Inhoud Handleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Projecten Ervaringen delen docenteninstructie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 leerlingwerkbladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 Aardig doen docenteninstructie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 leerlingwerkbladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 Samen werken en doen docenteninstructie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 leerlingwerkbladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 Een taak uitvoeren docenteninstructie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71 leerlingwerkbladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81 Jezelf presenteren docenteninstructie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 leerlingwerkbladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 Een keuze maken docenteninstructie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 leerlingwerkbladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Jongeren en hun sociale talenten
Opkomen voor jezelf docenteninstructie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 leerlingwerkbladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139 Omgaan met ruzie docenteninstructie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145 leerlingwerkbladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153 Literatuurlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
2
Handleiding Jongeren en… hun sociale talenten is geschreven voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Door samen met de leerlingen aan deze projecten te werken, bevordert u hun sociale competentie. Onder sociale competentie verstaan we: het vermogen om adequaat te handelen in sociale situaties. Om zich sociaal competent te gedragen, hebben mensen in de eerste plaats sociale kennis nodig. In de tweede plaats moeten zij beschikken over sociale vaardigheden. In de derde plaats hebben ze een bepaalde houding nodig, om sociaal competent te willen en durven handelen. Acht categorieën van sociaal competent gedrag zijn:
Ervaringen delen
Deelt de leerling met anderen wat hem bezighoudt, zowel de positieve als de negatieve ervaringen? Heeft hij plezier met anderen? Aardig doen Benadert de leerling andere leerlingen op een positieve manier en draagt hij zorg voor anderen? Samen werken en doen Kan de leerling met anderen iets tot stand brengen: overleggen, afspraken maken en ideeën inbrengen? Een taak uitvoeren Hoe gaat de leerling om met opdrachten? Denk hierbij niet alleen aan schoolse taken, maar ook aan andere taken, zoals het huishouden doen, huiswerk maken of materiaal opruimen. Jezelf presenteren Hoe beweegt de leerling zich onder de mensen en hoe gemakkelijk maakt hij zich kenbaar? Een keuze maken Gaat de leerling impulsief te werk? Blijft hij bij een beslissing? Hoe gemakkelijk hakt hij de knoop door? In hoeverre beslist de leerling zelf en in hoeverre laat hij zich leiden door anderen? Opkomen voor jezelf Hoe gaat de leerling om met weerstand? Kan hij voor zichzelf zorgen? Vraagt hij op tijd om hulp? Omgaan met ruzie Kan de leerling conflicten oplossen zonder dat de ruzie escaleert?
Inzet De projecten van Jongeren en… hun sociale talenten kunt u naar behoefte inzetten. Op grond van de SCOL-resultaten bijvoorbeeld, of naar aanleiding van wat er op dat moment speelt in de klas.
3
Handleiding
Jongeren en… hun sociale talenten bestaat uit acht projecten: iedere categorie sociaal competent gedrag heeft zijn eigen project. Elk project sluit aan bij de Sociale Competentie Observatie Lijst (SCOL). Met de SCOL kunt u de sociale competentie van uw leerlingen systematisch in kaart brengen en volgen. De resultaten van de SCOL kunt u gebruiken bij een planmatige aanpak van sociale competentie op uw school. Een goede manier om op klasniveau sociale competentie te behandelen, is door te werken met de projecten in deze uitgave.
Voorbeeld Uit de klassenoverzichten van de SCOL blijkt dat de klas moeite heeft met een taak uitvoeren: u laat ze werken aan het project Een taak uitvoeren. Of: binnenkort moeten de leerlingen hun vakkenpakket kiezen. Als docent loop je ertegenaan dat maar weinig leerlingen hier goed over nadenken. Veel leerlingen maken geen doordachte keuze: u laat ze werken aan het project Een keuze maken. U kunt de projecten zowel in klas 1 als 2 geven. Hierdoor en doordat het niveau varieert van praktijkonderwijs tot vwo, zult u als docent de projecten – met behulp van de differentiatiemogelijkheden – moeten aanpassen aan het niveau en de belevingswereld van de leerlingen. Voorbeeld In een tweede klas leerwegondersteunend onderwijs roken en blowen veel leerlingen. Veel doen dit om ‘erbij te horen’. Tijdens het project Opkomen voor jezelf kunt u dit als voorbeeld gebruiken, om leerlingen ‘nee’ te leren zeggen als ze iets (eigenlijk) niet willen. Duur project Elk project bevat materiaal voor vier lesmomenten. Aan iedere les is een opdracht gekoppeld die u (gedeeltelijk) tijdens de les en (gedeeltelijk) als huiswerk kunt uitvoeren. Tussen de lesmomenten door moet voldoende tijd zitten om de opdracht te kunnen maken. Aanbevolen wordt om voor een project een maand uit te trekken (= een les per week). Doordat sommige projecten omvattender zijn dan andere en bepaalde klassen meer tijd nodig hebben, kunt u de duur van een project of de hoeveelheid lesmomenten aanpassen. Voorbeeld Het project Jezelf presenteren: het voeren van een debat. In sommige klassen is het voeren van een debat een geheel nieuwe werkvorm. U kunt er in dit geval voor kiezen om een extra lesmoment in te voegen, waarin u de werkvorm aanleert.
Jongeren en hun sociale talenten
Werkwijze Jongeren en… hun sociale talenten bestaat uit docentenmateriaal (docenteninstructies) en leerlingmateriaal (leerlingwerkbladen). Voorbereiding • Bestudeer de docenteninstructie. Lees de opzet van het project en wat de categorie precies inhoudt. Wat moeten de leerlingen tijdens dit project leren? Lees vervolgens de vier lesmomenten en bepaal of het project aansluit bij het niveau en de belevingswereld van de leerlingen. Pas de projecten eventueel aan met behulp van de differentiatiemogelijkheden of door het uitbereiden van tijd en/of lesmomenten. • Bekijk de leerlingwerkbladen en pas deze eventueel ook aan. Pas bijvoorbeeld het taalgebruik aan of gebruik andere voorbeelden. Kopieer de leerlingwerkbladen voor de leerlingen. • Maak een planning voor het project. Plan wanneer u welke les geeft en welke opdrachten de leerlingen tijdens en buiten de les moeten maken. Regel eventuele extra benodigdheden, ruimten of contacten. Bijvoorbeeld bij het project Samen werken en doen: organiseren van een markt voor een goed doel, een ruimte regelen waar deze markt kan worden gehouden. 4
•
Kies er eventueel voor om een project met meerdere klassen tegelijk uit te voeren of andere klassen uit te nodigen als publiek. Bijvoorbeeld bij het project Een taak uitvoeren: samen met een andere klas een schoolkrant maken, de rubrieken over beide klassen verdelen, de schoolkrant onder alle onderbouwleerlingen verspreiden.
Uitvoering Algemeen Iedere les bestaat uit een klassikaal deel en een deel waarin de leerlingen zelfstandig werken op het leerlingwerkblad. Het zelfstandig werken vindt soms individueel en soms in groepjes plaats. Een deel hiervan gebeurt in de les en een deel daarbuiten. Na een klassikale start, krijgen de leerlingen een leerlingwerkblad behorende bij de les. Deze kunnen zij bijvoorbeeld in hun ‘socialecompetentiemap’ voegen. De leerlingwerkbladen kunt u het beste aan de leerlingen geven op het moment dat ze daadwerkelijk bij de bewuste verwerking (vragen, opdrachten, e.d.) zijn aanbeland. De bladen volgen namelijk soms op datgene wat in de klas is besproken. Geef de leerlingen tijdens de verwerking de begeleiding die zij nodig hebben. Vraag eventueel tussen de lesmomenten door hoe het ervoor staat. Eerste les Iedere eerste les start met een inleiding op het project. Hierin staan verschillende suggesties, zoals een suggestie voor een filmfragment. De docent moet dit (of een vergelijkbaar) filmfragment zelf opzoeken. Kies een inleiding die het beste bij de klas past. Bespreek hoe de categorie tijdens deze inleiding aan bod komt. Bijvoorbeeld bij het project Aardig doen: fragment uit de film Le fabuleux destin d'Amélie Poulain. Amélie helpt een blinde man, ze doet aardig door hem te helpen en deel te laten uitmaken van de omgeving. De categorie en bijbehorende doelen worden vervolgens uitgediept door het beantwoorden van vragen. Tweede les Tijdens de tweede les blikt u terug op de vorige les en bespreekt u de verwerking. Vervolgens gaan de leerlingen naast ‘het leren over’ ook daadwerkelijk het gedrag oefenen. Dit gebeurt door het uitvoeren van verschillende soorten activiteiten in groepjes. Tijdens deze les voeren de leerlingen een opdracht uit waarin ze dit gedrag oefenen of bereiden zij een grotere activiteit voor. Derde les Tijdens de derde les blikt u terug op de vorige les. De leerlingen gaan verder met hun opdrachten of voeren de door hen voorbereide activiteit uit.
Veel succes en plezier met Jongeren en… hun sociale talenten! 5
Handleiding
Vierde les De leerlingen presenteren de resultaten van hun activiteit en evalueren het project aan de hand van een aantal vragen.
Docenteninstructie
Ervaringen delen Met anderen delen wat je bezighoudt, zowel positieve als negatieve ervaringen
7
Opzet project
Categorie: Ervaringen delen
Dit project gaat over de categorie Ervaringen delen en bestaat uit vier lesmomenten. Tussen de lesmomenten door voeren de leerlingen opdrachten uit. Het project bestaat uit de volgende lessen: Les 1: OriĂŤntatie op de categorie Les 2: Situaties bedenken en werkvorm uitkiezen Les 3: Ervaringen delen Les 4: Presentatie en evaluatie Tijdens dit project denken de leerlingen na over het delen van ervaringen. Ook zullen zij in groepjes praten over hun positieve en negatieve ervaringen. Vervolgens zullen zij deze ervaringen met de rest van de groep delen, bijvoorbeeld in de vorm van een rap, fotocollage of film. Hieronder staat de instructie voor de docent. De opdrachten voor de leerlingen staan op de leerlingwerkbladen. Deze opdrachten kan de docent aansluitend op het klassikale gedeelte laten uitvoeren of als huiswerk opgeven. Ervaringen delen SCOL-vraag 5, 9 en 11 Deelt de leerling met anderen wat hem bezighoudt, zowel de positieve als de negatieve ervaringen? Heeft hij plezier met anderen? Houding Is de leerling geĂŻnteresseerd in wat anderen meemaken? Hoort de leerling bij de groep? Heeft de leerling vertrouwen in anderen? Vraagt de leerling aandacht van anderen? Laat de leerling, als hij dat wil, zien hoe hij zich voelt? Kennis Weet de leerling waarom, in welke situaties en met wie je ervaringen deelt? Weet de leerling welke ervaringen je deelt en welke niet?
Jongeren en hun sociale talenten
Vaardigheden Kan de leerling ervaringen delen? Kan de leerling met anderen praten en lachen? Kan de leerling samen met een ander naar iets kijken, iets samen doen en erover praten? Doelen waaraan de leerlingen gaan werken 1. Leuke dingen die jezelf meemaakt 2. Nare dingen die jezelf meemaakt 3. Dingen die je samen deelt
8
Les 1: Oriëntatie op de categorie Inleiding Leid de les op één van de volgende manieren kort in: • Een oproep tot het kopen van loten of het meedoen met spelletjes waarmee veel geld mee te winnen valt. • Een stukje uitzending waarin iemand de jackpot of een andere grote geldprijs wint. • Een lot van een loterij. • Een krantenartikel waarin is beschreven wie de jackpot of een andere prijs heeft gewonnen.
Dit project gaat over ervaringen delen, dat wil zeggen: dat je met anderen deelt wat je bezighoudt, zowel positieve als negatieve ervaringen. Bespreek de volgende vragen klassikaal. De leerlingen kunnen eventueel voorafgaand aan de bespreking deze vragen op leerlingwerkblad 1 beantwoorden. Hun mogelijke antwoorden staan cursief. Vragen
Wanneer hun antwoorden gaan over hoe zij het geld gaan besteden, vraag hen dan nogmaals wat het állereerste is wat zij doen nadat zij te horen hebben gekregen dat zij hebben gewonnen. Bel je iemand op? Wie en waarom diegene? De mensen die je het beste kent, je familie of iedereen die het maar wil horen? Hoe voel je je als je de leuke dingen die je meemaakt, deelt met anderen? Het voelt extra goed als iemand anders samen met jou blij is. Wat doe je als je een onvoldoende hebt gekregen voor een werkstuk waar je heel hard aan hebt gewerkt? Vertel je het tegen iemand? Tegen wie? Waarom? Tegen niemand, alleen tegen je allerbeste vriend, je ouders, tegen iedereen behalve je ouders. Het lucht op, ze moeten het toch weten, ze komen er toch wel achter. Hoe voel je je als je de nare dingen die je meemaakt deelt met anderen? Goed, want je wilt je verhaal aan iemand kwijt, iemand begrijpt je en kan je steunen. Niet goed, want je wilt de nare dingen liever voor jezelf houden, je schaamt je ervoor, je bent bang dat het nare gevolgen heeft, het gaat niemand wat aan. Heb je wel eens iets samen met iemand/anderen meegemaakt waar je nog steeds over napraat? Bijvoorbeeld een vakantie, feest, wedstrijd, ruzie of het overlijden van iemand. Wat heb je meegemaakt en met wie? Wat is er leuk of fijn aan om daar over na te praten? Je krijgt er een groepsgevoel van, het is leuk/fijn om herinneringen op te halen met iemand die weet hoe jij je voelt, doordat iemand anders hetzelfde heeft meegemaakt, begrijpt hij jou beter.
9
Ervaringen delen
Wat is het eerste wat je doet als je hoort dat je de jackpot hebt gewonnen? Wie laat je het weten?
Leg de leerlingen de volgende opdracht uit (leerlingwerkblad 2). Deze opdracht kunt u klassikaal laten uitvoeren of als huiswerk opgeven. Let op: de ervaringen die de leerlingen tijdens deze opdracht noteren, presenteren ze later aan de hele groep. Benadruk dus dat de leerlingen alleen ervaringen moeten opschrijven die ze willen delen met hun klasgenoten. Opdracht •
•
Bedenk iets waar je trots op bent of blij mee bent. Bijvoorbeeld dat je veel weet van een bepaald onderwerp, goed bent in sport, veel verstand hebt van muziek, goed met mensen kunt praten, goed kunt tekenen, goed bent in styling, goed kunt computeren, dat je een heel relaxte vakantie tegemoet gaat, dat het nu heel lekker weer is. Schrijf dit op. Schrijf ook op waarom je hier trots op of blij mee bent. Bedenk ook iets waar je niet blij mee bent, of iets wat je niet leuk vindt (maar wat je wel kwijt wilt) en schrijf dit op. Schrijf ook op waarom je hier niet blij mee bent of waarom je dit niet leuk vindt. Dit kan iets zijn wat je zelf hebt meegemaakt, maar het kan ook iets minder persoonlijks zijn. Bijvoorbeeld dat iemand je vervelend heeft behandeld, dat je iets wilde kopen wat net was uitverkocht, dat je het niet eens bent met de politiek of dat je een nummer dat nu een hit is, heel slecht vindt.
Jongeren en hun sociale talenten
Bijvoorbeeld: Waarop of waarmee?
Waarom?
Trots/blij
Goed cijfer gehaald voor proefwerk Frans
Vind Frans heel moeilijk, extra bijles voor gehad, nu toch een goed cijfer en daardoor een voldoende op mijn rapport
Niet blij/ niet leuk
In het weekend tijdens voetbal gevallen en mijn been gebroken
Doet pijn en zes weken in het gips, mag twee maanden niet voetballen
10
Les 2: Situaties bedenken en werkvorm uitkiezen Blik terug op de vorige les. Bespreek de volgende vragen klassikaal. De leerlingen kunnen eventueel voorafgaand aan de bespreking deze vragen op leerlingwerkblad 3 beantwoorden. Hun mogelijke antwoorden staan cursief. Vragen
Bedenk op welke manieren mensen honderd jaar geleden ervaringen met elkaar deelden. Via verhalen, boeken, liedjes, schilderijen, brieven.
Bedenk op welke manieren mensen nu ervaringen met elkaar delen.
Via verhalen, boeken, liedjes/rap, schilderijen, brieven, foto’s, videobeelden/televisie, internet, telefoon/sms. Wat zijn voordelen dat er nu meer manieren zijn om ervaringen met elkaar te delen? Iedereen kan op zijn eigen manier zijn verhaal kwijt, je komt meer in aanraking met wat andere mensen meemaken of vinden, je vindt misschien eerder iemand die hetzelfde heeft meegemaakt als jij, je kunt op elk moment ervaringen delen, je kunt je verhaal kwijt aan een breder publiek dan alleen je directe omgeving, als je te weten komt dat mensen een nare ervaring hebben meegemaakt, kun je er iets aan doen. Wat zijn nadelen dat er nu meer manieren zijn om ervaringen met elkaar te delen? Je wilt niet altijd alles weten wat je op televisie ziet (alle informatie komt binnen), mensen met slechte ideeÍn kunnen makkelijker andere mensen bereiken en overtuigen.
11
Ervaringen delen
Leg de opdracht van leerlingwerkblad 3 uit. De vorige les heeft iedereen opgeschreven welk positief en negatief onderwerp zij kwijt wil. Elke leerling mag kiezen met welke van onderstaande werkvormen zij hun positieve en negatieve ervaringen willen delen met de rest van de klas. Vertel dat ze dit uiteindelijk in groepjes gaan presenteren. Leg uit dat dit bijvoorbeeld kan door het tonen van filmpje dat ze zelf hebben gemaakt of door het laten zien van een fotoreportage, die ze vervolgens mondeling toelichten. Als leerlingen een andere werkvorm bedenken waarmee ze hun ervaringen willen presenteren, mag dit natuurlijk ook.
Groepjes vormen Laat de leerlingen een werkvorm kiezen. Vraag wie welke werkvorm heeft gekozen en maak groepjes. Leerlingen die dezelfde werkvorm hebben gekozen, vormen een groepje. Opdracht Tijdens de vorige les heb je opgeschreven waar je trots op bent of blij mee bent. Je hebt ook opgeschreven waar je niet blij mee bent of wat je niet leuk vindt. Je kunt deze ervaringen op de volgende manieren delen: • Rap of lied • Gedicht of verhaal • Tekening/schilderij • Filmpje • Fotoreportage/fotocollage • Iets anders, namelijk: _________________________________________________________ Op welke manier wil jij je ervaringen delen? Kies één manier: ________________________________________________________________________________ De docent deelt de groepen in.
Jongeren en hun sociale talenten
Ik hoor bij groep: __________________________________________________________________
12
Leerlingwerkbladen
Ervaringen delen
17
Ervaringen delen
Met anderen delen wat je bezighoudt, zowel positieve als negatieve ervaringen
Leerlingwerkblad 1 Vragen
Wat is het eerste wat je doet als je hoort dat je de jackpot hebt gewonnen? Wie laat je het weten? _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________
Hoe voel je je als je de leuke dingen die je meemaakt, deelt met anderen? _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________
Wat doe je als je een onvoldoende hebt gekregen voor een werkstuk waar je heel hard aan hebt gewerkt? Vertel je het tegen iemand? Tegen wie? Waarom? _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________
Hoe voel je je als je de nare dingen die je meemaakt deelt met anderen? _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________
Heb je wel eens iets samen met iemand/anderen meegemaakt waar je nog steeds over napraat? Bijvoorbeeld een vakantie, feest, wedstrijd, ruzie of het overlijden van iemand. Wat heb je meegemaakt en met wie? _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________
Jongeren en hun sociale talenten
Wat is er leuk of fijn aan om daar over na te praten? _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________
18
Leerlingwerkblad 2 Opdracht • Bedenk iets waar je trots op bent of blij mee bent. Schrijf dit op. Schrijf ook op waarom je hier trots op of blij mee bent. • Bedenk ook iets waar je niet blij mee bent, of iets wat je niet leuk vindt (maar wat je wel kwijt wilt) en schrijf dit op. Schrijf ook op waarom je hier niet blij mee bent of waarom je dit niet leuk vindt. Waarop of waarmee?
Waarom?
Trots/blij
19
Ervaringen delen
Niet blij/niet leuk