NAW 60 - januari 2018 - middelduur wonen de oplossingen

Page 1

nr. 60 | januari 2018

magazine voor gebiedsvernieuwers

+

DOSSIER

Woningopgave

Middelduur wonen: de oplossingen


2

in dit nummer En ook 4 volgens Walter

Voorwoord door Walter de Boer, CEO van BPD.

6

22 column

Gijs van den Boomen: ‘De trein met bestemming urgentie dendert door.’

44/50/51 in het kort

Tiny house village in Erasmusveld, opening Van Eesteren Paviljoen en bijzondere waterwerken.

En plein public

52 de kracht van het ambacht

Een ondergrondse parkeergarage op ingenieuze wijze verbonden met oude vestingwerken en het nabijgelegen Zuiderpark.

De uitdagingen van de elektricien.

Wonen in het middeldure segment De vraag naar middeldure (huur)woningen stijgt. Wat zijn de oplossingen? NAW presenteert er 7 + 1.

08 8

14 ‘De kunst is een kleine schaal te combineren met groter denken’ De toekomstdromen van Winy Maas (MVRDV) voor de Nederlandse steden.


NAW

Publiek en privaat vinden elkaar in Reeve Een dubbelinterview over de hernieuwde samenwerking bij deze bijzondere gebiedsontwikkeling in Kampen.

18

Dossier 1 miljoen woningen tot 2030

3

24

Waar dan? That’s the question Een miljoen woningen tot 2030. Hoe en vooral waar gaan we de woningvraag accommoderen?

30 Transit-oriented development

Hoe kunnen verstedelijking en mobiliteit tegelijk opgaan?

35 De middelgrote

23-39 60x NAW In deze zestigste editie vertellen drie bewoners over wat zij hebben met het getal 60.

40

stad rukt op

De druk vanuit de grote steden neemt toe. Drie wethouders vertellen over de uitdagingen.

Middelduur Non-stop wonen: Oosterdokseiland wat zijn de opties? Werken, wonen, flaneren en studeren. Het klokje rond op het Oosterdokseiland.

45


4

‘Na een lange ontkenningsfase over de kwantitatieve behoeften, lijkt de urgentie terug te komen. Nu nog verantwoordelijkheid nemen’ Walter de Boer is CEO van BPD


volgens Walter

Zorgvuldig discussiëren  → Het zijn razend interessante cijfers. Ze staan half verstopt op pagina 16 van het jaarlijks verschijnende rapport De staat van de woningmarkt (2017) van het Ministerie van BZK. Ten onrechte. In 2015 verhuisden er meer mensen uit de vier grote steden. Tot dat moment hielden immigratie en geboorteoverschot het inwoneraantal in diezelfde steden in evenwicht. De huidige grote druk op de Randstad moet niet worden verward met de grote druk op die steden. De huidige uitstroom wordt zoals wij weten steeds meer bepaald door de hoge huur- en verkoopprijzen. Het CBS signaleerde het ook al: jonge gezinnen gaan de grote stad weer uit. Deze cijfers relativeren het geluid dat we ook het afgelopen jaar veel hebben gehoord. De trek naar de stad zou niet te stuiten zijn. Stadsbestuurders laten hun ogen daarom vallen op al of niet verouderde bedrijven- en haventerreinen, om de vrijkomende grond een woonbestemming te geven. Bedrijven worden nu actief benaderd door marktpartijen om te verhuizen. De talloze – vaak ook internationale – makelaarskantoren drijven de verkoopprijzen op tot een niveau waarvan je mag afvragen of hiermee nog wel de gewenste kwaliteit te realiseren is. Wonen verdringt het werken. Ik denk weleens: nog even, en de dagelijkse files gaan straks niet meer de stad in, maar de stad uit. Van pendel in naar pendel uit. Van de monofunctionele woonomgeving naar het bedrijventerrein, ’s ochtends én ‘s avonds. Door de focus op verdichting organiseren we weer nieuwe congestie. Langs nagenoeg alle vervoersassen zien we nu een aaneenschakeling van bedrijven. Daar waar in het open landschap geen wonen mag worden gepland, is er volop ruimte voor het bedrijfsleven.

Deze NAW besteedt weer aandacht aan dit soort vragen. Na een lange ontkenningsfase over de kwantitatieve behoeften, gaan we nu zorgvuldig discussiëren over waar die ruimtelijke behoefte kan worden ingevuld. De urgentie lijkt terug te komen, nu nog de verantwoordelijkheid nemen. Over de opgave tot 2030 hebben we genoeg gesproken. Wat doen we daarna? De vraag is of een Nieuwe Kaart noodzakelijk is. Maar zeker is de behoefte aan centrale regie, die de gemeente- en provinciegrenzen overstijgt. Het is verheugend dat minister Kajsa Ollongren hiervoor openstaat. Decentrale verstedelijking van de voormalige groeikernen en kwalitatieve aandacht voor de tussengebieden in de Randstad, kunnen mogelijk een uitkomst bieden. Waarbij mobiliteit een hoofdrol zal moeten spelen. Intussen kan BPD zelf ook interessante cijfers presenteren. In 2017 hebben we wederom zo’n ruim 12.000 woningen in aanbouw genomen c.q. verkocht, waarvan de helft in Nederland. Ook de komende jaren zullen we deze hoge verkoopresultaten vasthouden. Door de grote onophoudelijke vraag is er ook nog ruimte voor verdere groei, zowel in Nederland, Frankrijk als Duitsland. Onze organisatie groeit mee: we hebben in 2017 veel vacatures kunnen vervullen met nieuwe, energieke en jonge collega’s. Nog één cijfer: 60. Dit is nummer 60 van NAW. Uit een lezersonderzoek kwam naar voren dat u dit blad sterk waardeert. Het komt tegemoet aan de behoefte aan verdieping en overzicht, het schept een stukje orde in een wereld die steeds onoverzichtelijker lijkt te worden. We zijn daar blij mee en blijven daarom ook dit jaar weer graag verschijnen, op veler verzoek gewoon op papier. Al kunt u natuurlijk altijd digitaal terecht op bpd.nl/actueel/magazines. Ik wens u een goed 2018. ande is bij het verschijnen van deze NAW. Laat de informateur dit geluid ter harte nemen. •

5


6

en plein public

Blikvanger in Bossche binnenstad   → Waar vroeger een onaantrekkelijk parkeerterrein lag, bevindt zich nu één van de eyecatchers van Den Bosch. De hypermoderne ondergrondse parkeergarage St.-Jan is op ingenieuze wijze verbonden met de oude vestingwerken en het achterliggende Zuiderpark. Voor bezoekers is parkeergarage St.-Jan het eerste warme welkom met de stad. Fraai uitgevoerd − ruim en overzichtelijk − en voorzien van kunstobjecten en archeologische vondsten die tijdens de bouw zijn opgegraven. Op het dak van de parkeergarage is de historische vestinggracht in ere hersteld. Bezoekers wandelen via een loopbrug en de prachtig aangelegde Casinotuin de historische binnenstad in. Het Zuiderpark is eveneens helemaal opgeknapt en kreeg een betere verbinding met de stad. In nauwe samenwerking met opdrachtgevers en buurtbewoners ontstond zo een bijzondere blikvanger op cultuurhistorisch, landschappelijk én architectonisch gebied. • tekst: Monique de Ligny | beeld: Stijn Poelstra


7

Verbinding tussen verleden en heden • • • • •

Parkeergarage St.-Jan zorgt met 1.040 parkeerplaatsen voor een autoluwe binnenstad. De parkeergarage won in 2015 de ESPA Gold Award, een Europese onderscheiding voor parkeergarages van uitzonderlijk hoge kwaliteit. Tijdens de bouw werd – wereldnieuws! – een neanderthaler-kampement aangetroffen. De Bossche vestingwerken dateren oorspronkelijk uit de 12e eeuw. Van Roosmalen Van Gessel architecten maakte het ontwerp van de gerestaureerde vestingwerken, MTD landschapsarchitecten ontwierp de openbare ruimte en Studio Leon Thier tekende voor de parkeergarage, parkbrug en voetgangersbrug.


8

tekst: Edwin Lucas | beeld: Zoltan Korai

Middelduur wonen: 7 + 1 opties De vraag naar middeldure (huur)woningen stijgt. Het extra aanbod komt echter niet van de grond. En dat terwijl méér woningen in dit segment de doorstroming op de woningmarkt – zowel huur als koop – bevorderen. Niet voor niets is middeldure huur één van de speerpunten in het nieuwe regeerakkoord.

→ ‘Appartementen van een beetje normale omvang, vanaf vijftig vierkante meter. Daar is enorm veel behoefte aan. Elk project van ons in deze categorie wordt op dit moment vier tot vijf keer overtekend’, aldus directeur Robert Kohsiek van belegger Wonam, begin 2017 in Het Parool. Die cijfers spreken boekdelen. De markt voor huurwoningen in de vrije

sector − met name met een huur van € 711,- tot € 1.000,- per maand − is volkomen overspannen. Amsterdamse toestanden zijn inmiddels in andere grote steden − ook buiten de Randstad − niet ongewoon meer. De vragers zijn daarvan de dupe; de prijzen rezen de afgelopen jaren immers de pan uit. De vragers: dat zijn de mensen die (nog) niet willen of kunnen kopen. De

groeiende groep die flexibel wil of moet blijven. Omdat ze geen vast arbeidscontract hebben of zzp’er zijn. Het zijn de starters op de woningmarkt – of juist de ouderen die van hun koopwoning af willen. De expats. En niet in de laatste plaats de mensen die nu in een corporatiewoning wonen, maar willen verhuizen. De huishoudens die niet (meer) in aanmerking komen voor


9

Tot 2025 is er een tekort van 40.000 tot 200.000 middeldure huurwoningen


10

De vrees dat beleggers hun huurwoningen snel weer doorverkopen, blijkt ongegrond

een sociale huurwoning, maar ook niet op de koopwoningmarkt terechtkunnen vanwege de hypotheekeisen. Of omdat een koopwoning gewoon te duur is geworden. Het tekort aan middeldure huurwoningen voor deze groepen wordt tot 2025 geschat op 40.000 tot zelfs 200.000. Intussen staan de aanbieders – investeerders en beleggers uit binnen- en buitenland – te trappelen. Een recent onderzoek van adviesbureau Stec Groep onder 23 institutionele en particuliere beleggers wijst uit dat er honderden miljoenen euro’s voor middeldure huurwoningen zijn gereserveerd, maar dat dit geld – gefourneerd door pensioenfondsen en verzekeraars – blijft liggen. Uit een onderzoek van vastgoedadviseur Capital Value in 2015 blijkt precies hetzelfde. Landelijke Samenwerkingstafel Zijn we in twee jaar niets opgeschoten? Niet helemáál. Zo publiceerde de Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed Nederland (IBVN) in 2015 een omgekeerd bidbook om gemeenten inzicht te geven in de beweegredenen en criteria van beleggers bij hun investeringsbeslissingen. In Amsterdam − waar de nood het hoogst is − heeft de gemeente het Actieplan Middeldure Huur gepresenteerd en is door woningcorporaties en beleggers het Platform Amsterdam Middenhuur (PAM) opgericht. Sinds begin 2017 is er bovendien een Landelijke Samenwerkingstafel Middenhuur waarin het Rijk en organisaties van gemeenten, bouwers, ontwikkelaars, investeerders, corporaties en huurders kennis delen en samenwerken om het aanbod in het middeldure huursegment te stimuleren. Maar het kan beter. De vraag is: wat kunnen (en moeten) we daarvoor doen?

1

Duidelijke keuzes maken Al in 2014 waarschuwde Edvard van Luijn (Altera Vastgoed) in Vastgoedmarkt dat het een stad als Amsterdam niet zou lukken om jaarlijks 1.500 middeldure huurwoningen bij te bouwen. ‘Alle projecten worden weer getenderd voor de koopmarkt, grondprijzen gaan gierend omhoog. De prijs is nu al te hoog om een redelijk rendement te halen.’ Niet alleen in Amsterdam is dat zo. Veel gemeentegrond staat nog voor aanzienlijke bedragen in de boeken. Gangbare mening: dat geld verdien je niet terug als je de grond uitgeeft voor middeldure huur. Maar inmiddels doet Amsterdam het toch. In mei 2017 maakte het stadsbestuur bekend dat men voor de bouw van jaarlijks 1.500 middeldure huurwoningen tot 2025 goedkoop grond ter beschikking gaat stellen. De gemeente levert hiervoor 160 miljoen aan grondinkomsten in. Verhuurders zijn in ruil voor die lagere grondprijs bereid om de huren te matigen. Die huur mag 25 jaar lang met niet meer dan de inflatie stijgen. Dit soort afspraken zou elke gemeente in het gronduitgiftebeleid kunnen vastleggen. De (begrijpelijke) vrees dat beleggers hun huurwoningen snel weer doorverkopen, blijkt ongegrond. Veel beleggers willen juist wel afspraken maken over huurprijzen, huurverhogingen en eigendomstermijn, zo blijkt uit het eerder genoemde onderzoek van adviesbureau Stec Groep onder 23 institutionele en particuliere beleggers. Een gemeente kan zo doelbewust kiezen voor een duidelijk contingent vrijesectorhuur, zoals dat voor sociale huurwoningen al langer gebruikelijk is. Amsterdam, Utrecht en Den Haag reserveren inmiddels grond voor de vrijesectorhuur. Andere gemeenten doen

dat nog weinig, maar ook daar – ook in minder overspannen markten – groeit de vraag naar middeldure huurwoningen. Daar komt bij dat inzetten op maximale grondopbrengst − dus: koopwoningen − in combinatie met een verplicht contingent sociale huurwoningen op den duur in elke stad leidt tot wijken van uitersten.

