Nederlands in Uitvoering Leerjaar 1
Uitgaan
Gericht informatie zoeken
Algemene modulegegevens Leerjaar:
1
Taaltaak:
Gericht informatie zoeken
Thema:
Uitgaan
Leerstijlvariant: ERVAAR - BEKIJK - DENK - DOE
Beschrijving van de module De leerlingen maken een activiteitenprogramma van ongeveer een week voor de komende vakantie. De activiteiten worden verzameld in een door de leerlingen zelf te ontwerpen vakantiepaspoort. De leerlingen zoeken de benodigde informatie op internet en in (uit)kranten en uitgaansfolders.
Inzet van de module U kunt deze module het beste inzetten in een periode van maximaal drie weken voorafgaand aan een vakantie. Als u de module inzet voorafgaand aan de zomervakantie, moet u er rekening mee houden dat de leerlingen bij het zoeken naar informatie soms moeilijkheden tegenkomen, doordat bijvoorbeeld het seizoen van theaters en sportcompetities beëindigd is. U kunt de leerlingen er dan op wijzen dat ze hun zoektocht meer moeten richten op festivals, toernooien en dergelijke. In deze module is samenwerking mogelijk met ckv en met verschillende andere leergebieden. Ook samenwerking met de moderne vreemde talen is een optie. Kijk voor meer informatie bij ‘Suggesties voor samenwerking met andere vakken’ aan het eind van deze handleiding.
Doelen •
De leerling weet wat voor informatie in verschillende soorten bronnen te vinden is.
•
De leerling kent verschillende manieren van zoeken op internet: zoeken op trefwoord, zoeken op de naam van een instelling en zoeken via startpagina’s.
•
De leerling begrijpt de functie van beeld en opmaak van een tekst (hier: websites en foldermateriaal) en past deze kennis toe bij het zoeken naar informatie en bij het ontwerpen van het vakantiepaspoort.
•
De leerling kan relevante informatie selecteren, zowel bij het zoeken op internet als bij het zoeken in gedrukt materiaal.
•
De leerling past zelfstandig een passende leesmanier toe bij het zoeken naar informatie, zoals globaal lezen, zoekend lezen en precies lezen.
•
De leerling kan aantekeningen (of kopieën/prints) maken van de belangrijkste informatie in de tekst, om
Nederlands in Uitvoering
die later weer te kunnen gebruiken.
2
Materialen en voorbereiding Les 1 Opdracht 3
Zorg voor elk tweetal voor een computer met internetaansluiting. Reserveer zonodig een computerruimte.
Opdracht 4
Zorg voor een leeg vel papier voor elk groepje.
Opdracht 5
Zorg voor kladpapier.
Les 2 Opdracht 6
Kopieer voor elk groepje de vijf werkbladen bij opdracht 6. Lamineer alle kopieën zo mogelijk en knip de kaartjes uit. Zo kunt u ze nog jaren gebruiken! (Eventueel kunt u de leerlingen de kaartjes laten uitknippen). Zorg voor een dobbelsteen per groepje. Verzamel voor elk groepje informatiemateriaal over uitgaan: uitgaansfolders van theaters, kranten met uitgaanspagina’s, filmladders, et cetera.
Les 3 Opdracht 10
Kopieer voor iedere leerling een (actuele) ‘filmladder’.
Les 4 Opdracht 11
Deze opdracht kunt u eventueel buiten lestijd laten uitvoeren. Als u de opdracht binnen lestijd laat doen, dan zijn per groepje twee computers met internetaansluiting nodig. Zorg verder voor uitgaansfolders en actuele uitgaanskranten voor elk groepje. U kunt de leerlingen deze ook zelf laten meenemen.
Opdracht 12
Zorg voor (gekleurd) papier, scharen en lijm als het vakantiepaspoort op papier gemaakt wordt.
Aanwijzingen per les Les 1
Ervaar: Waar is informatie te vinden?
Bespreek het titelblad van deze module en het gidsblokje bij les 1. Neem eventueel ook de woorden uit de woordenlijst klassikaal door. Opdracht 1, 2 en 3
Verdeel de leerlingen in tweetallen. Bij een beperkt aantal computers kunt u eventueel de helft van de klas eerst opdracht 3 laten maken, terwijl de andere helft opdracht 1 en 2 doet. Wissel na ongeveer 15 minuten. Uitgaan - Gericht informatie zoeken
Opdracht 4
Vorm groepjes van vier leerlingen. Deze groepjes werken gedurende de gehele module samen verder aan het vakantiepaspoort.
