netwerkschool

Page 1

de Netwerkschool 2.0



in opdracht van:

gemaakt door:

de Netwerk school

onderwijs dat werkt

2.0


4

Verantwoording

verantwoording

Dit kaartenboek is het ondernemingsplan voor een nieuwe school, de Netwerkschool 2.0. Het plan is een uitwerking van het eerste Netwerkschoolmodel uit 2006. Terwijl Netwerkschool 1.0 een generiek bedrijfsplan is voor een school voor alle 12-plussers, is de Netwerkschool 2.0 specifiek toegesneden op het mbo. Het doel van de ontwikkeling van de Netwerkschool 2.0 is vierledig: Een bron van inspiratie zijn voor mensen in de mbo-sector; Een integraal werk- en denkmodel bieden voor het verbeteren van de efficiëntie en de effectiviteit van de bedrijfsvoering in het mbo; Een model bieden voor de organisatie van competentiegericht onderwijs in het mbo; Uitgangspunt zijn voor ‘Experiment de Netwerkschool’, waarin op basis van het Netwerkschoolmodel in de praktijk zal worden getoetst in hoeverre door betere bedrijfsvoering en de inzet van ICT het rendement in het onderwijs omhoog kan. Netwerkschool 2.0 is geen modelschool, maar een integraal werk- en denkmodel voor een mbo-school. In het denken is uitgegaan van een aantal uitgangspunten: Het competentiegericht onderwijs is een gegeven; Netwerkschool 2.0 gaat over de bedrijfsvoering niet over onderwijsvisie; Netwerkschool 2.0 maakt het onderwijs beter en goedkoper; Het model is zo concreet mogelijk, zolang de informatie toepasbaar is op alle mbo-scholen; Netwerkschool 2.0 voldoet aan de basiseisen die aan het huidige mbo worden gesteld, zoals de 850-urennorm; Netwerkschool 2.0 maakt gebruik van kennisontwikkeling uit aanpalende projecten, zoals TripleA, Flexibel Leren en Parell. Netwerkschool 2.0 is gemaakt in opdracht van MBO 2010. Het bedrijfsplan is ontworpen tijdens denksessies met vertegenwoordigers van de deelnemende scholen. Mensen uit alle lagen van de school hebben meegedacht; van docenten tot financieel specialisten en van bestuurders tot onderwijsontwikkelaars. De lijst met deelnemende scholen is opgenomen achterin dit boek. Namens de studenten hebben vertegenwoordigers van Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB) meegedacht. Verder is specialistische inhoud geleverd door Twynstra Gudde, OneArchitecture en Stichting Kennisnet. Tijdens de denksessies hebben verschillende ‘denktanks’ per thema Informatiekaarten gemaakt. De Argumentenfabriek heeft het denkwerk begeleid, de Informatiekaarten gestructureerd, de begeleidende teksten geschreven en het boek opgemaakt. Het mbo heeft, als elke branche, een eigen vocabulaire. Om het kaartenboek toegankelijk te houden, zijn termen die niet algemeen bekend zijn, zo mogelijk geschrapt. Om begripsverwarring te voorkomen is achterin het boek een verklarende woordenlijst opgenomen. Waar we in dit boek spreken over personen (M/V), kiezen we de mannelijke vorm, dit ondanks de voortschrijdende feminisering van het onderwijs. Waar ‘hij’ staat, kan ook steeds ‘zij’ gelezen worden. Met dank aan alle mensen die hebben meegedacht voor hun enthousiasme en hun denkwerk. oktober 2008


inhoudsopgave

Inleiding

4

1

Wat is de inhoud van dit kaartenboek?

organisatie

Cultuur en mensen

Financiën en sturingsfilosofie

naschrift

8

22

52

62

70

5

Inleiding

6

Feitenkaart

11

2    Trendskaart Buitenwereld

13

3       Trendskaart Binnenwereld

15

4

Visie en Missiekaart

17

5

Formulekaart

19

6

Studentondernemingkaart

21

7       Principeskaart

25

8

Wie is wie-kaart

27

9

Wie doet wat-kaart

28

10      Werkkaart

31

11       Student in virtuele ruimtekaart

33

12       Tijdkaart

35

13      Weekrooster twee docenten

36

14       Weekrooster twee studenten

38

15       Netwerkkaart

41

16       Zeggenschapskaart

43

17       Plankaart

44

18       Relatiekaart

47

19       Impressie van het gebouw

48

20       Cultuurkaart

55

21            Cultuuraanpakkaart

57

22         Mensenkaart

59

23         Motivatiekaart

61

24        Financiën 1

65

25    Financiën 2

67

26        Sturingsfilosofiekaart

69

Literatuurlijst

70

Woordenlijst

70

Deelnemende scholen

72

5

inhoudsopgave

strategie

Inhoudsopgave


6


Strategie Wat wil de Netwerkschool bereiken?

Strategie is het eerste element dat aan de orde komt in het ondernemingsplan van de Netwerkschool. Bij de strategie wordt een doel vastgesteld (de missie) en wordt uitgewerkt wat er nodig is om dit doel te bereiken. De strategie valt uiteen in drie onderdelen; 1.    feiten en trends; 2. visie en missie; en 3. diensten, markten en formule. Feiten en Trends Een strategie formuleren begint bij het verzamelen van de relevante feiten (hoe zit het eigenlijk?) en de relevante trends (waar gaat het heen?). De Netwerkschool opereert immers niet in het luchtledige maar moet adequaat reageren op (toekomstige) maatschappelijke bewegingen zoals de toenemende zelfstandigheid van de scholen, de te hoog opgelopen schooluitval en de vergrijzing. Het strategiedeel van dit plan begint met een Feitenkaart en twee Trendskaarten. Visie en Missie Visie en missie verwoorden waar de school voor staat en wat de school wil bereiken. Visie en missie zijn als zodanig twee handen op een buik. De visie geeft aan hoe de school aankijkt tegen de eerder geformuleerde feiten en trends. De missie vat deze visie samen in één zin: de Netwerkschool verhoogt het maatschappelijk rendement van de onderwijseuro. Diensten, Markten en Formule Visie en missie zijn in dit bedrijfsplan verder uitgewerkt in de dienst-markt-formule-combinaties die de Netwerkschool aanbiedt. Het gaat dan om de vraag welke diensten de school levert, welke markten de school bedient, en op welke wijze de school zijn diensten levert.

