INHOUD Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 1. Achtergrond . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 2. Doelgroep en doelstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 3. Intake . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 4. Onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 5. Inzet van computers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 6. Opzet en werkwijze . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 7. Thema’s. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 8. Taaltaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 9. Bouwstenen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 10. Lezen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 11. Herhaling en differentiatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 12. Huiswerk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 13. Portfolio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 14. Toetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 15. Vervolg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Literatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 Bijlage 1: Overzicht taaltaken en leerdoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 Bijlage 2: Overzicht leerinhoud per thema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Bijlage 3: Woordenlijst deel 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Thema Thema Thema Thema Thema Thema Thema Thema Thema Thema
1: In de klas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 2: Op school . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67 3: Herhalingsthema ‘In de klas’ en ‘Op school’. . . . . . . . . . . . . . . . . 113 4: Op straat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161 5: Onderweg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217 6: Herhalingsthema ‘Op straat’ en ‘Onderweg’ . . . . . . . . . . . . . . . . 267 7: Hoe voel je je? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 319 8: Boodschappen doen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 367 9: Herhalingsthema ‘Hoe voel je je?’ en ‘Boodschappen doen’ . . . 417 10: Afsluitend thema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 469
Kopieerbladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 515
-3-
VOORWOORD
Een hippo, beter bekend onder de naam nijlpaard, wordt vaak gezien als een langzaam en log dier. Wat veel mensen niet weten is dat een hippo erg snel en wendbaar kan zijn als hij in zijn element is: in het water. Het programma Hippo biedt de juiste startomgeving voor neveninstromende zorgleerlingen. Door Hippo zullen deze zorgleerlingen zich snel in hun element voelen, wat bijdraagt aan een degelijke verwerving van het Nederlands. Hippo is een programma dat mede door de inzet van een cd-rom zorgleerlingen iets extra’s biedt bij het leren van het Nederlands. Door de duidelijke structuur van de methode, de vele herhaling en de afwisselende oefenvormen met foto- en videobeelden worden de leerlingen letterlijk bij de les gehouden. Hippo is tot stand gekomen door een gezamenlijke financiële inspanning van gemeentes en het Projectmanagement NT2. Wij danken de gemeentes Den Haag, Eindhoven, Zwolle, Alkmaar, Den Bosch, Haarlem, Deventer, Breda, Groningen, Gouda, Almere, Delft, Zoetermeer, Hengelo en tot slot de gemeente Rotterdam, waar Hippo ontwikkeld is, voor hun verantwoordelijkheidsgevoel ten aanzien van deze groep zorgleerlingen. Hippo is geschreven door Marianne Molendijk en Ejanne Lijftogt. Gladys Bhoepsing heeft de leeslessen voor haar rekening genomen. De auteurs hebben onder grote druk met een groot verantwoordelijkheidsgevoel ervoor gezorgd dat Hippo nu klaar is. Aan de basis van Hippo stonden Angelique van de Zanden en Lisette Ligtendag, die tekenden voor de blauwdruk. Bureau Interactieve Communicatie (BIC), met name in de personen van Rob Delsing en Hans Maatjens, zorgde voor de ICT omgeving. De illustraties zijn verzorgd door Rob Delsing en Ton Kuijpers. Uitgeverij Partners en Ton Kuijpers zorgden zoals altijd weer voor een prachtige uitgave. Dank is er ook voor de resonansgroep die bestond uit Sjenet Kruidenier, Lisette Ligtendag, Jacqueline de Maa, José Olsthoorn en Vincent Stekelenburg. Ik ben van mening dat het onderwijsveld trots mag zijn op deze samenwerking tussen gemeentes, methodeontwikkelaars en ontwikkelaars van software. Ik weet dat veel scholen lang hebben gewacht op deze uitgave. Alle docenten en leerlingen wens ik veel leerplezier met Hippo. Ik ben er zeker van dat Hippo leerlingen niet laat aanmodderen, maar hen zelfs nog harder laat lopen dan men misschien zou verwachten.
Brigitte van Hilst, coördinator voortgezet onderwijs CED-Groep, Het Projectbureau
-5-
INLEIDING
1
Achtergrond
In 1999 is een blauwdruk samengesteld voor een NT2-methode voor zorgleerlingen in de eerste opvang van het voortgezet onderwijs (Van der Zanden en Ligtendag-Roijers, 1999). In deze blauwdruk is beschreven hoe een NT2-methode voor zorgleerlingen in de eerste opvang eruit zou moeten zien. Een methode voor zorgleerlingen moet aan de behoeften van deze leerlingen tegemoet komen door de hoeveelheid stof, het tempo en de manier waarop de stof gestructureerd wordt af te stemmen op de leerlingen. Bovendien moet een dergelijke methode veel herhalingsmomenten bieden. De inhoud van de blauwdruk heeft als leidraad gediend voor de ontwikkeling van Hippo.
2
Doelgroep en doelstelling
Hippo is bedoeld voor leerlingen tussen 12 en 18 jaar die na de ISK kunnen doorstromen naar een vorm van onderwijs die leidt naar arbeid. Voor het merendeel van de leerlingen zal dat het praktijkonderwijs zijn. Voor leerlingen die doorstromen naar het reguliere voortgezet onderwijs bestaat de methode Zebra (Alons e.a. 1999). De doelgroep van Hippo bestaat uit de zogenaamde zorgleerlingen. Deze groep leerlingen is zeer divers. Kenmerken van zorgleerlingen kunnen onderverdeeld worden in vier categorieĂŤn: - cognitieve beperkingen of beperkingen in leergeschiktheid; - achterstand in kennis en vaardigheden; - sociaal-emotionele problemen; - tekorten in sociale vaardigheden en problemen in werkhouding. Deze leerlingkenmerken worden uitgebreid beschreven in Er zit meer in dan je denkt (De Maa, Kruidenier & Zweekhorst, 2002). Hippo is niet bedoeld voor echte analfabeten. Deze leerlingen moeten eerst een alfabetiseringstraject volgen. Leerlingen die gealfabetiseerd zijn in een niet-Latijns schrift en analfabeten die al enige vorm van onderwijs hebben genoten in het land van herkomst en een aantal voorbereidende activiteiten hebben geleerd, kunnen wel met Hippo aan de slag. Een goede intake zal uitwijzen om welke leerlingen het gaat. Hippo kan ingezet worden in de eerste periode van de eerste opvang. Zorgleerlingen kunnen met Hippo aanspreekbaar gemaakt worden in het Nederlands en een zekere zelfredzaamheid bereiken. Voorafgaand aan Hippo kunt u Alfalfa (Hattink & Bhoepsing, 2002) inzetten. Alfalfa is een thematisch mondeling woordenschatverwervingsprogramma voor anderstalige analfabete leerlingen van twaalf tot zestien jaar. Het programma biedt stof voor de allereerste weken van het alfabetiseringstraject.
