Natuurtoets
Golfbaan sportpark Den Dries Valkenswaard oktober 2010
Titel:
Natuurtoets Golfbaan sportpark Den Dries Valkenswaard
Datum:
oktober 2010
Opdrachtgever:
Golfbaan sportpark Den Dries, Valkenswaard
Rapportnummer:
10034
Auteur:
Ing. Elmar Prins
Vormgeving:
Esther Nijhuis
Š Buiting Advies, 2010 Alles uit deze publicatie mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt, mits de bron wordt vermeld.
Natuurtoets
Golfbaan sportpark Den Dries Valkenswaard
Buiting Advies Wilhelminaweg 64 6951 BP Dieren 0313 - 61 90 42 www.buiting.nl
ven aan randzone van het onderzoeksgebied
Inhoudsopgave
1 Inleiding
6
2 Ligging en beschrijving plangebied 2.1 Ligging en begrenzing plangebied 2.2 Beschrijving plangebied
8 9 9 10 10 10 10
4 Resultaten 4.1 Resultaten broedvogels 4.2 Resultaten zoogdieren 4.2.1 Grondgebonden zoogdieren 4.2.2 Vleermuizen 4.3 Resultaten amfibieĂŤn en reptielen 4.4 Resultaten insecten 4.4.1 Libellen 4.4.2 Vlinders 4.4.3 Overige 4.5 Resultaten flora
13 13 17 17 17 19 19 19 21 21 21
5 Conclusie 5.1 Natuurwaarden in het plangebied 5.2 Beschermde en bedreigde soorten 5.2.1 Beschermde soorten 5.2.2 Bedreigde soorten 5.3 Ecologische hoofdstructuur 5.4 Korte eindconclusie en advies verdere planvorming
23 23 23 23 25 26 26
Literatuur- en bronnenlijst Bijlage 1 kaartenbijlage
N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
3 Inventarisatie 3.1 Methode 3.1.1 Bronnenonderzoek 3.1.2 Veldinventarisaties
1. Inleiding
N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
Buiting Advies is door de Valkenswaardse golfclub, gehuisvest op sportpark Den Dries, gevraagd een natuurtoets uit te voeren, in het kader van de mogelijke uitbreiding van de golfbaan in het gebied ten noorden van de sportvelden. Voor u ligt de rapportage van deze natuurtoets.
1.1 Aanleiding en doelstelling
De golfbaan van de Valkenswaardse golfclub deelt de ruimte met een aantal andere sporten. Veel van de grasvelden worden diagonaal bespeeld door de golfers op het moment dat deze niet door andere sporters in gebruik zijn. Hierdoor wordt de ruimte niet optimaal benut en is er behoefte ontstaan om buiten het huidige sportpark de golfbaan uit te breiden. Deze uitbreiding moet plaats vinden in de aangrenzende noordelijke en oostelijke bospercelen. Een in het voorjaar door Buiting Advies uitgevoerde haalbaarheidsstudie heeft aangetoond er dat wel enkele obstakels liggen voor het realiseren van deze uitbreiding. Zo behoort het plangebied tot de EHS en dient ter realisatie van de plannen bos te worden geveld. De haalbaarheidsstudie heeft aangetoond dat de uitbreiding onder een aantal strenge voorwaarden mogelijk wordt geacht. Uitgangspunt is dat de natuurkwaliteit er op vooruit gaat, wat zal moeten worden aangetoond. Om hiermee te kunnen starten is het noodzakelijk om de huidige natuurwaarden van het plangebied goed in kaart te brengen. Deze rapportage beschrijft de resultaten van een uitgebreid flora- en faunaonderzoek dat in het voorjaar en zomer van 2010 door Buiting Advies is uitgevoerd.
Een natuurtoets in het gebied is noodzakelijk om te onderzoeken welke natuurkansen en eventuele bedreigingen in het plangebied aanwezig zijn. Deze informatie kan bij de realisatie van een inrichtingsplan gebruikt worden. Indien beschermde soorten/habitattypen voorkomen die mogelijk schade ondervinden als gevolg van de voorgenomen plannen, wordt beschreven wat dit voor de verdere planvorming voor consequenties heeft en hoe het best verder gehandeld kan worden.
1.2 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 geeft de ligging/begrenzing van het onderzoeksgebied/plangebied weer. Hoofdstuk 3 beschrijft de methode van onderzoek. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van het onderzoek beschreven met daarin deelconclusies. In hoofdstuk 5 volgen de eindconclusies. In dit hoofdstuk staat beschreven wat de belangrijkste natuurwaarden in het plangebied zijn en waar deze in het gebied liggen. Ook is aangegeven welke beschermde soorten aangetroffen zijn, in welke mate deze soorten beschermd zijn en wat dit betekent voor de verdere planvorming en latere uitvoering. Uiteindelijk volgt een korte eindconclusie en advies met betrekking tot de verdere planvorming.
N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
Phegeavlinder (zie paragraaf 4.4.2)
2. Ligging en beschrijving plangebied
2.1 Ligging en begrenzing plangebied
N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
Het plangebied ligt aansluitend ten noorden en oosten van sportpark Den Dries. Aan de oostzijde wordt het gebied begrensd door de N69 van Valkenswaard naar Aalst/Waalre. Ten noorden van het plangebied liggen de gemeentebossen van Waalre. Het plangebied eindigt bij de gemeentegrens, maar desalniettemin is een ruime strook
Figuur 1 Plangebied
bos rondom het plangebied meegenomen in de inventarisatie. Het onderzoek heeft zich gericht op het bos waarbinnen de uitbreiding voorzien is, met het zwaartepunt op de meer natuurlijkere delen, zoals de poel met randzone. Het sportpark zelf is ook onderzocht op de aanwezigheid van beschermde flora en fauna, maar de focus heeft op het bos met bijbehorende poelen gelegen.
In figuur 1 is de ligging van het plangebied op kaart weergegeven.
2.2 Beschrijving plangebied
inrichtingsplan natuurontwikkeling ULLERBERG
Het plangebied bestaat voor het grootste deel uit ouder grove dennenbos, deels op rabatten, met een overwegend rijke struiketage van lijsterbes, krent en op enkele plaatsen Amerikaanse vogelkers. Behalve haarden van braam en delen met bochtige smele is de ondergroei spaarzaam te noemen. Op een enkel plekje treft men een soort aan als gewone salomonszegel, die kenmerkend is voor ouder bos. EĂŠn perceel met volwassen douglas kent voor een groot deel een verjongingslaag van lage douglas en is verder soortenarm. In het noordwestelijk deel maakt zeeden ook onderdeel uit van de boomlaag, terwijl in de oostzijde Amerikaanse eik op verschillende plaatsen voorkomt. Verspreid over het gehele terrein zijn in lage aantallen volwassen zomereiken aan te treffen. In het oosten van het plangebied maken de eiken plaats voor enkel tamme kastanjes. Een recente bosdunning heeft delen van het dennenbos opener gemaakt. Met name rondom de poel in de oostkant van het plangebied is fors gedund, waarbij behalve een groot deel van de Amerikaanse eiken ook een deel bomen langs de vijver is weggehaald. Langs de randen van de poel zelf is redelijk wat verjonging waar te nemen van grove den. In met name de noordrand domineert pitrus, maar verder is het een zonnige en open poel met onder andere veel kleine zonnedauw. In het noordwesten op de grens van het plangebied ligt nog een poel .Deze is recent opgeschoond en de oevers zijn geplagd. De eerste pioniervegetatie dient zich aan, maar verder is de poel onbegroeid en zeer arm aan soorten.
