Sofie Muller komt uit een familie van antiquairs en had al op jonge leeftijd een voorliefde voor kunst en ambacht. In 1996 behaalde ze een Meestergraad
Schilderkunst aan de Koninklijke Academie voo Schone Kunsten in Antwerpen. De jaren daarop gaf ze les aan Sint-Lucas academie in Gent en behaalde ze een Meestergraad
Vrije Grafiek en Beeldhouwkunst.
Ondertussen is Muller al meer dan tien jaar zelfstandig kunstenaar.
Volgde je na je studies de, in de kunsten bijna vanzelfsprekende D-cursus om erna te kunnen lesgeven?
Want bijna niemand die pas is afgestudeerd, durft de gok te maken en voluit te springen in het kunstenaarschap.
‘Ik combineerde mijn laatste jaar schilderkunst met een eerste jaar aggregaat in Antwerpen. Mijn tweede jaar vervolgde ik in Sint-Lucas Gent, waar ik onmiddellijk kon beginnen lesgeven aan het DKO. Ik was nog maar net 21 jaar, nog piepjong eigenlijk. Mijn eerste lesopdracht was in de jeugdateliers en daarna volgden verschillende interims modeltekenen, schilderkunst en waarnemingstekenen, om uiteindelijk vast benoemd te worden in de schilder afdeling. Ik heb in totaal ongeveer twaalf jaar lesgegeven aan de Sint-Lucasacademie in Gent. Mijn eerste jaren als leerkracht DKO combineerde ik met verschillende taken in de antiekzaak van mijn ouders. Ondertussen was ik ook nog ingeschreven in de Vrije Grafiek in de dagschool van Sint-Lucas. Daarna studeerde ik nog richting Beeldhouwen in de DKO-academie te Gent en volgde ik beeldhouwen in de dagschool van Sint-Lucas.’
AL/XXXVI/16 - 2016
AL/XXXXII/17 - 2017 *
‘Inderdaad, ik heb naast schilderkunst, ook een meestergraad Grafiek en Beeldhouwen behaald doorheen die jaren. Ik moet wel toegeven dat ik een zeer onregelmatige leerling was en dat ze me niet veel hebben gezien, aangezien ik alles moest combineren met een fulltime job. De drang naar meer creatie en mijn frustratie werden zo groot dat ik het lesgeven en het werken in de antiekwereld beetje bij beetje heb verminderd om meer tijd vrij te maken voor zelfontwikkeling. Ondertussen ben ik meer dan tien jaar zelfstandig kunstenaar.’
Je hebt een gezonde educatieve kunsthonger blijkbaar … bijspijkeren en bijschaven van kennis en materie.
Hoe sta je vandaag de dag tegenover DKO beeldende kunst?
Komt je soms ter ore hoe het er tussen de kunstmuren van het DKO aan toe gaat?
‘Het DKO heeft een zeer waardevolle en maatschappelijke functie in onze samenleving. Ik vind het DKO zelfs even belangrijk als dagonderwijs, omdat veel mensen nooit de kans hebben gehad dagonderwijs beeldende kunst te volgen, alsook omdat een student er de kans krijgt om bepaalde metiers uit te diepen, aangezien daar in de dagschool geen tijd en ruimte voor is. Of omdat bepaalde richtingen niet bestaan in dagonderwijs. Het is natuurlijk ook geen vrijblijvende hobbyclub zonder kwaliteitsbewaking. Er worden wel degelijk verwachtingen gesteld. Voor veel jonge mensen is het DKO vaak een voorbereiding en opstap naar hoger kunstonderwijs.’
Het DKO heeft naast een opleidingsfunctie, ook een sociale functie. Dat is zeker niet te onderschatten in een overgedigitaliseerde samenleving, die evengoed een bron van eenzaamheid kan genereren. Mensen die voor beeldende kunst kiezen hebben soms net nood aan dat contact met een echte materie.
‘Uit mijn ervaring als lesgeefster weet ik heel goed dat het DKO niet alleen artistieke kennisverwerving als doel heeft, maar dat het voor velen een manier is om in contact te treden met anderen. Er leeft een heel grote eenzaamheid bij heel wat mensen vandaag. In Vlaanderen heerst een extreem individualistische levenshouding, een ieder-voor-zich-houding. Dit verschilt enorm met andere landen waar samenhorigheid en groepsgevoel veel meer aanwezig zijn. Dus ja, deeltijds onderwijs in het algemeen heeft zeker een sociale functie, en is daardoor extra belangrijk voor onze samenleving. En inderdaad, het bezig zijn met je handen, zorgt voor voeling met de materie, waardoor je meer geaard raakt. Dat zorgt voor geestelijke rust. Niet voor niets dat heel wat therapieën in de geestelijke gezondheidszorg creatieve therapieën zijn.’
