Quickscan Ff-wet Twickel - Restauratie vijver ‘de Wijert’

Page 1

Quickscan Ff-wet

Twickel Restauratie vijver ‘de Wijert’ oktober 2010


Titel:

Quickscan Ff-wet - Twickel, Restauratie vijver ‘de Wijert’

Datum:

oktober 2010

Opdrachtgever:

Twickel

Rapportnummer:

10059

Auteur:

Ing. Elmar Prins

Vormgeving:

Esther Nijhuis

© Buiting Advies, 2010 Alles uit deze publicatie mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt, mits de bron wordt vermeld.


Quickscan Ff-wet

Twickel Restauratie vijver ‘de Wijert’

Buiting Advies Wilhelminaweg 64 6951 BP Dieren 0313 - 61 90 42 www.buiting.nl


De te restaureren vijver de wijert


Inhoudsopgave

1 Inleiding

6

2 Ligging te herstellen vijver 3 Aanleiding herstelwerkzaamheden vijver

8 10 12 12 12

6 Gedragscode natuurbeheer 6.1 Gedragscode natuurbeheer 6.2 Beschrijving gedragscoderegels Restauratie Westgracht

21 21 21

7 Conclusies en aanbevelingen 7.1 Conclusies natuurwetgeving 7.2. Eindconclusies

22 22 23

Bijlage 1a: Relevante deel “Gedragscode Unie van Waterschappen” Bijlage 1b: Relevante tweede deel “Gedragscode Unie van Waterschappen” Bijlage 2: Instandhoudingssoorten waarvoor natura 2000 gebieden in de nabije omgeving van de werklocatie zijn aangewezen

13 13 13 13 13 14

Q u i c k s c a n F f - w e t Tw i c k e l R e s t a u r a t i e v i j v e r ‘ d e W i j e r t ’

4 Beschrijving werkzaamheden 4.1 De werkzaamheden in essentie 4.2 Methode van werken 5 Natuurwetgeving/Beschermde flora en fauna (Quick Scan) 5.1 Relevante natuurwetgeving 5.1.1 Natura 2000 (Habiatatrichtlijn/Vogelrichtlijn) 5.1.2 Ecologische hoofdstructuur 5.1.3 Flora- en faunawet (incl. habitatrichtlijn tabel IV) 5.2 Aanwezige beschermde soorten en relatie met de geplande werkzaamheden


1. Inleiding

N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d

Twickel is voornemens om een van de vijvers op het landgoed Hof te Dieren te herstellen. De baggerlaag op de bodem zal worden verwijderd en in een deel van de vijver en aansluitend deel van de Ruitenbeek zal een kleilaag worden aangebracht. Dit is noodzakelijk om het wegzijgen van water uit de vijver tegen te gaan. Twickel heeft Buiting Advies gevraagd een ‘quick scan natuur’ uit te voeren, waaruit duidelijk wordt of er beschermde flora- en fauna in het geding is en hoe daar mee om te gaan. Tevens is gevraagd te adviseren inzake de te volgen werkwijze om aan de eisen der natuurwetgeving te voldoen en schade aan natuur zoveel mogelijk te voorkomen. In dit rapportje worden achtereenvolgens de ligging van het object, de aanleiding voor het vijverherstel en de voorgenomen werkzaamheden beschreven. Vervolgens wordt aangegeven welke beschermde flora en fauna in het geding kan komen en hoe hier rekening mee dient te worden gehouden. Dit resulteert in een slotstuk met conclusies, aanbevelingen en richtlijnen voor de uitvoering van de werkzaamheden.


Q u i c k s c a n F f - w e t Tw i c k e l R e s t a u r a t i e v i j v e r ‘ d e W i j e r t ’

Ruitenbeek


2. Ligging te herstellen vijver

Q u i c k s c a n F f - w e t Tw i c k e l R e s t a u r a t i e v i j v e r ‘ d e W i j e r t ’

De te herstellen vijver, Wijert genaamd, ligt op het landgoed Hof te Dieren ten zuiden van de Arnhemsestraatweg in Dieren (Gld.). Op onderstaande luchtfoto (Figuur 1) is de locatie middels een ster aangegeven. In figuur 2 is de planlocatie omlijnd aangegeven. Figuur 3 geeft de stromings-

Figuur1:

Ligging onderzoeksobject

richting van het water aan. Tijdens het onderzoek waar dit rapport uit is voortgekomen is niet alleen gelet op flora en fauna binnen de contouren van het werkgebied, maar ook op mogelijke invloeden op beschermde flora- en fauna in de nabije omgeving.


Grachtendeel waar werkzaamheden plaatsvinden

Figuur 3: Waterstroming naar en door grachten landgoed Hof te Dieren

inrichtingsplan natuurontwikkeling ULLERBERG

Figuur 2:


3 Aanleiding herstelwerkzaamheden vijver

Q u i c k s c a n F f - w e t Tw i c k e l R e s t a u r a t i e v i j v e r ‘ d e W i j e r t ’

10

Op landgoed Hof te Dieren ligt een vijverpartij bestaande uit een aantal met elkaar verbonden vijvers. De vijvers werden altijd gevoed door de Ruitenbeek die vanuit Middachten komt. De vijverpartij is grotendeels gegraven tot op natuurlijke leem. Op enkele plekken ontbreekt die leemlaag echter. In de oorspronkelijk situatie was dat geen probleem. Door voldoende aanvoer vanuit de Ruitenbeek en een relatief hoge grondwaterstand bleven alle vijvers voldoende waterhoudend. Sinds Vitens water wint op de Veluwezoom is de waterstand in de omliggende graslanden van landgoed Hof te Dieren sterk gedaald en de aanvoer van de Ruitenbeek vrijwel geheel verdwenen. Het gevolg hiervan is dat de vijvers met name op plekken waar geen natuurlijke leem ligt water gingen verliezen. Met name de stroomopwaarts en hoogst gelegen vijver,” Wijert” genaamd, viel zelfs vrijwel droog. Ter compensatie heeft Vitens een pomp aangelegd waarmee extra grondwater in de Ruitenbeek wordt gepompt. Van het voorjaar tot het najaar wordt momenteel extra grondwater de Ruitenbeek ingepompt om de vijvers voldoende te voeden (door Vitens gerealiseerd). Om te voorkomen dat het water zelfs “stroomopwaarts” naar Middachten loopt is de Ruitenbeek daar afgedamd, zodat het water richting de vijverpartij moet stromen. Door bovenstaande maatregel vindt voldoende wateraanvoer naar de vijverpartij plaats om de hoogst gelegen vijver (“Wijert) van voldoende water te voorzien.

