16 minute read

GRONDSLAGEN

Next Article
HET MAAIVELD

HET MAAIVELD

HET VERLEDEN

Op 13 september 1918 zakte de spoordijk bij Weesp over een lengte van maar liefst negentig meter weg, waardoor de trein uit Amersfoort ontspoorde, met dodelijk resultaat. Een onderzoek onder leiding van minister Lely leidde onder meer tot de aanbeveling om in Delft een laboratorium voor grondmechanica op te richten.

Advertisement

Drie van de geïnterviewden noemen dit moment als het startpunt van de geschiedenis van de bodemkwaliteit als wetenschappelijk vak; het terrein waarop Jan Wiertsema in de late jaren zestig zijn eerste schreden zette. De oprichter van het bedrijf, 73 jaar inmiddels, is een enthousiaste en gezellige prater, met een blik in de ogen die duidelijk maakt dat hij zich nog altijd graag door het leven laat verrassen. Anekdote volgt op anekdote en de gesprekpartner doet er goed aan de hoofdlijn in de gaten te houden, want voor je het weet is er weer een prachtig zijpad of veelbelovend vergezicht ontdekt.

Jan werd geboren in Zeeland, waar hij als jochie van zeven de watersnoodramp meemaakte. Later verhuisde het gezin naar Zwolle, het werk van Jans vader achterna. Jan kon gaan studeren, maar koos voor de plaatselijke HTS. ‘Ja waarom eigenlijk? Misschien heeft dat toch met genen te maken. Mijn grootvader was een succesvol man in de weg- en waterbouw. Hij werkte tot zijn zeventigste door. Mijn beide broers hadden techniek gedaan. Eigenlijk lag het een beetje in de lijn.’ De jonge Jan was gefascineerd door grond en water, struinde graag door de natuur, had een nieuwsgierige en onderzoekende houding... Alle ingrediënten voor zijn toekomstige werkterrein lijken hier al aanwezig. Maar achteraf is het gemakkelijk invullen. Toentertijd waren zijn doelen minder duidelijk, zegt hij. Op diverse momenten in het gesprek benadrukt hij de toevalligheid van zowel gebeurtenissen als keuzes. Alles had altijd anders kunnen gaan. Een mislukking kan een zegen blijken, een verkeerde afslag een redding.

Zo’n toevallig telefoontje, van een oud-klasgenoot, leidde hem naar Fugro, destijds het enige Nederlandse grondmechanicabedrijf van betekenis. ‘Ik moest adviezen schrijven. Ik heb daar intern een behoorlijke opleiding gehad, met cursussen in Gouda en Delft. De geologie greep mij: hoe komen al die lagen daar nou? Die miljoenen jaren oude

“HOE KOMEN AL DIE LAGEN DAAR NOU? DIE MILJOENEN JAREN OUDE CHAOS IN DE GROND VOND IK FASCINEREND”

JAN WIERTSEMA

chaos in de grond vond ik fascinerend.’ Fugro stuurde hem naar Groningen, waar het bedrijf in die jaren een voet aan de grond probeerde te krijgen. ‘Want jij hebt een Groningse naam, zeiden ze.’ Als een veterkoopman ging hij langs de deuren, om architectenbureaus en bouwbedrijven te winnen voor het toen gloednieuwe elektrische sonderen: ‘Met deze techniek kon je voor het eerst ook iets over de grondsoort zeggen. Daar kon ik het mee verdienen. Ik zei dan: ik kan u garanderen dat ik op tien centimeter nauwkeurig, zonder boren, kan zeggen hoe dik die veenlaag is. En dat was nog nooit gedaan’, vertelt hij glunderend.