2

Nog beter samenwerken Gemeenten, beleggers, de bouwsector en woningcorporaties zijn gewend elkaar te vinden rond de koopwoningmarkt en de sociale huursector. De marktomstandigheden en economisch-demografische ontwikkelingen, zoals flexibilisering en vergrijzing, zouden ze nu echter ook – of juist – bij elkaar moeten brengen rond middeldure huurwoningen. Uit diverse onderzoeken (PBL, Capital Value, Stec Groep) komt naar voren dat goede samenwerking tussen gemeenten, woningcorporaties en marktpartijen cruciaal is om het aanbod te verruimen. Alle partijen zullen bereid moeten zijn om rekening te houden met elkaars belangen. De werkelijkheid is anders. Vaak heeft men geen goed zicht op elkaars mogelijkheden. Volgens Stec Groep leunen beleggers nog sterk op ontwikkelaars; samenwerking met corporaties en gemeenten is er nog mondjesmaat. Ook in de samenwerking tussen woningcorporaties en beleggers is een wereld te winnen. Waar moet je dan beginnen? Gemeenten kunnen het voortouw nemen. Door partijen bij elkaar te brengen, of door ondersteuning te zoeken. Zo belegt Platform31 onder de titel Investeerders in de stad lokale bijeenkomsten voor investeerders en andere partijen. De samenwerkingstafels van het Rijk kunnen ook behulpzaam zijn. Her en der komen ze van de grond, zoals in


11

Hoe betaalbaar is een Nederlandse woning eigenlijk? Wie in Nederland in een huurwoning woont boven de liberalisatiegrens − € 710,68 per maand − wordt daarvoor fiscaal bepaald niet beloond. Je hebt immers geen recht op hypotheekrenteaftrek of huurtoeslag. In Nederland beslaat de huurmarkt in de vrije sector dan ook slechts zo’n zes procent van de woningvoorraad. In Duitsland en Frankrijk ligt dat anders.

Haarlem waar ook BPD is aangeschoven. En in Amsterdam is dus het eerdergenoemde Platform Amsterdam Middenhuur (PAM) opgericht. De betrokken partijen willen tot 2025 minimaal 10.000 middeldure huurwoningen – tot € 1.000,- per maand – bouwen en langdurig betaalbaar houden. Sociale huurwoning overhevelen naar middenhuur Door sociale huurwoningen te verhuizen naar het middeldure huursegment, komt er meer huuraanbod beschikbaar voor bovenmodale inkomens. Technisch gezien wordt corporatiebezit dan gelabeld als niet-DAEB-activiteit. Deze geliberaliseerde huurwoningen blijven gewoon in beheer bij de woningcorporatie. Bijvangst: ook de doorstroming in de sociale huursector kan worden bevorderd. Huurders schuiven immers door, waardoor ze ruimte maken voor anderen. Die overheveling zal niet zonder slag of stoot gaan. De vraag naar sociale huur-

3

woningen is immers in sommige gebieden ook groot. De gemeente en de woningcorporatie zullen goede afspraken moeten maken over nieuwe sociale huurwoningen om de afname te compenseren. Veelzeggend is wel dat er steeds meer geluiden in deze richting klinken. Zo zei hoogleraar Housing systems aan de TU Delft Peter Boelhouwer op het Wooncongres in 2016 dat hij verwacht dat corporaties zich vroeg of laat zullen (moeten) gaan toeleggen op middeldure huurwoningen, ook al laat de Woningwet dat nu niet toe. Aedes-voorzitter Marnix Norder verklaarde in 2017 in de Tweede Kamer dat woningcorporaties best middeninkomens aan een betaalbaar huis kunnen helpen, mits de politiek ze daarvoor de ruimte geeft. Als corporaties dat mogen, bijvoorbeeld in gebieden die voor marktpartijen nog niet aantrekkelijk zijn, kan het aanbod groter worden. Bijvangst: het kan leiden tot meer variatie in woningtypen in achterstandswijken.

Van alle woningen in Nederland is 59 procent een koopwoning. Gereguleerde huurwoningen vertegenwoordigen zo’n 36 procent. Vergeleken met onze buurlanden slaat Nederland daarmee een vreemd figuur. Zo wordt in Duitsland de helft van de huizen particulier verhuurd en in België bijna 28 procent. Waar in Nederland 30 procent van de woningvoorraad in bezit is van corporaties, is dat in Duitsland slechts 5 procent en in Frankrijk 19 procent. Die scheve verhouding vind je niet terug in de woonquota. Nederlanders besteedden in 2016 gemiddeld 37 procent van hun inkomen aan wonen, meer dan Duitsers (33 procent) en Fransen (35 procent). Huurders betalen nog meer dan de gemiddelde Nederlander: 41 procent. Dat komt door de daling van de hypotheekrente en de gestegen huren in de afgelopen jaren, ook in de sociale huursector. Woningmarkten in perspectief 2016, BPD


12

Juist de beschikbaarheid van locaties is belangrijk om de productie op te krikken

4

Sociale huurwoningen verkopen Waarom niet sociale huurwoningen verkopen aan beleggers? Die kunnen ze dan op de markt zetten als middeldure huurwoningen. Dit lijkt een begaanbare weg, mits tegelijkertijd nieuwe sociale huurwoningen worden gebouwd om deze verkoop te compenseren − en als duurdere sociale huurwoningen worden geliberaliseerd (zie voorgaand punt). Per saldo blijft het aantal sociale huurwoningen dan gelijk, terwijl er wel middeldure huurwoningen bijkomen. Het vermogen van beleggers landt dan eindelijk waar het nodig is: op de woningmarkt. Ook hier kunnen woningcorporaties en beleggers afspraken maken over de prijsontwikkeling gedurende een bepaalde periode. Komt dit van de grond? Nee, tot nu toe niet. De aantallen verkochte corporatiewoningen zijn gering. Corporaties zijn huiverig om te verkopen, nu de druk op de sociale huurwoningmarkt toeneemt. En er zijn ook nadelen. De verkoop moet goed worden getimed. Anders vloeit er in korte tijd veel sociaal kapitaal weg: maatschappelijk gebonden eigendom dat gedurende lange tijd − vaak decennialang − is opgebouwd. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) benadrukt dat een goede analyse van de regionale en lokale woningmarktomstandigheden nodig is om te beoordelen of verkoop van sociale huurwoningen echt helpt. Sociale huurwoningen blijven nodig − nu en in de toekomst.

5

Zorgen voor meer bouwlocaties Tot 2030 is er vraag naar zo’n 1 miljoen nieuwe woningen, zowel in de koop- als huursector. Voor een deel − maximaal een derde − kunnen die

woningen binnen bestaand stedelijk gebied worden gebouwd, onder meer door in hogere dichtheden te bouwen. De kwaliteit mag daar uiteraard niet onder lijden. Verdichten moet hand in hand gaan met vergroenen, zodat duurzame en aantrekkelijke woonmilieus ontstaan. Slimme verstedelijking is een kwestie van een uiterst doordachte combinatie van woningbouw, openbare ruimte, voorzieningen en ontsluiting per fiets, auto en openbaar vervoer. Onderzoek van het PBL (2016) wijst uit dat binnenstedelijk bouwen onvoldoende is om aan de totale woningvraag te voldoen. Niet alles past in de stad – en niet iedereen wil ook in de stad wonen. Het ligt voor de hand om ook te kijken naar locaties aan de rand van de stad of bij openbaar vervoer. Dit geldt zowel voor koop- als huurwoningen. NEPROM – de brancheorganisatie van ontwikkelaars − sloeg in 2017 herhaaldelijk alarm over het gebrek aan bouwlocaties. Nog te vaak wordt de oplossing voor het tekort aan middeldure huurwoningen gezocht in toenemende regulering, terwijl juist de beschikbaarheid van locaties belangrijk is om de productie op te krikken.

6

Slimmer bouwen Door goed na te denken over het product kan betaalbaar wonen beter binnen bereik komen. Bewoners van middeldure huurwoningen kunnen bijvoorbeeld voorzieningen met elkaar delen, zoals een wasruimte of een deelauto. Zo ontwikkelt BPD in Amsterdam het Holon House, een woontoren waar je compact én collectief kunt wonen. Huurders en kopers kunnen kiezen voor een eenkamerappartementen (29 m2), maar ook voor een ruimer appartement (tot 115 m²). Slim bouwen brengt zo méér

middeldure huurwoningen binnen bereik. Ook in de woning zelf is flexibiliteit mogelijk. Compact bouwen is overigens niet dé oplossing. De komende decennia wordt 80 procent van de huishoudensgroei in Nederland veroorzaakt door de toename van eenpersoonshuishoudens. En hoewel de vraag naar microappartementen en flexibele huizen onmiskenbaar groeit – ook in dorpen en krimpgebieden – wil zeker niet iedereen heel compact wonen, zo bleek in oktober 2017 tijdens een congres over klein wonen in Almere.

7

Meer verbouwen en transformeren Nog steeds staan veel kantoren en andere gebouwen, zoals scholen of bedrijfsgebouwen, leeg. Dat biedt kansen. Natuurlijk is niet elk leegstaand kantoorpand meteen een walhalla voor woningzoekenden, maar het potentieel is groter dan nu wordt benut. Volgens cijfers van het CBS kwamen er tussen 2011 en 2015 door transformatie 26.000 woningen bij, zowel koop, middeldure huur als dure huur. Makkelijk zal het echter niet zijn. Onderzoekers van bedrijfsonroerendgoedspecialist Dynamis verwachtten in 2017 dat de transformatievolumes op de kantorenmarkt de komende jaren zullen dalen. Het grootste potentieel is intussen wel benut. Vooral de kantoren op lastiger te ontwikkelen locaties blijven nu over. In dat geval kan integrale gebiedsontwikkeling of gebiedstransformatie een optie zijn, zoals bijvoorbeeld in Diemen is gebeurd, waar het verouderde kantorenpark Bergwijkpark wordt omgeturnd in de woonwijk Holland Park, met maar liefst 1.500 huurwoningen (van € 700,- tot € 1.000,-). Voor Amsterdam Sloterdijk en Zuidoost liggen vergelijkbare plannen op tafel. •


13

(8)

Genossenschaften

Particuliere investeerders, duidelijke afspraken over het programma en de (verplichte) doorstroming, verhuren tegen kostprijs. Het bepaalt het succes van de Genossenschaften op de woningmarkt in Zürich. Hoewel de cultuur in Zwitserland verschilt van die in Nederland − er wordt veel meer op eigen initiatief gebouwd − kunnen we er inspiratie aan ontlenen. De gemeente Amsterdam wil ermee gaan experimenteren.

Genossenschaften bouwen en exploiteren woningen tegen kostprijs. Particulieren vormen een groep − de Genossenschaft − en kopen een aandeel in een coöperatie, tot wel € 25.000,-. Geholpen door bankfinanciering mag de coöperatie met het beste idee voor een bepaalde locatie vervolgens van het stadsbestuur voor zeventig jaar de grond pachten en daarop een bouwproject realiseren. Daarbij blijven de huurwoningen gezamenlijk eigendom van de coöperatie. Omdat slechts 10 procent van de woningen in de sociale sector hoeft te worden gebouwd, zijn de Genossenschaften vooral actief

in het middensegment. Een verbod op langdurig scheefwonen en een gemêleerd woningaanbod garanderen een goede doorstroming. Iets voor Nederland? Misschien. Als de regelgeving verandert − lees: als langdurig scheefwonen onmogelijk wordt gemaakt − én als de grond in de (binnen)stad betaalbaar wordt voor een coöperatie, liggen er kansen. Maar uiteindelijk zal dit pas kansrijk zijn als Nederlandse gemeenten écht inzien dat een gezond middenhuursegment van cruciaal belang is voor een goed functionerende woningmarkt, en hun grondbeleid daarop afstemmen.