Opdracht 5
Zie leerlingenmateriaal.
3
Les 2
Bekijk: Hoe kom je meer te weten over uitgaan?
Blik kort terug op de vorige les en bespreek het gidsblokje bij deze les. Opdracht 6
Het spel heeft betrekking op het zoeken naar informatie en op de nieuwe woorden. Verdeel de leerlingen in groepjes van vier, waarbij twee leerlingen samen een team vormen. Vertel de leerlingen dat ze eerst met hun eigen team het spel voorbereiden en daarna met z’n vieren het spel gaan spelen. (Eventueel kunt u dezelfde groepen aanhouden als bij opdracht 4. De leerlingen kunnen het spel ook in twee- of drietallen spelen. Ze kunnen dan niet overleggen met een teamgenoot. Geef elk groepje alle werkbladen bij opdracht 6 en enkele folders. Loop tijdens het spel rond, observeer de verschillende manieren van zoeken en geef zonodig tips.
Opdracht 7
De leerlingen werken weer in hetzelfde groepje als bij opdracht 4. Loop rond en ondersteun de groepjes bij het invullen van het schema. (Eventueel kunt u het schema innemen ter beoordeling. Vertel dit dan wel van tevoren.)
Les 3
Denk: Hoe zoek je informatie?
Blik kort terug op de vorige les en bespreek het gidsblokje bij deze les. Opdracht 8
Bespreek de uitleg zonodig klassikaal. Ga hierbij in op eigen ervaringen van leerlingen: welke informatiebronnen en zoekmethoden gebruiken zij zelf? Waarom vinden zij een bron of methode wel of niet handig?
Opdracht 9
De leerlingen werken weer in hetzelfde groepje als bij opdracht 4 en 7. Neem de eisen voor het paspoort eventueel klassikaal door. Als u de leerlingen buiten de les wilt laten zoeken naar informatie, kunt u opdracht 11 als ‘huiswerk’ opgeven, eventueel met aanvullende instructies.
Opdracht 10
Les 4
Zie leerlingenmateriaal.
Doe: Zoek maar op!
Nederlands in Uitvoering
Blik kort terug op de vorige lessen en bespreek het gidsblokje bij deze les. Opdracht 11
4
Laat de leerlingen zelfstandig zoeken naar informatie. Loop rond en assisteer waar nodig.
Opdracht 12
Bespreek opdracht 11 eventueel klassikaal na, nadat de leerlingen de zoekresultaten in de groepjes besproken hebben. Vraag bijvoorbeeld een leerling uit elk groepje om kort verslag te doen van het zoeken en de gevonden informatie. Eventueel kunt u de groepjes hun zoekresultaten aan u laten voorleggen, voordat ze met het paspoort aan de slag gaan.
Extra opdracht
Zie leerlingenmateriaal.
Beoordeling U kunt de leerlingen in deze module goed beoordelen aan de hand van het eindproduct. Daarbij kunt u de criteria hanteren die in opdracht 9 zijn genoemd: •
voor elke dag van de vakantie (tenminste) twee activiteiten;
•
tenminste drie verschillende soorten activiteiten;
•
goede en voldoende informatie over elke activiteit.
Bij het laatste punt kunt u onderscheid maken tussen bbl- en kbl-leerlingen. Daarnaast kunt u in de beoordeling mee laten wegen: •
duidelijkheid van de indeling;
•
kwaliteit van de uitvoering (mooi, netjes, extra’s zoals een slogan om de activiteit aan te prijzen of passende pictogrammen bij de categorieën);
•
samenwerking binnen de groep.
Eventueel kunt u ook het schema in opdracht 7 bij de beoordeling betrekken. Leerlingbeoordeling U kunt er ook voor kiezen om de leerlingen elkaar te laten beoordelen. Laat elk groepje dan de vakantiepaspoorten van (ten minste) twee andere groepjes bekijken (organiseer beoordeelrondes). Laat de leerlingen eerst twee afzonderlijke oordelen geven: •
een ‘objectief’ oordeel over de uitvoering van de opdracht; aan de hand van opdracht 9 controleren of het paspoort voldoet aan de gestelde eisen;
•
een persoonlijk oordeel van elke leerling over de uitvoering (vormgeving) van het product.
