Een nieuw perspectief voor vrijkomende agrarische bedrijven in de Kempen Casus Vessem, Nederland
Agro- en Biotechnologie Milieubeheer
Lien Vlaminckx
Academiejaar 2014-2015 Campus Geel, Kleinhoefstraat 4, BE-2440 Geel
VOORWOORD Tijdens mijn driejarige opleiding Agro- en Biotechnologie optie Milieubeheer heb ik heel wat kennis verworven. Dit heb ik dan ook ten volle proberen te benutten, op mijn stagebedrijf buro plot waar dat ik deel uitmaakte van het project Campina Collectief, om tot dit eindwerk te bekomen. Graag wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om enkele mensen te bedanken. Als eerste dank ik het hele team van Campina Collectief voor de hulp en de leuke momenten tijdens mijn stageperiode. In het bijzonder dank ik mijn externe begeleider, mevrouw Carry Rosenblatt Limpens, voor de goede begeleiding en de raad en daad waarmee ze me bijstond. Verder dank ik mijn interne begeleider, mevrouw Sofie Verreydt, voor de begeleiding en het bijsturen van mijn eindwerk. Als laatste dank ik mijn ouders, vrienden en familie om me te ondersteunen en aan te moedigen zodat ik tot dit eindresultaat kon komen.
3
SAMENVATTING De agrarische sector wordt de laatste jaren geconfronteerd met het vrijkomen van agrarische bedrijven. Dit fenomeen zal zich de komende decennia verder zetten doordat de eisen naar milieu strenger en strenger worden. Het is wenselijk dat er voor deze leegstaande gebouwen een nieuwe en duurzame invulling wordt gezocht. In dit werkstuk is de centrale vraag wat een mogelijke en duurzame invulling kan zijn in een vrijgekomen agrarisch bedrijf in Vessem, te Nederland. Tijdens het onderzoek werd er eerst op zoek gegaan naar locatiekenmerken, zaken die in de regio ontbraken en wat wenselijk was voor de omwonenden van het vrijgekomen agrarisch bedrijf. Hierbij kwam telkens het aspect natuur aan bod. Vervolgens werd gekeken naar wat mogelijke invulling zijn en wat paste binnen het vooropgestelde beleidskader. Aan de hand van toetsingen aan verschillende parameters, zoals bodem, water, bereikbaarheid, natuur e.d., ontstonden verschillende invullingen die mogelijk bleken te zijn. Hieruit werden 3 verschillende ondernemersconcepten en 1 referentieconcept ontworpen. Deze concepten werden aan de omwonenden voorgelegd. Wat kan worden geconcludeerd uit dit onderzoek, is dat de omwonenden enkel open stonden voor het referentieconcept natuur. Aangezien de vorige agrariĂŤr uit het gebied uitgekocht is, met het oog op de ontwikkeling van natuur en dit uiteindelijk niet doorging, vinden de omwonenden het niet kunnen dat er op dit perceel opnieuw een agrarisch gerelateerde invulling tot ontwikkeling komt. Wanneer een ondernemer een invulling wil geven aan een vrijgekomen agrarisch bedrijf is het van groot belang dat er rekening wordt gehouden met de locatiekenmerken, beleid van de betreffende gemeente en met het maatschappelijke draagvlak. Hierbij kan de tabel, opgesteld in dit eindwerk, helpen bij het uitvoeren van een toetsing. Hierbij kan de vraag worden gesteld of er verder getoetst moet worden wanneer de invulling 1 negatieve beoordeling krijgt, aangezien niet elke parameter even hard doorweegt. Verder is het advies aan gemeenten om eens te kijken naar de impact van de vrijgekomen agrarische bedrijven in hun gemeenten. Wanneer er kennis verworven is van de hoeveelheid vrijgekomen agrarische bedrijven in de toekomst, kan er een beter beleid worden opgesteld. Op deze manier kan er een betere inschatting worden gemaakt welke invulling op welke locatie het meeste zinvol is.
4
INHOUDSTAFEL VOORWOORD ..................................................................................................... 3 SAMENVATTING ................................................................................................. 3 INHOUDSTAFEL .................................................................................................. 4 LIJST MET FIGUREN ........................................................................................... 7 LIJST MET TABELLEN .......................................................................................... 8 INLEIDING ......................................................................................................... 9 1
CAMPINA COLLECTIEF ........................................................................ 10
1.1 1.2 1.3 1.3.1 1.3.2 1.4 1.4.1 1.4.2 1.4.3 1.5
Wat is Campina Collectief ................................................................... 10 Werkwijze .......................................................................................... 11 Opgave ............................................................................................... 12 Algemene probleemstelling en ontwikkeling landbouw ................................ 12 Enkele cijfers ......................................................................................... 13 De Kempen......................................................................................... 14 Situering ............................................................................................... 14 Evolutie landbouw in de Kempen .............................................................. 14 Wat is Kempens? ................................................................................... 15 Duurzaamheid .................................................................................... 15
2
BESCHRIJVING LOCATIE .................................................................... 17
2.1 2.1.1 2.1.2
Vessem .............................................................................................. 17 Algemene informatie .............................................................................. 17 Ontstaansgeschiedenis ........................................................................... 18
2.1.2.1 2.1.2.2
Ontstaansontwikkeling tot 1835 ........................................................................................... 18 Ontstaansontwikkeling na 1835 ........................................................................................... 20
2.2.1.1 2.2.1.2
Ligboxstal ......................................................................................................................... 26 Opslagruimte ..................................................................................................................... 26
2.2.2.1 2.2.2.2
Perceel 135 ....................................................................................................................... 27 Perceel 447 en 448 ............................................................................................................ 28
2.2.4.1 2.2.4.2 2.2.4.3
Ecologische verbindingszone ............................................................................................... 29 Natura 2000-gebied ........................................................................................................... 29 Bosgebied ......................................................................................................................... 29
3
BELEIDSKADER EN BESTEMMINGSPLAN ............................................. 31
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3
Beleidskader gemeente Eersel ........................................................... 31 Structuurvisie gemeente Eersel: Algemeen ................................................ 31 Ruimtelijke visie: streefbeeld landschap .................................................... 31 Gebiedsvisie bebouwingsconcentraties Gemeente Eersel ............................. 32
3.1.3.1 3.1.3.2
Algemeen ......................................................................................................................... 32 Eisen en randvoorwaarden .................................................................................................. 32
2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.1.6 2.1.7 2.1.8 2.1.9 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4
2.2.5
3.1.4
Landschappelijke kenmerken en ruimtegebruik .......................................... 20 De Kleine Beerze .................................................................................... 21 Geomorfologie ....................................................................................... 21 Bodem .................................................................................................. 22 Cultuurhistorie ....................................................................................... 23 Demografie ........................................................................................... 23 Voorzieningen ........................................................................................ 24 Locatie Meerven ................................................................................. 25 Beschrijving locatie ................................................................................ 25 Gebiedsstudie ........................................................................................ 27 Cultuurhistorische waarde en leeftijd gebouwen ......................................... 28 Aanwezige natuurwaarden ...................................................................... 29
Locatie en bereikbaarheid ....................................................................... 30
Functionele mogelijkheden vrijgekomen agrarische bedrijven ...................... 33
5
3.1.5 3.2
Structuurvisie Meerven ........................................................................... 33 Bestemmingplan ................................................................................ 33
4
PROGRAMMATISCHE MOGELIJKHEDEN VOOR HERGEBRUIK VAN HET VAB .................................................................................................... 35
4.1 4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3
Literatuur ........................................................................................... 35 Mogelijkheden voor het beleid ........................................................... 36 Wensen bewoners .............................................................................. 36 Methode ............................................................................................... 36 Resultaten............................................................................................. 36 Conclusie .............................................................................................. 37
5
CONFRONTATIE TUSSEN PROGRAMMATISCHE MOGELIJKHEDEN, DUURZAAMHEIDSASPECT, PLANOLOGISCHE LOCATIE, DIVERSE EN LOCATIE ............................................................................................. 38
5.1 5.2 5.3
Duurzaamheid .................................................................................... 38 Methode van toetsing ......................................................................... 38 Toetsing ............................................................................................. 41
6
TOETSING POSITIEVE RESULTATEN VAN DE CONFRONTATIE AAN HET VOOROPGESTELDE BELEID EN BESTEMMINGSPLAN ........................... 47
6.1 6.2 6.3
Positieve invullingen .......................................................................... 47 Methode toetsing ............................................................................... 47 Resultaten.......................................................................................... 47
7
MOGELIJKE ONDERNEMERSCONCEPTEN............................................. 50
7.1 7.2 7.2.1 7.2.2 7.2.3 7.3 7.3.1 7.3.2 7.3.3 7.4 7.4.1 7.4.2 7.4.3 7.5 7.5.1 7.5.2 7.5.3 7.6 7.6.1
Ecologische verbindingszone ............................................................. 50 Referentieconcept: Natuur ................................................................. 50 Programmatische invulling ...................................................................... 50 Benutte percelen .................................................................................... 50 Ontwerp ............................................................................................... 51 Ondernemersconcept 1: Agroforestry ................................................ 52 Programmatische invulling ...................................................................... 52 Benutte percelen .................................................................................... 52 Ontwerp ............................................................................................... 53 Ondernemersconcept 2: Geitenboerderij met kenniscentrum ............ 53 Programmatische invulling ...................................................................... 53 Benutte percelen .................................................................................... 53 Ontwerp ............................................................................................... 54 Ondernemersconcept 3: Horeca met doe-activiteiten ........................ 54 Programmatische invulling ...................................................................... 55 Benutte percelen .................................................................................... 55 Ontwerp ............................................................................................... 56 Ondernemersconcepten versus omwonenden .................................... 57 Resultaten............................................................................................. 57
6
8
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ..................................................... 58
8.1 8.2 8.3
Conclusie ........................................................................................... 58 Advies voor ondernemers .................................................................. 58 Advies voor gemeenten ...................................................................... 59
LITERATUURLIJST ............................................................................................ 60 BIJLAGE 1: VOORZIENINGENKAART ................................................................. 63 BIJLAGE 2: REFERENTIECONCEPT NATUUR ...................................................... 64 BIJLAGE 3: ONDERNEMERSCONCEPT 1: AGROFORESTRY ................................. 65 BIJLAGE 4: ONDERNEMERSCONCEPT 2: GEITENBOERDERIJ MET KENNISCENTRUM ............................................................................... 66 BIJLAGE 5: ONDERNEMERSCONCEPT 3: HORECA MET DOE-ACTIVITEIT ........... 67
7
LIJST MET FIGUREN Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur
1: Stadsregio Turnhout (Bron: www.stadsregioturnhout.be) ......................... 2: Ligging projectgebied (Bron: https://google.nl/maps) .............................. 3:Ligging Kempenregio ............................................................................ 4: Duurzaamheid .................................................................................... 5: Situering Vessem en Eersel................................................................... 6: Ligging Kleine Beerze (Bron: Waterschappen De Dommel)........................ 7: Akkerdorp Vessem (Bron: www.eersel.nl) ............................................... 8: Landgebruik Vessem (Bron: http://kaart.edugis.nl/) ................................ 9: Kleine Beerze (Bron: www.eersel.nl) ...................................................... 10: Geomorfologie Vessem (Bron: www.brabant.nl) .................................... 11: Bodem (Bron: www.brabant.nl) ........................................................... 12: Cultuurhistorie Vessem (Bron: http://kaart.edugis.nl/) ........................... 13: Weergave ligging bijhorende(zwart)en- , mogelijke(rood) percelen en gebouwen(geel) (Bron: www.opentopo.nl) ........................................... 14:Kleine ligboxstal ................................................................................. 15:Grote ligboxstal .................................................................................. 16: Opslagruimte materiaal ...................................................................... 17: Opslagruimte hooi en stro ................................................................... 18: Ligging percelen (Bron:opentopo.nl) .................................................... 19: Stancirkels (Bron: http://kaartbank.brabant.nl/) ................................... 20: Ecologische verbindingszone (Bron: www.brabant.nl) ............................. 21: Situering Molenbroek (Bron: http://opentopo.nl/) .................................. 22: Profieldoorsnede straat Meerven (Bron: https://www.google.be/maps) .... 23: Visuele weergave streefbeeld landschap ............................................... 24: Bestemmingsplan locatie Meerven (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) ...... 25: Mogelijke invullingen uit de literatuur ................................................... 26: Mogelijke invullingen vanuit het beleid ................................................. 27: Visuele voorstelling resultaten interview ............................................... 28: Referentieconcept: Natuur .................................................................. 29:Ondernemersconcept 1: Agroforestry .................................................... 30: Ondernemersconcept 3: Geitenboerderij met kenniscentrum ................... 31: Ligging fietsknooppuntennetwerk (Bron: http://routeplanner.fietsersbond.nl/) ................................................... 32: Ondernemersconcept 3: Horeca met doe-activiteiten ............................. 34: Voorzieningenkaart Vessem ................................................................ 35: Referentieconcept Natuur ................................................................... 36: Ondernemersconcept1: Agroforsetry .................................................... 37: Ondernemersconcept 2: Geitenboerderij met kenniscentrum ................... 38: Ondernemersconcept 3: Horeca met doe-activiteit .................................
10 11 14 16 17 18 19 20 21 22 22 23 26 26 26 27 27 27 28 29 30 30 32 34 35 36 37 51 53 54 55 56 63 64 65 66 67
8
LIJST MET TABELLEN Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel
1: 2: 3: 4: 5:
Cijfers per agrarische sector (bron: www.cbs.nl) ...................................... Bevolkingsaantal per leeftijdsklasse (Bron: www.cbs.nl) ............................ Toetsing van verschillende paramaters aan de mogelijke invullingen ........... Toetsing positieve resultaten uit hoofdstuk 5 aan het beleid ....................... Resultaten interviews van de verschillende concepten ...............................