Omdat in de winter de grondwaterstand veelal voldoende hoog is om de lager gelegen vijvers van water te voorzien wordt de pomp in het najaar uitgeschakeld (dit gebeurt ook uit oogpunt van energie- en kostenbesparing). De Wijert komt dan echter weer bijna geheel droog te liggen. Vitens gaat binnen afzienbare tijd (binnen 10 jaar) de waterwinning halveren. Ook de Ruitenbeek wordt binnenkort hersteld. Uit hydrologisch onderzoek is gebleken dat dit nog niet voldoende is om de hoog gelegen vijver blijvend van water te voorzien. Door een kleilaag aan te brengen in dat deel van de vijver dat geen natuurlijke leemlaag bevat is dit wel te realiseren, zo blijkt uit onderzoek. Twickel is voornemens om zo spoedig mogelijk een kleilaag in de Wijert aan te brengen op die plekken waar geen natuurlijke leemlaag aanwezig is. Ook wordt een kleilaag aangebracht een klein deel van de Ruitenbeek aangrenzend aan de vijver. Voordat de klei wordt aangebracht wordt eerst de baggerlaag uit de gehele vijver en het aansluitend deel van de Ruitenbeek verwijderd.


Figuur 4: Hydrologisch vooronderzoek van de te belemen vijver (Hanhart Consult, april 2008)

11 Q u i c k s c a n F f - w e t Tw i c k e l R e s t a u r a t i e v i j v e r ‘ d e W i j e r t ’

Figuur 5: Uitsnede “projectgebied” uit hydrologisch vooronderzoek van de te belemen vijver (Hanhart Consult,april 2008)


4. Beschrijving werkzaamheden

4.1 De werkzaamheden in essentie

Q u i c k s c a n F f - w e t Tw i c k e l R e s t a u r a t i e v i j v e r ‘ d e W i j e r t ’

12

De werkzaamheden bestaan uit het uitbaggeren van de vijver de Wijert en een klein deel van de aansluitende Ruitenbeek tot op de minerale bodem (figuur 4,5). Het gehele grijze en blauwe deel in figuur 5 wordt uitgebaggerd. De bagger zal direct worden afgevoerd en op een daarvoor geselecteerd (toegestaan) weiland worden gedeponeerd. In die delen waar geen sprake is van een natuurlijke leembodem, maar van een zandbodem (de grijze delen in figuur 5) zal ongeveer twee decimeter zand worden verwijderd dat ook zal worden afgevoerd naar eerder genoemd weiland. Op deze plekken van de vijver zal een even dik pakket klei worden teruggeplaatst.

4.2 Methode van werken

In deze paragraaf zal de werkmethode in chronologische volgorde worden beschreven. De werkzaamheden worden uitgevoerd in september/oktober (met uitloop in december mits watertemperatuur >10 C). 1 Het peil in de vijver (beekdeel) zal omlaag gebracht worden (tot max. enkele decimeters diepte) door het stopzetten van de pomp (dit gebeurt nu reeds jaarlijks in september) en het openzetten van de stuw in het zuiden van de vijver. 2 De vrijgekomen baggerlaag wordt gecontroleerd op het voorkomen van vissen (o.a. kleine modderkruiper) en andere dieren. Aangetroffen dieren worden verplaatst naar geschikt biotoop (naastgelegen vijver). 3 Eventueel aanwezige vissen en andere dieren in het restwater zullen worden gevangen en

verplaatst naar geschikt biotoop (de naastgelegen vijver). De vijver (+beekdeel) worden verder leeggepompt. De baggerlaag wordt gecontroleerd op aanwezigheid van vissen of andere dieren. Deze worden verplaatst naar de naastgelegen vijver. 4 De oevers worden gecontroleerd op aanwezigheid van zwaarder beschermde soorten dieren (zoals ringslang). Deze worden indien aanwezig gevangen en verplaatst om te voorkomen dat deze door de werkzaamheden geschaad worden. 5 Een kraan rijdt op één plek de vijver in en graaft de bagger uit. Deze bagger wordt direct in een vrachtwagen/dumper gedeponeerd die aan de rand van de vijver staat. Indien deze vol is wordt de bagger onmiddellijk afgevoerd naar het daartoe aangewezen perceel en geleegd. De bagger wordt gecontroleerd op aanwezige dieren die, indien aangetroffen, worden overgeplaatst naar een geschikt biotoop. Na terugkomst volgt dezelfde procedure. De oevervegetatie wordt zoveel mogelijk gespaard. 6 Het beekdeel wordt vanuit de beek zelf met een kleine kraan uitgebaggerd. Verder is hier dezelfde procedure aan de orde als bij de vijver. De oevervegetatie wordt zoveel mogelijk gespaard. 7 Na het uitbaggeren wordt de klei door een kraan aangebracht die via dezelfde plek de vijver in rijdt. 8 De pomp aanzetten om de vijver weer te vullen.


5 Natuurwetgeving/Beschermde flora en fauna (Quick Scan)

5.1 Relevante natuurwetgeving 5.1.1 Natura 2000 (Habiatatrichtlijn/Vogelrichtlijn)

De locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd maakt geen deel uit van Natura 2000 gebied. Wel ligt op korte afstand (binnen 3km invloedsfeer) ten noorden hiervan het Natura 2000 gebied “Veluwe”, en ten zuiden en oosten het Natura 2000 gebied “Uiterwaarden IJssel”. Werkzaamheden die van negatieve invloed (kunnen) zijn op de functionaliteit van deze leefgebieden voor soorten waarvoor de gebieden zijn aangewezen is verboden. In bijlage 2 staan de soorten genoemd waarvoor beide gebieden zijn aangewezen: de instandhoudingssoorten. Gezien de kleinschaligheid, het karakter van het project en de afstand tot het dichtstbijzijnde natura 2000 gebied (ong. 350m tot “Uiterwaarden IJssel” en 650m tot Veluwe) wordt geen enkele na-

Naast bovenstaande soorten, waar specifieke beschermingsgebieden voor zijn aangewezen via Natura 2000 (bijlage II), zijn via Natura 2000 ook soorten aangewezen die in geheel Nederland strikt beschermd zijn (bijlage IV). Deze soorten zijn overgenomen in de Flora- en faunawet in tabel 3. Deze worden aldaar ook behandeld met inachtneming van de specifieke regels die vanuit de Natura2000 -wetgeving gelden.

