NAW 58 - Big data helpen ons een betere leefomgeving te creeëren

Page 1

nr. 58 | april 2017

magazine voor gebiedsvernieuwers

+

DOSSIER

Divers wonen

Big data helpen ons een betere leefomgeving te creĂŤren


2

in dit nummer En ook 4 volgens Walter

Voorwoord door Walter de Boer, CEO van BPD.

6 En plein public

22 column

Richard van Hooijdonk: ‘Er is een nieuwe mindset nodig’.

46 toekomstdromen

Hoe kunnen we smart technology inzetten in de leefomgeving? Wat zijn de dilemma’s?

50/51 in het kort

Tesla Powerwall 2, bewoners kiezen voor BPD en 100 jaar De Stijl.

Het Amsterdamse stationsgebied ondergaat een complete metamorfose. De nieuwe Cuyperspassage voor fietsers en voetgangers is een kunstwerk op zich.

8

Bouwen met big data Nooit eerder in de geschiedenis stonden mensen zo makkelijk en zo veel gegevens af. En nooit eerder waren we zo goed in staat om die schat aan informatie te gebruiken. Ook voor gebiedsontwikkeling.

52 de kracht van het ambacht

Aandacht voor de leidekker.

16 Duurzame wijk Park070 In Voorburg vormt het oude, leegstaande CBS-gebouw de basis voor een groene enclave midden in de stad.


NAW

Dossier Divers wonen

24

3

Demografische trends Meer 50-plussers, meer alleenstaanden, meer diversiteit. Volgens Jan Latten is het tijd voor een andere benadering van het woonvraagstuk.

40

28 Stadsappartement gezocht

Steeds meer gezinnen kiezen voor de stad. Een flexibel stadsappartement zorgt ervoor dat iedereen aan zijn trekken komt.

23-39

32 De kramp moet uit de krimp

Krimp is van alle tijden en terugbouwen luidt het nieuwe devies.

Blik in de toekomst Welke behoeften hebben we over 30 jaar? BPD, Philips en Rabobank onderzoeken de impact van technologie op ons alledaags welzijn.

Transformatieonderzoek Wat is de transformatiepotentie in de stad én daarbuiten? Welke rol hebben landelijke en lokale overheden? BPD bracht de reële transformatiepotentie in Nederland in kaart.

45

42 BPDi: aanjager van stedelijke ontwikkeling in Nederland ‘We willen de stadsontwikkeling in Nederland naar een volgend niveau tillen.’


4

volgens Walter

Zoeken naar balans  → Even online een vlakschuurmachine van een buurtgenoot regelen. Of een beamer. Of een auto. De digitalisering heeft de deeleconomie vleugels gegeven en het einde van de groei is nog niet in zicht. Maar met de toename van het auto-, gereedschap-, slaapbank- en woningdelen rijzen ook de vragen. We vinden het oké om elkaars spullen te delen. Maar hoe zit het met onze doelen en belangen? Denk aan binnenterreinen en parkeervoorzieningen bij appartementencomplexen, directe inkoop van energiesystemen of carsharing? De technologie maakt het mogelijk ook dat allemaal te sharen, maar willen we dat wel?

Het goede van dit soort onderzoek is dat het je fundamenteel aan het denken zet. Het toont de andere kant van de zo vaak bejubelde medaille – ‘alles delen! alles is big data!’ – en het leert ons dat we pas écht over innovatie kunnen denken als we de feiten goed kennen. Hetzelfde gaat op voor een studie van het Planbureau voor de Leefomgeving die in onze vakwereld als een steen in de vijver is geland: de mogelijkheden om de grote en almaar groeiende vraag naar woningen – 1 miljoen tot 2030 – op te lossen door binnenstedelijke gebiedstransformatie.

Ik weet het niet. Ik ben een stadsmens. Ik heb altijd in het hart van de grote stad gewoond. De drukte en levendigheid garanderen er een veilige anonimiteit waar ik van houd. Stadslucht maakt vrij. Niet iedereen weet alles van je en dat is prettig. De digitalisering staat daarmee op gespannen voet. Dankzij big data weet iemand – vaak een grote onderneming – vaak wél alles van je. Steeds vaker lopen we hier tegen grenzen aan. Niet zozeer de grenzen van wat we kunnen, als wel van wat we willen.

Waar het PBL concludeert dat dit voor 35 tot 80 procent van de woningvraag kan, nuanceren wij dit samen met anderen – waaronder ook het PBL – met verdiepend onderzoek. De teneur ervan is dat we de verwachte woningvraag echt niet alleen binnen de bestaande bebouwde omgeving kunnen oplossen. We moeten ook een deel van die vraag – vanzelfsprekend met veel aandacht voor duurzaamheid, innovatie en mobiliteit – aan de stadsrand bouwen. Ook omdat er een grens zit aan de prijs die mensen bereid zijn te betalen voor een woning in de stad – zeker in Nederland met zijn internationaal gezien relatief korte reisafstanden en nabijheid van aantrekkelijke suburbane woonmilieus. Die grens zou weleens sneller in zicht kunnen komen dan we denken. En als we de stad ook toegankelijk en betaalbaar willen houden voor mensen met midden- en lagere inkomens, en verdere segregatie willen voorkomen – en dat willen we – dan zullen we het zonder subsidies van het Rijk niet redden. Ik gok erop dat de kabinetsformatie nog gaande is bij het verschijnen van deze NAW. Laat de informateur dit geluid ter harte nemen. •

In twee artikelen in deze NAW verkennen we deze nieuwe werkelijkheid, die op ons vak een grote impact heeft. We kijken naar de rol van big data bij gebiedsontwikkeling, en tonen de resultaten van een onderzoek dat we samen met de Rabobank en Philips hebben gedaan naar de impact van technologie op ons alledaagse welzijn. Waar ligt de balans? Waar eindigt het domein van de privépersoon en waar begint het grotere geheel? En vooral hoeveel zeggenschap heb je zelf over je eigen gegevens die de bron vormen voor die data? Het zijn vragen die ons de komende jaren steeds meer gaan bezighouden, en die we in dit magazine zullen blijven verkennen.


5

‘Met nieuwe technologie is vrijwel alles mogelijk, maar willen we dat wel?’ Walter de Boer is CEO van BPD


6

en plein public

Hollandse stadsentree   → Fietsers krijgen alle ruimte. Voetgangers kunnen veilig wandelen op een hoger gelegen pad. De nieuwe Cuyperspassage in Amsterdam is speciaal gemaakt voor langzaam verkeer en verbindt de binnenstad met het IJ. De nieuwe tunnel is een kunstwerk op zich. Op duizenden handgevormde, geglazuurde wandtegels ontrolt zich voor de ogen van de voorbijgangers een schitterend schouwspel van oud-Hollandse scheepstaferelen. Ontwerpster Irma Boom tekende voor het ontwerp en Koninklijke Tichelaar Makkum bakte de keramische wand- en vloertegels. De Cuyperspassage loopt onder het Centraal Station door en is onderdeel van de grote metamorfose die het stationsgebied in Amsterdam ondergaat. De complete infrastructuur wordt ingrijpend vernieuwd. De nieuwe Noord/Zuidlijn verbindt straks Amsterdam-Noord met het zuidelijke gedeelte van de stad. De busstations hebben een nieuwe bestemming gevonden onder een enorme boogkap aan de noordzijde van het station, die ook ruimte biedt aan de centrale IJ-hal met winkels en horeca. Aan de stadszijde krijgt het Stationsplein een nieuwe inrichting. De werkzaamheden worden naar verwachting in 2023 afgerond. Tussen het Damrak en de Martelaarsgracht krijgen water en groen de ruimte, waardoor de oude, historische kade weer zichtbaar wordt. Onder het water komt een fietsenstalling op negen meter diepte. En net als het Stationsplein wordt ook de Prins Hendrikkade gedeeltelijk autovrij. Amsterdam krijgt hiermee een nieuwe, Hollandse stadsentree die straks veiliger en beter toegankelijk is. • tekst: Annerieke van der Krift | beeld: Dirk Verwoerd


7

Een indrukwekkend nieuw stationsgebied • • • • • •

46.000 wand- en 33.000 vloertegels 15.000 fietsers per dag door de Cuyperspassage 300.000 reizigers per dag passeren het Stationsplein Noord/Zuidlijn wordt 9,7 kilometer lang 7.000 fietsen in fietsenstalling onder water Overkapping busstation 365 meter lang


8

tekst: Edwin Lucas | beeld: Siebe Swart, Raymond Heinsius

I N N OVAT I E I N G EB I ED S O N T W I K K ELI N G

All you need is data Als alle gebouwen, apparaten, voertuigen, diensten en mensen onderling verbonden zijn, ontstaat er een smart omgeving. Een dorp of stad waarvan we veel beter weten wat er gebeurt, en waarin we gedrag beter kunnen voorspellen. Een gebied dat we misschien wel op een slimmere manier kunnen doorontwikkelen. Drie deskundigen over de relatie tussen big data en gebiedsontwikkeling.


9


10

‘De data zijn niet de baas. Dat zijn wij zelf’

Mary-Ann Schreurs Mary-Ann Schreurs is namens D66 wethouder van innovatie, cultuur, design en duurzaamheid in de gemeente Eindhoven. Tot aan haar benoeming als wethouder was ze co-initiator van (Europese) innovatieprojecten verbonden aan design. Ze ziet design als een belangrijke motor voor de economie en als middel voor maatschappelijke opgaven van de stad. eindhoven.nl

Eindhoven ontwikkelt zich tot een stad die optimaal gebruikmaakt van de sterke kanten van technologie en data. Sinds 2016 werkt de gemeente daarvoor samen met het Centraal Bureau voor de Statistiek in het CBS Urban Data Center in Eindhoven. Wethouder Mary-Ann Schreurs laat zien hoe de stad slim gebruikmaakt van data.  → ‘Iedereen heeft het over big data, maar het gaat eigenlijk helemaal niet om data. Het gaat om de samenleving. Welke kwaliteit van leven willen we? En hoe kunnen we die verbeteren? Dát is de vraag. En daarbij zijn data een middel. Geen doel.’ Proeftuin ‘Een typisch Eindhovens voorbeeld is licht. Wij gebruiken onze stad nu als proeftuin voor de ontwikkeling van slimme lichttoepassingen in de openbare ruimte. Onze ambitie is om de stadsverlichting zo in te zetten dat de kwaliteit van leven beter wordt. De vraag van mensen is daarbij leidend. Waar moet het altijd licht zijn? Waar kun je met wat minder toe? We hebben dit project via een aanbesteding in de markt gezet. Daarbij hebben we geëist dat we de algoritmes kunnen zien waarmee de aanbesteders werken. Zo verzekeren we ons ervan dat er geen dingen gebeuren die we niet willen. Want niet de data zijn de baas, of de databedrijven, maar wij, het stadsbestuur, zijn namens de burgers verantwoordelijk voor het maatschappelijk belang. Het risico bestaat dat mensen straks worden voortgestuwd door data. Dat is ongewenst. Denk aan de film The Matrix (Amerikaanse science-fictionfilm waarin machines de baas zijn over mensen, red.), zoiets wil je niet.’ Co-creatie ‘Heijmans, Philips en de TU Eindhoven hebben de aanbesteding gewonnen. Het is een open consortium waarbij nieuwe initiatieven zich kunnen aansluiten. Dat

laatste vinden wij heel belangrijk. De beste oplossingen komen tegenwoordig in cocreatie tot stand, zeker als het gaat om data. Dat is veel moeilijker als de businessmodellen gebaseerd zijn op databezit. Bedrijven werken onderling samen, maar vooral ook samen met de mensen die de data leveren. In de gebiedsontwikkeling is dat ook zo. BPD is goed in het maken van woningen en woonomgevingen, maar kan daarin nóg beter worden als alle kennis en inbreng van consumenten wordt gebruikt. Precies zo is Philips sterk in lichtoplossingen. Het heeft ongelooflijk veel kennis in huis, maar pas dankzij de data die mensen afstaan, kan het die kennis perfect laten aansluiten op wat mensen willen. Een samenleving heeft dus designers nodig én de kennis van gebruikers. Uit de combinatie kan iets moois ontstaan.’ Scherper inzicht ‘Met het CBS Urban Data Center Eindhoven proberen we dit ook te doen. Gegevens die landelijk bekend zijn, vertalen we naar Eindhoven. Zo krijgen we scherper inzicht in bijvoorbeeld kantorenleegstand in de stad, in bezoekersstromen of sport. En daardoor kunnen we betere beslissingen nemen voor burgers, bedrijven en instellingen. Een goed voorbeeld is ons onderzoek naar muziekbeleving in de stad. Welke mensen komen hierop af? Wie doet waar een subsidieaanvraag? Komt iedereen aan bod? Als je dat weet, kun je beoordelen waar je je middelen moet inzetten, uitgaande van ons doel dat we een inclusieve stad willen zijn. Het mag niet zo zijn dat altijd dezelfde groepen mensen bediend worden.’