13 23 41 47 57
9
INLEIDING De agrarische sector wordt de laatste jaren geconfronteerd met het vrijkomen van agrarische bedrijven. Dit fenomeen zal zich de komende decennia verder zetten doordat de eisen naar het milieu steeds strenger worden. Uit prognoses kan worden geconcludeerd dat tegen 2030 3.200 ha agrarisch gebied (Platform31, 2014) zijn functie dreigt te verliezen. Dit gaat gepaard met een verandering van het landschap. Een deel van de vrijgekomen bedrijven zal gesloopt worden. Het andere deel zal een nieuwe invulling krijgen. Precies rond die nieuwe invulling handelt dit eindwerk. In Meerven, gelegen in Vessem te Nederland, wordt een casus uitgevoerd waarbij wordt gekeken naar een mogelijke en duurzame invulling voor een vrijgekomen agrarisch bedrijf (VAB). Bij de programmatie naar een nieuwe invulling moet rekening gehouden worden met de locatie, het beleid, de bewoners en het aspect duurzaamheid. In het eerste hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van Campina Collectief. Dit is een ontwerpend onderzoeksproject voor de Kempen waaraan ik heb deelgenomen. Verder worden de opgave van het onderzoek, de Kempen, een beschrijving van de Kempische identiteit en het aspect duurzaamheid uitgewerkt. In het tweede hoofdstuk wordt de locatie van het vrijgekomen agrarisch bedrijf beschreven. Hierbij wordt gekeken naar het gemeentelijk niveau Eersel als naar de nabije omgeving van het bedrijfsgebouw zelf. In het derde hoofdstuk wordt het beleidskader van de gemeente Eersel toegelicht. Hierbij wordt gekeken naar wat de wensen van de gemeente zijn voor de ontwikkelingen in het gebied. In het vierde hoofdstuk worden de programmatische mogelijkheden voor het gebied beschreven. Hierbij wordt een onderverdeling gemaakt uit de literatuur, gemeentelijk beleid en wensen van de bewoners. In het vijfde hoofdstuk wordt een confrontatie gemaakt tussen de programmatische mogelijkheden en de planologische locatie, locatiekenmerken en het aspect duurzaamheid. In het zesde hoofdstuk worden de mogelijke invullingen, afkomstig uit hoofdstuk 5, getoetst aan het beleidskader en worden de noodzakelijke procedurele vervolgestappen verkend. In het zevende hoofdstuk worden 3 ondernemersconcepten en 1 referentieconcept, voortvloeiend uit het zesde hoofdstuk, verder uitgewerkt. Tevens worden hier de resultaten van de interviews bekend gemaakt. In het achtste en laatste hoofdstuk worden er conclusies getrokken en aanbevelingen voor ondernemers en de gemeenten uitgewerkt.
10
1
CAMPINA COLLECTIEF
1.1
Wat is Campina Collectief
Campina Collectief is een onderzoeksplatform dat werd gelanceerd door ontwerpbureau buro plot. Het project is een samenwerking tussen burgers, bedrijven, overheid en onderwijs. Op deze manier wordt er kennis overgedragen vanuit de verschillende instanties. Campina Collectief is ontstaan uit nieuwsgierigheid. Hierbij stelde buro plot zich de vraag of de steden en dorpen, gelegen in de Kempen, meer kunnen samenwerken en een gezamenlijk doel kunnen formuleren. Bij dit project zijn twee opdrachtgevers betrokken (buro plot, 2011). Het Huis van de Brabantse Kempen is de eerste en bestaat uit 7 gemeenten. Het biedt ondersteuning aan de Brabantse Kempen en biedt hulp bij het uitwerken van innovatieve ideeĂŤn (Het Huis van de Brabantse Kempen, 2015). De tweede opdrachtgever is de Stadsregio Turnhout. Deze bestaat uit Beerse, Oud-Turnhout, Turnhout en Vosselaar (Stadsregio Turnhout).
Figuur 1: Stadsregio Turnhout (Bron: www.stadsregioturnhout.be)
Campina Collectief wordt begeleid en gecoĂśrdineerd door buro plot. Het doel van dit project is om op zoek gaan naar een duurzame toekomst voor zowel de Belgische als de Nederlandse Kempen waarbij leefbaarheid en landschap in balans zijn. Het doel van het Campina Collectief is tevens om in de toekomst deel uit te maken van een Europees project. Er wordt een aanzet tot een toekomstvisie geformuleerd tegen 2100. Het basisidee voor de ontwikkeling van een duurzame ruimte is om te werken met de fysieke en ruimtelijke kenmerken van het systeem. Aan dit project werken 10 werkzoekende jongeren en 9 studenten met diverse disciplines. Het project heeft een looptijd van 6 maanden. In deze korte periode wordt een basis gelegd om in de toekomst verder te werken aan de visie tegen 2100 (Campina Collectief, 2014). Het onderzoeksgebied van het Campina Collectief is gelegen tussen Tilburg, Eindhoven en Turnhout. De regio wordt gekenmerkt door de landgrens, de plattelandsproblematiek, sterke samenwerking, innovatie en een sterk aanpassingsvermogen.
11
Figuur 2: Ligging projectgebied (Bron: https://google.nl/maps)
1.2
Werkwijze
Campina Collectief doorloopt een aantal fases (Campina Collectief , Voorstelling fases ). 1. Fase 1: de idee fase Tijdens deze fase is er een projectplan opgesteld. De fase wordt afgerond voor de start van het Campina Collectief in januari 2015. Het doel van deze fase is het bekomen van voorwaarden voor het onderzoeksproject. 2. Fase 2: de kennisfase In deze fase wordt er op zoek gegaan naar verhalen en scenario's. Dit gebeurt door een synthese te maken van trendanalyses en van het ontstaan van de regio. Dit resulteert in kennis over feiten, cijfers, achtergronden en hoofdthema’s. 3. Fase 3: de droomfase In deze fase start het ontwerpend onderdeel. Gesprekken en interviews met mensen en betrokken in het studiegebied geven inzicht in welke ontwikkelingen als een bedreiging voor de toekomst wordt ervaren. Er wordt ook op zoek gegaan naar de ontwikkelingen waarop mensen zich verheugen en betrokken als positief ervaren. In deze fase worden ideeÍn verzameld. 4. Fase 4: de doe fase In deze fase vindt het ontwerpend onderzoek plaats. Hierbij worden beelden voor de toekomst uitgewerkt. 5. Fase 5: de adoptiefase In deze fase wordt een eindpresentatie gemaakt van het individuele werk en van het groepswerk. Het wordt voorzien van reflectie gegeven door opdrachtgevers, opdrachtnemers, betrokkenen uit de regio, deskundigen, gemeenten, bedrijven, instellingen en geïnteresseerde burgers. 6. Fase 6: de nazorgfase
12
Dit is de laatste stap. Hierin worden er artikels uitgeschreven om het hele project te evalueren en te publiceren.
1.3
Opgave
Het Campina Collectief werkt rond verschillende thema’s waarbij de Kempen centraal staat (Campina Collectief, 2014). In deze thesis werd gekozen voor de problematiek rond de vrijgekomen agrarische bedrijven (VAB). Als casus is gekozen voor een vrijgekomen agrarisch bedrijf, gelegen in Nederland, waarbij een locatie werd aangeboden in Meerven. Bij het invullen staat verduurzaming centraal. Meerven is gelegen in het Kempense dorp Vessem. Voor dit gebied is de toekomstvisie niet 2100 maar 2025. Het doel is onderzoek te verrichten naar de kwaliteiten en potenties van de omgeving, de gronden en de opstallen en naar activiteiten waaraan de regio behoefte heeft. Daarnaast moet de alternatieve invulling passen in het beleid van de gemeente Eersel. Op basis van deze voorwaarden wordt vervolgens een advies geformuleerd. 1.3.1
Algemene probleemstelling en ontwikkeling landbouw
De agrarische sector wordt de laatste jaren geconfronteerd met het stopzetten van de agrarische activiteiten. Dit fenomeen zet zich komende decennia verder. Uit prognoses kan worden geconcludeerd dat tegen 2030 3 200 ha agrarisch gebied hun functie dreigt te verliezen. Dit gaat gepaard met een verandering van het landschap (Gies, Nieuwenhuizen, & Smidt, 2014). Het stopzetten van een agrarisch bedrijf is een langzaam proces. Het duurt ongeveer 3 tot 5 jaar (CBS, 2013). Er zijn verschillende oorzaken die aanleiding geven tot het beëindigen van de agrarische activiteit. Enkele voorbeelden zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Leeftijd van de landbouwers Ontbreken van opvolging Schaalvergroting Intensivering Onzekere toekomst Strenger wordende wetgeving
De vrijgekomen agrarische bedrijven worden deels gesloopt en deels hergebruikt. Sloop is afhankelijk van de bouwstijl, cultuurhistorische waarde en de bouwperiode. Er wordt gestreefd naar het behoud van monumentale boerderijen1. Gebouwen die gebouwd zijn na 2000 worden ook niet gesloopt, aangezien deze gebouwen nog bruikbaar zijn (Platform31, 2014). Of een bedrijf een nieuwe invulling krijgt, is afhankelijk van de omgeving, aantrekkelijkheid, ligging in het landschap en de bouwstijl. De opkomst van niet-agrarische functies in het buitengebied gaat gepaard met de belemmering van uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven. Hierdoor ontstaan vaak conflicten tussen agrariërs en uitbaters. Dit kan worden vermeden wanneer de gemeente hierop op voorhand inspeelt. Dit kan door te beschrijven welke activiteit op welke locatie is toegestaan.
1
Boerderijen die dateren uit de periode voor 1940
13
1.3.2
Enkele cijfers
Uit cijfers kan worden afgeleid dat in de periode 2000-2014 het aantal landbouwbedrijven in Nederland daalde van 97.289 naar 65.507. Per bedrijfssector kan er worden geconcludeerd dat deze jaarlijks afneemt. Tabel 1: Cijfers per agrarische sector (bron: www.cbs.nl)
Aantal
Cijfers per sector 45000 42500 40000 37500 35000 32500 30000 27500 25000 22500 20000 17500 15000 12500 10000 7500 5000 2500 0
2000 2005 2012 2013 2014
Sector
De veeteeltsector gaat gepaard met de grootste afname in de periode 2000-2014. Dit is mede de oorzaak van de ontwikkelingen die in het verleden plaatsvonden, zoals de strengere milieuwetgeving en intensiveringen. Naar schatting wordt verwacht dat binnen 15 jaar ongeveer 20.000 agrariĂŤrs hun activiteit beĂŤindigen (Centraal Bureau voor de Statistiek , 2015). In Brabant daalden het aantal landbouwbedrijven in 2014 met 302 bedrijven tegenover 2011. Het aantal tuinbouwbedrijven daalden in dezelfde periode met 130 bedrijven. (Centraal Bureau voor Statistiek, Landbouw; biologisch en/of in omschakeling, gewassen en dieren, 2015).
14
1.4
De Kempen
1.4.1
Situering De naam Kempen (Campina) is afgeleid uit het latijn en betekent open ruimte. De Kempen is gelegen over 3 provincies in 2 landen, namelijk: Antwerpen en Limburg in BelgiĂŤ en Noord-Brabant in Nederland. De Brabantse Kempen in Nederland bestaat uit Oirschot, Reusel-De Mierden, Bladel, Eersel, Bergeijk, Hilvarenbeek en Moergestel, maar ook de gemeenten Oisterwijk en Goirle rekenen zich tot het Kempens gebied (Het Huis van de Brabantse Kempen, Over de Kempen, 2015).
Figuur 3:Ligging Kempenregio (Bron: www.wikipedia.nl)
De Kempen wordt getypeerd door de resterende authentieke heide en grote natuurgebieden waarin kleine dorpen gelegen zijn. Deze authentieke heide is bijna volledig verdwenen, ten gevolgen van schaalvergroting in land- en tuinbouw. De stad Turnhout is centraal gelegen in de Kempen (Het Huis van de Brabantse Kempen, Over de Kempen, 2015).
De Kempen wordt gekenmerkt door zandgronden, afgezet tijdens de laatste IJstijd, en historische langgevelboerderijen. Het grondgebruik in het verleden bestond uit bosgebieden, vennen en heide. Door de opkomst van lintbebouwing, werd het landschap doorsneden. Hierdoor werden heidegebieden en bosgebieden gefragmenteerd. In het verleden leefden de kempenaars van landbouw. De woeste gronden werden gebruikt al gemeenschappelijke gronden, waardoor plaggenlandbouw ontstond. In de Kempen werd akkerbouw vooral gebruik voor de teelt van voedergewassen. Het aandeel aan graslandoppervlakte is groter dan het areaal akkerbouw (Denis, 1992). Rond de Middeleeuwen werd de Kempen geconfronteerd met ontginningen. Doorheen de Kempen was een spoorweg gelegen. Deze zorgde voor een verbindingen tussen Antwerpen en Duitsland. Hierdoor was er de opkomst van de metaalverwerkende industrie. 1.4.2
Evolutie landbouw in de Kempen
De landbouw heeft in het verleden heel wat evoluties doorgemaakt. Door het ontstaan van nieuwe technologieĂŤn en innovaties groeiden de productiviteit. In de Steentijd (10.000 voor Chr.) werden er geen landbouwactiviteiten uitgevoerd. Tijdens het Neolithicum (5.500 voor Chr.) ontstond de eerste landbouwactiviteit. Hierbij werd voor het eerst vee gehouden. Er ontstond onderling contact tussen de plattelandsbewoners. In de verdere tijdsevolutie werd de eerste tarwe verbouwd en werd het vee in de omgeving van de woning gehouden. Tijdens het Late Neolithicum (2.700 voor Chr.) ontstond de technische innovatie en eerste intensivering van de landbouwactiviteiten. In de Bronstijd ontwikkelden zich langveestallen en ontstonden er nieuwe landbouwactiviteiten, wat leidden tot een gevarieerd landschap. De bevolkingsaantallen stegen in de IJzertijd (400-0 voor Chr.). Dit leidde tot ontbossing waardoor de Kempenregio zelfredzaam werd. Tijdens deze tijdsperiode werd ruilverkaveling toegepast. Dit zorgde ervoor dat de landbouwarealen een gunstigere ligging kregen. In deze tijdsperiode werd mest op de braakliggende percelen gebracht (Rijksmuseum van Oudheden , s.a.). Tijdens de Romeinse Tijd (50 na Chr.) werd het landschap verder ontbost. Nieuwe landbouwbedrijven vestigden zich in gunstigere gebieden zoals beekdalen en langsheen
15
verbindingswegen. De oorzaak hiervan was dat hoger gelegen gronden uitgeput waren. Tijdens de Middeleeuwen (900 na Chr.) werd het landschap geconfronteerd met overbegrazing, adelen eigenden zich woeste gronden toe als privé-jachtgebied en er ontstonden verschillende ambachten. In 1200 werd de plaggencultuur voor het eerste toegepast. Hierbij graasden schapen op het heidegebied en werden ze ’s nachts op stal gehouden. Rond het einde van de 19e eeuw startte het proces van globalisering. Dit had vooral betrekking op de graansector. In deze periode werd goedkoop graan ingevoerd vanuit Canada en Rusland. Hierdoor daalde de prijs van het graan. Na WO 1 (1914-1918) herstelde het landbouwpotentieel. Rond de periode 1920 daalde de opbrengst van landbouw omdat de grond nauwelijks bemest werd. Hierdoor ontstond kunstmest waardoor heide verdween uit het landschap. Na WO 2 (1939-1945) kwam er een golf van modernisering, mechanisering en het gebruik van chemische hulpmiddelen (Reloes, 2013). Intensivering in de landbouw brak door rond de periode 1960 tot 1980. De economische groei heeft geleid tot het gebruik van meer hulpstoffen en grondstoffen. Hierdoor ontstonden er nadelige effecten op water, bodem, lucht en landschap. Door de economische groei steeg het inkomen per gezin waardoor het consumptiepatroon veranderde. De landbouwsector staat voor nieuwe uitdagingen. Hierbij moet er in de toekomst rekening worden gehouden met dierenwelzijn, klimaat, biodiversiteit en milieu (Reloes, 2013). 1.4.3
Wat is Kempens?
