10 minute read

Hulpverleningszone Zuid-West Limburg lanceert het principe ‘ondersteuningsautopomp

In hulpverleningszone Zuid-West Limburg starten de ploegen met de inzet van een ondersteuningsautopomp bij grotere brandinterventies. Een idee dat ontstond tijdens de vele overlegmomenten en dankzij de input van collega’s, na het overlijden van twee collega’s tijdens een brand in Beringen op 11 augustus 2019.

“Naar aanleiding van die brand, waar de zone Zuid-West Limburg twee brandweermannen verloor, onderzocht de brandweer waar we aanpassingen konden doen op het vlak van onder meer materiaal, procedures en opleiding, om zo dergelijke drama’s in de toekomst te vermijden,” licht kapitein Frederick van der Have toe. “Naast de leercommissie, die inhoudelijk zeer nuttig werk leverde en leerpunten kon aangeven over meerdere domeinen, gingen we binnen de zone Zuid-West Limburg op zoek naar hoe we de eigen gebruiken konden aanpassen.”

Advertisement

“Onze ambitie was niet om een allesomvattende nieuwe aanpak op poten te zetten. Het is wel onze overtuiging dat we hands-on een aantal initiatieven moeten nemen om concreet op het terrein veranderingen te initiëren. Uiteraard zonder halsoverkop en ad hoc allerlei nieuwe procedures op te stellen. Vandaar het idee van de ‘ondersteuningsautopomp’.”

PROBLEMATIEK VAN OPSCHALING

Opschaling is een veelbesproken thema. Sinds de zonevorming is de vraag om versterking alleen maar toegenomen. De (mentale?) barrière om vanuit andere kazernes middelen te vragen, is sterk verminderd, en maar goed ook! In diverse overlegorganen zoeken collega’s naar de beste opschalingsmethodes, de implementatie van een incident commandostructuur en de uitwerking van een commando-ondersteuning. De redenen om op te schalen liggen nogal gecentreerd rond de noodzaak aan middelen voor de effectieve incidentbestrijding. Uiteraard een correcte reden, maar daarom niet de enige.

In de CRI-opleidingen (crisisbeheer) komt wel duidelijk naar voor dat er ook buiten het incident zelf noden zijn. De sociale omvang of impact van een incident of de noodzaak aan informatie voor de bevolking zijn hier de meest duidelijke voorbeelden van. Ook op het terrein zelf is er soms nood aan opschaling buiten de directe incidentbestrijding.

“Wanneer we met een grote brand te maken hebben, roepen we extra middelen op. Een extra autopomp en hoogtewerker voor een 2de flank, een tankwagentransport voor extra waterbevoorrading of een ademluchtcontainer voor extra materiaal. Als we denken dat de aanwezige middelen toereikend zijn voor de geplande acties, roepen we vaak niets extra’s op.”

ONDERSTEUNINGSAUTOPOMP

“Met het principe van de ondersteuningsautopomp willen we onze manier van opschaling enigszins bijsturen. We willen hierbij vermijden dat er enkel aan incidentbestrijding gedacht wordt en dat er pas ingegrepen wordt als we merken dat onze interventiemiddelen niet zullen volstaan.”

“Voortaan willen we de volgende standaardnorm invoeren: voor elke brandoproep waarvoor we de aanwezige autopompen volledig inzetten, roepen we een extra autopomp op die de command-support kan faciliteren.”

Vertaald naar enkele concrete voorbeelden geeft dat: • Bij een oproep voor gebouwbrand, waarbij de 1ste autopomp aanwezig met de volledige bezetting een binneninzet uitvoert, zullen we de 2de autopomp inzetten als ondersteuningsautopomp. • Bij een oproep voor een brand in een appartementsgebouw, waarbij we de 1ste autopomp volledig inzetten voor blussing vanaf verdieping -1 en de 2de autopomp volledig voor de evacuatie van bewoners, zal een 3de autopomp de rol van ondersteuningsautopomp opnemen. • Voor een oproep ‘brand industrie’ waarbij er 3 brandflanken zijn (telkens met een autopomp en een ladderwagen) én we inzetten op een 4de flank om overslag te vermijden (volwaardige 4e brandflank, ook al is deze eerder preventief dan repressief), dan moet een bijkomende autopomp ter plaatse komen voor de rol van ondersteuningsautopomp.

