14 minute read
DUURPROEF
DE TOEKOMST
Wat is de kracht van Wiertsema & Partners? ‘Wij brengen kwaliteiten bij elkaar’, luidt het antwoord van directeur Duco Kriele: ‘Sommige bedrijven zijn heel goed in sonderen, maar ze kunnen niet boren. Wij wel, en dan hebben we ook nog een heel goed lab. We zijn geen generalisten. Integendeel: we verbreden juist in specialisaties.’
Advertisement
Geotechnisch adviseur Pieterjan van Boven noemt het bedrijf ‘een pareltje, dat nog meer kan en moet schijnen’. Hoe dan? ‘We zijn klein en wendbaar: we kunnen snel schakelen in technieken. Als we geconfronteerd worden met een relatief nieuwe techniek, dan hebben wij maar een beperkt aantal sondeerauto’s waarvoor we de afweging moeten maken: bouwen we ze om of niet? We hebben niet een beslisstructuur van vijf managementlagen, die allemaal hun geurspoor moeten achterlaten in de besluitvorming. Soms kan hier op gevoel gezegd worden: dat willen we weten, dat gaan we uitzoeken. En of dat geld oplevert is minder belangrijk, we willen het voor onszelf weten. Bij het verbeteren van de kwaliteit van de waterspanningssonderingen voor dijkonderzoek hebben wij als bedrijf het voortouw genomen. Dan ga ik wel glimmen: wij zijn het bedrijf dat dat heeft gedaan.’
Na veertig bewogen jaren staat Wiertsema & Partners er goed voor. Controller Klaas Jan Wiersma heeft de trends achter de cijfers in beeld: ‘We hebben veel vaste klanten. Niet alleen in de bouw, die kwetsbaar is bij economische tegenwind, maar ook bij instellingen die minder conjunctuurafhankelijk zijn, zoals gemeenten en waterschappen. Daarnaast hebben we ook heel veel particulieren, maar die opdrachten zijn meestal voor kleine bedragen. Die maken in totaal tien tot twintig procent van de omzet uit.’
De voornaamste uitdaging zou je als een luxeprobleem kunnen zien: er is te veel werk. ‘Op dit moment moeten we dingen laten liggen. Da’s zuur: dat ik als ondernemer nee moet verkopen’, zegt Duco. Verdere groei zou een logische stap zijn, maar is in het huidige economische klimaat makkelijker gezegd dan gedaan. Hoe kom je aan mensen? ‘Ik kom hier uit de buurt, uit Niebert’, zegt Johann van der Kaap: ‘En dat geldt voor de hele oude garde. Maar als je nu een senior adviseur wilt hebben, of een geohydroloog... Haal die maar eens
uit de provincie. Je hebt toch iemand nodig die in Delft of in Wageningen gestudeerd heeft. Hoe krijg je zo iemand hier?’
Het is een vraag die ook in de toekomst belangrijk blijft, omdat er geen redenen zijn om aan te nemen dat het werk opdroogt. Al sinds 2007 is Wiertsema & Partners nadrukkelijk betrokken bij diverse dijkprojecten. ‘Daar hebben we enorm in geïnvesteerd’, zegt Duco. Wat is daar zo belangrijk aan? ‘Bij de dijken gaat het om ons overleven als land’, legt zijn mededirecteur Kees-Jan van der Made uit: ‘Dijkverbetering kost je tien miljoen euro per kilometer. Dan is er winst te behalen in de techniek die wij leveren. In de woningbouw bijvoorbeeld is dat veel minder het geval. Je gaat geen gloednieuw sondeersysteem ontwikkelen voor woningen, want dat kost maar een paar honderd euro per onderzoek. Maar bij de dijken wordt alles uit de kast getrokken om dat optimaal door te rekenen. Het verschil tussen een goedkope en een dure oplossing is miljoenen euro’s
per kilometer. Dan kun je met extra investering in onderzoek heel veel besparen. En dat onderzoek kunnen wij doen. Als we in Nederland in het huidige tempo dijken versterken en aanpassen aan de huidige normering, dan zijn we veertig jaar bezig.’