11 De gemeente Eindhoven gebruikt big data voor de ontwikkeling van slimme lichttoepassingen in de openbare ruimte.

Station Arnhem 16 vergunningen

beeld: Norbert van Onna

e venist, nis quae volupta temquatame ex et mo illant ut ut et, cus apis des sinum quam aut doluptas eaquat occate net hilis res ratiae velest e venist, nis quae volupta temquatame ex et mo illant ut ut et, cus apis des sinum quam aut doluptas eaquat occate net hilis res ratiae velest e venist, nis quae volupta temquatame ex et mo illant ut ut et, cus apis des sinum quam aut doluptas eaquat occate net hilis res ratiae velest e venist, nis quae volupta temquatame ex et mo illant ut ut et, cus apis des sinum

Op dit beeld rust auteursrecht. Het originele beeld is terug te vinden in de printversie van het magazine


12

Op dit beeld rust auteursrecht. Het originele beeld is terug te vinden in de printversie van het magazine

1 2

Hoe begin je? Bepaal de vraag. Formuleer wat je wilt weten. Welk probleem wil je oplossen? Ga alleen met die goede vraag gericht op zoek naar data. Dan verdwaal je niet.

Zoek complete databronnen. Wie bijvoorbeeld

het onderhoud van de woningvoorraad van een woningcorporatie wil bekijken, moet de database van alle Nederlandse woningcorporaties raadplegen. Alleen dan zijn patronen te ontdekken.

3 4

Werk samen. Gebruik waardevolle dataleveranciers en combineer hun input met eigen gegevens.

Ken je grenzen. Kijk goed naar wet- en regelgeving. Wat mag je wel en wat mag je niet gebruiken? Check met name de Wet bescherming persoons-gegevens.

(bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

beeld: Berlinda van Dam

Amsterdam maakt gebruikt van diverse databases om bezoekersstromen in kaart te brengen. In combinatie met de gegevens van toeristische trekpleisters en musea levert dat een schat aan informatie op die gebruikt kan worden om bezoekers beter te spreiden.


13

‘Je moet vooral weten wat data betekenen’ Al voordat de term big data werd gebruikt, verzamelde Amsterdam de meest uiteenlopende data: over de woningvoorraad, de werkgelegenheid, het onderwijs. Dankzij digitale bewerking kunnen ze nu beter en slimmer worden ontsloten en benut. Dat biedt ongekende mogelijkheden. Maar: ‘Vertrek vanuit een goede vraag, niet vanuit de data’, zegt Hoofd Onderzoek Jeroen Slot.   → ‘Als je ziet hoe Amsterdam in de jaren dertig data verzamelde, bijvoorbeeld over inkomens, dan is er echt gigantisch veel veranderd. Ook al vóór de digitale revolutie. Dataverzameling is steeds eenvoudiger en goedkoper geworden. En tegenwoordig komen data nog gemakkelijker bij ons binnen. We maken er ook veel gemakkelijker gebruik van. Dat is hét grote verschil met vroeger. Ik denk weleens: big data zijn eigenlijk microdata – het gaat om talloze losse gegevens waaruit je meer én sneller kennis kunt halen dan vroeger. Vooral door er op een andere manier naar te kijken. Dankzij de technologie is het nu mogelijk om in een oogwenk databronnen te combineren en soms zelfs al real time te reageren op nieuwe gegevens. Een bedrijf als Booking.com is daar ijzersterk in. Ze passen hun dienstverlening onmiddellijk aan op basis van de verzamelde data. Als iemand een bestemming intoetst en niets vindt, sturen de systemen automatisch een accountmanager op pad om hotels te zoeken.’ Schat aan informatie ‘Zoiets kun je niet een-op-een verplaatsen naar onze sector, de overheid. Wel kunnen we door de grote hoeveelheid data een tweede venster op de werkelijkheid openen. Voorbeeld: door sneller gebruik te maken van data van scanauto’s kunnen we sneller parkeercontroles doen dan met rondlopende parkeercontroleurs. Die controledata leveren ook een schat aan informatie op over de bereikbaarheid, in het actuele gebruik van de openbare

ruimte, in de rijroutes door de stad. In Amsterdam zijn we daarmee nu concreet bezig. Bij data-analyse gaat de aandacht nog vaak uit naar mobiliteit, parkeren, openbare orde. Maar voorbeelden op het gebied van bouwen en wonen zijn er ook. Denk aan Airbnb. Wie verhuurt eigenlijk zijn woning via dat platform, en waar? Waar leidt het tot overlast, waar niet? Ook om beleid te ontwikkelen rond drukke winkelstraten of inrichting van de openbare ruimte kun je big data goed inzetten.’ Goede afspraken ‘Ik wil waarschuwen voor overdreven verwachtingen. Rond big data is veel ketelmuziek. Je moet vooral weten wat data betekenen, pas dan kun je er iets mee. En hoe meer data je verzamelt, hoe beter je moet bedenken wat je er eigenlijk mee wilt. Daar komt de privacyvraag nog bij. De nieuwe technologie zou in principe goede bescherming mogelijk kunnen maken. Daar zijn dus goede afspraken over nodig. Of data gaan helpen om maatschappelijke problemen op te lossen? Ik weet het niet. Data kunnen helpen om orde te scheppen, maar ze leveren ook complexiteit op. Anderzijds: als je niets doet met big data, weet je zeker dat de chaos groter wordt. Kortom: geloof niet in oplossingen die alles onder controle brengen. Denk liever vanuit je vraagstukken. Laat de technologie nooit leidend worden. Data beslissen niet wat je moet doen, ze ondersteunen als het goed is juist autonome professionals.’

Jeroen Slot Jeroen Slot – van huis uit sociaal geograaf – is Hoofd Onderzoek van de Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam. Hij heeft brede ervaring op het gebied van onderzoek, op uiteenlopende terreinen als politieke participatie, integratie, wonen, veiligheid, segregatie, sociale cohesie en uitsluiting. ois.amsterdam.nl


14

‘Veel staat nog in de kinderschoenen’

Ellen van Bueren Ellen van Bueren is hoogleraar Urban Development Management aan de TU Delft. Van Bueren is gespecialiseerd op het gebied van stedelijke duurzaamheid. Ze is verbonden aan het Centre for BOLD Cities van de TU Delft, Universiteit Leiden en de Erasmus Universiteit Rotterdam. centre-for-bold-cities.nl

Een stad is in wezen een fenomenale datafabriek. Elke dag produceren inwoners, bedrijven en apparaten enorme hoeveelheden gegevens. Sinds februari 2016 zet het Centre for BOLD Cities van de TU Delft, Universiteit Leiden en Erasmus Universiteit Rotterdam dataonderzoek in om een bijdrage te leveren aan oplossingen voor stedelijke vraagstukken. Hoogleraar Ellen van Bueren laat zien hoe. → ‘Veel initiatieven op het gebied van big data zijn nu nog technologiegedreven. De beschikbare data bepalen wat er gebeurt. Terwijl je, als je echt verder wilt komen, een vertaalslag moet maken. Wie genereert, analyseert en gebruikt de data? Wat zijn het voor gegevens? Waarvoor kun je ze gebruiken in de stedelijke ontwikkeling? Denk bijvoorbeeld aan wat je kunt doen met gegevens over verkeersstromen of luchtkwaliteit.’ Privacykwesties ‘Het zijn vragen die je niet snel beantwoordt. Veel staat nog in de kinderschoenen en lang niet iedereen is zich er ook van bewust dat praktisch alles tegenwoordig data genereert. Om dat bewustzijn te vergroten, hebben wij in navolging van Brits onderzoek om te beginnen enkele datawandelingen georganiseerd. Met uiteenlopende mensen lopen we dan door een stad om te kijken welke elementen data genereren. Dat varieert van beveiligingscamera’s tot parkeermeters en toegangspanelen van appartementencomplexen: ze leveren allemaal gegevens op. Waarbij meteen allerlei privacykwesties opduiken. Er liggen allerlei vraagstukken op tafel waarop we het antwoord nog niet weten. Mag je in een uitgaansgebied met camera’s, sensoren en gezichtsherkenning alle mogelijke informatie verzamelen en analyseren?’ Juridische aspecten ‘De grote vraag is van wie de data zijn en waar en hoe ze worden opgeslagen.

Gebeurt dat wel onherkenbaar? En als er nu niets mee gebeurt, wie garandeert dan dat dat later ook niet zo is? Ons kenniscentrum onderzoekt ook de juridische aspecten hiervan. In principe zouden alle data, mits geanonimiseerd, openbaar moeten zijn, zeker als veel partijen daarvan kunnen profiteren. Europese regelgeving bepaalt echter dat data alleen openbaar mogen worden als ze niet herleidbaar zijn tot een individu. Maar zodra je data combineert, zodat je er meer mee kunt doen, worden ze juist snel herleidbaar tot individuele personen. Dat is niet wenselijk. Hier stuiten we op een aspect dat we nog maar net hebben leren kennen.’ Toekomstmuziek ‘Binnen de gebiedsontwikkeling zijn de mogelijkheden legio. Zo gaan wij nu met het Rotterdam Central Business District en de gemeente verkennen welke inbreng big data zouden kunnen leveren bij de ontwikkeling van dit kantorengebied vlakbij het Rotterdamse Centraal Station. Je kunt dat gebied bijvoorbeeld 2D-3D invoeren in een computermodel en er vervolgens simulaties op loslaten op basis van gegevens over doelgroepen, dichtheden, vervoersbewegingen en energieverbruik. Dan kun je praktisch tot op kavelniveau effecten van ingrepen beoordelen en je ontwerp erop afstemmen. Een volgende stap is de toepassing van nieuwe vormen van big data, bijvoorbeeld gegevens uit sociale media. Dat is nu nog toekomstmuziek, maar ook dat komt er snel aan.’ •


15

beeld: Peter Hilz

De Rotterdamse haven wil de grootste overslaghaven van Europa worden, een Smart- Port waar door gebruik van big data en slimme IT-oplossingen goederen nog sneller en beter vanuit de haven naar hun eindbestemming Op dit beeld rust auteursrecht. Het originele beeld is terug te vinden in de printversie van het magazine worden vervoerd.

Wat betekent ‌ Big data

Open data

Linked data

Datamining

Dashboard

(bron: bigdata-madesimple.com)

Grote hoeveelheid gegevens, die exponentieel groeit doordat we steeds meer data in de vorm van bestanden, foto’s en films produceren en opslaan.

Digitale methode om gestructureerde gegevens zodanig openbaar te maken dat ze vrij beschikbaar komen op het internet en daardoor ook beter bruikbaar zijn.

Een grafische presentatie van de belangrijkste data op basis van bruikbare algoritmes.

Vrij beschikbare informatie. De voorwaarden waaronder deze informatie beschikbaar is, wordt beschreven in licenties en gebruiksvoorwaarden.

Gericht zoeken naar (statistische) verbanden in gegevensverzamelingen om profielen op te stellen voor wetenschappelijk, journalistiek of commercieel gebruik.


16

tekst: Edwin Lucas | beeld: De Beeldenfabriek

T R A N S F O R M AT I E K A N TO O R KO LO S C B S TOT PA R K070

Groen vervlochten met de buren Transformatie van lege kantoorgebouwen is niet ongewoon meer, maar in Voorburg gebeurt het wel op een heel bijzondere manier. Het grootste lege kantoorpand van het land maakt plaats voor een groene, autovrije woonwijk. Hier is maximale creativiteit bereikt, zegt Lia de Ridder, wethouder ruimtelijke ontwikkeling en stedelijke vernieuwing van de gemeente Leidschendam-Voorburg.


17


18

Lia de Ridder Lia de Ridder werkte na haar studie Economische Geografie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) onder meer als universitair onderzoeker, ambtelijk beleidsmedewerker en adviseur. In 1999 werd zij voor D66 lid van Provinciale Staten in Groningen, in 2006 werd zij fractievoorzitter van Progressief Oegstgeest. Vanaf 2010 was zij wethouder in achtereenvolgens Oegstgeest, Blaricum en Bussum. Sinds februari 2017 is zij wethouder in Leidschendam-Voorburg.