Het plangebied behoort tot het stedelijk uitloopgebied van zowel Valkenswaard als Waalre. De recreatieve druk is derhalve vrij groot te noemen. Veel wandelaars, joggers en hondenbezitters maken gebruik van het gebied.
3. Inventarisatie
N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
10
In dit hoofdstuk worden de methodiek van het veldwerk en de inventarisatieresultaten toegelicht. Met behulp van stippenkaarten wordt een overzicht van de aangetroffen beschermde dier- en plantensoorten weergegeven.
verwachten. Integendeel, door een juiste inrichting kan de kwaliteit van het gehele gebied versterkt worden (dit wordt op diverse plaatsen in dit rapport verder verduidelijkt).
3.1 Methode
De eerste fase van het onderzoek betreft een bronnenonderzoek. Een deel van het bronnenonderzoek heeft plaats gevonden tijdens de haalbaarheidsstudie, waar met name is gekeken naar de vigerende natuurwetgeving. Binnen dit onderzoek is getracht gegevens te achterhalen over flora- en faunaonderzoek. Hierdoor wordt het tevens mogelijk gerichter veldonderzoek uit te voeren.
Het onderzoeksgebied is tijdens een aantal veldbezoeken systematisch onderzocht, zodat alle terreintypen en vegetatiestructuren aan bod zijn gekomen. Daarbij is extra aandacht uitgegaan naar die elementen die het meest kansrijk zijn. Tijdens het veldonderzoek is gericht gezocht naar broedvogels, zoogdieren, amfibieën, reptielen, insecten (met name dagvlinders en libellen) en naar de flora. Tijdens de inventarisaties is extra aandacht uitgegaan naar beschermde soorten uit de Flora- en faunawet (Ff-wet), soorten van de Rode Lijst en andere waardevolle soorten (zoals zeldzame soorten). Deze waarnemingen zijn opgeslagen in een veldcomputer met GPS en hiervan zijn uiteindelijk ‘stippenkaarten’ met de vindplaatsen van de soorten gemaakt. Hieronder staat per soortengroep de toegepaste inventarisatiemethode toegelicht.
Helaas is de hoeveelheid gepubliceerde en beschikbare natuurdata over het plangebied beperkt. Er zijn ook geen specifieke inventarisaties uit het plangebied bekend. Ook de site Waarneming. nl bevat met uitzondering van een aantal vogels geen waarnemingen van soorten uit het plangebied. Ook het aantal waarnemingen rondom het plangebied is beperkt. Direct aan de andere zijde van de N67 liggen enkele vennen, de Eindhovense Golf en de Valkenswaardse visvijvers. Met name dit laatste gebied heeft een hoge natuurwaarde. Een negatieve invloed van de plannen op de hoge natuurwaarden van de nabije omgeving is niet te
Broedvogels Voor de broedvogelinventarisatie is verspreid over het broedseizoen gedurende totaal 5 rondes het onderzoeksgebied systematisch geïnventariseerd. Daarbij is territoriumindicerend gedrag zoals zingen, baltsen, alarmroepen of slepen met nestmateriaal of voer genoteerd. Ook losse waarnemingen tijdens de overige bezoeken zijn genoteerd om een zo’n volledig mogelijk beeld te krijgen. Op basis van de verschillende waarnemingen kunnen de territoria van de broedvogels in beeld worden gebracht. Hier is vervolgens een definitieve stippenkaart van vervaardigd.
De methode is een combinatie van bronnenonderzoek en van veldinventarisaties. Tezamen geven zij inzicht in de natuurwaarde van het terrein en in de mogelijkheden en beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen.
3.1.1 Bronnenonderzoek
3.1.2 Veldinventarisaties
Flora In het plangebied is gericht onderzoek gedaan naar de aanwezige flora. Hierbij is het hele gebied intensief doorkruist. De aangetroffen plantensoorten zijn onder andere gebruikt om een beschrijving te maken van de vegetatie in het terrein, zoals weergegeven bij de beschrijving van het plangebied. Het vennetje in het noordoosten van het plangebied is extra goed onderzocht, omdat het overduidelijk het meest kansrijk was met betrekking tot aanwezige botanische waarden.
11 N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
Zoogdieren Tijdens alle bezoeken is gelet op de aanwezigheid van zoogdieren. Hierbij zijn prenten, uitwerpselen, haren, prooiresten of andere waarnemingen gezocht. Ook is gericht gezocht naar wissels, holen of nesten. Amfibieën, reptielen Tijdens veldbezoeken is gelet op het voorkomen van amfibieën en reptielen. Met een amfibieënnet is intensief geschept naar amfibieën in het ven in het noordoosten van het gebied. In de avonduren is geluisterd naar kooractiviteit. Op zonnige dagen is gericht gezocht naar reptielen, op geschikte plaatsen. Vissen Veldonderzoek naar vissen heeft niet plaatsgevonden. Beschermde soorten vissen worden in het gebied niet verwacht op basis van biotoop. Inventarisatie insecten Insecteninventarisaties hebben zich met name gericht op dagvlinders en libellen/juffers. Kansrijke
Amfibieënonderzoek
N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
12
plekken zoals bosranden, hei/schraalgrasland en waterpartijen zijn extra intensief onderzocht. Insecten zijn zoveel mogelijk op het oog op naam gebracht (met o.a. verrekijker). Indien noodzakelijk voor determinatie zijn enkele exemplaren met een vlindernet gevangen om op naam te worden gebracht. Tabel 1 geeft de bezoeken met bezoektijden weer, samen met de soortgroepen waarop gericht is geïnventariseerd en de weeromstandigheden. Datum
Tijd
Waarnemer(s)
Soortgroep
Weersomstandigheden
8 april
19.30 – 23.00
YM
Amfibieën, uilen, vogels, zoogdieren
10 graden weinig wind en helder
19 april
20.00 – 23.00
YM
Amfibieën, uilen, vogels, zoogdieren
8 graden, weinig wind helder
20 april
6.00 – 11.30
YM
Vogels, zoogdieren, reptielen
8-14 graden, weinig wind en helder. In loop van ochtend heiig
28 april
20.30 – 23.00
BV
Vleermuizen, zoogdieren
10-15 graden bewolkt
6 mei
13.00 – 16.30
EP/ BV
Insecten, amfibieën, reptielen, planten, zoogdieren
12 graden, half bewolkt
25 juni
05.00 – 8.00
YV
Vogels, zoogdieren
20 graden, windstil helder en zon
5 juli
13.00 – 15.00
EP / YM
Vogels, zoogdieren, insecten, amfibieën, reptielen en planten
25 graden. Weinig wind en zonnig
13 september
19:40-21:15
BV
Vleermuizen
10-15 graden bewolkt
29 september
17.00-21.00
BV
Vleermuizen, vogels
10-15 graden bewolkt
Tabel 1: bezoekmomenten inventarisaties
EP = Elmar Prins BV = Bas Visscher YM = Yves Martens
4. Resultaten
Dit hoofdstuk geeft per soortgroep de resultaten weer van de aangetroffen soorten. In de tekst ligt de nadruk op het voorkomen van bijzondere en beschermde soorten.