Na tien jaar Fugro en enkele jaren bij de Volker-groep begon hij, eerst in deeltijd, maar vanaf september 1979 voluit, voor zichzelf. Hij kocht een 120 PK DAF van dertig jaar oud en liet daar een bak van militaire herkomst op monteren die hij in Nijmegen bij de dump had weggehaald. Zijn baas bij Volker gaf hem niet alleen een eerste mooie opdracht mee, bij de LNG-aanlanding, maar ook een sondeerapparaat op handkracht. Het ding staat nog altijd in de hal van het bedrijf.

Die eerste jaren gingen met vallen en opstaan, vertelt hij: ‘Tot december 1980 hebben we 120.000 gulden omgezet: heel weinig natuurlijk. Ik was zelf sondeerbaas en boorbaas en ik had een maat die mij hielp: Tönnis Oosterhuis, een oude boer die dolgraag wat anders wilde doen. We zijn veel samen op stap geweest. Dan kregen we bijvoorbeeld een opdracht om bij Oberhausen één sondering te maken in de Rijn. ’s Morgens om vier uur vertrokken we. Ik vergeet nooit hoe we bij Arnhem met zestig kilometer per uur de eerste heuvel opgingen, met allemaal toeterend verkeer achter ons. Ter plaatse stonden we met de auto half in het water. Het ging – letterlijk – voor geen meter, met al die keien. De stang brak zelfs af. ’s Avonds om elf uur waren we terug: 1400 gulden rijker, maar onze spullen waren kapot. Ja, je pakt alles aan.’ Improviseren was het

36 parool. Hij hield kantoor aan huis en ook het lab vond daar zijn oorsprong: zand werd onder druk gezet in de lege potjes Hak van de supermarkt. Zijn vrouw Hetty bleek een onmisbare steun: ‘Ik weet wel dat mannen altijd zeggen dat hun vrouwen naast hen hebben gestaan, maar echt, als ik haar niet gehad had! Alles heeft ze gedaan, het afdrukken, het rekenen en het tekenen ’s nachts...’

Tönnis is de eerste van een groeiende groep medewerkers. Jur de Boer (‘mijn grote vriend’), Jan Palsma (‘een kunstenaar’), Goitse van Wijk (‘goede vent – we hebben laatst nog samen een klus gedaan’) en Johann van der Kaap (‘gouden man’) zijn andere namen uit die beginjaren; de laatste drie zijn nog altijd in dienst van het bedrijf. ‘Ik heb vanaf het begin goede mensen om mij heen gehad’, zegt Jan tevreden: ‘Allemaal mannen uit de buurt: Jur woonde hier honderd meter vandaan, Johann woont achter mij. De meesten kwamen van de boerderij. Wat dat zegt? Ze zijn betrouwbaar, weten

met de natuur om te gaan en hebben gevoel voor de grond. Ze gaan niet bij de pakken neerzitten bij tegenslag, willen hard werken en zijn niet bang voor een druppel regen of een paar graden vorst. En staal is echt niet lekker om mee te werken in de vrieskou! Het zijn zeemannen – maar dan op het land.’

Goitse van Wijk kan zich die beginjaren nog goed herinneren: ‘Je pikte snel dingen op, omdat het een klein clubje was. ’s Avonds als je terugkwam zat je met elkaar om de tafel. Dan praatte je over de klussen die je die dag had gedaan. De beste leermeester was Jan zelf. Hij kon heel snel een oordeel geven over hoe grond eruit zag. Hij had fingerspitzengefühl, zoals dat heet. Je kunt er aan gaan zitten rekenen, vond hij, maar je moet het ook zien: als je het ziet, dan weet je het. Kennis van het terrein was voor hem belangrijk. Even praten met het oude boertje dat daar verderop woont. Jongens, hou dat toch in de gaten, zei hij dan.’