Uiteindelijk geeft de groep als totaaloordeel een ‘onvoldoende’, ‘voldoende’ of ‘goed’, met een motivatie erbij. Op de website www.nederlandsinuitvoering.nl vindt u een woordenschattoets over de woorden in deze module. Extra oefeningen met de woorden staan op www.woordenweb.nl. Uitgaan - Gericht informatie zoeken
5
Suggesties voor samenwerking met andere vakken In deze module is samenwerking mogelijk met ckv en met verschillende andere leergebieden. Ook samenwerking met de moderne vreemde talen is een optie. Als binnen ckv bijvoorbeeld een bepaalde kunststroming aan de orde is, kunt u in overleg met de docent ckv opdracht geven om een programma samen te stellen dat bestaat uit activiteiten die passen binnen die stroming. Ook kunt u een programma rond een bepaald genre of artiest (retrospectief) laten maken. Een aanvullend criterium kan zijn dat de activiteiten betaalbaar zijn met ckv-bonnen. Ook kunt u een activiteitenprogramma laten samenstellen dat aansluit bij een projectweek of bij een onderwerp binnen een van de leergebieden. Bijvoorbeeld: in het kader van een projectweek rond het thema ‘water’ activiteiten als een tentoonstelling over de watersnoodramp, of de geschiedenis van de riolering of drinkwaterwinning. Bij een dergelijke thematische invulling van het ‘activiteitenpaspoort’ kunt u de module zo aanpassen: •
Vervang het titelblad door een eigen projectblad, waarop u de term ‘vakantiepaspoort’ vervangt door een passende benaming van het eindproduct, bijvoorbeeld ‘Sportpas’ of ‘......-activiteitenkalender’. Gebruik die term vervolgens ook bij de bespreking van de gidsblokjes bovenaan de lessen.
•
Maak een lijstje met aanvullende eisen voor de te verzamelen activiteiten en geef dit bij opdracht 4 aan de leerlingen.
Het projectblad en de aanvullende eisen kunt u opstellen in overleg met een betrokken docent van een ander vak. •
Laat de vragen bij opdracht 1 en 2 aansluiten bij het aangepaste thema.
•
Zorg zo mogelijk voor specifieke informatiebronnen bij het ‘Uitgaans-Informatiespel’ in opdracht 6. Verzamel zoveel mogelijk folders en tijdschriften met activiteiten die passen binnen het projectthema.
Ook kunt u in samenwerking met een docent moderne vreemde talen een vakantiepaspoort voor buitenlandse toeristen laten ontwerpen. Niet alleen kan het paspoort dan in een andere taal of in verschillende taalvarianten geschreven worden, maar ook kan een activiteitenaanbod samengesteld worden dat interessant is voor toeristen of groepen uit een bepaald land, bijvoorbeeld musea en exposities van bekende Nederlandse kunstenaars, excursies naar locaties en attracties die iets te maken hebben met de Nederlandse geschiedenis. Een andere variant is een activiteitenprogramma samenstellen voor een stad in
Nederlands in Uitvoering
het buitenland.
6
Werkblad bij opdracht 6
START
Uit
Spelbord ‘Uitgaans-Informatiespel’
☺
Uit
☺
Uit
☺
Uit
☺ Uit
Uit
☺
Uit
Uitgaan - Gericht informatie zoeken
Uit
Uit
7
Werkblad bij opdracht 6
Wat is een entree?
Wat is juist?
1 Wat het kost om ergens binnen te mogen. 2 Trapje om op het podium te komen. 3 Theatervoorstelling.
1 In een theater kun je een toneelspeler reserveren. 2 Voor een toneelvoorstelling kun je kaartjes reserveren.
Leg uit wat er bedoeld wordt met een ‘bezienswaardigheid’.
Geef een voorbeeld van wat er is opgenomen in het programma van een theater.
Maak een goede zin met het woord ‘selecteren’.
Maak een rijmpje van twee regels waarin het woord ‘tegenovergesteld’ voorkomt.
Maak een goede zin met het woord ‘actueel’.
Nederlands in Uitvoering
Van welk genre boeken houd jij? Geef een voorbeeld.
8
Kaartjes ‘Uitgaans-Informatiespel’
Loop om jullie tafel heen en noem intussen twee bronnen waaruit je te weten kunt komen welke films deze week gedraaid worden.
Waar kun je een voorstelling zien? Geef drie voorbeelden.
Bij welke categorie kun jij ingedeeld worden? Leg uit waarom.
Noem drie verschillende dingen die je kunt bekijken in een schouwburg.