7


8

Feitenkaart

feiten

Lerarentekorten, uitval van leerlingen, onderwijsuitgaven, de kranten staan dagelijks bol van de cijfers over het onderwijs. Maar hoe zit het nou echt? Wie een nieuwe school wil ontwerpen in het mbo, moet daar antwoord op hebben. Daarom is de eerste kaart in het hoofdstuk strategie een Feitenkaart. De Feitenkaart is ingedeeld conform het bedrijfsmodel van de Netwerkschool. De takken markten, leerresultaten, diensten en formule geven feiten weer die in het model onder de strategie vallen. Mensen, organisatie en financiĂŤn zijn elementen op zich. Over de organisatiecultuur in het mbo zijn, voor zover bekend, geen kwantitatieve data voorhanden. Hetgeen op zichzelf al een opmerkelijk feit is. De Feitenkaart laat zien dat de meeste studenten in het mbo voltijds studeren. Van de in totaal 480 duizend mbo-studenten volgt tweederde een beroepsopleidende leerweg (BOL). Een BOL-opleiding, ook wel ‘dagonderwijs’ genoemd, bestaat voor 20 tot 60 procent uit werken in de praktijk. Bijna 150 duizend studenten volgen de andere opleidingsvariant in het mbo, de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) waarin een student doorgaans vier dagen per week werkt, en een dag naar school gaat. De meeste mbo-studenten volgen een opleiding op het hoogste niveau (niveau 4). Feit is dat er variatie zit in het opleidingssucces van mbo-scholen. Ook blijkt dat naar mate studenten meer werken tijdens hun opleiding (bijvoorbeeld in een beroepsbegeleidende leerweg (BBL)) de uitval lager is. Terwijl er sprake is geweest van schaalvergroting op bestuurlijk niveau, blijkt dat de diversiteit van het dienstenaanbod in het mbo de afgelopen jaren is gegroeid. Het aantal opleidingen is in vier jaar met zestig procent gestegen. Terwijl de sector Techniek veruit de meeste opleidingen heeft, trekken de economische opleidingen het hoogste aantal studenten. De cijfers laten zien dat ondanks de digitalisering van het leermateriaal en de introductie van nieuwe werkvormen (het competentiegericht onderwijs), de arbeidsintensiteit van het onderwijs (uitgedrukt in het aantal studenten per docent) niet lager, maar juist hoger wordt. Ondanks de investeringen in ICT zijn er steeds meer docenten nodig om hetzelfde aantal studenten op te leiden. Dit terwijl het geraamde docententekort oploopt. De overheid besteedt relatief weinig geld aan mbo-studenten. Het mbo krijgt 12 procent van het totaal beschikbare onderwijsbudget. De publieke onderwijsuitgaven stijgen. De groei van de kosten per leerling is de afgelopen jaren, na het basisonderwijs, het hoogst in het mbo.


De gemiddelde mbo-student volgt een voltijdopleiding op niveau 4 en is tussen de 19 en 21 jaar oud

strategie

1

feitenkaart

Afhankelijk van leerweg en sector varieert het opleidingssucces tussen de 50 en 75 procent De studenttevredenheid daalt

Het percentage gediplomeerden onder schoolverlaters

Het percentage studenten dat in het algemeen

Het aantal studenten naar leerweg, 2007

Het aantal studenten naar niveau, 2007

De gemiddelde leeftijd naar leerweg, 2007

schoolverlaters naar leerweg, 2007

naar sector, 2007

tevreden of ontevreden is

148

150 100 50

BOL-vt

BBL

123

125

Niveau 3

0

BOL-dt

50

100

150

26

25 20

19

15 10 5

213

Niveau 4

12

0

Niveau 2

30

0

200 250 1.000 personen

BOL-dt

BBL

70

72,3

68,5

60 51,6

50 40 30

Markten

BOL-vt

leer resultaten

20 10 0

BOL-vt

BBL

59,8

Techniek

61,7

DGO

67,5

Groen

70

Combinatie

BOL-dt

74,3

Tevreden

Ontevreden

2007

21

46

2006

20

51

0 10 20 30 40 50 60 70 80 procenten DGO = Dienstverlening- en Gezondheidsonderwijs Combinatie = een profiel dat onder meerdere sectoren valt

BBL= Beroeps Begeleidende Leerweg BOL-vt= Beroeps Opleidende Leerweg in voltijd BOL-dt= Beroeps Opleidende Leerweg in deeltijd

BBL= Beroeps Begeleidende Leerweg BOL-vt= Beroeps Opleidende Leerweg in voltijd BOL-dt= Beroeps Opleidende Leerweg in deeltijd

Economie

20 10

0

Bron: JOB, JOB-monitor 2007, 2007

200

19

gemiddelde

80

Bron: PWC, Benchmark mbo 2007, 2008

250

Niveau 1

33

Bron: PWC, Benchmark mbo 2007, 2008

300

35

gemiddelde leeftijd

320

jaar

350

procenten

Het succes verschilt tussen sectoren

Het percentage gediplomeerden onder

Bron: Kerncijfers 2003 - 2007 OCW

De BBL is de meest succesvolle leerweg

Bron: Kerncijfers 2003 - 2007 OCW

De gemiddelde leeftijd van studenten is het hoogst voor de deeltijdopleiding

Bron: Kerncijfers 2003 - 2007 OCW

De meeste studenten in het mbo volgen een opleiding op niveau 4

1.000 personen

De meeste studenten in het mbo doen een voltijdopleiding

10 20 30 40 50 60 procenten

De tevredenheid van de docenten daalt terwijl het lerarentekort oploopt

De overheid besteedt per student relatief weinig geld aan het mbo

De uitgaven van OCW aan onderwijs

De publieke uitgaven per student

Ontwikkeling tevredenheid docenten in 2005-2006

De vervangingsvraag van docenten in het mbo

20 15 10 5

6.300

6.000

6.010 5.560

5.560 5.060

5.000 4.000 3.000 2.000

2003

0

2007

vmbo, havo & vwo

wo

mbo

hbo

FinanciĂŤn

po

Op bestuurlijk niveau wordt de schaal groter

Mensen

Wat is de feitelijke situatie in het mbo?

40 27

20 0

Het aantal mbo-instellingen neemt af

200 139

100 61 50 1987

1992

Bron: Hettema en Lenssen, Van wie is het onderwijs, 2007

aantal

250

1.860

1.890

2008

2010

2012

fte

1.810 1.620

1.500

1.000

500

0

Gelijk Toegenomen gebleven

2006

60 procent van de docenten werkt meer dan 15 jaar in het onderwijs

De meeste docenten zijn tussen de 46 en 55 jaar oud

Het aantal jaar dat docenten in het onderwijs werken

De leeftijd van docenten in het onderwijs

3 16 12

6-10 jaar

300

0

Afgenomen

1-5 jaar

347

150

13

< jaar

Het aantal mbo-instellingen 350

60

60

1.000

0

80

10

11-15 jaar

13

16-20 jaar

17

21-25 jaar

17

26-30 jaar

5

0

10

Organisatie

16

35-45 jaar

17

46-55 jaar

13

56-65 jaar

13

> 30 jaar

3

< 35 jaar

15 20 procenten

Bron: SBL, waar wij voor staan, 2006

22,6

7.000

2.000

Bron: SBL, waar wij voor staan, 2006

25

8.000

Bron: SBL, waar wij voor staan, 2006

26,7

Bron: CBS, De Nederlandse Economie 2006, 2007

Bron: Kerncijfers 2003 - 2007 OCW

30

100

Bron: Centerdata, Ecorys en QQQ Delft, De toekomstige arbeidsmarkt voor onderwijspersoneel tot 2015, 2006

De vervangingsvraag van docenten in het mbo stijgt

procenten

De tevredenheid van docenten over werken in het onderwijs neemt fors af

euro

Het mbo krijgt van de overheid relatief weinig geld per student

miljarden euro

De publieke onderwijsuitgaven nemen toe

0

10

20

30

40 50 procenten

2006

Er komt meer variatie in het dienstenaanbod

Ondanks de introductie van ICT en nieuwe werkvormen blijft de student-docent ratio nagenoeg gelijk Meer studenten volgen competentiegericht onderwijs

