12 minute read

EEN VERKENNING VAN DE TOPLAAG

Next Article
GRONDSLAGEN

GRONDSLAGEN

HET HEDEN

Wat kun je aflezen aan een bedrijfspand? Wiertsema & Partners is gevestigd in een modern gebouw op het industrieterrein van Tolbert, strak in de verf en zakelijk van uitstraling. De bedrijfsnaam staat met grote letters op de gevel, het klassieke logo tijdelijk aangevuld met een verwijzing naar het naderende jubileum.

Advertisement

Toen sondeermeester Goitse van Wijk hier 33 jaar geleden kwam werken, zat het toen nog piepkleine bedrijfje al op deze zelfde plek. ‘Oprichter Jan Wiertsema had toen net dit pand gekocht: een heel klein kantoortje met een loodsje erachter’, vertelt hij: ‘Maar van lieverlee is er van alles bijgebouwd, dusdanig dat het niet meer te herkennen is. Volgens mij is de computerruimte nog een oud gedeelte.’ Geen grootschalige sloop dus, maar geleidelijke aan- en bijbouw: een vleugel eraan, een verdieping erop. En het nieuwe laboratorium? Dat werd gewoon aan het eind van de straat neergezet.

Onherkenbaar veranderd, maar vanuit de basis nog hetzelfde... Wat geldt voor het pand, lijkt ook te gelden voor het bedrijf. De groei is in de afgelopen veertig jaar stevig geweest, maar altijd beheersbaar, op het organische af. De inhoud van het werk is enorm verbreed, zonder dat de oorspronkelijke inzet verdween. Jan Wiertsema begon ooit met grondonderzoek en dat is nog altijd de kern. Maar waar de nadruk twintig jaar geleden op woningbouw lag, gaat het nu met name om infrastructuur: dijken, wegen, aquaducten, windmolenparken. ‘We verdienden toen ook een goede boterham. Maar als je in de breedte gaat, sta je gewoon veel steviger. Dan kun je ook meer stabiliteit bieden voor je eigen mensen’, legt Kees-Jan van der Made, een van de twee directeuren, uit. Ook belangrijk: Wiertsema & Partners heeft inmiddels alle aspecten van de geotechnische keten in eigen hand; behalve uitvoering en onderzoek biedt het bedrijf ook advisering en geomonitoring. En niet te vergeten een kostbare collectie digitale data van de Nederlandse ondergrond.

Begonnen als eenmansbedrijfje, groeide het in de eerste dertig jaar naar vijftig personeelsleden. De afgelopen tien jaar vond er een verdubbeling plaats: inmiddels werken er ruim honderd mensen. Waar vroeger vrijwel iedereen ‘buiten’ werkte, is het aandeel van ondersteunende medewerkers behoor

lijk gegroeid. Op de begane grond zitten directie, administratie, financiën, tekenkamer en bedrijfsbureau, op de eerste verdieping geomonitoring en de adviseurs, achterin het gebouw de loods met het wagenpark, waar de buitendienst zijn basis heeft. Een kantine in de centrale hal brengt de medewerkers van de verschillende afdelingen bij elkaar.

En dan is er het lab. Voor een bedrijf waar mensen werken die over het algemeen niet van grote woorden houden, zegt de omschrijving van het eigen laboratorium als ‘het best aangeschreven geotechnisch laboratorium van Nederland’ wel iets. Het pand, een paar huisnummers verderop in het Feithspark, vormt de onmisbare schakel tussen het

grondwerk en de adviesfase. Hier komen alle monsters binnen om geanalyseerd en getest te worden, waarna de resultaten, soms voorzien van een advies, vertaald worden voor de klant. De plek is wat je je als buitenstaander bij een laboratorium voorstelt: een combinatie van het hypermoderne en het vertrouwenwekkend ouderwetse; een soort natuurkundelokaal voor volwassenen. Sommige gegevens komen uit computers rollen, andere daarentegen worden met een timmermanspotlood genoteerd. Grondmonsters vind je in verweerde houten bakken, in steriele bekerglazen en keurig in een rijtje op tafel, als zandtaartjes. Mensenwerk op zijn nauwkeurigst is dit: bij de samendrukkingsproeven worden de klassieke metalen gewichtjes

20 iedere dag handmatig bijgesteld, ook in de vrije weekenden en met Kerst en Oudjaar. ‘Voor een zorgvuldig resultaat doen we alles’, zegt hoofd van het laboratorium Johann van der Kaap. De metingen in kwestie worden ingevoerd in een computer uit een vroeger tijdperk, stand-alone en draaiend op DOS. Naast het plompe toetsenbord ligt warempel een stapeltje diskettes te wachten op gebruik.