5.1.2 Ecologische hoofdstructuur

De Ecologische hoofdstructuur is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. Ontwikkelingen die een nadelige invloed hebben op het functioneren van de EHS zijn in principe niet mogelijk. De planlocatie ligt niet binnen de EHS. De voorgenomen werkzaamheden hebben geen nadelige invloed op de EHS.

5.1.3 Flora- en faunawet (incl. habitatrichtlijn tabel IV)

In de flora- en faunawet is de bescherming van de Nederlandse flora- en fauna geregeld. In deze wet zijn alle in het wild levende planten en dieren opgenomen die wettelijke bescherming genieten. Dit betreft onder andere bescherming tegen mogelijke beschadiging, verstoring of doding van soorten. Voor sommige diersoorten geldt dat hun

13 Q u i c k s c a n F f - w e t Tw i c k e l R e s t a u r a t i e v i j v e r ‘ d e W i j e r t ’

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Natura 2000 bestaat uit een netwerk van speciale beschermingszones die aangewezen zijn voor specifieke soorten. Hiervoor geldt dat niet alleen de soort, maar ook zijn leefgebied beschermd is (de beschermingszone). Ook ontwikkelingen die buiten deze beschermingszones zelf plaats vinden, mogen geen negatieve invloed hebben op de functionaliteit van de beschermingszones. De speciale beschermingszones zijn een samenvoeging van de vogelrichtlijngebieden en habitatrichtlijngebieden.

delige invloed verwacht op de functionaliteit van het Natura 2000 leefgebied van deze soorten.


N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d

14

hele leefgebied of nestplaats jaarrond bescherming geniet. In de Habitatrichtlijn (bijlage IV) zijn soorten opgenomen die via Europese wetgeving beschermd zijn. Van deze soorten is ook het leefgebied beschermd. Deze soorten zijn tevens opgenomen in tabel 3, de zwaarste categorie van bescherming binnen de Flora- en faunawet. Normaal uitbaggeren dan wel herprofileren van watergangen valt onder de noemer “bestendig beheer en onderhoud”. Omdat het hier gaat om een complexere uitvoering waaronder het leeg laten lopen van een deel van de watergang, het baggeren ervan en het aanbrengen van een kleilaag, moeten de door Twickel geplande werkzaamheden binnen de Flora- en faunawet geschaard worden onder de noemer “ruimtelijke ontwikkeling en inrichting”. Dit mede vanwege het feit dat dit geen jaarlijks terugkerend bestendig beheer is, maar iets wat maximaal eens in de 8 jaar plaats vindt (net als plaggen van heide). In het geval van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting geldt binnen de flora- en faunawet het stroomschema op pagina 15.

5.2 Aanwezige beschermde soorten en relatie met de geplande werkzaamheden

Om een beeld te krijgen van welke beschermde soorten op de werklocatie of nabije omgeving voor (kunnen) komen is een quick scan uitgevoerd. De quick scan bestaat uit een bronnenonderzoek (internet, verspreidingsatlassen, inventarisatierapporten), aangevuld met veldonderzoek en mondeling verkregen waarnemingen van de beheerder W. Schoemaker (ecoloog).

Hieronder wordt het resultaat van de quick scan van flora en fauna beschreven. Niet alle (mogelijk) voorkomende soorten van tabel 1 worden genoemd, omdat zowel in het kader van bestendig beheer en onderhoud als in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting hiervoor een vrijstelling geldt. Wel geldt hiervoor de zorgplicht. Hier wordt onder andere rekening mee gehouden door het volgen van de “Gedragscode Natuurbeheer en de Gedragscode van Unie van waterschappen. Onderstaande lijst bestaat uit (mogelijk) aanwezige zwaarder beschermde soorten (tabel 2 of 3) op de projectlocatie (vijver de Wijert) of in de nabije omgeving. Achter de soorten wordt aangegeven of de voorgenomen maatregelen van invloed zijn op de voorgenomen werkzaamheden en wat dat betekent voor de werkzaamheden/planvorming. Planten: Tijdens een inventarisatie van de werklocatie zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Langs de oever van de naast de projectvijver gelegen vijver staat Rietorchis. Deze soort staat op tabel 2 van de Flora- en faunawet. De werkzaamheden hebben echter geen nadelige invloed op individuele planten of het voorkomen van de soort. Zoogdieren: In het werk/plangebied komen mogelijk de volgende (pag. 16) beschermde zoogdieren voor (andere soorten van tabel 2 of 3 van de FFwet of de habitatrichtlijn zijn vrijwel zeker uit te sluiten op basis van hun bekende verspreidingsgebied en/of biotoop):


15

N a t u u r t o e t s G o l f b a a n s p o r t p a r k D e n D r i e s Va l k e n s w a a r d

Figuur 6: stroomschema


Q u i c k s c a n F f - w e t Tw i c k e l R e s t a u r a t i e v i j v e r ‘ d e W i j e r t ’