14

‘Ik ben er helemaal voor om dorpen en landschap te behouden’


15

tekst: Mirjam van Immerzeel | beeld: Janita Sassen

A R C H I T EC T W I N Y M A AS N EEM T EEN VO O R S C H OT O P D E TO EKO M S T

‘Nederland is een dunne stad’ Met ontwerpen als de Markthal in Rotterdam staat architect Winy Maas voor een levendige en bedrijvige stad. Verdichting in de vorm van hogere bouw is noodzakelijk in de drukker wordende steden. Hij pleit ervoor hoogbouw met alle stakeholders aan te pakken: ‘Je moet goodwill kweken voor intensiteit.’

→ Winy Maas heeft een inspirerende week achter de rug. Dat wil zeggen dat hij een week lang op één plek logeerde en niet hoefde te reizen. Een schaars genoegen voor de architect en medeoprichter van bureau MVRDV met vestigingen in Rotterdam en Shanghai. ‘Als ambassadeur van de Dutch Design Week in Eindhoven en supervisor van de binnenstad van Eindhoven had ik een waanzinnig leuke week met ongelofelijk veel ontmoetingen. De hele wereld komt naar Eindhoven. Ik

merk dat steeds meer mensen geïnteresseerd zijn in hoe de wereld eruit zou kunnen én moeten zien, en zou kunnen én moeten zijn. En niet alleen in vastgoed. Dat zie je in Eindhoven veel meer terug dan bijvoorbeeld bij de MIPIM in Cannes of in de Salone del Mobile in Milaan. Bij de Dutch Design Week is er enorm veel energie om de wereld te verbeteren. De designers willen de wereld mooier, duurzamer, socialer en gezonder maken.’

Er gaan geluiden op om Nederland internationaal op een nieuwe manier te presenteren: als een grote agglomeratie. Hoe zie je dat? ‘Nederland is te dichtbevolkt voor een land, en te dunbevolkt voor een stad, heb ik al eens gezegd in het boek NL STAD. Maar het zou goed zijn om het als een stad te zien. Een dunne stad wellicht. Het voordeel van dit idee is dat je gaat nadenken over de functies van zo’n stad(staat). Hoe organiseren we de leefbaarheid, voldoende


16

Winy Maas Winy Maas studeerde Landschapsarchitectuur aan RHSTL Boskoop, en Architectuur en Stedenbouwkunde aan de TU Delft. Maas richtte samen met architecten Jacob van Rijs en Nathalie de Vries MVRDV op. Daarnaast is hij als hoogleraar verbonden aan TU Delft en diverse internationale universiteiten én is hij directeur van The Why Factory, een denktank die zich bezighoudt met de toekomst van steden.

lucht, voedsel, water en energie? Dat we twaalf provinciën hebben en zo’n vierhonderd gemeenten versplintert enorm. Ik vind dat we met zijn 17 miljoenen een aantal collectieve beslissingen moeten gaan nemen over waar we allemaal gaan wonen in de toekomst. Hoe we natuurparken gaan vergroten in plaats van versnipperen. Dat we beslissen om de bedrijvigheid niet door heel Brabant en Gelderland heen te kwakken. Dat ook niet elke provincie een windmolenpark heeft, maar dat we die in één keer op de Doggersbank plaatsen.’ Als we als klein land groter gaan denken, ligt verdichting voor de hand. Leg eens uit. ‘Niet alleen verdichting. Dit soort vragen dwingt regio’s en steden kleur te bekennen voor de rol die ze spelen in het ensemble van Nederland. Zodat je elkaar niet gaat doodconcurreren. Dan heb je bijvoorbeeld Eindhoven voor tech en design, en Rotterdam voor cultuur en de haven. Om deze stedelijke baan door Nederland − van Amsterdam tot Eindhoven − ligt de natuur van Zeeland, de Wadden, Veluwe en de rivieren. En dan zeg je ook dat de Veluwe

een onderdeel is van NL STAD en met zijn bossen het Central Park is van NL STAD. Met dus wellicht minder bebouwing. Dat gaat ook op voor de gebieden voor onze voedselproductie en waterzuivering. Maar je hebt grotere intensiteit nodig, wil je een wereldspeler op je terrein zijn. Dan moet je niet te ver van elkaar af liggen om elkaar te ontmoeten en te inspireren. Ik vind daarom dat de grote steden − en dus ook Eindhoven − in die zin moeten én kunnen verdichten. Als je verdicht, trek je mensen en werk aan en kunnen goede en snellere verbindingen met steden als Frankfurt, Düsseldorf en Basel gemaakt worden. Dan komt die TGV daadwerkelijk naar Eindhoven.’ Dat is de praktische kant van verdichting. Zit er ook een ideaal achter deze filosofie? ‘Het is eerder een bucketlist van idealen. Door verdichting wordt een stad ecologischer, want het autogebruik daalt door beter openbaar vervoer. Verdichting maakt het ook mogelijk om een betere bouwvoorraad te krijgen, die zorgt voor gemengde functies. En we kunnen doelen als vergroening van de voorraad genereren. Door ervoor te zorgen dat een nationaal park in Eindhoven straks op het dak van nieuwbouw staat. Dan is er nog diversiteit van mensen, heel belangrijk. Creativiteit en innovatie ondersteun je met kunst en cultuur, met een variëteit aan bevolking, en een prachtig sociaal klimaat.’ Als het om groots denken en verdichting gaat, denk je al snel aan hoogbouw. Is dat de oplossing? ‘Verdichting betekent niet automatisch hoogbouw. Ook intensere en hogere bouw. Verdichting kan ook in blokken zijn en opbouwen boven op bestaande daken. Er zijn veel ongebruikte platte daken in steden, we zouden meer kunnen nadenken om daar wat op te zetten. Ik heb laatst in Den Haag gezegd: als jullie geen verdichting willen, dan nemen wij [Rotterdam] het wel. Ik denk dat er hier en daar een nimby-cultuur [not in my back yard, red.] heerst, maar ik zeg niet dat dat verkeerd is. Daarom moet je met torens naar plekken gaan waar je wel iets nieuws kunt proberen en andere bewoners er geen last

van hebben. Hoogbouw moet je op een collectieve manier aanpakken; je moet goodwill kweken voor intensiteit. Zo hoop ik met het woonbedrijf van Eindhoven tot een verticaal dorp te komen. Ik timmer het wel in elkaar.’ Verdichting betekent toch ook dat we kleiner gaan wonen, en dat je zo misschien weer te veel dezelfde mensen bij elkaar zet: jonge, hip and happening mensen. ‘Die heb je ook nodig om wereldspeler te zijn als stad. En met minder vierkante meters is niets mis, mits mensen een mooi uitzicht hebben, of een dakterras met een paar mensen delen. De ontwikkeling van de tiny house movement is in het buitenland al verder. We zouden hier best een zogeheten co-housing-cultuur in verticale zin kunnen ontwikkelen, waarin mensen meer ruimten met elkaar delen. Dat zouden we ook wel wat meer mogen ondersteunen. Maar laten we vooral ook blijven bouwen voor gezinnen en zorgen voor dertig procent sociale huurwoningen. Ook op de Herengracht. Zoiets kan alleen maar collectief worden geregeld. Dat lukt niet bottom-up. Dat we langzamerhand allemaal groeien naar een middenklasse is fijn, want dat helpt polarisatie tussen arm en rijk te verminderen. Anders krijg je zoals in Parijs gettovorming.’ Hoe kunnen we voor meer diversiteit zorgen? ‘Met gedifferentieerde huur − en door plekken aan te wijzen waar je een lagere grondprijs afspreekt. Dat soort eisen gaat tegen marktwerking in, dus dat moeten we collectief organiseren. In Eindhoven probeer ik dat met een intensiveringsfonds. Omdat je door hoog te bouwen meer kunt verdienen als belegger, zou je moeten afspreken dat een deel van de winst in een investeringspot wordt gestort. Daarmee kunnen vervolgens parken, speelruimten, scholen, goedkopere woningbouw, betere infrastructuur worden gefinancierd.’ Is dat de betere wereld waar je eerder op doelde? ‘Ja. We moeten op deze manier gaan denken, omdat het ons minder kwetsbaar maakt voor de toekomst, met stabielere


17

‘De kunst is een kleine schaal te combineren met groter denken’

De Sax MVRDV haalde dit jaar de opdracht binnen om op de Rotterdamse Wilhelminapier zijn ontwerp uit te voeren. Bij de Rijnhaven komen twee woontorens van zo'n 70 en 150 meter hoog met 450 koop- en huurappartementen. Ook moet er een hotel komen. De Sax komt tussen het Nieuwe Luxor Theater en de torens Boston en Seattle, en vormt het sluitstuk van de transformatie van de Wilhelminapier. Het idee is om meer leven in de brouwerij op de pier te brengen. Nu fungeert die nog vooral als toegang tot Hotel New York op de kop. Naar verwachting start de bouw eind dit jaar en zal het project eind 2022 worden opgeleverd. De Sax wordt ontwikkeld door BPD en Synchroon.

steden zonder monoculturen. Maar dan moeten we nu wel bespreken hoe we dat voor elkaar kunnen krijgen. Ik zeg dat we de toekomst voor moeten zijn met de bouw van drieduizend woningen per jaar in Eindhoven. Dan hoor ik: “Ja, dan komt er een crisis en staan ze weer leeg.” Maar dan hebben we onze verbetering wel gerealiseerd, daarvoor moet je niet wachten tot de volgende crisis. Er is nu geld voor kwaliteitsimpulsen.’ De vraag die je eigenlijk stelt is: waar is Nederland mee gebaat? ‘Precies, daar moeten we het over hebben. Hoeveel mensen moeten er in Friesland wonen? Willen we een groot bos houden? Waar zetten we dan de woningen in Gelderland neer? Of in Overijssel? Ik ben er helemaal voor om dorpen en landschap te behouden. Als we zien dat die worden verknald, dan gaan we heus wel intensiveren in steden. En als we een scherpere economie in de steden willen hebben,

hoeveel mensen zouden er kunnen wonen. Ik ga graag dat gesprek aan. Ik ben voor een schaal die je snapt, die humaan is. De kunst is een kleine schaal te combineren met groter denken. Als je alleen maar kleinschalig denkt, dan komt er nooit een hogesnelheidslijn van Eindhoven naar Frankfurt. Dan zul je ook nooit een groot bos hebben. Verdichting levert juist méér Veluwe op. Die paradox zit er nu eenmaal in. Het een kan niet zonder het ander. Aan de ene kant een humane, transparante schaal, en aan de andere kant kunnen wedijveren met de rest van de wereld. Daar ligt de sleutel.’ En wat is ondertussen de meest leefbare stad? ‘Het hangt er maar van af welke definitie je hanteert. Daar bestaan al zoveel internationale lijstjes voor. Voor mij is het de meest inclusieve stad, toegankelijke stad, opwindende stad, mooie stad, experimentele stad. Rotterdam dus. En mogelijk Eindhoven.’ •


18

tekst: Edwin Lucas | beeld: Janita Sassen

Publiek en privaat vinden elkaar in Reeve Publiek-private samenwerking binnen gebiedsontwikkeling. Bestaat het nog? De economische crisis heeft deze samenwerkingsvorm geen goed gedaan. Veel partijen hebben last van koudwatervrees. In Kampen is dat station gepasseerd. De nieuwe, integrale gebiedsontwikkeling Reeve laat zien dat gemeente en ontwikkelaar hier wel degelijk samen tot het beste resultaat komen.


19

‘Alleen samen kunnen we de hoge ambities waarmaken’


20

Over het plan

→ ‘We gaan op z’n vroegst pas bouwen

Gerrit Jan Veldhoen Gerrit Jan Veldhoen is sinds 2011 wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling in de gemeente Kampen. In het verleden werkte hij onder andere bij Rabobank. Hij was eerder wethouder in Oldebroek.