4.1 Resultaten broedvogels
Het vogelonderzoek heeft een lijst opgeleverd met overwegend algemeen voorkomende bos- en tuinvogels. Het sportpark zelf biedt relatief veel afwisseling met stroken bos en beplanting, open delen en singels/plantsoen. Diverse mezensoorten (waarVerspreidingskaart vogels
!
Bui !
Kf Bo
!
!
BKr
GBS
!
ZM
GBS SM !
HS
!
!
!
!
BKr
BKl
ZM
!
!
GH
!
!
GV
BKr
BKl
!
GBS
Kf
!
!
KB
ZM
!
!
BKr
!
!
GBSGH
GBS
!
!
SM
! BKl !
BKr
!
!
GBS
!
Kf
BKr
!
!
Kf BKl ! ! BKr
!
Bo
Hol
!
!
ZM
!
Kf
!
!
Legenda
SP
!
Bo, Bosuil Legenda BKl, Boomklever
!
SP
! !
! !
! !
Bo, Bosuil BKr, Boomkruiper BKl, Boomklever
Bui, Buizerd BKr, Boomkruiper
! ! GBS, Bui, Buizerd Grote !
! !
!
GBS
!
BKl
!
!
HS, Houtsnip
!
Hol, Holenduif
!
HS, Houtsnip !
!
Hol, Holenduif ! Kf, KB, Kruisbek
!
KB, Kruisbek Kuifmees
! Kf, Kuifmees ! SM, Staartmees bonte specht
GBS, Grote bonte specht
!
GH, Goudhaan
!
GH, Goudhaan GV, Goudvink GV, Goudvink
!
SM, Staartmees ! ZM, Zwarte mees ZM, Zwarte mees ! SP, Sperwer* SP, Sperwer*
!
0
Kaart 1:verspreidingskaart (mogelijke) territoria vogelsoorten (m.u.v. uiterst algemene broedvogels)
0
40
40
80
80
160
240 Meters
160
240 Meters
O
O
13 N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
onder kuifmees, zwarte mees en staartmees) zijn talrijk en ook lijstersoorten zoals merel, zanglijster en grote lijster komen op verschillende plekken binnen het plangebied voor. Onderstaande bespreking gaat in op typische en aan bos gebonden vogels die binnen of aan de rand van het plangebied zijn waargenomen met nadruk op de holenbroeders. Van deze soorten is op kaart 1 (en bijlage 1 in het groot) een stippenkaart weergegeven met waarnemingen en territoria.
N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
14
grote bonte specht
Buizerd Een koppeltje buizerds is in het begin van het telseizoen ter plaatse waargenomen in het noordelijke deel van het plangebied, aan de rand van de noordelijke poelen. Binnen het plangebied zelf is geen territoriaal gedrag vertoond waardoor er vanuit wordt gegaan dat de vogels zich meer noordelijk hebben opgehouden. Het plangebied behoort wel tot het foerageergebied.
Holenduif Binnen het plangebied, in het noordelijke deel op de sportvelden, is een roepende holenduif waargenomen. In de bossen rondom de sportvelden is veel geschikte broedgelegenheid te vinden voor deze holenbroeder. De exacte broedlocatie is niet gevonden, maar verondersteld mag worden dat de holenduif behoort tot de broedvogels van het plangebied.
Houtsnip Een baltsende houtsnip is tijdens de avondbezoeken in het noordelijke deel boven de bossen van het plangebied waargenomen. Het struweelrijke naaldbos met loofhoutmenging en verspreide open plekken biedt ideaal habitat voor houtsnip. Het plangebied bevindt zich binnen het territorium van de vogel, of de soort ook binnen de grenzen van het plangebied tot broeden is gekomen, kan uit de baltswaarneming niet worden afgeleid.
Bosuil Tweemaal is in het voorjaar een roepend mannetje bosuil in het oostelijke deel, op de rand van het plangebied waargenomen. Ook is in het oosten van het plangebied nog ĂŠĂŠn keer een bosuil in het najaar gehoord. Zwarte specht Tijdens het bezoek eind juni is in de bomen rondom de zwemvijver een territoriaal mannetje zwarte specht waar genomen. Dit is de enige waarne-
ming van de vogel, waardoor verondersteld wordt dat zwarte specht binnen het plangebied zelf geen territorium heeft. In de directe omgeving van de sportvelden en met name de bossen ten noorden van het plangebied mag wel worden aangenomen dat zwarte specht broedt. Grote bonte specht Een zeer algemene broedvogel binnen het plangebied en rondom de sportvelden is de grote bonte specht. Tijdens alle bezoeken zijn verschillende foeragerende en territoriale vogels waargenomen. Op basis van de waarnemingen wordt uitgegaan van 7 tot 8 territoria. Het hoge aantal spechten bevestigt de indruk dat de bossen een hoog aandeel dood hout hebben. Overigens profiteren tal van andere holenbroeders van de aanwezigheid van zoveel spechten.
