cepezed columns

Page 1

cepezed co umns

De columns in deze leporello vormen een selectie uit de bijdragen die cepezed-partner Ronald Schleurholts tussen januari 2015 en najaar 2019 schreef voor bouwkrant Cobouw. Met minimale verschillen in met name interpunctie zijn de teksten voor deze publicatie opnieuw geredigeerd. De columns Periodiek systeem der duurzaamheid en Laaghangend circulair fruit zijn zonder verschil in strekking wat ingekort en daarvoor op punten wat anders geformuleerd.

goed opdrachtgeverschap 8 mei 2017 Eén van de opmerkelijkste gebouwen van Frank Lloyd Wright (18671959) is zonder meer de Beth Sholom Synagogue in Elkins Park, Philadelphia. Ik bracht er recent een bezoek; met zijn hoge translucente kap op een betonnen onderbouw leek het gebouw als een zeilschip de luxe villawijk binnengevaren. Een plaquette in de entree getuigt van de nauwe samenwerking met rabbi Mortimer J. Cohen. Deze wenste een totaal nieuwe, werkelijk Amerikaanse synagoge los van de Europese tradities en conventies. Het verhaal wil dat architect en opdrachtgever een haast symbiotische samenwerking doorliepen: de vormgeving, ruimtelijke organisatie, het functioneren en de symboliek van het gebouw hangen nadrukkelijk samen. Het belang van goed opdrachtgeverschap is nauwelijks te overschatten. De ideale opdrachtgever is betrokken en verantwoordelijk, zorgt voor een locatie, budget en programma én spreekt zich uit over het bijbehorende gebruik. De architect weet zich op zijn beurt verantwoordelijk voor verrassende en doorwrochte oplossingen die binnen de kaders maximaal recht doen aan de wensen en ambities. Om uit niets iets tot stand te brengen, nemen opdrachtgever en ontwerper in open dialoog voortdurend grote en kleine beslissingen. Gelukkig hebben wij veel uitstekende opdrachtgevers. Maar de laatste tijd zien we nogal eens dat de opdrachtgeversrol schimmig is of zelfs nauwelijks invulling krijgt. Kaders zijn (soms bewust) onduidelijk en beslissingen blijven uit. In gelaagde organisaties raakt de communicatie gefilterd en vervormd; de doodsteek voor een goede samenwerking geënt op gedeelde ambitie, vertrouwen en respect voor elkaars expertise en belangen. Zelden leidt zo’n getroebleerd proces tot een bijzonder resultaat. Wij zeggen vaak ‘Iedere opdrachtgever krijgt het gebouw dat hij verdient’. Wright overleed een klein half jaar vóór de opening van zijn enige synagoge. Van de plaquette met de respectvolle vermelding van rabbi Cohen zal hij daarom niet de initiator zijn. Gezien zijn beruchte egocentrisme is het ook de vraag of hij ermee had ingestemd. Maar ze hangt er met recht: het gebouw toont onmiskenbaar wat goed opdrachtgeverschap vermag.

swingen in de bouw 22 januari 2015 Hij ligt weer in de bus, de uitnodiging voor het Gala van de Nederlandse Bouw. Bouwers, leveranciers, opdrachtgevers, architecten, adviseurs enzovoorts – iedereen treedt straks weer opgepoetst aan in het Utrechtse Beatrixtheater. Het doet me denken aan de documentaire van Louis Theroux over een groep swingers in de VS. Deze mensen organiseren feesten waarbij men in informele setting aan partner swapping doet. Zij houden zelfs lijsten bij met eigenschappen en voorkeuren, zodat er altijd mogelijkheden tot nieuwe partnerconfiguraties zijn. De huidige aanbestedingspraktijk voor grotere en complexere (semi) overheidsprojecten toont verrassende overeenkomsten met een swingersfeest: een in samenstelling vrij vaste poule van bouwers, facilitair dienstverleners, adviseurs en architecten gaat voor iedere DBFMO-tender of variant hierop een nieuwe paringsdans aan. Men houdt lijstjes bij en de kunst is om voor ieder project de juiste mix van partijen te verzamelen – niet te vroeg vastgelegd, maar ook niet te laat want dan vis je achter het net en sta je buitenspel. Consortia komen tot stand in grote vergaderingen met een interessante blik in elkaars keuken en meer inzicht in elkaars belangen en werkwijzen. De zoektocht naar de meest kansrijke combinatie levert vaak verrassende kruisbestuivingen en resultaten op. Niet zelden werk je met partijen of disciplines die je voorheen niet tegenkwam in een ontwerptraject of die zelfs je concurrent waren. Voor iedere speler is het daarbij steeds van belang zijn eigen identiteit in te brengen en zijn meerwaarde voor het project van dat moment aan te tonen. Onbedoeld neveneffect van het overheidsbeleid is wel dat de spoeling aan partijen dun is. Hoeveel grote bouwers in Nederland kunnen immers een DBFMOtraject aan? In dit licht raad ik u allen aan goed uit te kijken op de afterparty van het Gala van de Nederlandse Bouw: wie doet het met wie de komende tijd?