André ten Vergert André ten Vergert werkt sinds 2014 bij BPD als ontwikkelingsmanager. Hij heeft ruim 25 jaar ervaring in de bouwsector en was eerder werkzaam als regiodirecteur Noord-Oost bij Heijmans.

in 2019, maar toch is er al veel interesse in wat er gaat gebeuren. Wonen aan het water, vlak bij de natuur; dat appelleert kennelijk aan wat mensen willen. Daarbij komt dat al deze woningen gasloos en duurzaam worden gebouwd’, vertelt André ten Vergert, ontwikkelingsmanager bij BPD. ‘Die belangstelling verbaast me niet’, aldus Gerrit Jan Veldhoen, wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling van de gemeente Kampen. ‘Het wordt een uniek woonconcept in een prachtige omgeving. Ik vind het bijzonder dat we hier een aantal zaken bij elkaar brengen: de hoogwaterbeschermingsopgave van het Rijk, natuurontwikkeling in de provincie Overijssel en nieuwe woonruimte voor de bewoners van Kampen.’ Over de samenwerking Veldhoen: ‘Het grote voordeel van de publiek-private samenwerking (PPS) – die we hier met elkaar aangaan – is dat beide partijen hetzelfde belang hebben. Je voorkomt namelijk zware onderhandelingen waarbij de ene partij bang is dat hij te weinig krijgt, en de ander dat hij te veel betaalt. We werken op basis van vertrouwen om het beste eindresultaat te bereiken. Daarvoor hebben we veelvuldig met elkaar om de tafel gezeten. Maar het is gelukt.’ Ten Vergert: ‘In het verleden zijn veel PPS’en vastgelopen. Door de crisis op de woningmarkt bleken de uitgangspunten niet meer te kloppen. Daarmee kreeg je moeizame discussies over risico’s en geld. Kern van deze PPS is dat we in goed onderling vertrouwen samenwerken aan ons gemeenschappelijke doel: een uniek woonconcept in een prachtige omgeving. Het heeft even geduurd voor we elkaar vonden. Er zijn best pittige gesprekken gevoerd. Maar we wilden allebei graag. We gaan nu op een constructieve manier aan de slag. Alleen zo kunnen we de hoge ambities waarmaken.’ Over de vorm van de PPS Veldhoen: ‘Wij denken aan een vennootschap onder firma (vof). Dat is gemakkelijk in de besluitvorming en het biedt ook

‘De schroom voor publiekprivate samenwerking is echt niet meer nodig’ andere voordelen: we draaien een gezamenlijke grondexploitatie met een gelijkwaardige inbreng en gelijke financieringskosten. Zo blijven de verhoudingen zuiver en worden de risico’s gelijk verdeeld.’ Ten Vergert: ‘Beide partijen zijn hoofdelijk aansprakelijk. Dat is prettiger dan de commanditaire vennootschap (cv-constructie) die je in het verleden veel zag. We maken er echt een gezamenlijke onderneming van. Marktpartijen bleven nog weleens met een beperkt risico zitten als het verkeerd ging. BPD doet in Reeve volop mee. Allebei voor 50 procent.’ Over wat de vakwereld hiervan kan leren Veldhoen: ‘PPS blijft een prima instrument voor samenwerking binnen gebiedsontwikkeling. Juist nu − in deze hectische tijd − kan PPS zijn waarde opnieuw bewijzen. We moeten niet terug naar de tijd waarin we elkaar de tent uitvochten. Elders in Kampen − in het stationsgebied − werken we ook op deze manier samen met een andere partij.’ Ten Vergert: ‘Het kan niet genoeg worden gezegd: je moet in dit soort processen uiterst transparant zijn. Open kaart spelen. Kraakhelder zijn over al je verwachte opbrengsten en kosten. En jezelf niet rijk rekenen. Wat ook scheelt is dit: in deze PPS zijn er slechts twee partijen. Dat is beter dan een veelvoud van partijen, wat je vroeger ook veel zag. De belangrijkste les wat mij betreft: PPS kan weer. De begrijpelijke schroom die we tijdens de crisis hebben opgelopen, is echt niet meer nodig.’ •


21

Reeve: nieuw dorp in de IJsseldelta bij Kampen • Uit veiligheidsoverwegingen – er moet ruimte worden gemaakt voor hoogwater − wordt bij Kampen een nieuwe rivierarm aangelegd: het Reevediep met een bijbehorende klimaatdijk. Dit is de aanleiding voor de transformatie van het gebied met nieuwe natuur en nieuwe woningen. • De bouw van Reeve was − en is − omstreden. Volgens tegenstanders tast de bouw de groene ruimte aan. Ook zou Kampen de extra woningen niet nodig hebben. In 2015 haalde de Raad van State een streep door het eerste plan. Volgens de Raad had Kampen onvoldoende aangetoond dat de woningen echt nodig zijn. Nu ligt er een nieuw plan, ondersteund door nieuw onderzoek. • Op 12 april 2017 heeft de gemeenteraad van Kampen het besluit genomen voor de bouw van Reeve, een nieuw dorp in de IJsseldelta. • Daarmee kan worden gestart met het opstellen van het bestemmingsplan, dat voorziet in de bouw van 600 woningen in de nabije toekomst. • Reeve wordt ontwikkeld voor gezinnen die zich aangetrokken voelen tot het buitenleven. Het is een op zichzelf staand dorp met water, ruimte en rust. Er komen vele kilometers extra fiets- en wandelpaden en vaarroutes. • Bewoners worden nauw bij de ontwikkeling betrokken. Al op 12 juni 2017 hebben geïnteresseerden samen met experts de mogelijkheden voor de toekomstige openbare ruimte verkend tijdens een participatiebijeenkomst in Kampen. • De verkoop van de eerste woningen start op z'n vroegst medio 2019.


22 22

column

d

De trein met bestemming urgentie dendert door   → Het lijkt er dan toch van te komen. De grote verbouwing waarmee Nederland de best functionerende stadsdelta ter wereld kan blijven, is van start gegaan. Steeds meer lokale overheden bundelen hiervoor nu daadwerkelijk de krachten. Wat een jaar geleden nog een globale toekomstvisie voor de inrichting van ons land was, is vandaag de dag realiteit aan het worden. En dat is maar goed ook. We leven immers in een tijd waarin grote uitdagingen – die van invloed zijn op de infrastructuur – op ons land afkomen. We moeten de transitie maken van fossiele naar hernieuwbare energie en de zeespiegel stijgt toch nog harder dan we aanvankelijk hadden gecalculeerd. En wat te denken van de vervoersbedrijven. Deze schreeuwen moord en brand omdat ze niet voldoende capaciteit hebben om iedereen te vervoeren. En dan moet ons land tot 2030 ook nog een kleine miljoen woningen bijbouwen om de aanwas van een- en tweepersoonshuishoudens onderdak te bieden. En dat alles vooral in de Randstad. Ga er maar aan staan. Voldoende redenen om de mouwen resoluut op te stropen en aan het werk te gaan. En het goede nieuws is, dat dit ook gebeurt. Want hoewel ons land sinds kabinet-Balkenende III geen Nota Ruimtelijke Ordening meer kent, laten dorpen en steden zich hier niet door weerhouden en slaan de handen ineen om uitvoering te geven aan lokale en regionale plannen. Bijvoorbeeld op het gebied van mobiliteit. RandstadRail, een lightrail- en stadsbusnetwerk dat de stadskernen van Den Haag, Zoetermeer en Rotterdam verbindt, is daar een mooi staaltje van. Hetzelfde geldt voor de Metropoolregio’s Amsterdam en Rotterdam-Den Haag. Dit zijn samenwerkingsverbanden tussen respectievelijk deze steden en regionale en lokale overheden. En dat allemaal zonder grote visie of draaiboek uit Den Haag. Dat alles is mooi en prijzenswaardig, maar de vraag is: gaan we wel snel genoeg? Daarvoor is toch een groter plan nodig. De Nationale Omgevingsvisie – met de daarbij behorende Nationale Omgevingswet – zou dit plan kunnen zijn. Deze visie kan ervoor zorgen dat het vrijblijvend aanreiken van visies en

Gijs van den Boomen is directeur van KuiperCompagnons. Hij studeerde Landschapsarchitectuur aan de Wageningen Universiteit en werkte bij verschillende stedenbouwkundige planning- en ontwerpbureaus in Nederland, Schotland en de Verenigde Staten.

vergezichten verleden tijd is en dat Nederland daadwerkelijk doorzet met de grote verbouwing. Maar de intrede van de Omgevingswet laat nog even op zich wachten en is onlangs uitgesteld tot 2021. En ondertussen dendert de trein met bestemming urgentie door. We moeten het tempo dan ook opschroeven. Aan het nieuwe kabinet de uitdaging om de Nationale Omgevingswet hoog op een nationaal podium te hijsen. Nu het kabinet deze wet heeft ondergebracht bij Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, kan dit ministerie er wellicht meer urgentie aan geven. Laten we dat hopen. De tijdige antwoorden die ons land heeft op de uitdagingen die op ons afkomen, bepalen immers de toekomstige kwaliteit van leven, in de – tot nu toe – best georganiseerde, veiligste en mooiste metropooldelta ter wereld. Een positie die we niet uit handen hoeven te geven. •


23

dossier 1 M IL J O EN WO N IN G EN TOT 203 0

Hoe accommoderen we de woningbehoefte in Nederland?

Hoe gaan verstedelijking en mobiliteit gelijk op?

De opmars van de middelgrote stad

pag. 24

pag. 30

pag. 35


24

dossier

tekst: Marc Mijer en Irene Schoemakers | beeld: JeRoen MurrĂŠ

Maar waar dan?

Hoe gaan we de woningbehoefte in Nederland accommoderen? Er is een gebrek aan voldoende aanbod en plancapaciteit. Hoe komen we aan de 1 miljoen woningen die tot 2030 nodig zijn? Drie experts zetten hun visie uiteen.


25

Desirée Uitzetter, directeur Gebiedsontwikkeling bij BPD

‘De woningmarkt accommoderen? Dit is er nodig’ Meer tempo, voldoende plancapaciteit én een sterke faciliterende rol voor de overheid. Dat is wat er nodig is om de woningmarkt in Nederland te accommoderen. Minister Ollongren van Binnenlandse Zaken heeft laten weten dat het Rijk in stedelijke gebieden met de grootste vraag naar woningen een actievere en regisserende rol wil spelen. Maar is dat voldoende?

→ Er wordt veel te weinig gebouwd in Nederland terwijl er een groot gebrek is aan betaalbare woningen. Zowel huur als koop. We weten dat Nederland tot 2030 zo’n één miljoen woningen nodig heeft en dat bouwend Nederland snel een grote inhaalslag moet maken. ‘Gewoon meer bouwen’, is echter niet eenvoudig te realiseren. Zo is de bouwsector volop bezig met innovatie, maar nog niet helemaal op sterkte na tien jaar crisis. Veel ambtenaren, ontwikkelaars en bouwers zijn vertrokken bij overheden en marktpartijen. Mensen die bedreven waren in plan-, grond- en gebiedsontwikkeling en contracteren. De bouwcapaciteit is hierdoor geslonken. Tegelijkertijd zijn veel gemeenten minder genegen om weer actief gronden aan te kopen en zijn private partijen selectief in hun investeringsbeslissingen. Ook dat maakt het lastiger om snel veel te kunnen bouwen. De marktdruk is bovendien niet overal in Nederland even groot. Kortom: impasse alom. Regionaal maatwerk noodzakelijk De vraag is wat er nodig is om de woningmarkt in Nederland te kunnen accommoderen. Om snel tempo te maken zou een aanpak die qua aantallen en organisatorische uitdaging vergelijkbaar is met Vinex passend zijn. Vinex 2.0 is echter geen optie. De kwalitatieve woningvraag van vandaag is heel anders dan die in de periode tussen grofweg 1995 en 2005. Zaken als energietransitie, duurzaamheid en mobiliteit zijn

nu nóg belangrijker. Daar moeten ontwikkelaars en bouwers op inspelen. Bovendien zijn gemeenten − en niet het Rijk − nu in de lead. Ook dat maakt de uitdaging van nu anders dan die ten tijde van de Vinex-opgave. Om de vaart erin te brengen, is nu vooral regionaal maatwerk en sturing nodig. Dit betekent niet alleen afstemming, maar ook verdergaande samenwerking tussen gemeenten. Alleen dan lukt het om tot de juiste ingrepen en impulsen voor de regionale woningmarkt te komen. Met gerichte steun en visie van het Rijk Goed inspelen op de marktbehoefte − die in zichzelf weer een grote diversiteit kent − betekent voor de hardst groeiende delen van Nederland dat versneld opschalen wenselijk is. De vraag is echter of inzetten op integraliteit van de opgave en regionaal maatwerk voldoende is om die inhaalslag daadwerkelijk te kunnen realiseren. Er moeten eerst keuzes worden gemaakt over waar die nieuwe woningen dan moeten komen. En hoe duurzaamheid, energietransitie, mobiliteit en behoud van groen daarbinnen een plek krijgen? Hoe zit dat in de rest van Nederland? Ook daarin moeten besluiten worden genomen. Gemeenten en provincies zijn hier in eerste instantie aan zet. Ruimtelijke ordening is in Nederland decentraal geregeld. Op zich een goede zaak. Maar gezien de oplopende druk op de woningmarkt is óók gerichte steun van het Rijk noodzakelijk. Enerzijds door regio’s en gemeenten die onderpresteren of onvoldoende tempo maken stevig en soms dwingend aan te spreken. Maar ook door ze steun te bieden in de vorm van kennis en kunde of financiële middelen. Anderzijds door als Rijk met een visie te komen op de verstedelijkingsopgave voor Nederland. We wachten de Nationale Omgevingsvisie dan ook met belangstelling af. Er is dringend behoefte aan een raamwerk en kader voor de lange

Desirée Uitzetter Desirée Uitzetter is directeur Gebiedsontwikkeling bij BPD. Eerder was zij onder meer partner bij de Stec Groep, projectdirecteur bij BNG gebiedsontwikkeling en senior adviseur bij KPMG/Metrum. Uitzetter studeerde Sociale Geografie aan de Universiteit Utrecht.

termijn − onder andere voor publieke investeringen in de hoofdstructuur van ons land en voor de keuzes die de grenzen van individuele gemeenten overstijgen. Mooie eerste woorden, nu nog de daden Dat de nieuwe minister zich bekommert om de woningmarkt is een positief signaal. Maar als dat niet verder gaat dan een woonagenda waarin het huiswerk voor de regio’s wordt opgesomd, is het de vraag of de regionale woningmarkten daar echt mee geholpen zijn. Beter maakt de overheid een einde aan belemmerende regels, biedt ze hulp in de vorm van kennis en uitvoerende capaciteit en komt het Rijk waar mogelijk – en nodig – met financiële arrangementen op maat om kansrijke projecten over de streep te helpen. We moeten in Nederland met elkaar alle zeilen bijzetten om de komende jaren aan de groeiende vraag naar woningen te kunnen voldoen. Gemeenten en provincies zullen daarin het voortouw moeten nemen en er hard aan moeten trekken. Daarbij kunnen ze de steun van de rijksoverheid heel goed gebruiken.