Staartmees Staartmezen zijn vaak te vinden in structuurrijke, gemengde en loofbossen. Op twee plekken zijn foeragerende staartmezen aangetroffen. Kuifmees Een redelijk algemene mezensoort die gebonden is aan naaldbossen. In totaal zijn 5 zangposten waargenomen van kuifmees. Zwarte mees Net als kuifmees, is ook zwarte mees een typische bewoner van naaldbossen. In totaal zijn 4 tot 5 territoria aangetroffen verspreid over het plangebied. Boomklever De boomklever is een holenbroeder die gebruik maakt van spechtenholen. De vaak te grote ingang wordt door de boomklever deels `dichtgemetseld´ zodat deze de juiste diameter heeft. Boomklever is een algemene broedvogel van
Boomkruiper Ook boomkruiper maakt vaak gebruik van bestaande holen en is een algemene broedvogel van bossen en parken. Ook van boomkruiper zijn minimaal vijf territoria aangetroffen verspreid over het plangebied. De grote hoeveelheid staand dood hout biedt de boomkruiper veel foerageer- en broedgelegenheid. Kruisbek Kruisbek is een lastig te inventariseren soort die vaak vroeg in het seizoen broed, niet heel luidruchtig zingt en vaak voedselvluchten over lange afstanden voert. Binnen het plangebied zijn geen territoriale kruisbekken aangetroffen, wel een voedselvlucht over de oostelijke poel richting NW. Goudvink Eenmaal is een roepend paartje goudvink aangetroffen in het centrale deel van het plangebied. Of de soort hier ook tot broeden is gekomen kon niet worden aangetoond. De waarde van het gebied als broedvogelgebied kan als gemiddeld worden ingeschat. Alle broedvogels zijn beschermd, waardoor werkzaamheden in het gebied binnen het broedseizoen (15 maart-15 juli) zo goed als uit te sluiten zijn. Een ontheffing daarvoor is niet mogelijk. Overigens sommige soorten ook wel eerder of later en in dat geval mogen deze broedgevallen niet worden verstoord. Van een aantal soorten vogels zijn de nestplaatsen jaarrond beschermd. Voor een belangrijk deel betreft het roofvogels en uilen, maar ook de nesten van huismus zijn jaarronde beschermd.
15 N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
Goudhaan Typische bewoner van donkere naaldbossen zoals douglasopstanden. Vier zangposten zijn waargenomen, in het centrale deel van het plangebied, op de grens met het douglas- en dennenperceel en een bij de hondentraining.
het plangebied. Hoewel boomklevers vaak worden geassocieerd met parken en oude beukenbossen, voelen zij zich ook goed thuis in oudere gemengde delen van het plangebied. De soort is op vijf verschillende locaties waargenomen. Zangposten bevinden zich naast de hondentraining, bij de jeugdherberg, in het zuiden onder de renbaan en in het westelijke deel van het plangebied in een overwegend Amerikaanse eikenbos.
N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
16
Tijdens de inventarisaties zijn geen vaste verblijfplaatsen aangetroffen ondanks inventarisatie in geschikt seizoen waarbij vogels de vaak moeilijk te vinden nesten kunnen verraden. Binnen het plangebied is geen broedende buizerd of horst aangetroffen, maar de soort is wel in het plangebied aangetroffen. In februari 2010 is in het gebied ook een sperwer aangetroffen. Ook hiervan is tijdens dit onderzoek geen broedplaats of aanwijzing daarvoor aangetroffen. Het biotoop is mogelijk geschikt als broedgebied
voor soorten als buizerd, havik en sperwer waarvan de nesten jaarrond zijn beschermd. Het is niet geheel uit te sluiten dat ondanks zorgvuldig onderzoek toch ĂŠĂŠn of enkele nesten in de bossen aanwezig zijn. De kans op aanwezigheid van een horst van havik of buizerd of sperwer is na onderzoek klein te noemen. Mocht toch onverhoopt nog een nest aangetroffen worden, dan dienen voldoende mitigerende maatregelen genomen worden. Het verkrijgen van een ontheffing is in principe niet mogelijk.
Verspreidingskaart eekhoorn en vos
Eh
'
Eh
'
Eh
'
Eh
'
Vb
'
Legenda ' '
' '
0
Eh, eekhoorn (waarneming vooronderzoek feb 2010) Vb, vossenburcht
Legenda
Eh, eekhoorn (waarneming vooronderzoek feb 2010) Vb, vossenburcht
40
80
160
240 Meters
O
Kaart 2:verspreidingskaart eekhoorn en vos
0
40
80
160
240 Meters
O
4.2 Resultaten zoogdieren 4.2.1 Grondgebonden zoogdieren
Een Flora- en faunawet tabel 2 soort die in het gebied voorkomt betreft de eekhoorn die bij voorkeur in ouder bos voorkomt (loof, gemengd, naald). De soort is ook wel aan te treffen in kleinschalig landschap met veel houtwallen, singels en bosjes. De Steenmarter (Flora- en faunawet tabel2) is in ieder geval waargenomen in de omgeving van het plangebied, maar tijdens de inventarisaties is de soort in het plangebied niet aangetroffen. De steenmarter geeft de voorkeur aan kleinschalig “boeren landschap” en verblijfplaatsen bestaan uit oude schuren, gebouwtjes e.d. De aaneengesloten bossen in het noordelijk deel van het plangebied zijn niet erg geschikt als biotoop. Op het huidige sportpark zou de soort eerder kunnen voorkomen. In het plangebied komen zeker algemene soorten voor die op tabel 1 staan van de flora- en faunawet, zoals bosmuis, vos, konijn en ree. Voor deze soorten geldt een algehele vrijstelling in het geval van ruimtelijke inrichting. Wel geldt voor deze soorten het zorgvuldigheidsprincipe. Dit houdt onder andere in dat een (bewoonde) vossenburcht niet zomaar vernietigd mag worden.
Tijdens het vleermuisonderzoek is geïnventariseerd met behulp van een ultrasoonontvanger van het merk Pettersson type D240 x. Tijdens de inventarisaties zijn in het plangebied vier soorten vleermuizen aangetroffen, namelijk de gewone dwergvleermuis, de laatvlieger, de rosse vleermuis en de gewone grootoorvleermuis. De precieze locaties van de waarnemingen zijn weergeven op kaart 2: vleermuizen. Alle vleermuizen, dus ook de in het plangebied waargenomen soorten, staan op de Flora- en faunawet tabel 3 en de habitatrichtlijn bijlage IV, waarmee tevens de leefomgeving van de soorten beschermd is. De meeste waarnemingen in het gebied komen van rondom de poel in het noordoosten van het plangebied waar de dieren na het ontwaken komen drinken en jagen. Ook zijn enkele waarnemingen gedaan langs het zandpad grenzend aan de hockeyvelden van het sportpark (o.a. de waargenomen grootoorvleermuis). Op de ultrasoonontvanger was duidelijk te horen dat de dieren in het gebied foerageerden. Foerageren is op de ultrasoonontvanger te horen door snelopeenvolgend uitgestoten geluidpulsen. In het bos verder naar het noorden en bij de poel in het noordwesten van het plangebied zijn geen vleermuizen waargenomen. Van de waargenomen soorten is de Rosse vleermuis een echte boombewonende soort. Ook de gewone grootoorvleermuis wordt regelmatig in boomholten aangetroffen maar is niet een specifieke boombewonende soort, daar deze ook in gebouwen wordt waargenomen. De gewone dwergvleermuis en laatvlieger zijn meer gebouw bewonende soorten.
