Jg2 nr2 verschuere

Page 1

Respons: Bram Verschuere

Overheid en middenveld. Een complexe maar noodzakelijke relatie in een complexe samenleving1 In grote delen van de maatschappij leeft de perceptie dat de maatschappij ongelijker (‘wie betaalt de crisis?’), onrechtvaardiger (‘bonussen’ versus ‘ontslagrondes’) en meedogenlozer (‘elk voor zich’ als gevolg van toenemende individualisering) wordt. Deze perceptie is minstens gedeeltelijk correct. Hoewel op lange termijn de maatschappelijke ongelijkheid is afgenomen, zien we de laatste jaren een groeiende kloof tussen de have’s en have not’s. De omvang van deze ontevredenheid mag niet onderschat worden, omdat er diverse oorzaken zijn zoals de economische en financiële crises die door velen worden gezien als het falen van een hyper-kapitalistisch systeem dat te lang ongemoeid werd gelaten, het terugschroeven van verworvenheden van de welvaartsstaat, en de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Daarbovenop komt nog het gevoel dat de instellingen die de problemen zouden moeten aanpakken niet langer voldoende in staat zijn om met deze maatschappelijke complexiteit om te gaan. Meer dan 10 jaar geleden lanceerde Luc Huyse (2002) de metafoor van de ‘overheid’ als een soort Gulliver, aan allerlei touwtjes vastgesnoerd en niet in staat om nog voldoende daadkrachtig op te treden omdat haar macht op allerlei manieren uitgehold wordt. Wellicht ligt daar een deel van de verklaring voor het feit dat het vertrouwen in de overheid en andere publieke instituties ook aan de lage kant is. Uiteraard proberen overheden op alle niveaus, van lokaal tot centraal, oplossingen te bedenken om de maatschappelijke complexiteit te beheersen, en op die manier voldoende krachtdadig over te komen. Soms worden zeer technische ingrepen gelanceerd in het overheidsapparaat zelf: de overheidsdiensten moeten zuiniger, efficiënter en meer klantgericht worden. Dit is een dominante redenering in het denken over de overheid. Onderzoek heeft echter aangetoond dat er slechts Deze bijdrage is deels gebaseerd op: Brandsen, T., Trommel, W. & Verschuere, B. (2011). A European Spring? Addressing the Public Discontent in Society. Policy Brief te consulteren op www.wilcoproject.eu.

1

Overheid en middenveld. Een complexe maar noodzakelijke relatie in een complexe samenleving 31


een zwakke samenhang is tussen overheidsprestaties en de tevredenheid van burgers. Er zijn natuurlijk vele redenen om als overheid goed te presteren, maar dat alleen is geen antwoord op de legitimeitscrisis waar veel overheden mee worstelen. Een ander soort oplossing ligt in het individualiseren van participatie. Overheden proberen responsief te zijn door het organiseren van directe inspraak via volksraadplegingen, buurtoverleg en andere vormen van burgerparticipatie. Deze vormen van deliberatieve democratie schieten momenteel vooral bij lokale besturen als paddestoelen uit de grond. Maar eigenlijk zijn het vaak niet veel meer dan bestuurlijke vitaminesupplementen. En hoewel een vitaminesupplement eigenlijk niet veel kwaad kan, is het allerminst duidelijk wat het effect ervan is op het wegnemen van symptomen van maatschappelijk ongenoegen. Dat zij die de meeste redenen hebben om ontevreden te zijn (de have not’s) vaak het minst participeren, is daar wellicht niet vreemd aan. Het beheersen van de maatschappelijke complexiteit en het kanaliseren van maatschappelijke bekommernissen kan ook via een sterk maatschappelijk middenveld. Dat is het model van de verzuiling geweest. Via een concern van zelforganisaties (zoals vakbond, mutualiteit, coöperaties die belangrijke diensten produceren) waaraan ook een politieke tak hing, werden maatschappelijke standpunten georganiseerd en tot bij de beleidsmakers gebracht. Deze verzuilde vorm van ‘civil society’ is in de loop der jaren sterk geërodeerd, onder impuls van trends als secularisering, individualisering en culturele fragmentatie. Bovendien zijn de verzuilde middenveldsorganisaties in de loop der jaren zeer sterk verweven geraakt met de overheid. Dit is wat Niko Gobbin in zijn bijdrage ‘verstaatsing’ noemt. Zo is bijvoorbeeld minstens in de perceptie van velen een beweging als ACW een deel van het establishment geworden. Het gevolg is dat het ‘traditionele’ middenveld deel van de schietschijf wordt waarop ontevredenen hun pijlen mikken. Een reële of gepercipieerde nauwe band van middenveld en overheid houdt dus risico’s in. Ten eerste kunnen politici en beleidsmakers gaan geloven dat ze het maatschappelijk middenveld kunnen controleren of zelfs mee vorm geven. Het artefact dat op die manier gecreëerd wordt, is dan echter niet langer gelijk aan een burgerbeweging die haar oorsprong vindt in (en geligitimeerd wordt door) bepaalde waarden, tradities en steun van onderuit. In zo’n situatie wordt het moeilijker voor dat middenveld om de rol van katalysator van maatschappelijke bekommernissen te spelen, omdat de leef baarheid van actief en kritisch