26

dossier

→


27

Jos Feijtel, adviseur

Er is zoveel méér mogelijk Het aanbod van woningen houdt de vraag al heel lang niet bij, en daarom loopt de markt op veel plaatsen vast. Tot 2030 zijn er eerder méér dan minder dan 1 miljoen woningen nodig om de boel weer vlot te trekken. Gelukkig zijn er buitenstedelijke locaties waar verantwoord gebouwd kan worden.

→ Het staat buiten kijf dat de steden onvoldoende ruimte hebben voor een miljoen nieuwe woningen. Volgens het onderzoek van de G32, BPD, NEPROM en BNG naar de transformatiepotentie kan maximaal dertig procent van de opgave er zijn beslag krijgen. Transformatie van kantoren en bedrijfsterreinen zal daaraan bijdragen − en in zekere mate ook verdichting. Met dat laatste moeten we wel op onze tellen passen. Cijfers van onder meer het RIVM tonen aan dat inwoners van steden een kortere levensduur hebben dan mensen daarbuiten. Wonen in de stad is ongezonder. Daar kun je niet zomaar aan voorbijgaan. Vergaande verdichting leidt tot nog minder groen en een nog ongezondere omgeving. Er zitten dus grenzen aan. Wat verantwoord binnenstedelijk gebouwd kan worden, moet doorgaan. Maar als je op voorhand weet dat het te weinig is, moet je op twee sporen tegelijk inzetten. Het is jammer dat de Randstedelijke provincies weigeren dat te doen. Buitenstedelijk bouwen een must Diverse buitengebieden lenen zich immers uitstekend voor verantwoorde woonlocaties. Ze liggen dicht bij steden − en bieden licht, lucht en ruimte. Denk bijvoorbeeld in Noord-Holland aan Purmer en Wormer. In Zuid-Holland aan niet-renderende kasgebieden. Die laatste zijn al niet meer groen, dus daar kleven in dat opzicht weinig bezwaren aan. Het beslag op het groen dat andere potentiële locaties leggen, is niet groot. We hebben het over nog geen procent van het Nederlandse landoppervlak.

Alle gebieden met een beschermde status worden gewoon met rust gelaten. Het mooie van buitenstedelijk bouwen is dat het veel meer ruimte biedt aan duurzaamheid. Je ontwerpt compleet nieuwe wijken, waarbij je vanaf de tekentafel rekening kunt houden met hoe je gebruikmaakt van zon, wind en bodem. Binnenstedelijk moet je roeien met de riemen die je hebt; er zijn meer beperkingen. De bereikbaarheid van nieuwe gebieden bekijk je per situatie. Bij het voorbeeld van Purmer zou het doortrekken van de Noord/Zuidlijn een prima oplossing zijn. Dat vormt verhoudingsgewijs een overzichtelijke investering: nog geen tien procent van wat de ontsluiting van Almere Pampus kost. Rijk en gemeenten voorop Is er ook in figuurlijke zin ruimte om de noodzakelijke bouw van grote aantallen woningen buitenstedelijk te realiseren? Het nieuwe regeerakkoord biedt drie hoopvolle aanknopingspunten. Ten eerste geeft het Rijk te kennen de woningproductie – samen met andere partijen − te willen aanjagen. Een verrassende, actieve intentie. Ten tweede krijgen gemeenten meer vrijheden. Dat opent mogelijkheden om provinciale belemmeringen te omzeilen. Ten derde beoogt het kabinet om afspraken te maken over het wegnemen van belemmerend overheidsbeleid. Dit kan betekenen dat Rijk en gemeenten straks vooropgaan om initiatieven van ontwikkelaars en woningcorporaties te faciliteren. Meer dan een gaatje vullen Buitenstedelijk bouwen gaat meer om traditionele, conceptuele gebiedsontwikkeling. Een zorgpunt daarbij is wel dat veel partijen hun capaciteit en expertise gedurende de crisis hebben afgebouwd. Diverse organisaties hebben hun ontwikkelpoot op een laag pitje gezet, gemeenten hebben hun afdelingen Wonen uitgedund. Het wordt even aanpoten om alle benodigde kennis en

Jos Feijtel Jos Feijtel is adviseur en interim-manager. Hij was eerder werkzaam als manager Vastgoed bij Haag Wonen, wethouder, burgemeester, directeur bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, corporatiedirecteur en als directeur van een commerciële projectontwikkelaar.

ervaring weer op de juiste plekken in huis te krijgen. Maar er zijn veel hoopgevende signalen zichtbaar en partijen zoeken elkaar weer vaker op. Gemeenten kunnen hun afdelingen Wonen opnieuw inrichten en daarbij inspelen op de komende nieuwe Omgevingswet. Aanjaagteams Waar het regeerakkoord zorgvuldig over zwijgt, is geld. Het Rijk zal niet op voorhand de portemonnee trekken om projecten op gang te helpen. Maar dat is geen nieuws. Ooit hadden we locatiesubsidies, maar plannen worden al heel lang op eigen kracht van de grond getild. Het Rijk lijkt wel van plan om met de Nationale Omgevingsvisie een samenhangend beleid te formuleren. Als dat blijft steken in abstracties en stippen op de horizon, zal dat weinig aan de opgave bijdragen. Maar als de Nationale Omgevingsvisie de drie hiervoor genoemde voornemens uit het regeerakkoord concreet invulling geeft, kan het heel zinvol zijn. In dat licht is een eigen, al eerder geuite suggestie: formeer aanjaagteams per provincie. Die kunnen woningbouwplannen versnellen door procedurele en praktische barrières te slechten. Als we die pijplijnen met gezond verstand en nuchterheid schoonblazen, is er zoveel méér mogelijk.


28

dossier


29

Pim van den Berg, gedeputeerde van de provincie Utrecht

‘Faciliteren we de woonbehoefte, of de ruimtelijke capaciteit?’ Een groot deel van de woningmarkt zit op slot. De belangrijkste sleutel ligt in de stad. Eerst je bord leegeten, dan pas aan het toetje beginnen: dat is wat speelt in de discussie over waar je grote aantallen nieuwe woningen moet bouwen, om de woningmarkt vlot te trekken.

→ In de provincie Utrecht is voldoende ruimte geïdentificeerd binnen de bestaande stedelijke omgeving, met daarbuiten een beperkt aantal planlocaties, voor de periode tot 2028. Als dat jaartal nadert, wordt het tijd om serieus na te denken over de verdere opgave. Zover is het dus nog niet. Het lijkt wel een goed moment om stelling te nemen. Faciliteren we de woningbehoefte, of de ruimtelijke capaciteit? Wie gaat bouwen voor de behoefte, kan wel blijven bouwen. Prima, geen probleem. Dan bouwen we zo’n hele provincie Utrecht vol en wordt het één groot suburbia waar het na vier uur ’s middags prettig sherry drinken is. Dan sneuvelt de Utrechtse Heuvelrug, bestaat het Groene Hart niet meer, liggen er allemaal woonboten in wat nu de Veenweide is en behoort de unieke vogeltrek in de Eempolder tot het verleden. Terwijl mensen prettig willen wonen, en recreëren in gebieden daaromheen. Als je dát wil faciliteren, kies je voor ruimtelijke capaciteit. Dan respecteer je de Utrechtse Heuvelrug, het Groene Hart, de Veenweide en de Eempolder. En zoek je oplossingen voor de bouwopgave vooral in de steden. Er is ruimte in de steden De steden bieden behoorlijk wat ruimte. Denk aan de vele kantoren, die verouderd zijn in meerdere opzichten: slechte bereikbaarheid, geen snel internet, klimatologisch niet in orde. Bovendien: de manier waarop en waar mensen werken, is veranderd. Die grote kantoorlocaties lenen zich dus uitstekend voor transformatie naar woningen. Dat geldt ook voor andere

gebieden, zoals oude bedrijfsterreinen en spooremplacementen. Vinex-locaties zoals Leidsche Rijn gaan in 2030 de stadsvernieuwing in. Misschien moeten bestaande woningen daar wel meerdere voordeuren krijgen. Je kunt tegen die tijd heel wat mensen blij maken met goede huizen voor één- en tweepersoonshuishoudens. Leerstoel Revitalisering & Hergebruik? Uiteraard zijn er tegengeluiden. Binnenstedelijk bouwen is complex, kostbaar en tijdrovend. Een uitgelezen moment voor bouwend Nederland om heel snel te leren hoe je dat efficiënt en duurzaam kunt doen! In een hoog geciviliseerd land als het onze, met zoveel verstand van bouwkunde, bouwprocessen, aanbestedingen, procedures en vergunningverlening, moet dat mogelijk zijn. Innoveer. Stel een leerstoel Revitalisering & Hergebruik in aan de TU Delft. Je kunt toch niet zeggen: we vinden het te moeilijk, dus we trekken naar buiten en bouwen het groen vol? Dat is slordig denken, niet duurzaam en bovendien niet praktisch. Je moet daar alles nog aanleggen wat in de bestaande bebouwing al aanwezig is, zoals infrastructuur, bekabeling, riolering en straatverlichting. Voorzichtig hoopvol Er zijn altijd partijen die vinden dat iets niet kan. Bijvoorbeeld omdat de grond verontreinigd is. Mooi moment om het er eens uit te halen! Ja, dat kost geld. In het verleden had het Rijk daar saneringsfondsen voor. Maar ook in het nieuwe regeerakkoord zijn − naar het zich laat aanzien − financiële middelen beschikbaar die provincies en gemeenten hiervoor kunnen aanwenden. Wat dat betreft kunnen we voorzichtig hoopvol zijn. Lokale overheden krijgen in ieder geval meer beslissingsbevoegdheid en meer armslag.

Pim van den Berg Pim van den Berg is Gedeputeerde Ruimtelijke Ontwikkeling, Economie en Toerisme, Wonen en Binnenstedelijke Ontwikkeling en Energietransitie van de provincie Utrecht. Voorheen was hij onder meer werkzaam als wethouder, waterschapsmanager en waarnemend inspecteur Volkshuisvesting.

Geen compromis maar consensus Natuurlijk, gronden die beleggers en ontwikkelaars in bezit hebben moeten een keer te gelde worden gemaakt. Waar dat reglementair is toegestaan, moet dat kunnen. Gemeenten mogen daar best een tandje in bijzetten, om een correcte uitgifte goed te faciliteren. Dat betekent ook dat ze bij de aanleg van wegen en andere voorzieningen moeten meemarcheren in het plantempo van de ontwikkelaars. Los van dit alles: we hebben het hier eigenlijk niet over bouwen, maar over een maatschappelijk vraagstuk dat onomkeerbaar is. Het gaat over gezondheid, duurzaamheid, klimaatadaptie, energietransitie en betaalbaarheid. Voor komende generaties zijn zonnepanelen in woningen net zo vanzelfsprekend als de trap van beneden naar boven. Een gezonde, stedelijke omgeving; dat is wat deze generaties willen en dat is waar alle betrokken partijen naartoe moeten werken − ondanks de verschillende opvattingen en belangen. Ga niet op zoek naar een compromis, maar naar consensus. Van elkaar begrijpen wat wel kan en wat niet, en samen onze maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. Kunnen we daarna altijd nog om de dessertkaart vragen. •


30

dossier

tekst: Edwin Lucas | beeld: Dirk Verwoerd

De herontwikkeling van Union State Station in Denver (Colorado) is een schoolvoorbeeld van transit-oriented development. Publieke investeringen hebben er als katalysator gewerkt voor de stedelijke ontwikkeling van het voormalige spoorwegemplacement. Achitecten- en ingenieursbureau Skidmore, Owings & Merrill is verantwoordelijk voor het ontwerp van dit masterplan.