Die combinatie van het uitzonderlijke en het basale is typerend voor het bedrijf. Aan elke zorgvuldig onderbouwde conclusie, elk afgewogen advies, ieder miljoenenproject of overleg over Europese bodemnormen gaat dat prikken in die bodem vooraf: op bouwplaatsen, in havens en op zee, op weilanden en op dijken. Overal waar iemand wil weten of de bodem geschikt is voor een bepaalde vorm van menselijke activiteit, daar kom je de mensen van Wiertsema & Partners tegen. Letterlijk met hun poten in de modder. En soms ook meer

dan dat, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het relaas van buitendienstmedewerker Koen Geurten: ‘Ik moest een keer een meting doen op een groot aardappelveld, waar ze een paar weken daarvoor archeologisch onderzoek hadden gedaan. Ik kom daar ’s ochtends vroeg, op winterdag, in de regen natuurlijk. Ik rups met die machine naar achteren, vijf- of zeshonderd meter over dat veld, bijna tot het eind. En daar zit een gat van anderhalve meter diep, wat ze ook weer mooi hadden dichtgemaakt, maar niet echt aangestampt natuurlijk. Ik voel de machine wegzakken. Ik denk: oh shit, ik moet terug. Maar toen was het al te laat. Ik heb het kantoor gebeld, en die hebben ervoor gezorgd dat er een graafmachine kwam. Best grappig eigenlijk, tot je zo’n machine moet gaan schoonmaken. Dan komen er kruiwagens modder onder weg.’

Die ongezellige combinatie van afgelegen weilanden, blubber en rotweer vormt de basis van vele anekdotes. Verhalen als deze komen in de

“VOOR EEN ZORGVULDIG RESULTAAT DOEN WE ALLES”

JOHANN VAN DER KAAP

gesprekken de hele tijd voorbij. De collega die aan het eind van de dag geen zin had om een half weiland óm te lopen, ging slootjespringen, bleef haken aan een stroomdraad en – bij een graadje of zes – voorover in het water viel. De andere collega die 25 minuten lang krampachtig de handrem van de wagen moest vasthouden, om te voorkomen dat hij achteruit de woonkamer van een dijkhuisje zou binnenrijden, en daar nog dagen last van had. Een derde collega die langzaam wegzonk in de drek en uiteindelijk laarsloos terug moest naar kantoor. En een vierde collega die om onduidelijke redenen nooit meer zonder hark op stap mag.

Zoals blijkt uit de zestien interviews met medewerkers die verspreid door dit boek te vinden zijn, is de bedrijfscultuur betrekkelijk informeel. ‘Mensen krijgen hier veel vrijheid, maar ook veel verantwoordelijkheid’, zegt directeur Duco Kriele zelf: ‘Als er iets is fout gegaan, dan wil ik graag dat mensen me uitleggen wat er gebeurd is en hoe dat de volgende keer anders kan. Fouten maken doet iedereen. We toetsen wel, maar we hebben geen afrekencultuur.’ Personeelsadviseur Lous Miedema zegt, vanuit een andere insteek, iets dergelijks: ‘Wat ik typerend vindt voor ons bedrijf is dat medewerkers vaak denken in oplossingen in plaats van problemen. Als zich bijvoorbeeld bij de buitendienst een technisch probleem voordoet, zijn er altijd wel een stel Willie Wortels die een oplossing weten. Dat is wel kenmerkend voor onze manier van werken: we schakelen snel en kunnen dan ook alles.’ En dat is vanaf het begin zo geweest, zoals in het volgende hoofdstuk duidelijk wordt.