32

Overheid en middenveld. Een complexe maar noodzakelijke relatie in een complexe samenleving


burgerschap ondermijnd wordt door de nauwe band tussen overheid en middenveld. We pleiten hier dus in eerste instantie voor een vernieuwde relatie tussen overheid en middenveld die gebaseerd is op de erkenning van ‘wederzijdse afhankelijkheid’ tussen beiden. Intelligente overheden weten dat ze afhankelijk zijn van het maatschappelijk middenveld voor de expertise en kritische stem inzake belangrijke maatschappelijke issues. En het middenveld heeft de overheid nodig omdat die de middelen heeft om hen te ondersteunen om hun doelen te realiseren. Dat is een moeilijk evenwicht omdat de overheid moet accepteren dat het middenveld kritisch is en omdat het middenveld moet aanvaarden dat de overheid op zijn minst enige controle wil in ruil voor middelen en steun. Het besef van ‘wederzijdse afhankelijkheid’ mag dus niet leiden tot te grote claims van de ene partner op de andere. De kunst bestaat er dus in om de dunne lijn te bewandelen tussen enerzijds het verwelkomen en gebruiken van de initiatieven en ideeën die het middenveld aanlevert, zonder anderzijds dat middenveld dood te knuffelen door een te sterke verwevenheid na te streven. Een tweede risico van te nauwe verwevenheid tussen overheid en middenveld is dat overheden het artefact waar ze traditioneel nauw mee verweven zijn gaan beschouwen als het enige en echte maatschappelijk middenveld. Dat kan immers tot blindheid leiden voor wat er aan de hand is buiten de sfeer van de overheid en ‘traditioneel’ middenveld. Het middenveld is per definitie een heel heterogeen gegeven dat ook continu in beweging is. Er is het traditionele middenveld dat zijn oorsprong vond in de verzuiling. En rond nieuwe thema’s zijn in de loop der jaren nieuwe private initiatieven ontstaan (bv. rond milieu, derde wereld, multiculturaliteit). Recent zien we het opflakkeren van ongrijpbare en amorfe ‘bewegingen’ die snel ontstaan en al even snel weer verdwijnen, maar wel breed mobiliseren rond cruciale maatschappelijke problemen als toenemende ongelijkheid. Occupy The Streets en de Indignado’s zijn daar voorbeelden van. Maar ook op buurtniveau in steden en gemeenten zien we allerlei nieuwe burgerinitiatieven ontstaan die snel kunnen mobiliseren en concrete acties ondernemen rond bepaalde problematieken zoals verkeersveiligheid, buurtverfraaiing, duurzame energie en armoedebestrijding. Het middenveld in brede zin is dus zelf ook heel complex en heterogeen geworden, parallel met de groeiende maatschappelijke complexiteit. De essentiële vraag is hier of de overheid nog voldoende in staat is om een aantal belangrijke maatschappelijke signalen voldoende te capteren wanneer ze zelf het middenveld niet meer volledig ziet en begrijpt. De Indignado- en de Occupyprotesten zijn immers lastig te peilen: wie zijn die groepen die plots en ruim

Overheid en middenveld. Een complexe maar noodzakelijke relatie in een complexe samenleving 33


gemobiliseerd worden en wat is hun drijveer? Overheden hebben er dus baat bij om ook dat ‘nieuwe’ middenveld in zijn rol te erkennen, want die initiatieven en organisaties hebben radars om maatschappelijke ontwikkelingen te peilen die de overheid minder heeft. Beleidsmakers moeten het volledige middenveld dus een stem durven geven in het publiek debat. Dat heeft het voordeel dat kritische stemmen over soms snel wijzigende sociale uitdagingen ook enigszins worden gekanaliseerd via een democratisch proces. En dan kunnen beleidskeuzes ook rijker worden omdat bepaalde issues (en misschien ook oplossingen) worden aangebracht. De uitdaging ligt er dus in om van het volledige middenveld een positieve kracht te maken in het publieke debat en in de praktijk van de overheid. Dit zal niet makkelijk zijn, want de toenemende mate van diversiteit en complexiteit in het middenveld zelf impliceert dat dit een continu proces zal moeten zijn. Met partners in het middenveld die elkaar soms snel zullen afwisselen en die ook niet altijd duidelijke woordvoerders hebben. De conclusie is dat overheden het maatschappelijk kapitaal van het middenveld moeten gebruiken om de maatschappelijke complexiteit te helpen beheersen. Maar om dat kapitaal effectief te kunnen benutten moet de overheid een bepaalde houding aannemen ten opzichte van het middenveld: (1) rekening houden met de toenemende heterogeniteit die het middenveld kenmerkt, en (2) voldoende afstand houden vanuit een besef van wederzijdse afhankelijkheid tussen overheid en middenveld.

[Bram Verschuere is docent overheidsmanagement aan de UGent en verricht onderzoek naar overheid, middenveld en social profit] bram.verschuere@ugent.be | Twitter: @VerschuereBram Literatuur: Huyse, L. (2002), Gullivers probleem. Essays over de toekomst van de politiek. Van Halewijck, Leuven.

34

Overheid en middenveld. Een complexe maar noodzakelijke relatie in een complexe samenleving


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.