esoterische lulkoekbingo 19 maart 2015 Kent u de lulkoekbingo nog? Het spel kwam zo half jaren negentig op en veegde tijdens vergaderingen de vloer aan met hoogdravend, omsluierend of rechtuit betekenisloos jargon. Wie het eerst een x-aantal opgeblazen, pseudo-intellectuele termen in het taalgebruik van zijn medevergaderaars registreerde, riep hardop ‘Bingo!’ en had gewonnen. Tijden van crisis nodigen uit tot bezinning en zelfreflectie; in de afgelopen jaren is dan ook een steeds breder spectrum van allerlei soorten managementcursussen en -verbeteringstrajecten ontstaan, waarbij de soms nogal pompeuze terminologie vanzelfsprekend niet van de lucht is. De website van een Lean-programma waarvoor ik recent werd uitgenodigd, lijkt wel een voorgedrukte bingokaart. Opvallende nieuwkomers in de lingo zijn daarbij Japanse frasen als kaizen, kaikaku, kanban en poka yoke. Is dit toeval? Natuurlijk is de naoorlogse transformatie van de Japanse economie indrukwekkend en biedt het land treffende voorbeelden van effectieve management- en kwaliteitsbeheerssystemen. Maar het gebruik van genoemde termen neigt toch ook naar het esoterische en ongrijpbare van een geloof. Als je geld wilt verdienen, begin dan een religie, wist voormalig sciencefictionschrijver L. Ron Hubbard al. Zijn Dianetics-methodieken voor levensgeluk, de daaruit voortvloeiende Scientology Church en bovenal het bijbehorende, sektarische verdienmodel geheel gestoeld op inwijding, inkapseling en suggestiviteit maakten hem vervolgens tot multimiljonair. Ondernemen in moeilijke omstandigheden vraagt erom met een heldere visie flexibel in te spelen op de veranderende context. Organisaties die efficiënt kunnen meebuigen en zo in verschillende situaties meerwaarde bieden, zijn daarbij succesvol. Dit vraagt onder meer om een professionele grondhouding, hard werken, creativiteit en een open geest, maar vooral ook om een grote dosis gezond verstand. Wie zijn heil te zeer zoekt in cursussen of een geloof, komt veelal bedrogen uit, maar vult wel sneller zijn bingokaart.