→ ‘Het gigantische CBS-kantoorgebouw, dat eigenlijk iedereen wel kent, kan plaatsmaken voor nieuwe woningen. Dat uitgangspunt was een prachtkans om op die plek niet zomaar een doorsnee nieuwbouwwijk neer te zetten, maar om iets bijzonders te doen, net zoals het CBS-gebouw ooit iets uitzonderlijks was. De plek leent zich er goed voor: pal naast het mooie Park ’t Loo. Groen, en toch midden in stedelijk gebied. Het wordt een wijk die er echt uitspringt. Met een heel bijzonder woningtype, de parkwoning – die heeft vier of vijf woonlagen en is vervlochten met de woning van de buren. Met duurzaam, smart living voor iedereen; dankzij zonnepanelen, supersnel internet en elektrische oplaadpunten. Ook bijzonder: de grote kelder onder het CBS-gebouw wordt opnieuw gebruikt als parkeergarage. Alle bewoners kunnen daardoor onder de grond parkeren. De woningen liggen autovrij aan twee groene binnenhoven. Alles staat hier in het teken van duurzaamheid en innovatie.’ Grote belangstelling ‘Kantoortransformatie op zichzelf is niet nieuw voor ons. In de regio Den Haag zijn tussen de jaren vijftig en zeventig veel grote gebouwen gebouwd. Die staan nu vaak leeg, ze zijn niet meer bruikbaar. Tegelijk is er hier een groeiende behoefte aan woningen. Waar het kan, vervangen we die leegstaande gebouwen dus door iets beters. Dat doen we op andere plaatsen in de gemeente ook, maar Park070 springt eruit. Het is een opvallend project: door het groen, het parkeren en de duurzame initiatieven. De belangstelling voor de woningen is nu al groot. Zo’n plan kun je tegenwoordig niet maken zonder omwonenden en belanghebbenden erbij te betrekken. Ontwikkelaars BPD en Schouten Bouw hebben samen met de gemeente bijeenkomsten georganiseerd om de belangstelling te peilen en ideeën op te halen. Niet alleen over de woningen, maar ook over het verkeer en de openbare ruimte. We moeten steeds goed kijken naar wat mensen willen om hier écht een succes van te maken.’ Eigen karakter ‘Dat heeft tot verbeteringen geleid. De allereerste ontwerpen waren iets traditi-

‘Men wilde niet weer een traditioneel wijkje erbij’ oneler van opzet dan wat we straks gaan bouwen. Wij, als gemeentelijke overheid, hebben duidelijk aangegeven – en in ons ruimtelijk kader vastgelegd – dat dit project echt anders moest worden. Ook de buurt vond dat trouwens. Men wilde niet meer van hetzelfde. Niet weer een traditioneel wijkje erbij. Dankzij ieders inbreng is het plan daarna steeds beter geworden. Er werd een landschapsarchitect bij betrokken, de toekomstige bewoners kwamen met het idee om de woningen rond groene, kindvriendelijke binnenhoven te bouwen. We spelen in op duurzaam bouwen, duurzaam gebruik en duurzaam wonen. Park070 loopt als een van de eerste gasloze wijken van formaat in de regio vooruit op de toekomst.’ Samen ontwikkelen Bij zo’n groot plan hangt veel af van goede samenwerking met de ontwikkelaars. Mijn voorgangster Saskia Bruines is vroegtijdig met ontwikkelaars in gesprek gegaan, zodat er een optimaal plan kon worden gemaakt dat breed gedragen wordt. Vooral in de aanloop is veel overleg gevoerd, en in de fase van het stedenbouwkundig plan hebben we er als gemeente best stevig bovenop gezeten. Zo kun je maximale creativiteit ontwikkelen. De komende jaren blijven we uiteraard nauw bij het project betrokken. Minstens zo belangrijk als samenwerking is dat je als gemeente goed aangeeft wat je zelf wilt. Het is belangrijk om als gemeentelijke overheid goed na te denken over je eigen ambities en die open te delen met ontwikkelaars. Wij hebben het publieke


19

belang voor ogen: ons gaat het erom wat zo’n nieuwe woonwijk toevoegt aan Voorburg. We denken aan de toekomst. Wij willen ruimte scheppen voor bevolkingsgroei, terwijl we tegelijkertijd streven naar behoud en versterking van het groene karakter van de gemeente. Ook willen we meer verschillende woonmilieus en diversiteit, en we vinden het belangrijk dat mensen genoeg inbreng kunnen leveren. Als je met al die ambities goed aan de start komt, kun je elkaar in het vervolg daarop aanspreken. Je legt als het ware samen een norm neer, zodat je samen iets bijzonders kunt neerzetten. Geheel in lijn met de Omgevingswet willen we de maximale kwaliteit uit het gebied halen. Voor huidige en toekomstige gebruikers.’ •

Van leegstaand CBS-gebouw naar groene woonwijk Park070 •

• •

Park070 komen 230 nieuwe woningen van verschillende groottes en types, zowel koop als vrije sector huur: zo’n 95 stadsappartementen en 135 herenhuizen en parkwoningen met een grote tuin of terras. De modern vormgegeven woningen liggen aan twee groene binnenhoven. De atoomschuilkelder van het CBS-gebouw – ruim 60.000 vierkante meter – wordt omgeturnd tot ondergrondse parkeergarage, waarmee een autoloze, kindvriendelijke wijk met een groene uitstraling ontstaat. Park070 is een samenwerking van BPD en Schouten Bouw. De verkoop start naar verwachting medio 2017. De sloop van het CBS-gebouw volgt naar verwachting eind 2017. Halverwege 2018 begint de bouw, de eerste oplevering is in 2019.


20

beeld: Kristiaan der Nederlanden/Art Associates

Nieuwe energie

De overheid neemt maatregelen om klimaatverandering te voorkomen. In 2050 moeten fossiele brandstoffen – zoals aardgas – nagenoeg zijn teruggedrongen en de CO2-uitstoot worden teruggebracht tot een minimum. Ongeveer 15 procent van de broeikasgasuitstoot in Nederland, komt door de verwarming en verlichting van woningen en gebouwen. De overgang naar duurzame energie is al volop ingezet. Wat zijn de alternatieven? Waar vinden we nieuwe energiebronnen? Wat zijn de voor- en nadelen?

WIND Energieopwekking via grote windturbines + hoog rendement, geen luchtvervuiling – landschapsvervuiling, afhankelijk van windsterkte ~ via bestaande elektriciteitsnet • alleen elektriciteit Energieopwekking via kleine windturbines + inpasbaar in gebouwen – laag rendement, sterk afhankelijk van wind ~ direct naar gebouwen • alleen elektriciteit

WATER Hydropower: energieopwekking via stroming + heel constant en betrouwbaar – beperkt vermogen door laag hoogteverschil, gevolgen visstand ~ via dammen en getijdeturbines • elektriciteit Blue energy: energieopwekking uit verschil in zoutconcentratie van zout en zoet water + heel constant beschikbaar – groot oppervlak nodig ~ nog geen grootschalige toepassing • elektriciteit

ZON Energieopwekking via zonnepanelen, zonneceldakpannen, zonneramen, zonneboiler + geen lawaai, geen luchtvervuiling landschapsvervuiling, afhankelijk van daglicht – via bestaande elektriciteitsnet of lokaal opslaan ~ (accu’s) • warmte en/of elektriciteit

6 5

9


21 BIOMASSA Energieopwekking via vergisting + goedkoop, behoud voedingsstoffen, vrij hoog rendement – geuroverlast, overlast van transport ~ mestvergistingstank, kleine (gas)pijpen • warmte en/of elektriciteit

SCHONE ENERGIE IN SMART MILIEU 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.

1

Energieopwekking door verbranding + makkelijk, klein- en grootschalig – luchtvervuiling, overlast door transport ~ elektriciteitsnet, stoomturbine • warmte en/of elektriciteit

Inductie koken Elektrisch transport Warmtepomp Laadpalen Tesla powerwall Zonneboiler in huis Led-verlichting Kassen Zonneceldakpan Slimme energiemeter

7

4

3

10 8 2

BODEM Geothermische bronnen: diepe energiewinning + veel hoge temperatuurwarmte, ondergronds, gaat lang mee – complex; veel partijen en grootschalig ~ via boren en warmtepijpen • alleen warmte Warmte-koudeopslag (WKO): ondiepe energiewinning + klein- én grootschalig, ondergronds – lage temperatuurwarmte ~ via bodemwisselaars en grondwaterbron • alleen warmte

BETEKENIS SYMBOLEN voordelen + nadelen – ~ wijze van transport • omgezet naar/levering van


22 22

column

d

Een nieuwe mindset   → Alles wordt slim. Nieuwe technologie geeft ons slimme lantaarnpalen, slimme huizen, slimme energiesystemen, slimme prullenbakken en slimme auto’s die gebruikmaken van een uiterst slimme infrastructuur. Zelf worden we door deze slimme technologieën steeds minder intelligent. Slimme algoritmen regelen het licht, legen de prullenbakken en zorgen ervoor dat onze auto’s nooit meer botsen. Minder intelligent betekent echter niet dat we slechter af zijn. Integendeel. Zo liet Tesla zien dat zijn autopilot zeer goed in staat is om een crash te vermijden op de A2. Sensoren kunnen binnen een milliseconde iets zien waar wij minimaal vijf seconden voor nodig hebben. Technologie kan veel dingen slimmer en beter. Door inzet van slimme technologie passen steden en gebieden zich steeds meer aan de behoeften van degenen die er wonen en werken aan. Doordat sensoren kunnen voelen dat het gaat regenen kunnen er in de toekomst automatisch meer zelfrijdende bussen rijden. Camera’s met slimme algoritmen zorgen voor veiligheid, wifi voor verbindingen, intelligente lichtsystemen gaan alleen aan als er beweging is, bankjes in het park klappen in als er geen mensen zijn. Toekomstige gebiedsontwikkeling wordt verrijkt door nieuwe technische mogelijkheden. Straks is in principe alles mogelijk. In India en China wordt op dit moment volop gebouwd aan honderden slimme steden en gebieden. Innovatieve bedrijven, universiteiten, startups, architecten en ontwikkelaars werken nauw samen en ontwikkelen de steden van de toekomst. Ook in Nederland zijn we begonnen. Weliswaar nog op bescheiden schaal, maar het begin is er. Zo besparen en delen we energie, experimenteren we met slimme lichtsystemen en krijgen we steeds meer inzicht in data van verkeersknooppunten. We hebben de kans om een mooiere, efficiëntere en veiligere wereld te creëren. We hebben alleen wel de juiste mindset nodig. Minder regels, minder beperkingen, meer samenwerking, meer ruimte voor creativiteit en inspiratie en vooral ook meer lef en doorzettingsvermogen. We moeten over grenzen heen durven kijken en met nieuwe bloedgroepen aan de slag. Samenwerken met de omega-generatie. Jonge mensen voor wie technologie geen geheimen kent, die deel uitmaken van

Richard van Hooijdonk is een veelgevraagd spreker, trendwatcher en futurist. In zijn lezingen gaat hij in op de impact van nieuwe technologie op de manier waarop we leven, werken en ondernemen.

een hyperconnected omgeving. De nieuwe generatie staat altijd aan, haalt haar informatie overal vandaan en betrekt ondernemers, wetenschappers én startups bij haar plannen en ideeën. Voor het creëren van duurzame smart city’s die aansluiten bij de behoeften van de bewoners hebben we iedereen nodig. Overheid, financiers, startups, bewoners, jongeren, gebiedsontwikkelaars. Als men bereid is om meer samen te werken, kennis te delen en het lef heeft om te experimenteren en nee te zeggen tegen old skool-denken, staat ons een hele mooie toekomst te wachten. •


23

dossier D I V ERS WO N EN

Nieuwe mensen, nieuwe wensen

Ruimte voor het stadsgezin

Anders kijken naar krimp

pag. 24

pag. 28

pag. 32


24

dossier tekst: Edwin Lucas

D E I N V LO ED VA N D EM O G R A FI S C H E T R EN D S O P D E WO N I N G M A R K T

In 2019 zijn er voor het eerst in de geschiedenis in Nederland meer vijftigplussers dan 18- tot 50-jarigen. En het is niet de enige ingrijpende verandering. Zo telt Nederland ook steeds meer alleenstaanden. ‘Het wordt tijd voor een andere benadering van het woonvraagstuk', zegt Jan Latten, hoogleraar Sociale Demografie aan de UvA en hoofddemograaf van het CBS.