Valt of staat kunstonderwijs met het enthousiasme en de kennis van haar leerkrachten en docenten? Zij zijn toch een soort mentors die de passie voor de kunst moeten aanwakkeren en brandende houden …
‘Vroeger kon het gebeuren dat leerkrachten met een vaste benoeming na een tijd hun frisheid en goesting verloren, in gewoontes vervielen en een richting zo jarenlang statisch, onveranderd bleef. Dat is nefast voor alle partijen: voor de school, de student, maar in de eerste plaats ook voor de leerkracht zelf. Over de vaste benoemingen is al veel gediscussieerd en het blijft een complex systeem waar je niet zomaar algemene uitspraken over kan doen. Verder vind ik het ook spijtig dat weinig kunstscholen samenwerken. Secundair, dagschool en DKO lijken aparte eilandjes die elkaar eerder tegenwerken dan ondersteunen. Maar daar komt stilaan een kentering in. Er waait een frisse wind. De leerkrachten — vaak actieve kunstenaars met een interessante eigen praktijk — zijn gemotiveerd en delen maar al te graag hun kennis, werken mee aan de vernieuwing van het lesaanbod en het actueel houden van het onderwijs. Samenwerkingen tussen verschillende scholen worden her en der op poten gezet en slaan aan.
Realistische kinderfiguren als Jesse, Alice, Eva, Tristan, Jonas en Brandt, staan reeds op ons netvlies gebrand. Op het eerste gezicht valt ons de onschuld op, maar wie langer kijkt, voelt een ‘tristesse’, een gewicht dat op het kind weegt. De verinnerlijking van die kwetsbare kinderlijke gedachtegang laat niemand onberoerd.
‘Mijn eerste sculpturen waren levensgrote kinderfiguren. Ik maakte ze eerst in epoxy, later in brons, gecombineerd met verbrand hout. De figuren werden voorgesteld in ongemakkelijke situaties. De latere reeks Psychonomics toont installaties waar ik heb getracht een soort maatschappij voor te stellen: verschillende kleine portretten in polyurethaan stoten elkaar af of trekken elkaar aan door middel van magneten. Ik combineerde die laatste met metalen, medische werktuigen en glazen objecten, wat verwijst naar de constante manipulatie van buitenaf op de mens. De positieve reacties van het publiek zijn uiteraard heel fijn. Ik focus me in mijn werk op wat mij emotioneel raakt. Lange tijd kreeg ik opmerkingen dat het te soft zou zijn, te emotioneel geladen of te vrouwelijk – wat dat ook mag betekenen, maar dat is de laatste tijd gekeerd. We zitten in een tijdsgewricht waar mensen terug meer en meer hun eigen emotionele kracht leren kennen en bewuster worden van hun eigen psychische conditie. Ik denk dat mijn werk herkenbaarheid oproept.’
Je fragiele tekeningen zijn ook pareltjes om naar te kijken … Niet zelden gebruik je je eigen bloed, wat ook weer wijst op de kwetsbaarheid van de mens.
‘Naast mijn sculpturen en installaties, maak ik ook tekeningen met atypische technieken zoals bloed en rook. Ook hier probeer ik zo dicht mogelijk bij de essentie van het leven te geraken.’ ‘Inderdaad, mijn artistieke weg is begonnen in het kunstsecundair
Sint-Lucas te Gent. Mijn eerste idee was om in Gent mijn kunststudies in de hogeschool verder te zetten, maar na een bezoek aan de opendeurdagen van de Antwerpse academie ben ik van gedacht veranderd en heb ik daar mijn hogere studie aangevangen.
Mijn eerste meestergraad Schilderkunst heb ik in 1996 in Antwerpen behaald. Persoonlijk ben ik zeer tevreden over dat parcours, omdat het een heel degelijke klassieke opleiding was, waar de nadruk in de eerste jaren vooral lag op waarneming, portret en model. Ieder jaar werd er van ons meer ‘vrij werk’ verwacht, om uiteindelijk af te studeren met een reeks persoonlijke schilderijen. Hoe dan ook, ik vind een basispakket aan techniek en kunsthistorisch inzicht cruciaal voor een opleiding beeldende kunst.’
Tegenwoordig ben je erg in the picture met je albasten koppen. Elke dag passeerde je de 16e -eeuwse piëta in je gang die je de inspiratie gaf om de intieme, albasten portretten te maken. De natuurlijke grilligheid van de albast kalksteen dicteert hoe het hoofd er zal uitzien. Door de herkenbare figuratie met een vabstracte toets zien ze er heel universeel uit.
‘Sinds drie jaar maak ik portretten in albast. Ik gebruik gekwetste, geërodeerde stenen om er kwetsuren van de mens van te maken. Ik combineer het albast met textiel, epoxy, mineralen en/of anderskleurige steensoorten.’