31 tekst: Kees de Graaf | beeld: Photo courtesy SOM © Magda Biernat, DISSING+WEITLING architecture

Bouwen langs de lijn

‘De aderen van de Randstad slibben dicht’, kopte NRC Handelsblad afgelopen zomer. De bereikbaarheid van het westen van Nederland staat fors onder druk. Tegelijkertijd moeten hier nog honderdduizenden huizen worden gebouwd. Waar ligt de oplossing? Kunnen verstedelijking en mobiliteit gelijk opgaan?


dossier

32

Luca Bertolini Luca Bertolini studeerde Architectuur aan de Politecnico di Torino in Italië en promoveerde daar in 1995. Hij werkt sinds 2008 als hoogleraar Stedelijke en Regionale Planning aan de Universiteit van Amsterdam. In 2015 werd Bertolini directeur van het Centre for Urban Studies.

Carlo van de Weijer Carlo van de Weijer studeerde in 1990 af aan de TU Eindhoven als werktuigbouwkundig ingenieur en is gepromoveerd aan de TU in Graz. Hij begon zijn carrière bij TNO en werkte daarna bij Siemens VDO. Sinds 2007 werkt Van de Weijer bij TomTom en vanaf 2011 is hij directeur van de Strategic Area Smart Mobility aan de TU Eindhoven.

→ Het beeld is niet aantrekkelijk: overvolle treinen, metro’s en trams, gecombineerd met permanente files op de snelwegen. Een Randstedelijk verkeersinfarct dreigt in 2030, zo somberde het rapport Nationale markt- en capaciteitsanalyse dat in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu werd opgesteld. De problemen worden verergerd door de bouwopgave die het westen van Nederland te wachten staat. Een groot deel van de 1 miljoen woningen die tot 2030 nodig zijn, moet in en om de grote steden een plek vinden. Op zich al een hele opgave, maar hoe gaan al die extra mensen zich comfortabel door de metropool bewegen? Verknoping van mobiliteit en verstedelijking Een concept dat kan helpen is volgens Luca Bertolini transit-oriented development (TOD). Bertolini is directeur van het Centre for Urban Studies aan de Universiteit van Amsterdam en al langer bezig met de vraag hoe mobiliteit en verstedelijking kunnen worden verknoopt. ‘De essentie van transit-oriented development is een concentratie van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die plaatsvindt rond knooppunten van openbaar vervoer. Wonen, werken, voorzieningen: het kan daar allemaal een plek krijgen. De voordelen zijn evident. Het gebruik van openbaar vervoer wordt aantrekkelijker en het is veel efficiënter in het ruimtegebruik; een factor 10 meer passagiers per vierkante meter ten opzichte van de auto. De toenemende verkeersdrukte laat dat ook zien. Waar veel mensen tegelijk willen zijn, is de auto niet effectief – technologie gaat dat niet fundamenteel veranderen. En dan hebben we het nog niet eens over de duurzaamheidswinst.’ Compleet aanbod De forse bouwopgave die aanstaande is, maakt transit-oriented development volgens Bertolini alleen maar relevanter als oplossing: ‘Veel mensen willen in de

Randstad wonen, maar niet iedereen kan in de steden zelf terecht. Zij willen echter wel binnen bereik blijven en juist voor deze groep is het interessant om in de buurt van OV-knooppunten woningen te ontwikkelen. En dan niet alleen rondom de intercitystations van de grote steden, maar juist ook daarbuiten. Transit-oriented development is alleen kansrijk wanneer we erin slagen een compleet aanbod te maken van woningbouw, werkplekken, voorzieningen en openbaar vervoer.’ Zo’n compleet concept wordt momenteel uitgewerkt door de provincie NoordHolland voor de Zaancorridor: de spoorlijnen die de voorsteden tot en met Den Helder en Enkhuizen met Amsterdam verbinden. Een ambitieus voorstel, maar vooralsnog niet eenvoudig te realiseren, zo geeft Bertolini aan: ‘De corridorgedachte – het bouwen langs hoofdvervoersassen – maakt dat transit-oriented development in Nederland tot nu toe niet echt van de grond komt. Gemeenten moeten samenwerken en hun locaties onderling afstemmen, langs de lijn – dat is lastig. Maar ook buiten de overheid moeten mobiliteit en ruimte worden verbonden. Dat vergt een pakkend verhaal en doorzettingsvermogen. Op dit moment is dat nog onvoldoende aanwezig; het leeft niet.’ Continuïteit en lange adem Volgens Bertolini laten verschillende internationale voorbeeldsteden zien dat er wel degelijk kansen liggen: ‘Steden als Kopenhagen, Stockholm en München tonen dat afstemming van openbaar vervoer en verstedelijking in de regio werkt. Maar dat vraagt wel continuïteit en een lange adem. In Kopenhagen is men hier in de jaren veertig van de vorige eeuw al mee begonnen.’ Kijkend naar Nederland ziet Bertolini voor de provincies een voortrekkersrol weggelegd. ‘Zij moeten met de grote steden om tafel. Maar ook het Rijk mag niet afzijdig blijven. Dit is dé richting die Nederland de komende jaren op moet.’ Vanuit de Universiteit van Amsterdam worden hiervoor de


33

Het beleid van de lokale overheid in Kopenhagen is erop gericht dat fietsers zich snel binnen de stad kunnen verplaatsen. Door de aanleg van een verhoogde fietsbrug – met de passende naam Bicycle Snake – worden fietsers en voetgangers van elkaar gescheiden.


dossier

34

komende tijd in ieder geval bouwstenen aangereikt: ‘Samen met provincies en andere universiteiten werken we aan een Innovatieprogramma Mobiliteit & Stad, waarin kennis wordt ontwikkeld en gedeeld – ook met en naar de private sector zoals gebiedsontwikkelaars.’ Kleine steden zijn beter Vanuit Eindhoven komt een ander geluid. Carlo van de Weijer – directeur van het strategisch onderzoeksgebied Smart Mobility aan de TU Eindhoven en daarnaast werkzaam bij TomTom – deelt de probleemanalyse van toenemende congestie in de Randstad, maar zoekt de oplossing in een andere richting. Wat Van de Weijer betreft moeten we eerst de vraag durven stellen: is de stedelijke bereikbaarheid echt beter gediend met hoge investeringen in nieuw openbaar vervoer? Van de Weijer is daar niet van overtuigd: ‘Ik zie vooral veel potentie voor de fiets, maar daarnaast kan de combinatie van autogebaseerde diensten en intelligente bus transit-systemen veel verder komen.’ In het verlengde hiervan voorziet Van de Weijer kansen voor een aangepaste vorm van verstedelijking in Nederland: ‘Relatief kleine steden hebben het grote voordeel dat ze een prima daily urban system kunnen leveren binnen een halfuur reistijd. Ik zie die steden ook in Europa, ze hebben een omvang van zo’n 500.000 inwoners.’ De auto kan daarbij op allerlei nieuwe manieren worden ingezet, aldus Van de Weijer. ‘De auto wordt sowieso steeds goedkoper. De tijd is niet ver weg dat je voor € 100,- in de maand een auto kunt leasen en daarmee te allen tijde toegang hebt tot je eigen privésfeer, je eigen cave op wielen waar je met niemand te maken hebt. Het wordt lastig voor openbaar vervoer om daarvan te winnen. Sowieso zien we de laatste tijd dat veel traditionele voordelen van het openbaar vervoer – schoner, veiliger en efficiënter – verdwijnen, met de nieuwe autotechnologie die zich aandient.’

Kansen voor nieuwe concepten Verder zijn er volgens Van de Weijer allerlei nieuwe toepassingen die car sharing mogelijk maken, al dan niet in combinatie met nieuwe gebouwconcepten waarin collectiviteit een belangrijke rol speelt. ‘En niet te vergeten de opkomst van diensten als Uber en Flixbus. Deze kunnen zelfs verschijnen in de vorm van vrijwilligersdiensten zoals Automaatje van de ANWB, die mensen heel vraaggericht verplaatsen.’ In combinatie met elektrische auto’s, die zich straks deels zelfsturend over de wegen gaan bewegen, levert dat volgens Van de Weijer een aantrekkelijk beeld op. ‘De intelligente file-informatiesystemen die we nu al hebben, zorgen ervoor dat je files steeds handiger kunt vermijden.’ Van de Weijer voegt daar tot slot nog aan toe dat er ook bij de consument een gedragsverandering noodzakelijk is: ‘Driekwart van alle reizigers kan zich in principe prima buiten de spits verplaatsen. Waarom zouden we in Nederland faciliteren dat deze mensen juist in de piekuren onderweg gaan? We moeten stimuleren dat zij hun afspraken veel slimmer gaan maken en hun werk beter indelen. En als ik dan onverhoopt toch ’s ochtends vroeg in de Randstad moet zijn, ga ik de avond ervoor weg. Dat zouden meer mensen moeten doen.’ •

‘Relatief kleinere steden hebben het grote voordeel dat ze een prima daily urban system kunnen leveren binnen een half uur reistijd’

Wat is transit-oriented development? → De term maakt al duidelijk dat transit-oriented development is overgewaaid uit de Verenigde Staten. In verschillende Amerikaanse steden is ervaring opgedaan met ‘op het spoor gerichte verstedelijking’, op regionale schaal en veelal ingevuld met lightrail-systemen, zoals toegepast in Portland (Oregon). De winst van die strategie is tweeledig. Door knopen in een openbaar vervoersnetwerk te verrijken met wonen, werken en andere voorzieningen worden dit aantrekkelijker gebieden, waar mensen en bedrijven zich willen vestigen. Andersom levert dit extra programma weer extra passagiersstromen op, omdat het verplaatsen per openbaar vervoer zo wel heel aantrekkelijk wordt gemaakt. Meer passagiers betekent een frequentere dienstregeling en meer bestemmingen.


35 tekst: Joost Zonneveld | beeld: Vincent Boon

De opmars van de middelgrote stad De druk vanuit de vier grote steden op de middelgrote steden neemt toe. De vraag op de woningmarkt breidt zich als een olievlek uit richting de provincie. Bijbouwen lijkt onontkoombaar. Komt de leefbaarheid niet onder druk te staan met meer inwoners, bezoekers en het toenemende aantal verkeersbewegingen? Drie wethouders over de opgave.


dossier

36

Delft: Raimond de Prez, wethouder Stedelijke ontwikkeling  → Hoe gaat Delft in de komende jaren groeien? ‘Delft staat onder dubbele druk. We hebben te maken met mensen die Delft een aantrekkelijke stad vinden om te wonen, maar recent neemt de druk ook toe door de krapte op de woningmarkt in naburig Den Haag. Tegelijkertijd groeit de Technische Universiteit sterk en dat betekent niet alleen meer studenten, maar ook meer kenniswerkers, medewerkers van de universiteit die in Delft willen wonen. We verwachten vooral meer vraag naar woningen in het middensegment. Woningen uit dat segment worden nu steeds vaker aan meerdere studenten verhuurd. Om de stad leefbaar te houden, zullen we de groei moeten accommoderen. In de komende tien jaar willen we in totaal vijftienduizend woningen toevoegen. Een grote opgave omdat Delft een compacte stad is en dat graag wil blijven. Binnen een kwartier ben je in het centrum of juist in het groen. We zullen dus in bestaand stedelijk gebied locaties moeten vinden. In de omgeving van vervoersknooppunt station Delft Zuid – vlak bij de campus van de universiteit – zien we mogelijkheden om te verdichten.’ Betekent groei ook een ander voorzieningenniveau? ‘Met Den Haag op steenworp afstand streven wij niet naar een grootstedelijk voorzieningenaanbod. Wel willen we graag een Delfts Blauw Museum in onze gemeente. Hiervoor zouden we kunnen samenwerken met het Gemeentemuseum Den Haag, dat een grote collectie Delfts Blauw bezit. Op het gebied van sport hebben wij juist een centrumfunctie voor omliggende gemeenten. Een aantal sportcomplexen is aan vervanging toe en dat grijpen wij aan om een aantal sportvoorzieningen te verplaatsen zodat er een betere verdeling over de stad ontstaat. Dat biedt tegelijkertijd kansen voor het bouwen van extra woningen. De bouw van nieuwe woningen

‘Delft is een compacte stad is én wil dat graag blijven’ én de spreiding van voorzieningen is − in een compacte stad als Delft – een complexe opgave.’ Hoe kan Delft goed bereikbaar blijven? ‘Bereikbaarheid is zeker een punt van aandacht. We willen graag een viersporenverbinding met Rotterdam. We hebben al een extra regionale tramlijn en willen er graag nog één bij. Die openbaarvervoer-

verbindingen zijn van groot belang om Delft en de regio bereikbaar te houden. Tegelijkertijd vormt het spoor – samen met de Schie – binnen Delft een barrière. We zijn met de provincie in gesprek over een fiets- en een autobrug over de Schie om de campus van de TU beter te ontsluiten. Dat is hoognodig. Bovendien biedt dat direct kansen voor stedelijke vernieuwing aan de oevers van de Schie en in het stationsgebied Delft Zuid.’