17 N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
In het plangebied zijn geen zeldzame grondgebonden zoogdieren aangetroffen en de kans op aanwezigheid daarvan is zo goed als uit te sluiten. Noch uit het gebied noch uit de nabije omgeving zijn soorten bekend die beschermd zijn via de Flora- en faunawet tabel 3 (zoals das en boommarter). Ook zijn tijdens de inventarisaties geen waarnemingen of sporen aangetroffen.
4.2.2 Vleermuizen
N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
18
In de potentiĂŤle uitbreidingslocatie staan geen gebouwen het is dan ook onwaarschijnlijk dat de waargenomen laatvliegers en gewone dwergvleermuizen een vaste verblijfplaats hebben in het gebied. De meeste bomen in het gebied zijn naaldbomen (douglas en grove den, zie ook 2.2 Beschrijving plangebied). Naaldbomen zijn door het uittreden van hars minder geschikt als verblijfplaats. Verspreid door het gebied staan echter ook enkele zomereiken en tamme kastanjes welke als verblijf-
plaats kunnen dienen voor de rosse vleermuis of laatvlieger. Tijdens de verschillende inventarisaties zijn geen boomholtes aangetroffen met sporen die de aanwezigheid van een verblijfplaats doen vermoeden. Het volledig uitsluiten van verblijfplaatsen is niet mogelijk, daar in het gebied zeer veel bomen staan. Tijdens de planvorming dient rekening te worden gehouden met de kwaliteit van het gebied voorvleermuizen. De functionaliteit van het gebied als foerageergebied voor vleermuizensoorten dient te worden gewaarborgd.
Verspreidingskaart vleermuizen
Lv Gd Rv Gd Rv Lv
# ## # ##
Gd
# Gd
#
Gd
#
Gg
#
Legenda
# Gd, gewone dwerg grootoor Legenda # Gg, gewone # Lv, laatvlieger Gd, gewonedwerg dwergvleermuis # rossegewone vleermuis # Rv,Gd -
Gg, gewone gewonegrootoor grootoorvleermuis # Gg Lv, laatvlieger - laatvlieger # Lv Rv, rosse rossevleermuis vleermuis # Rv 0
40
80
160
240 Meters
O
Kaart 3: verspreidingskaart vleermuizen
0
40
80
160
240 Meters
O
4.3 Resultaten amfibieën en reptielen
Uit de omgeving van het plangebied zijn meerdere zwaarder beschermde reptielen en amfibieën bekend. Geen van deze soorten is in het plangebied zelf aangetroffen.
De rugstreeppad, poelkikker, heikikker, knoflookpad, kamsalamander (alle tabel 3 Flora- en faunawet, Habitatrichtlijn bijlage IV) komen in de omgeving voor. Mogelijk geschikt habitat bevindt zich in het plangebied slechts bij de vennen in het noordoosten en ten noordwesten van het plangebied. De soorten zijn daar echter niet aangetroffen tijdens de inventarisaties. De alpenwatersalamander (Flora en faunawet tabel 2) heeft zijn kernverspreidingsgebied in de wijde omgeving van het plangebied. Bij de vennen in het noordoosten en ten noordwesten van het gebied is de soort niet aangetroffen. De levendbarende hagedis komt algemeen voor in de omgeving van het plangebied, maar is tijdens de inventarisaties niet aangetroffen. Het is echter niet uit te sluiten dat deze soort in het gebied toch voor komt. In het plangebied zelf zijn wel algemene soorten aangetroffen die op tabel 1 van de Flora- en faunawet staan. In/bij het ven in het noordoosten van
4.4 Resultaten insecten
Tijdens de insecteninventarisaties is de aandacht met name uitgegaan naar dagvlinders en libellen. Overigens is tijdens deze inventarisaties wel gelet op het voorkomen van andere goed herkenbare bijzondere insectensoorten. Zo is het voorkomen van de zeldzame Phegeavlinder, een nachtvlinder, vastgesteld.
4.4.1 Libellen
Middels een beoordeling van de verspreidingsgegevens van libellen in Nederland (www. Naturalis. nl) is vast te stellen dat het plangebied is gelegen in een uiterst waardevol en libellenrijk gebied (zuidoostelijk Noord-Brabant) dat kan worden beschouwd als één van de waardevolste van Nederland. Talloze (tientallen) bijzondere soorten komen in de omgeving voor, zoals: vroege glazenmaker (rode lijst kw), speerwaterjuffer, maanwaterjuffer, beekoeverlibel (rode lijst kw), plasrombout, bandheidelibel, tengere grasjuffer en vele andere soorten, waaronder rode lijstsoorten. Voor meerdere soorten is de omgeving van het plangebied (zuidoostelijk Noord-Brabant) een kerngebied van voorkomen in Nederland. Er zijn in Nederland slechts een zeer beperkt aantal heel bijzondere
19 N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
De hazelworm (tabel 3 van de Flora- en faunawet) komt in de omgeving van het plangebied voor. Ondanks dat de soort niet is aangetroffen bij de inventarisaties is niet geheel met zekerheid uit te sluiten dat de soort in het plangebied voorkomt.
het plangebied zijn groene kikker- (complex, geen poelkikker), bruine kikker en kleine watersalamander aangetroffen. Voor deze soorten geldt een algehele vrijstelling in het geval van ruimtelijke inrichtingsplannen. Vrijwel zeker komt ook gewone pad (zelfde status) nog wel in het gebied voor, ondanks dat deze niet is aangetroffen.
N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
20
Tangpantserjuffer
niet voor in het plangebied. In de zeer nabije omgeving of wellicht zelfs in het plangebied is ook een resedawitje vastgesteld. Waarschijnlijk betreft het geen populatie maar een enkel individu. Tijdens de inventarisaties zijn alleen algemene dagvlindersoorten aangetroffen, zoals citroenvlinder, klein koolwitje en het iets minder algemene groot dikkopje. In het plangebied, nabij het kleine vennetje in het noordoosten van het plangebied is de zeldzame overdag vliegende nachtvlinder, de Phegeavlinder aangetroffen.
4.4.2 Vlinders
Tijdens alle dagbezoeken en enkele bezoeken in het bijzonder is gelet op de aanwezigheid van beschermde plantensoorten. In de bosgebieden zijn geen beschermde of anderszins bijzondere soorten aangetroffen. In de rand van het bos is wel kleine maagdenpalm aangetroffen die ter plekke als uit plantsoen verwilderd dient te worden beschouwd (de soort groeit vlakbij in plantsoen en de standplaats op zich is ook dubieus). Op een enkele plek is gewone salomonszegel aangetroffen. Deze soort staat wel bekend als oud bosindicator.