‘Ik ben inderdaad zowat de eeuwige studente. (lacht) Een drietal jaar geleden ben ik gestart met kortere cursussen steenkappen om uiteindelijke een intensievere cursus te volgen bij Bob Wellens in de academie van Sint-Niklaas. Dat heeft me bijzonder geïnspireerd en enorm vooruitgeduwd in mijn werk. Momenteel ben ik vrije student Model. Ik ben terug beginnen modeltekenen en boetseren naar levend model in het DKO, één avond in de week. Terug naar de basis, wat een verademing is en een unieke kans om te focussen op wat voor mij een essentie is binnen de kunst …’
Het oeuvre van Sofie Muller (°1974, Sint-Niklaas) brengt La Condition
Humaine op een eigenzinnige manier in beeld. Dit resulteert in een indrukwekkend en gevarieerd repertoire waarin de mens uitblinkt in al zijn kwetsbaarheid. Met installaties en sculpturen, aangevuld met werken op papier, brengt ze onze diepste en donkerste psyche in beeld. Haar drang naar perfectie en vakmanschap verzoent zich met de soms brute visualisatie van innerlijke verwondingen, wat haar boodschap versterkt en leidt tot een mentaal portret van ons, mensen.
Paddenstoelen als penissen zo groot, kwetsbare hoofden in albast en schimmeldraden als kunstzinnige olieverfminiatuurtjes. Uiteenlopend in vorm en taal, als een levenshouding. ‘De goesting om te experimenteren verdwijnt nooit’, zegt kunstenares Sofie Muller.
De grote inkomhal van het huis annex atelier van Sofie Muller in Gent is indrukwekkend. Eigen sculpturen worden stijlvol afgewisseld met antieke beelden. Het verraadt de afkomst van de kunstenares. ‘Ik stam uit een geslacht van antiquairs. Mijn grootmoeder en mijn ouders hadden een antiekwinkel. Ik heb daar ook voor gewerkt en mijn broer heeft de zaak overgenomen. Die achtergrond speelt zeker een rol in mijn kunst, die een klassieke component heeft. Ik hou er ook niet van dat oude en hedendaagse kunst strikt worden gescheiden. Voor mij vormen ze een organisch geheel.’
Wat ze daarmee bedoelt, is te zien in de expo ‘Albast’ in Museum M in Leuven. Die brengt een overzicht van albasten kunstwerken tussen de 14de en de 17de eeuw, aangevuld met verweerde hoofden in albast van Muller. Het is een moeilijk materiaal voor hedendaagse kunstenaars. ‘Hoe vaak heb ik niet moeten horen: albast is een flutsteen. Iets voor hobbyisten, niet voor echte kunstenaars. Dat klopt natuurlijk niet. Ik heb vroeger in de zaak van mijn ouders enkele albasten beelden gezien. Sommige zaten vol barsten en scheuren. Vaak waren ze slecht gerestaureerd. Dat maakte ze net expressief.’
‘Albast’ is een van de drie institutionele tentoonstellingen met werk van Muller die te bezoeken zijn. ‘Het is toevallig zo gekomen door de coronapandemie, waardoor schema’s door elkaar werden gegooid.’ Ze is er blij mee, want terwijl ze al vaker tentoonstelde in buitenlandse musea gebeurde dat hier niet. ‘En al helemaal niet in musea voor hedendaagse kunst.’
Ze aarzelt om haar betoog af te maken. Het ligt gevoelig. ‘Ik ben niet de enige die zich vragen stelt bij de keuzes die sommige museumdirecteuren maken. We zijn in Vlaanderen niet chauvinistisch genoeg. In Frankrijk is dat anders, hoor. De musea en de kunstenfestivals puilen uit van de Franse kunstenaars. Voor de Vlaamse musea moet je vooral uit het buitenland komen, lijkt het soms. Het is dus wel een kleine frustatie, ja. Ze leeft bij nogal wat mid-career kunstenaars.’
Muller volgde een klassieke schildersopleiding aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen. ‘Mijn ouders zagen in mij eerder een verpleegster, maar daar paste ik voor. Ik was daarvoor veel te creatief. Uiteindelijk stemden ze in met de kunstopleiding. Kunstenaar worden was voor hen niet meteen een optie. Te onzeker. Mijn ouders waren zakenmensen. Die houden van zekerheden.’