Het is dus niet zo dat een ondersteuningsautopomp louter een 2de autopomp is die opgeroepen wordt. Het is ook geen 3de autopomp gekoppeld aan bepaalde interventietypes. De bedoeling is om effectief altijd een autopomp ter beschikking te hebben als ondersteuning (= niet ingezet voor de brandbestrijding) bij elke brandinterventie waarbij: De volledige bezetting van de MFAP’s ter plaatse wordt ingezet.

• Brand niet snel onder controle • Meerdere wooneenheden/verdiepingen bedreigd • Ondergrondse bouwlagen • Vermisten/slachtoffers • Onvolledig overzicht • Reële uitbreidingsmogelijkheden • Meerdere brandhaarden • Aflossing ploegen te verwachten • Complexe brand (wijkt af van standaard gebouwbrand)

Zowel dispatching, de onderofficieren als de officieren kunnen beslissen om een extra autopomp op te roepen die zal fungeren als ondersteuningsautopomp. Dit kan zodra ze ter plaatse komen en een eerste inschatting hebben kunnen maken, maar dit kan ook op basis van de oproep.

“Als we het omgekeerd bekijken en bepalen wanneer een ondersteuningsautopomp niet van toepassing is, komt het in essentie neer op: • Branden die onmiddellijk onder controle zijn (bv. pan op het vuur, reeds opgelost direct na het ter plaatse komen van de 1ste autopomp).

• Branden waarbij het uiteindelijk om een heel ander type interventie blijkt te gaan (bv. voertuig naast woning, maar staat er voldoende ver vanaf en de situatie is direct onder controle na aankomst).”

BIJSTURING OF ANDERE PRIORITEITEN?

“Wanneer de interventie het vereist om een autopomp - die onderweg of ter plaatse is - operationeel in te zetten, dan kunnen we altijd afwijken. Hier is geen strikte keuze in te bepalen. Wanneer bijvoorbeeld de brand dreigt over te slaan naar een naastgelegen appartementsgebouw en we kunnen overslag vermijden door de aanwezige ondersteuningsautopomp in te zetten, dan kiezen we hier zeker voor. In dit voorbeeld was het natuurlijk beter om te denken aan mogelijke evolutieve risico’s en daarom een extra flank te organiseren die de eventuele dreiging tot overslag had kunnen opvangen.”

Wanneer een ondersteuningsautopomp zijn taak volledig ontplooid heeft (zie verder), is het eigenlijk niet meer aangewezen deze autopomp nog andere taken toe te wijzen.

Koppeling met een brandweerinterventieplan (BIP) voor grootschalige inzet?

Het werkingsprincipe van de ondersteuningsautopomp is in Zuid-West Limburg niet automatisch verbonden aan een opschaling in het kader van het BIP. De taakinvulling van het personeel uit deze autopomp is echter onlosmakelijk verbonden met een degelijke ondersteuning van het commando en de taken ervan. In dat kader sluit het gebruik ervan dus perfect binnen het algemeen BIP. Bij afkondiging van een BIP ressorteert de ondersteuningsautopomp rechtstreeks onder de commandopost brandweer (CP-BW). Het uitsturen van een 3e autopomp is in Zuid-West Limburg gekoppeld aan het oproepen van een 2e commandowagen. Vanaf 4 autopompen gaat het BIP CP-BW in voege.

Taakverdeling manschappen in de ondersteuningsautopomp

De ondersteuningsautopomp is een multifunctionele autopomp met een bezetting van minimaal 4 en maximaal 6 personen. “Al tijdens het aanrijden kunnen we taken toewijzen. Afgezien van het feit dat het personeel van de ondersteuningsautopomp normaal niet ingezet wordt in de effectieve brandbestrijding, moet elke bijzitter zich toch klaarmaken met adembescherming. Het kan immers zijn dat de interventieleider de keuze maakt om de autopomp alsnog in te zetten voor de brandbestrijding en een nieuwe ondersteuningsautopomp laat oproepen. Het is aan de bevelvoerder van de ondersteuningsautopomp om de taken toe te wijzen aan de aanwezige manschappen. Dit gebeurt in functie van de competenties en is niet strikt gebonden aan de positie in het voertuig.”