37

Zwolle: René de Heer, wethouder Economie en Vastgoed  → Is er sprake van druk op de woningmarkt van Zwolle? ‘Woningen worden de laatste tijd snel − en boven de vraagprijs − verkocht. Dat is deels het gevolg van de oververhitte markt in Amsterdam en Utrecht. Mensen maken een afweging; in een plaats als Zwolle krijgen zij meer vierkante meters en kiezen er dan voor dagelijks naar Utrecht of Amsterdam te rijden voor hun werk. Die toenemende druk moeten wij faciliteren, omdat de prijzen anders ook voor Zwollenaren verder stijgen. In de komende tien jaar voegen we dan ook zesduizend woningen toe, waarvan vijfhonderd in het sociale segment. Gedeeltelijk kan dat in Stadshagen, dat met name is gericht op gezinnen. Tegelijkertijd zijn er ook jongeren, senioren en empty nesters die dicht bij voorzieningen in het centrum willen wonen. Bouwen in de bestaande stad is echter lastig: er is weinig ruimte en de meeste grond is niet van de gemeente, maar in particulier bezit. Bovendien wordt de druk van nieuwbouw en meer inwoners in de stad gevoeld. De groene rand om de stad wordt door Zwollenaren zeer gewaardeerd, nieuwe uitleglocaties zijn daarom eigenlijk niet aan de orde. En ook in de stad zelf vindt een deel van de bewoners het moeilijk als braakliggende stukken groen worden bebouwd. Aan ons de opgave om dat op een slimme manier te doen, bijvoorbeeld door te bouwen én groen toe te voegen.’ Wat betekent groei voor het voorzieningenaanbod in Zwolle? ‘Zwolle heeft met Museum De Fundatie − zeker na de uitbreiding − en de bijzondere boekhandel Waanders in de voormalige Broerenkerk twee culturele trekkers van nationaal niveau. Mensen uit het hele land


dossier

38

‘De groene rand om de stad wordt door Zwollenaren zeer gewaardeerd, nieuwe uitleglocaties zijn daarom eigenlijk niet aan de orde’

komen daarvoor naar onze stad. Dat betekent meer bezoekers, waardoor er meer draagvlak ontstaat voor kwalitatief betere winkels en horeca. Onze terrascultuur groeit. Doordat het voorzieningenniveau omhoog gaat, wordt Zwolle aantrekkelijker als vestigingsplaats. Jongeren die hier studeren aan de hogeschool kiezen in de toekomst dan sneller voor Zwolle in plaats van de Randstad.’ Welke uitdagingen zijn er voor Zwolle op het gebied van mobiliteit? ‘Dagelijks komen zo’n zestigduizend mensen van buiten naar Zwolle om te werken, plus veertigduizend studenten. Veel men-

sen komen daarnaast dagelijks uit de regio met de auto naar Zwolle om hier over te stappen op de trein. Samen met de provincie bekijken wij momenteel hoe we die regionale hub-functie op termijn kunnen verbeteren. Zelf proberen we de dagelijkse druk in de (binnen)stad te verlichten door gebruik van de fiets te stimuleren en samen met de provincie hebben we de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in een betere doorstroming op het stedelijke wegennet, vooral vanaf de snelweg de stad in. Van het Rijk hebben we wel medewerking nodig om er voor te zorgen dat de filedruk op − de voor Zwolle belangrijke − A28 niet snel toeneemt.’


39

‘We werken samen met buurgemeenten aan een subregionale omgevingsvisie’ Breda: Alfred Arbouw, wethouder Stedelijke ontwikkeling  → Welke visie heeft u op de toekomst van Breda? ‘Zelfs tijdens de crisis hebben wij doorgebouwd, maar we merken nu toch dat onze woningmarkt steeds meer onder druk komt te staan. De laatste tijd zien we vooral veel beweging vanuit de Randstad naar Breda. Voor veel mensen zijn wij een aantrekkelijk alternatief. Breda heeft – als negende stad van het land – veel voorzieningen en een prettig woonklimaat. Om dat zo te houden, is groei geen doel op zich. We willen sturen op kwaliteit, en per wijk en doelgroep beoordelen wat er in de komende jaren nodig is. Dat is een complex vraagstuk, want we zien de woonbehoefte veranderen. Steeds meer mensen wonen tegenwoordig alleen en met dat soort trends moeten we meebewegen. Dat neemt niet weg dat we in het komende decennium ieder jaar zo'n negenhonderd woningen toevoegen. Onlangs hebben we afgesproken dat er in de komende tien jaar dertienhonderd sociale huurwoningen bij komen. Daarnaast hebben we vooral een tekort aan middeldure huurwoningen. We zien dat gezinnen die in een groene omgeving willen wonen, wegtrekken naar plaatsen in de omgeving − zoals Etten-Leur en Oosterhout. Bij Teteringen zijn daarvoor binnen de gemeentegrenzen van Breda nog mogelijkheden. Daarnaast biedt de omgeving rond het nieuwe HSL-station in de binnenstad kansen voor meer stedelijk wonen. De ontwikkeling van dat gebied moet eigenlijk nog beginnen, net als in enkele oude industriegebieden in de stad.’

Zijn er meer of andere voorzieningen nodig in de stad? ‘We werken in de komende jaren aan een scherpere profilering van Breda: wat ben je en waar wil je naartoe? Het gaat daarbij niet alleen om wonen. Economische dynamiek, het toevoegen van recreatiemogelijkheden, dat zijn allemaal belangrijke factoren, net als culturele voorzieningen. Daarvoor zien wij kansen in de Spoorzone. Onze positionering stemmen wij af met de andere vier grote buurgemeenten en de provincie in het bestuurlijk netwerk BrabantStad. Veel vraagstukken over de leefomgeving overstijgen de gemeentegrenzen, vandaar dat we met onze omliggende buurgemeenten samenwerken aan een subregionale omgevingsvisie.’ Op welke manier blijft Breda bereikbaar? ‘Vanuit de gedachte dat we door bundeling van kennis op lokaal niveau meer slagkracht kunnen bereiken, trekken we ook op het vlak van bereikbaarheid samen op in BrabantStad. We proberen bijvoorbeeld door middel van snelfietspaden het autoverkeer te temperen ten faveure van de fiets. Daarnaast heeft de rondweg in Breda een impuls nodig om de doorstroming te verbeteren en met het Rijk zijn wij in overleg om de bereikbaarheid van Breda via de A58 en de A27 ook in de toekomst te garanderen. En dan is er natuurlijk het spoor. We hebben nu een heel mooi HSL-station, maar die trein moet wel eens gaan rijden.’ •


40

tekst: Linda Huijsmans | beeld: Renate Beense

J U B I LEU M N AW

60 x De zestigste editie van NAW is een feit. Het vakblad voor gebiedsontwikkeling rolde voor het eerst in 2001 van de pers. In dit nummer vertellen drie bewoners wat zij hebben met het getal 60.


41

‘Zelfs mensen met hoogtevrees vinden het hier aangenaam’

Sjacco Nauta (51 jaar, heeft een groothandel in kantoorartikelen) woont op 60 meter hoogte aan de Waal in Nijmegen.

→ ‘Ik woon op de vijftiende verdieping. Als ik met de lift naar beneden ga, sta ik binnen twee minuten in hartje Nijmegen. Hierboven heerst een bijna serene rust. Deze woning combineert voor mij het beste van twee werelden. Er zitten grote ramen

in waardoor ik vanuit het hele appartement een spectaculair uitzicht heb. Daarnaast heeft het rondom een paar ruime terrassen. Het is hoog, maar vanwege het weidse uitzicht vinden zelfs mensen met hoogtevrees het hier aangenaam. Vanaf hier kijk ik over de Waal, waar de hele dag schepen voorbijvaren. Van riviercruises tot grote duwbakken. In de Spiegelwaal − een extra geul die is gegra-

ven om het water beter te kunnen beheersen − wordt bij mooi weer gekanood en gezwommen. Dan lijkt het wel vakantie. In de verte zie ik het station van Arnhem liggen en bij helder weer kijk ik zelfs tot Wageningen. Het is een groen en waterrijk geheel. Wonen op zestig meter hoogte betekent voor mij rust, ruimte, natuur en water. Ik ken Nijmegen al sinds mijn studententijd en ik hoef hier niet meer weg.’


42

‘Van mij had het ook nummer 62 mogen zijn’

Ron Verhees (42 jaar, jurist) woont met zijn vriendin op nummer 60 in De Boswachterij in Dorst.

→ ‘Nee, ik ben niet de boswachter. En we wonen ook niet in een boswachterswoning. De Boswachterij is een heel nieuwe wijk in Dorst − bij Oosterhout − aan de rand van het bos. We hebben een hond, en binnen een paar minuten ben ik met

hem in het groen, waar we lange wandelingen kunnen maken. In deze wijk worden 85 woningen gebouwd die allemaal nét even anders zijn. Dat levert een gevarieerd beeld op, zonder dat het een ratjetoe wordt. Er is goed over nagedacht en het uiterlijk van de woningen is goed op elkaar afgestemd. Dat geeft een prettige sfeer. Wij woonden in Gorinchem en waren op zoek naar een woning in West-Brabant.

Voor ons heeft de ligging in het groen de doorslag gegeven. We hebben ook nog eens meer vierkante én kubieke meters dan waar we vandaan komen, dus voorlopig zie ik alleen maar voordelen. Dat we op nummer 60 wonen is mooi, maar het had van mij ook 6 mogen zijn, of 62. In dit geval is het voor mij niet meer dan een nummer. Het gaat om de woning en die is prachtig.’


43

‘In mijn eentje is die zestig vierkante meter prima te doen’

Kristel de Bont (33 jaar, leerkracht) woont op 60 vierkante meter in de Amersfoortse wijk Vathorst.

→ ‘Zes jaar geleden heb ik dit huis gekocht. Het is een appartement op de begane grond en vooral de grote tuin heeft me destijds over de streep getrokken. Met twintig vierkante meter heb ik toch een derde van mijn woonoppervlakte

als buitenruimte tot mijn beschikking. Het appartement beschikt over twee slaapkamers − dat vond ik destijds het belangrijkst. Ik wilde een extra ruimte waar ik kon werken en mijn administratie kon bewaren. Verder houd ik van buiten zijn. Daarom is deze wijk ook zo fijn. Ik woon aan een groot park en kan gemakkelijk een wandelingetje van een minuut of twintig maken

door het groen. Ik woon tegenover een basisschool en zelf werk ik als juf op een andere school. Daardoor woon ik hier heel rustig. Als ik thuis ben, zijn de kinderen immers alweer weg. In woon hier in mijn eentje. Zestig vierkante meter is dus goed te doen. Sinds een tijdje heb ik een relatie. Het zou dus kunnen dat ik op termijn toch ga verhuizen. Want mijn vriend past er echt niet meer bij.’ •


in het kort

44

Toon Verhoef, zonder titel, 2006

Verhuizing naar het Burgerweeshuis   → Begin 2018 verhuist het hoofdkantoor van BPD − sinds 1963 gehuisvest in Hoevelaken − naar het Burgerweeshuis in Amsterdam. Het toekomstige kantoor wordt gedeeld met het kantoor van BPD Noord-West, een van de regionale kantoren dat nu is gevestigd in Haarlem. De dynamiek van de stad, aanwezigheid van de belangrijkste relaties en gunstige ligging van het nieuwe kantoor ten opzichte van uitvalswegen, openbaar vervoer en Schiphol sluiten goed aan bij de Europees georiënteerde ambities van de Nederlandse marktleider en speelden een belangrijke rol in de beslissing om te verhuizen naar de hoofdstad. Eind januari betrekt de gebiedsontwikkelaar het Burgerweeshuis, een van de belangrijkste naoorlogse rijksmonumenten van Nederland. Aan de verhuizing gaat een grondige renovatie vooraf, geheel in lijn met het gedachtegoed van architect Aldo van Eyck. Het pand is gelegen aan het IJsbaanpad, vlakbij het Olympisch Stadion en A10.

tekst: Monique de Ligny beeld: Stadsarchief Amsterdam


tekst: Linda Huijsmans | beeld: Dingena Mol

Non-stop Oosterdok 24 uur op het Oosterdokseiland in Amsterdam laat zien hoe functies worden gemengd in dit bijzondere stukje stad. Wonen, werken, flaneren, recreëren en studeren: hoe ziet dat er in de praktijk uit? NAW verbleef er van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat.