Het aantal studenten per docent blijft nagenoeg gelijk

Het totaal aantal mbo-opleidingen

Het aantal mbo-opleidingen naar sector, 2007

Het aantal studenten (x 1.000) naar sector, 2007

Het aandeel van boeken en digitaal leermateriaal

Het percentage studenten dat competentiegericht

Het aantal gewogen studenten per fte onder-

in 2008 en 2011

onderwijs volgt

wijzend personeel

731

600 400 200 0

Dienstverlening- en Gezondheidsonderwijsgroen 77 Techniek Economie Economie 218

Techniek 735

Combinatie 2,7 Groen 26

Dienstverlening- en Gezondheidsonderwijs 160,8 2,7

digitaal boeken

80 60

Dienstverlening- en Gezondheidsonderwijs Combinatie

100

Bron: Kennisnet, 4 in balans monitor 2008, 2008

800

Combinatie 8 Groen 139

procenten

aantal

1000

Bron: www.minocw.nl - feiten en cijfers

1.177

1200

Diensten

Techniek 152,3

FOrMule

40

Economie 164,1 20

2003 2004 2005 2006 2007 0

Bron: www.minocw.nl - feiten en cijfers, AOC-raad Combinatie = een profiel dat onder meerdere sectoren valt

Bron: www.minocw.nl - feiten en cijfers en Kerncijfers 2003 - 2007 OCW

po

vo

mbo

2008 2011 2008 2011 2008 2011

50 40,5

40 32,3 30 20 10 0

2006

2007

20 17,1

17,9

15

10

5

0 2006

2007

Bron: PWC, Benchmark mbo 2007, 2008

Het mbo loopt voorop bij het digitaliseren van het leermateriaal

aantal

De meeste mbo-studenten volgen een opleiding in de sector Economie

Bron: MBO2010, Tussenevaluatie Experimenten 2007-2006

De sector Techniek heeft het grootste aantal opleidingen

procenten

Het aantal mbo-opleidingen is in vijf jaar met 60% gestegen


10


Organisatie

Nu de strategie helder is en we weten wat de Netwerkschool wil bereiken en op welke wijze, is het zaak invulling te geven aan de manier waarop de dienstverlening van de school wordt georganiseerd. De vraag waarvoor de denktank Organisatie zich gesteld zag luidde: welke eisen stellen visie, missie, formule en het gekozen dienstenaanbod aan de organisatie van de school? Uit deze hoofdvraag volgt een hele reeks subvragen: Welke principes kunnen als uitgangspunt dienen voor de inrichting van de organisatie? Welke functies onderscheiden we? Wie doet wat? Wat kan de student doen met ICT? Hoe gaat de school om met tijd? Hoe zien de weekroosters eruit? Hoe ziet het organigram eruit? Wie heeft zeggenschap waarover? Hoe wordt het onderwijs gepland? Hoe wordt het werken van de student georganiseerd? Welke relaties wil de school onderhouden? Welke eisen stelt dit alles aan het gebouw van de Netwerkschool? De kunst is de vragen te beantwoorden op zodanige wijze dat de organisatie past bij de strategie van de school. De visie op de organisatie gaat uit van een wendbare, dienstbare en omgevingsgerichte organisatie, die doet wat ze belooft en het hele jaar open is. De Netwerkschool wil immers snel en flexibel kunnen inspringen op vragen van studenten, het bedrijfsleven en de regio. De organisatiestructuur van de Netwerkschool is hierom, de naam verklapt het al, een netwerkorganisatie. Netwerkorganisaties kenmerken zich door: 1.   weinig hiërarchie; 2. eigen verantwoordelijkheid voor de medewerkers; 3.  flexibele, doelgerichte samenwerkingsverbanden; 4. gebruik van ICT voor informatie-uitwisseling en zelfplanning; 5. een sterke doch informele organisatiecultuur. De Netwerkschool is georganiseerd als een dynamisch sociaal netwerk. De school kent geen vaste teams (verantwoordelijkheden liggen altijd op het niveau van de individuele

medewerker), maar in de dagelijkse praktijk vormen zich voortdurend samenwerkingsverbanden van mensen (docenten en studenten) die rondom opleidingen, onderwijsmodules of projecten met elkaar samenwerken. Ook de studentondernemingen zijn voorbeelden van dergelijke samenwerkingsverbanden. Hoe flexibeler de samenwerkingsverbanden zijn, des te belangrijker is het om heldere afspraken te maken. Nadat we in dit hoofdstuk de organisatorische principes hebben geformuleerd, die richting geven aan de beslissingen over de organisatie, brengen we daarom schematisch de verdeling van de functies (Wie is wie?) en de taken (Wie doet wat?) in kaart. De Werkkaart laat zien hoe het werken van de student wordt georganiseerd, gevolgd door een kaart over hetgeen de student doet in de virtuele ruimte van de school. Vervolgens verbeelden we hoe de school omgaat met tijd en geven we een aantal voorbeelden van hoe een week op de Netwerkschool eruit kan komen te zien in de praktijk. Het organigram en de Netwerkkaart laten zien welke samenwerkingsverbanden zich vormen, de Zeggenschapskaart geeft aan wie zeggenschap heeft waarover en in hoe mensen hierover rekenschap afleggen. Daarna volgt een visualisatie van hoe het onderwijs binnen de Netwerkschool wordt gepland en hoezeer ICT hierin een centrale rol speelt. De Relatiekaart illustreert dat ICT eveneens onmisbaar is voor het relatiebeheer, waar de school als netwerkorganisatie in moet uitblinken. We ronden het hoofdstuk Organisatie af met een impressie van hoe de fysieke ruimte, het gebouw, van de Netwerkschool vormgegeven zou kunnen worden.

11


organisatie

9

wie doet wat-kaart De zes onderwijsstappen

1

intake

2

Leerweg plannen

12

wie doet wat

Wie doet wat in het onderwijs van de Netwerkschool?

Wat doen de studenten? En de studentondernemingen?

De nieuwe student meldt zich online aan. De nieuwe student doet de intake en de nodige assessments. Een seniorstudent geeft nieuwe studenten informatie over de opleiding. Een seniorstudent helpt de studieadviseur bij het afnemen van de assessments.

De student maakt online een voorstel voor de te volgen leerweg. De student geeft met zijn studiebegeleider vorm aan zijn leerweg.

Wat doen de onderwijsmensen?

Nu we weten welke rollen de Netwerkschool onderscheidt en wat de zes onderwijsstappen zijn, kunnen we gaan concretiseren wie er wat doet in elke stap. Op de kaart hiernaast, met de titel: ‘Wie doet wat?’, heeft de denktank deze stappen beschreven. In de eerste stap, de Intake, maakt de student, na een bezoek aan de website van de school, online een afspraak bij de Intakebalie. De Intakebalie is een centrale dienst omdat voorlichting geven, assessments afnemen, en talenten ontdekken specifieke expertise vereist en omdat er dan geen belangenverstrengeling is met een bepaalde opleiding.

Wat doet de studiebegeleider? De studiebegeleider stelt met de student diens persoonlijke leerweg vast. De studiebegeleider maakt afspraken met de student en stelt het leerwerkcontract op. De studiebegeleider stelt zonodig met de student de persoonlijke leerweg bij.