Bevelvoerder  veiligheidsman & plotter • Veiligheidsman & ondersteuning commandovoering - Vluchtwegen onderzoeken - Indeling gebouw, toegangswegen … schetsen - (Mogelijke) evolutie mee inschatten - Nutsvoorzieningen (beschadigd, uitschakelen, diensten ter plaatse laten komen …) • Bij de inzet van een BIN-team kan het aangewezen zijn om de bevelvoerder mee in te zetten in de reddingsploeg.

Enerzijds omwille van zijn/haar opleiding, anderzijds omdat de functie van veiligheidsman en plotter bijkomende inzichten heeft gegeven in de getroffen site, het gebouw … • Wanneer er een extra officier ter plaatse is kan deze de taak van veiligheidsman & plotter op zich nemen. De bevelvoerder van de ondersteuningsautopomp heeft dan een toezichthoudende en ondersteunende taak voor het personeel uit de ondersteuningsautopomp (grote interventie, grote inzet ademluchtdragers …).

Chauffeur/pompbediener • Voertuig veilig opstellen • Materiaal beheren & aanleveren (toolstation) • Toezicht op veiligheid openbare weg (plaatsen kegels, traffic advisor …)

BIN-team • Volledig operationeel beschikbaar houden (ademlucht, communicatie en draaglamp rondhangen - warmtebeeldcamera in de buurt) • Zich vergewissen van de situatie en de indeling en toegangen van het gebouw bij het commando • Communicatie (DMO) uitluisteren • In overleg met hun bevelvoerder een alternatieve lijn klaarmaken (back-up lijn) • Plaatsen van de signalisatieverlichting voor het markeren van uitgangen

Ademluchtcoördinator  dit is bij voorkeur een korporaal • Registratieborden ademluchtdragers halen bij chauffeur(s) ingezette autopomp(en) • Elke 10 minuten radiofonisch contact maken met ingezette ademluchtdragers, drukken registeren • Toezicht op tijdige terugkeer en aflossing - bespreken met commando

ONDERSTEUNINGSAUTOPOMP

Ondersteunt interventie + Back-up

(niet ingezet voor brandbestrijding)

BIN-TEAM Back-up (onmiddellijk ingezet na MAYDAY-call collega) Acties: • Volle ademluchtfles + WBC + DMO-radio • Situatie opvolgen bij commando (indeling gebouw - toegangen - …) • In overleg met bevelvoerder een back-up lijn voorzien

ADEMLUCHTCOÖRDINATOR

PLOTTER (onderofficier) Acties: • Registratieborden ophalen aan autopompen • Contact maken (DMO) met ademluchtdragers (+ locatie indien mogelijk) • Toezicht op terugkeer / aflossing • Samen met commando (PLOTTER / 2e off.) locatie aangeven op schets

Veiligheidsman (deel van commando - samen met ademluchtcoördinator en 2e off.) Acties: • Helpt bij schets ‘indeling gebouw’ aan commandowagen

- Toegangswegen / compartimentering / bijz. gevaren / evacuatiewegen • Mee inschatten evolutie brand (escalatiemogelijkheden / aflossingen) • Nutsvoorzieningen bewaken / afsluiten

RADIOMAN Acties: • Assisteert LVO (off.) LVO: F LIM CO 03 (Bij BIP) - code: 7023

• Blijft bij LVO + luistert communicatie uit • Draagt DMO + TMO (FZ3 LIM Zuid/Centrum/West) • Geeft relevante info door aan LVO en koppels diens bevelen terug

CHAUFFEUR Acties: • Voertuig veilig opstellen + Toolstation + veiligheid openbare weg

BIP: F LIM CO 03

BIN-team DMO TMO

LVO + Radioman

Plotter

Whiteboard 2e officier (vanaf 3e MFAP)

2e officier

(Commandowagen / CPBW)

Ademluchtcoördinator Ondersteuningsautopomp

Radioman (4)

BIN-team (1+2)

Plotter (6)

Ademluchtcoördinator (3)

Chauffeur (5)

• Samen met het commando en de plotter proberen te schetsen waar de ploegen zich bevinden

Radioman • Contact zoeken met de OVD en overleg plegen rond functie radioman • Indien deze functie wordt waargenomen te allen tijde aan de zijde van de OVD blijven