3
Intake
Om te bepalen of een leerling een zorgleerling is, is een goede intake noodzakelijk. In Er zit meer in dan je denkt wordt een aantal mogelijke procedures voor de intake van zorgleerlingen genoemd. Wanneer vanaf het begin duidelijk is dat het om een zorgleerling gaat, kan Hippo ingezet worden. Bij tussentijdse instroom kunnen de toetsen in de herhalingsthema’s afgenomen worden om te bepalen in welk thema van Hippo een leerling kan instromen.
-7-
Inleiding
4
Onderdelen
Hippo bestaat uit twee delen. Elk deel bevat tien thema’s. De methode bevat leerstof en toetsen voor 340 lesuren en kan ingezet worden als basisleergang in de eerste opvang. In Er zit meer in dan je denkt worden suggesties gegeven voor de invulling van een leerstoflijn NT2 waarvan Hippo deel uitmaakt. Over de organisatie van de opvang van zorgleerlingen kan eveneens dit boek geraadpleegd worden. Hippo bestaat per deel uit een docentenhandleiding, een cd-rom en een werkboek. Er is een videoband bij deel 1 en 2. Het lesverloop is eenvoudig af te lezen uit de planning aan het begin van een cluster lessen. De lessen beginnen steeds met de Start, een introductie van de les, en eindigen met een Afsluiting. Een taaltaken- en/of bouwstenenles is opgebouwd uit de volgende typen oefeningen: - Kijken en luisteren naar de cd-rom (individueel) - Kijken en luisteren in de klas (met hele groep / met ondersteuning van de docent) - Oefenen op de cd-rom (individueel) - Oefenen in de klas (met hele groep / met ondersteuning van de docent) - Oefenen in het werkboek (individueel of in groepjes) In Hippo wordt gebruikgemaakt van gevarieerde oefenvormen die met name receptief en reproductief van aard zijn. Om tegemoet te komen aan de behoefte van zorgleerlingen om praktisch bezig te zijn, wordt ook tijd vrijgemaakt voor drama-werkvormen als rollenspellen en creatieve opdrachten. De oefeningen in een les zijn geclusterd: de leerlingen werken steeds in blokken van 10 à 20 minuten op de cdrom, in het werkboek of met de docent. Bij sommige lessen horen kopieerbladen, die zijn opgenomen in de handleiding. Een groot deel van de oefeningen wordt aangeboden door middel van de cd-rom. Op de cd-rom zijn steeds dezelfde typen oefeningen gebruikt. Er zijn oefeningen die leerstof aanbieden door middel van illustraties en gesproken tekst of door middel van een filmfragment. Daarnaast zijn er oefeningen waarin de leerlingen twee of meer keuzes hebben en matchoefeningen. Bij dit type oefening spelen de leerlingen memory met plaatjes en/of woorden, of een soort bingospel. De cd-roms zijn zowel geschikt voor gebruik op een netwerk als op stand-alone computers. De systeemvereisten en installatieprocedure staan beschreven op de omslag van de cd-roms. Bij gebruik via het netwerk is de snelheid van het netwerk bepalend voor de snelheid waarmee onderdelen als videofragmenten worden afgespeeld. Bij een traag netwerk verdient het soms de voorkeur om op elke afzonderlijke computer een versie van het programma te installeren. Bij het opstarten van een cd-rom wordt leerlingen elke keer gevraagd om hun naam in te voeren. In principe gaat het programma vervolgens automatisch verder met de oefening waar de leerling de vorige keer gestopt was. Ook heeft de docent steeds de mogelijkheid om aan te geven dat een leerling op een ander punt in het programma moet beginnen. Op een diskette wordt bijgehouden welke oefeningen de leerlingen hebben gedaan en wat hun resultaten zijn bij elke oefening. Voor elke leerling dient hiervoor een aparte diskette beschikbaar te zijn. Een docentmodule stelt docenten in staat om de resultaten van de leerlingen te bekijken. Het grote voordeel van het werken met de cd-rom is de aanwezigheid van een directe feedbackmogelijkheid en de inzet van verschillende media. Zo wordt in deel 1 alle geschreven tekst ondersteund door gesproken tekst. Leerlingen kunnen instructies en antwoordmogelijkheden meerdere malen beluisteren. Vooral in het begin zullen leerlingen nog ondersteuning nodig hebben bij het werken op de computer. Wanneer de leerlingen hier eenmaal aan gewend zijn, is te verwachten dat ze zelfstandig met de cd-rom aan de slag gaan. Op de cd-rom staan ook enkele cd-fragmenten. Om deze te kunnen beluisteren moet de cd-rom afgespeeld worden in een cd-speler.
-8-
Inleiding
In de eerste thema’s zijn de leerlingen nog niet in staat om zelfstandig te lezen. De leerlingen werken dan ook vooral op cd-rom of klassikaal met de docent. Naarmate de leesvaardigheid van de leerlingen toeneemt, gaat het werkboek een steeds grotere rol spelen. Om met Hippo te kunnen werken moet aan de volgende randvoorwaarden worden voldaan: de leerlingen hebben ieder een potlood en een gum nodig en de docent dient de beschikking te hebben over een videorecorder, een cd-speler en computers. Daarnaast moeten de materialen die bij de leeslessen worden gebruikt, beschikbaar zijn. Het gaat om de methodes Veilig Leren Lezen (Zwijsen) en Lezen doe je overal (Zwijsen).
5
Inzet van computers
Om optimaal met Hippo te kunnen werken is per zorgleerling een computer nodig. Wanneer er niet voldoende computers voor handen zijn, zal creatief met de beschikbare computers moeten worden omgegaan. Zonder computers is het onmogelijk om leerlingen voldoende te laten oefenen met de leerstof die in Hippo wordt aangeboden. Als de computers niet in de klas staan, maar in een apart computerlokaal, kan ervoor gekozen worden om de oefeningen op de cd-rom te clusteren. Bijvoorbeeld: elke les bevat circa 15 minuten oefeningen op cd-rom. De onderdelen van de lessen die door de docent met de hele groep moeten worden gedaan en de onderdelen in het werkboek worden eerst behandeld, vervolgens maken de leerlingen in het computerlokaal de cd-rom-oefeningen van de betreffende lessen. Dit is echter niet altijd mogelijk, omdat sommige cd-rom-oefeningen voorwaardelijk zijn voor oefeningen in de daaropvolgende lessen. Er moet dus goed naar de aansluiting gekeken worden.
6
Opzet en werkwijze
Beide delen van Hippo bestaan uit tien thema’s. Nieuwe thema’s en herhalingsthema’s wisselen elkaar af. Elk derde thema is een herhalingsthema, terwijl het laatste thema van beide delen een afsluitend thema is. Elk regulier thema is onderverdeeld in 17 lessen van 45 minuten. De herhalings- en afsluitende thema’s bestaan uit 15 of 16 lessen en één of twee toetsen. De lessen zijn steeds geclusterd in een blok van drie à vier lessen. Per blok is een planning in de handleiding opgenomen. Afhankelijk van het aantal beschikbare lesuren kan deze planning als dagplanning voor één of twee dagen gebruikt worden. Om de leerlingen structuur te bieden, is de indeling van de thema’s grotendeels gelijk. In de reguliere thema’s ziet dit er als volgt uit. Opbouw reguliere thema’s Blok 1
Blok 2
Blok 3
Blok 4
Blok 5
Basisles Lezen
Basisles Lezen
Basisles Lezen
Basisles Lezen
Herhaling bouwstenen
Bouwstenen
Bouwstenen
Bouwstenen
Bouwstenen
Herhaling taaltaken
Taaltaken
Taaltaken
Taaltaken
Taaltaken
Afsluitende les / Portfolioles
Differentiatieles Lezen
Differentiatieles Lezen
-9-
Inleiding
Er zijn bouwstenenlessen, taaltakenlessen, basis- en differentiatielessen lezen en herhalingslessen bouwstenen en taaltaken. Elke laatste les van een thema in deel 1 is een afsluitende les. Hierin wordt meestal een spel gedaan of een creatieve opdracht die betrekking heeft op het thema of een taaltaak die in het thema centraal stond. In deel 2 maken de afsluitende lessen plaats voor portfoliolessen. De indeling van de herhalingsthema’s is grotendeels hetzelfde. In de herhalingsthema’s wordt in alle leeslessen gedifferentieerd. In het vierde blok is een toets opgenomen, waarna ook gedifferentieerd wordt in de bouwstenen- en taaltakenlessen. Opbouw herhalingsthema’s Blok 1
Blok 2
Blok 3
Blok 4
Blok 5
Differentiatieles Lezen
Differentiatieles Lezen
Differentiatieles Lezen
Toets
Differentiatieles bouwstenen
Bouwstenen
Bouwstenen
Bouwstenen
Differentiatieles Bouwstenen
Differentiatie Taaltaken
Taaltaken
Taaltaken
Taaltaken
Differentiatie Taaltaken
Afsluitende les / Portfolioles
Differentiatieles Lezen
7
Differentiatieles Lezen
Thema’s
De thema’s in Hippo zijn gebaseerd op de vijf domeinen die goed aansluiten bij het doorstroomperspectief van de leerlingen. Het gaat om de domeinen school, vrije tijd, winkels en voorzieningen, gezondheidszorg en verkeer en vervoer. Dit zijn domeinen die ook in het praktijkonderwijs worden gehanteerd. De thema’s zijn gericht op sociale redzaamheid en de directe omgeving van leerlingen of liggen in de sfeer van persoonlijke relaties. Omdat Hippo bedoeld is voor een brede leeftijdsgroep (12- tot 18-jarigen), wordt in de teksten en illustraties aangesloten bij de belevingswereld van leerlingen die 14 à 15 jaar oud zijn.
8
Taaltaken
Hippo is opgebouwd rondom taaltaken die de leerlingen moeten kunnen uitvoeren. Een taaltaak kan omschreven worden als ‘een reeks van communicatieve handelingen waarbij een of meer taalgebruikers betrokken zijn, die een leerling moet uitvoeren om een bepaald doel te bereiken’. De taaltaken die voor Hippo zijn geselecteerd zijn dezelfde als de taken die ten grondslag liggen aan de methode Zebra (Alons e.a. 1999). Een overzicht van taaltaken en leerdoelen in Hippo is te vinden in bijlage 1. In deel 1 van Hippo ligt de nadruk op de receptieve taaltaken instructies begrijpen en vragen en opdrachten begrijpen. In deel 2 komen daar de complexere receptieve en meer (re)productieve taaltaken bij, zoals informatie, uitleg, toelichting begrijpen, formulieren lezen en invullen en een gesprek voeren. De taaltaken worden aangeboden in de voor de doelgroep reële, relevante en concrete taalgebruikssituaties. De meeste aandacht krijgen de mondelinge taken, omdat zorgleerlingen in het leven van alledag meer worden geconfronteerd met luister- en spreektaken dan met schriftelijke taken. In elk regulier thema staan twee taaltaken centraal. Aan elke taaltaak worden in het thema twee lessen besteed. Aan de taaltaken in Hippo zijn leerdoelen gekoppeld op het gebied van de vaardigheden luisteren, spreken, lezen
- 10 -
Inleiding
en schrijven, en op het gebied van de zogenaamde bouwstenen: woordenschat, taalfuncties, grammatica, strategieën, enzovoorts. Per taaltaak is in bijlage 1 aangegeven welke leerdoelen aan de orde komen. Vanaf deel 2 wordt bij de taaltaken gewerkt met het vut-model: voorbereiden-uitvoeren-terugkijken. De taaltaken bestaan uit voorbereidende, uitvoerende en terugkijk-activiteiten. Dit model wordt steeds explicieter onder de aandacht van de leerlingen gebracht.
9
Bouwstenen
Woordenschat, taalfuncties, grammatica en strategieën worden in Hippo zowel binnen de taaltaken als in aparte bouwstenenlessen aangeboden. In bijlage 1 is een overzicht te vinden van de taaltaken en leerdoelen die in de thema’s 1 tot en met 10 aan de orde komen. Bijlage 2 bevat een overzicht van de leerinhouden per thema en in bijlage 3 is een lijst opgenomen met alle woorden die in Hippo deel 1worden aangeboden. Woordenschat Het merendeel van het woordaanbod in Hippo bestaat uit hoogfrequente en specifiek alledaagse woorden. Ook worden eenvoudige instructiewoorden onder de aandacht van de leerlingen gebracht. In elk nieuw thema worden circa vijftig woorden aangeboden en geoefend. De woorden zijn geselecteerd uit de doelwoordenlijst van Zebra (Bongenaar & Sanders, z.j.) die gebaseerd is op verschillende woordenlijsten, waaronder de Woordenlijst 12-15-jarigen (Coenen e.a., 1992). In totaal worden ongeveer zeshonderd woorden expliciet onder de aandacht gebracht en getraind. Daarnaast wordt een aantal woorden impliciet aangeboden en gebruikt in de teksten en lessen. De woorden worden zoveel mogelijk herhaald, zowel binnen het thema waarin het woord aangeboden wordt, als in andere thema’s en in de herhalingsthema’s. Ook worden ze in verschillende contexten gebruikt. Taalfuncties Voor Hippo is op basis van de taalgebruikssituaties voor zorgleerlingen, die in de blauwdruk genoemd zijn, een selectie gemaakt van taalfuncties die de leerlingen moeten leren beheersen. De taalfuncties zijn gekoppeld aan de taaltaken en de thematische invulling daarvan. De taalfuncties kunnen verdeeld worden in de volgende categorieën: informatie uitwisselen (zoals iets of iemand beschrijven), instelling/houding uitdrukken (zoals een mening uitdrukken), emoties en gevoelens uitdrukken (zoals boosheid), taalhandelingen met betrekking tot niet-talig handelen (zoals iemand verzoeken iets te doen), sociale conventies (zoals gelegenheidsformules als feliciteren) en communicatie structureren en controleren (zoals om herhaling vragen). Gemiddeld worden in elk thema vier taalfuncties behandeld. De leerlingen leren in principe de meest basale verschijningsvormen van de taalfuncties. Naast de betekenis en het gebruik van de taalfuncties wordt ook aandacht besteed aan de uitspraak en intonatie van woorden en uitdrukkingen. Dit gebeurt in oefeningen rond zogenaamde ‘taalrebbels’, waarbij leerlingen de geleerde zinnetjes oefenen in een ritmische spreekvaardigheidsactiviteit. Deze werkwijze is gebaseerd op de oefeningen met taalrebbels in Zebra. Grammatica Aan grammatica wordt in Hippo alleen impliciet aandacht besteed. Pas in een later stadium van de taalontwikkeling is het zinvol om grammatica meer expliciet onder de aandacht te brengen van de doelgroep, bij voorkeur met pregnante voorbeelden in plaats van expliciet de regels aan te bieden. In elk thema zijn grammaticaonderwerpen in meerdere of mindere mate in het taalaanbod in de teksten en oefeningen verwerkt. In de eerste plaats ligt de nadruk op de betekenisaspecten van veelgebruikte grammaticaonderwerpen. Strategieën Om beperkingen in de taalvaardigheid te kunnen compenseren, is het voor de doelgroep van Hippo van belang om strategieën te leren. Zorgleerlingen hebben vaak moeite met abstracte zaken als leerstrategieën. Strategieën vormen een vast onderdeel van de thema’s. Ze worden in eerste instantie impliciet in het taalaanbod verwerkt. Samen met de docent oefenen de leerlingen met strategieën als Herhaal woorden en zinnen hardop
- 11 -
Inleiding
voor jezelf en Durf om hulp te vragen. Door dit een aantal maal te herhalen kunnen ze zich de strategie eigen maken. De strategieën worden nog niet expliciet benoemd. Vanaf deel 2 wordt een aantal strategieën af en toe meer expliciet onder de aandacht van de leerlingen gebracht in de vorm van een praktische tip.
10
Lezen
In Hippo is een volledige leeslijn geïntegreerd. Zoals al eerder vermeld, behoren ook leerlingen die niet voldoende gealfabetiseerd zijn of gealfabetiseerd zijn in een ander schrift dan het Latijnse tot de doelgroep. De gemiddelde leerling in het praktijkonderwijs heeft een leesniveau vergelijkbaar met een leerling in groep 4 van het basisonderwijs. Het is niet te verwachten dat leerlingen die als neveninstromers in het praktijkonderwijs terechtkomen veel beter lezen. Voor de meeste leerlingen die met Hippo werken zal lezen dus problematisch zijn. In Hippo wordt daarom ook gewerkt aan de leerdoelen voor aanvankelijk en voortgezet technisch lezen. De leeslijn omvat het leren lezen in het Latijnse schrift en het automatiseren van deelvaardigheden die daarmee gepaard gaan. Aan welke deelvaardigheden gewerkt moet worden is afhankelijk van wat de leerlingen in hun eigen schrift al beheersen en welk schrift het betreft. In deel 1 van Hippo wordt aandacht besteed aan de deelvaardigheden die nodig zijn voor het leren lezen. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is dat leeszwakke leerlingen meer oefening nodig hebben om deze deelvaardigheden te automatiseren. In Hippo wordt in de leeslijn uitgegaan van de basismethode Lezen doe je overal (Van de Guchte, 1996). De leeslessen van de thema’s in Hippo zijn gekoppeld aan de kernen van Lezen doe je overal. In deel 1 van Hippo wordt in de Basislessen lezen gewerkt aan de kernen 1 tot en met 6 van Lezen doe je overal. In de differentiatielessen wordt voornamelijk aan deelvaardigheden gewerkt. Hierin zijn extra oefeningen opgenomen voor leerlingen die dat nog nodig hebben. Ook voor de andere leerlingen kunnen deze extra oefeningen zinvol zijn. Het verdient aanbeveling om de deelvaardigheden tenminste één keer te behandelen om structuur in de leeslessen te behouden. De docent kan leerlingen die extra oefening nodig hebben apart nemen, bijvoorbeeld tijdens de computerlessen of als de andere leerlingen zelfstandig werken. Het is wel belangrijk dat leerlingen niet op een te laag niveau blijven lezen als ze een hoger niveau aankunnen. In de differentiatielessen lezen in Hippo wordt gebruikgemaakt van oefeningen op de cd-rom. In de herhalingsthema's wordt in de leeslessen voornamelijk gewerkt aan herhaling en verdieping van de deelvaardigheden. Vooral in de beginfase van het leesonderwijs is het van belang dat de leerlingen leren lezen volgens de elementaire leeshandeling. Zo krijgen zij inzicht in de koppeling tussen foneem en grafeem. Bij de elementaire leeshandeling verricht de leerling verschillende deelhandelingen, zoals het bepalen van de leesrichting, visuele analyse en het koppelen van fonemen aan grafemen. De deelvaardigheden zijn ook belangrijk bij het spellen van woorden. De elementaire leeshandeling wordt tegelijkertijd aangeleerd met de elementaire spellingshandeling. De koppeling tussen klank en letter staat bij beiden centraal. Binnen het aanvankelijk lezen wordt het schrijven van woorden en letters vaak gezien als ondersteuning bij het leren lezen. Aandacht voor de vorm van de letter, zal het leren van de koppeling tussen klank en letter vergemakkelijken Binnen de leeslessen van Hippo wordt aandacht besteed aan de volgende deelvaardigheden. Auditieve vaardigheden 1. Auditieve objectivatie: verschillende klanken in een woord herkennen. 2. Auditieve discriminatie: overeenkomsten en verschillen kunnen horen tussen woorden of klanken. 3. Auditieve analyse: de verschillende fonemen in een woord kunnen onderscheiden en lettergrepen en afzonderlijke woorden in zinnen herkennen. De auditieve discriminatie is een voorwaarde voor auditieve analyse. De leerling kan een woord pas analyseren in klanken als hij ook in staat is om klanken van elkaar te onderscheiden.
- 12 -
Inleiding
4. Auditieve synthese: klanken of klankgroepen tot een woord kunnen samenvoegen. 5. Temporeel ordenen: klanken en woorden in een bepaalde volgorde kunnen onthouden. Dit is een vaardigheid die nodig is bij het auditief synthetiseren van een woord. Bij het temporeel ordenen maakt de leerling gebruik van het auditief geheugen. 6. Klankpositie bepalen: kunnen aangeven waar een klank in een woord wordt gehoord. De leerling heeft bij deze vaardigheid houvast aan de auditieve analyse, het temporeel ordenen en de kennis van begrippen (zie Taalvaardigheden). Visuele vaardigheden 1. Visuele discriminatie: verschillen en overeenkomsten zien tussen afbeeldingen, letters of woorden. 2. Visuele analyse: afzonderlijke grafemen binnen een woord herkennen. Leerlingen moeten ook delen binnen een geheel kunnen onderscheiden. Letterkennis is bij het visueel analyseren van woorden in letters van belang. Sommige grafemen bestaan uit twee letters; de leerling moet weten dat bepaalde letters bij elkaar horen, bijvoorbeeld ou of ui. 3. Visuele synthese: grafemen samenvoegen en combinaties van letters herkennen. Vooral in de beginfase van het leren lezen wordt deze vaardigheid ondersteund door de auditieve synthese. 4. Spatieel ordenen: in het Nederlands schriftsysteem zijn de letters van links naar rechts geordend. De leerling leert dat hij van links naar rechts moet lezen. 5. Letterpositie bepalen: aangeven op welke plaats een letter in een woord te vinden is. Een vaardigheid waarbij deelvaardigheden als visuele analyse, spatieel ordenen en kennis van begrippen belangrijk zijn. Taalvaardigheden 1. Kennis van begrippen: eenvoudige instructietaal begrijpen, bijvoorbeeld begrippen als voor, achter, midden, letters, klank, woord, zin, regel. In deel 2 van Hippo wordt verder gewerkt aan de leesstrategieën van het voortgezet technisch lezen. De leesinstructie is gericht op een goed verloop van het leren lezen. Op verschillende manieren wordt aandacht besteed aan het automatiseren van de leesvaardigheden, onder andere door herhaling, lezen met behulp van clusters en spellingpatronen, op tempo lezen en letten op zinsmelodie en klemtoon. Bij de leeslessen worden, behalve de kopieerbladen en het werkboek, ook de werkboeken van Veilig Leren Lezen en de werkbladen B van Lezen doe je overal ingezet. In deel 1 van Hippo wordt verwezen naar de toetsen bij Lezen doe je overal. Voor de computerlessen wordt verwezen naar het computerprogramma bij Veilig Leren Lezen.
11
Herhaling en differentiatie
In Hippo wordt per thema een beperkte en omlijnde hoeveelheid leerstof aangeboden, waarmee in verschillende contexten geoefend wordt. De leerstof wordt veelvuldig herhaald. Binnen elk thema zijn steeds twee herhalingslessen opgenomen, met voor snellere leerlingen extra oefeningen. Daarnaast is elk derde thema een herhalingsthema, waarin de stof uit de voorgaande twee thema’s terugkomt. Voor leerlingen die meer aankunnen wordt deze leerstof verdiept door gebruik te maken van andere contexten, of door de stof op een iets hoger niveau te verwerken. Herhalingsoefeningen zijn in deze thema’s aangegeven met *, verdiepingsoefeningen met **. In de gezamenlijke lesonderdelen kan bovendien gedifferentieerd worden door te variëren in het soort vragen dat u een leerling stelt (gesloten of meer open vragen), de instructie die u geeft en de groepssamenstelling bij het werken in groepjes.