16

- das (Ff-wet tabel3): een dassenburcht bevindt zich op enkele honderden meters ten oosten van de planlocatie. Mogelijk worden de graslanden rondom de te herstellen vijver als fourageergebied gebruikt. Van verlies aan functionaliteit van de voortplantings-en/of vaste rust- en verblijfplaats is geen sprake. Om directe verstoring van dassen te voorkomen wordt geadviseerd om alleen tussen zonsopgang en zonsondergang te werken. - eekhoorn (Ff-wet tabel2): in de omgeving van het plangebied komt eekhoorn voor. Deze wordt voornamelijk gesignaleerd als de noten aan de notenbomen op het landgoed rijp zijn. De werkzaamheden/planvorming hebben geen enkele invloed op de functionaliteit van een voortplantings-en/of vaste rust- en verblijfplaats. - steenmarter (Ff-wet tabel2) : in de omgeving van het plan/werkgebied komt de steenmarter voor. De werkzaamheden/planvorming hebben geen enkele invloed op de functionaliteit van de voortplantings-en/of vaste rust- en verblijfplaats. - boommarter (Ff-wet tabel3): in de omgeving van het plangebied komt de boommarter voor. De werkzaamheden/planvorming hebben geen enkele invloed op de functionaliteit van een eventuele voortplantings-en/of vaste rust- en verblijfplaats. - vleermuizen (Ff-wet tabel3): de planlocatie zelf is niet geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Het plangebied wordt wel gebruikt door foeragerende vleermuizen. Tijdens recent vleer-

muizenonderzoek zijn de volgende soorten aangetroffen: baardvleermuis, franjestaart, gewone grootoorvleermuis, watervleermuis. Vleermuizen fourageren boven de vijvers, waaronder de planvijver “Wijert”. Deze vijver komt tijdens de werkzaamheden tijdelijk droog te staan. Deze vijver vormt echter slechts één compartiment van een reeks min of meer aaneengesloten vijvers, waardoor ook tijdens de werkzaamheden voldoende foerageermogelijkheden aanwezig zijn. De functionaliteit van het vijvercomplex als foerageergebied is gegarandeerd. Na realisatie van de plannen is de situatie juist verbeterd doordat de vijver beter en langer waterhoudend is. In verband met mogelijke verstoring van foeragerende vleermuizen wordt geadviseerd alleen tussen zonsopgang en zonsondergang te werken. Overigens gaan de meeste vleermuizen vanaf september/oktober in winterslaap. Vogels: De vijverrand is geschikt als broedplaats voor diverse soorten vogels (alle vogelsoorten zijn beschermd). Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats vinden en er geen sprake is van broedende vogels is geen sprake van strijdigheid met de Ff-wet. Voor soorten waarvan de broedplaats jaarrond beschermd is de planlocatie (vijver met oevers) niet geschikt. Op enkele honderden meters ten oosten van het werkgebied/plangebied bevinden zich een blauwe reigerkolonie en een roekenkolonie. Deze broedplaatsen zijn jaarrond beschermd. Dat geld ook voor de knotwilgen in de omgeving waar steenuil broed. De werkzaamheden hebben geen invloed


op de functionaliteit van een eventuele voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van genoemde soorten

Ringslang (Ff-wet tabel 3) : In het werk/plangebied komt ringslang voor. Deze soort maakt geregeld gebruik van de te herstellen vijver en zijn oevers (mond. Mededeling W. Schoemaker). De ringslang is wettelijk beschermd via de Flora- en faunawet tabel 3. Dat betekent dat het niet voldoende is om volgens een gedragscode te werken, maar dat maatregelen genomen dienen te worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen. De vijver betreft slechts een onderdeel van een groter min of meer aaneengesloten complex, met vergelijkbaar geschikt biotoop. De werkzaamheden aan de vijver zijn er op gericht om de vijver weer beter waterhoudend te krijgen. De oevervegetatie van de vijver zal zo grotendeels gespaard worden. Op een enkele plek waar de vegetatie wordt aangetast zal deze spoedig herstellen. Het gaat hier om ruige, weinig kritische vegetatie die gemakkelijk herstelt. Het plangebied zelf is niet geschikt als overwinteringsplek. Eventuele verstoring van reeds overwinterende ringslangen is daarmee niet aan de orde.

Hazelworm (Ff-wet tabel3) : Uit literatuur en internet (ravon.nl) blijkt dat de hazelworm is aangetroffen in de omgeving van het plan/werkgebied. Tijdens de inventarisaties van 1993/1999 zijn deze niet aangetroffen in het plan/werkgebied noch in de nabije omgeving (landgoed Hof te Dieren, zuid van Arnhemsestraatweg). De vijver en de oevers vormen geen geschikt biotoop. Er wordt tijdens de werkzaamheden geen geschikt biotoop aangetast. De soort is nooit aangetroffen door de beheerder, de heer Schoemaker die met de soort goed bekend is (mond. mededeling). Ook tijdens het aanvullend veldonderzoek in het kader van deze quick scan is de soort niet aangetroffen. Levendbarende hagedis (Ff-wet tabel2) : Uit de literatuur blijkt dat de levendbarende hagedis in de omgeving van het plan/werkgebied voor komt. Tijdens de inventarisaties van 1993-1999 zijn geen exemplaren aangetroffen in het plangebied noch elders op het landgoed (zuid van Arnhemsestraat-

17 Q u i c k s c a n F f - w e t Tw i c k e l R e s t a u r a t i e v i j v e r ‘ d e W i j e r t ’

Reptielen en Amfibieën: Naar het voorkomen van reptielen(-soorten) en amfibieën(-soorten) is in het plangebied/werkgebied van 1993 t/m 1999 jaarlijks intensief geïnventariseerd. Daarbij is niet alleen het werk/plangebied geïnventariseerd, maar de wijde omgeving hiervan (namelijk het hele landgoed Hof te Dieren, ten zuiden van de Arnhemsestraatweg).

De verwachting is dat het biotoop in het volgend voorjaar, na de winterrust, van de ringslangen zich weer snel herstelt. De functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats is niet in het geding. Al helemaal niet als het hele aaneengesloten biotoop wordt beschouwd, waarvan nu een klein deel wordt hersteld. Wel dient het werkgebied voorafgaande aan de werkzaamheden gecontroleerd te worden op de eventuele aanwezigheid van ringslangen. Deze dienen onder deskundige begeleiding verplaatst te worden naar een geschikt biotoop in de directe nabijheid.