Is de keuze voor een opleidingsrichting gemaakt, dan stippelt de student met zijn studiebegeleider een leerweg uit. De eerste weken krijgt de student een introductie in de school en in het gekozen domein. In de periode leren en toetsen die volgt, zoekt de studiebegeleider de student regelmatig op, ook virtueel. Studiebegeleiders zijn accountmanagers, hun belangrijkste taak is de effectiviteit van het leerproces en de tevredenheid van de student te peilen, te bespreken en te verbeteren. Werken is op de Netwerkschool een belangrijke vorm van leren. De student werkt als docent, in een studentonderneming (zie pagina 20) en in een leerbedrijf. De netwerker zoekt met de student de goede leerwerkplekken, de moderator begeleidt de student bij het opzetten van de studentonderneming. Allen slaan feedback en vorderingen op in het studentvolgsysteem. De Examenbalie, ook weer een gespecialiseerde centrale dienst, neemt examens af wanneer de student aangeeft daar aan toe te zijn. Het diploma leidt de student naar de Alumnibalie (zie ook pagina 46).

Wat doet de computer? De computer biedt de student inzicht in en informatie over de studiemogelijkheden. De computer helpt de student bij het invullen van zijn aanmeldingsformulier. De computer signaleert zonodig met een quickscan de competenties (EVC’s) van de student.

Wat doen de centrale diensten? De studieadviseur De assessor De Alumnibalie De netwerker

Wat doet het leerbedrijf?

De studieadviseur beoordeelt de informatie die de vooropleiding over de student aanlevert. De studieadviseur doet de intake en de nodige assessments. De studieadviseur signaleert welke competenties (EVC’s) de student heeft. De studieadviseur helpt de student bij het kiezen van een opleiding. De studieadviseur draagt de student over aan diens studiebegeleider. De studieadviseur signaleert of de student extra begeleidingsbehoefte heeft.

De computer biedt de student inzicht in en informatie over de onderwijsmogelijk­heden.


3

leren / toetsen

4

werken / toetsen

De student leert met hulp van computer, medestudenten en onderwijsmensen. De student biedt kennis aan medestudenten (peer-to-peer lessen). De student helpt medestudenten met vragen over het leerproces (peer-to-peer begeleiding). De studenten geven elkaar feedback tijdens samenwerking. De student toetst zijn eigen voortgang.

De student werkt met hulp van computer, medestudenten, onderwijsmensen en bedrijven. De student werkt in een studentonderneming. De student werkt in een leerbedrijf. De seniorstudent helpt de student binnen de studentonderneming. De seniorstudent helpt nieuwe studenten bij hun keuze voor werk. De seniorstudent biedt praktische kennis en begeleidt het werken van de student. Elke student met een goed ondernemingsplan kan een student­ onderneming beginnen. De studentonderneming stelt met de student een arbeidsovereenkomst op. De studentonderneming geeft feedback aan de student en de studiebegeleider.

De docent helpt de student als deze vakinhoudelijke kennisvragen heeft. De onderwijsmensen beoordelen de voortgang van de student en geven feedback. De moderator helpt de student bij vragen over manieren van leren. De instructeur biedt de student praktische kennis en helpt competenties ontwikkelen. De onderwijsassistent ondersteunt docenten, instructeurs en studenten bij het onderwijs.

De instructeur begeleidt het werken van de student.

De studiebegeleider volgt en begeleidt de hele leerweg van de student. De studiebegeleider ondersteunt de student als deze problemen met het leren heeft. De studiebegeleider volgt de toetsen van de student via het studentvolgsysteem. De studiebegeleider attendeert de student op eventuele problemen met de voortgang. Indien nodig draagt de studiebegeleider de student over aan de studie­ begeleider intensief.

De computer leert de student vakinhoudelijke kennis. De computer volgt en begeleidt de leerweg van de student. De computer helpt de student met vragen over manieren van leren. De computer toetst continu de voortgang van de student en geeft feedback. De computer houdt de competentieontwikkeling en het portfolio van de student bij. De computer prikkelt de student op een positieve manier om vaart te maken. De computer seint de student in als het tijd is voor deelname aan een examen. De computer seint de studiebegeleider in als de student onvoldoende presteert.

5

Examineren

6

netwerken

De student doet examen.

Oud-studenten worden lid van het alumninetwerk van de school. Oud-studenten houden hun vakkennis actueel via het alumninetwerk. Oud-studenten blijven hun portfolio beheren via de school. Oud-studenten blijven via het alumninetwerk op de hoogte van bijscholingsmogelijkheden. Oud-studenten benutten de carrièrekansen die het alumninetwerk biedt. Alumnibeheer is de taak van een studentonderneming.

De studiebegeleider helpt de student bij diens keuze voor werk. De studiebegeleider helpt de student bij problemen op de leer-werkplek.

De studiebegeleider volgt de examens van de student via het studentvolgsysteem. De studiebegeleider adviseert de student als deze problemen heeft bij examinering.

De studiebegeleider nodigt de student bij diplomering uit voor het alumninetwerk. De studiebegeleider draagt de student over aan de Alumnibalie.

De computer biedt de student informatie over leer-werkplekken en studentondernemingen. De computer biedt de student praktische kennis en online begeleiding. De computer geeft antwoord op vragen van de student over werk. De computer volgt en begeleidt het werken van de student.

De computer kan bij de student examen afnemen door simulaties of serious gaming.

De computer biedt toegang tot het online alumninetwerk. De computer blijft de student toegang bieden tot zijn online portfolio. De computer biedt informatie over vacatures, events en bijscholing.

De netwerker koppelt de leervraag van de student aan een leerbedrijf. De netwerker ondersteunt het leerbedrijf bij het begeleiden van de student.

De assessor beoordeelt de competenties van de student tijdens een integratieve toets (porftfoliobeoordeling en/of proeven van bekwaamheid). De assessor doet de erkenning van EVC’s of koopt die in bij EVC bureaus.

De Alumnibalie onderhoudt samen met een studentonderneming het contact met alumni. De Alumnibalie volgt de oud-student en assisteert deze desgewenst bij nieuwe leervragen. De Alumnibalie werft alumni die kunnen bijdragen aan het leren en werken van de student.

Het leerbedrijf levert leer-werkplekken. Het leerbedrijf stelt met de student een arbeidsovereenkomst op. Het leerbedrijf geeft feedback aan de student en de studiebegeleider.


De student in de virtuele ruimte

14

student in virtuele ruimte

Op de Wie doet wat-kaart blijkt dat de computer een belangrijke rol speelt in het onderwijs op de Netwerkschool. De computer, waarmee de virtuele ruimte van de school ontsloten wordt, heeft taken in elke onderwijsstap. De online school: zeven dagen per week, 24 uur per dag. E-learning staat nog in de kinderschoenen. In Nederland werken vooral commerciële onderwijsaanbieders ermee. In het publiek bekostigde beroepsonderwijs is het aanbod van online leren beperkt tot een enkele pionier. Een voorbeeld hiervan is het Koning Willem I College in Den Bosch. Na een testfase met zestig cursisten heeft dit ROC in september 2008 een eigen online school geopend. De nieuwe school is begonnen met een aanbod van twintig cursussen op het gebied van onder meer professionele vorming, persoonlijke ontwikkeling, en computervaardigheden. Op verzoek van het bedrijfsleven biedt de online school ook opleidingen op maat aan, bijvoorbeeld voor het bijscholen van personeel. Cursisten schrijven zich online in, kunnen zelfstandig in hun eigen tempo lessen volgen, maar kunnen ook terecht bij een online helpdesk en een persoonlijk begeleider, die tevens de voortgang van de cursist in de gaten houdt. De online school is het hele jaar open, 24 uur per dag en zeven dagen per week. Voor meer informatie zie: http://online.kw1c.nl/