prijzenfestijnen 29 mei 2017 U kent ze wel, de loterijenveloppen met knallende boodschappen als ‘Gefeliciteerd, u heeft de hoofdprijs gewonnen!’ Je hoeft maar te bevestigen om een stevig bedrag of een fijne middenklasse auto te bemachtigen. Alleen de kleine lettertjes berichten over de verplichting tot langdurige afschrijvingsmachtiging en wat kleine voorbehouden die het winnen toch vooral tot een bescheten kans degraderen. Het architectuurprijzenseizoen is momenteel vol op stoom; recent won mijn bureau de Amsterdam Architectuur Prijs en deze week nog waren we in de race voor het BNA Beste Gebouw van het Jaar. Op LinkedIn lopen mijn notificaties over met winnaars over de volle breedte van het vakgebied. Met de Provada in gang en de bouwvak nog op afstand volgt er de komende tijd ongetwijfeld nog een reeks prijzen voor gebouwen, ontwerpen, ontwikkelingen of opdrachtgeverschap. Prijzen voor architectuur en de gebouwde omgeving zijn prima en genereren vaak veel verdiende aandacht voor projecten. Omdat de organisatie ervan nu eenmaal geld kost, betalen deelnemers meestal een geringe inschrijfsom. De deelname aan sommige architectuurprijzen vertoont echter veel overeenkomst met die aan de grote loterijen: de organisatoren voeren een agressieve marketing en je moet fors betalen terwijl de winkans uiterst klein is. De grotere commerciële prijzenfestijnen huren dan nog wel bijzondere locaties af en een jury met gerenommeerde namen in. De afgelopen tijd werden we geconfronteerd met onderscheidingen die het wel heel bont maken. Vanuit Duitsland en de UK bereikten ons nominaties voor imposant klinkende maar volslagen onbekende designprijzen. De status ervan werd onderstreept met fraai gestileerd, op de doelgroep toegesneden drukwerk, dat ondanks de onmiskenbare kwaliteit deed denken aan loterijfolders. Nog een loterijelement: we hoefden onze nominaties alleen maar te ‘activeren’ middels overschrijving van een aanzienlijk bedrag. Daarvoor zouden we dan wel verzekerd zijn van resultaat: hoe hoger het bedrag, hoe hoger de prijs, van eervolle vermelding tot gold winner!

bord voor de kop

trots

23 juni 2017

23 augustus 2017

De Nederlandse poldercultuur is zowel beroemd als berucht. Een veelheid aan betrokkenen zoekt hierin tijdens lange vergaderingen eindeloos naar consensus, om die in een volgend overleg nog eens uitgebreid te heroverwegen. De methodiek is vermaard geworden vanaf de jaren tachtig, maar gaat terug tot aan de middeleeuwen.

Bij ons op kantoor doet zich momenteel een kleine geboortegolf voor. Beschuit met roze of blauw is inmiddels wekelijkse kost. Of dit een teken is van hersteld consumentenvertrouwen, het resultaat van een groeiend personeelsbestand of gewoon een toevallige samenloop van omstandigheden, laat zich vooralsnog raden. Zeker – en mooi om te zien – is wel dat elke jonge vader of moeder steevast overloopt van trots op iedere keer weer de mooiste baby ter wereld.

Ook in hedendaagse bouwprocessen vergadert men nog altijd lang en met veel mensen tegelijk. De huidige focus op samenwerking en integraliteit lijkt het zelfs allemaal alleen maar erger te maken; alsof die vanzelf komen wanneer je maar zoveel mogelijk disciplines langdurig in dezelfde ruimte zet. In de praktijk leidt één en ander er vooral toe dat slechts een beperkt aantal aanwezigen het woord voert, terwijl de rest in passiviteit vervalt; murw geslagen door de duur en breedte van het overleg. Zelf geef ik er daarom veruit de voorkeur aan met een beperkt aantal mensen in een beperkte tijd intensief een beperkt aantal onderwerpen of facetten te bespreken. Voor ‘mee-vergaderaars’ is er inmiddels wel een handig fenomeen het palaveren ingeslopen: de geopende laptop pontificaal op tafel. Tot voor kort was het nog onbeschoft om tijdens een overleg naar je computer te turen en was een steelse blik op je smartphone de maximaal haalbare afleiding. Maar tegenwoordig kijkt niemand meer vreemd op als driekwart van het gezelschap achter een groot scherm zit, waarop aanwezigen ongetwijfeld ondertussen ook de mail lezen, voetbaluitslagen doornemen of mogelijk zelfs vakanties boeken. Soms vraagt je je bijna af of het niet teveel stoort wanneer je daar nog ‘doorheen vergadert’. Aan de andere kant zie ik ook wel de voordelen van het laptop-vergaderen-in-gezelschap. Het laat de mogelijkheid tijdens overleggen veel ander werk te verzetten. Dit kan niet anders dan resulteren in een aanzienlijke efficiëntieslag. En die maakt het misschien weer mogelijk in kleiner comité alsnog een onderwerp écht uit te diepen.