In de omgeving van het plangebied komt een aantal zeldzame en beschermde vlindersoorten voor. In de nabije omgeving van het plangebied komen populaties voor van het gentiaanblauwtje (zeldzaam), heivlinder (rode lijst gevoelig) en het heideblauwtje (Flora- en faunawet lijst 3). Tijdens de inventarisaties zijn deze soorten niet aangetroffen op de enige eventuele geschikte plekken, namelijk de venranden. Ook is geen klokjes-gentiaan aangetroffen, de waardplant van gentiaanblauwtje. Bijzondere soorten die van wat grotere afstand bekend zijn, zijn Spiegeldikkopje (rode lijst be) en Bont Dikkopje (rode lijst kw). Deze soorten zijn niet aangetroffen in het plangebied. Beschermde vlindersoorten komen vrijwel zeker
4.4.3 Overige
Op enkele plaatsen zijn nesten aangetroffen van nesten van de rode bosmiersoorten (Flora- en faunawet tabel 1).
4.5 Resultaten flora
Het ven en omgeving in het noordoosten van het plangebied is de enige plek waar bijzondere soorten zijn aangetroffen. In dit ven staat massaal kleine zonnedauw (Flora- en faunawet tabel 2).
21 N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
libellensoorten wettelijk beschermd. Geen van deze soorten komt voor in of nabij het plangebied. De inventarisaties in het plangebied hebben zich met name gericht op de soorten in het noordoostelijk ven. Hier zijn alleen algemene soorten aangetroffen zoals zwarte heidelibel, watersnuffel, gewone oeverlibel, viervlek en de wat minder algemene tangpantserjuffer. Het is zeker niet uitgesloten dat zeldzame soorten uit de omgeving ook bij de vennen kunnen worden aangetroffen. Voor vrijwel alle soorten zijn alleen de vennen en de lage vegetaties er omheen in het plangebied geschikt als habitat. De bosgebieden in het plangebied zijn voor libellen niet waardevol, en in het algemeen eerder een belemmering te noemen. De bruine winterjuffer (rode lijst be) die een kernverspreidingsgebied heeft in de omgeving van het plangebied is vermoedelijk als enige echt gebonden aan bosgebieden.
N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
22
Ook is op diverse plekken moerashertshooi (rode lijst kw) aanwezig en is een enkel jong exemplaar van moeraswolfsklauw(rode lijst kw) aangetroffen. Plaatselijk staat een pol veenbies (rode lijst gevoelig). Verder zijn in het ven en op de oevers slechts algemene soorten aangetroffen zoals pijpenstrootje, knolrus en fioringras. Op diverse plekken is sprake van zich ontwikkelende Sphagnumpakketten. In het kleine deel hei vlakbij het ven bevindt zich stekelbrem (rode lijst gevoelig). Verspreidingskaart kleine zonnedauw
Kz
^
Legenda
^
Kz, kleine zonnedauw
Legenda
^
Kz, kleine zonnedauw
0
Kaart 4: verspreidingskaart kleine zonnedauw
40
80
160
240 Meters
O
5. Conclusie
poelen/vennen, heitjes/ schraalgraslandjes, singels en bossen zou de natuurwaarden sterk kunnen verhogen. Dit zou gunstig zijn voor onder andere vlinders, amfibieën, vleermuizen en niet in de minste plaats de libellen waarvoor de omgeving één van de rijkste gebieden van Nederland vormt. In de voorkomende avifauna zal dan een verschuiving plaatsvinden van echte bosvogels naar soorten van een meer kleinschalig landschap.
Uiteindelijk volgt een korte eindconclusie met een advies inzake verdere planvorming.
5.2 Beschermde en bedreigde soorten
5.1 Natuurwaarden in het plangebied
De hoogste natuurwaarden in het plangebied, indien afgegaan op het voorkomen van zeldzame, bedreigde en/of beschermde soorten liggen in het kleine ven in het noordoosten van het plangebied. Hier bevinden zich vrij zeldzame, beschermde en rode/lijst soorten planten zoals, moerashertshooi, moeraswolfsklauw en kleine zonnedauw. Ook komen hier de meeste dagvlindersoorten en libellensoorten voor en is het gebied van belang als drinkplaats voor allerlei andere soorten. De bosgebieden in het plangebied zijn vooral voor vogels en voor de eekhoorn van belang. Eekhoorn is op zich een algemene soort, maar wel beschermd via de Flora- en faunawet (tabel 2), zie volgende paragraaf. De waarde van het gebied voor vleermuizen is relatief beperkt. In potentie is het plangebied geschikt voor de ontwikkeling van hogere natuurwaarden dan nu aanwezig zijn. Met name ontwikkeling tot een wat meer open maar kleinschalig landschap met
(Flora- en faunawet, Habitatrichtlijn bijlage IV, Rode lijst soorten)
5.2.1 Beschermde soorten
De doelstelling van de Ff-wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Onder de Flora- en faunawet zijn een groot aantal beschermde planten- en diersoorten aangewezen. Er is sprake van drie categorieën van bescherming, namelijk tabel 1 tot en met tabel 3. In tabel 3 staan de soorten die het zwaarst zijn beschermd en op tabel 1 de minst zwaar beschermde soorten. In het geval van ruimtelijke ontwikkelingen geldt voor soorten van tabel 1 een vrijstelling. Onderstaande tabel geeft een overzicht van in het plangebied waargenomen Flora- en faunawet, tabel 2,3 soorten die in het kader van de geplande ontwikkelingen relevant zijn. Soorten die op de Habitatrichtlijn, tabel IV staan zijn Europees beschermd. Van deze soorten is ook het leefgebied is beschermd. Daarbij is extra van belang te realiseren dat in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing is te krijgen voor deze soorten. Ten allen tijde moet de functionaliteit van
23 N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de volgende vragen: • Wat zijn de huidige natuurwaarden van het onderzoeksgebied? • Welke beschermde en bedreigde soorten komen (mogelijk) in het gebied voor en wat houdt dat in? Hoe hier mee om te gaan? • Hoe om te gaan met de Ecologische Hoofdstructuur?
de voortplantings- en/of vaste verblijfplaats gegarandeerd.