De prioriteiten van de overheid mogen wisselen, maar dijkversterking is een constante, aldus Kees-Jan: ‘Als Nederland overstroomt zijn we failliet. Met de zak geld die nu voor de dijkverbeteringen is gereserveerd kun je niet schuiven. Die moet aan onze waterveiligheid worden besteed.’ Belangrijk is om er als bedrijf bovenop te zitten, niet alleen voor de omzet, maar ook vanuit een breder belang: ‘We doen al veel geofysische metingen voor verschillende partijen. Een van de dingen die je daarmee kunt meten is de verdeling van zoet en zout water in de Nederlandse ondergrond. Die verdeling kan verschuiven: door de zeespiegelstijging en langdurige drinkwateronttrekkingen kan deze bijvoorbeeld omhoog komen. Als
JAN PIETER SCHUITEMAKER
ze in Amsterdam of het Oosten niet uitkijken, drinken ze daar over een poosje zout water. Maar ook in Friesland komt het zoute water omhoog. Daar heb je in sommige gebieden maar een zoetwaterlens van zestig centimeter. Dan kun je net aardappels telen. Dus als de zeespiegel nog een meter stijgt, hoe wordt dat dan?’ Duco voegt daar aan toe: ‘Wij vinden het leuk om daarover mee te denken. Dat is het verschil met sommige andere bedrijven: wij vinden zo’n thema ook gewoon interessant. Bijvoorbeeld de Markerwadden, daar zijn ze heel innovatief met slib. Daar hebben wij met een hartstikke leuk onderzoek aan mee gedaan.’ Zo’n onderzoek heeft altijd impact: ‘We gaan in Nederland nieuwe dijken maken. Die zijn bedekt met klei. Maar ga je Nederland nou afgraven voor die kleidekking of haal je die ergens anders vandaan? Havens slibben dicht en de schepen krijgen een steeds grotere diepgang. Dus de gaten van de havens moeten steeds dieper. Daarmee ga je tegen de natuur in. Dat gaat geld kosten, want de natuur is toch sterker dan wij. Dat ga je niet redden.’ In de afwegingen tussen dergelijke keuzes doet Wiertsema & Partners graag mee.
Ook internationaal staat het denken op dit terrein beslist niet stil, maakt Pieterjan duidelijk: ‘In Nederland denken we dat we wereldberoemd zijn in het beheer van dijken. Maar sinds Hurricane Katrina gaat de hele dijkveiligheid een andere kant op. In Nederland waren we niet snel met het aansluiten bij die nieuwe normen. Wij hebben als Nederland ook veel te verliezen, want ondanks dat een groot deel van het land onder zeeniveau ligt, hebben we sinds de stormvloed van 1953 geen grote dijkdoorbraken meer meegemaakt. De Nederlandse rekenmethode leek op basis daarvan betrouwbaar. Maar de gebruikte rekenmodellen sloten niet aan bij de internationale standaard. Tegenwoordig wordt er daarom gewerkt met nieuwe rekenmodellen en nieuwe benaderingen. Waarom zou je een dijk rond een weiland met twee
boerderijen net zo zwaar versterken als bij een stad? Waarom zet je die boerderijen niet op terpen? Dat is veel goedkoper dan de hele dijk versterken. In de nieuwe rekentechnieken die we gebruiken zitten meer mogelijkheden om te nuanceren.’
Ook daarom staat Wiertsema & Partners vooraan als het gaat om het ontwikkelen van nieuwe normen, benadrukt Duco: ‘Wij zitten bij de instanties waar de nieuwe normen worden bedacht.’ Kees-Jan: ‘De digitale wereld verandert en onze bedrijfstak ziet er over tien jaar heel anders uit. Als je de data beheert en beheerst, doe je mee.’ Probabilistisch rekenen is de toekomst. ‘Hoe meer data je hebt, hoe beter de aannames die je kunt maken’, aldus Duco. Adviseur Jan Pieter Schuitemaker: ‘We gaan toe naar een bedrijf dat data beheert en deze op een slimme manier inzet.’ Ook oprichter Jan Wiertsema stelt zich veel voor van de huidige ontwikkelingen: ‘Met big data zie je verbanden die je nooit eerder hebt gezien.’
Maar die data moeten nog altijd ergens vandaan komen. En daarbij blijven boren en sonderen essentieel. Ook op die terreinen blijft de techniek zich ontwikkelen. ‘Binnenkort kan een boorder of sondeerder via zijn tabletje zijn gegevens ophalen’, vertelt Tonny Kroese van de tekenkamer: ‘Dat betekent geen papier meer, geen tekeningen in de hand. De boorder of sondeerder kan zelf zijn punten op de juiste positie in het veld uitzetten. Dat betekent minder tussenstappen: de data zijn meteen beschikbaar, de doorlooptijd wordt korter.