Het was soms behoorlijk primitief werken, weet zijn generatiegenoot Jan Palsma nog: ‘Tegenwoordig zakken we minder snel weg: we hebben allemaal rupsen nu. Met die wielauto’s was het af en toe behoorlijk stuntelen.’ Mobiele telefoons had je nog niet, vult Goitse aan: ‘Als je dan een probleem had in het veld, moest je naar een telefooncel. Zo kon je een tractor regelen, of, als je heel erg vastzat, een kraan. Op een gegeven moment kregen we – heel luxe – een semafoontje. Kon je opgepiept worden. Maar dan moest je nog altijd naar die telefooncel...’ Mooie tijden, maar: ‘Bij winterdag zat je soms elke dag vast.’ Een enkele keer was het eenvoudig op te lossen, vertelt Goitse: ‘We waren een keer hier vlak achter aan het sonderen, m’n collega en ik. Op een gegeven moment zaten we behoorlijk vast. Een andere collega kwam ons toen met zijn auto lostrekken. En daarna kwamen Jan en Hetty erbij om de straat aan te vegen! Teamwork was dat.’

Het waren jaren van gestage groei, van consolideren en van verbreden. Jan Wiertsema verwoordt het zo: ‘Er komt een moment dat je weet: we hebben wat staan, we zijn niet binnen een jaar weer failliet. Je begint als rietstengel en je wordt een eikenboom.’ Er werd milieuonderzoek gedaan, funderingstechniek werd een aparte tak, er werd geëxperimenteerd met warmte/koude opslag, de aanschaf van de Grietje W maakte de stap naar het water mogelijk. Maar de kern bleef hetzelfde, zegt Jan: ‘Wij zijn sterk in het maken van gaten. Gatenmakers zijn wij.’

Bij groei horen grotere investeringen, legt Jan uit: ‘Ik had een machine gekocht waar ik apetrots op was. Kostte 1,2 miljoen gulden. Die kon een gat maken van driehonderd meter diep. Dat is kunst hoor. Rembrandt is een kunstenaar, maar een boormeester ook. Bij een gat van honderd meter zit je al boven de lengte van de Martinitoren. En je kunt niets zien: je moet aanvoelen wat je doet. Het water

in het gat mag bijvoorbeeld niet te hard stijgen. Jan Palsma is een hele goeie, rustige man. Hij kan dat fantastisch. Hij werd in mijn tijd door klanten speciaal gevraagd. Je mag die boring hebben Wiertsema, zeiden ze dan tegen mij, maar we willen dat Jan het doet.’

Een andere investering was de professionalisering van de laboratoriumtak. ‘Het dijkonderzoek, waar we rond 2005 mee begonnen, vroeg om proeven die wij nog niet konden doen’, legt Johann van der Kaap uit. Wiertsema & Partners nam de inboedel over van Omegam, wat de eerste drie triaxiaalopstellingen opleverde. ‘We keken als een boer naar een vliegtuig’, herinnert Jan Wiertsema zich de kennismaking met het geavanceerde materiaal. Het lab was een ‘gouden greep’, vindt hij nog altijd: ‘Als je de goede mensen en de goede spullen hebt, dan loopt dat gewoon: een fabriekje waar de koekjes uit komen rollen.’

Met de groei kwamen ook nieuwe specialismen. Jan: ‘Je had de mannen die altijd buiten waren, maar langzamerhand kwamen er ook steeds meer mensen die binnen zaten. Voor de verwerking van gegevens, of in ondersteunende functies. Die werelden moest je in harmonie met elkaar laten functioneren. Met vier man binnen en zestien buiten, kon ik dat zelf nog wel een beetje sturen. Dan kun je nog steeds op vrijdagmiddag samen een pilsje drinken. Ook toen we verder groeiden, ging ik nog iedere ochtend alle werkplekken langs. Hoe gaat het? Wat denk je? Wat doe je? Dat is ook mijn makke: het moet overzichtelijk zijn, ik kan geen honderdvijftig man aansturen.’