De Kempische identiteit bestaat uit heel wat elementen. De gehele regio wordt gekenmerkt door een arme zandgrond waar nog enkele restanten van heidegebied aanwezig zijn. Het heeft een zwak golvend reliëf. Op de hoger gelegen zandgronden worden open vlaktes aangetroffen (Doezé, 2009). De Kempen is in het bezit van tal van landgoederen. Deze zijn in Nederland vrij toegankelijk. In de Kempen zijn kleinere marktsteden aanwezig. Deze zijn omsloten door verschillende akkercomplexen waar historische groenstructuren, zoals hagen en bomenrijen, nog aanwezig zijn. Rondom deze marktsteden zijn grotere steden aanwezig zoals Tilburg. Verder worden er in de Kempen plantages van naaldhout aangetroffen. Naaldhout is in de Kempen geïntegreerd in de periode van de mijnen. De regio is in het bezit van enkele cultuurhistorische waarden zoals langgevelboerderijen, molens en bolle akkers (Provincie Noord-Brabant, Kenmerken Kempen, s.a.). Een Kempenaar wordt gekenmerkt door zijn saamhorigheid, ondernemerschap, flexibiliteit, bescheidenheid en creativiteit (Doezé, 2009). De Nederlandse Kempen wordt getypeerd door een landschap dat bestaat uit meanderende waterlopen, populierenrijen, heide, droge gronden en haag- en houtkanten. De Belgische Kempen wordt gekenmerkt door geïsoleerde elementen met monumentwaarde, zoals molens (Antrop, Van Eetvelde , Janssens , Martens , & Van Damme, 2002).
1.5
Duurzaamheid
Binnen het Campina Collectief staat het aspect duurzaamheid centraal. Het aspect duurzaamheid kan op verschillende manieren worden opgevat. Zo omschrijft het Brundtland-rapport, daterend uit 1987, duurzaamheid als volgt: “Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in gevaar te brengen om in hun behoeften te voorzien” (Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, s.a). Het aspect duurzaamheid kan ook als volgt worden opgevat: “Zuinig en zorgvuldig omspringen met grondstoffen, zoals zuivere lucht, open ruimte e.d., zodat de vele toekomstige
16
generaties in hun behoefte kunnen voldoen� (Begrippenlijst Ruimtelijke Ordening, s.a.). Duurzaamheid steunt op drie pijlers, namelijk: 1. People 2. Profit 3. Planet Bij deze benadering van duurzame ontwikkeling wordt rekening gehouden met het sociale- en economische aspect en het leefmilieu (Verreydt, 2011). Figuur 4: Duurzaamheid
In dit werkstuk wordt duurzaamheid als volgt gedefinieerd: geen negatieve effecten op de bodem, het water, het milieu en de natuur. Bovendien moet het ook een lange levenscyclus hebben en energiezuinig zijn.
17
2
BESCHRIJVING LOCATIE
Het vrijgekomen agrarisch bedrijf, waarop dit werkstuk betrekking heeft, is gelegen in het gehucht Meerven. Meerven is een onderdeel van het dorp Vessem. Vessem behoort, samen met de dorpen Eersel, Wintelre en Knegsel, tot de gemeente Eersel en is gelegen in de provincie Noord-Brabant. In dit hoofdstuk wordt er eerst gekeken vanuit het oogpunt Vessem. Vervolgens worden de verschillende kenmerken van het gehucht Meerven besproken.
2.1
Vessem
In deze paragraaf wordt dieper ingegaan op het dorp Vessem. Als eerste wordt een algemene beschrijving gegeven van het gebied. Na het uitwerken van de ontstaansgeschiedenis wordt er dieper ingegaan op het landschap en het bodemgebruik. Vervolgens wordt de geomorfologie toegelicht. Na het bespreken van de bodem wordt de cultuurhistorie en het ruimtegebruik van het dorp Vessem uitgewerkt. Als laatste wordt er nog gekeken naar de demografische gegevens, mobiliteit en voorzieningen die aanwezig zijn in het gebied. 2.1.1
Algemene informatie Het dorp Vessem is gelegen in Noord-Brabant. Het maakt onderdeel uit van de gemeente Eersel en bevindt zich op de overgang tussen Oost- en Midden-Brabant. Oorspronkelijk was Vessem een agrarisch dorp. Het dorp Vessem telt ongeveer 2 200 inwoners en is gelegen op een hoogte van gemiddeld 22 tot 25 m. De dorpskern van Vessem kreeg de functie woondorp. Hieronder wordt verstaan dat het gebied meer woongelegenheden heeft dan werkgelegenheden waardoor de inwoners buiten de gemeente werken.
Figuur 5: Situering Vessem en Eersel
Vessem is gelegen op een geologische breuklijn. Dit zorgt ervoor dat de ondergrond tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van de gemeente verschillend is. Het noordelijke gedeelte bestaat uit een zandige ondergrond, vermengd met grind. In het zuidelijke gedeelte bestaat het bovenste laag van de bodem uit grof zandig materiaal. Hierop volgt een laag met fijn zandig materiaal. Dieper in de bodem bestaat het opnieuw uit een grof zand, vermengd met grind (Gemeente Eersel, Overzicht wijzigingsbevoegdheden: Bestemminsplan 'Kom Vessem'). Het gebied is omringd door het platteland en bosgebieden. De Kleine Beerze loopt doorheen Vessem en is ten westen gelegen van Veldhoven en ten noord-noordwesten van Eersel (Eersel, 2009).
18
Figuur 6: Ligging Kleine Beerze (Bron: Waterschappen De Dommel)
2.1.2
Ontstaansgeschiedenis
2.1.2.1
Ontstaansontwikkeling tot 1835
Vessem is ontstaan in de periode 600-700 na Chr. In oude geschriften werd het voor het eerste benoemd als Veseme. Op de zandgronden ontstonden agrarische bedrijven. Dit waren vooral gemengde bedrijven waarbij runderen en schapen werden gehouden. Langsheen de beekdalflanken waren de gunstigste vestigingsplaatsen gelegen. Door de verdere uitbreiding van de dorpen werden eikenbossen ontgonnen voor de ontwikkeling van akkerdorpen.
19
Figuur 7: Akkerdorp Vessem (Bron: www.eersel.nl)
De heuvel, een gemeenschappelijk heidelandschap, werd gebruikt als verzamelplaats voor de begrazing van dieren. Door de verdere evolutie van het gebied werd deze vervolgens gedeeltelijk gebruikt als bouwland. Door de opkomst van ontginningen werd de beekvallei droger. Hierdoor werden de percelen rondom de drogere beekvallei gebruik als extensieve graasgronden (Gemeente Eersel, Cultuurhistorische toelichting ). Door de stijgende welvaart, in de periode 12 e tot 15e eeuw, was er de opkomst van het christendom. In de sterkste welvarende gebieden werd een kerk gesticht. Wanneer een gehucht of gebied niet welvarend genoeg was, werd er tienakkerdorp opgericht. Hieronder worden minder welvarende gebieden verstaan die gezamenlijk een kerk oprichtten in het midden van een akkercomplex. Door de opkomende welvaart ontstonden er andere functies in het gebied zoals niet-agrarische activiteiten, ambachten en dienstverlening. Hierdoor kregen dorpen, die in het bezit waren van een kerk, een verzorgende functie. In de 15e eeuw werd in Vessem een kerk gesticht. Van deze kerk zijn nog enkele restanten aanwezig zoals de toren. Aan het einde van de 15e eeuw vond er een keerpunt plaats. Er ontstond een dalende economische welvaart. Dit werd versterkt in het begin van de 18e eeuw. Dit leidde tot het beĂŤindigen van de ontginningsactiviteiten en de splitsing van bestaande bedrijven in kleinere bedrijven (Eersel, 2009). Aan het einde van de 18e eeuw, begin de 19e eeuw, verbeterde de economische situatie. De oorzaak hiervan was de opkomst van betere voedingsgewassen, betere werktuigen en een veranderend patroon van de teeltmethode. Door de verbetering van de voedingsgewassen had heide nog weinig betekenis. Hierdoor werd heide voor een groot stuk ontgonnen.
20
2.1.2.2
Ontstaansontwikkeling na 1835
In 1900 was er de opkomst van kunstmest. Hierdoor konden ongeschikte gronden worden gebruikt. Deze waren gelegen buiten het centrum, waardoor in het buitengebied bedrijven ontstonden (Eersel, 2009). Vessem werd doorsneden door drie hoofdwegen, namelijk; Wihelminalaan-Heike, Kuilenhurk en Jan Smuldersstraat. Deze wegen werden in de periode 1920 langs 1 zijde bebouwd met lintbebouwing. Hierdoor verdween het open karakter van het gebied. Later werd er nog een vierde hoofdweg aangelegd, namelijk Mr. De la Courstraat. Vessem werd in 1920 gekenmerkt door 3 bebouwingstypes. Er waren zowel open zones, lintbebouwing en bebouwing langs 1 zijde van de weg aanwezig. Rond de periode 1950 ontwikkelde het dorp zich verder langsheen de bestaande wegen. Dit zorgde ervoor dat de dorpskern verder verdichtte. In deze periode kreeg Vessem de functie woondorp. De woonuitbreiding vond verder plaats. Onbebouwde agrarische gronden werden opgedeeld in bouwkavels (Gemeente Eersel, Cultuurhistorische toelichting ). 2.1.3
Landschappelijke kenmerken en ruimtegebruik
De kern van Vessem bestaat uit woongebied. Dit is een gesloten stukje. Rond de kern bestaat Vessem uit een moza誰eklandschap met open en gesloten structuren. Deze bepalen de belevingswaarde van het gebied.
Figuur 8: Landgebruik Vessem (Bron: http://kaart.edugis.nl/)
De kern en het buitengebied van Vessem worden doorsneden door een waterloop, namelijk de Kleine Beerze (Eersel, 2009).
21
2.1.4
De Kleine Beerze De Kleine Beerze is een waterloop die gelegen is ten westen van Vessem. Hij heeft een lengte van 15 km en ontspringt in Duizel en eindigt in Beerze. In 1850 is de Kleine Beerze recht getrokken. Rond de periode 1960 is hij verdiept, verbreedt en gekanaliseerd. Dit zorgde ervoor dat het water sneller kon worden afgevoerd en dat percelen droger werden (Eersel, 2009). In 2009 werd de keuze gemaakt om op bepaalde plekken de rivier terug aan de natuur te geven. Er werden ook maatregel genomen voor fauna en flora zoals de aanleg van een amfibieĂŤnpoel. Deze werden uitgevoerd door het waterschap De Dommel.
De gemeente Eersel streeft naar een beekherstel van de Kleine Beerze, gelegen tussen Middelbeers en Vessem, tegen 2017. Omdat er een aantal percelen hierdoor ongeschikt Figuur 9: Kleine Beerze (Bron: www.eersel.nl) werden, vond ruilverkaveling plaats (Project Kleine Beerze in 2015, 2014). Hierbij zullen de aanwezige stuwen vervangen worden door vistrappen. Dit maakt vismigratie naar bovenstroomse waterlopen mogelijk (Waterschappen De Dommel & Watergraaf, s.a). De gemiddelde hoogste grondwaterstand is net gelegen onder het maaiveld. De gemiddelde laagste grondwaterstand is gelegen tussen de 80 cm en 100 cm. Door de grondwaterwinning voor beregening van landbouwpercelen, drinkwaterwinning en de lage grondwaterstanden in de zomer, bestaat de kans dat in extreme zomers delen van de Kleine Beerze op bepaalde plaatsen droogt valt. Hieraan zijn een aantal nadelige effecten gekoppeld. Om dit te beperken worden er op verschillende plaatsen op de Kleine Beerze maatregelen genomen om het water te bergen en langer vast te houden (Waterschappen De Dommel & Watergraaf, s.a). 2.1.5
Geomorfologie
Op de locatie treffen we 3 verschillende geomorfologische typen aan(Provincie NoordBrabant, 2015), namelijk: 1. Beekdalbodem met veen 2. Dekzandruggen 3. Dekzandvlaktes
22
Figuur 10: Geomorfologie Vessem (Bron: www.brabant.nl)
De dekzandruggen lopen in noordelijke richting. Deze waren, tijdens de Bronstijd, ondoordringbaar voor waterlopen. Hierdoor ontstonden er overstromingsgebieden. Na enige tijd vormde zich een opening in de rug waardoor er een smalle beek gevormd werd. Deze zandruggen worden gekenmerkt door droge, voedsel- en kalkarme zandgronden en zijn in diepere lagen gevuld met grondwater. De dekzandvlaktes worden gekenmerkt door sterke lemige zandgronden. Deze zijn vochtiger en voedselrijker (Noord-Brabant, 2014). 2.1.6
Bodem
Op de locatie treffen we 3 verschillende bodems aan (Provincie Noord-Brabant, 2015), namelijk: 1. Eerdgrond 2. Beekdallandschap 3. Zandgrond
Figuur 11: Bodem (Bron: www.brabant.nl)
De eerdgronden zijn ontstaan op de dekzandruggen. Door in het verleden de bodem te verhogen met potstalmest ontstond een eerdgrond. Deze zijn mineraal- en humusrijke (Noord-Brabant, 2014).