Werkblad bij opdracht 6
Zoek een film die op vrijdagavond gedraaid wordt.
Kaartjes ‘Uitgaans-Informatiespel’
Zoek een film die tussen 7 en 8 uur ‘s avonds begint.
Zoek een film die je op zaterdagmiddag kunt zien.
Kijk in een folder van een theater. Wat is er aanstaande zaterdag te zien?
Kijk in een folder van een theater. Hoe laat begint de voorstelling aanstaande zondagmiddag?
Kijk in een folder van een theater. Hoeveel is de entree van de zondagmiddagvoorstelling? Is die voor kinderen en volwassenen gelijk?
Zoek een voorstelling waar jij heen zou willen. Leg uit waarom die voorstelling je leuk lijkt.
Zoek een film waar jij heen zou willen. Leg uit waarom je naar die film wilt.
Zoek een film die voor alle leeftijden geschikt is.
Naar welke voorstelling zou jij absoluut niet willen? Leg uit waarom.
Uitgaan - Gericht informatie zoeken
Naar welke film zou jij absoluut niet willen? Leg uit waarom.
Kijk in een folder van een theater. Welke voorstelling is ook geschikt voor kinderen jonger dan 12 jaar?
9
Werkblad bij opdracht 6
Antwoorden ‘Uitgaans-Informatiespel’
vraag: Wat is entree? antwoord: 1 Wat het kost om ergens binnen te mogen. vraag: Wat is juist? antwoord: 2 Voor een toneelvoorstelling kun je kaartjes reserveren. vraag: Leg uit wat er bedoeld wordt met een bezienswaardigheid. antwoord: Een bezienswaardigheid is iets wat in een stad of een streek het bekijken waard is. vraag: Geef een voorbeeld van wat er is opgenomen in het programma van een theater. antwoord: Bijvoorbeeld: een toneelstuk, een cabaretvoorstelling, een musical, een concert of een muziekvoorstelling. Als je in de informatiebronnen hebt gekeken en de namen noemt van programmaonderdelen uit een theaterfolder, is het ook goed. vraag: Maak een goede zin met het woord ‘selecteren’. antwoord: Laat dit beoordelen door je docent. vraag: Maak een rijmpje van twee regels waarin het woord ‘tegenovergesteld’ voorkomt. antwoord: Laat dit beoordelen door je docent. vraag: Maak een goede zin met het woord ‘actueel’. antwoord:
Nederlands in Uitvoering
Laat dit beoordelen door je docent.
10
Antwoordblad bij opdracht 6
Uitgaans-Informatiespel
vraag: Loop om jullie tafel heen en noem intussen twee bronnen waaruit je te weten kunt komen welke films er deze week gedraaid worden. antwoord: Bijvoorbeeld: een (actuele) filmladder, de krant, een uitgaansmagazine, een folder van de bioscoop, de website van de bioscoop of van de gemeente. vraag: Waar kun je een voorstelling zien? Geef drie voorbeelden. antwoord: Bijvoorbeeld: in het (muziek)theater, in de schouwburg, in de bioscoop (een filmvoorstelling), op een festival, op straat. Als je de namen noemt van theaters of bioscopen bij jullie in de buurt of uit de folders, is het ook goed. vraag: Van welk genre boeken houd jij? Geef een voorbeeld. antwoord: Dit is je eigen mening. Voorbeelden van boekengenres zijn: korte verhalen, strips, jeugdromans, avonturenboeken, spannende boeken (detectives, thrillers, horror), boeken over liefde, boeken over geschiedenis, dagboeken, enzovoorts. vraag: Bij welke categorie kun jij ingedeeld worden? Leg uit waarom. antwoord: Bijvoorbeeld: bij de ‌-jarigen (vul je eigen leeftijd in op de plaats van de stippeltjes), bij de tieners, bij de middelbare scholieren, bij de vmbo’ers, bij de jongens of de meisjes. vraag: Noem drie verschillende dingen die je kunt bekijken in een schouwburg. antwoord: Bijvoorbeeld: een toneelstuk, een cabaretvoorstelling, een musical, een concert. Als je in de informatiebronnen hebt gekeken en de namen noemt van programmaonderdelen uit een theaterfolder, is het ook goed. Uitgaan - Gericht informatie zoeken
De antwoorden op de andere vragen moet je opzoeken in de informatiebronnen over uitgaan. Laat het antwoord eventueel beoordelen door je docent, maar waarschijnlijk kunnen jullie het juiste antwoord best samen bepalen.
11