PARTNERS IN LEVEN EN WERK: JAN EN HETTY WIERTSEMA BIJ ZIJN AFSCHEID VAN HET BEDRIJF IN 2007

Met een vooruitziende blik verzamelde hij de mensen om zich heen die hem op termijn zouden vervangen: Duco Kriele en Kees-Jan van der Made. In 2007 ging hij met pensioen, maar loslaten bleek moeilijk: ‘Het is je kindje. Ik ben dit bedrijf vanaf nul begonnen; een levenswerk van 32 jaar.’ Maar met het bedrijf op stevige grond, kreeg hij langzaam maar zeker vrede met de nieuwe situatie. Hij ging zich weer richten op het werk waar het op zijn twintigste allemaal mee was begonnen: ‘Morgen ga ik weer boren met een van de jongens. Adviezen geven doe ik nog steeds. Ik ben en blijf een potkleimannetje.’ Hoe lang nog? ‘Mijn grote voorbeeld, Kees Joustra van Fugro, bleef tot zijn tachtigste bezig. Ik ben nu 73 en ik vind het nog steeds leuk. Ik wil wel een beetje levendig blijven.’ Daarbij moet één ding duidelijk zijn: ‘Ik kom alleen op aanvraag op kantoor. Ik moet de mensen niet voor de voeten lopen.’ Wat is hem het meest bijgebleven van die afgelopen veertig jaar? Voor het eerst in het gesprek valt er langer dan twee seconden een stilte. Dan: ‘Dat we bij ons 25-jarig bestaan met het hele personeel naar IJsland zijn gegaan. Je moet het ook vieren, vind ik. Ik zei: we gaan naar de gletsjers, waar de potklei vandaan komt. Daar praten mensen nog over.’ Een ander hoogtepunt is van hemzelf alleen: ‘Ik was in Florida. Met mijn handsondeerapparaatje stond ik midden in een moeras. Opeens een enorm lawaai! Passeert er vlakbij een gigantische schildpad, die zich niks van mij aantrekt, maar gewoon langshobbelt.’ Hij zegt het met stralende ogen. Ook dat moment heeft zijn bedrijf Jan Wiertsema gebracht.

Verbanden

De naam ‘Wiertsema & Partners’ is een onvermijdelijke vereenvoudiging van de werkelijkheid. De eerste jaren van zijn bestaan heet het bedrijf anders. In september 1979 – het moment waaraan het huidige jubileum is gekoppeld – richt Jan Wiertsema zijn BV op. Samen met Inpijn Blokpoel BV ontstaat hieruit in februari 1980 ‘Raadgevend Ingenieursbureau Wiertsema-Inpijn-Blokpoel BV’. In 1990 verandert de naam in Wiertsema & Partners BV.

Verschillende bedrijven zijn aan Wiertsema & Partners verbonden geraakt. Offshore activiteiten worden sinds 2007 uitgevoerd door zustermaatschappij Marine Sampling Holland te Velsen-Noord. Samen met de BK groep sticht Wiertsema & Partners in 2011 CEGE Caribbean, ‘hét veelzijdige ingenieursbureau in het Caribisch gebied’. En in 2016 wordt in nauwe samenwerking met Ravensrodd Consultants Ltd het zusterbedrijf SEMASO opgericht, dat gespecialiseerd is in sedimentmanagementoplossingen in kustgebieden wereldwijd.

IK HEB GEEN IDEE WAT ER VOOR NODIG IS OM ZESTIG METER IN DE GROND TE BOREN. MAAR IK WEET HOE IK HET MOET FACTUREREN

PENNINGMEESTER VAN EEN HECHTE CLUB

Klaas Jan Wiersma

Controller

Dit is zijn negende baan, rekent Klaas Jan Wiersma even snel uit. Onder meer een bank, een ritsenfabriek en een reisbureau gingen aan zijn huidige werk als controller bij Wiertsema & Partners vooraf. Hij doet inmiddels ruim vier jaar de financiën van het bedrijf: ‘Ik maak ieder kwartaal rapportages voor het managementteam. Daarnaast doe ik de omzetcijfers en de prognoses voor het komende jaar. Momenteel zijn we druk met de jaarrekening.’ Zijn de cijfers die hij presenteert wel eens een verrassing? ‘Bijna nooit. Er zijn natuurlijk variaties, maar die horen bij zo’n seizoensgebonden bedrijf. De eerste maanden van het jaar is meestal betrekkelijk rustig en aan het einde van het jaar het drukst. De cijfers zien er goed uit: het is een heel gezond bedrijf.’