23
2.1.7
Cultuurhistorie
In het dorpskern van Vessem bevinden zich enkele cultuurhistorische monumenten, namelijk: enkele agrarische gebouwen, een molen en een woonhuis. Buiten de dorpskern zijn er geen monumenten gelegen.
Figuur 12: Cultuurhistorie Vessem (Bron: http://kaart.edugis.nl/)
2.1.8
Demografie
Eersel telde in 2013 18.196 inwoners. Deze worden onderverdeeld in verschillende categorieĂŤn. Deze cijfers zijn gebaseerd op de gemeente hele Eersel (Centraal Bureau voor de Statistiek , Demografische kerncijfers per gemeente 2013, 2013). Tabel 2: Bevolkingsaantal per leeftijdsklasse (Bron: www.cbs.nl)
Bevolkingsaantal per leeftijdsklasse (2013) 4% 22%
15%
10% 24% 10% 15%
0-19 jaar 20-29 jaar 30-39 jaar 40-49 jaar 50-64 jaar 65-79 jaar >80 jaar
24
In het bebouwingsplan 2010-2020 worden prognoses gemaakt. Er zijn in deze periode 650 extra woningen nodig. Dit is mede de oorzaak door de druk afkomstig van Eindhoven. In de vooropgestelde periode wil de gemeente Eersel 40% sociale woningen bijbouwen (Gemeente Eersel, Structuurvisie 2011: Gemeente Eersel, 2011). Bij het maken van een voorspelling voor binnen 10 jaar, kan er worden aangenomen dat het grootste bevolkingsaantal gelegen is in de leeftijdsklasse 20- tot 29-jarigen en in de leeftijdsklasse van de 65-plussers. Rond een leeftijd van 25 jaar gaan mensen vaak alleen wonen. Hierdoor zullen er in de toekomst meer huizen beschikbaar gesteld moeten worden. Hierop moet het beleid van de gemeente zijn afgestemd. Dit is tevens ook de leeftijdsklasse waarbij een gezin met kinderen wordt gesticht. Hierdoor zal er ook nood zijn aan voldoende kinderopvang. Het bevolkingsaandeel in de leeftijdsklasse van de 65-plusser zal ook stijgen. Hierdoor zal zorg in de toekomst ook een belangrijke rol spelen. 2.1.9
Voorzieningen
In de gemeente Vessem zijn er verschillende voorzieningen aanwezig, namelijk (Dorpsraad Vessem);
Camping Woonzorgboerderij Restaurant Café Museum Keramiek atelier Sportveld voor voetbal, tennis, korfbal en volleybal Fitnesscentra Wandel- en fietsnetwerk Eetcafé Gemeenschapshuis Schietstanden Manege Binnen- en buitenzwembad Wandelclub Hotel
Schoonheidsspecialiste Kapper Supermarkt Garage Postkantoor Fotowinkel Brouwerij Hengelsportvereniging Bakkerij Tankstation Groeten- en fruitwinkel Kerkhof Verkoop en verhuur van graafmachines Houthandelaar Winkel voor bedrijfskleding B&B
De verschillende voorzieningen werden in kaart gebracht. Ze zijn onderverdeeld in 8 categorieën, namelijk: 1. Agrarische functies Bij deze categorie zijn landbouwbedrijven opgenomen. 2. Verblijfsrecreatie Bij de verblijfsrecreatie zijn B&B, hotels, chalets en campings opgenomen. 3. Bezienswaardigheden De categorie bezienswaardigheden bestaat uit oude molens, kapellen, hoeves, brouwerij, kerk en het oude stadhuis. 4. Sport en ontspanning
25
In de categorie sport en ontspanning zijn verschillende soorten voorzieningen opgenomen zoals: sportparken, maneges, fitnesscentrums en zwembaden. 5. Recreatie en educatie Yoga en meditatiecentrum, natuurbelevinsaspecten en workshops zijn gecategoriseerd onder recreatie en educatie. 6. Maatschappij Onder het maatschappelijke aspect zijn museum, zorgcentrum en gemeenschapshuizen geplaatst. 7. Horeca Het aspect horeca bestaat uit restaurant, cafés en cafetaria’s. 8. Winkels De categorie winkels bestaat uit diverse zaken. Onder deze klasse vallen zowel supermarkten en kledingzaken als schoonheidsinstituten. De voorzieningenkaart kan worden aangetroffen in bijlage 1.
2.2
Locatie Meerven
In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van het vrijgekomen agrarisch bedrijf. Hierbij wordt gekeken naar de aanwezige landschappelijke elementen en naar de ligging tegenover andere gebieden. Vervolgens wordt er een gebiedsstudie toegelicht. Hierbij wordt gekeken naar wat de landschappelijke elementen zijn van de drie bijhorende percelen en wat de opgelegde beperkingen zijn. Als laatste wordt de cultuurhistorische waarde, leeftijd van de gebouwen, waterlopen en de bereikbaarheid toegelicht. 2.2.1
Beschrijving locatie
De locatie van het vrijgekomen agrarisch bedrijf is gelegen op Meerven 6 en 6a te Vessem. Rondom de boerderij zijn nog enkele percelen gelegen die beschikbaar zijn. De laatste bedrijfsuitvoering was een melkveehouderij. Het terrein bevat ligboxen, silo’s en een opbergruimte voor hooi, stro en werkuitrustingen. Langs het bijhorend perceel loopt de Kleine Beerze. Van het aangrenzende perceel zal een stukje gebruikt worden voor het uitvoeren van beekherstel.
26
Figuur 13: Weergave ligging bijhorende(zwart)en- , mogelijke(rood) percelen en gebouwen(geel) (Bron: www.opentopo.nl)
2.2.1.1
Ligboxstal
Op het perceel zijn twee ligboxstallen aanwezig. Deze werden gebruikt voor het stallen van de dieren.
Figuur 14:Kleine ligboxstal
2.2.1.2
Figuur 15:Grote ligboxstal
Opslagruimte
Op het perceel zijn twee opslagruimtes aanwezig. Deze werden gebruikt voor de opslag van hooi, stro en materiaal.
27
Figuur 16: Opslagruimte materiaal
2.2.2
Figuur 17: Opslagruimte hooi en stro
Gebiedsstudie
Figuur 18: Ligging percelen (Bron:opentopo.nl)
2.2.2.1
Perceel 135
Het eerste perceel dat bij het vrijgekomen agrarisch bedrijf hoort is perceel 135. Het heeft een oppervlakte van 3 ha. De geologie van dit perceel is een beekdalbodem met veen. De bodem is opgebouwd uit zand. Het is gelegen op een hoogte van 21,48 m. Op dit perceel is geen cultuurhistorische waarde gelegen (Provincie Noord Brabant, 2015). Op dit perceel is een singel van historisch groen aanwezig. Deze bestaat uit laanbepaling met zomereik, gewone esdoorn en Hollandse linde. Deze beplanting dateert uit de periode 1900-1930. Op dit stukje is een ecologische verbindingszone gelegen. In het verleden werd dit areaal gebruikt als grasland.
28
Verder is het perceel 135 gevoelig voor de lozing van ongezuiverd afvalwater, is het een attentiegebied voor de bescherming van de waterhuishouding en is er op het perceel een beperking van veehouderij gelegen. Het attentiegebied is gericht om de waterhuishouding te beschermen. Er wordt echter gestreefd naar een stand-still principe met betrekking tot de kwaliteit van het water. (De Dommel, 2014). 2.2.2.2
Perceel 447 en 448
De twee andere percelen die tot het vrijgekomen agrarisch bedrijf behoren zijn perceel 447 en 448. De geomorfologie bestaat uit een beekdallandschap. Hieronder wordt verstaan dat de bodem bestaat uit beekleem, beekzand en veen. Rondom de Kleine Beerze bestaat de bodem uit oeverafzetting, beekleem en beekzand. De bodem is opgebouwd uit zand. Het is gelegen op een hoogte van 20,99 m. Op dit perceel is geen cultuurhistorische waarde gelegen (Provincie Noord Brabant, 2015). Verder is het gebied gevoelig voor de lozing van ongezuiverd afvalwater (De Dommel, 2014). Rondom de locatie zijn een aantal veehouderijen gelegen. Dit leidt tot een overlapping van stankcirkels van naburige bedrijven. Dit is ook van toepassing op perceel 135.
Figuur 19: Stancirkels (Bron: http://kaartbank.brabant.nl/)
2.2.3
Cultuurhistorische waarde en leeftijd gebouwen
De cultuurhistorische waarde van een boerderij is afhankelijk van de bouwtechniek en het materiaal. Op de locatie van de casus is geen cultuurhistorische waarde aanwezig. Het vrijgekomen agrarische bedrijf bestaat uit 3 gebouwen, namelijk een stal, een opbergruimte en een woonhuis. Deze zijn in een verschillende tijdsperiode gebouwd. Het woonhuis dateert uit de periode 1962 en de stal uit 1975. In 1988 werd een opbergruimte bijgeplaatst. De bestaande gebouwen kunnen worden hergebruikt.
29
2.2.4
Aanwezige natuurwaarden
2.2.4.1
Ecologische verbindingszone
Op de bijhorende percelen zijn er 2 ecologische verbindingszones gelegen. De ecologische verbindingszone, op het perceel 135, is aangeduid voor kamsalamander. Zijn leefgebied bestaat uit bos, struweel, grasland, moeras en poelen. De Kleine Beerze is opgenomen als robuuste ecologische verbindingszone. Hieronder wordt verstaan dat de aangeduide zone de verbinding tussen de waardevolle gebieden kan versterken. Deze is gelegen op het perceel 448. Het zorgt voor migratiemogelijkheden voor fauna zoals de waterspitsmuis. Tevens levert deze verbinding een bijdrage aan natuur, recreatie en landschap (De Brabantse Kempen, Dorpspark Vessem, Dorp aan de Beek en Beleef de Kempen, 2015).
Figuur 20: Ecologische verbindingszone (Bron: www.brabant.nl)
2.2.4.2
Natura 2000-gebied
Een stukje van de Kleine Beerze, gelegen tussen Hoogeloon en de samenvloeiing van de Grote Beerze, werd opgenomen in Natura 2000-netwerk door de aanwezigheid van drijvende waterweegbree (De Brabantse Kempen, Levend Beerze leeft, bruist en werkt, 2015). 2.2.4.3
Bosgebied
In de nabije omgeving van de percelen is het Molenbroek gelegen. Dit is een bosbestand dat bestaat uit broekbos en broekstruweel. Hierbij wordt een extensief beheer toegepast. Dit gebied werd aangeduid als behoud van omliggend open landschap, aangezien in het bosbestand grutto’s voorkomen (Provincie Noord-Brabant, Natuurbeheerplan Provincie Noord-Brabant, 2009).
30
Figuur 21: Situering Molenbroek (Bron: http://opentopo.nl/)
2.2.5
Locatie en bereikbaarheid
Het vrijgekomen agrarische bedrijf is gelegen in de straat Meerven. Dit is een doodlopende straat. De straat heeft een breedte van 3 meter en het is verhard met betonplaten. Langsheen de verharding is een berm aanwezig. Deze heeft een breedte van 2 meter met aansluitend een greppel. Vervolgens is het bebouwde oppervlakte en het grasland gelegen.
Figuur 22: Profieldoorsnede straat Meerven (Bron: https://www.google.be/maps)
31
3
BELEIDSKADER EN BESTEMMINGSPLAN
3.1
Beleidskader gemeente Eersel
3.1.1
Structuurvisie gemeente Eersel: Algemeen
Een structuurvisie is een plan dat wordt opgesteld door de gemeente of de provincie. Hierbij worden de mogelijke toekomstige ontwikkelingen van het gebied weergegeven. Het is een strategisch beleidsdocument en beschrijft de inrichtingen van het gebied. Elke gemeente wordt verplicht om dit document op te stellen. Dit beleidsdocument is niet juridisch bindend voor de burger. De gemeentelijke ruimtelijke structuurvisie beschrijft de ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende 10 jaar. De structuurvisie van de gemeente Eersel bouwt verder op de StructuurvisiePlus Eersel. Het is opgesteld met het doel om de verschillende sectorale visies, die in het verleden zijn opgesteld, onderling te verbinden en tot uitvoering te brengen (Gemeente Eersel, Structuurvisie 2011: Gemeente Eersel, 2011). De gemeente Eersel wordt sterk beĂŻnvloed door de stedelijke druk vanuit Eindhoven. Dit zorgt voor een toename in bebouwing. Met behulp van de structuurvisie wordt de landschappelijke waarde behouden. De achterliggende gedachte van het plan is dat nieuwe ontwikkelingen, zoals een zorgboerderij, een bijdrage levert aan het realiseren van landschappelijke kwaliteiten. In buitengebieden wordt de bouw van nieuwe woningen niet toegelaten. Hierbij geldt een uitzondering, namelijk ruimte-voor-ruimtewoningen. Hieronder wordt verstaan nieuw bouwoppervlakten die worden verkregen bij het beĂŤindigen van een intensieve veehouderij, omdat dit ten goede komt van het milieu en het landschap (Gemeente Eersel, Structuurvisie 2011: Gemeente Eersel, 2011). 3.1.2
Ruimtelijke visie: streefbeeld landschap
De aantrekkelijkheid van het buitengebied bepaalt in grote mate het woon- en leefklimaat van de gemeente Eersel. Voor het behoud van het landschap is een landschapsontwikkelingsplan opgesteld (Gemeente Eersel, Structuurvisie 2011: Gemeente Eersel, 2011). Dit plan is een document naast de structuurvisie van de gemeente. Hierin zijn enkele doelen omschreven, namelijk; 1. 2. 3. 4.