25

→ Begin 2017 telde Nederland 17,1 miljoen inwoners. De bevolking nam in 2016 toe met 111.000 personen, onder wie 87.000 immigranten. Het is een groeitempo dat Jan Latten soms doet denken aan de vroege jaren vijftig. Met name de immigratie was verantwoordelijk voor de onverwachte groeispurt. Maar anders dan vaak gedacht, is het toch niet deze ontwikkeling die Nederland de komende jaren fundamenteel zal bepalen. Jan Latten: ‘Het is niet de groei van het aantal inwoners, maar van het aantal huishoudens. Die groei is nu al fors. Volgens de prognoses van CBS en PBL komen er de komende jaren honderdduizenden huishoudens bij, vooral omdat het aantal oudere alleenstaanden blijft groeien. De extra vraag naar woningen zal voornamelijk uit die groep voortkomen.’ Oudere alleenstaanden – die wonen toch allemaal al in een woning? ‘Zeker. Iedereen is onder dak. En ouderen blijven graag wonen waar ze wonen, tot het echt niet meer kan. Maar naarmate hun aantal groeit, zul je vaker zien dat het echt niet meer kan. Ouderen kunnen hun huis – dat voor hen vaak aan de ruime kant is – niet meer goed onderhouden. Of ze vinden hun woning niet meer geschikt. Ze gaan dan op zoek naar een andere woonvorm: kleiner, of samen met gelijkgestemden. Stel dat slechts vijf procent van de vier miljoen 65-plussers in 2027 naar zo’n woning wil verhuizen, dan betekent dat een extra vraag naar tweehonderdduizend van dergelijke woningen. Dat zijn grote getallen.’ Vindt u dat gebiedsontwikkelaars zich daarvan voldoende rekenschap geven? ‘Ik vind dat het tijd wordt voor een andere benadering van het woonvraagstuk. Er is behoefte aan meer diversiteit in het woningaanbod en meer verschillende woonmilieus. Het groeiend aantal ouderen plaatst ons voor compleet andere uitda-

‘Het jonge gezin is niet meer allesbepalend’ gingen. Temeer omdat het ook andere ouderen zijn dan vroeger. CBS-onderzoek laat zien dat huidige 50-plussers relatief vaak gescheiden zijn. Er zijn nu 1,2 miljoen gescheidenen in Nederland, en dat aantal groeit elk jaar. Gescheiden vijftigers, om die groep te nemen, blijven vaak alleen wonen, anders dan de gescheiden twintigers, die na een relatiebreuk opnieuw beginnen.’ Heeft een gescheiden 50-plusser een andere vraag op de woningmarkt? ‘Zeker. Die zoekt geen eengezinswoning meer, maar iets anders. Een gezonde, vitale vijftiger heeft nog wel dertig jaar of meer te gaan! Die groep vertoont nieuw gedrag, die zoekt naar een ander soort woning. Iets betaalbaars, en iets waar hij of zij toch een vorm van verbondenheid kan ervaren. Soms met de kinderen, soms niet. Soms alleen, maar soms ook in een collectieve woonvorm, met een gemeenschappelijke tuin.’ Is dat soort woningen er al? ‘Je ziet allerlei initiatieven voorbijkomen, van moderne nieuwbouwhofjes tot leegstaande dorpsscholen die worden omgebouwd tot collectieve woonvormen. En zo zijn er meer voorbeelden. Het belangrijkste is: er groeit een andere woningvraag door deze demografische ontwikkeling. Solisten gaan elkaar opzoeken, bij gebrek aan de grote families van vroeger.’

Jan Latten Prof. dr. Jan Latten is bijzonder hoogleraar Sociale Demografie aan de Universiteit van Amsterdam en hoofddemograaf bij CBS. Zijn belangstelling gaat onder andere uit naar trends in relatievorming, trouwen, gezinsvorming, scheiden en het stijgend aantal alleenstaanden in relatie tot wonen, verstedelijking, krimp en migratie. Latten heeft een column in Cobouw. Jan Latten volgen op twitter? @JanLatten.


dossier

26

Wonen 2017

De opvallendste woontrends op basis van cijfers van het CBS en Woningmarkten in perspectief 2016 van BPD.

17,1

Trek naar de stad, krimp in de regio Met name de ontwikkeling van het aantal huishoudens is een belangrijke indicator voor de toekomstige woonvraag. Het aantal eenoudergezinnen stijgt, net als het aantal senioren.

Velen kiezen voor het stedelijk gebied met zijn voorzieningen. Het platteland loopt langzaam leeg. (bron: BPD)

1 2

Opvallend In Nederland wil men weer meer betalen voor koopwoningen. Ook kiest men voor grotere woningen dan in 2013.

De belangstelling voor appartementen neemt toe. Ook het wonen in hoogbouw – hoger dan acht etages – trekt Nederlanders steeds meer aan. (bron: BPD)

miljoen mensen Meer eenpersoonshuishoudens

Sinds 2016 telt Nederland 17,1 miljoen geregistreerde inwoners. (bron: CBS)

Het aantal huishoudens in Nederland stijgt naar verwachting van 7,4 miljoen nu tot 8,5 miljoen in 2045. Ruim 3 op de 10 huishoudens is momenteel een eenpersoonshuishouden. In 2040 zal dit ruim 4 op de 10 huishoudens zijn. (bron: PBL en CBS)

Nieuwe woonwensen Stijgers

Dalers

• Nabijheid stadscentrum • Kleiner wonen • Flexibele indeling • Collectieve ruimten • Dichtbij medische voorzieningen • Seniorenwoning zonder verzorging/verpleging • Energielabel

• Parkeercapaciteit • Afstand tot scholen • Architectuur/uitstraling woning • Openbaar vervoer • Een nieuw grondgebonden huis • Wonen in een dorp (bron: BPD)


27

Is vergrijzing niet vooral een probleem van het platteland? ‘Dat zou je denken, maar dat is niet zo. Zeker, mensen trekken naar de stad. Vooral de jongeren. De bevolking op het platteland krimpt, de grote steden groeien fors. Relatief blijven de steden jong, dankzij de instroom van die jongeren, maar de veertigers en vijftigers die nu in de stad wonen, gaan daar niet meer weg. De vergrijzing is in de periferie sterker, maar in absolute aantallen moet je de Randstad niet onderschatten.’ Al decennialang zien we bij de term nieuwbouwwoning een eengezinswoning voor ons: gezin, twee kinderen, auto voor de deur. Klopt dat beeld nog wel? ‘Nee. Het jonge gezin is niet meer allesbepalend, zoals in de jaren zeventig en tachtig, toen grote aantallen dertigers en veertigers in nieuwe huizen buiten de stad gingen wonen, met hun eerste Opel voor de deur. In de toekomst gaat het om diversiteit. Er is behoefte aan allerlei soorten woningen: klein en groot, goedkoop en duur, individueel en collectief, met en zonder zorg. Voor jong en oud. Het zal ook steeds meer gaan om arrangementen. Sommige woningcorporaties zijn daar al mee bezig. In de particuliere markt zie je het ook. Nog een voorbeeld: alleenstaande jonge ouders. Voor die groep hoeft een eengezinswoning niet per definitie de beste oplossing te zijn. Uit CBS-onderzoek blijkt dat nieuwe generaties lager opgeleiden op hun dertigste vaker zijn gescheiden dan vroeger. Jonge alleenstaande moeders en vaders zoeken niet per definitie een eengezinswoning, maar iets anders. Een goed voorbeeld vind ik de vaderhuizen op IJburg, waar co-ouderende vaders kunnen wonen in de buurt van hun kinderen. Dat speelt in op een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling.’

‘De veertigers en vijftigers die nu in de stad wonen, gaan daar niet meer weg’ Doen ontwikkelaars genoeg om op deze ontwikkelingen in te spelen? ‘Men is zoekende, is mijn indruk. Er zijn interessante vernieuwingen, zoals in Amsterdam de appartementen die je kunt huren met een Friends-contract, dus dat je samenwoont zonder dat je een relatie hebt. Of neem hofjeswoningen voor ouderen.’ Genoeg voorbeelden dus. Maar het gaat dus vooral om de visie, een strategie voor de toekomst? ‘Mijn stelling is: de woningvoorraad houdt de veranderingen in de variatie aan huishoudens en woongedrag op dit moment niet bij. Niet in kwaliteit, niet in aard en niet in type. Terwijl dat wel zou moeten, als je ziet hoe sterk het gedrag verandert. U noemt ontwikkelaars, maar dit is een gezamenlijke opgave: van gemeenten, ontwikkelaars, woningcorporaties. Zorg samen voor meer diversiteit, voor betaalbare opties. Laat een woning passen als een jas! Het is raar om iedereen maat L of XL aan te bieden, terwijl S en XS ook hard nodig zijn.’ In Nederland kan het zeven jaar duren voordat je van initiatief tot oplevering komt. Hoe kan de bouwen ontwikkelsector sneller reageren op veranderende maatschappelijke vragen? ‘Dat is een moeilijk punt. Flexibeler bouwen zou een oplossing kunnen bieden voor plotselinge veranderingen op de korte termijn, zoals bevolkingsgroei door immigra-

tie. Maar ook op demografische veranderingen, de lange termijn, zou je daarmee beter kunnen anticiperen. Op de korte termijn is het maken van inschattingen lastig, zoals rond migratieontwikkelingen. Maar over de lange termijn, de vergrijzing en het bijbehorende woongedrag, is wel veel meer zekerheid. We weten nu al zeker dat we op weg gaan naar twee miljoen 80-plussers. Er komt een zilveren golf op Nederland af. Die gaat de consumentenmarkt én de woningmarkt diepgaand beïnvloeden.’ Er wordt door sommigen gepleit voor een nieuw Vinex-plan om aan de groeiende woningvraag te voldoen. Is dat de oplossing voor die zilveren golf? Bij Vinex denken we toch al gauw weer aan de eengezinswoning. ‘Het woord Vinex zegt op zich niets over het type bebouwing. Het is waar dat de woningvraag zich momenteel in het stedelijk gebied concentreert. Maar daarbinnen zoekt men diversiteit. Sommigen willen een twee-onder-een-kapwoning met een carport voor twee auto’s. Anderen een appartement zonder auto, maar met een bakfiets voor de deur. En je hebt de ouderen, die dichtbij zorg en voorzieningen willen wonen. Nogmaals: zorg dat je die diversiteit biedt, niet de eenzijdigheid die Vinex soms liet zien. Creëer verschillende woonmilieus, juist omdat er zo veel diversiteit is – en nog veel meer gaat komen.’ •


28

dossier tekst: Els Wiegant | beeld: Erik Smits

O N D ER ZO EK N A A R G ES TA PELD WO N EN I N D E S TA D

Ruimte voor het stadsgezin Waaraan moet een gezinsappartement in de stad voldoen? BPD stelde zich die vraag en gaf ANA architecten opdracht om voor verschillende gezinstypen oplossingen te bedenken voor hun specifieke woonwensen.

→ Hoewel ook een huis met een tuin buiten de stad aantrekkelijk blijft, groeit het aantal gezinnen dat juist ín de stad wil wonen. ‘De komst van een kind vormt steeds minder een knip in het leven van mensen’, zegt Rosalie de Boer, ontwikkelingsmanager bij BPD. ‘Ouders willen allebei blijven werken, een vol sociaal leven, een koffietentje en een goed restaurant om de hoek. De levendigheid en diversiteit die de stad biedt. Bij de keuze voor de stad worden echter ook andere aspecten belangrijk zoals veiligheid en speelruimte voor de kinderen.’ Door ruimtegebrek en de duurdere grond is de bouw van betaalbare woningen voor gezinnen in de stad geen eenvoudige opgave. Daarom onderzochten BPD en architectenbureau ANA de mogelijkheid van gestapeld wonen in de stad. ANA bracht vijf verschillende gezinstypen en hun specifieke woonwensen in kaart. Ieder gezinstype legt weer andere accenten bij de inrichting van hun ideale stadsapparte-

ment. Jannie Vinke, architect bij ANA, noemt als voorbeeld het pubergezin. ‘In het pubergezin hebben gezinsleden ieder hun eigen ritme en bezigheden. Privacy is belangrijk, dus je wilt niet één grote ruimte, maar losse, van elkaar te scheiden plekken.’ ANA keek naar de mogelijkheden om met al die wensen rekening te houden. Wat kun je doen met de galerij, de kern van het gebouw, het portiek of het atrium van een flat? En: hoe maak je een ruimte praktischer of multifunctioneler met slimme architectonische elementen? ANA en BPD kwamen tot zeven typen gezinsappartementen, waarin telkens een bepaald thema – bijvoorbeeld privacy of flexibiliteit – het belangrijkste is. De uitgewerkte voorbeelden zijn bedoeld als inspiratie. De Boer: ‘Elk gezin stelt weer andere eisen. De waarde van dit onderzoek is vooral dat we mensen meenemen in de gedachtengang over wat belangrijk is voor een stadsgezin en welke oplossingen daar mogelijk bij passen.’


29

‘Het stadse leven, daar word ik blij van’ Priscilla van Olphen (33), freelance verkoopcoördinator en marketeer, woont met haar twee dochters van 4 en 6 jaar in een appartement van 90 m2 in centrum Haarlem, met een huurprijs van € 1.250,- per maand, inclusief servicekosten en garage.

→ ‘Ik was op zoek naar nieuwe woonruimte voor mijn kinderen en mijzelf. Ik kwam uit een groot huis met een tuin in Overveen en wilde heel graag terug naar de stad. Ik ben een echte Haarlemse mug, mijn ouders wonen in Haarlem, ik ben er geboren en getogen. Ik houd erg van het stadse leven: de reuring, de gezelligheid, de mooie straten en grachtjes, het goede eten, de lekkere koffie en de leuke winkeltjes. Daar word ik blij van. Maar ik wilde ook op een rustig punt wonen. Voor mijn dochters, zodat ze buiten kunnen spelen, en omdat ik mijn auto in de buurt wil kunnen parkeren. Er zit een garage onder dit complex, dat is heel fijn. Het grenst aan het Spaarne en dat uitzicht verveelt nooit. Voordat ik dit huis vond, droomde ik van een appartement met een terras op éénhoog. Dat is het grappig genoeg ook geworden. Ik wilde een ruime woonkamer, minimaal twee slaapkamers, veel zon en licht én het liefst een groot balkon. Dat heeft dit appartement allemaal. Het is nieuw. Alles is gestuct, het heeft vloerverwarming, twee toiletten – een enorm pluspunt – een goede keuken en een badkamer met bad, inloopdouche en twee wastafels, eentje voor mij en eentje voor mijn dochters. Ik had op geen betere plek kunnen wonen.’


dossier

30

Binnenbuiten

Slaaptrein

Geschikt voor Alle typen gezinnen, maar vooral met jonge kinderen.