Heeft hij genoeg feeling voor het typische werk dat hier wordt gedaan? ‘Te weinig’, geeft hij toe: ‘Ik zou nog altijd eens met iemand mee naar buiten, maar dat blijft er dan weer bij. Ik heb geen idee wat er voor nodig is om zestig meter in de grond te boren. Maar ik weet hoe ik het moet factureren. Als je bij sonderen moeilijk in de grond komt, moet er een casing omheen. Daar moeten extra kosten voor gerekend worden. Dat is voor mij van belang.’

Wat vindt hij van het bedrijf? ‘Het is een hechte club, met veel jonge mensen. Echt een enthousiaste groep.’ Hij is penningmeester van de personeelsvereniging, zegt hij met een glimlach: ‘Dat hoort er een beetje bij als je in financiën werkt. Ik was eerder ook penningmeester van de peuterspeelzaal, de ouderraad en de badmintonclub.’

DE KENNIS DIE JE OPDOET IS ALTIJD NUTTIG . IN DIE ZIN ZIJN ER GEEN MISLUKKINGEN

ONDERNEMEND

Duco Kriele

Algemeen directeur

Duco Kriele had 23 jaar in de aannemerij gewerkt toen hij algemeen directeur werd bij Wiertsema & Partners. Zo zat hij voor Ballast Needam vier jaar in het Midden-Oosten, bij Heijmans was hij directeur. ‘Toen ik hier kwam, zullen ze vast gedacht hebben: wat moet die aannemer hier? Het is toch een hele andere wereld. Maar Jan Wiertsema had een manager nodig; geotechnici waren er hier genoeg’, legt hij uit.

Je kunt nog zulke mooie dingen bedenken, maar als er geen geld wordt verdiend, heeft het weinig zin, benadrukt Duco: ‘Als we als directie discussies hebben is het vaak omdat ik vanuit mijn ondernemersgedachte denk: is dat wel een businessmodel? We doen ook wel eens dingen die niet lukken, daar heb ik niet zoveel moeite mee. De kennis die je opdoet is altijd nuttig. In die zin zijn er geen mislukkingen. Maar je moet wel een boterham verdienen.’ En dat is onder zijn leiding goed gelukt: ook in de crisisjaren bleef het bedrijf in de zwarte cijfers: ‘In 2011 hebben we een week iedereen naar binnen gehaald omdat er te weinig werk was. Maar we hebben nooit iemand om die reden hoeven ontslaan.’

Duco’s achtergrond was een voordeel bij de nieuwe koers die het bedrijf koos, namelijk de verbreding naar grote infrastructurele projecten, zegt collega-directeur Kees-Jan van der Made: ‘Hij weet wat aannemers nodig hebben. Hij kan de hele berekening voor ze doen, bij wijze van spreken op de achterkant van een bierviltje.’

Ook als manager deelt Duco het werkplezier van veel van zijn collega’s: ‘Het is voor een flink deel een hobby. Mijn vrouw snapt dat nog steeds niet, maar ik ga fluitend naar mijn werk.’

HET IS GEMOEDELIJK HIER. IEDEREEN IS GELIJK

WAT WIL DE KLANT ÉCHT?