45


46

‘Een dynamische on-Amsterdamse sfeer’  → Dagelijks bezoeken honderden mensen het Oosterdoks-eiland om te werken, wonen, studeren of verblijven. Studenten gaan naar het conservatorium, toeristen lopen vanuit het Doubletree by Hilton de stad in, bezoekers betreden de bibliotheek, terwijl werknemers van Vodafone en TomTom aankomen of vertrekken, een koffie to go halen bij Starbucks of lunchen aan het water. In 2000 startte de ontwikkeling van dit dynamische en eigentijdse stukje Amsterdam, waar de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA) in 2007 als eerste haar deuren opende. Al snel gevolgd door het Amsterdamse conservatorium en DoubleTree by Hilton met de prachtige skylounge en rooftopbar op de elfde verdieping volgde al snel. Net als het Conservatorium van Amsterdam. Het is een plek waar veel Amsterdammers vertoeven en al lang niet alleen maar de bezoekers van het hotel een cocktail komen drinken. Het uitzicht over Amsterdam is er adembenemend. Grote bedrijven als Ayden, Thuisbezorgd.nl en TomTom hebben zich gevestigd op dit voormalige spoorwegemplacement – en later thuis van het hoofdkantoor van PTT − aan het IJ. Ook Booking.com vestigt zich over een aantal jaren op het Oosterdokseiland.

Grande finale voor Oosterdokseiland Oosterdokseiland is met 225.000 m2 een van de grootste binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen van West-Europa. BPD ontwikkelt het sluitstuk op de kop van het eiland: de laatste twee kavels met 72.500 m2 aan stedelijke functies. Een spectaculair, transparant gebouw met een parkachtige tuin op het dak. Het wordt een social hub – specifiek ontworpen om ontmoetingen te stimuleren – met publieke voorzieningen, appartementen en kantoorruimte. Het laatste deelplan van het Oosterdokseiland is ontworpen door UNStudio/Ben van Berkel. Het gebouw wordt naar verwachting eind 2020 in gebruik genomen.

06:45 uur Noa van der Bij (21) opent de deur van sportschool Train More. ‘Een paar keer per week ben ik als eerste op de sportschool en dan open ik de balie. Ik sport zelf heel veel en vind het leuk om dat aan anderen over te brengen. Binnenkort ga ik ook bokslessen geven. Het Oosterdokseiland is een heel fijne buurt. Het is vrij rustig. Er zijn niet zoveel toeristen, terwijl je toch midden in de stad zit. Er komen nu ook meer voorzieningen − zoals de sportschool en een supermarkt − waardoor het hier echt opbloeit. Er is meer levendigheid op straat. Ik vind dat de buurt een goede balans heeft in wonen, rust en activiteiten.’


47

10:03 uur

11:47 uur

Ping (Taiwan, met pet) en Hudson Knott (22) (Colorado, USA) studeren jazz-basgitaar aan het conservatorium. Hudson: ‘Ping en ik studeren allebei basgitaar aan het conservatorium. We hebben net gehoord dat de les niet doorgaat omdat de docent ziek is. Daarom roken we hier even een sigaretje. De architectuur hier past goed bij het Centraal Station. Het voelt net of je voor een gigantische muur staat. Heel anders dan het klassieke Amsterdam, maar ik voel me hier thuis.’

Romy Verhoeven (25) studeert Engelse Taal & Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. Na haar bachelor besloot ze een tussenjaar te nemen en werkt ze als barista bij Pippers. ‘Er heerst hier een heel dynamische, moderne sfeer. Ik kom hier graag. Van jongs af aan ben ik de kleine kriebelige straatjes van de binnenstad gewend. Die hebben zeker ook hun charme, maar ik vind dit een heel mooie boulevard. Samen met al dat water en het uitzicht op het groene gebouw van Nemo is dit een mooi stukje Amsterdam geworden.’


48

‘Geen kleine straatjes en grachten, maar een boulevard, ruimte en uitzicht’

15:32 uur

16:46 uur

Fulco Vaessen (29) loopt vanaf de sportschool terug naar huis. ‘Ik woon net aan de andere kant van het water, in een van de oudste delen van Amsterdam. Vanuit mijn slaapkamerraam heb ik zicht op de hele kade, vanaf het Hilton [DoubleTree by Hilton, red.] tot aan het conservatorium. Dat contrast tussen oud en nieuw spreekt me erg aan. Vroeger kwam ik hier weleens met mijn vader met de boot. Uit die tijd is alleen het Chinese restaurant nog over. De rest is allemaal nieuw. Vroeger was het absoluut niet het meest prettige stukje Amsterdam. Maar dat is nu echt wel veranderd.’

Yvonne Hoeksema (47) uit Nijmegen bezoekt met haar dochter Eva (9) de Virtual Reality Bioscoop. Yvonne: ‘Wij hebben samen een meidendag. Omdat Eva gek is op dolfijnen kwamen we in deze bioscoop terecht. Met een VR-bril op lijkt het net alsof je met dolfijnen aan het zwemmen bent. Deze buurt is eigenlijk heel on-Amsterdams. Doordat de gebouwen zo nieuw zijn, heeft het een heel andere uitstraling dan bijvoorbeeld de grachtengordel. Maar gelukkig is hier ook veel water. Dat maakt het tot een bijzonder geheel.’


49

21:43 uur

23:03 uur

Addie Schulte (52) komt thuis uit de bibliotheek. ‘De hoofdvestiging van de bibliotheek is bij mij om de hoek. Ik ben onderzoeksjournalist en vind het een heel prettige plek om aan mijn boek te werken. De bieb is zeer populair. Mensen uit heel Amsterdam komen er speciaal voor naar het Oosterdokseiland. Om te lezen, te studeren of natuurlijk boeken te lenen. Maar ook is er een theater, kun je er vergaderen en staat er een piano waar je op kunt spelen. Het is geweldig wonen op dit eiland, maar de bieb maakt het voor mij extra aantrekkelijk.’

De SkyLounge van het DoubleTree by Hilton zit op de elfde verdieping, met een adembenemend 360-graden uitzicht over de Amsterdamse skyline. En niet alleen voor hotelgasten of zakelijke bezoeken. De SkyLounge is ook dé hotspot voor Amsterdammers. In de stijlvolle club ontmoeten ze ’s avonds hun vrienden. Binnen, in de luxueuze lounge, waar professionele cocktailshakers hun favoriete drankje maken en dj’s aangename muziek draaien. Of buiten op het SkyTerrace, waar Amsterdam by night is te bewonderen. Maar natuurlijk kun je er ook gewoon overdag naartoe, voor een kop koffie of een lunch. Het panorama blijft spectaculair. •


50

in het kort

Experimenteel wonen: tiny house village

→ Een paviljoen aan de Sloterplas, op het knooppunt van de Westelijke Tuinsteden en het centrum van Amsterdam: dat was in 1934 het idee van stedenbouwkundige Cornelis van Eesteren, toen hij zijn Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) tekende. Toen kwam het er niet van. Met de realisatie van het Van Eesteren Paviljoen – als het nieuwe vaste onderkomen van het Van Eesteren Museum – is een deel van het originele plan na bijna tachtig jaar werkelijkheid geworden. Het paviljoen is een ontwerp van Korteknie Stuhlmacher Architecten en is mede gerealiseerd met financiële steun van BPD Cultuurfonds.

Toon Verhoef, zonder titel, 2006

→ Proeftuin Erasmusveld in Den Haag is een duurzame stadswijk in ontwikkeling. Bewoners vinden gezond leven in een groene – en toch stedelijke – omgeving belangrijk, in woningen die comfortabel én energiezuinig zijn. Vooruitlopend op de gebiedsontwikkeling van BPD is er in Proeftuin Erasmusveld ruimte voor tijdelijke initiatieven, zoals het innovatieve en experimentele tiny house village, waar starters gedurende twee jaar duurzaam kunnen wonen en leven.

Amsterdam Nieuw-West ondergaat de komende jaren een grootschalige verandering, waarbij veel aandacht is voor de openbare ruimte, cultuurhistorische waarde en culturele ontwikkeling van het gebied. Het nieuwe Van Eesteren Paviljoen dient als aanjager van de verdere ontwikkeling van Slotermeer.

Afgelopen zomer zijn vijf eenvoudige, kleinschalige – maar volwaardige – woningen van maximaal 50 m2 gerealiseerd. Er wordt slim gebruikgemaakt van ruimte en innovatieve technologieën. Bewoners kunnen volledig zelfvoorzienend zijn – het is geen vereiste – omdat de huisjes zijn voorzien van een intern zuiveringssysteem om regenwater op te vangen en zonnepanelen. Uitgangspunten voor het wonen in een tiny house zijn een eenvoudig leven, weinig consumptie en een kleinere ecologische voetafdruk.

Het paviljoen biedt ruimte aan tentoonstellingen, debatten en educatie. Samen met andere culturele instellingen, vrijwilligers en de buurt wordt een breed cultureel programma tot stand gebracht. Zo wordt langs de boulevard aan de Sloterplas – in samenwerking met het Stedelijk Museum Amsterdam en de gemeente Amsterdam – gewerkt aan een beeldenroute.

tekst: Monique de Ligny

beeld: Luuk Kramer

beeld: Walter Herfst

In de geest van Van Eesteren


beeld: Luuk Kramer

51

Waterwerken in Nederland: iconen in het Hollandse landschap   → In het boek Waterwerken in Nederland. Traditie en innovatie heeft fotograaf Luuk Kramer vijftig unieke ingenieurswerken – die van grote ruimtelijke en cultuurhistorische betekenis zijn – gefotografeerd en gedocumenteerd. Denk aan de Stormvloedkering in Zeeland, Balgstuw in Flevoland en de nieuwe sluizen in de Maas. Deze zogenaamde natte kunstwerken zijn een beeldbepalend onderdeel van de Nederlandse openbare ruimte en cultuur. Ze laten zien hoe Nederland omgaat met de

bescherming van zijn land tegen het water. Theo van Oeffelt schreef een aantal essays over de technische, bestuurlijke en culturele betekenis van de waterwerken in de context van het Nederlandse watersysteem. Daarnaast werkten ook Inge Bobbink, Bernard Hulsman, Eric Luiten en Lodewijk van Nieuwehuize mee aan het boek. BPD Cultuurfonds leverde een bijdrage aan de totstandkoming van het boek. •

Colofon NAW is een magazine van BPD voor iedereen die geïnteresseerd is in gebiedsontwikkeling. NAW staat voor Naam, Adres, Woonplaats. Aandacht voor de gebruiker (naam), de vestigingsplek (adres) en het gebied (woonplaats) zijn essentieel bij gebiedsontwikkeling. NAW gaat over ontwikkelingen in en visies op integrale gebiedsontwikkeling. NAW verschijnt drie keer per jaar in een oplage van 10.000 exemplaren en wordt verstuurd aan o.a. gemeenten, provincies, corporaties, bouwbedrijven, architecten, stedenbouwkundigen, adviseurs en ontwikkelaars.

Abonnement Een abonnement op NAW is gratis voor professionals in gebiedsontwikkeling. Abonneren kan via www.bpd.nl/naw. Redactieraad Liesbeth Blanken, Herbert Bosch, Kim van Eerde, Frans Holleman, Harm Janssen, Patrick Joosen, Theo van der Plas, Hans-Hugo Smit. Hoofdredactie en coördinatie Kim van Eerde naw@bpd.nl www.bpd.nl/naw

Concept, eindredactie en productie ZB Communicatie & Media Art direction en vormgeving ZB/Janita Sassen Coverfotograaf Albert Bakker BPD Ontwikkeling BV Postbus 15 3870 DA Hoevelaken www.bpd.nl Dit magazine is met zorg samengesteld. U kunt er geen rechten aan ontlenen. Kopiëren of citeren van (delen van) de inhoud is alleen toegestaan in overleg met BPD.


de kracht van het ambacht

Elektricien

Het ambacht dreigt te verdwijnen, signaleerde de voormalig Rijksadviseur Cultureel Erfgoed. Tegelijkertijd groeit – door tendensen als renovatie, herbestemming en retrobouw – de vraag naar specialistische vaklieden. Aandacht voor de elektricien.   → Apparaten, licht, elektrische infrastructuur. Het werkt allemaal dankzij de elektricien. Hij is de man – of vrouw – die zorgt dat gebouwen op een veilige manier van stroom en elektriciteit worden voorzien. Legt de bedrading aan, leidt de juiste kabeltjes naar de juiste positie en zorgt voor aansluiting bij de energieleverancier. Bij renovaties van rijksmonumenten − zoals het Burgerweeshuis − wordt een groot

beroep gedaan op de creativiteit van de elektricien. Lichtbronnen en elektrische stroomvoorziening moeten aan de nieuwste technische eisen en wensen voldoen, mét behoud van de authentieke uitstraling van het pand. Dat betekent dat leidingen en bedradingen onzichtbaar moeten blijven, terwijl er niet mag worden geboord in muren of vloeren. Zie hier de uitdaging voor de elektricien. Soms

kan er via de belendende ruimte iets slims worden bedacht. Maar in de koepels van het Burgerweeshuis is die ruimte er niet. Met eindeloos geduld en speciale platte beugeltjes lukt het toch om alles keurig weg te werken. Vakwerk. •

tekst: Monique de Ligny beeld: Steven van Olphen


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.