Geschikt voor Grote en parttime gezinnen.

Kenmerkend Deze woning heeft twee buitenruimtes: een groot balkon en een eigen plek aan de galerij. De entreezone is naar twee kanten verbreed. Daardoor ontstaat in de galerij een nis die privacy biedt. Vanuit de keuken heb je er zicht op, zodat kinderen veilig kunnen spelen. De galerij is naar buiten toe verbreed. Hierdoor ontstaat een ruime plek waar ontmoeting met de buren mogelijk is. De eetruimte ligt centraal in de woning, aparte slaapzones voor SL A A PTR EIN WONING ouders en kinderen in de hoeken. Elke slaapzone heeft een eigen badkamer.

Kenmerkend De slaapkamers zijn van minimale afmetingen. Bewoners kunnen kiezen hoeveel ze er willen. Moeten dat er later meer worden, dan is een extra wand eenvoudig te plaatsen. Tussen de slaapkamers en badkamer is een flexibele speel- of werkruimte die van het woongedeelte te scheiden is.

SLAAPKAMERS De slaapkamers in de

beeld: ANA architecten

Architectonische elementen slaaptrein zijn heel klein, wel compleet: Door een dubbelbed (twee maar bedden bovenbed, elkaar met een werkplek en kast. scheidingswand ertussen) passen twee slaapkamers op de plek van één.

Architectonische elementen Met een plateau in de slaapruimte is extra bergruimte gecreëerd. Slaapkamers worden klein gehouden door UITSCHUIFBED er een bedstee in te maken. Met een vouwschuifDe hoofdslaapplek ligt wand kan hetverhoogd, woongedeelte groter of kleiner worden zodat er een gemaakt kan gemaakt. Eenuitschuifbed ruim bemeten toilet kan later als tweede worden voor logees. badkamer worden gebruikt.

SPEELHAL De speelhal is een multifunctionele ruimte; de kinderen kunnen hier

HET SAMENGESTELDE GEZIN De slaaptreinwoning heeft veel kleine slaapkamers; op deze manier blijft er veel


31

‘Dit huis ontwikkelt met ons mee’

Lonneke Bakkeren (46), architectuurhistoricus, woont met haar man en twee zoons van 6 en 8 jaar in een appartement uit 1930 van 180 m2 in het centrum van Rotterdam. Ze kochten het in 2006 voor € 320.000,-.

→ ‘Wij kwamen van een appartement in Bergpolder met vier kamers, een gaskachel, enkel glas en zonder toilet op de slaapverdieping. We wilden het liefst een huis aan een singel met dubbele beglazing, centrale verwarming, een toilet op de slaapetage en een tuin. Dat we kinderen wilden, was niet leidend voor onze woonwensen. Dit huis lag niet aan een singel en het had geen tuin, maar toen we het zagen, waren we overdonderd door de ruimte. Het was meteen zo klaar als een klontje dat we híér wilden wonen.

De stad verlaten is nooit een overweging geweest toen we kinderen kregen. We vinden het heel fijn om in de stad te wonen. We werken er allebei, houden van de dynamiek, doen er veel: naar de bioscoop, het museum, het park, de dierentuin. Als je alleen een balkon hebt, moet je er met de kinderen op uit trekken als je buiten wilt zijn. Maar dat vinden wij heerlijk. Lekker fietsen, ergens wat drinken en dan weer verder. Rotterdam is er de laatste tien jaar ook alleen maar leuker op geworden. Nee, ik moet er niet aan denken om weg te gaan. De woning ontwikkelt heel vanzelfsprekend met ons mee. De kleine kamer beneden was eerst voor logees, is van de oudste en later van de jongste geweest en is nu studeerkamer. Dit is gewoon een fantastisch huis.’ •


32

dossier

tekst: Rutger Vahl | beeld: Ger Loeffen, Jan de Vries

EEN N I EU W E TO EKO M S T VO O R D E K R I M PR EG I O

Krimp is niet het omgekeerde van groei Twee demografische trends vormen een belangrijke uitdaging voor gebiedsontwikkelaars: de trek naar de stad en krimp in de periferie. Waar stedelijke regio's floreren en huizenprijzen door het plafond gaan, bedreigen dalende bevolkingsaantallen in Noord-, Oost- en Zuid-Nederland de leefbaarheid van die gebieden. Welke kansen schuilen er in krimp?


33


dossier

34

Frits Oevering Frits Oevering werkt als regionaaleconomisch onderzoeker bij RaboReseach Nederland. Hij houdt zich bezig met regionale verschillen op het gebied van demografie, economie en vastgoedmarkten in Nederland. Hij is auteur van het boek Demografische Krimp, de nieuwe realiteit.

Maurice Hermans Maurice Hermans is onderzoeker bij NEIMED en als directeur van Betawerk betrokken bij regionale transitievraagstukken. Hij is lid van projectteam IBA Parkstad en initiatiefnemer van de Krimplezing. Hij schreef het boek De Antistad (2016).

→ Tien jaar geleden – de tijd van minister Vogelaar – maakten we kennis met het woord prachtwijk. Ook een ander begrip deed zijn intrede: de krimpregio. De overeenkomst: achter beide termen ging verborgen leed schuil. Maar waar het eerste woord nog iets positiefs had – hoe prachtig zouden verborgen talenten in achterstandswijken opbloeien – klonk krimpregio als een definitief afscheid. Dag OostGroningen, dag Achterhoek, dag ZeeuwsVlaanderen, dag Westelijke Mijnstreek. Bevolkingsdaling en economische neergang zouden hun onafwendbare lot zijn. De media toonden daarbij beelden van dichtgetimmerde Franse dorpen en vergrijsde woongemeenschappen in Oost-Duitsland. Beeld vaak te eenzijdig Volgens regionaal onderzoeker en sociaal geograaf Frits Oevering is de toon in het debat over krimpregio’s te negatief. ‘Allereerst is krimp van alle tijden en niet iets om verrast door te zijn’, zegt hij. ‘Steeds wanneer de economie verandert, verplaatst de groei zich. Nederland is sinds de jaren tachtig een diensteneconomie waarbij bedrijven graag dicht bij elkaar kruipen. Daarom concentreert de groei zich nu in de Noordelijke Randstad – van Amsterdam via de A2 naar Utrecht en dan richting Amersfoort en verder oostwaarts. Deze ontwikkeling zuigt jonge mensen aan uit andere gebieden, die mede daardoor met bevolkingsdaling worden geconfronteerd.’ Krimp is een wereldwijd verschijnsel en heeft vele verschijningsvormen. Elk met een eigen dynamiek. Oevering: ‘In Nederland gaat het onder meer om stadswijken uit de jaren zeventig en tachtig die steeds meer zijn vergrijsd, bijvoorbeeld in Nieuwegein. Daarnaast praat je over regio’s waar het inwonertal daalt door gebrek aan werkgelegenheid, met als gevolg dat ook voorzieningen als winkels en theaters verdwijnen. Maar er zijn grote verschillen tussen bijvoorbeeld Parkstad Limburg – waar nog altijd 200.000 mensen op een

‘Steeds wanneer de economie verandert, verplaatst de groei zich’ kluitje wonen – delen van Groningen die kampen met aardgasproblematiek en Zeeuws-Vlaanderen waar weinig industrie is en dus minder banen zijn.’ Nieuw elan in krimpgebied Dat krimp niet gelijkstaat aan verval ervaart Carl Smeets, directeur regio Zuid bij BPD. In zogenaamde krimpgebieden in Limburg is het mogelijk gebleken om met innovatief denken, goede samenwerking en doorzettingsvermogen nieuw elan te brengen. ‘In Margraten creëerde BPD een wijk waarin de ziel en de historie van het mergelland tot leven komen’, illustreert Smeets. ‘Dat komt bijvoorbeeld door het vrije uitzicht over het plateau met zijn akkers en fruitboomgaarden, de karakteristieke architectuur van Zuid-Limburgse boerenhoeven en materialisatie met mergel. In Roermond creëren we dijkwoningen aan een van de Maasplassen. Bij dergelijke lokale bouwprojecten zie je doorgaans dat negentig procent van de kopers uit de directe omgeving komt. Bij dit project is veertig procent van de kopers afkomstig van buiten een straal van tien kilometer of zelfs uit Brabant. Wat de dijkwoningen zo aantrekkelijk maakt voor import? Enerzijds de betaalbaarheid van de woningen, maar zeer zeker ook de beleving van de wijk én het water, het gevoel dat de bewoners zich er helemaal thuis voelen, dat dit echt hún eigen plek is.’ Smeets ziet in Brabant en Limburg niet alleen een trek naar de stad, maar veel meer naar het stedelijk gebied. Dit biedt


35

Carl Smeets Carl Smeets is directeur van BPD in Eindhoven. Hij studeerde Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Vanaf 1998 is hij werkzaam in de bouw- en vastgoedbranche. In 2005 trad hij in dienst van BPD en in 2013 werd hij benoemd tot directeur regio Zuid.

Op dit beeld rust auteursrecht. Het originele beeld is terug te vinden in de printversie van het magazine

Krimp in Nederland Het aantal inwoners en huishoudens zal door vergrijzing en het wegtrekken van jongeren in steeds meer gemeenten en regio’s afnemen. De demografische krimp blijft niet beperkt tot de regio’s die hier nu al mee kampen – gemeenten in Parkstad Limburg, Eemsdelta (Groningen) en Zeeuws-Vlaanderen. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) verwacht dat in de komende vijftien jaar het aantal inwoners waarschijnlijk in één op de vier gemeenten noemenswaardig – met meer dan 2,5 procent – zal afnemen. De grote steden Amsterdam, Rotterdam en Utrecht blijven groeien. Ook enkele kleinere gemeenten binnen de Randstad groeien flink, zoals Rijswijk.

kansen aan omliggende gemeenten, waar mensen rust en ruimte vinden, en tegelijkertijd goede verbindingen met cultuur en winkels. ‘Van oudsher bouwt BPD graag aan de stadsranden en in dorpen rondom de stad. Dat blijven we doen. Maar we kijken ook hoe we in de stad verschillende woningtypen kunnen ontwikkelen voor studenten, gezinnen en senioren. Hoe we de stad kunnen vergroenen en smart kunnen maken, dus kunnen anticiperen op de veranderende woonwensen.’ Zo dacht BPD vorig jaar mee hoe het woningoverschot in de Westelijke Mijnstreek kan worden teruggedrongen. ‘Hierbij hebben we onder meer het denken in doelgroepen op de kaart gezet. Tot nu toe kijkt de overheid vooral in kwantitatieve zin naar de huizenvoorraad. Maar binnen dat geheel bestaan aanzienlijke verschillen in woonmilieus. Opmerkelijk genoeg blijkt naast de behoefte aan een stedelijk centrummilieu met appartementen, ook nog een aanzienlijke vraag te


dossier

36

‘In plaats van groter moeten deze steden kleiner groeien, worden teruggebouwd’ bestaan naar betaalbare eengezinswoningen in een groene dorpse setting aan de stadsrand.’ Groeistrategie werkt niet Smeets wijst op de noodzaak van een andere manier van denken over krimpregio’s. Hij vindt daarin Maurice Hermans – auteur van het boek De Antistad – aan zijn zijde. Hermans betoogt dat overheden en bestuurders te veel zijn gevormd door groeistrategieën. ‘Die werken niet in steden die krimpen zoals Heerlen, Sittard-Geleen en Enschede’, stelt Hermans. ‘In plaats van groter moeten deze steden kleiner groeien, worden teruggebouwd.’ Terugbouwen staat niet gelijk aan de sloop van overtollig vastgoed. ‘Terugbouwen betekent dat overheden visies ontwikkelen op de toekomst van hun kleinere stad. Hoe hou je deze aantrekkelijk bij een sterke vergrijzing? Ik zie daarin een grote rol weggelegd voor architecten en ontwikkelaars. Zij moeten innovatief zijn. Ook in het vinden van alternatieve financieringsmodellen.’ Smeets vult aan: ‘Dat vereist flexibiliteit in programmering. De provincie Limburg investeert fors in de sociaal-economische structuurversterking, bijvoorbeeld door de focus te leggen op de kenniseconomie – denk aan het ontwikkelen van campussen en de samenwerking tussen instellingen

voor hoger onderwijs – en op bevordering van de arbeidsparticipatie. Op zich goed. Maar daar hoort een goed doordacht bouwbeleid bij. Zo constateer ik dat regelgeving nu vaak belemmert dat leegstaande kantoren of monumenten een woonbestemming kunnen krijgen. Als we hier doorheen kunnen breken, behouden we het historische DNA van de stad en werken we aan stedelijke vernieuwing. Ook bewoners willen dat graag.’ Van nationaal belang Spookdorpen zoals in Frankrijk zullen er in Nederland niet snel ontstaan. Daarvoor is Nederland te klein – met auto of openbaar vervoer zit je binnen een half uur in een grotere gemeente – en te welvarend. Toch is het belangrijk de gevolgen van krimp zoveel mogelijk te bestrijden. ‘Voor de mensen in krimpregio’s heeft de waardedaling van hun huis grote financiële gevolgen’, zegt Oevering. ‘Dat is niet alleen hún probleem. De gevolgen van krimp zouden door de samenleving als geheel moeten worden opgevangen.’ De sociaal geograaf doet niet alleen een appel op het sociale gevoel, maar heeft hierbij ook oog voor het maatschappelijk belang. Voor de leefbaarheid is het ook voor de rest van Nederland van belang dat krimpgebieden een zachte landing maken.’ •

Kleiner groeien, zo doe je dat! In De Antistad houdt Maurice Hermans een pleidooi voor terugbouwen als oplossing voor krimpgebieden en doet hij enkele aanbevelingen voor steden die kleiner willen groeien.