Versterken van recreatieve netwerken Versterken landschappelijke elementen Vergroten contrast tussen open en gesloten landschap Nieuwe ontwikkelingen inpassen in het landschap
32
Figuur 23: Visuele weergave streefbeeld landschap
De gemeente Eersel wordt gekenmerkt door 2 landschappelijke kenmerken, namelijk: de bolle akkers en het beekdallandschap. Hierbij wordt gestreefd naar behoud en versterking van deze elementen (Gemeente Eersel, Structuurvisie 2011: Gemeente Eersel, 2011). 3.1.3
Gebiedsvisie bebouwingsconcentraties Gemeente Eersel
3.1.3.1
Algemeen
Nieuwe invullingen in de vrijgekomen agrarische bedrijven kunnen een bijdrage leveren aan de leefbaarheid. De vooropgestelde voorwaarde is dat de nieuwe invulling duurzaam is. Bij het uitvoeren van de nieuwe activiteit moet er rekening gehouden worden met het behoud van natuur, landschap en cultuurhistorie (Gemeente Eersel, Gebiedsvisie Bebouwingsconcentraties: Gemeente Eersel Deel 1, 2011). De gebiedsvisie van de gemeente Eersel is gericht op: 1. Sociale versterking 2. Economische gebiedsversterking 3. Hergebruik locatie gericht op kwaliteitsverbetering 3.1.3.2
Eisen en randvoorwaarden
De gemeente Eersel stelt een aantal eisen en randvoorwaarden op in de gebiedsvisie (Gemeente Eersel, Gebiedsvisie Bebouwingsconcentraties: Gemeente Eersel Deel 1, 2011). De stedenbouwkundige eisen hebben betrekking tot: 1. 2. 3. 4. 5.
De afstand tot de weg Minimale afstanden tussen nieuwe en oude gebouwen Hoogte, oppervlakte en inhoud Uitzicht op de bebouwing vanuit het landschap OriĂŤntatie
De milieukundige eisen hebben betrekking tot: 1. De geur van nieuwe bedrijven mag geen beperkingen leggen op bestaande bedrijven 2. De wegen moeten bestand zijn tegen de bepaalde verkeerscapaciteit 3. De activiteit mag geen extra geluidshinder veroorzaken 4. De bedrijfsuitvoering mag niet leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit 5. Het aspect vasthouden, bergen en afvoeren van water moet bij de bedrijfsuitvoering in rekening worden gebracht
33
6. Op vervuilde bodems mogen zich geen nieuwe activiteiten vestigen 7. Cultuurhistorische waarden mogen niet worden aangetast 8. De activiteiten mogen niet leiden tot het verslechteren van flora en fauna De landschappelijke eisen hebben betrekking tot: 1. 2. 3. 4.
3.1.4
De inpassing van de activiteit in het landschap Open en waardevolle richtlijnen moeten behouden blijven Zandwegen mogen niet geschaad worden De activiteit mag geen schade aanbrengen aan waardevolle landschapselementen Functionele mogelijkheden vrijgekomen agrarische bedrijven
De gemeente Eersel wordt de laatste jaren geconfronteerd met leegstand van agrarische bedrijven. Daarom heeft de gemeente een lijst opgesteld met mogelijke invullingen. Niet alle invullingen zijn overal toepasbaar. De gemeente stelt een aantal eisen aan de nieuwe invullingen. Deze moeten worden getoetst aan het gebied, bereikbaarheid, verkeer, toegankelijkheid, afstand tot de kern en aantrekkelijkheid in het landschap (Gemeente Eersel, Gebiedsvisie Bebouwingsconcentraties: Gemeente Eersel Deel 1, 2011). 3.1.5
Structuurvisie Meerven
Meerven is gelegen ten noordwesten van de kern van Vessem. Het gehucht Meerven kan worden opgesplitst in 2 delen. Het noordelijke gedeelte bestaat uit 3 woningen, 1 intensieve veehouderij en 1 extensief agrarisch bedrijf. Het zuidelijke gedeelte bestaat uit 13 woningen, 1 agrarisch intensief veehouderijbedrijf en 1 niet-agrarisch bedrijf. De casus dat uitgewerkt wordt in dit eindwerk, is gelegen in het noordelijke deel. De toegangsweg naar Meerven is verhard. De weg heeft een smal profiel en wordt begeleid door een bomenrij (Gemeente Eersel, Gebiedsvisie: Gemeente Eersel Deel 2, 2011). De visie van het gebied is gefocust op waterberging, beekherstel, aanleg van ecologische verbindingszones en natuurontwikkeling. In dit gebied wordt nieuwe bebouwing moeilijk toegelaten, om de omgeving zo minimaal mogelijk te storen.
3.2
Bestemmingplan
Een bestemmingplan wordt opgesteld door de gemeente. In dit plan wordt de functie van het desbetreffende perceel vastgelegd. De mogelijke functies zijn (Gemeente Eersel, Bestemmingsplan, 2013): 1. Agrarisch 2. Agrarisch met waarden 3. Bedrijventerrein 4. Bos 5. Detailhandel 6. Dienstverlening 7. Gemengd 8. Groen 9. Horeca 10. Kantoor
11. Maatschappelijk 12. Natuur 13. Recreatie 14. Sport 15. Verkeer 16. Water 17. Wonen 18. Woongebied
34
Het bestemmingsplan dateert uit 2013 en het beleid dateert uit 2010. Het bestemmingplan geeft aan dat het gebied ingekleurd is als agrarisch gebied met waarden. Dit is bindend voor de burger. Wanneer een gewenste invulling niet overeenkomt met het actuele bestemmingsplan, en wel met een actueler beleidskader, dan kan een gewenste invulling mogelijk toch gerealiseerd worden, mits het bestemmingsplan kan worden aangepast.
Figuur 24: Bestemmingsplan locatie Meerven (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
35
4
PROGRAMMATISCHE MOGELIJKHEDEN VOOR HERGEBRUIK VAN HET VAB
In het vierde hoofdstuk wordt er op zoek gegaan naar mogelijke invullingen in de literatuur, in het gemeentelijk beleid en wat de bewoners van Vessem wensen. Deze mogelijkheden worden vervolgens ingedeeld in verschillende categorieĂŤn. Op basis van deze mogelijke invullingen, werd een eerste grove selectie gemaakt. De overblijvende mogelijkheden worden opgenomen in de matrix.
4.1
Literatuur
Door invullingen te geven aan het vrijgekomen agrarische bedrijf, wordt de leefbaarheid op het platteland behouden. Er zijn verschillende mogelijkheden. Er kan zowel gekozen worden voor een invulling gericht op landbouw als voor niet-landbouw gerelateerde activiteiten. Een landbouwgerichte invulling is mogelijk, zolang er met alle opgelegde beperkingen rekening wordt gehouden. Deze worden getoetst aan de wensen van de bewoners en aan de locatie. De programmatische mogelijkheden worden onverdeeld in verschillende klassen, namelijk: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Wonen Verblijfsrecreatie Dagrecreatie Sport en ontspanning outdoor Sport en ontspanning indoor Maatschappelijk dorp Maatschappelijk buitengebied Werk gebouwen
9. Werk kleinschalig 10. Grootschalig werk in het dorp 11. Grootschalig werk in het buitengebied 12. Agrarisch gerelateerde functie 13. Landbouw 14. Tuinbouw 15. Natuur gerelateerde invulling
Deze invullingen, behorend tot de bovenstaande klassen, worden weergegeven in een wordle.
Figuur 25: Mogelijke invullingen uit de literatuur
36
4.2
Mogelijkheden voor het beleid
Het gemeentelijk beleid heeft een lijst opgesteld waarin mogelijke invullingen werden opgenomen. Deze worden in onderstaande wordle weergegeven.
Figuur 26: Mogelijke invullingen vanuit het beleid
4.3
Wensen bewoners
4.3.1
Methode
Om de wensen van de bewoners te achterhalen, werden er halfopen interviews afgenomen. Hierbij werden verschillende vragen gesteld, namelijk: 4.3.2
Bent u inwoner van Vessem? Vindt u dat er iets ontbreekt in de streek? Zijn er activiteiten die u graag had gewenst in Vessem? Waarom? Zijn er in deze streek behoeftes naar bepaalde invullingen? Kent u de locatie Meerven 6 en 6a? Wat zou u hier als wenselijke invulling willen? Resultaten
Tijdens de interviews werden er eerst bevragingen uitgevoerd bij de omwonenden van het vrijgekomen agrarisch bedrijf. Hierbij werd de vraag gesteld wat de tekortkomingen in de regio Vessem zijn. Op deze vraag kwam telkens het antwoord dat er geen tekortkomingen waren. Vervolgens werd gevraagd wat voor de bewoner een wenselijke invulling was voor het vrijgekomen agrarisch bedrijf. Op deze vraag kwam telkens het antwoord natuur, met name weidevogelbeheer. Eén persoon antwoordde echt landbouw.
37
Figuur 27: Visuele voorstelling resultaten interview
Na het afnemen van de interviews van de naburige bewoners, werden er interviews afgenomen in de dorpskern. Hierbij werd opnieuw vermeld dat er niets ontbrak in de omgeving. 4.3.3
Conclusie
Uit de resultaten kan worden geconcludeerd dat de meerderheid een natuur gerelateerde invulling wenst, met name weidevogelbeheer. De omwonenden vonden het niet kunnen dat er zich opnieuw een agrarische invulling vestigde. Aangezien er plannen gemaakt zijn voor de hermeandering van de Kleine Beerze, werden hiervoor in 2010 percelen opgekocht. De gevestigde agrariĂŤrs werden uit het gebied gekocht. Dit was ook het geval bij het vrijgekomen agrarisch bedrijf, behandeld in dit eindwerk. Nadat alle gronden waren aangekocht, was er uiteindelijk geen geld meer voor het realiseren van de vooropgestelde natuurdoelen. Hierdoor werd het opnieuw toegestaan om een concept uit te werken voor dit vrijgekomen agrarisch bedrijf. Aangezien er aan de bewoners rondom dit bedrijf natuur beloofd was, willen deze enkel een natuur gerelateerde functie. EĂŠn persoon had de voorkeur voor een landbouwfunctie. Deze mening was echter niet bruikbaar, aangezien deze gekleurd werd door een conflict tussen deze bewoner en een naburige camping.
38
5
CONFRONTATIE TUSSEN PROGRAMMATISCHE MOGELIJKHEDEN, DUURZAAMHEIDSASPECT, PLANOLOGISCHE LOCATIE, DIVERSE EN LOCATIE
In het vijfde hoofdstuk worden de verschillende programmatische mogelijkheden getoetst aan het aspect duurzaamheid, planologische locatie, andere en de locatiekenmerken zelf. In het vierde hoofdstuk is gebleken dat er tal van invullingen bestaan. Deze werden gegroepeerd in verschillende categorieën en vervolgens getoetst aan de verschillende parameters.
5.1
Duurzaamheid
Duurzaamheid kan vanuit verschillende oogpunten worden opgevat. Het Brundtlandrapport, dat dateert uit 1987, omschrijft het aspect duurzaamheid als: “Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in gevaar te brengen om in hun behoeften te voorzien” (Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, s.a). Bij de beoordeling werd de keuze gemaakt om duurzaamheid als volgt te definiëren: geen negatieve effecten op de bodem, het water, het milieu en de natuur. Bovendien moet het ook een lange levenscyclus hebben en energiezuinig zijn.
5.2
Methode van toetsing
Bij de confrontatie worden de programmatische mogelijkheden kwalitatief getoetst aan de planologische locatie, het aspect duurzaamheid en de locatie. Bij het aspect planologische locatie wordt gekeken naar: 1. Zwaar verkeer Hierbij wordt gekeken naar de soort mobiliteit dat met de invulling gepaard gaat en wordt de vraag gesteld of de invulling zwaar verkeer met zich meebrengt. Vrachtwagens en zwaar verkeer is niet geschikt op deze locatie door de ligging en de toestand van de toegangsweg. Wanneer dit het geval is, zal de invulling een – krijgen in het toetsingsschema. 2. Mobiliteit Bij deze parameter wordt er nagedacht over de mogelijke verkeersoverlast en het mogelijke fileleed. Wanneer dit het geval is, toetst de invulling negatief, dus zal deze niet gerealiseerd worden. Een + in het toetsingsschema betekent in dit geval dat de invulling niet gepaard gaat met verkeersoverlast. 3. Concurrentie Wanneer een gelijkaardige invulling, in de nabije omgeving gelegen is, zal deze invulling niet gerealiseerd worden. Hierdoor wordt het in het toetsingsschema gescoord met een -. 4. Inpassing in het landschap Als laatste wordt de parameter inpassing in het landschap getoetst, waarbij wordt gekeken naar het visuele effect op de omgeving. Wanneer de invulling een bepaalde visuele hinder opwekt, zal deze invulling als negatief worden beschouwd. In het toetsing schema zal de invulling hierdoor een – krijgen.