1979

2019

TEGENVALLERS ZIJN INTERESSANT

WERKEN VANUIT JE GEVOEL

Jan Pieter Schuitemaker

Senior adviseur/projectleider

‘Soms ben ik aan het werk en denk ik: ik weet het even niet. Op zo’n moment kan ik een grondboor in de achterbak leggen en ter plekke gaan kijken wat er aan de hand is: laarzen aan, boring doen, d’r even in spugen... Dan is het weer duidelijk’, vertelt geotechnisch adviseur Jan Pieter Schuitemaker: ‘Vanuit je gevoel werken zit er in bij mij. En dat komt bij dit bedrijf goed uit de verf. Mijn vorige werk, bij een groter ingenieursbureau, was abstracter. Hier komen ze van de andere kant: ze zijn begonnen met onderzoek, de adviestaak kwam later. Dat merk je.’

Jan Pieter werkt sinds 2016 bij Wiertsema & Partners. Momenteel is hij projectleider bij Ring Zuid: ‘Daar komt alles bij elkaar. Viaducten, grondkerende constructies, bouwkuipen om onderdoorgangen te maken...’ Zo’n complex project vindt hij ‘supergaaf’ om te doen: ‘Het is leuk als je onverwachte dingen tegenkomt, dat je moet improviseren. Meevallers en tegenvallers – het zijn meestal tegenvallers – zijn interessant.’ Een viaduct op zich is niet zo spannend, legt hij uit: ‘Dan timmer je twintig palen per landhoofd de grond in en dan kan er eentje hoger of lager blijven staan, maar dat is het dan ook. Het werk wordt pas echt complex als je ondergronds gaat: de grond kan hard of zacht zijn, er kan meer of minder water zijn dan verwacht, je kunt oude funderingen tegen komen of een zwerfkei ter grootte van een hunebed... Er zijn veel meer aspecten die fout kunnen gaan. Dat maakt het uitdagend.’

Bevredigend is ook dat je de resultaten van je werk ziet, zegt hij: ‘Zo’n aquaduct waar je van de eerste bouwtekening tot de oplevering bij betrokken bent geweest, is ook van jou. Je hebt er een belangrijke bijdrage aan geleverd. Daar doe je het voor.’

GRONDWATER IS STERK HOOR!

LEREN DOOR TE DOEN

Jan Palsma

Boormeester

‘Nummer zeven was ik’, zegt boormeester Jan Palsma met enige nadruk. Slechts zes mensen waren hem voorgegaan, toen hij in januari 1987 bij Wiertsema & Partners kwam werken. ‘Ik had geleerd voor weg- en waterbouw. Ik werkte al twee jaar bij Sjouke Dijkstra, maar daar kwam ik ’s winters op steun. Toen ben ik hier gekomen.’

Hij begon met het plaatsen van peilbuizen, daarna kwam het diepboren erbij, soms tot wel tachtig meter. ‘En dat doe ik nog steeds.’ Hij heeft er een cursus voor gevolgd: ‘Maar het meeste moet je leren door het te doen. Dat is niet zo te leren uit een boek.’ Ook van je fouten leer je, is zijn ervaring. Een voorbeeld? ‘Vooral in het westen van het land heb je wel eens te maken met spanningswater. In de polders daar zit je soms wel twee tot vier meter onder NAP. We hebben een keer gehad dat de zoute kwel naast de boorbuis omhoog kwam. Zaten we koffie te drinken, hadden we in één keer water achter de machine. Ik vroeg aan m’n collega: heb je de kraan opengelaten? Nee dus. Hebben we zwelklei opgehaald en het gat zo snel mogelijk gevuld. Anders stroomt dat zoute water overal heen. Het gras en alles gaat er van dood. Grondwater is sterk hoor!’

Hij is nu 52 jaar en vindt zijn werk nog steeds leuk: ‘De ene keer doe je dit, de andere keer dat.’ Handboren gaat hem inmiddels wat minder gemakkelijk af; dat mogen zijn jongere collega’s doen. ‘En als het kouder wordt, merk ik dat ook. Gelukkig komt nu de goede tijd er weer aan...’