1

Accepteer In de hele wereld is groei de norm. Op krimp rust een taboe. Dit ziet Hermans als een van de belangrijkste redenen waarom krimpsteden worstelen met hun toekomst. Zijn devies: begin met accepteren dat de groei-jaren voorbij zijn.

2

Inspireer Is eenmaal geaccepteerd dat de toekomst van de stad meer in kwaliteit dan in kwantiteit schuilt, ontwikkel dan een visie daarop. Aan welk type woningen zal de meeste behoefte bestaan? Waar is sloop nodig en waar kan herbouw of herinrichting – van bijvoorbeeld leegstaande fabrieksgebouwen – uitkomst bieden?

3

Anticipeer Betrek zoveel mogelijk stakeholders bij het kleiner bouwen van de stad. Zoek ook naar alternatieve financieringsmodellen. Hermans adviseert nadrukkelijk ook innovatieve architecten en gebiedsontwikkelaars te consulteren. Maak van een vermeend negatief scenario weer een positieve uitdaging.


37 tekst: Els Wiegant | beeld: 3D capacity, YuconVR, e.a.

5 x divers wonen In een sterk veranderende samenleving veranderen ook de woonwensen. Naast behoefte aan de traditionele eengezinswoning of het tweepersoonsappartement in de stad ontstaat er vraag naar nieuwe vormen. Van superkleine studio’s in de stad tot een erfje met een mix van woningen voor starters, senioren en gezinnen.

KLEIN MAAR FIJN

1

→ In de Laan van Spartaan in AmsterdamWest, ontwikkelt BPD een woontoren met 361 studentenwoningen. Het zijn superkleine huurappartementen. De meeste niet groter dan 27 m2, een enkele 40 m2. De woningen beschikken over een badkamer met douche, wastafel en toilet, en een kleine keuken. Daardoor blijft er voldoende ruimte over voor een woon-slaapgedeelte, waarin een tweepersoonsbed, een bank en een eet/studeertafel passen. In de middenkavel van de nieuwe woonwijk komen ook kleine woningen van ongeveer 40-50 m2 bedoeld voor starters.


dossier

38

3

BACK TO BASICS → Waarom meer ruimte dan strikt noodzakelijk? Waarom hoge woonlasten? Waarom zoveel bezit? Waarom altijd op dezelfde plek? En waarom niet een kleinere ecologische voetafdruk? Vanuit de behoefte om soberder, goedkoper, vrijer en met meer respect voor omgeving en milieu te wonen, geeft een kleine, maar groeiende groep mensen de voorkeur aan een tiny house. Tiny houses zijn volwaardige woningen van maximaal 50 m2 – maar vaak veel kleiner – die door de bewoner zelf of ambachtelijk zijn gebouwd. Ze zijn vaak (deels) zelfvoorzienend en verplaatsbaar, esthetisch verantwoord en van goede kwaliteit. Op het nog te ontginnen bouwterrein van de voormalige Coberco-melkfabriek in Arnhem speelt BPD op die behoefte in door er tijdelijk tien neer te zetten. Het is prettiger dan bewakers met herdershonden laten rondlopen én net zo effectief tegen krakers. Mogelijk krijgen één of meer tiny houses een permanente plek.

2

VAN DROMEN NAAR DOEN → En Bloc in de Amsterdamse Houthaven wordt niet vóór, maar dóór de potentiële kopers ontwikkeld. Samen met BPD en ERA Contour zijn de kopers mede-opdrachtgever van het project – en daarmee ook van hun eigen droomhuis. En Bloc bestaat uit 166 units verdeeld over zes verdiepingen. Kopers kunnen verschillende units boven, onder of naast elkaar koppelen waardoor er bijzondere woningen ontstaan, zoals de rugzak en een L-vormige woning. Als mede-opdrachtgever kunnen kopers niet alleen de vorm en indeling van hun eigen woning bepalen, maar hebben ze ook invloed op het ontwerp van de gevels en het afwerkingsniveau van de gemeenschappelijke ruimten. Ook is budget beschikbaar voor een collectief doel, zoals een ruimte om te sporten of werken. De kopers zijn ondernemende mensen die veel aandacht kunnen én willen besteden aan hoe hun woning eruit ziet. Het mede-ontwikkelen biedt hen de mogelijkheid om hun droomhuis te bouwen, zonder de risico's te dragen voor bouwdelen waarop ze als koper geen of weinig invloed hebben, zoals het skelet van het gebouw. Voor zowel de kopers als BPD en haar partners ERA Contour, Marc Koehler Architects en procesbegeleider Buildingcommunity een unieke ervaring.


RUSTIGE OASE HOOG BOVEN DE STAD → De beschutting bieden van een gezinswoning én tegelijkertijd verdichten. Dat gebeurt op de hoek van de Schiedamse Vest en William Boothlaan in Rotterdam, waar BPD een 70 meter hoge familietoren ontwikkelt. Aan een plein, op de overgang van het hectische stadscentrum naar de vooroorlogse woonwijk Cool en in de buurt van een populaire basisschool. Naast ongeveer 80 à 90 gewone appartementen voor een- of tweepersoonshuishoudens komen er 20 tot 30 gezinswoningen in de woontoren. Deze meerlaagse woningen hebben royale eigen buitenruimtes en zijn gelegen aan binnenstraatjes. Die vormen een ontmoetingsplaats voor buren en een veilige speelplek voor kinderen. Een rustige oase te midden van de dynamiek van de stad. In ondergrondse stallingsruimtes komen mogelijkheden om fietsen en/of auto's te delen. De bouw start naar verwachting in 2019.

4

5 GEBOUWD VOOR DE TOEKOMST → Verhuizen binnen de dorpsgrenzen is niet altijd vanzelfsprekend voor dorpen als Elst, gelegen op de zuidflank van de Utrechtse Heuvelrug. BPD ontwikkelt daar Tabakserf – een carré met een mix van 29 woningen voor starters, doorstromers en senioren. Aanvankelijk waren voor deze laatste groep zes woningen gepland, maar het worden er dertien vanwege de grote belangstelling. Vooral 50-plussers van wie de kinderen het huis uit zijn, wilden een dergelijke woning kopen. De plattegrond van de woningen biedt de mogelijkheid om bad- en slaapkamer (later) op de begane grond te situeren, zodat bewoners niet hoeven te verhuizen wanneer zij door lichamelijke gebreken de trap niet meer op kunnen. BPD wilde bovendien graag een sociale context creëren. In overleg met de potentiële kopers is daarom het binnenterrein van het carré een gemeenschappelijke tuin geworden waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten of bijvoorbeeld op de kleinkinderen kunnen letten. •

39


40

tekst: Francine Smink | beeld: iStock

PH I LI P S , R A B O BA N K EN B PD SA M EN I N PR O B I N G - PR O G R A M M A

Proeven van de toekomst

Hoe creëren we in de toekomst woonruimte in steeds schaarser stedelijk gebied? Welke behoeftes hebben mensen die over dertig jaar in onze wijken wonen? Voor een blik in de toekomst werkt BPD – met onder andere Rabobank en Philips Design – samen in een probing-programma.


41

→ ‘Het is al niet gemakkelijk om de werkelijkheid van vandaag te kennen, laat staan die over vijftien jaar.’ Als trendonderzoeker bij Philips Design is Claudia Lieshout altijd bezig met de toekomst. Om toekomstscenario’s uit te werken introduceerde Philips een aantal jaren geleden probing, een toekomstgerichte multidisciplinaire onderzoeksmethode waarbij op basis van reacties op controversiële toekomstscenario’s conclusies worden getrokken over trends op de lange termijn. Sinds drie jaar zet het World Design Forum, een internationaal platform voor designstrategen, influencers en ontwerpers, deze methode voort met externe partijen. Werken vanuit weak signals The future of food was een van de eerste probing-trajecten binnen Philips Design. In een multidisciplinair team van designers, researchers en businesspartners werd het voedselvraagstuk onder de loep genomen. ‘Dat doe je in probing vanuit weak signals, trends die vandaag nog weinig betekenis hebben, maar die significant lijken voor de toekomst. Zo weten we dat de wereldbevolking in 2050 uit negen miljard mensen bestaat die allemaal van voedsel moeten worden voorzien. Op basis daarvan werken we toekomstscenario’s uit. Op het gebied van voeding was zo’n scenario dat mensen zelf voedsel gaan printen met een 3D-printer. De negatieve reacties die dit scenario opriep, legden de trend naar biologisch en eerlijk geproduceerd voedsel bloot. Vandaag de dag logisch, maar door deze probe konden we onze productontwikkeling verbeteren. Belangrijk in probing is dat je reacties verzamelt

Probing roept heftige reacties op – zowel positieve als negatieve

op zo’n idee: Roept het weerstand op? Of spreekt het aan? Connectie maken met de dagelijkse realiteit is namelijk de grootste uitdaging van probing.’ Impact van technologie op welzijn Vorig jaar startte World Design Forum een probing-programma met externe partijen. BPD onderzocht samen met Philips, Rabobank, ICT Automation, Trudo, VPRO en multidisciplinaire teams van studenten en alumni toekomstscenario’s rondom de vraag: wat is de impact op ons welzijn als slimme technologie allesbepalend wordt? Lieshout: ‘Deze vraag raakt veel partijen. BPD bijvoorbeeld omdat huizen steeds slimmer worden. Waar sta je als mens als technologie alles overneemt? Welke dilemma’s brengt het mee? Nadat de partijen in sessies trends en weak signals hebben besproken, werkten studenten de ideeën uit. Twee teams bogen zich specifiek over de leefomgeving. De scenario’s die dat opleverde,

zijn in kwalitatief onderzoek voorgelegd aan verschillende personen. En daarna is het aan de partijen zelf om de aansluiting te vinden met de eigen context.’ Opbrengst BPD Directeur Verkoop & Gebiedsmarketing Jessie Wagenaar, vanuit BPD betrokken bij het probing-traject, is enthousiast over de nieuwe manier van werken. ‘Nadenken over waar smart technology toe kan leiden in toekomstige leefomgevingen, is voor BPD zeer relevant. De reacties op ideeën voorzien je van veel informatie over de wensen en verwachtingen van mensen. Zo werd veel positiever dan wij verwachtten, gereageerd op een geïmplanteerde chip die op je achttiende wordt uitgelezen, waarna je kunt worden geplaatst in een leefomgeving waarin jouw toegevoegde waarde tot z’n recht komt. Wij hebben dat vertaald naar de behoefte van mensen naar een balans tussen eigen identiteit en onderdeel zijn van een groter geheel. De trend van shared economy krijgt op deze manier meer betekenis; blijkbaar gaat delen niet alleen over spullen, maar ook over het delen van een gemeenschappelijk doel of belang. Daarnaast zagen we dat mensen openstaan voor smart technology, zolang de grens tussen geregeerd worden door techniek en eigen invloed zichtbaar blijft. Daar kunnen we wat mee als we nadenken over het inrichten van de publieke ruimte.’ Wat Wagenaar betreft is probing geen eenmalige exercitie. ‘Ik kan me voorstellen dat mensen sceptisch zijn, het is wellicht hoogover. Maar als je met vernieuwing bezig bent, zoek je de grenzen op en dat mag best een beetje schuren.’ •


42

tekst: Rutger Vahl | beeld: Janita Sassen

BPDi

100% dedicated aan de stad

Dennis Laing ‘De aantrekkingskracht van steden groeit. Om te wonen, te werken en te ontspannen. Er liggen mooie kansen om deze mixeduse-opgave op te pakken. Ik zet mij daar graag voor in.’