Bij al die spannende ontwikkelingen is er toch altijd één constante. Dat is de grond zelf. ‘De natuur heeft tijd nodig’, weet Pieterjan. Een voorbeeld uit zijn studie heeft hij altijd onthouden. Bij de bouw van verkeersknooppunt Prins Clausplein in de jaren tachtig, bleven de zandterpen, die ervoor moesten zorgen dat de grond kon uitconsolideren, gewoon vijf jaar liggen: ‘Het idee was: we nemen de tijd om onzekerheden weg te nemen. Tegenwoordig moet
DUCO KRIELE
zoiets soms in een half jaartje klaar zijn. Wij kunnen hier van alles onderzoeken, maar als je kijkt naar de reactiesnelheid van grond, dan zit daar ook in de laboratoriumresultaten zomaar een factor tien verschil in. Dat heeft niks met de kwaliteit van de proef te maken, maar met de schaalgrootte ervan. Die kunnen we niet zomaar groter maken, want dan zouden we maanden extra bezig zijn. Maar als je in de planning hebt staan dat je op zes maanden voorbelasting rekent, dan zegt die natuur: jij kan wel denken dat zes maanden genoeg is, maar ik ben nog niet zover.’
ALLES KUNNEN DOEN
Johann van der Kaap
Hoofd laboratorium
‘Grondmechanica? Ik wist niet eens wat het was. Dat kreeg je niet op de Middelbare Landbouwschool’, zegt Johann van der Kaap lachend. De boer waar hij toentertijd ‘onder de koeien zat’, had hem bij Wiertsema aanbevolen: ‘Johann kan wel wat, zei hij.’ Jan Wiertsema liet hem handboren en koppelde hem aan Goitse van Wijk. Samen deden ze veel klussen voor de NAM, eerst bij de jaknikkers, daarna ook op de gaslocaties. Zoals zoveel medewerkers van het eerste uur, heeft hij het vak in de praktijk moeten leren, met de nodige cursussen als ondersteuning: ‘In het water leer je zwemmen. Doe maar een proef, zeiden ze. En als je er niet uitkomt, dan vraag je maar. Zo ging dat. Als ik nu blanco binnen zou komen, met de eisen die vandaag gelden, dan zou ik het niet redden. Ik ben blij dat ik alles heb kunnen doen, van veldwerker tot hoofd van het lab.’ Het laboratorium is zijn trots. ‘We maken van de grond een getal’, zo vat hij het werk van de afdeling samen. Toen hij vijftien jaar geleden hoofd werd, was het nog een behoorlijk klein onderdeel. Inmiddels is het aparte club, met twintig medewerkers en een eigen locatie, een paar honderd meter van het hoofdgebouw. ‘Toen we verhuisden, was het plan om tussen de middag in het hoofdgebouw te blijven eten. Maar na een maand... Het werkte niet. Nu lunchen we hier.’ De mensen die er de afgelopen vijf jaar bij zijn gekomen, kennen de mensen op het hoofdkantoor minder goed: ‘Je komt elkaar wel tegen, maar je vormt toch een aparte groep, daar ontkom je niet aan.’
VIA EEN OMWEG
Yvonne de Man
Geotechnisch adviseur
Werken in de geotechniek kan een late roeping zijn. Yvonne de Man studeerde biologie en werkte tien jaar als klinisch perfusionist in Leiden, wat inhield dat ze de hart-longmachine bediende bij openhartoperaties. Toen haar man een baan in Friesland kreeg, vond haar lang onderdrukte liefde voor civiele techniek alsnog een uitweg. Ze liet zich omscholen en na een stage bij het Wetterskip mocht ze bij wijze van afstudeeronderzoek een klusje gaan doen bij Wiertsema & Partners: een stappenplan voor een beoordelingsinstrumentarium voor de primaire waterkering. ‘En toen mocht ik blijven’, vertelt de geotechnisch adviseur.
Maken die eerdere omwegen haar tot een buitenbeentje? ‘Nee hoor’, zegt ze: ‘Maar wat ik wel merk is dat mensen op grond van mijn leeftijd denken dat ik al heel ervaren ben. Terwijl ik dit werk pas twee jaar doe.’ Bij Ring Zuid, de verbouwing van de zuidelijke rondweg van Groningen, waaraan ze met verschillende andere collega’s is ‘uitgeleend’, merkt ze steeds opnieuw hoe complex de lokale bodem is. ‘De variatie hier is enorm. Tien meter verderop kan het weer heel anders zijn.’ Dat maakt het spannend, vindt ze. Neem beton: dat meng je gewoon in een bepaalde verhouding. Kan bijna niet misgaan. Maar de ondergrond is complexer: ‘Mijn conclusies luisteren nauw: ben je te optimistisch, dan kan het misgaan, ben je te pessimistisch, dan kost het te veel tijd en geld. Daar het midden tussen vinden is een kwestie van ervaring. Je wilt aan de veilige kant zitten, maar niet te veel.’