N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
24
Hieronder zal per aangetroffen beschermde soort/ groep worden beschreven wat dit betekent voor de plannen en hoe hier mee om dient te worden gegaan: - Vleermuizen In het gebied zijn vier vleermuizensoorten aangetroffen die alle beschermd zijn via de Flora- en faunawet tabel 3 en habitatrichtlijn, bijlage IV. Ook het leefgebied van de vleermuizen is beschermd. De vleermuizen gebruiken het gebied om te foerageren. Er zijn geen verblijfplaatsen vastgesteld en
Soort
Ff-wet, tabel2,3
het gebied is daarvoor niet erg geschikt. Tijdens de planvorming dient er voor gezorgd te worden dat de kwaliteit van het gebied als foerageergebied voor de vleermuizen minimaal in stand blijft gehouden. Indien hier bij de inrichting van een golfbaan tijdig rekening mee wordt gehouden liggen hier goede mogelijkheden om de kwaliteit van het gebied als vleermuizenfoeageergebied te verhogen. Wel dient rekening gehouden te worden met beperkende maatregelen ten aanzien van lichtuitstoot (tussen zonsondergang en zonsopkomst). Mocht onverhoopt en tegen de verwachting in toch nog een vleermuizenverblijf aangetroffen worden, dan dienen speciale beschermende en
Habitatrichtlijn Bijlage IV
Rode lijst
Planten - Kleine zonnedauw
ge
ven noordoost
- Moeraswolfsklauw
2
kw
ven noordoost
- Moerashertshooi
kw
ven noordoost
- Veenbies
ge
ven noordoost
- Stekelbrem
ge
heitje bij ven
Zoogdieren - Eekhoorn
2
- Gewone dwergvleermuis
3
X
bossen bossen en ven no
- Laatvlieger
3
X
ven noordoost
- Rosse vleermuis
3
X
ven noordoost
- Gewone grootoorvleermuis
3
X
ven noordoost
Broedvogels
beschermd
Tabel 2: Overzicht aangetroffen beschermde en bedreigde soorten (m.u.v. Ffwet-tabel 1)
mitigerende maatregelen te worden genomen om de functionaliteit van de voortplantings- en of vaste verblijfplaats te garanderen.
- Broedvogels Alle in het gebied voorkomende broedvogels zijn beschermd via de Flora- en faunawet (“vogels” is een aparte lijst). Tijdens het broedseizoen (15 maart-15juni) kunnen geen werkzaamheden worden uitgevoerd. Een ontheffing hiervoor is niet mogelijk. Overigens broeden sommige soorten ook wel eerder of later en in dat geval mogen deze broedgevallen niet worden verstoord. Beschermde vaste verblijfplaatsen van vogels zijn niet aangetroffen. Indien ondanks het intensief onderzoek toch nog een vaste verblijfplaats, als een horst wordt aangetroffen, dient uitgezocht te worden of en hoe de functionaliteit van de voortplantings- en of vaste verblijfplaats gegarandeerd kan worden. Ook is het van belang te realiseren dat in principe elk jaar een broedgeval kan ontstaan. Planten: In het vennetje en de oevers in het noordoosten van het gebied komt kleine zonnedauw massaal voor. Deze soort staat op de flora- en faunawet, tabel 2. Indien er sprake is van een ne-
Overige: enkele via de Flora- en faunawet beschermde soorten(tabel 2,3) zijn ondanks de intensieve inventarisaties niet aangetroffen, maar kunnen niet helemaal worden uitgesloten. Bovendien zouden ze vanuit de nabije omgeving het gebied kunnen koloniseren. Het gaat hierbij vooral om hazelworm (Ff-wet tabel 3) en levendbarende hagedis (Flora- en faunawet tabel 2). Het is aan te raden om bij de inrichtingsplannen ook met deze soorten rekening te houden, zodat functionaliteit van het gebied, ondanks niet aangetroffen, in potentie in kwaliteit minimaal gelijk blijft.
5.2.2 Bedreigde soorten
Soorten die op de Rode Lijst staan zijn in meer of mindere mate bedreigd in hun voortbestaan in Nederland. Soorten die op de Rode Lijst staan, staan de planvorming en planuitvoering strikt juridisch gezien niet in de weg. Ze zijn dus niet speciaal beschermd. Wel kunnen ze een rol spelen bij het vaststellen van de effecten van plannen op de natuurwaarde en daarmee van invloed zijn op de haalbaarheid. Tijdens dit onderzoek zijn 5 plantensoorten aangetroffen die op de rode lijst staan (tabel 2). Al deze soorten komen voor in of rond het kleine vennetje in het noordoosten van het gebied. De soorten vallen in de minst zware categorieën “gevoelig” en “kwetsbaar” van de Rode lijst. Gezien de beperkte
25 N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
- Eekhoorn In het plangebied zijn zowel de eekhoorn zelf als sporen van gebruik aangetroffen. De eekhoorn staat op tabel 2 van de Flora- en faunawet. Voor deze soort dient een ontheffing aangevraagd te worden., tenzij met een goedgekeurde gedragscode kan worden gewerkt of de functionaliteit van de verblijfplaats kan worden gegarandeerd.
gatief effect van de ruimtelijke inrichting op de soort dient een ontheffing aangevraagd te worden. Omdat hier ook diverse rode lijst soorten (zie 5.2.2) groeien, hier de hoogste natuurwaarden uit het gebied liggen en het betreffende deel vrij klein is wordt aanbevolen dit als zodanig te behouden.
geclusterde verspreiding van deze soorten ligt het voor de hand om hier in de verdere planvorming rekening mee te houden.
N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
26
5.3 Ecologische hoofdstructuur
Het plangebied is gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Voor gebieden die binnen de EHS vallen geldt het “nee, tenzij”-regime. In de Nota Ruimte (deel4, 2006 staat over projecten en handelingen binnen de EHS het volgende: Binnen de gebieden waar het “nee-tenzij”-regime van kracht is, zijn nieuwe plannen projecten of handelingen niet toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er is sprake van redenen van groot openbaar belang. Naast bovenstaande “nee, tenzij”- regime, zijn er door LNV twee instrumenten ontwikkeld die onder bepaalde omstandigheden ontwikkelingen binnen de EHS toch mogelijk maken. Het betreft de instrumenten ‘EHS-saldobenadering’ en ‘herbegrenzen EHS’. Deze twee instrumenten moeten zorgen dat de EHS niet alleen even groot en even waardevol blijft, maar er zelfs beter op wordt. De saldobenadering is daarbij gericht op een combinatie van meerdere projecten. De saldobenadering kan worden toegepast wanneer een combinatie van projecten of handelingen worden ingediend die tevens tot doel heeft de kwaliteit en/of kwantiteit van de EHS op gebiedsniveau per saldo te verbeteren. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat er goede kansen liggen om middels een integrale
ontwikkeling van het plangebied, waarbij aanleg van een golf en natuurontwikkeling hand in hand gaan, een beter functionerende EHS te realiseren. De natuurwaarden van het overgrote deel van het plangebied zijn als matig tot laag te typeren, terwijl er hoge natuurpotenties aanwezig lijken te zijn. Het herbegrenzen is bedoeld voor kleinere ingrepen, waarbij een kleine verandering in de ligging van de EHS voldoende is. Daarbij moet de kwaliteit van de EHS er dan wel op vooruit gaan.