39
Bij het aspect duurzaamheid wordt gekeken naar: 1. Bodem Hierbij wordt gekeken of de invulling gepaard gaat met bodemvervuiling. Wanneer de invulling gepaard gaat met een verhoging van het stikstof- en nitraatconcentratie in de bodem, zal de invulling als negatief worden beschouwd. Verder wordt er bij dit aspect ook gekeken naar ingrepen in de bodem. Wanneer een invulling gepaard gaat met de aanleg van drainage, zal deze niet gerealiseerd kunnen worden. 2. Water Deze parameter wordt opgedeeld in watervervuiling, infiltratie en waterverbruik. Wanneer de invulling gepaard gaat met watervervuiling, kan de invulling niet worden gerealiseerd. Wanneer de mogelijkheid bestaat tot het nemen van maatregelen zoals de aanleg van een waterzuivering, wordt de invulling als positief getoetst. Bij een belemmering van de waterinfiltratie, wordt dit beschouwd als negatief, waardoor de invulling niet gerealiseerd kan worden. Hierdoor wordt het in het toetsingsschema gescoord met een -. Een belemmering van water wordt aanschouwd wanneer de nieuwe invulling gepaard gaat met meer dan 43.000 m² verharde oppervlakte. Als laatste punt, bij de parameter water, wordt gekeken naar het waterverbruik. Wanneer de invulling gepaard gaat met het oppompen van grondwater, zal deze niet worden toegepast. Wanneer er echter maatregels getroffen worden, kan de invulling wel gerealiseerd worden. 3. Milieu Milieu wordt onderverdeeld in 2 aspecten, namelijk geluid en geur. Wanneer de mogelijke invulling niet gepaard gaat met geluidsoverlast en geuroverlast, zal deze een positieve score krijgen in het opgestelde schema. Wanneer het echter gepaard gaat met overlast, zal deze invulling alsnog kunnen worden toegepast wanneer er maatregelen worden genomen om het negatieve effect te voorkomen. 4. Andere Onder het aspect andere wordt het energieverbruik en de levenscyclus gegroepeerd. Een hoog energieverbruik wordt aanzien als een negatief effect. Hierbij kunnen er wel maatregelen worden genomen die leiden tot een daling van het energieverbruik. Onder de levenscyclus wordt er verstaan dat de invulling gepaard gaat met een lange levenscyclus. Wanneer de invulling een levenscyclus heeft, korter dan 10 jaar, kan deze invulling niet gerealiseerd worden. Als laatste wordt het aspect locatie getoetst. Hierbij wordt gekeken of de invulling op de aanwezige oppervlakte past, of het een meerwaarde heeft voor de locatie en de natuur. Bij de meerwaarde voor natuur werd gekeken of bij de invulling natuurlijke elementen behouden bleven, zoals open en gesloten structuren. Bij het toetsen van de meerwaarde voor de plek werd gekeken of de invulling passend was in een landbouwregio. In het toetsingsschema worden 3 symbolen gebruik, namelijk +, - en ¹. Wanneer de invulling negatief scoort op een bepaalde parameter, zal deze negatief (-) gescoord worden. Wanneer de invulling op 1 parameter negatief scoort, zal deze in het
40
vervolg van het schema niet meer worden behandeld. Heeft de invulling geen invloed op de parameter, krijgt deze een positieve (+) waarde. Wanneer de invulling negatief scoort, maar deze score kan worden omgezet in een positieve waarde door het nemen van maatregelen, wordt deze geĂŤvalueerd met Âą. In de linkse kolom worden verschillende programmatische mogelijkheden opgenomen. Hierbij werd een eerste selectie gemaakt op basis van logische redenatie.
41
5.3
Toetsing
Het aspect natuur is een samenvoeging van meerdere aspecten zoals soortenbeheer, natuurbeheer, ecologische verbindingszones, bloemrijke graslanden e.d. Tabel 3: Toetsing van verschillende paramaters aan de mogelijke invullingen
Planologische Locatie
Duurzaamheid
Geluid
Levenscyclus
+
±
+
+
+
+
-
Passieve woning
+
+
+
+
+
±
+
+
+
+
+
+
+
±
Huis
+
+
+
+
+
±
+
+
+
+
+
+
+
-
Hoeve
+
+
+
+
+
±
+
+
+
+
+
+
+
+
GROOTSCHALIGE WONING Flat
+
+
-
File en verkeersproblemen
Verkaveling
+
+
-
File en verkeersproblemen
Appartement
+
+
-
File en verkeersproblemen
Meerwaarde voor natuur
Geur
+
Meerwaarde voor de plek
Waterverbruik
+
Benodigde oppervlakte
Infiltratie
+
Energiebehoefte
Water
+
Invulling KLEINSCHALIGE WONINGEN Woonwagen
Bodem
Inpassing landschap
Andere
Mobiliteit
Milieu
Concurrentie
Water
Bereikbaarheid zwaar verkeer
Bodem
Locatie
Redenering
Levenscyclus <10 jaar + ≠meerwaarde voor plek +
42
VERBLIJFSRECREATIE GROOT Camping
+
-
In nabije omgeving
Bungalowpark
+
-
In nabije omgeving
Groepsaccommodatie
+
+
Hotel
+
-
VERBLIJFSRECREATIE KLEIN B&B
+
+
+
+
+
±
+
+
±
+
+
Yourt
+
+
+
+
+
±
+
+
±
+
-
Chalet
+
+
+
+
+
±
+
+
±
+
+
+
+
±
±
RECREATIE EN EDUCATIE KINDEREN Boerderijklasse
±
+
+
+
±
±
+
+
+
±
+
+
+
+
±
Klimparcours
+
+
+
+
+
±
+
+
+
±
-
Speelboerderij
+
+
-
Speeltuin
+
+
-
IJshoeve
+
+
+
+
±
±
+
+
+
+
+
±
±
+
±
RECREATIE EN EDUCATIE NATUUR Wandelpad
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
Picknickweide
+
+
+
+
±
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
Kruidentuin
+
+
+
±
+
+
+
+
+
+
-
Bloementuin
+
+
+
±
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
Blotevoetenpad
+
+
+
+
±
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
RECREATIE EN EDUCATIE OVERIGE Fietsenverhuur
+
+
+
+
+
±
+
+
+
+
+
+
+
±
±
Brommerverhuur
+
+
+
+
+
±
+
+
+
-
Boerengolfterrein
+
+
+
+
±
+
+
+
±
±
+
+
+
±
-
Oppervlakte verharding > 4.300m² In nabije omgeving
+
+
±
± Levenscyclus <10 jaar
Levenscyclus <10 jaar File en verkeersproblemen File en verkeersproblemen
Levenscyclus <10 jaar
Geluidoverlast +
+
+
+
+
43
Golfbaan
+
-
In nabije omgeving
Minigolfbaan
+
+
+
+
+
±
-
Footgolfbaan
+
+
+
+
+
±
+
Kartingsbaan
+
+
+
+
+
±
-
Bowlingbaan
+
+
+
-
Teambildingterrein
+
-
SPORT EN ONTSPANNING OUTDOOR Joggingpad
+
+
Sportveld
+
-
Volleybalterrein
+
Minigolf
Oppervlakte verharding > 4.300m² +
+
±
+
+
+
+
+ Oppervlakte verharding > 4.300m² ≠Inpassing in het landschap In nabije omgeving
+
+
+
±
+
+
+
+
+
+
+
±
+
+
+
+
+
±
+
+
+
-
+
+
+
+
+
±
-
Natuurlijke zwemvijver Golfbaan
+
+
+
+
+
±
+
+
-
In nabije omgeving
Visvijver
+
-
In nabije omgeving
Zweefvliegtuigveld
+
+
+
+
+
±
+
+
+
-
Doolhof
+
+
+
+
+
±
+
+
+
+
Petanquebaan
+
-
BMX-terrein
+
+
+
+
SPORT EN ONTSPANNING INDOOR Schaatsbaan
+
+
+
-
Fitness
+
-
Manege
-
Danszaal
+
-
In nabije omgeving
Batmintonveld
+
-
In nabije omgeving
In nabije omgeving Geluidsoverlast Oppervlakte verharding > 4.300m² +
+
+
+
+
+
+
+
Geluidsoverlast ±
+
+
+
+ In nabije omgeving
+
±
-
Oppervlakte verharding > 4.300m²
≠Inpassing in het landschap In nabije omgeving Zwaar verkeer
44
Zaalvoetbalveld
+
-
In nabije omgeving
Sporthal
+
-
In nabije omgeving
Wellness
+
-
In nabije omgeving
Sauna
+
-
In nabije omgeving
MAATSCHAPPELIJK DORP School
+
+
Kinderopvang
+
-
In nabije omgeving
Kinderdagverblijf
+
-
In nabije omgeving
Jeugdhuis
+
+
+
+
MAATSCHAPPELIJK BUITENGEBIED Cinema
+
+
+
-
+
+
-
Containerpark
-
Begraafplaats
+
+
Radiostation
+
-
Dierenweide
+
+
Zorgboerderij
+
-
Cultuurboerderij
+
+
Theater
+
-
Vergaderlokaal
+
+
+
Kantoor
+
+
-
Industrie
-
File en verkeersproblemen
+
±
+
+
+
-
Geluidsoverlast
≠Inpassing in het landschap Zwaar verkeer +
+
+
+
+
+
+
+
+
-
≠Meerwaarde voor de plek In nabije omgeving
+
+
±
±
+
+
±
-
Geluidsoverlast In nabije omgeving
+
+
+
±
+
+
+
+
+
+
+
+
± In nabije omgeving
WERK GEBOUWEN +
+
±
±
+
+
+
+
±
+
-
≠Meerwaarde voor de plek File en verkeersproblemen Zwaar verkeer
WERK KLEINSCHALIG Horeca
+
+
+
+
+
±
+
+
+
+
+
±
+
±
±
Restaurant
+
+
+
+
+
±
+
+
+
+
+
±
+
±
±
Hovenier
+
+
+
+
±
±
+
+
+
-
Geluidsoverlast
45
Kapper
+
-
In nabije omgeving
Nachtwinkel
+
+
+
+
+
±
+
+
+
-
Imker
+
+
+
+
+
±
+
+
+
+
Bakker
+
+
-
File en verkeersproblemen
Slager
+
+
-
File en verkeersproblemen
Brouwerij
+
-
Ambachten
+
+
+
+
+
±
+
+
WERK GROOTSCHALIG DORP Strijk- en droogkuisatelier Meubelmakerij
+
+
+
+
+
±
±
-
Carwash
+
WERK GROOTSCHALIG BUITENGEBIED Transportbedrijf
-
Dierenhulpcentrum
+
Viskwekerij
-
Zwaar verkeer
Tuincentrum
-
Zwaar verkeer
Loonwerkbedrijf
-
Zwaar verkeer
AGRARISCH GERELATEERD Algenkweek
+
+
+
-
Pluktuin
+
+
+
+
±
±
+
+
±
+
+
+
+
+
+
Volkstuin
+
+
+
+
±
±
+
+
±
+
+
+
+
+
+
Alternatieve gewassen
+
+
+
+
±
±
+
+
±
+
+
+
+
+
+
Biovergister
+
+
+
-
Boerderijwinkel
+
+
+
+
Geluidsoverlast +
+
+
+
+
In nabije omgeving +
±
+
+
+
+
±
Water- en energieverbruik
-
Zwaar verkeer +
-
File en verkeersproblemen
Zwaar verkeer +
+
+
±
±
±
+
+
+
+
-
Hoog energieverbruik door operatiekamers e.d.
≠Inpassing in het landschap
≠Inpassing in het landschap +
±
+
+
±
+
+
±
+
+
±
46
Kennisboerderij
+
+
+
+
+
±
+
+
+
+
+
+
+
Permacultuur
+
+
+
+
+
±
+
+
±
+
+
+
-
Eco-village
±
+
+
-
Aardbeienacademie
+
+
+
+
±
±
+
+
±
+
+
+
+
+
±
Groentekwekerij met groentepakket Veehouderij met slachterij Boerderijspa
+
+
+
+
±
±
+
+
±
+
+
±
+
+
±
+
+
+
+
±
±
-
+
-
Kijkboerderij
+
+
LANDBOUW Gemengd bedrijf
-
Zwaar verkeer
Akkerbouw
-
Zwaar verkeer
Extensieve Veeteelt
±
Intensieve veeteelt
-
+
+
± Benodigde oppervlakte > beschikbare oppervlakte ≠Inpassing in het landschap
Oppervlakte verharding > 4.300m² In nabije omgeving
+
+
+
±
±
±
±
±
±
+
+
±
+
±
+
±
+
+
+
+
+
+
+
+
±
± Zwaar verkeer
TUINBOUW Boomgaard
+
+
+
+
±
±
+
+
±
±
+
+
+
+
+
Wijngaard
+
+
+
+
±
±
+
+
±
±
+
+
+
+
+
Glastuinbouw
+
+
+
-
Sierteelt
+
+
+
+
±
±
-
Groententeelt
+
+
+
+
±
±
+
+
±
+
+
+
+
+
+
Boomkwekerij
+
+
+
+
±
±
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
≠Inpassing in het landschap Oppervlakte verharding > 4.300m²
NATUUR Natuur
47
6
TOETSING POSITIEVE RESULTATEN VAN DE CONFRONTATIE AAN HET VOOROPGESTELDE BELEID EN BESTEMMINGSPLAN
In het zesde hoofdstuk worden de positieve resultaten uit tabel 4, afkomstig uit het vijfde hoofdstuk, getoetst aan het bestemmingsplan. Door de gemeente worden een aantal invullingen als wenselijk beschouwd en andere invullingen zijn niet gewenst. Dit wordt dieper uitgewerkt in dit hoofdstuk.
6.1
Positieve invullingen
In het hoofdstuk 5 werd een toetsing uitgewerkt. Hierbij vielen enkele categorieën af, namelijk: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Grootschalig wonen Verblijfsrecreatie groot Sport en ontspanning indoor Maatschappelijk dorp Werk gebouwen Werk grootschalig dorp Werk grootschalig buitengebied
Op de positief scorende invullingen, wordt er opnieuw een toetsing toegepast.
6.2
Methode toetsing
In dit onderdeel worden alle positieve invullingen, die voortvloeien uit de confrontatie tussen programmatische mogelijkheden en de aspecten duurzaamheid, planologische locatie, diverse en locatie, getoetst aan het vooropgestelde beleid. De toetsing vindt plaats aan de hand van 3 verschillende symbolen, namelijk: 1. + : 2. ± : 3. - :
gewenst gewenst onder voorwaarden niet gewenst
Wanneer de invulling gewenst is onder voorwaarde, wordt deze opgenomen in een opmerking.