Om aan te geven wat de student doet in de virtuele ruimte van de school, heeft de denktank de volgende kaart gemaakt. Een van de uitgangspunten van de Netwerkschool is dat niet alleen het volledige curriculum, maar ook alle andere schoolinformatie online toegankelijk is. Mensen hoeven hun laptop maar open te klappen en in te loggen via internet en ze kunnen aan het werk. De ruggengraat van de Netwerkschool is dus in wezen een website. Deze site ontsluit de complete school. Deze virtuele Netwerkschool is altijd open, 24 uur per dag, zeven dagen per week. De student meldt zich via de website aan en maakt een afspraak voor een intakegesprek. Via de site logt de student vervolgens ook in op de virtuele leeromgeving waar hij zijn leerweg samenstelt door op zijn kalender de modules, benodigd voor het behalen van het gewenste diploma, achter elkaar te zetten en deze te reserveren. Leren en toetsen zijn volledig geïntegreerd. Wie daar de voorkeur aan geeft, maakt voor de digitale les eerst een diagnostische toets, maar achteraf of tijdens de les toetsen kan ook. De geïntegreerde toetsing maakt dat de voortgang van de kennisontwikkeling van de student vrijwel automatisch wordt bijgehouden. Dat is niet alleen handig voor de student zelf, maar ook voor zijn studiebegeleider, de onderwijsmensen die hem begeleiden en voor zijn ouders. De leeromgeving is een internetgemeenschap waar niet alleen de aanwezigheid van anderen te zien is, maar ook hun activiteiten zichtbaar zijn. Zo weten mensen elkaar te bereiken, kunnen ze samen projecten doen, elkaar helpen en informatie delen. Het voordeel van werken met een webbased leeromgeving is dat informatie altijd en overal toegankelijk is, dus ook als de student niet op school is, maar bijvoorbeeld op zijn leer-werkplek bij een leerbedrijf. Bijkomend voordeel van een webbased leeromgeving is dat alle software centraal draait. Dit maakt het beheer van de leeromgeving eenvoudiger en drukt de kosten. Een webbased leeromgeving maakt het voor scholen ook eenvoudiger leermateriaal te delen. De Netwerkschool past daarmee in de beweging naar een volledig online toegankelijk schoolsysteem, net als initiatieven als de Open School.


organisatie

11

INtake

Wat kan de student doen in de virtuele ruimte van de Netwerkschool?

LereN / toetseN

WerkeN / toetseN

examINereN

NetWerkeN

1

De student kan informatie vinden over het onderwijs op de Netwerkschool. De student kan bij andere studenten informatie vragen over onderwijs. De student kan zich aanmelden en een afspraak maken met een studieadviseur. De student kan digitaal de nodige tests en assessments doen. De student kan een quick scan voor de EVC-procedure doen.

2

De student kan de vereiste competenties en modules voor een diploma bekijken. De student kan zijn initiĂŤle persoonlijke leerweg voorleggen aan zijn studiebegeleider. De student kan zijn persoonlijke leerweg digitaal vastleggen en bijstellen. De student kan de volgorde van zijn modules bepalen en deze tussentijds wijzigen. De student kan modules uit zijn initiĂŤle planning reserveren. De student kan zijn eigen voortgang monitoren.

3

De student kan alle leerstof uit het curriculum online tot zich nemen. De student kan zichzelf voortdurend, diagnostisch, toetsen. De student kan zijn leerproces registreren, bewaken en bijsturen. De student kan zijn digitale portfolio vullen. De student kan zelf informatie vergaren door bijvoorbeeld FAQ’s te raadplegen. De student kan informatie maken en delen, ter ondersteuning van het leren en toetsen. De student kan onderling en met begeleiders informatie uitwisselen (via e-mail, chat). De student kan de aanwezigheid en de activiteiten van anderen zien en daarop inspringen. De student kan (sociale) netwerken opbouwen. De student kan met andere studenten samenwerken. De student kan internet gebruiken om te leren, zoals skypen met Engelse studenten. De student kan experts (zoals accountants) raadplegen. De student kan (serious) gamen en oefenen met digitale simulaties. De student kan van de computer feedback krijgen. De student kan om begeleiding vragen en krijgen. De student kan zijn planning, agenda en uren bijhouden.

4

De student kan praktische kennis vergaren. De student kan informatie over leer-werkplekken en studentondernemingen raadplegen. De student kan zijn uren verantwoorden naar de werkgever. De student kan digitaal zijn portfolio met werkervaring bijhouden. De student kan digitaal zijn werkervaring evalueren en delen. De student kan collegastudenten in dezelfde situatie en alumni raadplegen. De student kan digitaal om feedback vragen.

5

De student kan zijn digitale bewijsmap maken om voor te leggen aan de assessor. De student kan zijn stukken uit zijn digitale bewijsmap laten valideren. De student kan zich inschrijven voor examens. De student kan examen doen via de computer via bijvoorbeeld serious gaming of simulaties. De student kan zijn examenresultaten raadplegen.

6

De alumnus kan contact met mede-alumni onderhouden. De alumnus kan als expert in de virtuele ruimte hulp bieden aan studenten. De alumnus kan feedback geven ten gunste van de ontwikkeling van het curriculum. De alumnus kan vakinhoudelijke vernieuwing terugkoppelen aan de school en andersom. De alumnus kan informatie raadplegen over mogelijke vervolgopleidingen. De alumnus kan zich inschrijven voor aanvullend en nieuw onderwijs. De alumnus kan de kennisbehoefte van de school zien en hier zo (betaald) in voorzien. De alumnus kan zijn eigen portfolio inzien en aanvullen om eventueel later te laten verzilveren.

15

student in virtuele ruimte

LeerWeg pLaNNeN

student in virtuele ruimtekaart


16

Van Organigram tot Netwerkkaart

netwerkorganisatie

In een hoofdstuk over de organisatiestructuur mag het organigram niet ontbreken. Maar met het verdwijnen van de hiërarchische piramidestructuur, behoort in de Netwerkschool het organigram eigenlijk tot het verleden.

ook vooral een verbeelding van hoe flexibele samenwerkingsverbanden zich vormen, al naar gelang de activiteiten die de Netwerkschool ontplooit.

Organigrammen zijn handig voor het uittekenen van gezagsverhoudingen en bevelslijnen. Het organigram van de modelschool Netwerkschool 2.0, met vierduizend studenten, zou zich op deze manier eenvoudig laten tekenen zie figuur 7. Er is één algemeen directeur met daaronder acht directeuren die behalve een deel van het onderwijs (onderwijsmensen en studenten) ook een of meerdere centrale diensten in portefeuille hebben. Meer lagen zijn er niet. Voor het weergeven van de organisatiestructuur van de Netwerkschool, een wendbare en platte netwerkorganisatie, voldoen de bekende harkjes echter niet meer. Doordat de samenwerkingsverbanden in een netwerkorganisatie steeds veranderen, kan het organigram nooit meer zijn dan een momentopname. Het organigram wordt zo een netwerkkaart: een visualisatie die verbeeldt hoe de organisatie op een bepaald moment is geconfigureerd.