In de bouw heerst momenteel eenzelfde hausse van vruchtbaarheid en optimisme. Nog niet zo lang geleden werd er nog maar weinig gebouwd en werd hooguit met regelmaat het meest duurzame gebouw ter wereld aangekondigd. Nu lijkt het één groot conceptiefeest en staan de sociale media vol luidruchtige berichten over nieuwe plannen en projecten. De makers hiervan zijn steevast even trots op ieder kersvers project als genoemde jonge ouders op hun nieuwbakken spruiten. Maar in de echoput van de onlinewereld neemt deze grootsheid soms potsierlijke vormen aan. Wanneer een architectenbureau bijvoorbeeld laat weten supertrots te zijn op een gewonnen project, komt een verliezend finalist hier ras achteraan met een felicitatiebericht dat vooral inleiding is tot uiting van trots over de eigen, helaas niet-winnende inzending. Verschillende adviseurs posten hierop volgend weer berichten van trots over hun bijdragen aan zowel de winnende als verliezende inzendingen. Trotse bouwer, trotse constructeur, übertrots, overjoyed and delighted, proud teamwork, het is maar een greep uit het voorhanden trots-vocabulaire. Het is fijn dat er weer genoeg grond voor optimisme is, maar ik snak inmiddels wel naar communicatie met iets meer betekenis en een wat creatiever taalgebruik. Nog benieuwder ben ik overigens naar de volgroeide, gebouwde resultaten van al die in pril stadium aangekondigde projecten; ik hoop dat iedereen daarop net zo trots kan zijn als op de conceptie.

the wolf 2 november 2017 In de catchy gangsterfilm Pulp Fiction uit 1994 staan de karakters Vincent Vega (John Travolta) en Jules Winnfield (Samuel L. Jackson) op zeker moment voor een acuut en dramatisch probleem. Door een hobbel in de weg schiet Vega per ongeluk hun gijzelaar door het hoofd, waardoor hun auto op klaarlichte dag plots besproeid is met brein, bloed en schedelbeen. Enter The Wolf, een memorabele bijrol van Harvey Keitel. The Wolf is de ultieme problem-solver-to-call, die de penibele situatie met straffe hand efficiënt en doelmatig gladstrijkt. Huurlingen die specialistische klusjes opknappen blijken ook in de Nederlandse bouw te bestaan. Ik heb het dan niet over dagloners uit het voormalige Oostblok, maar over een zzp’er die ik nu bij verschillende projecten voor verschillende aannemers heb zien opduiken om bij opdrachtgevers de duimschroeven aan te draaien. De huurling arrangeert claims van vertraging, meerwerk en wijzigingen nog voordat er maar een paal de grond in is gegaan. En speelt daarmee natuurlijk handig in op tijdsdruk en de natuurlijke neiging van opdrachtgevers juridische procedures te mijden. De precieze motieven voor deze modus operandi zijn onduidelijk. Is het een vertragingstactiek omdat de bouworganisatie nog niet is opgetuigd terwijl er wel verplichtingen liggen? Heeft de aannemer te laag ingeschreven en moet daarop vanaf moment één gecorrigeerd worden? Natuurlijk heeft ook de bouwer recht op een gezond project; wijzigingen, vertragingen door derden en onvoorziene omstandigheden zijn verrekenbare aspecten waarover in redelijkheid afspraken gemaakt moeten worden. Eventuele discussies daarover mogen alleen niet een proactieve, schadebeperkende aanpak belemmeren. En daar ligt direct het verschil tussen de twee typen fixers: waar The Wolf een echte puinruimer is die obstakels gezwind elimineert, werpt zijn Nederlandse bouwvariant juist problemen op om die vervolgens in te zetten als pressiemiddel.

chinese bouwsnelheden

passen en meten

2 juni 2015

Vooropgesteld dat er natuurlijk positieve uitzonderingen zijn, heeft ons architectenbureau er bijna dagelijks last van dat installatieadviseurs de grootste liability binnen het ontwerpproces vormen. Vaak niet vooruit te branden en als men dan eindelijk productie levert, schort het aan kwaliteit. In overlegsessies overeengekomen zaken zijn niet verwerkt, tekeningen hebben omissies en strijdigheden. Dit roept vanzelfsprekend ergernis op, want het vraagt om voortdurend aanjagen, bijsturen en corrigeren. Voor dat laatste is vaak geen tijd meer, wat in de uitvoering leidt tot ad hoc damage control.

Op internet circuleren time-lapse video’s waarin Chinezen in ontstellend korte perioden ontstellend grote gebouwen realiseren: in 19 dagen een 57 verdiepingen tellende wolkenkrabber. Voor ons tobbers in het oude Europa spreekt het zeer tot de verbeelding wat men in het land van de draak met prefabricage en vooral ook veel mens- en machinekracht voor elkaar krijgt. Zo snel als de Chinezen kunnen wij het bij lange na niet, maar ook hier gaat het steeds sneller. Het tempo van ontwerp- en uitvoeringsprocessen is de laatste tijd enorm opgevoerd. Op ons bureau speelt recent een aantal projecten met een doorlooptijd van zes à acht maanden van eerste schets tot ingebruikname. In het beste geval ontstaat een momentum dat alle betrokkenen, van opdrachtgever tot gebruikers, ontwerpers en bouwers stimuleert tot een ‘flow’ waarin zij elkaar goed ‘verstaan’, kleine verschillen gemakkelijk overbruggen en in een hechte samenwerking tot bijzondere resultaten komen. Maar lang niet altijd. Met de snelheid verdwijnt ook de ruimte voor variatie, voortschrijdend inzicht en verfijning. Bovendien kan niet iedereen voortdurend zo snel schakelen. Dit heeft vaak te maken met de organisatiestructuur en inhoudelijke betrokkenheid van participanten. Zo hebben de architect en aannemer veelal een fulltime team op een project, maar werkt een groot deel van de adviessector bij voorkeur met meerdere specialisten op hetzelfde moment aan een groot aantal projecten tegelijk. Dit leidt tot fragmentatie die een goed afgestemd, integraal ontwerp binnen een uiterst korte tijd behoorlijk in de weg kan staan. Ook de overlap tussen technische uitwerking en detaillering enerzijds en de vroegtijdige start van inkoop en uitvoering anderzijds zet de kwaliteit onder druk. De drastische, simultane inkorting van zowel voorbereidings- als uitvoeringtijd is veelal vragen om chaos. Een snelle, efficiënte uitvoering met lage faalkosten kan in het overgrote deel van de gevallen alleen met een zorgvuldige voorbereiding in de ontwerp- en bouwvoorbereidingsfase. Wellicht zijn dan Chinese bouwsnelheden te benaderen, maar met een West-Europese duurzaamheid en kwaliteit.

vraag en antwoord 22 februari 2018 Om tot een structureel hogere kwaliteit van het product ‘woning’ te komen, is ons bureau al sinds de oprichting in de jaren ‘70 bezig met verschillende slimme woningbouwsystemen op basis van industriële, geprefabriceerde elementen. Door de jaren heen hebben we diverse prototypen ontwikkeld en gebouwd, maar tot grootschalige toepassingen is het tot nog toe nooit gekomen. De industriële insteek van de woningbouw was steeds, zoals een architectuurcriticus het ooit formuleerde, ‘een briljant antwoord op een niet gestelde vraag’. De grote woningproductie is ondertussen gewoon doorgelopen; de gemiddelde doorzonwoning heeft zich in die tijd nauwelijks ontwikkeld, qua bouwtechniek noch plattegrond. Iedere andere zichzelf respecterende branche heeft zich ondertussen wel ontwikkeld. Zo is de auto van veertig jaar geleden op alle fronten laagwaardiger dan die van nu. Gebruiksproducten als camera’s en telefoons zijn onherkenbaar verbeterd en zelfs keukens en badkamers zijn ‘industriële producten’ geworden met een enorme kwaliteit en variëteit. Tijdens de economische crisis zijn er weinig woningen gebouwd, maar heeft zich wel een verfrissend verschijnsel voorgedaan: niet-traditionele partijen als jonge architecten zijn met succes in het ontstane gat gesprongen en hebben zelf nieuwe woningconcepten bedacht, ontwikkeld en laten bouwen. Ook bouwers zijn zich gaan herbezinnen. Het resultaat is een breed assortiment van smartlofts, superlofts en tiny houses, veelal met een grote afbouwflexibiliteit voor de bewoners. De tijd lijkt daarom rijp nu. Met de huidige vraag en druk op het productievolume liggen alle kansen voor een intelligente industrialisatie open; een industrialisatie waarin slimme bouwsystemen hoge kwaliteit en bouwsnelheid koppelen aan een maximale vrijheid van assemblage en indeling. De interessante paradox is dat deze industrialisatieslag wel eens tot veel minder gestandaardiseerd woningaanbod kan leiden dan de traditionele bouwproductie van de afgelopen decennia.