6.3
Resultaten
Tabel 4: Toetsing positieve resultaten uit hoofdstuk 5 aan het beleid
Invulling
Beleid
Opmerking
WONEN Passieve woning
±
Ruimte-voor-Ruimte
Hoeve
±
Ruimte-voor-Ruimte
±
Extensief
VERBLIJFSRECREATIE KLEINSCHALIG Bed and Breakfast
48
Chalet
±
Extensief
Boerderijklasse
±
Extensief
IJshoeve
±
Extensief
Wandelpad
±
Extensief
Picknickweide
±
Extensief
Bloementuin
±
Extensief
Blotenvoetenpad
±
Extensief
Fietsenverhuur
±
Extensief
Boerengolfterrein
±
Extensief
Footgolfbaan
±
Extensief
Joggingpad
±
Extensief
Natuurlijke zwemvijver
±
Extensief
Doolhof
±
Extensief
±
Extensief
Horeca
±
Extensief
Restaurant
±
Extensief
Imker
±
Extensief
Ambacht
±
Extensief
Kenniscentrum
±
Extensief
Pluktuin
±
Grondgebonden
Volkstuin
±
Grondgebonden
RECREATIE EN EDUCATIE KINDEREN
RECREATIE EN EDUCATIE NATUUR
RECREATIE EN EDUCATIE OVERIGE
SPORT EN ONTSPANNING OUTDOOR
MAATSCHAPPELIJK BUITENGEBIED Cultuurboerderij WERK KLEINSCHALIG
AGRARISCH GERELATEERD
49
Boerderijwinkel
±
Beperkte milieubelasting
Aardbeienacademie
±
Grondgebonden
Groentekwekerij met groentepakketten
±
Grondgebonden
Kijkboerderij
±
Beperkte milieubelasting
±
Beperkte milieubelasting
Boomgaard
±
Grondgebonden
Wijngaard
±
Grondgebonden
Boomkwekerij
±
Grondgebonden
LANDBOUW Extensieve veeteelt TUINBOUW
NATUUR Natuur
+
50
7
MOGELIJKE ONDERNEMERSCONCEPTEN
In het zevende hoofdstuk wordt het referentieontwerp en 3 verschillende ondernemersconcepten uitgewerkt. Deze concepten zijn gebaseerd op de mogelijke invullingen, afkomstig uit het zesde hoofdstuk. Met de verschillende concepten werden de omwonenden bevraagd.
7.1
Ecologische verbindingszone
Op de percelen van het vrijgekomen agrarische bedrijf zijn 2 ecologische verbindingszones aanwezig. Deze zijn gelegen op het perceel 135 en perceel 448, langsheen de Kleine Beerze. Dit aspect werd opgenomen in het ontwerp. De ecologische verbindingszone, gelegen op perceel 135, is aangeduid als leefgebied voor kamsalamander. Deze vereist een leefgebied dat bestaat uit bos, struweel, grasland, moeras en poelen. Dit wordt in elk ondernemersconcept opgenomen.
7.2
Referentieconcept: Natuur
Een visuele weergave kan worden waargenomen in Bijlage 2. 7.2.1
Programmatische invulling
Als eerste optie werd gekozen voor de invulling natuur. Het programma bestaat volledig uit natuur. Aangezien er op het perceel 135 een ecologische verbindingszone aanwezig is, aangeduid voor kamsalamander, is dit in heel het ontwerp doorgetrokken. 7.2.2
Benutte percelen
Aangezien perceel 135 en perceel 447 en 448 niet op elkaar aansluiten, werd de keuze gemaakt om aangrenzende percelen mee op te nemen in het concept. Op deze manier sluit het gebied mooi aan op een aanpalende boscomplex.
51
7.2.3
Ontwerp
Figuur 28: Referentieconcept: Natuur
In het ontwerp worden meerdere poelen opgenomen. Deze hebben een diepte van 1 meter. Het is belangrijk dat de poel op een zodanige manier aangelegd wordt, dat er altijd water in staat. De diepte van de poel is gelegen net onder de gemiddelde laagste grondwaterstand. Op deze locatie is dit gelegen op 80 cm. De poel mag maximaal 5000 m² groot zijn. De noordelijke zijde van de poel zal de oever een helling hebben met een hellingshoek tussen 20° en 30°. De poel mag niet in verbinding staan met de Kleine Beerze. Tevens mogen 2 poelen maximaal 400 m uit elkaar liggen. (Waterschappen De Dommel, WebGIS Publisher). Een tweede element is de aanwezigheid van moeras. Deze zone wordt ontwikkeld op de plaats waar de gemiddelde hoogste grondwaterstand net onder het maaiveld gelegen is. Dit is het geval op de percelen gelegen langsheen de Kleine Beerze. Deze zone zal voorzien worden rondom de poelen. Hierbij wordt een zone voorzien van 20m. De gebruikelijke flora is lisdodde, riet en zegge. Deze zone biedt ook een habitat en beschutting voor rietvogels, kleine zoogdieren, juffers en libellen (Henkens, Van Reenen , Aloserij, Brouwer, & Van Doesburgh, 2014). Grasland is het derde aspect. Aan de oever van de waterloop zal het grasland bloemenrijk en vochtig zijn. Wanneer het grasland verder van de Kleine Beerze gelegen is, wordt dit ruiger. Het bevat meer kruiden dan grassen. Een bloemenrijk grasland is waardevol voor libellen, diverse insecten en vlinders. Een ruigte grasland biedt meer kansen voor zoogdieren, reptielen en amfibieën (Henkens, Van Reenen , Aloserij, Brouwer, & Van Doesburgh, 2014).
52
Het vierde belangrijke aspect is de aanleg van struweel. Struweel vormt vaak de overgang van grasland naar bos. Het bevat struiken die tot 5 meter groot zijn. Het is een habitat voor broedvogels. Op dit ogenblik zijn er verschillende plannen opgesteld om de Kleine Beerze opnieuw te laten meanderen. Dit aspect werd in het ontwerp opgenomen. Rondom de meanderende waterloop is er ruimte voorzien voor de aanleg van oevervegetatie zoals riet, lisdodde, gele lis en zegge. Er wordt gestreefd naar een verbetering van de kwaliteit van Kleine Beerze. Deze planten dragen bij tot de waterzuivering. Deze verschillende structuren werden op de percelen gecombineerd. Rondom de drukke weg werd een haag aangeplant. Op deze manier wordt het gebied afgeschermd van verkeershinder van de betreffende verbindingsweg. In het perceel wordt heel wat ruimte voorzien voor grasland. Aangezien de bewoners tijdens het eerste interview hun wensen toelichtten, kwam het aspect weidevogels verschillende keren aan bod. Hun leefgebied bestaat uit bloemrijk grasland. Op deze manier worden de wensen van de bewoners opgenomen in dit concept (Vogelbescherming Nederland, 2014). In dit concept wordt de bestaande bebouwing afgebroken.
7.3
Ondernemersconcept 1: Agroforestry
Een visuele weergave kan worden waargenomen in Bijlage 3. 7.3.1
Programmatische invulling
Het eerste ondernemersconcept is agroforestry. Hierbij werd gekozen voor een combinatie van een boomkwekerij en een scharrelkippenbedrijf. Bij dit scenario bestaat bovendien de mogelijkheid om opnieuw leven te brengen in oude ambachten zoals het maken van klompen en het vlechten van manden. Er kunnen ook workshops worden gegeven. 7.3.2
Benutte percelen
Bij dit concept wordt gebruik gemaakt van de 3 bijhorende percelen van het vrijgekomen agrarisch bedrijf en 5 extra percelen. Op deze percelen is een beperking van veehouderij gelegen. Dit betekent dat op 1 ha maximaal 2 grootvee-eenheden zich mogen vestigen. De percelen samen hebben een grootte, rekening houdend met beekherstel en de aanleg van de ecologische verbindingszone, van ongeveer 22 ha. Dit komt neer maximaal 10 grootvee-eenheden. EĂŠn legkip komt overeen met 0,01 grootvee-eenheid. Hierdoor mogen er maximaal 44.000 legkippen worden gehouden (Lenders , D'Hooghe, Van Gijseghem, & Overloop, 2008). De bestaande stallen kunnen worden aangepast en herbruikt. In de zomer, lente en herfst, kunnen de kippen buiten overnachten in plaggenhutjes. De geproduceerde eieren kunnen verkocht worden. In de winter kunnen de kippen door de weersomstandigheden enkel op stal gehouden worden. In de boomkwekerij worden schietwilgen, kraakwilgen en populieren geteeld. De keuze voor deze boomsoort is gebaseerd op de ondergrond. Dit hout wordt verkocht.
53
7.3.3
Ontwerp
Figuur 29:Ondernemersconcept 1: Agroforestry
Bij dit concept wordt gebruik gemaakt van plaggenhutten. Hierin zullen de kippen verblijven. Een plaggenhut is een hutje dat bedekt wordt met heideplaggen. Bij de aanleg hiervan wordt een ondiepe kuil gegraven. Vervolgens wordt hierop een constructie geplaatst van houten balken. Hierin wordt ruimte voorzien voor het plaatsen van een raam. Tevens wordt dit gebruikt als legstal. Hierdoor moet er ook rekening worden gehouden met een opstelling waardoor de eieren uit de hutjes kunnen worden gehaald. Vervolgens worden de planken bedekt met heideplaggen. Deze hutjes worden tussen de bomen geplaatst. De kippen zullen lopen en verblijven in de boomkwekerij.
7.4
Ondernemersconcept 2: Geitenboerderij met kenniscentrum
Een visuele weergave kan worden waargenomen in Bijlage 4. 7.4.1
Programmatische invulling
Als tweede ondernemersconcept werd er gekozen voor een geitenboerderij met een kenniscentrum. 7.4.2
Benutte percelen
Bij dit scenario wordt er gebruik gemaakt van de 3 percelen die behoren tot het vrijgekomen agrarisch bedrijf en 5 extra percelen. Op het perceel 135 wordt rekening gehouden met de ecologische verbindingszone en op het perceel 448 wordt ruimte
54
voorzien voor de meandering van de Kleine Beerze. Hierdoor heeft het bedrijf een oppervlakte van ongeveer 22 ha. Hierdoor zullen er 290 witte Saanen melkgeiten gehouden mogen worden. Tevens worden er bij dit concept verbredingsactiviteiten aangeboden. Verder zal er op het bedrijf melkverwerking plaatsvinden. In dit scenario bestaat de mogelijkheid om een kleine boerderijwinkel te integreren waar melk en verwerkte producten verkocht kunnen worden. 7.4.3
Ontwerp
Figuur 30: Ondernemersconcept 3: Geitenboerderij met kenniscentrum
De bestaande stal blijft behouden. Verder wordt er in de opbergruimte ruimte voorzien voor een kenniscentrum. In deze ruimte kunnen verschillende activiteiten plaatsvinden zoals ontbijten, rondleidingen, kookevenementen e.d.. De verschillende georganiseerde activiteiten hebben betrekking op de bedrijfsuitvoering. Zo worden er rondleidingen aangeboden over de melkverwerking tot kaas, ijs, yoghurt e.d., hoe een boerderij werkt en informatie over het gebied zelf. Het gebouw waar opslag van materiaal plaatsvond, zal worden omgevormd tot een melkruimte. De dieren overnachten in lente, zomer en herfst in plaggenhutjes op het weideperceel.
7.5
Ondernemersconcept 3: Horeca met doe-activiteiten
Een visuele weergave kan worden waargenomen in Bijlage 5.
55
7.5.1
Programmatische invulling
In het derde en laatste concept werd gekozen voor een horeca- en recreatieve functie. Voor dit concept werd gekozen doordat er in Meerven een fietsknooppuntennetwerk gelegen is. Hierbij wordt horeca, recreatie en toerisme gecombineerd. In dit concept wordt ruimte voorzien voor natuur.
Figuur 31: Ligging fietsknooppuntennetwerk (Bron: http://routeplanner.fietsersbond.nl/)
7.5.2
Benutte percelen
Bij dit concept wordt enkel gebruik gemaakt van de 3 bijhorende percelen van het vrijgekomen agrarisch bedrijf. Hierbij wordt horeca, recreatie en toerisme gecombineerd. Op het perceel 135 wordt ruimte voorzien voor de aanleg van een parking en voor een boeren footgolf. Op het perceel 447 en een stukje van 448 wordt ruimte voorzien voor de aanleg van een bloemenweide in combinatie met enkele aparte zit mogelijkheden. Op deze manier kan er worden genoten van het uitzicht. Verder wordt het perceel 448 opnieuw ruimte voorzien voor natuur. De verschillende ecologische verbindingszones zijn opgenomen in dit concept.
56
7.5.3
Ontwerp
Figuur 32: Ondernemersconcept 3: Horeca met doe-activiteiten
Op het perceel 135 wordt parking voorzien. Hierbij wordt gebruik gemaakt van doorgroeimatten, aangezien de infiltratie in dit gebied optimaal moet kunnen verlopen. Het kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur heeft een tabel opgesteld waarbij wordt bepaald hoeveel oppervlakte er minimaal nodig is bij een bepaalde bedrijfsuitvoering. Bij deze invulling moet er een parking worden voorzien van 4 parkeerplaatsen voor de invulling van de boeren footgolf. Aangezien bij dit concept een horeca functie aanwezig is, wordt een parking aangelegd met 30 parkeerplaatsen. Dit is beperkt omdat dit concept eerder gericht is op recreanten van het fietsknooppuntennetwerk. Eén parkeerplaats heeft een oppervlakte van 20 m² (Tudelft, s.a). Wanneer er 30 parkeerplaatsen voorzien worden, zal er nog een oppervlakte zijn van 15.090 m² voor de aanleg van een boeren footgolfterrein, rekening houdend met de ecologische verbindingszone. Hierbij kan een terrein worden aangelegd met 7 holes. Elke hole heeft een oppervlakte van 130 m² (Brasserie afslag 86, s.a). Op dit perceel kunnen enkele varkens rondlopen. Op het perceel 447 en een stukje van het perceel 448 kan een bloemenweide worden aangelegd. Op dit stukje zullen enkele aparte zitmogelijkheden worden aangelegd. Op deze manier kan er worden genoten van het uitzicht. Op het resterende perceel zal er ruimte worden voorzien voor de ontwikkeling van natuur. In deze invulling kan een imker worden geïntegreerd. In de bloemenweide met bloemen en bloesembomen kunnen enkele bijenkasten worden geplaatst. De bloemenweide zal een bijdrage leveren aan de habitatmogelijkheden voor diverse 57
57
insecten. Tevens bestaat er ook een mogelijkheid om een bloemen pluktuin te integreren.
7.6
Ondernemersconcepten versus omwonenden
Met de uitgewerkte ondernemersconcepten werden de omwonenden bevraagd. Hierbij werd de vraag gesteld welk concept de voorkeur kreeg. Tevens werd ook de vraag gesteld om de verschillende scenarioâ&#x20AC;&#x2122;s punten te geven. Hierbij kreeg het meest gewenste scenario 4 punten. Het minst gewenste kreeg 1 punt. Er werden 14 omwonenden geĂŻnterviewd. 7.6.1
Resultaten
Na de toetsing werden de punten opgeteld en uitgezet in een staafdiagram. Tabel 5: Resultaten interviews van de verschillende concepten
Resultaten interviews van de verschillende concepten 60 50
Score
40 30 20 10 0 Natuur
Agroforestry
Geitenboerderij Horeca met doemet kenniscentrum activiteit
58
8
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
In dit hoofdstuk wordt een korte terugblik geschetst uit de conclusies die kunnen getrokken worden. Verder wordt er ook een advies geformuleerd voor de toekomstige ondernemer en de gemeente.
