeuwen die hier boert.’ De trots die in deze woorden doorklinkt is onmiskenbaar. Hij bezit 21 hectare grond en drie hectare natuurgrond. Van Leeuwen heeft 35 melkkoeien en daarnaast nog het nodige jongvee zoals kalveren en pinken. ‘Dat zijn koeien van één of twee jaar oud die nog melkkoeien moeten worden’, legt hij geduldig uit. Vroeger telde De Vierhuizen méér koeien maar dat was voordat de superheffing werd ingesteld. ‘We kregen toen van de overheid een quotum toegewezen. Je kon nog quota bijkopen maar omdat een koe tegenwoordig meer melk geeft hebben we er gewoon minder nodig.’ In de verte worstelt het verkeer over de A4 zich een weg door het landschap. Vanaf het erf van Van Leeuwen zijn de hoge flats van Zoetermeer goed zichtbaar. Oprukkende verstedelijking. Van Leeuwen trekt zijn schouders er over op. ‘Natuurlijk, ik heb de omgeving zien veranderen. Toen ik in de jaren zestig kind was werd Zoetermeer als groeikern aangewezen. Toen telde de gemeente nog geen 20.000 inwoners nu zijn het er al 120.000. Ik zat in Leiden op school. Als ik daar op de fiets naartoe ging passeerde ik zo’n twintig boerderijen. Daarvan zijn er nu nog zes of zeven over. Veel bedrijven hebben plaats moeten maken voor woningbouw en infrastructuur. Er zijn boerderijen naar elders in het land getrokken en er zijn er die het boerenbedrijf hebben gestopt.’

Perspectief

‘Stedelijke allure ‘Er is werk aan de winkel doortrekken naarook de want hoe je het wendt of keert, we zitten in een negatieve spiraal’

Van Leeuwen kijkt uit het raam. Na een korte stilte zegt hij het daar niet moeilijk mee te hebben. ‘Dingen veranderen nu eenmaal, dat is de vooruitgang, de uitdaging is daar op in te spelen. Als je daar niet tegen kunt, moet je hier weggaan. Maar zolang je nog voldoende perspectief of geloof in nieuw perspectief hebt, zie ik nog steeds mogelijkheden. Kijk’, en hij gaat er goed voor zitten, ‘er is feitelijk een driedeling in de agrarische sector ontstaan. Er zijn pure productiebedrijven die gaan voor het groeiscenario. Zij schurken aan tegen wat wettelijk is toegestaan en gaan door zolang daar een maatschappelijk draagvlak voor is. Dan zijn er die bedrijven die zich richten op dienstverlening, recreatieve- en zorgboerderijen. De laatste stroming zijn de bedrijven die definitief afhaken en er mee stoppen. Wij behoren tot de tweede categorie. Wij zoeken het echter vooral in de dienstverlenende sfeer. Overigens is het niet zo dat we op een gegeven moment daartoe hebben besloten. Dat is meer gegroeid. Ook een beetje vanuit het angstscenario dat je geen punt zou kunnen benoemen tot hoever je moet groeien. Mijn vrouw en ik willen ook geen honderd uur in de week werken. Je hebt je sociale contacten, uitjes naar de stad en ieder jaar op vakantie en dat willen we graag zo houden.’

Overheidsvergoeding Dienstverlening dus. Het maken van kaas en de verkoop daarvan via zowel de eigen winkel op de boerderij als via speciaalzaken. Maar

16

dossier toekomst landelijk gebied

bijvoorbeeld ook het houden van excursies door het uitgestrekte gebied. ‘Dat laatste is vrij spontaan ontstaan. Ik neem groepen mee de polder in en laat ze het landschap en de natuur zien en vertel ze over de streekgeschiedenis. Indien gewenst zorgt mijn vrouw bij terugkomst voor een broodmaaltijd. Leuk om te doen totdat je twee of drie excursies per week hebt dan is het weer net iets te veel van het goede.’ Nee, meer ziet hij zich in zijn rol van verzorger van landschap en natuur. Zo houdt hij zich onder andere bezig met weidevogelbeheer en zorgt hij voor bloemrijke slootkanten. Tevens wil Van Leeuwen op zijn land een foerageergebied voor ganzen realiseren. ‘Dergelijke activiteiten houden wel in, dat ik minder kan produceren en dus van de overheid of van private partijen – voor hen is een mooie omgeving met cultuurhistorie ook te vertalen in positief rendement – daarvoor een vergoeding moet krijgen. Uiteindelijk zorg ik voor landschap en natuur en daar moet wel iets tegenover staan.’