2020, blood on alabaster
De eerste solotentoonstelling van Sofie Muller kwam tot stand bij Siegfried en Hermine De Buck te Gent in 2004. Een opgemerkte tentoonstelling onder de titel seXes. Met deze expositie raakte ze een thema aan dat regelmatig in de belangstelling kwam op dat moment: de overeenkomst en de verschillen tussen de geslachten. Maar zij ging zich eerder verdiepen in de soms onduidelijke scheidingslijn tussen mannelijk en vrouwelijk. Stef Van Bellingen omschrijft het gevat in de catalogus: “Het thema van een lichaam dat berust in de onbeslistheid van mannelijkheid of vrouwelijkheid.” Sofie Muller toonde er dan ook een reeks beelden die de toeschouwer in het ongewisse lieten. Daarnaast presenteerde ze eveneens een serie opgemerkte collages die onder de titel Shemales de kijker in verwarring brachten. Een groot aantal van die collages bevindt zich nu in de collectie van de Verbeke Foundation.
Daarnaast heeft Sofie Muller ook geëxperimenteerd met foto’s die ze wijzigde door erop te tekenen. Het ging dan meestal om torso’s die ze aan die tekenkundige ingrepen onderwierp. Het zeer klassieke gegeven van het naakt werd dusdanig bewerkt dat kenmerken verdwenen of juist werden uitvergroot. Het valt pas op wanneer de blik blijft rusten en het zorgt wellicht voor enige spanning, je weet dat er iets niet klopt. Of juist wel?
“In al mijn beelden is er het verlangen naar iets anders. Ze zijn niet voor honderd procent tevreden met wat ze zijn.” Sofie Muller verwijst in eerste instantie naar een beeldje in gips. Het is ongeveer 60 cm hoog en stelt een jongetje voor, netjes in het pak met een korte broek. Hij staat fiks in de houding met geheven hoofd. De ogen van het ventje ontbreken. Het is een zeer herkenbaar beeld. Het lijkt op de foto’s van communicantjes van vele jaren geleden en dat is het eigenlijk ook. Het is geïnspireerd op een foto van een oom van haar. De titel van het beeld is Wannabe. Het is een aandoenlijk figuurtje, klein in de grote wereld, dat toch al een grote jongen wil zijn.
In 2006 wordt Sofie Muller moeder en de geboorte van haar dochtertje
Anna zal haar werk zeker verder beïnvloeden. Wanneer Anna één jaar geworden is, maakt de kunstenaar een ontroerend beeld van een kind dat zijn eerste pasjes zet, de hand van pa of ma is het enige houvast. Enkel die volwassen hand is te zien met het handje en de figuur van het kind dat de volwassen wijsvinger omklemt en geconcentreerd de wereld rondom wil gaan verkennen. Het beeld kent verschillende versies. In de galerie staat het op een licht verhoogd oppervlak en loopt een motief in Delfts blauw over het beeld en het grondvlak heen. “Het is op het randje van de kitsch,” zegt ze, “maar juist dat randje interesseert me.” Tijdens haar tentoonstelling in Park ter Beuken te Lokeren toonde ze een eenvoudig wit exemplaar dat midden het grasveld en de madeliefjes stond. Het is een beeld dat elke ouder moet aanspreken.
Jesse draait zich met enige verwondering om achter hem een bloedspoor te bemerken op een lange witte sokkel. Datzelfde beeld wordt totaal anders in het park in Lokeren waar hij achter zich een slingerend spoor van rode begonia’s in het gras achterlaat. Hier kan je het zowel als iets dreigende of als iets zeer speels gaan interpreteren. En dat is het wat de kunstenares eigenlijk wel wil: dat de kijker zelf interpreteert en fantaseert. Haar beelden laten dat toe en dat maakt het voor die kijker
boeiend en verrijkend. De beelden zijn op zich zeer toegankelijk maar hebben meerdere betekenislagen. Praktisch altijd zijn de ogen afwezig. “Ogen eisen te sterk de aandacht op,” stelt ze.
Eve (2008) staat voor een muur en tekent met haar vinger bloedcirkeltjes op de wand. Het werk is het resultaat van een opdracht om iets te creëren rond de thematiek van de vrouw in oorlogsgebied. Vrouwen hebben daar zeer dikwijls een dienende taak maar zijn ook diegenen die getuigen van een grote volharding en doorzettingsvermogen, zij zijn dikwijls de echte helden in het verhaal. De kunstenares heeft gekozen voor een meisje, een kind nog en laat het tekenen met bloed. Het is ook niet toevallig dat het vooraanzicht van het beeld doet denken aan de beelden van het Jezuskind zoals dat in de zeventiende eeuw naar voor kwam.
De beelden van Sofie Muller kunnen de toeschouwer of de toevallige voorbijganger moeilijk onberoerd laten. Het feit dat ze kinderen als uitgangspunt neemt, zorgt voor een sfeer van onbevangen frisheid, een onverholen verwijzing naar jong en nieuw leven. Maar die sfeer wordt in een ongemakkelijke spanning omgezet door de context waarin de beelden worden geplaatst. Een paar voorbeelden maken dat duidelijk.