Korien van der Heide

Medewerker bedrijfsbureau

Een dorpsgenoot van Korien van der Heide in Frieschepalen werkte al bij Wiertsema & Partners. Toen zij hem een keer vroeg wat dat voor soort bedrijf was, luidde het antwoord: ‘Dat is eigenlijk best lastig uit te leggen.’ Het weerhield haar niet om hier te komen werken. Eerst zat ze twee jaar op het secretariaat, inmiddels werkt ze ook al weer twee jaar op het bedrijfsbureau. Een logische overstap, vindt ze: ‘Door mijn tijd op het secretariaat wist ik wat elke afdeling deed en wat de wegen waren. Als klanten bellen wil ik weten wat ze willen. En ik wil weten waar ik het over heb.’ Daarom ging ze een enkele keer ‘mee met de buitendienst’ en deed ze de cursus grondmechanica en funderingstechniek.

Nu maakt ze offertes, vooral voor boren en sonderen. In haar portefeuille zitten onder meer de offertes voor particulieren: ‘Als het voor een woning is, een standaardonderzoek, dan ben je daar een kwartiertje mee bezig. Maar bij sommige andere aanvragen ben je gauw een uur verder.’ Het grote werk, bijvoorbeeld voor de Waterschappen, doet een collega: ‘Dan gaat het soms om tonnen. Dat zijn offertes waar soms wel een week werk in zit.’

Ze zitten met z’n vijven op de afdeling: ‘We hebben een hele fijne samenwerking. We kunnen eigenlijk alles wel hebben van elkaar. En als er iets is, dan praten we daar over. Ik vertrouw ze volledig. En we hebben veel lol – tussen het werk door natuurlijk.’ Ook het bedrijf als geheel bevalt haar prima. ‘Een oud-collega zei laatst dat ze de gezelligheid en de collega’s miste. Dat snap ik wel. Het is gemoedelijk hier. Iedereen is gelijk.’ Ze zit hier goed, voegt ze er aan toe: ‘Er is de mogelijkheid om te groeien. Wat ik zelf wil is de klant nog beter leren begrijpen. Wat wil hij echt? Wat is de vraag achter zijn vraag? Dat vind ik interessant.’

SOMS DENK IK: HOE KOMEN ZE DAAR BIJ? EEN HOOP WERK GAAT HIER OP BASIS VAN GEVOEL EN ERVARING . DIE MOET IK NOG VERDER ONTWIKKELEN.

WILLEN LEREN

Johannes Popma

Adviseur

Johannes Popma vindt te veel verschillende dingen interessant. Dat was op de middelbare school in Bolsward en tijdens zijn studie in Enschede en Delft al zo, maar ook nu bij Wiertsema & Partners werkt hij als geotechnisch én als geohydrologisch adviseur: ‘Ik ben nog bezig me dingen eigen te maken. Ik wil op beide terreinen verder. En voorlopig vinden ze dat prima.’

Het houdt zijn werk afwisselend. Vorige week zat hij in de grondwatermonitoring. Volgende week staat er een bemalingsadvies op het programma. En deze week schrijft hij funderingsadviezen voor de regionale busmaatschappij. Wat houdt dat in? ‘Er wordt hier een netwerk van elektrische bussen aangelegd, en de laadpalen en de installaties die daar bij horen moeten gefundeerd worden. Op basis van het grondonderzoek ben ik nu aan het doorrekenen wat voor fundering daarvoor nodig is. Ga je palen gebruiken, of is een zandbed voldoende? Ik geef advies op wat die grond kan hebben.’

Hij heeft het naar zijn zin hier, zegt hij: ‘Soms denk ik: hoe komen ze daar bij? Een hoop werk gaat hier op basis van gevoel en ervaring. Die moet ik nog verder ontwikkelen.’ Hij woonde twee jaar in Delft, maar dat vond hij ‘helemaal niks’. Wiertsema & Partners bracht hem terug in zijn geliefde Noorden: ‘Ik dacht: hier moet ik mooi blijven hangen.’ Al kan het altijd beter natuurlijk: ‘Ik zoek een plekje bij Bolsward in de buurt.’ Met een glimlach: ‘Een Fries kan niet in Groningen blijven wonen...’

This article is from: