Nederlands in Uitvoering Leerjaar 1
Allemaal woorden
Nieuwe woorden leren
Algemene modulegegevens Leerjaar:
1
Taaltaak:
Nieuwe woorden leren
Thema:
Allemaal woorden
Leerstijlvariant: BEKIJK - DENK - DOE - ERVAAR
Beschrijving van de module In deze module maken de leerlingen kennis met het ‘Stappenplan Woorden’. In dit stappenplan leren ze verschillende manieren om de betekenis van onbekende woorden af te leiden uit de context. De leerlingen leggen een woordenschrift aan en maken een woordleerwaaier met tips om de betekenis van nieuwe woorden af te leiden en woorden te leren.
Inzet van de module Deze module heeft een introducerend karakter. Daarom kunt u de module het beste inzetten voorafgaand aan het werken met andere modules. Later inzetten is echter ook mogelijk. Deze module heeft een vakoverstijgend karakter. Het leren van woorden en het afleider van de betekenis van onbekende woorden is bij veel - zo niet alle - vakken van toepassing. Kijk voor meer informatie bij ‘Suggesties voor samenwerking met andere vakken’ aan het eind van deze handleiding. Deze module heeft een vakoverstijgend karakter. Het leren van woorden en het afleider van de betekenis van onbekende woorden is bij veel - zo niet alle - vakken van toepassing. Kijk voor meer informatie bij ‘Suggesties voor samenwerking met andere vakken’aan het eind van deze handleiding.
Doelen •
De leerling pakt de taak stapsgewijs aan, reflecteert erop en stuurt zichzelf bij.
•
De leerling kent manieren om de betekenis van onbekende woorden af te leiden.
•
De leerling kan de context en de woordvorm van een woord gebruiken om de betekenis van een woord af te leiden.
•
De leerling kent manieren om woorden te leren en te onthouden.
Materialen en voorbereiding
Nederlands in Uitvoering
Les 1 Opdracht 1
Kopieer voor elk groepje het werkblad bij opdracht 1 en de vijf bladen met woordkaartjes. Snijd of knip de kaartjes los. Lamineer eventueel de woordkaartjes, zodat u ze vaker kunt gebruiken.
2
Opdracht 3
Maak enkele kopieĂŤn van het antwoordblad bij opdracht 3.
Opdracht 5
De leerlingen gaan in deze module een woordenschrift aanleggen. Maak voor elke leerling een kopie van het woordenblad in het werkschrift.
Les 3 Opdracht 16
Bereid het maken van het lied voor. Kies eventueel een ander lied.
Les 4 Opdracht 20
Zorg voor elke leerling voor een vel gekleurd papier, eventueel stiften, touw, enkele scharen en een perforator.
Aanwijzingen per les Les 1
Bekijk: Hoe vinden anderen de betekenis van nieuwe woorden?
Introduceer de module aan de hand van het titelblad en het gidsblokje bij les 1. Bespreek de woordenlijst klassikaal. Opdracht 1
Verdeel de klas in groepjes van vier leerlingen, die twee teams vormen. Geef elk groepje twee scorekaarten en een set woordkaarten.
Opdracht 2
Doe hardopdenkend voor hoe u zelf de betekenis van een woord afleidt. 1.
Lees steeds een van de onderstaande zinnen met een onzinwoord voor.
2.
Vertel hardop denkend wat u doet om de betekenis van het woord te weten te komen. Probeer elementen uit de uitleg in les 2 te gebruiken. Benadruk dat het woord een onzinwoord is!
3.
Vraag of de leerlingen een bestaand woord weten dat op de plek van het onzinwoord kan staan. Voorbeeldzinnen:
-
Soraya was onbelkbaar toen ze hoorde dat ze gezakt was. Ze bleef maar huilen en niemand kon haar helpen.
-
Tijdens de vliegrace vlogen de vliegtuigen tussen grote opgeblazen gessels door. De gessels waren elk tien meter hoog.
-
Na de onweersbui is de lucht helemaal opgemiend. Eerst was het bewolkt, maar nu is de lucht weer blauw en schijnt de zon.
Zie leerlingenmateriaal.
Opdracht 4
Zie leerlingenmateriaal.
Allemaal woorden - Nieuwe woorden leren
Opdracht 3
3
Les 2
Denk: Hoe kun je de betekenis van nieuwe woorden te weten komen?
Blik kort terug op de vorige les en bespreek het gidsblokje bij deze les. Opdracht 5
Neem de uitleg klassikaal door. Refereer aan wat de leerlingen bij opdracht 2 hebben gezien. Geef zonodig aanvullende voorbeelden.
Opdracht 6 tot en met 10 Verdeel de leerlingen in tweetallen. De tweetallen kunnen opdracht 6 tot en met 10 achter elkaar maken. Bespreek alleen onduidelijkheden en besteed na afloop klassikaal aandacht aan de uitleg over de woordvorm. Geef aanvullende voorbeelden. Opdracht 11
Les 3
Zie leerlingenmateriaal.
Doe: Zoek de betekenis van nieuwe woorden
Blik kort terug op de vorige lessen en bespreek het gidsblokje bij deze les. Opdracht 12
In plaats van deze tekst kunt u eventueel een andere tekst laten lezen, bijvoorbeeld uit een ander vak. U kunt de opdracht ook herhalen met een schoolboektekst.
Opdracht 13
Zie leerlingenmateriaal.
Opdracht 14
Bespreek na afloop alleen onduidelijkheden.
Opdracht 15
Schrijf alvast het eerste couplet van het lied bij opdracht 16 op het bord.
Opdracht 16
Schrijf de coupletten van het gemaakte lied op het bord. Zet het lied eventueel ook op papier en geef elke leerling een kopie.
Les 4
Ervaar: Tips verzamelen
Blik kort terug op de vorige lessen en bespreek het gidsblokje bij deze les. Opdracht 17
Zie leerlingenmateriaal.
Opdracht 18
Bespreek de opdrachten na. Vraag of de leerlingen bij andere vakken, bijvoorbeeld bij
Nederlands in Uitvoering
de vreemde talen, ook een stappenplan voor woordenschat gebruiken. Krijgen ze bij de vreemde talen ook tips voor het leren en onthouden van woorden?
4
Opdracht 19
Laat de leerlingen eventueel samenwerken bij het verzamelen van tips.
Opdracht 20
Deel het gekleurde papier en de overige benodigdheden uit.
Beoordeling Geef een beoordeling op basis van de uitvoering van opdracht 13 en opdracht 19. Daarnaast kunt u laten meewegen de uitvoering van opdracht 6, 7 en 10 en het woordenschrift. Eventueel kunt u extra punten geven voor een goede werkhouding of samenwerking. Op de website vindt u een woordenschattoets over de woorden in deze module. Extra oefeningen met de woorden staan op www.woordenweb.nl. De woorden op de woordkaartjes bij het spel worden aangeboden in de overige modules Nederlands in Uitvoering voor leerjaar 1.
Suggesties voor samenwerking met andere vakken Deze module heeft een vakoverstijgend karakter. Het leren van woorden en het afleiden van de betekenis van onbekende woorden is bij veel - zo niet alle - vakken van toepassing. Het stappenplan uit les 3 kan ook bij andere vakken een rol spelen. Ook het woordenschrift en de woordleerwaaier kunnen bij andere vakken gebruikt worden. Voor samenwerking moeten de betrokken docenten op de hoogte zijn van het bestaan en de inhoud van het stappenplan en van de mogelijkheid om leerlingen woorden in het woordenschrift te laten noteren. Er kunnen ook aparte schriften worden aangelegd voor de verschillende vak-/leergebieden, bijvoorbeeld voor de moderne vreemde talen of vaktaalschriften. Om te voorkomen dat de leerlingen te veel aparte woordenschriften krijgen, kunt u ook kiezen voor het digitale woordenschrift, dat te vinden is op de website www.nederlandsinuitvoering.nl.
Allemaal woorden - Nieuwe woorden leren
5
Werkblad bij opdracht 1
Scorekaart
Scorekaart Team: ............... 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
Woorden:
Scorekaart
Nederlands in Uitvoering
Team: ...............
6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
Woorden:
Woordkaartjes bij opdracht 1
benaderen
het ideaal
Betekenis: naar iemand toegaan of iemand bellen om hem ergens voor te vragen
Betekenis: wat je het allerliefste wilt en wat je wilt bereiken
Zin:
Tip:
Zin:
Het is zijn ideaal om in de toekomst een eigen bakkerij te hebben.
Tip:
Je hebt ergens een idee over.
We benaderen bedrijven met de vraag of ze iets willen geven voor onze actie. In benaderen zit het woordje nader, dat betekent ‘dichterbij’.
Kies uit: • naar iemand toegaan of iemand bellen om hem ergens voor te vragen • iemand opzoeken • zeggen dat iemand niet dichterbij mag komen
Kies uit: • wat je het allerliefste wilt en wat je wilt bereiken • vreselijke gedachte • iets wat zeker gaat gebeuren
realistisch
iets beheersen
Betekenis: haalbaar, zoals het in werkelijkheid kan zijn
Betekenis: iets kunnen
Zin:
Is het wel realistisch om te denken dat je over vijf jaar op wereldreis gaat?
Zin:
Om dit muziekstuk te kunnen spelen, moet je het pianospel wel heel goed beheersen.
Tip:
Ken je het woord ‘realiteit’?
Tip:
Ben jij goed in tennis? Dan beheers je dat. Allemaal woorden - Nieuwe woorden leren
Kies uit: • duidelijk • zoals je het het liefst wilt • haalbaar, zoals het in werkelijkheid kan zijn
Kies uit: • iets leuk vinden • iets kunnen • oefenen voor iets
7
Nederlands in Uitvoering Allemaal woorden
Nieuwe woorden leren Woorden, woorden en nog eens woorden Hoeveel woorden ken jij? Heb je daar wel eens over nagedacht? En kan iemand alle woorden van een taal kennen? Eigenlijk kun je elke dag weer nieuwe woorden tegenkomen. Bijvoorbeeld in de teksten die je leest, de programma’s die je bekijkt, in gesprekken met mensen en in nog veel meer situaties. Als je veel woorden kent, kun je de taal goed begrijpen en gebruiken. Het is dus belangrijk om woorden te leren. Vaak kun je de betekenis van woorden wel te weten komen, ook als je ze niet kent. In deze module maak je een woordenschrift en een woordleerwaaier. Je krijgt uitleg en tips over het leren van woorden. En je gaat de betekenis van woorden afleiden.
Inhoud:
Woordenlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3 Les 1 - Bekijk: Hoe vinden anderen de betekenis van nieuwe woorden? . . . . . . . . . .5 Les 2 - Denk: Hoe kun je de betekenis van nieuwe woorden te weten komen? . . . . . .8 Les 3 - Doe: Zoek de betekenis van nieuwe woorden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .14 Les 4 - Ervaar: Tips verzamelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .19
Nederlands in Uitvoering
Woordenblad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .23
2
Woordenlijst Deze woorden kun je tegenkomen als je de betekenis van onbekende woorden probeert te vinden.
afleiden
= uit iets anders begrijpen De betekenis van een moeilijk woord kun je vaak afleiden uit een tekst. Je krijgt heel veel informatie als je goed leest en goed naar het woord kijkt.
de context
= tekst die om een woord of zin heen staat Uit de context van een woord wordt soms duidelijk wat een woord betekent.
het tegenovergestelde = omgekeerde Houda zei dat ze het feest leuk vond, maar aan haar gezicht zag je dat ze het tegenovergestelde bedoelde. Eigenlijk vond ze het helemaal niet leuk.
bepalen
= vaststellen Het is makkelijk om de betekenis van dit woord te bepalen. De betekenis staat onder de tekst in een woordenlijst.
omschrijven
= met woorden aangeven wat iets betekent Als je niet op een bepaald woord kunt komen, kun je het omschrijven. Je legt dan met andere woorden uit wat je bedoelt. Allemaal woorden - Nieuwe woorden leren
de definitie
= precieze beschrijving van de betekenis van een woord of begrip Bij wiskunde moet je definities leren, bijvoorbeeld: ‘een vierkant is een gelijkzijdige vierhoek waarvan de hoeken recht zijn’.
3
het voorvoegsel
= deel van een woord dat je niet los gebruikt, maar dat je vóór een woord kunt zetten om een ander woord te maken In sommige woorden betekent het voorvoegsel in- ‘niet’. Bijvoorbeeld ‘incorrect’ betekent ‘niet correct’.
het achtervoegsel
= deel van een woord dat je niet los gebruikt, maar dat je achter een woord kunt zetten om een ander woord te maken Het achtervoegsel –baar komt veel voor in het Nederlands. Een woord dat eindigt op -baar zegt iets over het woord waar het bij hoort. Bijvoorbeeld: ‘de hitte van de bosbrand was voelbaar op het strand’.
de uitdrukking
= groepje woorden dat een figuurlijke betekenis heeft Het is soms moeilijk om de betekenis van een uitdrukking te weten te komen. Bijvoorbeeld bij de uitdrukking ‘iemand het gras voor de voeten wegmaaien’. Je kunt de betekenis opzoeken in het woordenboek.
de samenstelling
= woord dat bestaat uit twee of meer andere woorden
Nederlands in Uitvoering
In het Nederlands kun je zelf een samenstelling maken. Als je bijvoorbeeld een nieuw recept voor soep met amandelen hebt bedacht, kun je die soep ‘amandelsoep’ noemen.
4
Les 1
Bekijk: Hoe vinden anderen de betekenis van nieuwe woorden?
Wat?
Je legt een woordenschrift aan en je maakt een woordleerwaaier.
Wat nu?
Je speelt een spel met nieuwe woorden.
Waarom?
Je kijkt hoe anderen de betekenis van een nieuw woord te weten komen.
Hoe?
Je maakt opdracht 1 tot en met 4.
Met wie?
In een groepje, alleen en met de klas.
Opdracht 1
Een woordraadspel spelen
Jullie gaan in twee teams een woordraadspel spelen.
Lees de spelregels.
Maak twee teams.
Speel het spel.
Spelregels Benodigdheden: • een set kaartjes; • 2 scorekaarten; • 2 pennen of potloden.
Leg de set kaartjes omgekeerd midden op tafel. Leg een scorekaart voor elk team neer. Team 1 vraagt aan team 2: Wat betekent aanprijzen?
Team 2 moet zeggen wat het woord aanprijzen betekent.
Allemaal woorden - Nieuwe woorden leren
Is het antwoord goed? Dan mag team 2 het kaartje hebben. Team 2 schrijft het woord aanprijzen op zijn scorekaart. Is het antwoord fout? Dan heeft team 2 nog drie kansen.
5
Kans 1:
Kans 2:
Kans 3:
Team 1 leest de zin voor op het kaartje. Weet team 2 dan de betekenis, dan mag het drie vakjes op de scorekaart kleuren. Team 1 leest de tip voor. Als het antwoord goed is, mag team 2 twee vakjes op de scorekaart kleuren. Team 1 leest drie betekenissen voor. Kiest team 2 de juiste betekenis? Kleur dan 1 vakje op de scorekaart.
Als de betekenis geraden is, krijgt team 2 het kaartje. Anders komt het kaartje onderop de stapel.
aanprijzen Betekenis: zeggen dat iets goed is Zin:
Op de markt prijzen de koopmannen hun spullen altijd luidkeels aan. Ze roepen: “Mooie peren. Drie kilo peren voor 2 euro! Een koopje!”
Tip:
In het woord zie je het woord prijzen. Als iets goed is, krijg je er een prijs voor.
Kies uit: • een prijs winnen • zeggen dat iets goed is • goed zijn
Team 2 pakt een kaartje van de stapel. Team 1 moet nu raden wat het woord op het kaartje betekent.
Speel door tot een team vakje 40 op zijn scorekaart heeft ingekleurd. Dat team heeft gewonnen. Je kunt het spel opnieuw spelen met andere woorden.
Opdracht 2
Kijken hoe de docent het aanpakt
Nederlands in Uitvoering
Kijk en luister naar je docent. Welke manieren gebruikt de docent om de betekenis af te leiden? Kruis aan:
6
Woord 1:
kijken naar de vorm kijken naar de context
Woord 2:
kijken naar de vorm kijken naar de context
Woord 3:
kijken naar de vorm kijken naar de context
Opdracht 3
Oefenen met de woorden
Vul de woorden in de zinnen in. Kies uit:
bepalen - voorvoegsel - achtervoegsel - tegenovergestelde - afleiden uitdrukking - omschrijven - definitie - context
In het spel heb je geoefend met het ………………………………………….. (1) van de betekenis van woorden. Je kunt op verschillende manieren ………………………………………….. (2) wat de betekenis van een woord is. Op elk kaartje stond een zin. Die zin is de ………………………………………….. (3) van het woord. Bij de zin kreeg je een aanwijzing. Bijvoorbeeld om op de vorm van het woord te letten. Misschien begint het woord met een ……………….………….. (4) dat je kent. Of eindigt het woord op een bekend ………………………………………….. (5). Een andere tip kan zijn om het ………………………………………….. (6) van het woord te bedenken. Als je het woord kunt ………………………………………….. (7), vertel je de betekenis van een woord in een paar woorden. Je geeft dan een soort ………………………………………….. (8). Vooral bij een ………………………………………….. (9) heb je veel woorden nodig om uit te leggen wat die betekent, bijvoorbeeld bij ‘uit het veld geslagen zijn’.
Opdracht 4
Een woordenschrift maken
Je gaat een woordenschrift maken. In je woordenschrift schrijf je steeds de moeilijke woorden op die je tegenkomt in de lessen. Bij het woord schrijf je de betekenis en een voorbeeldzin. Ook bedenk je een ‘onthoudtip’: iets wat je kan helpen om het woord te onthouden. Dat kan een plaatje of een tekening van het woord zijn, of de plaats waar je het woord voor het eerst hebt gehoord. Gebruik daarvoor de woordenbladen aan het eind van de modules. Allemaal woorden - Nieuwe woorden leren
Zijn er woorden in deze les die je moeilijk vindt? Schrijf die woorden in je woordenschrift.
7
Hoe kun je de betekenis van nieuwe woorden te weten komen?
Les 2
Denk:
Wat?
Je legt een woordenschrift aan en je maakt een woordleerwaaier.
Wat nu?
Je krijgt uitleg over het afleiden van de betekenis van nieuwe woorden volgens een stappenplan.
Waarom?
Je kunt het stappenplan gebruiken als je een nieuw woord tegenkomt.
Hoe?
Je maakt opdracht 5 tot en met 11.
Met wie?
Met de klas en in tweetallen.
Uitleg lezen
Opdracht 5
Je hebt in les 1 het woordraadspel gespeeld en van je docent gezien hoe je de betekenis van een woord kunt afleiden. In de uitleg staat een stappenplan voor het afleiden van woordbetekenissen. Lees de uitleg.
Uitleg Tekst
Stappenplan onbekende woorden
Wat kun je doen als je een onbekend woord hoort of leest?
Bedenk of het woord echt belangrijk is. Als je denkt dat het niet belangrijk is om de tekst te kunnen begrijpen, hoef je de betekenis niet precies te weten. Je moet de tekst wel kunnen begrijpen.
Is het woord belangrijk om de tekst te kunnen begrijpen? Lees dan de context van het woord nog een keer goed. Dat betekent: de zin waar het woord in staat en de zin ervoor en de zin erna.
Nederlands in Uitvoering
Misschien: • staat er een ander woord in de tekst dat ongeveer hetzelfde betekent; • is de betekenis van het woord omschreven in de context; • wordt er een definitie van het woord gegeven in de context; • staat het tegenovergestelde van het woord in de context.
8
Kijk goed naar de vorm van het woord. Misschien: • begint het woord met een voorvoegsel dat je kent, bijvoorbeeld on; • eindigt het woord op een achtervoegsel dat je kent, bijvoorbeeld baar; • is het woord een samenstelling en ken je een deel van het woord wel.
Leid de betekenis van het woord af.
Controleer of de betekenis in de zin past.
Als je de betekenis niet kunt afleiden, vraag die dan aan iemand of zoek de betekenis op in het woordenboek.
Opdracht 6
Bepalen of een woord belangrijk is
Soms is een onbekend woord belangrijk om te weten, maar soms ook niet.
Lees de tekst hieronder. Als je voor het eerst op school komt, krijg je heel veel nieuwe vakken. Voor sommige leerlingen is dat een uitdaging, maar voor anderen kan het heel beangstigend (1) zijn. Sommige leerlingen hebben de illusie (2) dat ze helemaal geen huiswerk hoeven te maken. Het valt wel tegen als ze dan elke dag opdrachten voor thuis krijgen. Omdat ze er nog niet aan gewend zijn, nemen ze amper (3) de tijd om het huiswerk te maken. In het prille (4) begin van je schooltijd is het gelukkig geen ramp als je je huiswerk niet altijd af krijgt.
Wat betekenen de woorden? Probeer de betekenis af te leiden uit de context.
Allemaal woorden - Nieuwe woorden leren
Bekijk de schuin gedrukte woorden in de tekst. Overleg samen of het schuin gedrukte woord belangrijk is.
……….…………………………………….………………...………...........………… ……….…………………………………….………………...………...........………… ……….…………………………………….………………...………...........………… ……….…………………………………….………………...………...........…………
9
Opdracht 7
De betekenis zoeken
In de volgende zinnen staat steeds een omschrijving, definitie of een woord dat hetzelfde betekent als het schuin gedrukte woord. Zoek de woorden en betekenissen bij elkaar.
Nederlands in Uitvoering
10
Aziz heeft zich terdege voorbereid op de toets: hij heeft het boek grondig bestudeerd. Habib verhult de reden van zijn verhuizing: hij wil niet vertellen waarom hij weggaat. Als je ernaar vraagt zegt hij: “Ach, het werd tijd voor iets anders.” Floor heeft de symptomen van een keelontsteking. De witte puntjes in haar keel zijn verschijnselen die bij een keelontsteking voorkomen.
terdege hoort bij ……………………….......…………………
verhult hoort bij ……………………....………………...…….
symptomen hoort bij …………….……………………………
Opdracht 8
Het tegenovergestelde bedenken
Het tegenovergestelde van niet is wel. Van zwart is dat wit en het tegenovergestelde van koud is warm. Hoeveel van deze woordparen kunnen jullie bedenken?
Bedenk voor jezelf vijf woorden waarvan je het tegenovergestelde weet. Schrijf de woorden hieronder op. woord
tegenovergestelde
……….…………………………………………………………………….……………….
……….…………………………………………………………………….……………….
……….…………………………………………………………………….……………….
……….…………………………………………………………………….……………….
……….…………………………………………………………………….……………….
Noem om beurten een woord. De ander noemt steeds het tegenovergestelde. Bedenk samen van nog minstens vijf woorden het tegenovergestelde. Schrijf de woorden hieronder op. woord
tegenovergestelde
……….…………………………………………………………………….……………….
……….…………………………………………………………………….……………….
……….…………………………………………………………………….……………….
……….…………………………………………………………………….……………….
……….…………………………………………………………………….………………. Allemaal woorden - Nieuwe woorden leren
11