- 13 -
Inleiding
12
Huiswerk
In Hippo is niet expliciet aangegeven welke oefeningen eventueel als huiswerk meegegeven kunnen worden. Het is vaak niet gebruikelijk dat zorgleerlingen huiswerk krijgen. In Er zit meer in dan je denkt wordt ervoor gepleit om dit toch te doen. Hippo biedt voldoende mogelijkheden om de leerlingen thuis te laten werken. Te denken valt aan onderdelen van de leeslessen of de afsluitende lessen en voorbereidende activiteiten voor de portfoliolessen, zoals plaatjes bij woorden zoeken. Het is belangrijk om leerlingen te belonen voor het maken van het huiswerk. Het beoordelen van het huiswerk staat hier los van.
13
Portfolio
Een portfolio is een map met stukken die een concrete neerslag vormen van de leerervaringen die een leerling heeft opgedaan en die zijn ontwikkelingen representeren. In het praktijkonderwijs, waar een groot deel van de doelgroep van Hippo naar zal doorstromen, wordt het portfolio ook meer en meer ingezet. Het gaat dan om een portfolio voor algemene vaardigheden die betrekking hebben op het vermogen om zelfstandig te kunnen functioneren in de samenleving. Hierbij staan de algemene vorderingen van een leerling op het gebied van zelfredzaamheid, sociale vaardigheden en persoonlijkheidsvorming centraal. In het tweede deel van Hippo zullen de leerlingen kennismaken met het portfolio. In elke laatste les van een blok wordt een lesuur besteed aan het invullen ervan en het verzamelen van gegevens hiervoor. In dit portfolio doen de leerlingen verslag van hun vaardigheden op het gebied van de taaltaken. Zo worden ze voorbereid op het werken met een portfolio in hun vervolgopleiding. Werken met het portfolio binnen Hippo kan ook een motiverende functie hebben. Zorgleerlingen kampen vaak met een gebrek aan zelfvertrouwen en een verkeerd, vaak negatief, zelfbeeld. Het portfolio kan hen helpen een realistischer zelfbeeld te krijgen en biedt hen inzicht in hun eigen kwaliteiten en mogelijkheden. In de handleiding van deel 2 is meer informatie over de inzet van het portfolio in Hippo opgenomen.
14
Toetsen
In elk herhalingsthema is een toets opgenomen om de voortgang van de leerlingen te meten. De toets heeft betrekking op de twee voorgaande thema’s. Aan de hand van de toetsresultaten wordt vastgesteld of een leerling de herhalings- of de verdiepingsoefeningen kan maken. Ook in de afsluitende thema’s van deel 1 en 2 zijn toetsen opgenomen. Deze hebben betrekking op de leerstof die dat deel aan de orde is geweest. De leerlingen maken de toets op de cd-rom. De toets duurt in principe een lesuur, met een korte pauze. Het computerprogramma houdt van elke leerling de score op de toets bij en berekent het behaalde aantal punten.
15
Vervolg
Na Hippo deel 2 kan gewerkt worden aan meer praktische vakken, waarbij taalgericht vakonderwijs een insteek zou kunnen zijn. In de handleiding bij deel 2 is gedetailleerd beschreven hoe een vervolg op Hippo eruit kan zien. Er zit meer in dan je denkt geeft hiervoor ook suggesties.
- 14 -
Thema 1: In de klas
Thema 1:
In de klas
Inhoud Het thema ‘In de klas’ is voor de leerlingen een eerste kennismaking met Hippo en met elkaar. De leerlingen krijgen onder andere door middel van TPR-oefeningen (Total Physical Response) de eerste woorden in het Nederlands aangeboden. Er wordt tevens gewerkt aan de taaltaak ‘instructies begrijpen’ en er is aandacht voor de taaltaak ‘vragen begrijpen’. Leerlingen leren in dit eerste thema ja-/nee-vragen te begrijpen en te beantwoorden. De woordenschat heeft betrekking op het thema ‘In de klas’, op de taaltaken en op de taalfuncties die bij kennismaking gebruikt worden. De indeling van dit thema wijkt af van de opzet zoals in het algemene deel van de handleiding is beschreven. Er wordt in Hippo uitgegaan van een nulniveau, dat wil zeggen dat de kennis van het Nederlands van de leerlingen nihil is. Om die reden is er in dit thema voor gekozen in de lessen met betrekking tot de taaltaak ‘instructies begrijpen’, woorden aan te bieden door middel van het uitvoeren van handelingsopdrachten. De volgorde van de lessen is daarom anders dan in de thema’s hierna. In dit thema wordt ervan uitgegaan dat de leerlingen voor het eerst met u en elkaar in de klas zitten. Volgens de algemene opzet zou er gestart moeten worden met een leesles, maar dat lijkt in deze situatie niet wenselijk. Door in de eerste les alleen oefeningen op te nemen die gericht zijn op het kennismaken met elkaar en met Hippo, is er bovendien ruimte om bijvoorbeeld te oefenen met de computer en om specifieke regels in uw klas duidelijk te maken.
Taaltaken Instructies begrijpen Vragen begrijpen
Woorden het boek 1.1 het bord 1.5 de cd-rom 1.1 de computer 1.1 de deur 1.5 de jongen 1.12 de kast 1.9 de klas 1.12 het krijtje 1.9 het meisje 1.12 de meneer 1.1 de mevrouw 1.1 de muis (computer) 1.1 de muur 1.5 de naam 1.1 het papier 1.9 de pen 1.9 het plaatje 1.2 het potlood 1.9 het raam 1.5 de stoel 1.5 de tafel 1.5
gaan 1.2 geven 1.9 heten 1.1 kijken 1.2 leggen 1.9 lopen 1.2 luisteren 1.2 meedoen 1.2 omdraaien 1.2 (na)zeggen 1.6 (op)schrijven 1.9 opstaan 1.2 pakken 1.9 stoppen 1.2 tekenen 1.9 typen 1.1 wijzen 1.5 zijn 1.1 zitten 1.2
dag 1.2 dit 1.9 goedemiddag 1.1 goedemorgen 1.1 hallo 1.1 hoe 1.1 ik 1.1 ja 1.9 je 1.1 jij 1.1 mijn 1.1 naar 1.5 nee 1.9 op 1.5 tot morgen 1.2
Uit Lezen doe je overal: ik de maan de roos de vis de sok de pen
- 23 -
Thema 1: In de klas
Taalfuncties -
iemand begroeten en teruggroeten zich voorstellen gebieden bevestigend en ontkennend antwoorden
Grammatica gebiedende wijs vraagzin zonder vraagwoord vraagzin met ‘hoe’ persoonlijke voornaamwoorden - onderwerp, enkelvoud
Strategieën -
- 24 -
gebruik van niet-talige middelen: - je vinger opsteken als je iets niet begrijpt - ja knikken, nee schudden
Thema 1: In de klas Blok 1
Blok 1 Planning Onderdeel
Tijd
Oefening
Groepering
Inhoud
10’ 15’
1
hele groep hele groep/individueel
kennismaken met elkaar kennismaken met Hippo
hele groep/individueel hele groep
klassenregels/computer afronding van de les
hele groep hele groep individueel hele groep hele groep
introductie van de les instructies begrijpen instructies begrijpen instructies begrijpen afronding van de les
Les 1.1 Bouwstenen - Start - Oefenen met het werkboek en de cd-rom - Vrije ruimte - Afsluiting
15’ 5’
Les 1.2 Instructies begrijpen - Start - Kijken en luisteren in de klas - Oefenen op de cd-rom - Oefenen in de klas - Afsluiting
5’ 10’ 10’ 15’ 5’
2 3-4 5
Les 1.3 Basisles lezen - Start - Werken aan instructietaal en deelvaardigheden - Luisteren naar het cassettebandje en meekijken in het boek - Werken met structureerstroken - Werken in het werkboek VLL1 - Afsluiting
5’ 10’
A
hele groep hele groep
introductie van de les begrippen
10’
B
hele groep
5’ 10’ 5’
C D
hele groep/individueel individueel hele groep
visuele woordherkenning en betekenis begrijpen woorden, letterkennis auditieve/visuele analyse afronding van de les 1
Materiaal en voorbereiding: Les 1.1 -
VLL=Veilig Leren lezen
voor elke leerling een sticker met zijn of haar naam erop stoelen in een kringopstelling zetten werkboek Hippo cd-rom Hippo installatie van de cd-rom op de computerwerkplekken
Les 1.2 -
per drie leerlingen een kopie van kopieerblad 1.1 (opdrachtkaarten), kaartjes uitknippen
Les 1.3 -
Lezen doe je overal (kern 1): handleiding (blz. 1.1, 1.7 t/m 1.17 en 1.19), cassettebandje, posterplaat en leesboek (blz. 2 t/m 14) kopieerbladen 1.3, 1.4 en 1.5 voor elke leerling kopiëren, woordkaartjes en letterkaartjes losknippen, structuurschema apart bewaren (dit wordt ook in de volgende thema’s gebruikt) voor elke leerling een envelop om de woord- en letterkaartjes te bewaren cassetterecorder structuurschema op het bord tekenen of een structuurschema (kopieerblad 1.2) vergroten Veilig leren lezen (kern 1): handleiding, werkbladen, structureerstroken - 25 -
Thema 1: In de klas Blok 1
Les 1.1
Bouwstenen 10’
Start
Doel: kennismaken met elkaar Taalfuncties: zich voorstellen, iemand begroeten en teruggroeten Woorden: goedemorgen/goedemiddag, hallo, ik, jij/je, meneer/mevrouw, de naam, zijn, heten Grammatica: vraagzin met ‘hoe’ (begrip), persoonlijke voornaamwoorden (enkelvoud, onderwerp) Materiaal en voorbereiding: Maak voor elke leerling een sticker met zijn of haar naam erop. Zet de stoelen in de klas in een kringopstelling. Aanwijzingen: Begroet de leerlingen bij binnenkomst met ‘Goedemorgen’ of ‘Goedemiddag’. Maak de leerlingen met gebaren duidelijk dat ze plaats moeten nemen in de kring. Loop rond in de kring en stel uzelf voor aan de leerlingen. Geef de leerlingen een hand en zeg: ‘Hallo, ik ben (naam)’. De leerlingen hoeven niets terug te zeggen, maar het mag natuurlijk wel. N.B. Bedenk dat het in sommige culturen niet de gewoonte is elkaar in de ogen te kijken. Schrijf uw naam op het bord en vervolgens op een sticker en plak deze op uw kleding. Zeg erbij: ‘Mijn naam is (naam)’. Gebruik ook het woord mevrouw of meneer. Deel vervolgens één voor één de stickers uit aan de leerlingen en vraag ‘Hoe heet je?’ Laat de leerlingen de stickers met hun naam ook opplakken. Vervolgens laat u de leerlingen om de beurt hun naam zeggen, zodat duidelijk is hoe je de namen uitspreekt.
Oefening 1
20’
Oefenen met het werkboek en de cd-rom
Doel: kennismaken met Hippo Woorden: het werkboek, de cd-rom, de computer, de muis, aanklikken, typen Materiaal en voorbereiding: Zorg voor voldoende Hippo-werkboeken en voor installatie van de cd-rom op de computerwerkplekken. Aanwijzingen: 1. Deel de werkboeken uit en vertel dat dit het boek is waarmee de leerlingen Nederlands gaan leren. U kunt de eerste bladzijde van thema 1 laten zien met de overzichtsillustratie. N.B. Aan het begin van een nieuw thema is telkens een overzichtsillustratie in het werkboek opgenomen. In principe wordt deze illustratie aan het begin van een thema behandeld. In dit eerste thema wordt de illustratie aan het eind van het thema behandeld. 2. Laat de leerlingen plaatsnemen achter de computer en demonstreer aan alle leerlingen hoe de cd-rom opgestart wordt. Laat zien hoe ze hun naam kunnen invullen. Gebruik deze eerste keer een andere naam (zie punt 4) 3. Gebruik hierbij alleen de meest noodzakelijke termen, zoals ‘de muis’, ‘aanklikken’, ‘typen’, enzovoort. Geef ook aan dat de leerlingen na elke oefening een geluidje horen ten teken dat een oefening afgerond is. 4. Laat de leerlingen individueel het werken met de cd-rom uitproberen. Laat hen bijvoorbeeld de eerste oefeningen maken. Zorg dat ze hiervoor onder een andere naam ingelogd staan, zodat dit oefenen de resultaten in de docentmodule niet beïnvloedt. 15’
Vrije ruimte
Aanwijzingen: De vaardigheid in het omgaan met de computer zal per leerling verschillen. Mogelijk is het noodzakelijk voor leerlingen om te oefenen met de muis. De oefeningen op de cd-rom bij Hippo doen in fase 1 in principe alleen een beroep op de muisvaardigheid. Leerlingen hoeven dus niet uitgebreid te typen. Als leerlingen heel veel moeite hebben met het werken met de
- 26 -
Thema 1: In de klas Blok 1
muis, is het aan te raden hier op een ander moment (met een apart programma) mee te oefenen. Als hulpmiddel bij het gebruik van het toetsenbord kunt u een ‘vertalingslijst’ maken van kleine letters en hoofdletters naast elkaar. 5’
Afsluiting
Aanwijzingen: Laat de leerlingen de computers afsluiten, of op een zodanige manier achterlaten zoals u dat wenst. Prijs de leerlingen om hun inzet tijdens de les.
- 27 -
Thema 1: In de klas Blok 1
Les 1.2
Instructies begrijpen 5’
Start
Aanwijzingen: Schrijf in de vorm van een schema op het bord wat er in de les gaat gebeuren en licht dit toe. Bijvoorbeeld: - een symbool voor klassikaal werken (een oor en een poppetje (de leraar)) - een symbool voor werken met de computer (een computer) - een symbool voor werken in een groepje (een aantal poppetjes) Mogelijk heeft u een andere manier om het lesverloop te noteren. Belangrijk is dat de leerlingen ongeveer weten wat hen in de les te wachten staat en dat ook tijdens de les op het bord kunnen zien.
Oefening 2
10’
Kijken en luisteren in de klas
Doel: aanbod van de taaltaak ‘instructies begrijpen’ Taalfuncties: gebieden Woorden: luisteren, kijken, opstaan, gaan, zitten, lopen, stoppen, omdraaien, meedoen Grammatica: gebiedende wijs Aanwijzingen: 1. Vertel de leerlingen dat ze moeten kijken en luisteren en maak door gebaren duidelijk wat u daarmee bedoelt. 2. Geef opdrachten, terwijl u zelf doet wat u zegt: ‘Sta op. Ga zitten.’ Herhaal dit enkele malen. 3. Noem twee leerlingen bij hun naam en gebaar dat ze naast u moeten komen zitten. Geef de opdrachten nogmaals en volg de opdrachten samen met beide leerlingen op. De leerlingen kunnen u imiteren. 4. Doe dit nog twee keer met andere leerlingen. Als het goed gaat, kunt u even wachten met voordoen zodat de leerlingen de kans krijgen om te laten zien dat ze uw opdrachten begrijpen. 5. Geef de hele groep opdrachten. Doe zelf niet mee. Als de groep de opdrachten goed uitvoert, laat dan een paar individuele leerlingen nog eens de opdrachten uitvoeren. 6. Ga op dezelfde manier door met onderstaande opdrachten, net zolang tot alle leerlingen de opdrachten goed kunnen uitvoeren. Sta op - Loop - Stop - Draai je om - Sta op - Loop - Stop - Draai je om - Loop - Stop - Draai je om - Ga zitten Sta op - Loop - Stop - Draai je om - Draai je om - Ga zitten - Sta op - Loop - Stop - Ga zitten - Sta op Ga zitten - Sta op - Loop - Stop - Draai je om - Ga zitten - Sta op - Loop - Draai je om - Ga zitten.
Oefening 3
5’
Oefenen op de cd-rom
Doel: oefenen met ‘instructies begrijpen’ Woorden: het plaatje Aanwijzingen: Geef aan dat de leerlingen nu achter de computer gaan oefenen. Laat de leerlingen individueel oefening 3 en 4 op de cd-rom doen. Cd-rom: De leerlingen horen een opdracht en zien het bijbehorende plaatje.
- 28 -
Thema 1: In de klas Blok 1
Oefening 4
5’
Oefenen op de cd-rom
Doel: oefenen met ‘instructies begrijpen’ Cd-rom: 1. De leerling ziet en hoort een opdracht en moet het bijbehorende plaatje aanklikken, waarbij hij de keuze heeft uit twee van totaal vijf plaatjes. 2. Alle plaatjes en opdrachten staan in beeld. De leerling moet de opdrachten naar de plaatjes slepen met de muis.
Oefening 5
15’
Oefenen in de klas
Doel: oefenen met ‘instructies begrijpen’ Materiaal en voorbereiding: Maak per drie leerlingen een kopie van kopieerblad 1.1 (opdrachtkaarten) en knip de kaartjes uit (of laat de leerlingen dat doen voorafgaand aan het spel). Aanwijzingen: 1. Verdeel de groep in drietallen. 2. Geef elk drietal een set opdrachtkaartjes. 3. Bepaal welke variant van het spel u de leerling laat spelen. Leg het spel uit en demonstreer met een groepje leerlingen wat de bedoeling is. Er zijn verschillende variaties mogelijk: a. De kaartjes komen in het midden te liggen. De leerlingen pakken om de beurt een kaartje en voeren de opdracht op het kaartje uit. b. De kaartjes worden verdeeld over de leerlingen. Iedere leerling voert achter elkaar de opdrachten op de kaartjes uit. c. De kaartjes worden opnieuw verdeeld over de leerlingen. De leerlingen geven om de beurt een andere leerling een opdrachtkaart. Die leerling moet de opdracht uitvoeren. Daarna krijgt een andere leerling een opdracht d. Net als c, maar nu krijgt een leerling een serie opdrachten achter elkaar. 5’
Afsluiting
Woorden: dag, tot morgen Aanwijzingen: Blik terug op de lessen 1.1 en 1.2. Geef aan welke woorden de leerlingen hebben geleerd. Vertel wanneer ze weer les hebben. Als de leerlingen naar huis gaan of les krijgen van een andere docent, neemt u afscheid van de leerlingen: ‘Dag. Tot morgen.’ Waarschijnlijk is dat na les 1.3.
- 29 -