Zo geeft de grote bordeauxrode blob aan dat op dit tijdstip in de Netwerkschool een groep mensen betrokken is bij een opleiding. De groep bestaat uit circa 380 studenten, zeventien onderwijsmensen, een freelance-docent, een assessor van de Examenbalie en een directeur,.

500 personen

Binnen deze opleiding lichten, in het oranje, een tweetal modules op, bestaande uit ieder ongeveer 120 studenten en vijf onderwijsmensen. Bij de rechtermodule blijkt dat ook studenten van ‘buiten’ deze opleiding aan de module mee kunnen doen. De groene blob verbeeldt het samenwerkingsverband tussen de Alumnibalie en de studentonderneming die het alumnibeleid uitvoert. De studentonderneming, Netwerk-X genaamd (zie pagina 20), bestaat uit een kleine dertig studenten en een moderator.

De Netwerkkaart hiernaast is een voorbeeld van een dergelijke momentopname. De Netwerkkaart laat een aantal flexibele en doelgerichte samenwerkingsverbanden zien, die op enig moment actief zijn in de school. De stippen op de kaart verbeelden personen, of groepen van vijf, honderd of vijfhonderd mensen (zie legenda). De gekleurde ‘blobs’ geven aan dat personen met elkaar verbonden zijn door een gezamenlijke activiteit, zoals bijvoorbeeld een opleiding, het netwerkbeheer, het alumnibeleid of de personeelszaken. In de praktijk zullen op enig moment binnen de Netwerkschool veel meer activiteiten plaatsvinden dan op deze kaart staan aangegeven. De kaart is dan

100 personen

Personeelszaken, aangegeven met een paarse blob, wordt uitgevoerd de Mensenbalie, onder verantwoording van een directeur. Ook de algemeen directeur bemoeit zich er op dit tijdstip mee.

5 personen

Het beheer van het externe netwerk, de blauwe blob, ligt momenteel bij een netwerker van de Bedrijvenbalie. Hij werkt samen met een freelancer.

1 persoon

De groene blob verbeeldt de inkoop van leermiddelen. Deze wordt verzorgd door de Leermiddelenbalie in samenwerking met een directeur. legenda netwerkkaart

figuur 7 het klassieke organigram Algemeen directeur

Directeur

Docenten en Studenten

Leermiddelenbalie

Directeur

Docenten en Studenten

Directeur

Informatiebalie

Docenten en Studenten

Directeur

ICT-balie

Docenten en Studenten

Directeur

Intakebalie

Docenten en Studenten

Examenbalie

Directeur

Docenten en Studenten

Directeur

Bedrijven- en Alumnibalie

Docenten en Studenten

Dienstenbalie

Directeur

Docenten en Studenten

Mensenbalie


organisatie

15

netwerkkaart

17

module

opleiding

module

alumnibeleid

freelancers

onderwijsmensen

Bedrijvenbalie

Intakebalie

ICT-balie

Examenbalie

Mensenbalie

Alumnibalie

netwerkbeheer

CENTRALE Leermiddelenbalie

Administratie

Dienstenbalie

DIENSTEN

financiĂŤn en verantwoording Directeuren inkoop leermiddelen

personeelszaken Algemeen directeur

DIRECTIE

netwerkorganisatie

STUDENTEN


18


Cultuur & mensen

Cultuur Na strategie en organisatiestructuur is de organisatiecultuur het derde element in het ondernemingsplan voor de Netwerkschool 2.0. Organisatiecultuur is een veelomvattend begrip. Het heeft zowel betrekking op de manier waarop mensen in een organisatie zich gedragen als op de (veelal impliciete) waarden en normen die aan dit gedrag ten grondslag liggen.8 Maar zo ongrijpbaar als cultuur mag lijken, zo belangrijk is het op het moment dat een organisatie iets wil bereiken. Alle pogingen tot reorganisatie en innovatie waarbij geen aandacht wordt besteed aan de noodzakelijke bijbehorende cultuurverandering – en dat zijn er vele – zijn gedoemd te mislukken, zoals uit onderzoek blijkt .9 Het heeft geen zin organisatiestructuren om te gooien of computersystemen te implementeren als de mensen die ermee werken hun gedrag niet veranderen. De Netwerkschool wil deze valkuil vermijden en heeft om deze reden een expliciete organisatiecultuur die actief wordt onderhouden en uitgedragen. Een voorbeeld van hoe een expliciete cultuur eruit zou kunnen zien, is de Cultuurkaart van de Netwerkschool. De tweede kaart van dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de geëxpliciteerde cultuur kan worden uitgedragen. Mensen Het vierde element uit het bedrijfsmodel, mensen, is de verbindende factor die de andere drie elementen bijeenhoudt. De organisatiecultuur wordt gemaakt en onderhouden door de mensen die binnen een organisatie werken. Maar ook de strategie en de organisatiestructuur van de school vallen of staan met de mate waarin de mensen van de Netwerkschool deze kunnen en willen uitdragen. Mensen maken de school. In dit ondernemingsplan gaat het onderdeel mensen over de voorwaarden waaronder mensen werken voor de Netwerkschool. De tweede kaart in dit hoofdstuk gaat over hoe mensen op de Netwerkschool worden gemotiveerd.

19


20

cultuuraanpak

cultuuraanpak

Nu de organisatiecultuur van de Netwerkschool in kaart is gebracht, moeten we nadenken over de manier waarop deze cultuur in de praktijk uitgedragen kan worden. Een sterke organisatiecultuur spreekt niet vanzelf en vergt voortdurend onderhoud. De denktank heeft zich daarom de vraag gesteld wat de mensen op de Netwerkschool moeten doen om door middel van concrete actie de organisatiecultuur uit te dragen. De kaart op de pagina hiernaast geeft een overzicht van de mogelijkheden, ingedeeld per kernwaarde, met daarnaast een categorie Algemeen, waarin de algemene cultuuraanpak wordt geschetst. In algemene zin gaat het erom samen bezig te zijn met de cultuur van de school. Dit kan bijvoorbeeld door samen gedragsregels op te stellen op basis van de attitudekenmerken die op de Cultuurkaart staan die hiervoor is besproken. Neem als voorbeeld het attitudekenmerk ‘Mensen vertonen voorbeeldgedrag’. Dat voorbeeldgedrag vertonen past bij het onderwijs, daar is iedereen het natuurlijk snel over eens, maar wat het inhoudt voor het gedrag van medewerkers en studenten, daarover bestaan de meest uiteenlopende ideeën. In de Netwerkschool praten mensen daar samen over en stellen ze er gezamenlijke gedragsregels over op. Zo wordt het abstracte attitudekenmerk concreet gemaakt. Het kan dan gaan over schijnbare trivia als ‘wij kleden ons representatief’ of ‘wij komen op tijd’. Waar het om gaat is dat mensen daar onderling zelf afspraken over maken en dat de gemaakte gedragsregels aan de (virtuele) muur worden gehangen. Dankzij dergelijke zelfgemaakte, expliciete regels kunnen medewerkers en studenten elkaar makkelijker aanspreken wanneer iemand over de schreef gaat. De gedragsregels worden periodiek getoetst en bijgesteld. Naast het cultuurprogramma in algemene zin, zijn er tal van activiteiten denkbaar waarmee specifieke kernwaardes worden uitgedragen. De kaart hiernaast geeft daarvan een overzicht. De Netwerkschool zal zijn eigen manieren verzinnen om de cultuur uit te dragen. Deze kaart illustreert een aantal mogelijkheden op dit gebied. Zo kan een kernwaarde als ‘Verantwoordelijkheid’ worden uitgedragen door altijd bij het onderling verdelen van taken heldere afspraken te maken over wie precies waarvoor verantwoordelijk is, maar het kan ook door studenten mee te laten beslissen in het aannamebeleid van de school. ‘Samenwerking’ kan handen en voeten krijgen doordat groepen mensen periodiek gezamenlijk lunchen, maar ook doordat een studentonderneming jaarlijks een ‘samenwerkingsweek’ organiseert met het regionale bedrijfsleven. Deze Cultuuraanpakkaart laat zien dat er tal van manieren zijn om de cultuur van de Netwerkschool bij mensen onder de aandacht te brengen. En dat is nodig, want alleen in een omgeving waarin mensen de cultuur kennen, plukt de Netwerkschool hier de vruchten van. Bovendien kunnen mensen alleen samen nadenken over manieren om de cultuur uit te dragen als zij de cultuur van de Netwerkschool begrijpen en met hun eigen normen en waarden kunnen vereenzelvigen. Het brengt mensen dus ook dichter tot elkaar.