Q u i c k s c a n F f - w e t Tw i c k e l R e s t a u r a t i e v i j v e r ‘ d e W i j e r t ’

18

weg). De soort is nooit aangetroffen door de beheerder, de heer Schoemaker die met de soort goed bekend is (mond. mededeling). Ook tijdens het aanvullend veldonderzoek in het kader van deze quick scan is de soort niet aangetroffen. Kamsalamander (Ff-wet tabel3) : Uit de literatuur blijkt dat kamsalamander in de omgeving van het plan/werkgebied voor komt. Tijdens de inventarisaties van 1993-1999 zijn geen exemplaren aangetroffen in het plan/werkgebied noch in de nabije omgeving (landgoed Hof te Dieren, zuid van Arnhemsestraatweg). Ook tijdens het aanvullend veldonderzoek in het kader van deze quick scan is de soort niet aangetroffen. Knoflookpad (Ff-wet tabel3): Uit de literatuur blijkt dat kamsalamander in de omgeving van het plan/werkgebied voor komt. Tijdens de inventarisaties van 1993-1999 zijn geen exemplaren aangetroffen in het plan/werkgebied noch in de nabije omgeving (landgoed Hof te Dieren,zuid van Arnhemsestraatweg). Ook tijdens het aanvullend veldonderzoek in het kader van deze quick scan is de soort niet aangetroffen. Rugstreeppad (Ff-wet tabel3): Uit de literatuur blijkt dat kamsalamander in de omgeving van het plan/werkgebied voor komt. Tijdens de inventarisaties van 1993-1999 zijn geen exemplaren aangetroffen in het plan/werkgebied noch in de nabije omgeving (landgoed Hof te Dieren, zuid van Arnhemsestraatweg). Ook tijdens het aanvullend veldonderzoek in het kader van deze quick scan is de soort niet aangetroffen.

Heikikker (Ff-wet tabel3): Uit de literatuur blijkt dat kamsalamander in de omgeving van het plan/ werkgebied voor komt. Tijdens de inventarisaties van 1993-1999 zijn geen exemplaren aangetroffen in het plan/werkgebied noch in de nabije omgeving (landgoed Hof te Dieren, zuid van Arnhemsestraatweg). Ook tijdens het aanvullend veldonderzoek in het kader van deze quick scan is de soort niet aangetroffen. Poelkikker (Ff-wet tabel3): Uit de literatuur blijkt dat kamsalamander in de omgeving van het plan/ werkgebied voor komt. Tijdens de inventarisaties van 1993-1999 zijn geen exemplaren aangetroffen in het plan/werkgebied noch in de nabije omgeving (landgoed Hof te Dieren, zuid van Arnhemsestraatweg). Ook tijdens het aanvullend veldonderzoek in het kader van deze quick scan is de soort niet aangetroffen. Vissen: In het kader van deze Quick Scan is een aanvullend onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van (beschermde) vissen. De planvijver (Wijert) en de Ruitenbeek (vanaf vijver tot afdamming) zijn steeksproefsgewijs afgevist. Daarbij is gebruik gemaakt van een waadpak en een speciaal daarvoor vervaardigd schepnet. Er zijn hierbij alleen driedoornige stekelbaarsjes aangetroffen. Grote modderkruiper (Ff-wet tabel3): De soort is in het verleden op enkele kilometers afstand aangetroffen. Tijdens de aanvullende veldinventarisatie in het kader van dit onderzoek is de soort niet aangetroffen.


Bittervoorn (Ff-wet tabel3): Deze soort is in het verleden in de omgeving aangetroffen. Tijdens de aanvullende veldinventarisatie in het kader van dit onderzoek is de soort niet aangetroffen. Ook zijn geen zoetwatermosselen aangetroffen (noodzakelijk voor voortplanting van deze soort).

Bermpje (Ff-wet tabel2): Bermpje komt in de omgeving voor. Tijdens de aanvullende veldinventarisatie in het kader van dit onderzoek is de soort niet aangetroffen. Kleine modderkruiper (Ff-wet tabel2): Kleine modderkuiper komt in de omgeving voor. Tijdens de aanvullende veldinventarisatie in het kader van dit onderzoek is de soort niet aangetroffen. Dagvlinders: In het plan/werkgebied komen zo goed als zeker geen populaties voor van beschermde dagvlinders. Uit de verspreidingskaarten van Eis, blijkt dat in de omgeving van de het werkgebied/plangebied wel beschermde vlinders zijn aangetroffen, namelijk: rouwmantel, grote vos, heideblauwtje. Vermoedelijk komen van deze soorten geen populaties voor. De rouwmantel wordt als uitgestorven beschouwd (dwaalgast). Voor het heideblauwtje is het biotoop ongeschikt. Van grote vos is geen waarneming bekend op het landgoed. Zelfs al zou sprake zijn van een populatie dan hebben de werkzaamheden/plannen geen

Libellen: Het plangebied is ongeschikt voor beschermde libellensoorten. De enige beschermde libellensoort die mogelijk in de omgeving van het plangebied zou kunnen voorkomen is de rivierrombout. Deze is ook in de omgeving waargenomen. Eieren van deze soort worden alleen in stromende wateren afgezet en de larven sluipen uit op zandstrandjes langs de rivier. Het plangebied is geen geschikt voortplantingsbiotoop. Overige: Van de overige beschermde soorten zijn hieronder alleen die soorten beschreven die in water en of op/ langs oevers voorkomen. - brede geelgerande waterroofkever: de soort is momenteel alleen bekend uit Drenthe. Tijdens het aanvullend onderzoek is de soort niet aangetroffen. - gestreepte waterroofkever: deze soort is voor 1950 voor het laatst in de omgeving van de planlocatie aangetroffen. Tijdens het aanvullend onderzoek is de soort niet aangetroffen. - bataafse stroommossel: wordt als uitgestorven beschouwd (Stichting Anemoon) - platte schijfhoren: Uit het verspreidingsonderzoek van Stichting Anemoon (2009) blijkt dat de planlocatie en het gebied er om heen niet zijn onderzocht naar het voorkomen van deze soort.

19 Q u i c k s c a n F f - w e t Tw i c k e l R e s t a u r a t i e v i j v e r ‘ d e W i j e r t ’

Beekdonderpad/rivierdonderpad (Ff-wet tabel2) : Deze soorten zijn in de nabije omgeving aangetroffen. Tijdens de aanvullende veldinventarisatie in het kader van dit onderzoek is de soort niet aangetroffen.

enkel negatief effect op de functionaliteit van een eventuele voortplantings-en/of vaste rust- en verblijfplaats.


De planlocatie en omgeving worden niet aangegeven als potentieel leefgebied.