Toekomst Over de toekomst in deze verstedelijkte omgeving kan Van Leeuwen kort zijn. ‘Ik denk dat die voor productiebedrijven in deze regio eindig is. De noodzakelijke groei die daarvoor toch steeds nodig is, zit er op een gegeven moment niet meer in. Multifunctionele bedrijven zoals wij hebben en er zijn hier nog een paar voorbeelden van in de buurt waarbij enerzijds productie en anderzijds natuurbeheer belangrijke dragers zijn, hebben nog mogelijkheden. Maar’, voegt hij er in één adem aan toe, ‘er is wel werk aan de winkel. Want hoe je het ook wendt of keert; we zitten toch in een negatieve spiraal. Zo loopt door het veranderende consumentengedrag onze afzet van producten terug en ook de Nederlandse regelgeving draagt niet erg bij om de bedrijfsvoering gezond te houden. Om maar een voorbeeld te noemen: voor het produceren van kaas krijg ik vier verschillende controles door vier verschillende organisaties die alle vier hun eigen dingetje doen. Iedereen roept dat de regelgeving moet worden beperkt maar aan het eind van de rit komen er altijd alleen maar regels bij.’

Daadkracht Er wordt in de ogen van Theo van Leeuwen ook teveel gepraat en te weinig gedaan. ‘Daadkracht, dat hebben we nodig. Je wordt bijna doodgegooid met overlegstructuren, pilots en bufferzones maar een echt regionaal beleid of een visie die breed wordt gedragen ontbreekt. Ook een verdere verstedelijking is op termijn een bedreiging. Je kunt natuurlijk niet door blijven gaan met het afknabbelen van de open ruimte. Dat gaat niet alleen ten koste van het boerenbedrijf maar ook van aanverwante sectoren als bijvoorbeeld de dierenarts.’ Van Leeuwen kijkt naar zijn vrouw Lidia die achter de computer aan het werk is. ‘Toch hebben we het hier goed. We wonen heerlijk buiten maar zitten als we willen zo in Zoetermeer, Den Haag of Leiden. Wat wil een mens nog meer?’

dossier toekomst landelijk gebied

17


Arjan Snel, districthoofd Staatsbosbeheer

Er zoveel mogelijk uithalen voor het landelijk gebied ‘Je merkt dat iedereen een stuk constructiever over natuurontwikkeling praat dan bijvoorbeeld een aantal jaren terug. Dat geldt niet alleen voor de boeren, maar bijvoorbeeld ook voor projectontwikkelaars.’ Arjan Snel, districtshoofd van Staatsbosbeheer in het gebied Arnhem-Nijmegen weet waar hij het over heeft. Met de regelmaat van de klok voert hij besprekingen met diverse partijen. De onderwerpen variëren van uitgifte van gronden voor beheer tot aan vervangende groenvoorzieningen voor woningbouw. ‘En natuurlijk’, zegt Snel lachend, ‘proberen we daar voor het landelijk gebied wel zoveel mogelijk uit te halen.’

‘Stedelijke ‘Het ontgaatallure hier niemand doortrekken naargebied de dat het landelijk onder druk staat, daar moeten we iets aan doen’

18

dossier toekomst landelijk gebied

Het gebied waarover Snel en zijn mensen de scepter zwaaien is niet gering. Ruwweg wordt het gebied begrenst door de rivieren Rijn en Waal en van halverwege de Betuwe tot en met de Duitse grens. ‘Inderdaad een niet gering gebied’, erkent ook Snel, ‘waar enerzijds vanuit Arnhem en Nijmegen sprake is van een stevige verstedelijkingsdruk maar anderzijds ook nog veel natuur is, zoals de bossen bij Groesbeek, het vennengebied bij Nijmegen en natuurlijk de uiterwaarden.’ Als districtshoofd stuurt Snel bij elkaar zo’n 25 medewerkers aan. Strategie en beheer zijn de twee voornaamste kernwoorden in de werkzaamheden van zijn club. ‘Dat betekent dat we oog hebben voor de lange termijnontwikkelingen in ons gebied en het daadwerkelijke beheer en toezicht op de natuurgronden.’ Snel erkent dat dit wellicht wat vaag klinkt. ‘Waar het om gaat is dat we bedenken hoe we omgaan met bijvoorbeeld vrijkomende gronden van boeren die besluiten hun bedrijf te sluiten. Worden die gronden ingezet voor nieuwe natuurontwikkeling of kan het tot schaalvergroting voor een andere boer leiden? We spelen bij dit soort afwegingen een belangrijke rol.’ Momenteel ziet Snel zich gesteld voor het vraagstuk hoe straks om te gaan met de vrijkomende gronden in het uitgestrekte uiterwaardengebied. ‘Daar hebben we een inrichtingsvoorstel voor gemaakt waarin ervan uit wordt gegaan dat de natuur er meer de ruimte krijgt. Bij de uitvoering van dergelijke plannen hebben we hulp nodig van boeren. Die kunnen delen ervan beheren door het te laten begrazen bijvoorbeeld. De gronden komen echter versnipperd vrij en we moeten voorkomen dat er allemaal koninkrijkjes gaan ontstaan. Met andere woorden, we gaan hiervoor liever met één of twee grote partijen in zee.’