Maarten ten Duis > ‘Ik ben gek op de stad. Behoeften van bewoners vertalen naar nieuwe stedelijke omgevingen vraagt om creativiteit en nieuwe samenwerkingsverbanden, zowel op lokaal als op landelijk niveau. Daar ligt een mooie uitdaging.’

< Rik Zwikker ‘Naast mijn ervaring op het gebied van binnenstedelijke ontwikkeling breng ik mijn creativiteit en grote enthousiasme voor de stad mee.’

Met BPDi wil BPD de stadsontwikkeling in Nederland naar een volgend niveau tillen. Een team van negen stadsontwikkelaars gaat zich volledig focussen op stedelijke ontwikkeling. Creatief leider Wijnand Looise wordt de trekker van het kersverse team.


43

Marlijn Lodewijks ‘Tijdens een project in Johannesburg merkte ik hoeveel impact een woonomgeving op mensen heeft. Als stadsontwikkelaar wil ik samen met de eindgebruiker de stad verder ontwikkelen en komen tot inspirerende stadsbuurten.’

Wijnand Looise > ‘Innovatie van producten, concepten – maar ook organisaties – fascineert me, denken in vernieuwing, samenwerken met jonge mensen. Dat mag ik als creatief leider gaan waarmaken. Prachtig.’

Coen Hofland ‘Ik wil mij inzetten voor een vitale stad die bereikbaar is en gezond is voor iedereen. Ik ben conceptueel sterk. En zorg ervoor via een ontwikkelstrategie dat het concept daadwerkelijk gerealiseerd wordt.’


44

‘BPDi maakt innovatief denken over stedelijke ontwikkeling tot zijn kerntaak’

→ Waarom komt BPD juist nu met BPDi? ‘In de stad gebeurt het. Nu – maar zeker ook in de nabije toekomst. Steden worden getransformeerd en herontwikkeld. Gemeenten en woningcorporaties staan voor nieuwe uitdagingen. BPD haakt daarop in met BPDi, dat innovatief denken over stedelijke ontwikkeling tot zijn kerntaak maakt. We zijn een denktank – een club denkers en doeners – maar jagen tegelijk nieuwe projecten aan door nauw samen te werken met de belangrijkste actoren in de stad. De ambities zijn groot. We willen de stadsontwikkeling in Nederland naar een volgend niveau tillen, nieuwe samenwerkingsvormen ontwikkelen, verbindingen leggen en nieuwe gebieden verkennen.’ Vind je dat BPD de stad tot nu toe te veel links heeft laten liggen? ‘Zeker niet. We doen al veel in steden. In het Oostelijk Havengebied van Amsterdam was BPD begin jaren tachtig bijvoorbeeld de eerste die leegstaande pakhuizen ombouwde naar betaalbare koopappartementen. Maar door de decentrale organisatie van BPD in regiokantoren gaat de aandacht van onze gebiedsontwikkelaars uit naar zowel de stad, áls de gebieden daarbuiten. Nu hebben we een team van specialisten dat honderd procent dedicated

is aan de stad. Die niets anders willen dan steden ontwikkelen, die de stad omarmen en dagelijks in- en uitademen, die de taal van de stad spreken en begrijpen wat mensen in een stedelijke omgeving willen. Díe focus is noodzakelijk. Bouwen in de stad is complexer en tijdrovender dan buitenstedelijk.’ Geef eens wat voorbeelden van wat BPDi kan betekenen? ‘Gemeenten – en vooral corporaties – zijn gebonden aan veel regels die hen belemmeren. Als commercieel bedrijf kunnen en mogen wij meer. Zo heeft BPD in Zwolle – samen met deltaWonen – het appartementencomplex HSK20 ontwikkeld met vier lagen sociale huurwoningen en zes lagen koopwoningen. Een ander mooi voorbeeld is De Melkfabriek in Arnhem, een nog te ontwikkelen wijk aan de Rijn. BPD maakt het ontwerp en zoekt daar vervolgens partners bij om het te realiseren. Denk ook aan de shared economy, woonwerk-gebouwen waar bewoners voorzieningen met elkaar delen, zoals het project op Zeeburgereiland in Amsterdam waar we op dit moment mee bezig zijn.’ Waarin is BPDi onderscheidend ten opzichte van BPD? ‘Het werkterrein van BPDi is echt de stad en de thema’s die daar spelen, zoals smart

mobility, community building en financial engineering. Vanwege de enorme druk op onze organisatie om productie te draaien, bestaat niet altijd de ruimte en flexibiliteit om bezig te zijn met het ontwikkelen van nieuwe concepten – en vanaf een hoger abstractieniveau naar ons vak te kijken. Met BPDi is daarvoor ruimte gecreëerd. Ook is de samenstelling van het team daarop gestoeld. We hebben vers bloed vanuit het gehele speelveld – corporatie, gemeente, advieswereld, zelfstandig ondernemer – aangetrokken. Daardoor kijken we niet per se beter, maar wel anders.’ Waarom is BPDi geen zelfstandig bedrijf? ‘We willen juist aanjagen vanuit BPD zelf. En daarmee de boegschroef zijn die de olietanker van richting doet veranderen. Er is binnen BPD ontzettend veel kennis over grondexploitatie, wat voor stadsbesturen van belang is. Daarbij staat BPD bekend als een gebiedsontwikkelaar met een langetermijninstelling. Wij zijn niet van het hit and run, een ontwikkelaar die alleen de krenten uit de pap komt halen. Ook dit is belangrijk voor gemeenten en corporaties. We willen dat het DNA van BPD, ook het DNA van BPDi is. Onze stadsontwikkelaars werken twee dagen voor BPDi en drie dagen voor hun eigen regiokantoor. Ze richten zich alleen op stadsontwikkeling, maar blijven optimaal verbonden met het gebied waarin ze actief zijn. Zo vindt er voortdurend interne kruisbestuiving plaats.’ •


tekst: Kees de Graaf | beeld: Roger Dohmen

T R A N S F O R M AT I EO P G AV E

Nu lokaal doorpakken

Op dit beeld rust auteursrecht. Het originele beeld is terug te vinden in de printversie van het magazine

Nieuw, verdiepend onderzoek naar de reĂŤle transformatiepotentie van de bestaande stad wijst uit dat maximaal een derde van de woningvraag kan worden opgelost binnen bestaand bebouwd gebied, maar alleen onder stevige voorwaarden. Pauline Bieringa (BNG Bank), Jop Fackeldey (G32) en DesirĂŠe Uitzetter (BPD) reageren.

45


46  → De verwachte vraag naar woningen is groot. Volgens data van ABF Research moeten er tot 2030 circa 1 miljoen woningen worden toegevoegd. Maar waar? Een studie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) uit 2016 liet zien dat 35 tot 80 procent in bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door (her)gebruik van onderbenutte locaties en leegstaande gebouwen. In het PBL-onderzoek is vooral naar de ruimtelijke mogelijkheden en naar de kwantitatieve woningvraag gekeken. Factoren als tijd, financiële haalbaarheid en de factor mens – ofwel de kwalitatieve woningvraag – zijn buiten beschouwing gelaten. Jop Fackeldey, wethouder in Lelystad en voorzitter Fysieke Pijler van de G32: ‘Uit het PBL-onderzoek kwam het beeld naar voren van alles kan in de stad. Daarop vroegen wij ons direct af: Wie gaat dat betalen? Wie gaat daar wonen? Zitten mensen hier echt op te wachten? Prima dat nu een nadere analyse heeft plaatsgevonden.’ Drie factoren De onderzoekers van Brink Management / Advies bouwden verder op de analyse van PBL en verdiepten de analyse op drie factoren: mens, tijd en geld. Ofwel: Wat is de kwalitatieve woonvraag? Hoe en waar willen mensen wonen: binnenstedelijk, groenstedelijk, suburbaan of dorps? In hoeverre sluit gebiedsontwikkeling hierop aan? En lukt het allemaal binnen de middellange termijn tot 2030? Conclusie: voor 90.000 woningen is dat geen probleem. Wie een derde van de woningvraag binnen bestaande bebouwd gebied wil bouwen, moet daar tot 2030 3,6 miljard euro – dat komt neer op 300 miljoen euro per jaar – aan extra financiële bijdrage tegenaan zetten en de woningdichtheden met 35 procent verhogen. Financiële bijdrage nodig Fackeldey deelt deze conclusie: ‘Transformeren is complex, risicovol en duur. Het is evident dat er vanuit de overheid geld bij moet. Zowel Rijk, provincies als gemeenten zullen hiervoor – samen met de markt – een oplossing moeten vinden. Over de hoogte van de overheidsbijdrage kun je overigens nog wel discussiëren. Die kan per regio verschillen, zelfs per locatie: Welke partijen doen er mee? Kan er verevend worden tussen winst- en verliesgevende functies? Is het Rijk zelf betrokken, bijvoorbeeld met het Rijksvastgoedbedrijf? En is er sprake van excessieve herstructureringskosten zoals bodemvervuiling?’ Ook Pauline Bieringa, Managing Director


47

Transformatie in samenhang met de buitenstedelijke bouwproductie aanpakken

Op dit beeld rust auteursrecht. Het originele beeld is terug te vinden in de printversie van het magazine

De Binckhorst, Den Haag


48 →

Pauline Bieringa Pauline Bieringa is Managing Director Public Finance bij BNG Bank. Ze studeerde Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en vervulde daarna onder meer verschillende functies bij ING.

Jop Fackeldey Jop Fackeldey is wethouder in Lelystad, vicevoorzitter van de VNG-commissie Ruimte en Wonen en voorzitter van de Fysieke Pijler van de G32. Hij studeerde aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.

Public Finance BNG pleit voor een mix aan partijen die de financiële bijdrage levert: ‘Provincies kunnen bijvoorbeeld een transformatiefonds vormen voor de onrendabele top. Ook het Rijk kan daaraan bijdragen, evenals de gemeenten. Daarnaast zullen marktpartijen en grondeigenaren mee moeten doen. Daarbij denk ik aan een soort vereveningsfonds waarbij de waardesprong in gebiedsontwikkelingen buiten de stad – door de overgang van agrarisch naar bouwgrond – deels de onrendabele top in de stedelijke herontwikkeling kan subsidiëren.’ Desirée Uitzetter, directeur Gebiedsontwikkeling van BPD, ziet een belangrijke rol weggelegd voor het Rijk: ‘Er waren de laatste decennia rijksmiddelen beschikbaar*. Die hebben geleid tot een betere bereikbaarheid, betaalbaarheid en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in steden. Nu is het woondomein en – met de nieuwe Omgevingswet – straks ook het domein van de integrale leefomgeving in vergaande mate gedecentraliseerd. De gemeenten zijn aan zet. Uiteraard is het beeld in ons land wisselend, maar als je dit soort belangrijke en ingrijpende opgaven landelijk wilt oppakken, blijft de hogere overheid echt nodig. Dat vraagt nú om actie. Anders kan onvoldoende worden ingespeeld op de woningbehoefte en wordt wonen onbetaalbaar.’ Zorgvuldig verdichten Of naast extra geld ook verder verdichten zoden aan de dijk gaat zetten, is afwachten. Uitzetter: ‘Het onderzoek toont weliswaar aan dat er veel vraag is naar wonen in de stedelijke regio, maar dat betekent niet automatisch dat men in een veel steniger woonmilieu wil wonen. Ook suburbane en groenstedelijke milieus zijn gewenst. Verdichting moet zorgvuldig gebeuren en daarbij moet je mensen op andere punten extra kwaliteit bieden.’ Fackeldey is eveneens voorzichtig: ‘Iedere woningmarkt is verschillend, we moeten maatwerk leveren. En je moet ervoor waken dat het niet ten koste gaat van de kwaliteit van de openbare ruimte.’ Bieringa onderschrijft dit: ‘We moeten daar terughoudend mee zijn; alleen waar het past in het stedelijk weefsel. De te transformeren gebieden moeten qua typologie en dichtheid aansluiten op wat er al staat in de omgeving.’ Commitment aangaan De drie zijn verder eensgezind in hun mening dat er naast de nationale opga-

ve vooral ook lokaal en regionaal moet worden doorgepakt. Partijen moeten hun verantwoordelijkheid nemen, om zo de kansen voor bouwen in de bestaande stad te vergroten. Bieringa: ‘De tijd is nu gekomen om met elkaar in actie te komen. De verliezen op gebiedsontwikkelingen en grondexploitaties zijn genomen. We kunnen en mogen weer voor langere tijd vooruitkijken en moeten het commitment aangaan. Gebiedsontwikkelingen binnen en buiten de stad zijn complementair en moeten elkaar steunen en versterken. Zowel qua opgave, als financieel.’ De City Deals die de laatste tijd tot stand komen in het kader van de Agenda Stad van het ministerie van BZK vindt Bieringa een goed hulpmiddel. ‘Daarbij worden voor een groter gebied – zoals de Metropoolregio Rotterdam Den Haag – tussen partijen afspraken gemaakt. Ook over de verdeling van de risico’s.’ Meerdere opgaven Het is een pleidooi dat Fackeldey van harte onderschrijft. ‘Lokaal moeten we de transformatie via opgavegericht werken een slag verder brengen. Want naast het ontwikkelen van woningen op transformatielocaties zijn ook onderwerpen als de energietransitie en klimaatneutraal bouwen van groot belang. Die ambities moeten we nu bij elkaar brengen. Ze kunnen elkaar versterken.’ Hier liggen ook financiële kansen: ‘Kan er bijvoorbeeld aangesloten worden bij een duurzaamheidsprogramma of ambitie? Want daar zijn ook financieel win-winsituaties te bereiken.’ Het identificeren van de precieze lokale vraagstukken – en daarmee de kansen om deze te koppelen – kan volgens Fackeldey uitstekend gebeuren via de Omgevingsvisie die gemeenten de komende tijd moeten opstellen. ‘Met de markt gaan we in gesprek: wat willen we hier lokaal, maar ook: wat is realistisch mogelijk? Het zou goed zijn wanneer volgend jaar – zodra de nieuwe gemeenteraden aantreden – de basis hiervoor is gelegd. Vanuit de G32 gaan we in ieder geval verder in gesprek over de uitkomsten van dit verdiepende onderzoek. Het biedt een denkraam voor de verdere invulling van de transformatieopgave. Ik hoop dat ook de andere marktpartijen hierover willen meedenken.’ Actie nodig Volgens Uitzetter wordt deze uitnodiging vanuit BPD in ieder geval van harte aanvaard: ‘Wij zetten onze schouders maximaal onder de transformatieopgave. En we staan klaar om daarover met gemeenten in gesprek te gaan en snel tot actie over te