cultuur & mensen

23

cultuuraanpakkaart

21

algemeeN

Wat doen de mensen op de Netwerkschool om de cultuur uit te dragen?

ambitie

Positieve houdiNg

Mensen zijn loyaal aan de school en vallen elkaar niet af. Tijdens het verdelen van taken maken mensen expliciete afspraken. Medewerkers beslissen mee bij het aannemen van nieuw leidinggevend personeel. Studenten beslissen mee bij het aannemen van nieuwe medewerkers. Mensen organiseren de verkiezing van de best geklede docent van het jaar. Mensen borgen de belangen van betrokkenen door actief rekenschap af te leggen.

De missie en de visie worden voor iedereen zichtbaar in het gebouw opgehangen. Studenten krijgen bij binnenkomst een tastbaar doel in de vorm van een voorbeelddiploma. In alle ruimtes wordt duidelijk voor welke beroepen de studenten opgeleid worden. Bekende alumni worden ingezet als ambassadeur van de school. De directie expliciteert verwachtingen ten aanzien van medewerkers in een persoonlijke brief. Elk kwartaal wordt afgesloten met een resultatenoverzicht. Mensen die bovenmatig presteren, worden daarvoor beloond. Er wordt een prijs uitgeloofd voor mensen die de meeste groei doormaken. Mensen laten periodiek de talenten zien die zij buiten het werk ontwikkelen.

Studenten die gepest worden, melden dit bij mediatorstudenten. Complimenteren en feedback geven, maken deel uit van het lesprogramma. Mensen die tegen problemen aanlopen, proberen deze eerst zelf op te lossen.

oPeNheid

Agenda’s zijn voor alle mensen toegankelijk. Onderwijsmensen maken via een presentatie duidelijk wat van hen verwacht mag worden. De resultaten die de studentondernemingen periodiek rapporteren zijn openbaar. Medewerkers maken evaluaties en klanttevredenheidsonderzoek openbaar. Mensen presenteren hun resultaten actief aan belanghebbenden.

sameNWerkiNg

Mensen organiseren gezamenlijke lunches. Studenten organiseren studentencafé’s. Studenten organiseren een samenwerkingsweek met de omgeving. Studenten tonen periodiek wat ze geleerd hebben aan de omgeving van de school. Geïnteresseerden kunnen een dagje meelopen met mensen binnen de school. De school organiseert ontmoetingen tussen studenten, bedrijven en het vervolgonderwijs.

iNNovatie

Het doen van drie verbetervoorstellen is een vast onderdeel van functioneringsgesprekken. Mensen verzamelen best practices voor de jaarlijkse ‘waarom doen wij dat niet?’-race. Mensen evalueren steeds opnieuw hun eigen dienstverlening. Mensen laten zien welke innovaties doorgevoerd zijn en wat de resultaten hiervan zijn.

cultuuraanpak

veraNtWoordelijkheid

Mensen stellen samen gedragsregels op die passen bij de kernwaarden van de school. Gedragsregels worden zichtbaar opgehangen in het gebouw. Gedragsregels worden periodiek geëvalueerd. Studenten maken sites, filmpjes en posters over de kernwaarden. Mensen presenteren zich via een persoonlijke pagina op de site van de school. Mensen hebben eigen visitekaartjes van de school. Nieuwe mensen wordt gevraagd de cultuur te onderschrijven. Seniorstudenten geven voorlichting over de cultuur aan de nieuwe lichting studenten. De directie verzorgt zelf een deel van het introductieprogramma voor nieuwe mensen.


62


Financiën & sturingsfilosofie

Het bedrijfsmodel is nu volledig. Dit laatste hoofdstuk gaat over de financiën en de sturingsfilosofie, ofwel de ‘governance’, van de Netwerkschool. In het voorgaande hebben we in de beschrijving van de organisatie, de organisatiecultuur en de mensen van de Netwerkschool aannemelijk gemaakt dat de kwaliteit van het onderwijs omhoog gaat. In deze financiële paragraaf willen we laten zien dat dit, betere, onderwijs ook goedkoper is dan het huidige mbo. De voorbeeldbegroting, opgesteld door de leden van de financiële denktank, maakt aannemelijk dat de missie van de Netwerkschool – beter én goedkoper onderwijs – met het voorliggende ondernemingsplan is te realiseren. Ook schetsen we aan de hand van de voorbeeldbegroting enkele scenario’s, waaruit blijkt hoe rendabel het in de huidige bekostigingsstructuur is om de uitval te beperken. De laatste, maar zeker niet minst belangrijke, kaart van dit boek is de Sturingsfilosofiekaart, met een overzicht van hoe de Netwerkschool verantwoording wil afleggen aan de belanghebbenden, en hoe de school hier op zijn beurt zijn voordeel mee doet.

23


24

literatuurlijst

literatuurLIJST

Woordenlijst Netwerkschool 2.0

1

www.onderwijsaanhetwoord.nl

Algemeen directeur

Geeft leiding aan de directeuren (werd in de Netwerkschool 1.0 CEO genoemd).

2

Groen, I., De Balansschool, Ede, 2007. Alumnibalie

3&4

Schnabel, P., Gilsing, R. Die jeugd van Nederland, Jeugdbeleid 2008 Themanummer, Utrecht, 2008.

5

Basoski, I., Van den Hoek, L., Van Nieuwkerk, H., Op weg naar 2010, Rapportage gespreksronde invoeringsplannen competentiegericht beroepsonderwijs, 2008.

Houdt contact met en levert diensten aan oudstudenten. De Alumnibalie heeft het grootste deel van de uitvoering belegd bij een studentonderneming die onder meer informatie aan alumni verzorgt en events organiseert.

Assessor

Onderzoekt talenten, competenties en potentie. Doet dit bij de Intake- en Examenbalie.

BBL

Beroepsbegeleidende Leerweg. Dit is een combinatie van leren en werken, waarbij de student in dienst van een bedrijf is en daarnaast een opleiding volgt. De werktijd bedraagt 60 procent of meer van de studieduur.

Bedrijvenbalie

Beheert de relatie met de bedrijven uit de omgeving en uit het Netwerk van de school en organiseert de leer-werkplekken. Deze balie werkt nauw samen met de Alumnibalie.

BOL

Beroepsopleidende Leerweg. Is zowel voltijds als in deeltijd te volgen. Deze leerweg omvat een werkdeel van tenminste 20 procent en minder dan 60 procent. Er wordt in deze leerweg meer tijd in school doorgebracht dan in de BBL.

Centrale diensten

Verzamelnaam voor de centraal georganiseerde diensten, waaronder de Examenbalie, de Dienstenbalie, de Leermiddelenbalie, de ICT-balie, de Mensenbalie, de Bedrijvenbalie, de Alumnibalie, de Intakebalie en de Informatiebalie.

Dienstenbalie

Verzorgt alle facilitaire diensten van de Netwerkschool. De Dienstenbalie heeft een deel van de uitvoering belegd bij studentondernemingen.

Directeur

Geeft leiding aan een groep docenten en studenten en een centrale dienst (werd in de Netwerkschool 1.0 COO of CFO genoemd).

Docent

Helpt de student bij theoretische vakinhoudelijke vraagstukken (werd in de Netwerkschool 1.0 Tutor genoemd).

Domein

Een verzameling inhoudelijk aan elkaar gerelateerde profielen.

Onderwijsmensen

Docent, moderator, instructeur, assessor, onderwijsassistent, studiebegeleider.

6

PricewaterhouseCoopers, Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt, Benchmark middelbaar beroepsonderwijs 2007, Mijlpalen in sturing en transparantie, 2008.

7

ROC Eindhoven, ROC de Leijgraaf, ROC-i-partners, Stichting Kennisnet, Flexibiliteit als voorwaarde, Onderwijs in vraaggestuurd mbo, 2007.

8

De definitie van organisatiecultuur is van de Utrechtse bestuurskundige Mark Bovens.

9

Raad voor het Openbaar Bestuur, Cultuur met een FORS postuur, Advies aan het Kabinet over de organisatie van de Rijksdienst, Den Haag, 2004.

10

www.lerarenweb.nl

11

MBO Raad, Collectieve arbeidsovereenkomst voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie 2007-2009, De Bilt, 2008.


woordenlijst

25

Eerder of Elders Verworven Competenties. EVC’s van studenten worden in de Netwerkschool in kaart gebracht en zo mogelijk verzilverd (omgezet in deelcertificaten of diploma’s).

Examenbalie

Beoordeelt de competenties van de student, draagt zorg voor erkenning van EVC’s en koopt toetsen in.

Huismeester

Draagt zorg voor warmte, licht, catering en andere voorziening voor de mensen. Werkt bij de Dienstenbalie.

Mensenbalie

Draagt zorg voor de vastlegging en samenhang in ontwikkeling van mensen, organisatie en nieuwe eisen.

Moderator

Helpt de student bij vragen over manieren van leren.

Module

Netwerker ICT-balie

Informatiebalie

De ICT-balie is verantwoordelijk voor het goed functioneren van een cruciaal onderdeel van de school: het ICT-netwerk. De ICT-balie heeft de praktische uitvoering (beheer en onderhoud bijvoorbeeld) belegd bij een studentonderneming. Draagt zorg voor vastlegging van informatie voor communicatie of verantwoording.

Instructeur

Biedt de student praktische kennis en vaardigheden aan. Begeleidt het lerend werken.

Intakebalie

Toegangspoort van de school. Hier krijgen studenten voorlichting over opleidingsmogelijkheden en beroepsbeelden. Hier worden studenten geholpen bij het verwoorden van hun leervraag, krijgen ze zonodig een assessment en worden hun EVC’s in kaart gebracht.

Kwalificatieprofiel

Netwerken

Set van eisen waaraan een student moet voldoen om wettelijk geschikt te worden bevonden als startend beroepsbeoefenaar.

Leermiddelenbalie

Verzorgt de inkoop van de leermiddelen van de school. De inkopers werken hiertoe nauw samen met de docenten en met de ICT-balie.

Leerweg

Het onderwijs dat de student volgt om zijn diploma te halen.

Leer-werkplek

Plek bij een leerbedrijf waar de student een deel van het onderwijs volgt.

Les

In tijd afgebakende leeractiviteit, onderdeel van een module.

Mensen

Allen, docenten, studenten, directie en centrale dienstverleners.

Medewerkers

Alle mensen, behalve de studenten.

Levert bijdrage aan competenties en kerntaken van een kwalificatieprofiel. Een leergang die opleidt tot een kwalificatieprofiel is opgebouwd uit modules. Koestert netwerken en zoekt nieuwe netwerkverbindingen. Doet dit via de Bedrijvenbalie (werd in de Netwerkschool 1.0 Matchmaker genoemd). Is de laatste stap van het onderwijsproces, betreft de relatie tussen oud-studenten onderling en tussen de oud-student en de school. Netwerken is een taak van de Alumnibalie.

Netwerkpartner

Bedrijf of instelling waarmee de Netwerkschool samenwerkt.

Netwerkraad

Groep netwerkpartners (bedrijven, instellingen) die de school feedback geven en de school helpen beter aan te sluiten bij de wensen van de omgeving.

Onderwijs

Het primair proces.

Onderwijsinkoper

Koopt en ontwikkelt onderwijsinhoud en methodes. Doet dit bij de leermiddelenbalie.

Onderwijsassistent

Biedt docenten en studenten ondersteuning bij het onderwijs.

Ouderraad

Vertegenwoordiging van ouders die de school helpt beter aan te sluiten bij ouderwensen.

School

De Netwerkschool, de mensen van de Netwerkschool, het gebouw en de virtuele activiteiten.

Schoolraad

Ook wel medezeggenschapsraad. Groep medewerkers die met de directie bespreekt wat hen bezighoudt op school. De schoolraad geeft de school feedback en helpt de school beter aan te sluiten bij de wensen van de student.

Seniorstudent

Leert en werkt langer dan een jaar bij de Netwerkschool.

Student

Leert en werkt bij de Netwerkschool met als doel een mbo-diploma te halen.

Studentenraad

Groep studenten die met de directie bespreekt wat hen bezighoudt op school. De studentenraad geeft de school feedback en helpt de school beter aan te sluiten bij de wensen van de student.

Studentonderneming

Groep studenten, begeleid door een moderator, biedt diensten, tegen betaling, aan de school of aan derden.

Studieadviseur

Helpt student bij het verwoorden van de leervraag. Doet dit bij de intakebalie.

Studiebegeleider

Volgt en helpt de student tijdens de hele studie (werd in de Netwerkschool 1.0 Accountmanager genoemd).

Studiebegeleider

Volgt en helpt de student die in het intensieve intensief traject zit.

Toezichtsraad

Vervult de werkgeversfunctie voor de algemeen directeur, oefent intern toezicht uit en geeft advies.

verklarende woordenlijst

EVC


colofon

colofon

Dit kaartenboek is uitgebracht door De Argumentenfabriek in opdracht van MBO 2010.

de Netwerk school

26

2.0

Uitgave oktober 2008, eerste druk Teksten De Argumentenfabriek Kees Kraaijeveld Jenny Kossen Christine Kempkes Ontwerp De Argumentenfabriek Carien Franken Vormgeving De Argumentenfabriek Carien Franken Maaike Molenkamp Mette Rasmussen Drukwerk Joh. Enschedé Amsterdam Papier FSC-gecertificeerd papier ISBN: 978-90-813592-1-4 Prijs: € 85,© 2008 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.



© 2008


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.