Q u i c k s c a n F f - w e t Tw i c k e l R e s t a u r a t i e v i j v e r ‘ d e W i j e r t ’

20

- nauwe korfslak: Uit het verspreidingsonderzoek van Stichting Anemoon (2009) blijkt dat de planlocatie en het gebied er om heen niet zijn onderzocht naar het voorkomen van deze soort. De planlocatie en omgeving worden niet aangegeven als potentieel leefgebied. - zeggekorfslak: Uit het verspreidingsonderzoek van Stichting Annemoon (2009) blijkt dat de planlocatie en het gebied er om heen niet zijn onderzocht naar het voorkomen van deze soort. De planlocatie en omgeving worden niet aangegeven als potentieel leefgebied. - medicinale bloedzuiger: deze soort is sinds 1999 van een tiental locaties bekend, waaronder één locatie in de Havikerwaard. De soort is tijdens het aanvullend onderzoek niet aangetroffen.


6 Gedragscode natuurbeheer

6.1 Gedragscode natuurbeheer

Het volgende wordt hierover geschreven: Onder ‘poelen’ worden hier verstaan kleine (<0,5 ha), geïsoleerd liggende waterpartijen. Bij waterlopen is sprake van een stelsel. Bij poelen en waterlopen zijn reguliere beheersmaatregelen zoals baggeren en schonen aan de orde. Voor waterlopen bestaat een andere gedragscode, namelijk die van de Unie van Waterschappen. Voor het schonen en baggeren van waterlopen wordt dan ook verwezen naar de relevante bepalingen van de gedragscode van de Unie van Waterschappen, waarbij verwezen wordt naar paragraaf 4.2.4: Baggeren van bodems, herprofilering en herstelwerkzaamheden aan oevers. Deze paragraaf is in bijlage 1 opgenomen. Echter, dit valt onder de noemer “bestendig beheer en onderhoud” terwijl de door Twickel geplande werkzaamheden o.i. moeten vallen onder de noemer “ruimtelijke ontwikkeling en inrichting”. Zie ook paragraaf 4.3 Flora en faunawet. In dat geval komt als enige beschrijving van werkzaamheden binnen de Unie van Waterschappen

Opm: De goedkeuring van de Gedragscode van de Unie van Waterschappen is met succes aangevochten door de VZZ. Deze is door de rechtbank in Arnhem nietig verklaart. Echter, middels een voorlopige voorziening van de rechtbank is de gedragscode tot uitspraak van hoger beroep als kleidraad aangewezen. In de uitspraak van 30 juni 2010 is in hoger beroep de nietigverklaring weer ongedaan gemaakt door de raad van state. Wel is met betrekking tot de Vogelrichtlijn een beperking aangegeven. In het kader van het planproject op Hof te Dieren speelt die beperking geen rol. De Gedragscode van Unie van Waterschappen is dus vigerend!

6.2 Beschrijving gedragscoderegels Restauratie Westgracht De volledige tekst uit de gedragscode van de Unie van Waterschappen zoals in dit geval toepasbaar is opgenomen in bijlage 1a en 1b.

21 Q u i c k s c a n F f - w e t Tw i c k e l R e s t a u r a t i e v i j v e r ‘ d e W i j e r t ’

De Stichting Twickel maakt gebruik van de door LNV goedgekeurde “gedragscode natuurbeheer” die door het Bosschap in samenwerking met andere natuurinstanties is geschreven. De uit te voeren werkzaamheden vallen het best te scharen onder paragraaf 2.2.8 van de gedragscode natuurbeheer, namelijk: Schonen en baggeren van poelen en waterlopen

“Afdammen, dempen of vergraven van watergangen” in de buurt van de geplande werkzaamheden. Ook met de beschrijving hiervan in de gedragscode zal rekening worden gehouden. Zie bijlage 1b. Aanbrengen van leem of kleilagen e.d. wordt nergens expliciet beschreven.


7 Conclusies en aanbevelingen

7.1 Conclusies natuurwetgeving

Q u i c k s c a n F f - w e t Tw i c k e l R e s t a u r a t i e v i j v e r ‘ d e W i j e r t ’

22

Twickel heeft het voornemen om een vijver op Landgoed Hof te Dieren uit te baggeren en van een ondoorlatende kleilaag te voorzien. Met betrekking tot de werkzaamheden en de veranderingen die daar het gevolg van zijn is een Quick Scan natuur uitgevoerd. Deze heeft tot doel om vast te stellen of voorgenomen werkzaamheden en veranderingen in strijd zijn met de vigerende natuurwetgeving. Tevens is vastgesteld welke vigerende maatregelen genomen kunnen worden om in voorkomende gevallen aan de eisen van de natuurwetgeving te voldoen. Hieronder volgende conclusies: - Natura 2000: Het werk/plangebied, maakt geen onderdeel uit van de habitatrichtlijn of vogelrichtlijn. Wel licht het plangebied binnen de invloedsfeer daarop. Gezien de kleinschaligheid en het karakter van de voorgenomen werkzaamheden en veranderingen, wordt geen nadelige invloed verwacht op beschermde flora en fauna van deze gebieden. - EHS: Het plangebied maakt geen deel uit van de Ecologische hoofdstructuur en de werkzaamheden en veranderingen hebben geen nadelige invloed op het functioneren van de EHS. - Flora- en faunawet: In het werkgebied/plangebied en omgeving komen diverse soorten voor die beschermd zijn via de verschillende tabellen van de Flora- en faunawet: Voor Flora- en faunawet tabel 1 soorten geldt m.b.t. de voorgenomen werkzaamheden, die

moeten worden geschaard onder “ruimtelijke ingrepen” een vrijstelling. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht. Dat wil zeggen dat geen onnodige beschadiging, verontrusting, vernieling, doding e.d. mag plaats vinden. Er is geen specifiek onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van tabel 1-soorten, maar groot is de kans op aanwezigheid van bruine kikker, groene kikker (complex), gewone pad en kleine watersalamander. Oud onderzoek toont die soorten aan. Deze soorten zullen bij aantreffen, verplaatst dienen te worden naar geschikt biotoop in de omgeving. Voor Flora- en faunawet tabel 2-soorten geldt een vrijstelling van de Flora- en faunawet indien de werkzaamheden worden uitgevoerd volgens de gedragscode natuurbeheer. In dit geval verwijst de gedragscode natuurbeheer door naar de gedragscode Unie van Waterschappen (Bijlage 1a en 1b). Indien aan de voorwaarden van deze gedragscode (bijlage 1a en bijlage 2a) wordt voldaan geldt dus een vrijstelling voor de tabel 2-soorten van de Ff-wet. Mogelijk aanwezige tabel 2-soorten, waarvoor dit van toepassing is zijn: kleine modderkruiper, bermpje, rivier/beekdonderpad, levendbarende hagedis. Voor Flora- en faunawettabel 3 soorten (AMvB) geldt dat de functionaliteit van de voortplantingsen/of vaste verblijfplaats gegarandeerd moet zijn. In dit geval geldt dat voor de ringslang en de das. De kwaliteit van de te restaureren vijver als biotoop van de ringslang gaat slechts korte tijd (tijdens en kort na werkzaamheden) achteruit. Daarna zal het biotoop zich snel herstellen en een hogere kwali-