HET BELANGRIJKSTE IS DAT JE ER BENT. DAN WETEN MENSEN JE TE VINDEN

HELPEN GROEIEN

Lous Miedema

P&O-adviseur

Personeelsadviseur Lous Miedema kwam op een cruciaal moment bij Wiertsema & Partners binnen. In de jaren voor 2009 was het bedrijf gestaag gegroeid, maar de inrichting van de bedrijfsprocessen was daarbij achtergebleven. Om een bekend beeld te gebruiken: het bedrijf was al lang een tafellaken, maar nog georganiseerd als een servet. ‘De houding was een beetje: we doen het al jaren zo, dus waarom zouden we het anders gaan doen?’, vertelt Lous. Maar met vijftig personeelsleden kun je niet alles meer informeel regelen, weet ze: ‘Toen ik hier net kwam, was het of ik met vijftig bazen te maken had. Iedereen had overal een mening over. Een beetje zoals je iets met je gezin zou bespreken: wat voor nieuwe tafel gaan we kopen? In die zin zat dat idee van een familiebedrijf er nog wel in.’ Die betrokkenheid heeft ook grote voordelen, heeft ze ervaren: ‘Medewerkers voelen zich verantwoordelijk voor wat ze zien als hún bedrijf. Ook bij jonge collega’s zie je dat.’ Ze ging zaken formaliseren. Er kwam een ondernemingsraad, een personeelshandboek, een serie protocollen voor bijvoorbeeld ziekteverzuim en beoordelingsgesprekken, een loongebouw. Helemaal zonder reuring ging dat niet steeds: ‘Mensen zeiden dan: dit klopt niet met mijn contract. Maar dan bleek vaak dat afspraken nooit op papier waren gezet.’

Met de inrichting van het loongebouw in 2017 zijn haar grote klussen afgerond. Het bedrijf is volwassen geworden. Dat betekent niet dat ze nu stilzit; er liggen nog volop uitdagingen. Een van de grootste voor de komende tijd is het vinden van de juiste mensen. Van het dagelijkse personeelswerk geniet ze nog altijd: ‘Het belangrijkste is dat je er bent. Dan weten mensen je te vinden.’

IK MAG GRAAG WERKEN

MOOI OP WEG

Koen Geurten

Sondermeester

‘Dit is mijn machine’, zegt Koen Geurten, om er na enige aarzeling aan toe te voegen: ‘Nou ja, hij is natuurlijk van Wiertsema & Partners.’ ‘Maar ook een beetje van jou’, zegt een passerende collega. Bij dit bedrijf hechten ze aan hun spullen. Tevreden kijkt de buitendienstmedewerker naar de joekel van een boormachine: ‘Hier nemen we monsters mee, tot een metertje of vijftig.’ Soms helpt de machine een sondeerwagen over het dode punt heen, legt Koen uit: ‘Als de sondering vastloopt, dan kan deze machine de grond daaronder wegspoelen. Er zit een dikke waterpomp op.’

Hij doet van alles wat hier, vertelt hij. Boren en sonderen, met af en toe een dagje werkplaats, zoals vandaag. Hij heeft een boorkop bijgesteld en een paar slangen vervangen, is daarna wat spullen wezen langsbrengen bij een collega. ‘Ik mag graag werken. Lange dagen vind ik niet erg: ik zie het ook wel een beetje als een hobby. De handelingen zijn min of meer hetzelfde, maar de ene keer ben je op een bouwplaats, dan in de binnenstad, dan op een dijk in een natuurgebied, dan weer op het water...’

Sinds 2016 werkt Koen bij het bedrijf. Hij kwam er helemaal voor uit Limburg en woont nu in Drachten. Bevalt het noorden? ‘Prima. Iedereen zegt dat de overgang zo groot is, maar ik vind het wel meevallen. Ik doe dit werk al bijna vijftien jaar. Ik kwam al overal en ben dus ook overal een beetje thuis. Andere gewoonten en gebruiken ben ik wel gewend. Ook het Fries hier kan ik redelijk volgen. Je moet wel weten wanneer ze over je praten’, lacht hij. Het bedrijf is prettig: leuke collega’s, veel vrijheid, hoge ambities: ‘We proberen de beste van Nederland te wezen. En ik denk dat we mooi op weg zijn.’

This article is from: