Cdr jg2 nr1 decanniere

Page 1

Loïc De Cannière

Microfinanciering: een instrument tot empowerment van kleine ondernemers in het Zuiden Dit korte artikel schetst de bijdrage die microkredieten en microfinanciering tot empowerment van arme bevolkingsgroepen – en van micro-ondernemers in het bijzonder – in ontwikkelingslanden leveren. Hierbij wordt exclusief ingegaan op de microfinanciering in het Zuiden.

Begripsomschrijving Met microkredieten doelt men op het verstrekken van kleine kortetermijnleningen (bv. 500 EUR op 6 maanden) aan arme ondernemers, met het oog op de (groei)financiering van hun bescheiden micro-ondernemingen. In de loop van de laatste tien à vijftien jaar is men eerder het begrip microfinanciering gaan hanteren. Dit is een ruimer begrip dat – naast de traditionele microkredieten – ook andere financiële producten voor kleine ondernemers omvat zoals spaarproducten, leasingproducten, verzekeringen, geldtransfersystemen en nieuwe financiële diensten zoals elektronische betalingen. Weliswaar blijven ‘microkredieten’ het belangrijkste product binnen de familie van de microfinancieringsproducten. Ook dit artikel behandelt in hoofdzaak het instrument ‘microkrediet’. Het specifieke kenmerk van microfinanciering is dat het financiële producten betreft, die tegemoet komen aan de financiële behoeften van de armen. Microfinancieringsproducten worden doorgaans niet door de traditionele banksector aangeboden. Dit is als volgt te verklaren. Individuele microfinancieringstransacties hebben steeds betrekking op kleine bedragen en deze brengen relatief hoge vaste transactiekosten met zich mee. Deze hoge kosten maken de microfinanciering onaantrekkelijk voor het traditionele bankcircuit. Dit is zeker het geval voor de microkredieten. Een eenvoudig voorbeeld kan dit verduidelijken (maar men zou dit voorbeeld mutatis mutandis ook op het micro-sparen kunnen toepassen). Of een bank een krediet van 1.000 EUR toekent (een microkrediet) of van 1.000.000 EUR (bv. een krediet voor werkkapitaal aan een onderneming), telkens zal de bank voorafgaandelijk een kredietwaardigheidsonderzoek van de kredietnemer moeten uitvoeren. Dit onderzoek vertegenwoordigt een vaste transactiekost (minstens de loonMicrofinanciering 49


en overheadkost overeenstemmend met de tijd die de kredietanalist aan het onderzoek besteedt). Deze transactiekost staat op zich los van de omvang van het toegekende krediet. Nemen we aan dat dit kredietonderzoek 500 EUR kost, dan vertegenwoordigt de kost van dit onderzoek 50% van het microkrediet van 1.000 EUR en slechts 0,05% van het krediet van 1.000.000 EUR. De transactiekost weegt dus procentueel veel zwaarder door voor een microkrediet dan voor een ondernemingskrediet en maakt het verstrekken van microkredieten relatief onaantrekkelijk. Daarenboven eisen traditionele kredietverstrekkers waarborgen die het kredietrisico kunnen afdekken. Dit is voor armen die een beroep op microkredieten willen doen vaak onmogelijk. Zij beschikken immers niet over activa die als waarborg in pand kunnen worden gegeven wanneer zij een krediet wensen aan te gaan. Het

unieke

van

de

microfinanciering

bestaat

erin,

dat

microfinancieringsinstellingen (verder afgekort als MFI’s) toch bereid zijn om kredieten aan arme mensen te verstrekken, zonder hiervoor waarborgen in de plaats te krijgen. Dit kan omdat de relatie tussen de MFI en de microkredietnemer bijzonder is. Daar waar in een traditionele bank de klant verondersteld wordt naar het kantoor van de bank te gaan en beide partijen niet vaker in contact treden dan nodig, bezoeken de kredietbeheerders van de MFI’s zeer vaak hun klanten. Dankzij deze aanpak hebben de MFI’s een grondig inzicht in de toestand van hun klanten en kunnen ze hen ook op geregelde tijdstippen aansporen om hun kredieten terug te betalen. Microkredietproducten kunnen grosso modo in twee grote categorieën worden ingedeeld: de ‘groepskredieten’ enerzijds en de ‘individuele kredieten’ anderzijds. Groepskredieten kunnen diverse vormen aannemen (‘solidarity loan’, ‘village bank loans’, etc.). De essentie van deze vorm van krediet is dat de microfinancieringsinstelling een krediet aan een groep van kredietnemers toekent. De kredietovereenkomst wordt tussen de MFI en de groep als groep afgesloten, die uit leden bestaat. Niet de individuele leden van de groep, wel de groep als dusdanig treedt op als kredietnemer. Weliswaar wordt het bedrag van het aan de groep toegekende krediet tussen de leden van de groep verdeeld, volgens de kredietbehoeften van de individuele leden. De leden komen op geregelde tijdstippen bijeen (vaak wekelijks, per twee weken of maandelijks) en dragen allen pro rata hun aandeel in het groepskrediet bij tot de betaling van de intresten en de terugbetaling van de hoofdsom. De leden van de groep zijn solidair aansprakelijk voor de betalingen. Dit wil zeggen dat indien een lid in gebreke blijft, de andere leden de betalingsverplichting moeten overnemen. Daarom sporen de leden er elkaar toe aan om de lening correct en tijdig terug te betalen. Dit creëert de zogenaamde ‘peer pressure’. Hoewel het systeem van groepskredieten de solidariteit onder armen ‘institutionaliseert’, komt dit systeem hoe langer hoe meer onder druk te staan. Het systeem verlegt immers de kost en de last van de individuele kredietbeoordeling van de MFI naar de groep. Dit kan te verantwoorden zijn voor de allerkleinste kredieten aan arme micro-ondernemers die volstrekt geen waarborgen kunnen voorleggen of waarvoor de analyse van de terugbetalingscapaciteit niet kostenefficiënt kan zijn. Maar het systeem kan ook onwenselijke gevolgen hebben 50

Microfinanciering


wanneer groepsleden met een geringe financiële draagkracht ook nog eens de lasten van onvermogende groepsgenoten moeten overnemen. Anderzijds zullen sommigen ook wijzen op het ‘sociale kapitaal’ dat dankzij de regelmatige groepsvergaderingen tot stand komt: door de regelmatige ontmoetingen kunnen de leden van de groep (zeker in het geval van vrouwen) beter onderling ervaringen uitwisselen, aan zelfvertrouwen winnen en zich onafhankelijker van hun echtgenoot opstellen, zeker in een context met grote ongelijkheid tussen mannen en vrouwen of waar de dominantie van de man en zelfs partnergeweld schering en inslag zijn. Deze aspecten komen verder nog aan bod. Individuele kredieten worden door MFI’s aan individuen toegekend na een analyse van de terugbetalingscapaciteit van het individu (meestal de micro-ondernemer samen met zijn gezin) te hebben verricht. Het individuele krediet kan inzake bedrag en terugbetalingstermijn goed aangepast worden aan de specifieke situatie van de kredietnemer. Doorgaans is deze vorm van krediet meer op maat van de individuele kredietbehoeften van de kredietnemer gesneden. Vanzelfsprekend zadelt het systeem van individuele kredieten de MFI met hogere kosten op, omdat de kredietanalyse klant per klant moet gebeuren. De individuele kredieten worden dan ook vaak voor relatief hogere kredietbedragen aangewend. Nochtans zijn er ook MFI’s die er een punt van maken om zelfs aan hun minst vermogende klanten individuele kredieten toe te kennen, om hen voor de nadelen van solidaire groepskredieten te behoeden.

Kort historisch overzicht Doorgaans denken velen dat de wereldwijde beweging rond microfinanciering haar oorsprong vond in de bekende Grameen Bank in Bangladesh. Deze bank werd in 1976 opgericht door Mohammed Yunus, toen nog professor economie aan de Universiteit van Chittagong, en ondertussen alom gekend dankzij de Nobelprijs voor de Vrede die hij in 2006 ontving. Yunus ontwikkelde Grameen Bank op basis van het concept van solidaire groepskredieten aan vrouwen. Vandaag bereikt de Grameen Bank meer dan 8 miljoen kredietnemers en bedraagt de kredietportefeuille 1,4 miljard USD. Het gemiddelde krediet bedraagt ongeveer 150 USD. 93% van de klanten zijn vrouwen. Met betrekking tot de hoger vermelde voor- en nadelen van het systeem van groepskredieten, is het opmerkelijk dat de Grameen Bank zelf vanaf 2003 de zogenaamde Grameen Bank II oprichtte, waarin voortaan ook individuele kredieten werden toegekend. Hoewel de wereldwijde impuls voor de hedendaagse microfinanciering deels uitgaat van de Grameen Bank, mag men niet over het hoofd zien dat diverse systemen van microfinanciering reeds lang bestaan, ook in Europa. De eerste microfinanciering in Europa waren de Ierse charities vanaf 1720. Deze charities waren kassen, gespijsd met giften, die renteloze leningen toekenden aan armen. Deze leningen moesten met wekelijkse vervaldagen worden terugbetaald. De leningen werden in groep toegekend, zodat – zoals bij de Grameen Bank – de groepsdruk een belangrijke rol speelde in de Microfinanciering 51


correcte terugbetaling. Onder invloed van de Ierse loan funds werden in Duitsland de Sparkassen opgericht vanaf 1801. Deze kassen verzamelden niet enkel spaargelden, maar verstrekten ook kredieten, vooral aan landbouwers. Na het rampenjaar 1846, een jaar met veel hongersnood in Europa, ontwikkelde Raiffeisen een systeem van microfinanciering, dat volledig vergelijkbaar is met de hedendaagse systemen. Uiteraard is Raiffeisen ook bij ons goed bekend. Zijn erfenis leeft in onze contreien voort als KBC, die de fusiebank is tussen de vroegere Kredietbank enerzijds en CERA anderzijds, wat voor Centrale Raiffeisenkas stond. Het aantal rurale kredietcoöperatieven volgens het model van Raiffeisen groeide in Duitsland aan van 245 tot meer dan 15.000 in 1914, verspreid over het ganse land. Maar niet enkel in Europa bestaat microfinanciering reeds lang. Zo kan ook Afrika op een lange traditie bogen van kleine spaar- en kredietcoöperatieven, van roterende spaargroepen en tontines, waarin gezamenlijk gespaard wordt en de ‘spaarpot’ om beurt door een ander lid van de groep mag worden gebruikt. Deze traditie heeft in het hedendaagse Afrika mede de basis gelegd voor de moderne microfinanciering.

Microfinanciering vandaag Het aantal klanten van microfinanciering is wereldwijd de laatste 15 jaren op een indrukwekkende wijze toegenomen. Jaarlijks verricht de zogenaamde Microcredit Summit Campaign (een Amerikaans initiatief dat alle belangrijke stakeholders in de sector verenigt) een telling van het aantal klanten van de MFI’s wereldwijd. Deze telling gebeurt op basis van aangiften door de MFI’s zelf. Het laatste rapport dateert van 20121. In dat jaar verstrekten 3.652 MFI’s cijfers aan de Microcredit Summit Campaign voor de toestand per 31 december 20102 . Samen verleenden deze MFI’s diensten aan 205 miljoen microkredietklanten wereldwijd. Dezelfde tellingsmethode leverde voor het jaar 1997 amper 7 miljoen klanten op. Dit wil zeggen dat de aantrekkingskracht en het succes van microfinanciering vooral vanaf de eeuwwisseling op een fenomenale wijze is toegenomen: op 13 jaar tijd vermenigvuldigde het aantal microkredietklanten met een factor 30. Volgens het hoger vermelde rapport kan men stellen dat de typische kredietnemer gemiddeld een gezin van vijf personen vertegenwoordigt, zodat wereldwijd 687 miljoen mensen op een of andere wijze de impact van microfinanciering ondervinden: dit aantal stemt overeen met het bevolkingsaantal van de Europese Unie en van Rusland samen. Er bestaat overeenstemming over feit dat het potentiële universum van mensen die voor microfinanciering in aanmerking komen bijzonder groot is. De Verenigde Naties schatten dit universum wereldwijd op 400 à 500 miljoen mensen. Een studie State of the Microcredit Summit Campaign Report 2012. Doorgaans gaat men er van uit dat er wereldwijd ongeveer 10.000 MFI’s bestaan. Maar over dit cijfer bestaat geen zekerheid, omdat er ook tal van kleine, quasi-informele MFI’s bestaan die niet opgenomen zijn. 1

2

52

Microfinanciering


van Deutsche Bank Research schat het aantal op 1,5 miljard mensen en een andere (iets oudere) studie van McKinsey schat het potentieel zelfs op 2,5 miljard mensen. Van de microfinancieringsklanten zijn vandaag 84% vrouwen. Microfinanciering is dus vooral een vrouwenzaak. Dit is wellicht voornamelijk sociologisch te verklaren. Vrouwen moeten zich vaak alleen behelpen. Zij staan vaak alleen in voor de kinderen en willen via eigen economische activiteiten inkomen verwerven om te kunnen instaan voor de noden van de kinderen op het vlak van voeding, kleding en schoolgeld (een kostenpost die in vele ontwikkelingslanden hoog oploopt). Het gemiddelde uitstaande krediet bedraagt wereldwijd 600 US Dollar3. Dit is wel degelijk een gemiddelde. In de praktijk kunnen microkredieten variëren van enkele tientallen US dollars tot enkele duizenden US Dollars. Achter deze grote verschillen in kredietbedragen gaan zeer verscheiden soorten klanten schuil. Zo zullen kredieten aan arme boeren in rurale gebieden vaak niet meer dan 50 US Dollar bedragen, terwijl kredieten aan kleine bedrijfjes in een stedelijke omgeving gauw een paar duizend US Dollar bedragen. MFI’s financieren hun kredietportefeuille op verschillende wijzen: (i) met eigen vermogen (vaak oorspronkelijk afkomstig van een donorprogramma uit het verleden maar in toenemende mate gefinancierd met aandelenuitgiften waarop investeerders intekenen, (ii) met vreemd vermogen dat afkomstig in van spaargeld van hun klanten of van kredieten toegekend door de banksector en door investeerders-kredietverstrekkers. Talrijke investeringsfondsen met een sociaal-ethische inslag spelen vandaag een cruciale rol in de financiering van MFI’s. Volgens een recent rapport4 bestonden per einde 2012 niet minder dan 102 investeringsfondsen voor microfinanciering, die samen een bedrag van 7,5 miljard US Dollar vertegenwoordigen. Zowel ethisch bewogen particulieren als institutionele investeerders investeren in toenemende mate in deze fondsen. In de periode 2009-2010 kwam de microfinancieringssector wereldwijd onder druk na het uitbreken van crisissen in een aantal landen zoals India, Nicaragua en Bosnië, waar door toedoen van MFI’s microfinancieringsklanten zich te veel in schulden hadden gestoken, met alle negatieve gevolgen van dien. Deze crisis heeft tot een ernstige zelf bevraging en uitzuivering van de sector geleid. Vandaag is de sector sterker en wordt voorrang gegeven aan de kwaliteit van de diensten eerder dan aan de kwantiteit van de groei.

Sociale impact en empowerment Microfinanciering is maar een van de instrumenten in de strijd tegen de armoede en een hefboom voor empowerment. Het is geen wondermiddel dat het armoedeprobleem in 3 Uiteraard worden de kredieten in lokale munt uitgekeerd. Maar om redenen van vergelijkbaarheid worden de bedragen in de literatuur vaak naar US Dollar geconverteerd. 4 “The State of Microfinance Investment 2012”, Microrate

Microfinanciering 53


een oogwenk kan oplossen. Dit komt omdat armoede een probleem met vele facetten is, zodat de oplossingen voor het armoedeprobleem ook multidimensioneel moeten zijn. Zo is microfinanciering geen substituut voor investeringen in onderwijs, gezondheidszorg of infrastructuur. Maar microfinanciering is wel een belangrijk instrument, waardoor armen en kleine ondernemers in de mogelijkheid worden gesteld om hun lot steeds meer in eigen hand te nemen. Indien armen toegang krijgen tot aangepaste financiële diensten, kunnen zij zich mettertijd wapenen tegen externe risico’s, kunnen zij hun eigen lot in handen nemen, eigen economische keuzes maken, een eigen bescheiden vermogen opbouwen en krijgen zij ook toegang tot niet-materiële goederen zoals gezondheidszorg en onderwijs. Om deze dynamiek goed te begrijpen, kan men stellen dat arme gezinnen zich in een continuüm bevinden dat van extreme armoede en hoge kwetsbaarheid overgaat naar een hogere risicobereidheid en tenslotte naar groei op eigen kracht. In dit continuüm bevinden zich een vijftal stadia. Voor elk van deze stadia bestaan aangepaste microfinancieringsproducten, die het de armen mogelijk maken om de levenssituatie te verbeteren. Essentieel is dat de kwetsbaarheid van armen afneemt en hun risicobereidheid toeneemt. Men zou vijf stadia in het continuüm kunnen onderscheiden. Deze worden hierna kort overlopen. Het eerste stadium van het continuüm is dat van de extreme kwetsbaarheid voor risico’s. Deze risico’s omvatten onverwachte problemen zoals een mislukte oogst, ziekte, een overlijden in de familie, een ongeluk, diefstal, brand, een economische crisis, enz. Armen kunnen zich niet wapenen tegen deze externe risico’s en worden de speelbal van het lot. Voor hen is het leven een strijd om te overleven. Deze mensen hebben in de eerste plaats behoefte aan veilig sparen (eerder dan aan kredieten), ook al kunnen ze maar af en toe over wat geld beschikken, als straatverkoper of als bedelaar. Het is voor armen echter vaak zeer onveilig om te sparen: ze hebben geen plaats om hun luttele geld veilig weg te bergen of ze worden bestolen. Aan deze mensen moeten aangepaste spaarproducten worden aangeboden (eerder dan door woekeraars en geldhandelaars te worden benaderd die armen een bergplaats aanbieden voor het geld tegen een hoge kostprijs: een negatieve spaarrente!). Het tweede stadium is dat waarin armen hun inkomen trachten te verbeteren door kleine microbedrijvigheden. Daarenboven treden ze langzamerhand toe tot sociale netwerken, zoals vrouwengroepen die toegang krijgen tot collectieve spaar- en kredietproducten. In het derde stadium van het continuüm, trachten de armen hun inkomensbronnen te diversifiëren en gaan ze meerdere microactiviteiten ontplooien. Het is de fase waarin mettertijd eigen productieve activa worden verworven (gereedschap, een riksja, ..). In het vierde stadium van het continuüm groeit de risicobereidheid. Hier treft men micro-ondernemers aan, die risicovolle initiatieven durven nemen. Met het verworven inkomen worden ook niet-materiële investeringen verricht, zoals investeringen in schoolgeld van de kinderen of gezondheidsuitgaven. Het vijfde en laatste stadium omvat de micro-ondernemers die zich op een groeipad bevinden en over een steeds groter inkomen beschikken. In deze fase treden 54

Microfinanciering


micro-ondernemers langzamerhand uit de informele sector en gaan ze deel uitmaken van de formele sector. Om de concrete impact van microfinanciering te meten en te kwantificeren, voeren sociaaleconomische wetenschappers zogenaamde randomized controlled trials of ‘RCT’s’ uit. Dit is een statistische techniek waarbij een willekeurig (‘randomized’) maar voldoende omvangrijk staal van microkredietklanten gedurende een bepaalde periode opgevolgd wordt (tijdens dewelke hun inkomen, koopkracht, bestedingspatroon, sociale parameters, worden gemeten) en vergeleken wordt met een gelijkaardig staal van mensen (‘controlled trials’), die geen toegang tot microfinancieringsproducten hebben. Indien na verloop van tijd significante statische verschillen tussen beide groepen vastgesteld worden, kan men besluiten dat deze verschillen te verklaren zijn door het al dan niet toegang hebben tot microfinancieringsproducten. In Bangladesh werd einde jaren 90 een grootschalige RCT uitgevoerd bij de klanten van de twee grootste MFI’s, namelijk Grameen Bank en BRAC. Beide instellingen samen bereiken vandaag meer dan 13 miljoen kredietnemers in Bangladesh. Het onderzoek liep over een periode van 5 jaar. Er werd enerzijds een onderzoek gevoerd naar de impact van microfinanciering op de economische toestand van hun klanten, en anderzijds op hun sociale toestand. De voornaamste conclusies van dit onderzoek zijn goed samengevat in een studie van Patrick Develtere en An Huybrechts5: • Er werd – na 3 à 5 jaar – een toename van de koopkracht van de klanten van MFI’s vastgesteld van 15% à 25% in vergelijking met controlegroepen die geen toegang tot microfinanciering hadden; • De kwetsbaarheid en volatiliteit van het inkomen van de microfinancieringsklanten verminderden in vergelijking met de controlegroep; • De toegang tot het sparen speelde een grote rol in de beperking van de kwetsbaarheid (vulnerability) van de microfinancieringsklanten; • Er werd bij de microfinancieringsklanten een hogere graad van risicobereidheid waargenomen: meer klanten zetten de stap naar zelfstandig ondernemen. Daarnaast werden ook zeer interessante aspecten inzake de sociale impact van de werking van de microfinanciering en inzake empowerment, vooral van vrouwen, vastgesteld: • De zelfzekerheid van microfinancieringsklanten (vooral vrouwen) nam toe in vergelijking met de controlegroep; • De status van de vrouwelijke microfinancieringsklanten binnen het gezin en vooral ten aanzien van hun echtgenoten ging er op vooruit, omdat zij een aanbrenger van ‘inkomen’ werden; • De toestand van de kinderen van microfinancieringsklanten verbeterde op een significante wijze (voeding, kleding, onderwijs); • Microfinanciering zorgde voor het doorbreken van de patriarchale structuur van de Bengaalse samenleving, die wordt gedomineerd door de ‘purdah’ (‘gordijn’, d.w.z. 5

Patrick Develtere en An Huybrechts, “The Impact of Microcredit on the Poor in Bagladesh”, Alternatives 30, 2005. Microfinanciering 55


dat vrouwen normaal gesproken hoofdzakelijk binnenshuis moeten blijven, terwijl de groepsvergaderingen van de MFI hen net naar buiten lokt); • Het huishoudelijk geweld bij microfinancieringsklanten nam af, omdat de vrouwen tijdens de vergaderingen van de kredietgroepen het gewelddadige gedrag van hun mannen aan de kaak stelden, waarna deze laatsten zich intoomden omdat ze publiek terechtgewezen werden. Een recenter onderzoek (2009) door Professor Esther Duflo van het beroemde Jameel Poverty Action Lab van het Massuchusetts Institute of Technology (MIT) kwam tot enigszins andere conclusies op basis van een RCT in Hyderabad in India over een weliswaar veel kortere periode (18 maanden)6 . Het relevante verschil tussen microfinancieringsklanten en de controlegroep van niet-klanten bestond er niet zozeer in dat het inkomen of de sociale parameters van de klanten verbeterde, maar wél dat (i) het bestedingspatroon van de microfinancieringsklanten significant wijzigde en hun investeringen in duurzame goederen en productiemiddelen toenam en (ii) dat het aantal nieuwe kleine ondernemingen bij de microfinancieringsklanten gedurende de observatieperiode met één derde toenam. Uit beide onderzoeken blijkt dat microfinanciering bepaalde positieve effecten heeft, al kunnen die verschillen al naar gelang de context. Uit de talrijke eigen waarnemingen op het terrein (wereldwijd) zijn we er bij Incofin van overtuigd dat (i) microfinanciering in de meeste gevallen een positieve economische en sociale impact heeft, (ii) dat individuele kredieten doorgaans een grotere impact hebben dan groepskredieten (de onderzoeken hierboven beperkten zich in beide gevallen tot groepskredieten) en (iii) dat er ook een belangrijke intergenerationele impact is: kinderen van microfinancieringsklanten hebben vaak een betere toekomst kunnen uitbouwen, dankzij de vruchten van het werk van hun ouders, die hun kleine onderneming met een microfinancieringskrediet hebben uitgebouwd (dit werd – voor zover wij weten – nog nooit door academici onderzocht). Met andere woorden: de langetermijnimpact van microfinanciering is aanzienlijk.

De bijdrage van Belgische actoren tot de ontplooiing van microfinanciering Tot slot gaat deze bijdrage ook kort in op de rol die Belgische actoren tot de ontplooiing van microfinanciering spelen: privé-investeerders, NGO’s, academische wereld en overheid. Doorgaans kan men vaststellen dat er een grote belangstelling voor microfinanciering bestaat in de VS en in Europa, meer bepaald in Zwitserland, Duitsland, de Benelux en in iets mindere mate in Zuid-Europa en in de Scandinavische landen. Zo heeft de Luxemburgse overheid een bijzonder wettelijk kader ontwikkeld, dat de creatie van investeringsfondsen voor microfinanciering faciliteert. Vandaag zijn 80% van alle 6 Abhijit Banerjee, Esther Duflo, Rachel Glennerster, Cynthia Kinnan, “The miracle of microfinance? Evidence from a randomized evaluation”, Jameel Poverty Action Lab, MIT, 2009.

56

Microfinanciering


microfinancieringsfondsen in Luxemburg gedomicilieerd: niet omwille van fiscale redenen, wel omwille van de duidelijke regelgeving op de fondsen. Ook Nederland en Zwitserland kennen een belangrijke concentratie van spelers (fondsenbeheerders die hun investeringsfondsen weliswaar gedeeltelijk in Luxemburg domiciliëren). In Duitsland is de publieke ontwikkelingsbank KfW de wereldleider inzake investeringen in microfinanciering (met meer dan 1 miljard euro aan investeringen in microfinanciering). Maar ook België speelt mee op wereldvlak. Privé-investeringsinitiatieven omvatten onder meer Incofin, Alterfin en Oikocredit België. Incofin Investment Management beheert 8 fondsen die samen meer dan 350 miljoen euro vertegenwoordigen. Samen investeren deze fondsen in meer dan 120 MFI’s verspreid over meer dan 40 landen. Daarmee hoort Incofin wereldwijd thuis in de top tien van de fondsenbeheerders in microfinanciering7. De investeerders van de Incofin-fondsen omvatten ontwikkelingsbanken (zoals de Wereldbank via IFC, de Europese Investeringsbank of BIO), grote institutionele investeerders (pensioenfondsen en banken) en particulieren. Opmerkelijk is de samenwerking van Incofin met VDK Spaarbank, die een aanzienlijk deel van zijn kredietportefeuille in microfinanciering alloceert. Op het vlak van de assistentie aan MFI’s spelen een aantal Belgische NGO’s en stichtingen een opgemerkte rol. Vermeldenswaard zijn onder meer de NGO’s Trias, Wereldsolidariteit en SOS Faim en de Belgische Raiffeisenstichting. Op het vlak van academisch onderzoek en opleiding kan verwezen worden naar het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid (IOB) aan de Universiteit Antwerpen. Vermaard is ook het Center for European Research in Microfinance (CERMi), een gezamenlijk initiatief van Solvay Brussels School of Economics and Management, de ULB en de Warocqué Business School – Université de Mons. Inzake opleiding heeft België op het internationale toneel een belangrijke plaats verworven met de oprichting in 2007 van het European Microfinance Programme, een masterprogramma aan de Solvay Brussels School of Economics and Management, dat studenten van over de ganse wereld aantrekt. Ook voor de Belgische en de Vlaamse overheid is microfinanciering een beleidsthema. Op het federale vlak speelt de investeringsmaatschappij BIO een rol als directe en indirecte investeerder in microfinanciering: hetzij door rechtstreekse investeringen in MFI’s hetzij door investeringen in fondsen die zich op investeringen in MFI’s toespitsen. Per einde 2012 bedroegen deze investeringen van BIO nagenoeg 200 miljoen euro. De Vlaamse overheid speelt dan weer een rol in het verstrekken van waarborgen aan erkende investeringsfondsen die leningen aan MFI’s verstrekken, via het Vlaams Waarborgfonds. Weliswaar gaat het over een kleinschalig initiatief, dat momenteel hertekend wordt in samenwerking tussen VAIS en PMV. Een zeer belangrijke overheidshefboom voor het stimuleren van investeringen in microfinanciering, is ongetwijfeld het wetgevend initiatief van Sabine de Bethune geweest. Zij lag aan de basis van de nog steeds in voege zijnde wet van 1 juni 2008 houdende de invoering van een belastingvermindering voor aandelen in 7

Zie de website www.incofin.be. Microfinanciering 57


ontwikkelingsfondsen voor microfinanciering in ontwikkelingslanden en houdende de vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning als ontwikkelingsfonds8 . Dankzij dit initiatief kunnen particulieren in België genieten van een belastingvermindering van 5% op de aankoop van aandelen van erkende microfinancieringsfondsen (weliswaar geplafonneerd tot een vermindering van 320 euro per belastingplichtige). De Belgische microfinancieringsfondsen Incofin cvso (het oudste en grootste fonds) , Alterfin cvba en Oikcredit België cvso hebben dankzij dit fiscale voordeel hun aandelenkapitaal en aantal aandeelhouders gedurende de laatste jaren aanzienlijk zien toenemen. Meer dan 5.000 particulieren in België hebben hun weg gevonden naar deze investeringsfondsen voor microfinanciering, die aan de investeerders zowel een financiële als een sociale return aanbieden. Samen vertegenwoordigen de drie fondsen een vermogen van ongeveer 75 miljoen euro. Veel meer dan bij traditionele ethische beleggingsfondsen, beogen de microfinancieringsfondsen een directe sociale impact. Het concept spreekt particuliere investeerders aan die een bewuste keuze inzake de allocatie van hun portefeuille willen maken.

Slotbeschouwing Microfinanciering is om diverse redenen een merkwaardig en krachtig instrument ter bevordering van de empowerment van kleine, vooral vrouwelijke, ondernemers in ontwikkelingslanden. Het systeem heeft de laatste 25 jaar een aanzienlijke groei gekend. De impact van microfinanciering situeert zich enerzijds op economisch vlak als katalysator van een eigen inkomen voor kleine ondernemers, maar creëert tevens een hefboom voor sociale verzelfstandiging en empowerment, vooral van vrouwen. Daarenboven is het een instrument dat de risicobereidheid en de ondernemingszin van mensen bevordert, zodat zij op eigen kracht aan een duurzame toekomst kunnen bouwen. Uiteraard is microfinanciering niet alleen zaligmakend en moet het geflankeerd worden met andere instrumenten die de ontwikkeling bevorderen. Microfinanciering is een deel van een financiële waardeketen, die verbonden is met de lokale en internationale kapitaalmarkten, tot en met bij ons. Door te investeren in microfinanciering kunnen institutionele investeerders en particulieren van bij ons het systeem ondersteunen. Onze overheden spelen een belangrijke rol in de ondersteuning van microfinanciering. Zowel de Vlaamse als de Belgische overheid (onder meer het wetgevend initiatief van Sabine de Bethune) hebben beleidsinstrumenten ontwikkeld die microfinanciering ondersteunen. Het is belangrijk dat zij dit blijven doen. [Loïc De Cannière is gedelegeerd bestuurder bij Incofin Investment Management] Loic.DeCanniere@incofin.com

8

58

Belgisch Staatsblad, 4 juli 2008. Microfinanciering


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.