5.4 Korte eindconclusie en advies verdere planvorming
De natuurwaarden zijn in het overgrote deel van het plangebied (namelijk het bosdeel) als matig tot laag te kwalificeren. Het betreft een vrij algemeen bostype. Op veel plekken is sprake van een redelijk aandeel exoten, ook in de struiklaag. De kruidlaag is, zoals vrijwel altijd in dit type bos op arme bodem, slecht ontwikkeld. Als zwaarder beschermde soorten zijn vier vleermuizensoorten aangetroffen en de eekhoorn. De waarnemingen van vleermuizen betreffen vrijwel allemaal waarnemingen op de rand van het bos en heitje met ven. Het betreft in alle gevallen fouragerende vleermuizen. Verblijfplaatsen zijn niet aangetroffen en het is niet waarschijnlijk dat verblijfplaatsen voorkomen omdat in het bos weinig tot geen bomen met potentieel geschikte holten zijn aangetroffen. Eekhoorn is weliswaar beschermd, maar algemeen te noemen in dit type bossen. Verder zijn geen zwaarder beschermde, bedreigde of zeldzame soorten in de bossen aangetroffen. Een klein ven met oevers en heitje in het noordoosten is het meest waardevol en geeft tevens de potenties die in het plangebied liggen met zijn
Met betrekking tot de verdere planvorming adviseren wij onderstaande punten: - van af begin realisatie ontwerp golfbaan (mede) laten leiden door natuurwaarden en potenties; - inzetten op realisatie van een meer open landschap met vennen/poelen, schraalland, bosjes en singels t.b.v. verhoging natuurwaarden - tijdig rekening houden met beperkingen in uitvoering (broedseizoen, licht e.d.); - tijdig rekening houden met beschermde natuurwaarden en daar tijdig juist mee om gaan.
27 N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d
bijzondere plantensoorten al enigszins weer. Deze worden echter nog duidelijker indien de omgeving van het plangebied wordt bekeken. De omgeving kan als ĂŠĂŠn van de waardevolste libellengebieden in Nederland worden beschouwd (zie paragraaf 4.4.1). Ook bevinden zich in de omgeving veel bijzondere amfibieĂŤnsoorten. De integrale ontwikkeling van golf met natuurontwikkeling in de vorm van vennen/poelen, schrale graslanden, hei, singels en bosjes kan zorgen voor een sterke verhoging van de natuurkwaliteit. Ook de 4 vleermuizensoorten in het gebied zullen daar van kunnen profiteren.
Literatuur- en bronnenlijst
1. Nederlandse Oecologische Flora, Weeda, E., KNNV Uitgeverij, 1999. 2. Heukels Flora van Nederland, Meijden, R. van der, 22e druk, 1996. 3. Vogelgids van Europa, Svensson, L., Grant, P., ANWB en Vogelbescherming, 2007. 4. Veldgids dagvlinders, Wynhoff, van Swaay en van der Made, 2001. 5. Libellen van Europa, Dijkstra, 2008. 6. Brochure ‘Buiten aan het werk’, de Flora- en faunawet in de praktijk, Ministerie van LNV. 7. Brochure ‘Ondernemen met de Flora- en faunawet’, Ministerie van LNV. 8. Nederlandse Rode Lijst (planten, vogels, zoogdieren, dagvlinders, libellen, amfibieën). 9. De amfibieën en reptielen van Nederland, Creemers en van Delft, 2009. 10. www.vzz.nl 11. www.ravon.nl 12. www.waarneming.nl 13. www.vlindernet.nl 14. www.naturalis.nl
Bijlage 1: Kaartenbijlage
Verspreidingskaart eekhoorn en vos Verspreidingskaart eekhoorn en vos
Eh
'
Eh
'
Eh
'
Eh
'
Vb
'
Legenda ' '
Eh, eekhoorn (waarneming vooronderzoek feb 2010) Vb, vossenburcht
Legenda ' '
0
Eh, eekhoorn (waarneming vooronderzoek feb 2010) Vb, vossenburcht
40
80
160
240 Meters
O
Verspreidingskaart vleermuizen Verspreidingskaart vleermuizen
Lv Gd Rv Gd Rv Lv
## # ## #
Gd
# Gd
#
Gg
Gd
#
#
Legenda
# Gd, gewone dwerg # Gg, gewone grootoor # Lv, laatvlieger # Rv, rosse vleermuis Legenda
# Gd, gewone dwerg # Gg, gewone grootoor # Lv, laatvlieger # Rv, rosse vleermuis 0
40
80
160
240 Meters
O
Verspreidingskaart vogels Verspreidingskaart vogels Bui
!
!
Kf Bo
!
!
BKr
ZM
GBS
GBS SM
HS
!
!
!
!
BKr
BKl
ZM
!
!
!
!
GH
!
!
BKl
!
GBS
Kf
!
!
GV
BKr
KB
ZM
!
!
BKr
!
!
GBSGH
BS
!
!
!
GBS
SM ! BKl
Kf
BKr
!
!
Kf BKl ! ! BKr
!
BKr
!
Bo
Hol
!
!
!
ZM
!
SP
Kf
!
!
!
SP
GBS
!
BKl
!
Legenda Legenda
!
Bo, Bosuil
!
HS, Houtsnip
!
BKl, Boomklever
!
Hol, Holenduif
!
Bo, Bosuil
!
HS, Houtsnip
!
BKr, Boomkruiper
!
KB, Kruisbek
!
BKl, Boomklever
!
Hol, Holenduif
!
Legenda
Bui, Buizerd
!
Kf, Kuifmees
!
BKr, Boomkruiper
!
KB, Kruisbek
GBS, Grote bonte specht
!
SM, Staartmees
!
Bui, Buizerd
!
Kf, Kuifmees
! !
Bo, Bosuil
!
HS, Houtsnip !
!
GBS, Grote bonte specht
!
SM, Staartmees
BKl, Boomklever
!
Hol, Holenduif
!
GH, Goudhaan
!
!
ZM, Zwarte mees
!
BKr, Boomkruiper
!
KB, Kruisbek
!
GV, Goudvink
!
SP, Sperwer*
!
Bui, Buizerd
!
Kf, Kuifmees
!
GBS, Grote bonte specht
!
SM, Staartmees
!
GH, Goudhaan
!
ZM, Zwarte mees
! !
0 !
GH, Goudhaan GV, Goudvink
40
80
GV, Goudvink
ZM, Zwarte mees
!
160
SP, Sperwer*
240 Meters ! SP, Sperwer*
O 0
40
80
160
240 Meters
O
Verspreidingskaart kleinekleine zonnedauw Verspreidingskaart zonnedauw
Kz
^
Legenda
^
Kz, kleine zonnedauw
Legenda
^
Kz, kleine zonnedauw
0
40
80
160
240 Meters
O