Voor Flora- en faunawet tabel 3 soorten die ook op Habitatrichtlijn bijlage IV staan is geen ontheffing mogelijk. In alle gevallen dient er voor gezorgd dat de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste verblijfplaats gegarandeerd is. Voor vleermuizen (watervleermuis) die foerageren boven het water blijft de functionaliteit van het leefgebied gewaarborgd. Er is voldoende jachtgebied in de zeer directe (aangesloten) omgeving in de vorm van waterpartijen aanwezig. In verband met mogelijke verstoring van vleermuizen dient alleen na zonsopgang en voor zonsondergang gewerkt te worden. Voor de mogelijke (maar niet aangetoonde) aanwezige andere soorten (zie amfibieën hfdst.4) van tabel 3, is de functionaliteit van het voortplantingsen/of vaste rust- en verblijfplaats gegarandeerd. Er is voldoende geschikt (vergelijkbaar tot beter) biotoop aansluitend op het plangebiedje (de te restaureren vijver). Tijdens de werkzaamheden aangetroffen dieren worden verplaats naar deze plekken. Na restauratie van de vijver zal de kwaliteit naar verwachting snel hertstellen en een beter biotoop voor de meeste van deze soorten vormen.

Met betrekking tot vogels geldt dat alle werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats moeten vinden. Ook mogen geen broedvogels buiten het “gehanteerde” broedseizoen (1mrt-15juni) aanwezig zijn.

7.2. Eindconclusies

De geplande werkzaamheden zijn niet in strijd met natuurwetgeving mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: - de werkzaamheden worden uitgevoerd tussen 15 juli en 1 november (met uitloop in december, mits de watertemperatuur hoger is dan 10 graden Celsius); - er wordt niet voor zonsopkomst en na zonsondergang gewerkt; - de werkwijze in H4 dient gevolgd; - om aan de zorgplicht te voldoen worden vissen en andere aangetroffen dieren verplaatst naar een geschikt biotoop (de naastgelegen vijver); - van eventueel aanwezige zwaarder beschermde diersoorten is aangetoond dat de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste verblijfplaats gegarandeerd is. Wel moeten betreffende dieren overgeplaatst worden naar een geschikt biotoop (vijver of oever naast planvijver).

23 Q u i c k s c a n F f - w e t Tw i c k e l R e s t a u r a t i e v i j v e r ‘ d e W i j e r t ’

teit ontwikkelen voor de ringslang dan daarvoor. Voor aanvang van de werkzaamheden dient gecontroleerd op aanwezigheid van ringslangen. Deze dienen verplaatst te worden naar geschikt biotoop in de omgeving. De das gebruikt de graslanden om de vijver mogelijk als foerageergebied. Om verstoring te voorkomen dient alleen tussen zonsopgang en zonsondergang gewerkt te worden.


Bijlage 1a: Relevante deel “Gedragscode Unie van Waterschappen”

Baggeren van bodems, herprofilering en herstelwerkzaamheden aan oevers Het betreft hier werkzaamheden die tot doel hebben het watersysteem te laten voldoen aan de maatvoering die in de legger of in onderhoudsplannen is neergelegd. Dat kan zijn in termen van onderhoudsdiepte, aan/ afvoercapaciteit of doorstroomprofiel. In tegenstelling tot het jaarlijkse maaien en schonen, wordt het baggeren doorgaans niet vaker dan eens per acht jaar uitgevoerd. Dit leidt dus automatisch tot een fasering in tijd en ruimte. Bij de uitvoering wordt rekening gehouden met bestaande richtlijnen voor de temperatuur van het water (tussen 10 en 25° C). Als die te hoog of te laag is, dan is extra voorzorg noodzakelijk. Bij een te lage temperatuur raken vissen en amfibieën inactief waardoor zij niet meer kunnen vluchten. Bij een te hoge temperatuur kan zuurstofloosheid van het water ontstaan. Op plaatsen waar juridisch zwaarder beschermde soorten (tabel 2,3 van hoofdstuk 5) worden verwacht, stemt het waterschap de datum van de werkzaamheden en de methode af op de instandhouding van deze soorten. Naar volgorde van voorkeur vinden de werkzaamheden in de volgende periodes plaats: - baggerwerkzaamheden worden in beginsel uitgevoerd in de periode van 15 juli tot 1 november, met een voorkeur voor de maanden september en oktober. Dit is de periode tussen de voortplanting en de winterrust van vissen en amfibieën. Bovendien hebben in deze periode vrijwel alle water- en

oeverplanten zaad gezet. In de maanden november-december kan nog worden gebaggerd zo lang de winterrust van vissen en amfibieën nog niet is ingetreden, dat wil zeggen, zolang de watertemperatuur boven de 10° C blijft; - in tweede instantie kan slechts gebaggerd worden tussen 1 juni en 15 juli en na het intredenvan de winterrust (tussen 1 november en 15 maart), mits de werkzaamheden op kleinere schaalgefaseerd plaatsvinden. Dat wil zeggen als ook lokaal zo veel leefgebied wordt gespaard(minimaal 25%), als nodig is om de functies van het leefgebied van te beschermen soort(en) te kunnen behouden. Door fijnmaziger te werken kunnen te beschermen soorten vluchten, dan wel de gebaggerde delen opnieuw bevolken. Tussen 1 juni en 15 juli moet bovendien goed gelet worden op broedende vogels en bloeiende of zaadbevattende juridisch zwaarder beschermde planten; - in de periode van half maart tot half juli (broeden voortplantingperiode) worden de werkzaamheden alléén uitgevoerd als dit vanwege de primaire waterschapstaken niet anders kan en met de nodige voorzorg. De voorzorgsmaatregelen worden, met het oog op controle door handhavende instanties, goed gedocumenteerd. Voor de soorten uit tabel 3 in hoofdstuk 5 geldt bovendien de eis dat voor de werkzaamheden geen alternatieven voorhanden mogen zijn. Bovenstaande fasering in ruimte en tijd biedt doorgaans voldoende bescherming voor soorten die frequent, maar diffuus in bepaalde regio’s voorkomen, zoals de bittervoorn en het bermpje. Bij