8.1
Conclusie
Tijdens de eerste interviewronde, waarbij werd gevraagd naar de wensen van de omwonenden, kreeg de invulling natuur de voorkeur. Tijdens de laatste interviewronde, bij de voorstellen van de concepten, opteerden enkele omwonende voor een andere invulling. Hierbij werd enkele keren de ondernemersconcepten agroforestry en de geitenboerderij als eerste invulling gekozen. De reden waardoor het eerste ondernemersconcept, agroforestry, niet wenselijk was, was doordat de omwonenden dachten hinder te ondervinden van de wilgenpluis tijdens de bloei. Het tweede ondernemersconcept , de geitenboerderij met kenniscentrum, was voor enkele omwonenden niet wenselijk. Hierbij was er vrees voor uitbraak van ziektes, zoals Q-koorts. Dit had in het verleden in de nabije omgeving plaats gevonden. Het idee achter dit concept vonden ze wel leuk. Het derde ondernemersconcept, horeca met doe-activiteit was niet wenselijk voor de omgeving omdat dit gepaard gaat met het verstoren van de rust in het gebied. Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de omwonenden genieten van de aanwezige rust en stilte. Wanneer de vraag wordt gesteld voor een recreatieve invulling, staan de omwonenden hier niet voor open uit angst voor de verstoring van de rust. Tevens werd de vorige eigenaar uit het bedrijf uitgekocht en werd de invulling natuur beloofd. Hierdoor ontstond er een bepaald toekomstbeeld. Tevens bestaat een emotionele verbintenis met de vorige eigenaar waardoor de omwonenden de invulling natuur enkel wenselijk vinden. Uit de aftoetsing van de concepten met de wensen van de bewoners, kan worden geconcludeerd dat de invulling natuur de voorkeur draagt. Het bestemmingsplan is echter ingekleurd als agrarisch gebied. Om het concept te realiseren zal het bestemmingsplan moeten worden aangepast, aangezien dit ingekleurd is op het vigerende bestemmingsplan als agrarisch gebied.
8.2
Advies voor ondernemers
Of een invulling gerealiseerd kan worden, is naast het maatschappelijk draagvlak, afhankelijk van het beleid van de betreffende gemeente en van het bestemmingsplan. Het initiatief van de ondernemer wordt aan verschillende parameters getoetst, zoals: 1. 2. 3. 4. 5.
Locatiekenmerken Duurzaamheid Bestemmingsplan Beleid Maatschappelijk draagvlak
Bij het ontwerpen van een idee, is het van groot belang dat er eerst onderzoek wordt verricht naar het gebied zelf. Hiervoor kan de matrix, opgesteld binnen dit eindwerk, een eerste scan maken van de mogelijke invullingen. Er moet ook rekening gehouden
59
worden met het landschap en de omwonenden. Wanneer de omgeving een negatief effect ondervindt, moet dit worden voorkomen. Hiervoor kunnen echter maatregelen worden genomen zoals het plaatsen van een waterzuivering, isolatie, wateropvang, geluidsschermen, geluidswal van natuurlijk materiaal, stofvangers of luchtwassers. De matrix is bedoeld voor een eerste scan van de globale mogelijkheden. De concepten laten zien hoe diverse functies kunnen worden gecombineerd waardoor nieuwe inspirerende bedrijven kunnen ontstaan die op draagvlak kunnen rekenen van omwonenden. Bij een verdere uitwerking is een gedetailleerde technische toetsing nodig en uitwerking van maatregelen waar compensatie van negatieven effecten mogelijk is. Wanneer het vigerende bestemmingsplan anders ingekleurd is, moet dit gewijzigd worden. Het wijzigen van het bestemmingsplan is mogelijk op 2 manieren, namelijk: 1. Invulling is passend in het beleid en niet in het bestemmingsplan 2. Invulling is niet passend in het beleid en het bestemmingsplan, maar het is een goed idee
8.3
Advies voor gemeenten
Voor een gemeente is het van groot belang dat er tijdig een inschatting wordt gemaakt hoeveel agrarische bedrijven er in de toekomst vrijkomen. Hierbij moet er met de locatie rekening worden gehouden. Wanneer een gemeente goed voorbereid wil zijn op het vrijkomen van zulke bedrijven, dient er op voorhand op zoek gegaan te worden naar wat er ontbreekt in de gemeente en wat wenselijk is voor de omgeving en de gemeente zelf. Een gemeente kan het probleem van de vrijgekomen agrarische bedrijven beter bekijken op een grotere schaal, dan per individuele gemeente. Hierdoor krijgt de gemeente een beter zicht op welke invulling waar mogelijk en wenselijk is. Op deze manier kan een potentiĂŤle ondernemer beter worden begeleid in de ontwikkeling van zijn idee. Naast duurzaamheidsaspecten zijn locatiekenmerken zoals afstand ten opzichte van het dorp, afstand ten opzichte van een beekdal, afstand ten opzichte van de natuur e.d., cultuurhistorische waarde en de mening van bewoners bepalend voor de hergebruikmogelijkheden. De methode van het uitkopen van een agrarisch bedrijf moet worden bijgeschaafd. Het uitkopen van een agrarisch bedrijf gaat gepaard met een emotionele verbintenis. Wanneer er bij het uitkopen van de eigenaar een bepaalde invulling wordt beloofd, wordt er door de omwonenden een bepaald toekomstbeeld geschetst. Wanneer de voorgestelde invulling vervolgens niet gerealiseerd wordt, door het optreden van problemen zoals geldtekort, zal de buurt bij het voorstellen van een andere en nieuwe invulling hierop negatief reageren.
60
LITERATUURLIJST Antrop, M., Van Eetvelde , V., Janssens , J., Martens , I., & Van Damme, S. (2002). Traditionele landschappen Vlaanderen: Kenmerken . BegiĂŤ. Begrippenlijst Ruimtelijke Ordening. (s.a.). Opgeroepen op mei 20, 2015, van http://static.digischool.nl Borsten, J. (2012). Geitenbrij op een rij. Nederland: Louis Bolk Instituut. Brasserie afslag 86. (s.a). Opgeroepen op mei 15, 2015, van http://www.afslag86.be buro plot. (2011). De Kempen - Campina Collectief. Opgeroepen op februari 2015, van De Kempen - Campina Collectief: http://www.buroplot.eu/projecten/de_kempen_-_campina_collectief.html Campina Collectief . (sd). Voorstelling fases . Opgehaald van Voorstelling fases: http://www.campinacollectief.be/wp-content/uploads/2014/01/proces_def.pdf Campina Collectief. (2014). Opgehaald van http://www.campinacollectief.be/ Campina Collectief. (sd). Voorstelling fases. Opgehaald van Voorstelling fases: http://www.campinacollectief.be/wp-content/uploads/2014/01/proces_def.pdf Centraal Bureau voor de Statistiek . (2013). Demografische kerncijfers per gemeente 2013. Den Haag. Centraal Bureau voor de Statistiek . (2015, maart 24). Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar hoofdbedrijfstype, regio. Heerlen, Den Haag, Nederland. Centraal Bureau voor Statistiek . (2011). Gemeente op maat: Eersel. Den Haag. Centraal Bureau voor Statistiek. (2015, Maart 6). Landbouw; biologisch en/of in omschakeling, gewassen en dieren. Opgeroepen op Mei 16, 2015, van http://statline.cbs.nl/ De Brabantse Kempen. (2015). Dorpspark Vessem, Dorp aan de Beek en Beleef de Kempen. Opgeroepen op maart 10, 2015, van De Brabante Kempen: www.brabantsekempen.eu De Brabantse Kempen. (2015). Levend Beerze leeft, bruist en werkt. Opgeroepen op Maart 10, 2015, van De Brabantse Kempen: www.brabantsekempen.eu De Dommel. (2014). Keurkaart. Opgeroepen op april 25, 2015, van http://www.dommel.nl Denis, J. (1992). Geografie van de Kempen. Brussel . Departement Leefmilieu, Natuur en Energie. (s.a). Wat is duurzame ontwikkeling? Opgeroepen op mei 17, 2015, van Vlaanderen is milieubewust: http://www.lne.be/ DoezĂŠ, R. (2009). Nederlandse en Belgische Kempen: Onderzoek naar de invloed van grensoverschrijdende regimes op de organisatie van gebiedsontwikkeling. Tilburg.
61
Dommel, W. d. (2015). Dommel. Opgeroepen op maart 10, 2015, van Waterschappen De Dommel: www.dommel.nl Dorpsraad Vessem. (sd). Toerisme. Opgeroepen op Maart 30, 2015, van Vessem.info: vessem.info Eersel, G. (2009). Bestemmingsplan Kom Vessem. Rosmalen. Gemeente Eersel. (2011, augustus). Gebiedsvisie Bebouwingsconcentraties: Gemeente Eersel Deel 1. Eersel, Noord-Brabant, Nederland. Gemeente Eersel. (2011, augustus). Gebiedsvisie: Gemeente Eersel Deel 2. Eersel, Noord-Brabant, Nederland. Gemeente Eersel. (2011, april 3). Structuurvisie 2011: Gemeente Eersel. Eersel, Noord-Brabant, Nederland. Gemeente Eersel. (2013). Bestemmingsplan. Opgeroepen op Mei 20, 2015, van Ruimtelijke Plannen: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/ Gemeente Eersel. (sd). Cultuurhistorische toelichting . Eersel, Noord-Brabant , Nederland. Gemeente Eersel. (sd). Overzicht wijzigingsbevoegdheden: Bestemminsplan 'Kom Vessem'. Eersel, Noord-Brabant , Nederland. Gies, E., Nieuwenhuizen, W., & Smidt, R. (2014). Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied. Utrecht: InnovatieNetwerk. Henkens, D., Van Reenen , E., Aloserij, J., Brouwer, M., & Van Doesburgh, R. (2014). Aanleg van een natte ecologische verbindingszone (EVZ). Nederland. Hessing, B. (2015). Startbijeenkomst Praktijkatelier De Kempen. Opgeroepen op mei 12, 2015, van Het Huis van de Brabantse Kempen: http://www.brabantsekempen.eu Het Huis van de Brabantse Kempen. (2015). Opgeroepen op maart 15, 2015, van www.brabantsekempen.eu Het Huis van de Brabantse Kempen. (2015). Over de Kempen. Opgehaald van De Brabantse Kempen : www.brabantsekempen.eu Lenders , S., D'Hooghe, J., Van Gijseghem, D., & Overloop, S. (2008). Milieudruk in de landbouw op basis van gegevens van het Landbouwmonitoringsnetwerk 2005. BelgiĂŤ. Noord-Brabant. (2014). Bijlage 4: Gebiedsbeschrijving 'Stroomgebieden'. Nederland. Platform31. (2014, september 25). Wat te doen met leegstaand agrarisch vastgoed? Opgeroepen op april 14, 2015, van http://www.platform31.nl/ Portaal Natuur en Landschap. (2015). Landschapselementtypen. Opgeroepen op april 20, 2015, van Portaal Natuur en Landschap: http://www.portaalnatuurenlandschap.nl/ Portaal Natuur en Landschap. (2015). Natuurtypen. Opgeroepen op april 20, 2015, van Portaal Natuur en Landschap: http://www.portaalnatuurenlandschap.nl/
62
Project Kleine Beerze in 2015. (2014, Oktober 21). ED. Provincie Noord Brabant. (2015). Thematisch overzich kaartmateriaal . Opgeroepen op april 20, 2015, van http://kaartbank.brabant.nl/ Provincie Noord-Brabant. (2009). Natuurbeheerplan Provincie Noord-Brabant. Nederland. Provincie Noord-Brabant. (2015). Aardkundig waardevolle gebieden . Opgeroepen op maart 23, 2015, van http://www.brabant.nl Provincie Noord-Brabant. (s.a.). Kenmerken Kempen. Opgeroepen op Mei 19, 2015, van Structuurvisie Ruimtelijke Ordening : ro.brabant.nl Reloes, J. (2013, December 6). Landbouw en voedingin verleden, heden en toekomst. Brussel, BelgiĂŤ. Rijksmuseum van Oudheden . (s.a.). Inleiding Nederlandse prehistorie. Opgeroepen op Mei 17, 2015, van Rijksmuseum van Oudheden: http://www.rmo.nl/ Stadsregio Turnhout. (sd). Opgeroepen op Maart 2015, 2015, van Stadsregio Turnhout: Beerse, Oud-Turnhout, Turnhout en Vosselaar: www.stadsregioturnhout.be Tudelft. (s.a). Parkeren. Opgeroepen op mei 15, 2015, van http://www.tudelft.nl/ Verreydt, S. (2011). Milieukunde. Geel: Campina Media. Vogelbescherming Nederland. (2014). Grutto. Opgeroepen op Mei 12, 2015, van Weidevogelboerderijen : http://www.weidevogelboerderijen.nl/ Waterschappen De Dommel. (sd). WebGIS Publisher. Opgeroepen op Mei 12, 2015, van http://dommel.webgispublisher.nl/ Waterschappen De Dommel, & Watergraaf. (s.a). De Beerze: Een beek vol leven . Nederland : Waterschappen De Dommel.
63
BIJLAGE 1: VOORZIENINGENKAART
Figuur 33: Voorzieningenkaart Vessem
64
BIJLAGE 2: REFERENTIECONCEPT NATUUR
Figuur 34: Referentieconcept Natuur
65
BIJLAGE 3: ONDERNEMERSCONCEPT 1: AGROFORESTRY
Figuur 35: Ondernemersconcept1: Agroforsetry
66
BIJLAGE 4: ONDERNEMERSCONCEPT 2: GEITENBOERDERIJ MET KENNISCENTRUM
Figuur 36: Ondernemersconcept 2: Geitenboerderij met kenniscentrum
67
BIJLAGE 5: ONDERNEMERSCONCEPT 3: HORECA MET DOEACTIVITEIT
Figuur 37: Ondernemersconcept 3: Horeca met doe-activiteit