Veiligheidsman + plotter (onderofficier)

Ademluchtcoördinator (korporaal) Radioman

BIN 2 personen

Benodigde materialen

Buiten het standaard interventiemateriaal zijn er een aantal materialen vereist specifiek voor de taken van de ondersteuningsautopomp. • Registratiebord ademluchtdragers: voorzien in elke autopomp, het personeel van de autopomp staat in voor het noteren van de namen. Zodra de ondersteuningsautopomp ter plaatse is zullen de borden verzameld en bijgehouden worden ter hoogte van de commandowagen (of de CP-BW). • Whiteboard voor plotter: voorzien in elke commandowagen. Op dit bord kan de veiligheidsverantwoordelijke de situatie schetsen. Dit kan aangevuld worden door de ploegen die reeds een binneninzet uitgevoerd hebben of de

OVD die een 360° verkenning uitgevoerd heeft (zie ook o.a. artikel “brand in cacaoloods” van Kapt. Dimi Vercammen - de brandweer [m/v] nummer 574).

Vanaf het BIP CP-BW moet er een container ter plaatse komen die kan dienen als monodisciplinaire commandopost (CP-BW). In deze container is een extra registratiebord voor ademluchtdragers en een extra whiteboard voor de plotter voorzien. De initieel gebruikte borden (registratie ademlucht en plotter) kunnen zonder problemen verplaatst worden naar de CP-BW.

KOPPELING AAN LEERPUNTEN BRAND BERINGEN

Hieronder zijn een aantal punten opgenomen waarvoor de ondersteuningsautopomp op z’n minst een nuttige bijdrage zou kunnen betekenen. • Assistentie voor de LVO (leider van operaties) voor het registeren van gegevens en opvolgen van de radiocommunicatie bij interventies in complexe gebouwen. Hierbij rekening houdende dat de LVO steeds direct contact moet kunnen hebben met de binnenploegen (radioman blijft fysiek vlakbij de LVO). • Verkenning bij complexe gebouwen via de veiligheidsman/ plotter. Deze kan ook, zonder continu belast te worden met taken in het kader van de effectieve brandbestrijding, meer nadenken over de verwachte evolutie van de brand.

Dit gaat nog niet zo ver als een “AGB - adviseur grote/gevaarlijke branden” maar kan toch zeker al een toegevoegde waarde zijn. • Licht aan de uitgang (lichtgevende puc’s en combinatie draagbare lampen en smokestopper), de ondersteuningsautopomp kan deze taak verder vervolledigen in de uitrol van zijn taken. • Omgaan met mayday-melding: richtlijnen vereist. Dit punt wordt nog verder besproken in een werkgroep met verschillende zones. Vanuit de ondersteuningsautopomp is een binoom (brandweerduo) ter beschikking voor een eventuele redding. Dé hoofdtaak blijft om problemen te vermijden. De kans dat collega’s die al ingezet zijn een effectieve redding uitvoeren, is veel waarschijnlijker. Dat neemt niet weg dat we een back-up willen hebben die volledig operationeel is en de input mee heeft vanop het whiteboard, vanuit de veiligheidsman en via de radiocommunicatie. • Doorgeven tijdsverloop in een dynamische omgeving: de ademluchtcoördinator zal actief contact zoeken met de binnenploegen, op die manier worden zowel deze ploegen als het commando getriggerd over het tijdsverloop.

BESLUIT

“Ongetwijfeld zal het nog enige tijd duren alvorens het principe van de ondersteuningsautopomp ingeburgerd geraakt. Ongetwijfeld zullen er ook nog heel wat bijsturingen moeten gebeuren tijdens de eerstvolgende (complexe) interventies. In elk geval: tijdens de uitwerking van dit concept in werkgroepen en de bespreking ervan op oefenmomenten groeide de algemene, sterke overtuiging dat dit een grote meerwaarde zou kunnen gaan opleveren! De eerste interventies met uitrol van de ondersteuningsautopomp hebben die overtuiging alleen maar versterkt.”

Kapitein Frederick van der Have, sectorcommandant sector Centrum - Hulpverleningszone Zuid-West Limburg Foto’s: Hulpverleningszone Zuid-West Limburg

This article is from: