Jg2 nr2 vanleeuwen

Page 1

Willem D. van Leeuwen

Maatschappelijk ondernemen in het Nederlandse krachtenveld1 Nederland kent een rijke geschiedenis van maatschappelijke ondernemingen die terug gaat tot het midden van de negentiende eeuw. Het valt buiten het bestek van deze bijdrage om de hele geschiedenis van het brede middenveld te behandelen. Daarover is genoeg literatuur te vinden.2 In dit artikel staan de relaties van de middenveldorganisaties met de overheid en de samenleving centraal. Omdat die relaties vooral de laatste twee decennia onder druk staan en voortdurend onderwerp van politiek debat zijn, wordt volstaan met een korte beschrijving van de eerste honderd jaar.

Ontwikkeling van het middenveld Particuliere initiatiefnemers trokken zich de maatschappelijke noden aan van de onderklasse. Er werden verenigingen opgericht die met privaat kapitaal scholen stichtten, woningen bouwden en klinieken opzetten. De initiatiefnemers werden vaak gedreven door levensbeschouwelijke idealen en maatschappelijk engagement. Aan het begin van de twintigste eeuw zag de overheid het nut van deze inspanningen en kwamen de eerste sociale wetten tot stand, zoals de Woningwet van 19013. De woningbouwverenigingen konden vanaf dan met overheidssteun (financiering en subsidie) een schaalsprong maken. Een vergelijkbare ontwikkeling vond in het onderwijs en de zorg plaats. Na de Tweede Wereldoorlog, met de bevolkingsexplosie die daarop volgde, nam de overheidsinspanning toe en groeide Nederland langzaam toe naar de verzorgingsstaat. In die periode nam de overheid steeds meer verantwoordelijkheid voor zaken als woningbouw, zorg en onderwijs. De overheidsuitgaven aan maatschappelijke diensten Enkele passages uit deze bijdrage maakten onderdeel uit van een artikel dat onder de titel ‘Het CDA en de maatschappelijke ondernemingen zijn van elkaar vervreemd geraakt’, in 2013 in het lentenummer van Christen Democratische Verkenningen werd gepubliceerd. 2 Zie bijvoorbeeld voor de volkshuisvesting Beekers, W. (2012), Het bewoonbare land, Amsterdam: Boom. 3 De Woningwet is een Nederlandse wet, ingevoerd in 1901 door het kabinet-Pierson. Het doel van de Woningwet was om bewoning van slechte en ongezonde woningen onmogelijk te maken en de bouw van goede woningen te bevorderen. Ze wordt algemeen beschouwd als het begin van het overheidsoptreden op het vlak van volkshuisvesting in Nederland (nvdr). Maatschappelijk ondernemen in het Nederlandse krachtenveld 49 1


werden tot grote hoogte opgestuwd. Dat ging gepaard met een overheidsbemoeienis die weinig ruimte liet voor eigen beleid van de maatschappelijke organisaties op het middenveld. Het van oorsprong particuliere initiatief in private rechtspersonen werd in de beleidsagenda zwaar gestuurd door de overheid. We noemen dat de periode van de ‘oneigenlijke verstatelijking’ van het middenveld. Tegen het einde van de jaren tachtig loopt de verzorgingsstaat vast. Overheidsuitgaven zijn uit de hand gelopen en er moet bezuinigd worden. Aanvankelijk beperkt de overheid zich tot bezuinigingen. Maar begin jaren negentig ontstaat het besef dat de verdeling van verantwoordelijkheden uit balans is geraakt. Er komt meer ruimte voor marktwerking en voor de eigen verantwoordelijkheid van middenveldorganisaties. De overheid trekt zich enigermate terug en het einde van de oneigenlijke verstatelijking lijkt in zicht.4 Lijkt, want verderop zal blijken dat de laatste jaren een nieuw soort verstatelijking ontstaat.

Wat is een maatschappelijke onderneming? Middenveldorganisaties worden in Nederland vanaf het moment dat de overheid zich terugtrekt, maatschappelijke ondernemingen genoemd. Maar er is geen eenduidige definitie van een maatschappelijke onderneming5. Behulpzaam is de beschrijving die een studie van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA bevat 6: “Wij vatten de maatschappelijke onderneming op als: a) een onderneming; b) die is vormgegeven als privaatrechtelijke rechtspersoon; c) die een maatschappelijk doel nastreeft dat vervlochten is met (ofwel deels parallel loopt met) het algemeen belang; d) die goederen en diensten voorbrengt; e) en waarvan het financiële overschot of de winst niet wordt uitgekeerd, maar geheel wordt aangewend voor het realiseren van het maatschappelijke doel dat de onderneming nastreeft.” Deze beschrijving is niet volledig discriminerend. Er kan over gediscussieerd worden of bijvoorbeeld het openbaar vervoer er onder valt. Voor deze bijdrage volstaat de beschrijving omdat het buiten discussie staat dat de sectoren wonen, zorg, onderwijs

4 In de volkshuisvesting worden alle lopende subsidieverplichtingen in een keer afgekocht onder gelijktijdige aflossing ineens van de staatsleningen aan de woningbouwverenigingen. De volkshuisvesting moest zich op de markt financieren en het onrendabele gedeelte van de nieuwbouw werd niet langer gesubsidieerd maar moest uit de lopende exploitatie worden opgebracht (huur- en verkoopopbrengsten). 5 Zijderveld, A. (1999), ‘The Warning of the Welfare State: The End of Comprehensive State Succor’. New Brunswick en London UK, Transaction Publishers. 6 Wetenschappelijk Instituut voor het CDA (2005), Investeren in de samenleving, Een verkenning naar de missie en positionering van de maatschappelijke onderneming, Den Haag: WI-CDA.

50

Maatschappelijk ondernemen in het Nederlandse krachtenveld


en welzijn tot de maatschappelijke ondernemingen gerekend worden. En precies daar schuren de verhoudingen. Wim van de Donk en Taco Brandsen hebben het middenveld, de maatschappelijke onderneming in een schema gevat en verwoord7. Wat goed zichtbaar wordt is dat de plaats van maatschappelijke onderneming mede afhankelijk is van de krachten die vanuit de domeinen staat, markt en gemeenschap worden uitgeoefend. Op dit punt past een kanttekening bij het thema van dit CDR-nummer, ‘Tussen markt en staat’. Het denken in de dichotomie van staat en markt leidt stelselmatig tot discussies waar de gemeenschap buiten lijkt te staan. Het van oorsprong particulier initiatief, de civil society, laat zich niet vastzetten op de as staat-markt. Het middenveld, de maatschappelijke ondernemingen, bevinden zich in een krachtenveld tussen gemeenschap, markt en staat. Dat krachtenveld is voortdurend in beweging. Markt, staat en gemeenschappen oefenen duw- en trekkrachten op de middenveldorganisaties uit.

De plaatsbepaling van de maatschappelijke onderneming is dynamisch8 9. De verschillende sectoren zorg, onderwijs en wonen hebben daarin hun eigen geschiedenis maar in essentie is de beweging hetzelfde: van particulier initiatief dat goed verankerd was in de eigen zuil, is het in de naoorlogse opbouw van de verzorgingsstaat onderworpen aan ‘oneigenlijke verstatelijking’. Mede onder invloed van begrotingsproblemen, is een beweging naar de markt gemaakt. Echter, toen ontstond opnieuw een onbalans. Politiek en middenveld hadden zich er onvoldoende rekenschap van gegeven dat de con-

7 Donk, W.B.H.J. van de, en Brandsen, T. (2005), ‘Vermenging of verbinding van tegendelen? Betekenis en belang van hybriditeit’, in: Bestuurskunde, jaargang 14 (2005), nr. 3 blz. 34-42. 8 Leeuwen, W.D. van en Simons, P (2012), ‘Toezicht en de maatschappelijke onderneming. Balanceren in het krachtenveld.’, Assen: Van Gorcum. 9 Raad voor het openbaar bestuur (2012), ‘Loslaten in vertrouwen. Naar een nieuwe verhouding tussen overheid, markt én samenleving.’, Den Haag: ROB.

Maatschappelijk ondernemen in het Nederlandse krachtenveld 51


text waarin de maatschappelijke ondernemingen functioneerden intussen drastisch was veranderd. Voor een goed begrip van de actuele ontwikkelingen in het Nederlandse middenveld, is het nodig stil te staan bij die veranderde context.

Van wie is de maatschappelijke onderneming? De eigendomsvraag werd tot ver in de jaren tachtig van de vorige eeuw niet gesteld. Het particulier initiatief was uitgekristalliseerd in verenigingen die allen hun plek hadden in het verzuilde Nederland. Er waren katholieke, protestante en algemene maatschappelijke ondernemingen. In de volkshuisvesting bleek dat meteen uit de naam: Sint Joseph, Patrimonium respectievelijk De Goede Woning. De vereniging was eigenaar. Het bestuur had het vertrouwen van de gemeenschap want het waren immers ‘onze mensen’. En niet onbelangrijk, de vereniging zat om de hoek. Dat de vraag naar eigenaarschap relevant is geworden, heeft vooral te maken met de volgende veranderingen. • Ontzuiling Al vanaf de jaren zestig begint in Nederland een proces van ontzuiling. De strakke sociale kaders van de zuil passen niet bij de zelfontplooiing van individuen. Steeds vaker werpen de mensen de vraag op wat er katholiek is aan voetballen of protestants aan een huis. Daarmee komt het natuurlijk leiderschap van de besturen binnen die zuilen op de helling te staan. • Professionalisering Met de terugtredende overheid werd de eigen verantwoordelijkheid van de maatschappelijke ondernemingen hersteld. De overheid financierde niet meer als een vanzelfsprekendheid de exploitatieverliezen omdat de besturen weer zelf beleidskeuzen konden maken (voor wie doe ik wat en tegen welke prijs). Intussen waren die ondernemingen gegroeid en was de bedrijfseconomische context door de wijze van overheidssubsidiering en de financiering veel complexer geworden. In korte tijd werd een noodzakelijke professionaliseringsslag gemaakt waarbij vanaf de jaren negentig in toenemende mate het bestuur dat uit vrijwilligers bestond, plaats maakte voor de directeur als bestuurder waarbij tegelijk een raad van toezicht werd ingesteld. • Van vereniging naar stichting Met de ontzuiling en professionalisering ontstond meer afstand tussen de leden en het bestuur van de vereniging. Het natuurlijk leiderschap was voorbij. Een van de uitvloeisels van de verzorgingsstaat was ook dat cliënten, huurders, ouders zich minder verantwoordelijk en betrokken voelden bij hun de zorginstelling, woningbouwvereniging en school. Het was niet langer ‘hun’ vereniging. Burgers werden consumenten. Het consumentenbelang, het eigen belang op korte termijn spoorde

52

Maatschappelijk ondernemen in het Nederlandse krachtenveld


echter niet per definitie met het maatschappelijk belang waar de vereniging voor stond. De reactie van het middenveld op deze ontwikkeling was geen zoektocht naar nieuwe verbindingen en betrokkenheid. Integendeel, aan de formele betrokkenheid van het lidmaatschap werd een einde gemaakt. In korte tijd werden vrijwel alle verenigingen op het middenveld omgezet naar stichtingen. • Schaalvergroting Met de gesignaleerde beweging naar de markt namen de risico’s van de onderneming toe. Gezonde bedrijfsvoering en continuïteit van de onderneming waren gebaat bij risicospreiding en schaalvergroting. Het sluitstuk op bovenstaande ontwikkelingen was dan ook een golf van fusies met een piek tussen 2000 en 2010. Terug naar de vraag: van wie is de maatschappelijke onderneming? Het formeel juridische antwoord op die vraag is, dat het de stichting is. Dat antwoord bevredigt niet. ‘Is het waar dat het eigendom van zulke belangrijke ondernemingen als zorginstellingen, woningcorporaties en scholen, in een ‘dode hand’ berust?’, is een voor de hand liggende vraag bij dat formele antwoord. Precies die vraag vormt de kern van de actuele problematiek van het Nederlandse middenveld. Er is geen eigenaar die de beleidskeuzes, de maatschappelijke prioriteiten, legitimeert. Deze probleemstelling ligt vanaf het begin van deze eeuw open en bloot op tafel.10

Naar nieuwe verhoudingen? Met zo’n fundamentele probleemstelling op tafel, zal er toch wel koortsachtig gezocht zijn naar nieuwe verhoudingen, naar het herstel van verbindingen? De afgelopen tien jaar is daarvan nog maar weinig te zien. Binnen de sectoren zorg, wonen en het hoger onderwijs zijn de maatschappelijke ondernemingen op hun eigen wijze bezig geweest hun ruimte om te kunnen ondernemen te vergroten en de overheid op afstand te houden. Je zou verwachten dat die beweging gepaard gaat met het verstevigen van de relatie met de samenleving zodat de positionering in de driehoek staat-markt-gemeenschap niet uit balans raakt. In weerwil van de teksten waarmee branchevoorzitters het podium beklommen, bleek zelfregulering in de uitvoeringspraktijk eerder een verdedigingslinie naar de overheid dan een lifeline naar de samenleving. Dat is ook de meest waarschijnlijke verklaring voor het verzet van de brancheorganisaties tegen het wetsvoorstel voor de maatschappelijke onderneming dat minister Hirsch Ballin in 2008 naar de Tweede Kamer zond11. Dat wetsvoorstel beoogde door instelling van een ‘raad van belanghebbenden’ in legitimatie te voorzien. Harry ter Braak

10

Zie onder meer Leeuwen, W.D. van (2002), Herstel van horizontale hechting, in: CDV 2002, nrs. 7.8.9, blz. 141-152.

Maatschappelijk ondernemen in het Nederlandse krachtenveld 53


en Cees Paardekooper delen de analyse met betrekking tot het verzet van het middenveld12 . In hun bijdrage aan de bundel ‘Waar is de raad van toezicht, deel II’, beschrijven ze de ‘stelselreflexiviteit’ en concluderen dat die rond de opstelling en bespreking van het wetsvoorstel onvoldoende aanwezig was. Er is teveel gekeken naar private markten en te weinig naar het eigene van de maatschappelijke onderneming. Zij zoeken de oplossing in “ het verbijzonderen van het denken over de verbinding met de samenleving, opdat organisaties weer meer van die samenleving zijn.” De conclusie van de laatste tien jaar moet zijn dat het middenveld verzaakt heeft. Een andere kant van hetzelfde verhaal is dat de politiek zich na de periode van oneigenlijke verstatelijking heeft teruggetrokken en er niet voor heeft gezorgd dat gewerkt werd aan herstel van verbindingen. De volksvertegenwoordiging had zich bewust moeten zijn van de opgetreden veranderingen in het middenveld in die periode. Met de overheidssturing leverde de politiek feitelijk de maatschappelijke legitimatie van het handelen van de maatschappelijke ondernemingen. Toen de politiek zich terugtrok en de oude verbindingen geen ‘houvast’ meer boden, werden de maatschappelijke ondernemingen speelbal in het politieke debat. Politieke partijen hebben verschillende visies op de positionering van de maatschappelijke onderneming maar tot een fundamenteel inhoudelijk debat daarover kwam het niet. Grofweg zoekt de sociaaldemocratie de oplossing voor problemen op het middenveld in de gereedschapskist van de staat, zoeken liberale partijen de oplossing in de markt en zou de christendemocratie moeten werken aan het versterken van de krachten uit de gemeenschap. Dat laatste is in Nederland onvoldoende gebeurd. Bij de constante stroom overheidsinterventies is de dominante logica die van de staat of van de markt. De logica van de burger, van de gemeenschap is ver te zoeken. De burger en de gemeenschap werden opgezadeld met een audit society in plaats van een civil society en met de werking van de markt in plaats van met de compassie van de gemeenschap. De conclusie van de laatste tien jaar moet zijn dat ook de politiek verzaakt heeft

Nieuwe verstatelijking Middenveld en politiek verzaken om de onbalans in de positie van de maatschappelijke ondernemingen te herstellen en de gemeenschap weer in positie te brengen. Intussen

Tweede Kamer, 2008-2009, 32 003, nr. 1 en nr. 2. Het voorstel heeft geen serieuze behandeling in de Tweede Kamer gehad en is door het huidige kabinet weer ingetrokken. Tweede Kamer, 2012-2013, 32 003, nr. 7. 12 Paardekooper, C. en Braak, H. ter (2012), ‘Publiek bestel en raden van toezicht. Hoe verweesde instellingen (weer) te transformeren tot ‘onze’ instellingen.’, in: Minderman, G., Goodijk, R. en Berg, S. van den, ‘Waar is de raad van toezicht? Deel II’, Den Haag: Boom Lemma. 11

54

Maatschappelijk ondernemen in het Nederlandse krachtenveld


neemt het maatschappelijk ongenoegen over het functioneren van het middenveld toe door een reeks incidenten13. Het toenemend ongenoegen daarover in de samenleving noodzaakt de overheid om zich intensiever met het middenveld te bemoeien en in te grijpen. Daarbij maakt de overheid de laatste jaren bij gebrek aan een gedragen visie op het middenveld steeds weer gebruik van staatsinterventies. Meer regels die ingrijpen in de besturing en huishouding van de private rechtspersonen, meer extern toezicht met meer interventiemogelijkheden. Een voorbeeld van een bij wet geschapen, verregaande interventiemogelijkheid is de bevoegdheid van de minister van Onderwijs om het ontslag van een individueel lid van het bestuur van een onderwijsinstelling te eisen. Alsof er geen Raad van Toezicht is met wettelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheid. Gradus signaleert in dit verband in NRC een nieuwe golf van verstatelijking.14 Het is echter niet het soort verstatelijking uit de periode van de verzorgingsstaat. Die betrof vergaande sturing op de beleidskeuzes, het stellen en opleggen van politieke prioriteiten. De verstatelijking die nu aan de gang is, is in zekere zin fundamenteler. De interventies raken de eigen bestuurlijke verantwoordelijkheid in generieke zin, er wordt ingegrepen in de bestuurlijke huishouding.

Gemeenschap: heft in eigen hand? In het dagelijks leven van burgers is de laatste tien jaar een heel andere dynamiek ontstaan. In de Nederlandse samenleving bruist het van nieuwe burgerinitiatieven. Veel van die initiatieven spelen zich af op het domein dat tot voor kort exclusief in handen leek van de gevestigde maatschappelijke ondernemingen. Het gaat niet meer alleen over een coöperatieve vereniging met een windmolen. Er is een beweging aan de gang waarbij tal van beheertaken die dicht bij de woon- en leefwereld van de burgers liggen, door nieuwe collectieven worden opgepakt. Bewoners gaan buurtcentrum het Klooster in het Oude Noorden van Rotterdam beheren15. Buurtbewoners beginnen stadstuinen.16 De CDA-fractie in de gemeenteraad van Breda heeft prachtige voorbeelden van burgerinitiatief beschreven17. Nog meer innovatie is te vinden op het snijvlak van zorg en welzijn. ‘Zorgvoorelkaar.com’ is een interactieve website voor burgers en verwacht jaarlijks 40.000 verbindingen tussen individuele zorgvragers en aanbieders tot stand te kunnen brengen. ‘Emile.nu’ is een door studenten opgerichte zeer innovatieve vorm van

13 Lang niet alle incidenten zullen breed uitgemeten zijn in de Belgische pers. Maar zoeken op SS Rotterdam, Vestia, Amarantis, Meavita, Klebsiella-bacterie en Rochdale levert een behoorlijk beeld op van de misstanden die recent aan het licht zijn getreden. 14 Gradus, Raymond, Bemoeizucht van dit kabinet, NRC 2 mei 2013. 15 www.rotterdam.nl/noord persbericht van 31 januari 2012. 16 http://www.youtube.com/watch?v=MPPZWpi9UmQ#t=47. 17 Beek, L. van, Elbertse, P. en Bergkamp, B. (2013), ‘Ontmoeten, verbinden, bewonerskracht.’, in: Bestuursforum februari 2013.

Maatschappelijk ondernemen in het Nederlandse krachtenveld 55


thuiszorg18 . Tot de verbeelding spreekt het filmpje dat de zorgcoöperatie Hoogeloon op YouTube heeft gezet19. Het lijkt er op dat deze initiatiefnemers de maatschappelijke onderneming opnieuw uitvinden. Herman Wijffels deelt daarover in een interview de volgende waarneming: “Ik zie een nieuwe generatie van ‘civil society’ organisaties opkomen die kleinschalig zijn en gebruik maken wat moderne technologie. Die vormen een reactie op een vorige generatie maatschappelijke ondernemingen die door grootschaligheid en bureaucratisering te ver van de mensen af is komen te staan. Er ontstaan bewegingen die de instituten weer onder controle willen brengen van de mensen die ervan af hankelijk van zijn. De oude generatie maatschappelijke ondernemingen kunnen een rol blijven spelen als ze zich reorganiseren en opnieuw op de samenleving afstemmen.” 20 De samenleving, de gemeenschap vertoont een nieuw elan. In een recente publicatie wordt de ontwikkeling van ‘sociaal doe-het-zelven’ beschreven en geanalyseerd 21.

Herstel van verbindingen op twee niveaus Daarmee komen we aan een van de belangrijkste vragen waar het Nederlandse middenveld zich mee bezig moet houden: hoe herstel ik de verbindingen met de gemeenschap? Het antwoord op die vraag loopt naar mijn mening langs twee lijnen. De lijn van de verbinding in het dagelijkse werk en de lijn waarbij de bestuurlijke inrichting voorziet in een ‘moreel eigenaar’. Ruimte voor burgerkracht De eerste lijn loopt op operationeel niveau en is vooral een kwestie van focus en cultuur van de medewerkers van de werkorganisaties. Laat de mensen waar je voor werkt tot hun recht komen en sta open voor hun inbreng en initiatieven. De kracht die in de samenleving zit kan benut worden en leidt tot verbondenheid met de gemeenschap. ‘Wij-zij’ kan dan weer ‘ons’ worden. Bij wijze van voorbeeld, woningcorporaties kunnen huurkorting geven of waardepunten toekennen aan huurders die een actieve bijdrage leveren aan de leef baarheid van de wijk 22

23

. En als de energie en kracht van

burgerinitiatieven gekoppeld wordt aan de professionaliteit en het netwerk van de maatschappelijke ondernemingen, gaat de kwaliteit van de samenleving met sprongen

Wiesman, A. (2012), ‘Thuiszorg, maar dan anders.’, in: Volkskrant 13 oktober 2012. www.zorgcooperatie.nl. 20 Interview met Herman Wijffels in: Simons, P. (2012), Het krachtenveld van de maatschappelijke onderneming, Reflecties van bestuurders en toezichthouders, pag. 137-145, Assen: Van Gorcum. 21 Hilhorst, Pieter en Jos van der Lans (2013), Sociaal doe-het-zelven, Amsterdam: Atlas Contact. 22 Lans, J. van de (2012), ‘Transitie’, in: Aedes magazine nr. 6, 2012. 23 Stadgenoot geeft huurders die actief zijn in de buurt en zo bijdragen aan de leefbaarheid een korting op de huurprijs. 18

19

56

Maatschappelijk ondernemen in het Nederlandse krachtenveld


vooruit. De mensen waar de maatschappelijke ondernemingen ooit voor zijn opgericht krijgen weer vertrouwen in die organisaties. Maatschappelijke legitimatie De tweede lijn van het herstel van verbindingen ligt op institutioneel niveau en geeft antwoord op de vraag wie de morele eigenaar van de maatschappelijke onderneming is. Als dat niet de markt is (met bijbehorende winstdoelstelling en aandeelhouderswaarde) en als het niet de overheid is (verstatelijking en uitvoeringsorganisaties) dan is het dus de gemeenschap van betrokkenen. Op de een of andere manier moet de maatschappelijke organisatie verankerd zijn in de (lokale) gemeenschap. Daar zijn verschillende vormen voor bedacht zoals de ‘belanghebbendenvertegenwoordiging’ (woningcorporatie uit Amerongen), de ‘maatschappijraad’ van Stadgenoot en de verschillende ‘maatschappijadviesraden’ in het onderwijs24. Van belang is dat dergelijke organen ingebed zijn in de governance, bestaat uit betrokkenen die zich een oordeel kunnen vormen over de maatschappelijke meerwaarde en hun tanden kunnen laten zien 25. Als de governance van de maatschappelijke organisatie stevig in de gemeenschap is verankerd, is de positionering in de driehoek niet langer onderworpen aan de dichotomie van staat en markt.

Wettelijk borgen? Het wetsontwerp dat de Nederlandse regering in 2008 indiende, had geen draagvlak. In een eind 2013 te verschijnen publicatie analyseer ik waarom het wel mis moest gaan met dat wetsvoorstel. Daarmee zijn we in Nederland terug bij ‘af ’ en moeten we ons serieus de vraag stellen of er geen wettelijke borging van de rol van de gemeenschap bij het bepalen van de maatschappelijke meerwaarde door de gevestigde maatschappelijke ondernemingen. Als die weg niet gekozen wordt, zal vroeg of laat het gevestigde maatschappelijk middenveld opgaan in deels staat en deels markt. Daarmee is het verschijnsel van de maatschappelijke ondernemingen niet uit de Nederlandse samenleving verdwenen. Zoals hiervoor gesignaleerd wordt die opnieuw uitgevonden. Maar het zou toch een vernietiging van kapitaal, ervaring en maatschappelijk erfgoed zijn als we in Nederland de gevestigde maatschappelijke ondernemingen niet terug in handen van de gemeenschap konden brengen. Het middenveld zelf heeft dat niet gered. De wetgever moet de burger en zijn gemeenschappen in positie brengen en via verbetering

In het Voortgezet Onderwijs is die vorm dringend aanbevolen door de Tijdelijke Adviescommissie Voortgezet Onderwijs. Tijdelijke Adviescommissie Voortgezet Onderwijs (2007), Vertrouwen willen verdienen, Onderwijs verplicht, Utrecht: VO-raad. 25 Leeuwen, W.D. van en Simons, P. (2012), ‘Samenleving en maatschappelijke dienstverlening opnieuw verbinden.’, in: Dijk, J.J. van (red.), ‘Het wankelende midden. (opnieuw) zoeken naar verbinding in de samenleving.’, Utrecht: Kok. 24

Maatschappelijk ondernemen in het Nederlandse krachtenveld 57


van de checks and balances in de bestuurlijke inrichting van de maatschappelijke ondernemingen, de gemeenschap recht op betrokkenheid verschaffen. Het zou mooi zijn als de christendemocraten in Nederland het initiatief zouden nemen voor een wet die dat bewerkstelligt! [Willem D. van Leeuwen heeft een lange bestuurlijke loopbaan in de wereld van de maatschappelijke ondernemingen. Hij was onder andere voorzitter van Aedes Vereniging van Woningcorporaties. Momenteel vervult hij enkele commissariaten op het maatschappelijk middenveld, is voorzitter van Buurtalliantie en is als ‘ fellow’ verbonden aan het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA] willem@wdvanleeuwen.nl | Twitter: @wdvleeuwen

58

Maatschappelijk ondernemen in het Nederlandse krachtenveld


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.