soorten die voorkomen als lokale populaties op specifieke locaties, zijn aanvullend schadebeperkende maatregelen nodig. Dat geldt ook voor de waardplanten of gastheren van de beschermde soorten. De maatregelen worden gespecificeerd in het onderhoudsplan zoals: - delen van de slootvegetatie en van de waterbodem (minimaal 25%) worden gespaard, zodat tebeschermen soorten kunnen vluchten, dan wel de gebaggerde delen opnieuw kunnen bevolken. Dit kan door het werkgebied gefaseerd te baggeren; - er wordt natuurvriendelijk materieel ingezet en/ of een sparende techniek toegepast; - te beschermen soort(en) worden tijdelijk weggevangen of ge誰soleerd van dat deel van de watergang waar de werkzaamheden plaatsvinden; - op de kant gedeponeerde bagger wordt direct gecontroleerd op aanwezigheid van te beschermen soorten. Deze worden teruggezet in het water. Dat geldt ook voor hun eventuele waardplanten en gastheren, zoals zoetwatermosselen in het leefgebied van de bittervoorn; - op plaatsen waar te beschermen soorten voorkomen die afhankelijk zijn van krabbescheergemeenschappen (waaronder groene glazenmaker, zwarte stern) wordt minimaal 50% van de vegetatie en waterbodem gespaard. Tijdens het baggeren worden op de kant gedeponeerde krabbescheerplanten zoveel mogelijk teruggeplaatst; - op plaatsen waar voortplanting van kamsalamanders wordt vermoed, worden werkzaamheden pas na 1 oktober uitgevoerd; - indien niet kan worden voldaan aan de gedrags-

regel om 25% van vegetatie en slootbodem ongemoeid te laten (50% op plaatsen waar te beschermen soorten voorkomen die afhankelijk zijn van krabbescheer), dan dienen zodanig andere maatregelen te worden getroffen, dat het baggeren van de watergang niet van wezenlijke invloed is op de populaties van te beschermen soorten. Bij het vaststellen van dergelijke maatregelen en het toezicht op de uitvoering daarvan dient een ter zake deskundige te worden ingeschakeld. De maatregelen dienen te worden vastgelegd en de effecten daarvan op de betreffende soorten dienen te worden gemonitord. Bij het afzetten van bagger of slootmaaisel op land wordt rekening gehouden met beschermde terrestrische soorten. Dat laat de ontvangstplicht door aangelanden onverlet. Bij herstelwerkzaamheden aan watergangen en oevers worden zo nodig aldaar en in de directe omgeving schadebeperkende maatregelen getroffen, afhankelijk van de te beschermen soorten ter plaatse. Aanwezige vogels en hun nesten worden opgespoord en gespaard.


Bijlage 1b: Relevante tweede deel “Gedragscode Unie van Waterschappen”

Afdammen, dempen of vergraven van wateren Het afdammen, dempen of leegpompen van watergangen wordt op plaatsen waar juridisch zwaarder beschermde soorten worden verwacht in beginsel uitgevoerd in de periode tussen 15 juli en 1 november, dat wil zeggen na de voortplantingsperiode en vóór de winterrust van vissen, amfi bieën en reptielen. Als het niet mogelijk is om in deze periode te werken, dan is extra voorzorg nodig. Bij werkzaamheden tijdens de broedperiode kan men ervoor kiezen het werkgebied tijdelijk ongeschikt te maken voor broedvogels door de vegetatie zeer kort te houden of tevoren te frezen en/ of door deze dagelijks te betreden. Dergelijke maatregelen dienen uitsluitend het voorkómen van de vestiging, niet het bestrijden van al aanwezige (vogel)soorten. Met deze aanpak kan men toch de noodzakelijke werkzaamheden in het voorjaar uitvoeren, zodat de vegetatie zich voor de winter kan ontwikkelen. Voorafgaand aan het dempen of vergraven van de watergang wordt deze zoveel mogelijk vrij gemaakt van juridisch zwaarder beschermde dieren en planten: - juridisch zwaarder beschermde planten worden ruim uitgestoken en elders teruggeplaatst, voor zover soorten lokaal in hun voorkomen bedreigd worden door de ingreep en deze ingreep onvermijdelijk is; - juridisch zwaarder beschermde dieren worden weggevangen voorafgaande aan het dempen van de sloot en teruggeplaatst in geschikte biotopen in de omgeving, wanneer deze door de

ingreep worden bedreigd; - wanneer het gaat om leefgebieden van soorten die genoemd worden in tabel 3 van hoofdstuk 5 wordt voorafgaand aan het dempen eerst voldoende nieuw habitat ingericht. Deze nieuwe habitat moet ecologisch functioneren alvorens tot demping wordt overgegaan. - Bij het dempen van een watergang wordt het water één richting uitgedreven naar een naastliggende sloot, opdat aanwezige vissen en amfi bieën kunnen ontsnappen. - Bij leegpompen van een watergang worden overige vissen en amfibieën tijdig weggevangen en elders uitgezet. Het uitsteken van beschermde planten, het vangen van beschermde dieren en het elders terugplaatsen gebeurt onder begeleiding van en op aanwijzing van een ecologisch deskundig persoon met kennis van de betreffende soorten.


Bijlage 2: Instandhoudingssoorten waarvoor natura 2000 gebieden in de nabije omgeving van de werklocatie zijn aangewezen

Instandhoudingssoorten ”Uiterwaarden IJssel”

Instandhoudingssoorten ”Veluwe”



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.