49

Op dit beeld rust auteursrecht. Het originele beeld is terug te vinden in de printversie van het magazine

Transformatiepotentie van de stad: van potentieel naar reëel De uitkomsten van het onderzoek naar de reële transformatiepotentie werden op 8 maart gepresenteerd. De binnenstedelijke transformatiepotentie kan worden opgerekt naar 314.000 woningen door aan drie knoppen te draaien. Extra geld investeren – bovenop de investeringen van marktpartijen – voor het deel van de woningen dat deel uitmaakt van transformaties met een financieel tekort heeft het meeste effect: een gemiddelde subsidie van € 25.000,- per woning levert 143.000 extra woningen op. Dat vergt 3,6 miljard euro aan overheidssubsidies. Door dichter te bouwen stijgt het aantal woningen nog eens met 80.000. Het versnellen van de ontwikkeling levert 1.000 extra woningen op. Het onderzoek naar de reële transformatiepotentie is in opdracht van NEPROM, G32, BNG en BPD uitgevoerd door Brink Management / Advies.

gaan. Daarbij staan we open voor nieuwe samenwerkingen, brengen we onze markt-, concept- en proceskennis aan boord en uiteraard ook onze ervaringen met veel verschillende transformatieprojecten. De uitdaging is om lokaal de transformaties te verkennen en daarmee aan de slag te gaan. Transformatie is weliswaar een complex proces, daarvoor moeten partijen bereid zijn om een langeretermijn-commitment aan te gaan.’ Ook moet volgens Uitzetter niet te rigide worden gedaan over de woningvraag die niet in de stad past: ‘We moeten onze ogen niet sluiten voor de rest van de woningvraag. Niet iedereen wil én kan in de stad wonen. Het onderzoek

maakt duidelijk dat we voor 70 procent van de 1 miljoen woningen ook andere plekken moeten vinden, deels ook buiten bestaand bebouwd gebied. Die typen locaties vragen eveneens om zorgvuldige inpassing. Ook over de opgave buiten bestaand bebouwd gebied moeten overheden en marktpartijen het gesprek aangaan. Ik proef daar een brede bereidheid voor. Ook politiek.’ • * De Stadsvernieuwingsgelden (1970-2005 – € 17,5 miljard), locatiegebonden subsidies (1995-2009 – € 1 miljard) en Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (2000-2014 – € 4,3 miljard. (bron: TU Delft, afdeling Gebiedsontwikkeling)

Desirée Uitzetter Desirée Uitzetter is directeur Gebiedsontwikkeling bij BPD. Eerder was zij onder meer partner bij de Stec Groep, projectdirecteur bij BNG gebiedsontwikkeling en senior adviseur bij KPMG/Metrum. Uitzetter studeerde Sociale Geografie aan de Universiteit Utrecht.


50

in het kort

Bewoners kiezen unaniem voor BPD Eerste grote woningbouwproject met Tesla Powerwall 2   → Extreem duurzaam worden ze: de 58 woningen die

Toon Verhoef, zonder titel, 2006

→ BPD gaat 142 woningen en 24 appartementen bouwen in de oude Rotterdamse wijk Bospolder. Samen met ERA Contour won BPD de aanbesteding voor het project The Hudsons, dat het sluitstuk vormt van de herstructurering van de wijk Bospolder. De bewoners hadden een flinke stem in de keuze van het uiteindelijke ontwerp. Robbert de Vrieze van de gebiedscommissie Delfshaven en bewoner van Bospolder: ‘De kracht van de wijk is de sterke betrokkenheid van de bewoners. Voorafgaand aan de aanbesteding is daarom een bewonersconsultatie georganiseerd. Onze wensen zagen we in veel van de ontwerpen terug. Het voorstel van BPD voldeed aan alle verwachtingen.’ Er was vooral veel waardering voor de verbinding tussen openbare en privéruimte. Het ontwerp bevat vijf karaktervolle, gesloten huizenblokken met verhoogde, collectieve binnentuinen die ieder een eigen thema hebben, zoals een wilde bloementuin en een natuurspeeltuin. De huizenblokken komen zo te staan dat ze doorsteken en doorkijkjes bieden van de wijk naar het bijzondere Dakpark, een park op negen meter hoogte met prachtig zicht op de haven en de stad. ‘Deze mooie delen van de wijk zijn straks voor alle bewoners heel makkelijk bereikbaar’, aldus De Vrieze. ‘Er komen plekken waar we elkaar kunnen ontmoeten en waar kinderen kunnen spelen. Bij de watertrap, die ’s zomers zeer in trek is, komt een mooi buurtplein. Dat vormt straks het hart van de Bospolder.’ De bewoners waren unaniem in hun keuze voor het ontwerp van BPD en ERA Contour. De jury bestond daarnaast uit vertegenwoordigers van de gemeente Rotterdam. De bouw start naar verwachting in 2018.

tekst: Francine Smink beeld: A2studio

BPD ontwikkelt in de Amsterdamse Houthaven. De aan het IJ gelegen huizen krijgen namelijk zonnepanelen in combinatie met de nieuwste Tesla Powerwall 2. De naam verklapt direct uit welke koker de vinding komt. Elon Musk – ingenieur, ondernemer en oprichter van onder meer PayPal, SpaceX en Tesla – ontwikkelde de Tesla Powerwall 2, een batterij die een te veel aan in huis opgewekte zonne-energie opslaat in plaats van teruggeeft aan het elektriciteitsnet. Op zonloze dagen levert het kleine, witte kastje – meer is het niet – voldoende energie voor een enigszins bewust huishouden van vier personen. Bewoners van Pier2 wisselen straks hun surplus aan energie via de Powerwall 2 ook onderling uit of met CrowdNett van Eneco, waarop de batterij kan worden aangesloten. Bewoners ontvangen een jaarlijkse vergoeding van € 650,voor hun energiebijdrage. Het voordeel van CrowdNett is dat op piekmomenten geen beroep hoeft te worden gedaan op energievoorziening van kolencentrales. BPD is de eerste ontwikkelaar in Europa die de Tesla Powerwall 2 op grote schaal toepast in een woningbouwproject. Naar verwachting zal de batterij in de nabije toekomst in veel meer huishoudens te vinden zijn.


beeld: Jan Versnel

51

Bouwfonds Cultuurfonds steunt 100 jaar De Stijl   → Niet alleen Rembrandt, Appel en Nijntje, ook De Stijl zette Nederland wereldwijd op de kaart. Ter ere van het 100-jarig bestaan van de kunststroming, is 2017 uitgeroepen tot themajaar Mondriaan to Dutch Design met tentoonstellingen in vele musea. Een van de tentoonstellingen is De Stijl voorbij. Gerrit Rietveld en de jaren vijftig in het Rietveldpaviljoen aan de Zonnehof in Amersfoort. Het paviljoen behoort tot een van de belangrijkste late werken van Gerrit Rietveld (1888-1964). Het gebouw uit 1959 is een typisch voorbeeld van het nieuwe bouwen: functioneel, zakelijk, ruimtelijk, sober. Rietveld ontwierp het paviljoen ter gelegenheid van het 700-jarig bestaan van de stad Amersfoort. In de tentoonstelling De Stijl voorbij. Gerrit Rietveld en de jaren vijftig staat Rietveld als belangrijke vertegenwoordiger van De Stijl centraal als de inspiratiebron die hij vandaag de dag nog is voor

Colofon

NAW is een magazine van BPD voor iedereen die geïnteresseerd is in gebiedsontwikkeling. NAW staat voor Naam, Adres, Woonplaats. Aandacht voor de gebruiker (naam), de vestigingsplek (adres) en het gebied (woonplaats) zijn essentieel bij gebiedsontwikkeling. NAW gaat over ontwikkelingen in en visies op integrale gebiedsontwikkeling. NAW verschijnt drie keer per jaar in een oplage van 10.000 exemplaren en wordt verstuurd aan o.a. gemeenten, provincies, corporaties, bouwbedrijven, architecten, stedenbouwkundigen, adviseurs en ontwikkelaars.

architecten en gebiedsontwikkelaars. Ook het belang van het paviljoen zelf – dat na de gloriejaren leeg stond en in verval raakte – wordt belicht. De organisatoren van de tentoonstelling ondersteunen daarnaast het initiatief om de openbare ruimte rondom het paviljoen opnieuw in te richten. Het verrommelde en verwaarloosde plein moet een parkachtig gebied met oude bomen worden. Een verkeersluwe, groene plek nabij het stadscentrum. De herwaardering van het paviljoen en de buitenruimte was voor het Bouwfonds Cultuurfonds een belangrijke reden om deze bijzondere tentoonstelling te ondersteunen.

De tentoonstelling opent op 13 september 2017 en loopt t/m 8 januari 2018. Zie voor meer informatie de site van organisator FASadE: fasade.nl •

Abonnement Een abonnement op NAW is gratis voor professionals in gebiedsontwikkeling. Abonneren kan via www.bpd.nl/naw. Redactieraad Liesbeth Blanken, Herbert Bosch, Kim van Eerde, Frans Holleman, Harm Janssen, Theo van der Plas, Hans-Hugo Smit. Hoofdredactie en coördinatie Kim van Eerde naw@bpd.nl www.bpd.nl/naw

Concept, eindredactie en productie ZB Communicatie & Media Art direction en vormgeving ZB/Janita Sassen BPD Ontwikkeling BV Postbus 15 3870 DA Hoevelaken www.bpd.nl Dit magazine is met zorg samengesteld. U kunt er geen rechten aan ontlenen. Kopiëren of citeren van (delen van) de inhoud is alleen toegestaan in overleg met BPD.


de kracht van het ambacht

Leidekker

Het ambacht dreigt te verdwijnen, signaleerde de voormalig Rijksadviseur voor het Cultureel Erfgoed. Tegelijkertijd groeit – door tendensen als renovatie, herbestemming en retrobouw – de vraag naar specialistische vaklieden. Aandacht voor de leidekker.   → Van oudsher wordt leisteen gebruikt als dakbedekking en schrijfgerei. Het schrijfplankje is inmiddels grotendeels vervangen door papier, maar als dakbedekking is leisteen nog steeds in trek. Kerken, monumenten en woningen krijgen een bijzondere uitstraling met een natuurstenen leien dak. Leisteen bestaat uit dunne laagjes en verbrokkelt dus snel. Daardoor is slechts een klein deel van de

leisteen die wordt gewonnen in steengroeven in Brazilië, Vietnam of Duitsland bruikbaar. De leidekker houdt rekening met de vorm en bepaalt of de leien recht worden gelegd, de zogenaamde Maasdekking. Of in een patroon, ook wel de Leuvense dekking. Of de schubben, het zogenaamde Rijndak. Hij hakt iedere leisteen handmatig op maat. Vervolgens maakt hij elke lei vast met een haak van

koper of roestvrijstaal. Met zijn expertise, kennis en liefde voor de lei onderscheidt de leidekker zich van een dakdekker. En de restjes lei? Verzamelaars halen regelmatig stukjes uit de container. Voor een ouderwets schrijfplankje. •

tekst: Annerieke van der Krift beeld: Gerlo Beernink


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.