RECHERCHEWERK
Pieterjan van Boven
Senior adviseur
Op vakantie mag Pieterjan van Boven graag gletsjerdalen bekijken. Wat voor sporen heeft het landijs getrokken? Hoe ziet die stuwwal er uit? Het helpt hem bij zijn werk, want dergelijke fenomenen komen ook in Nederland voor, maar dan verborgen onder de grond. ‘Het is puur recherchewerk’, zegt de geotechnisch adviseur / adviseur I&O. Neem zo’n oude meander bij Zuidhorn: ooit kronkelde op die plek een rivier. ‘En dat kan zomaar een veenafzetting in de ondergrond betekenen. Het besef van wat er allemaal in de grond kan zitten moet je wel hebben als geotechneut, anders kun je je werk niet doen’, zegt hij. Ook na elf jaar bij het bedrijf blijft de bodem hem verrassen: ‘We hebben wel eens gehad dat een boorder terugkwam uit de buurt van Schoonebeek met een stuk leisteen. Eerst denk je: dat kan niet. Maar dan besef je je: ja, we hebben in de ijstijden en in de periodes dat het landijs smolt ook nog een hoop transport gehad vanuit het oosten. Daar denken we vaak niet aan, omdat het ijs hier voor het grootste deel uit het noorden kwam.’
Ook invloeden van korter geleden kunnen voor behoorlijke verrassingen zorgen, is zijn ervaring: ‘Zeker in stedelijk gebied is alles al een keer over de kop gegaan. Maar op het platteland ook: soms ligt ergens zomaar een oude dijk. Een deel van de informatie kun je soms terugvinden op historische kaarten. Maar die zijn niet altijd even nauwkeurig.’ Je kunt heel veel dingen veronderstellen, wil hij maar zeggen, maar die check moet toch echt een keer plaatsvinden: ‘Als je terugkijkt naar waar in de civiele techniek zaken fout zijn gegaan, dan is dat vaak omdat men aannames deed bij de engineering en die niet verifieerde. Dan geldt: “Geotechnisch onderzoek, je betaalt er voor, of je het nu uitvoert of niet”.’
SERIEUS METEN
Arjan Hingstman
Medewerker geomonitoring
‘Geen mens is gelijk, maar dat geldt voor palen ook’, vindt Arjan Hingstman van de afdeling geomonitoring. Dit werk kun je nooit op routine doen, wil hij maar zeggen. Het blijft opletten. Maar er is één in beton gegoten regel: ‘Een paal is goed of hij is niet goed. Daar ga je niet over onderhandelen.’
Arjan zit momenteel bij een groot project in de Eemshaven, waar hij de palen akoestisch doormeet. Een tik met de kunststoffen hamer op het beton resoneert door de paal en de resultaten daarvan komen keurig in een grafiekje te staan. Als de paal goed is, gaat hij met zijn meetkast naar de volgende. Maar soms is er ook wat mis. Insnoering bijvoorbeeld houdt in dat de diameter van de paal op een bepaald punt te smal is. Een andere mogelijkheid is dat er een breuk in de paal zit. En heel soms ontbreekt er ook een stuk, vertelt Arjan: ‘Ik heb een keer een paal gezien waarvan dertig centimeter gewoon was verdwenen: alleen de stangetjes van de wapening zaten er nog.’ Dat is de kracht van grondwater. Twaalf jaar geleden kwam Arjan vanuit de landbouwsector bij de nog kleine afdeling geomonitoring terecht. Toen was hij ‘de derde man buiten’; inmiddels werken er twaalf mensen, van wie zeven in de buitendienst. Hun werk is anders dan dat van de boorders en sondeerders, vertelt hij: ‘Bij een deformatiemeting kijk je of een woning aan het verzakken is of juist omhoog komt. Dat gaat op de tiende millimeter nauwkeurig. Dat is echt wel serieus meten.’
Als afdeling gelden ze een beetje als buitenbeentjes, weet Arjan: ‘We zijn veel alleen op pad. Eenzaam? Nee hoor. De radio hè?’ Een eigen whatsappgroep houdt ze op de hoogte van elkaars doen en laten. En aan het eind van het jaar gaan ze samen eten: ‘Ter afsluiting, als je weer een jaar hard gewerkt hebt met z’n allen.’
COLOFON
Dit jubileumboek verscheen in opdracht van Wiertsema & Partners BV in Tolbert. Dit boek is niet in de handel.
Tekst en interviews: Vormgeving: Fotografie:
Drukwerk Caspar Dullemond (Markt en Missie, Zwolle) Bureau Ketel, Nijmegen Sonny Tiwow (p. 2, 38, 40 + portretten) Bo Webexperts (p. 21) Binne-Louw Katsma Fotografie (p. 32–33) Henk Eisses (p. 39) Foto Boezerooy (p. 51) Archief Wiertsema & Partners DPN Rikken Print, Nijmegen