Consensus Volgens Snel is er in zijn gebied wel consensus als het gaat om natuurbeheer en ontwikkeling. ‘Hoe je het ook wendt of keert, met steden als Arnhem en Nijmegen in deze regio en alle bouwactiviteiten die er zijn, is de druk op het gebied navenant. En dan heb ik het nog niet over de infrastructurele projecten als de Betuweroute. Kortom, het ontgaat hier niemand dat het landelijk gebied onder druk staat. Dus moeten we daar iets aan doen. Vervangende natuur is daarvoor een mogelijkheid. Een goed voorbeeld daarvan vind ik het uitloopbos dat aan de zuidwestelijke kant van Arnhem komt. Daar wordt de bouwlocatie Schuytgraaf gerealiseerd. Hier komen 6.250 woningen maar met daarnaast wel een bos van 500 hectare. Wij hanteren de visie dat als je iets bouwt daar ook weer iets tegenover moet staan.

En de gesprekken en onderhandelingen die we daar met marktpartijen over voeren mag je niet uitdrukken in termen van gevechten, maar we proberen er juist op een constructieve wijze zoveel mogelijk voor het landelijk gebied uit te halen.’ Daarbij is het volgens Snel voor de andere partijen volstrekt duidelijk dat ze Staatsbosbeheer wel nodig hebben. ‘Een goed voorbeeld is een zandplas die is ontstaan voor de aanleg van de Betuweroute. Om draagvlak voor de inrichting van deze zandplas te krijgen is steun van Staatsbosbeheer belangrijk. Dus is het belangrijk dat de initiatiefnemers ons te vriend houden door er iets moois van te maken.’ Verstedelijking brengt verder met zich mee dat mensen straks het landelijk gebied zien als één groot recreatieterrein. Snel knikt. ‘Maar’, zo zegt hij direct, ‘wij zien dat niet zo één, twee, drie als een bedreiging. Per slot van rekening zijn onze meeste terreinen nu al gewoon voor publiek opengesteld. Zelfs die gebieden waar zeldzame dieren en planten zijn. Als je er maar goede voorzieningen voor treft.’

Natuurbeheer Er iets moois van maken dat ook nog duurzaam is, zo ziet Snel de interventies van Staatsbosbeheer in het landelijk gebied. ‘En dát moet je samen doen met andere partijen. Boeren bijvoorbeeld die aan natuurbeheer willen gaan doen. Dat is toch voor veel boerenbedrijven naast schaalvergroting een mogelijkheid om aan risicospreiding te doen. Met financiële steun van de overheid kunnen zij dan zorgen voor duurzame natuurontwikkeling. Ik moet alleen constateren dat boeren tot op heden maar weinig van die regeltjes gebruik maken.’ Over de toekomst van veel boerenbedrijven zegt Snel zich überhaupt zorgen te maken. ‘Ik bespeur toch nog steeds teruglopende inkomsten. De prijs van producten nemen eveneens af waardoor het voor veel boeren steeds lastiger wordt om rond te komen. Wij merken het ook aan de pachtprijzen die een stuk lager liggen dan in het verleden. Kortom, er zal een oplossing moeten komen. Alleen is de vraag welke.’

Kampeerboederijen Verschillende bedrijven kunnen zich door functieverbreding en schaalvergroting redden. Een klein deel richt zich op recreatie. ‘Zeg maar de kampeerboerderijen. Dat vat ik trouwens ook onder functieverbreding. Voor maar enkelen is hierin een goede boterham weggelegd omdat de vraag nu eenmaal niet zo groot is. Anderen zullen ongetwijfeld toch hun bedrijfsvoering moeten stoppen.’ Na een korte stilte: ‘We krijgen er hier in mijn district heel wat gronden bij waar wij straks ook weer wat mee moeten.’

dossier toekomst landelijk gebied

19


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.