18 juni 2015

Naast dat ze bronnen van ergernis en kwaliteitsverlies zijn, roepen deze ervaringen vragen op. Met de opkomst van warmteterugwininstallaties, ventilatiesystemen, zonnepanelen en domotica nemen gebouwinstallaties de afgelopen decennia een steeds groter deel van de (ge)bouwkosten in. Hoe kan het zijn dat die intensivering van de installatiecomponent in zo’n schril contrast staat tot de dagelijkse adviespraktijk, waarin men zich beperkt tot onuitgewerkte principeschema’s, zonder afstemming van zelfs de eigen deeldisciplines? Hoe komen installatieadviseurs hier steeds mee weg? Mogelijk zijn de opdrachten niet voldoende specifiek omschreven. Daarnaast blijken de installatieadviesbureaus fragmentarisch georganiseerd; adviseurs moeten hun tijd over te veel verschillende projecten verdelen, interne specialisten worden niet gecoördineerd en de communicatie tussen adviseurs en tekenaars ontbreekt. Het hedendaagse modelleren in BIM legt de keerzijde van dit reactief, terughoudend en schematisch ontwerpen genadeloos bloot. Hier bestaat de schematische weergave immers niet meer: iedere component, of die nu bouwkundig, constructief of installatietechnisch is, neemt in het virtuele gebouw daadwerkelijk ruimte in en moet aansluiten op zowel de eigen als de aanpalende disciplines. BIM biedt daarmee ook een kans. Wanneer installatieadviseurs het modelleren niet meer beschouwen als opgedrongen kwaad, maar het omarmen als tool voor de fysieke inpassing van hun concepten, valt er een wereld te winnen. Concretisering en het nobele ambacht van het passen en meten vormen nu eenmaal een cruciaal onderdeel van het ontwerpen en technisch adviseren in de bouw.

copy-paste 1 oktober 2015 Knippen en plakken: niet alleen scholieren, studenten en spreekwoordelijk incidentele wetenschappers met serieuze reputaties doen het. Ook de bouwsector is de laatste jaren steeds verder doordrongen van een visieloze copy-paste-cultuur. De markt wordt steeds gekker en opdrachtgevers lijken regelmatig gedesoriënteerd en/of gedesorganiseerd. Uitvraagdocumenten zijn te hooi en te gras bijeengegaard en daarmee rommelig, onduidelijk, incompleet en op allerlei punten inconsistent. Zo komt het momenteel voor dat zelfs in de gunningsronde nog twijfel bestaat over wat een opdracht nu wel of niet precies behelst. Ook de tijdigheid van stukken is problematisch: nog onlangs kregen wij de wegingscriteria voor een grote ontwerpwedstrijd pas een dag voor de deadline toegezonden. Ongelogen! Niet alleen inhoudelijk, maar ook betreft proces- en contractvormen knipt en plakt men er lustig op los. De veelvuldige, regelmatig onlogische vermenging van klassieke ontwerpopgaven met multidisciplinaire opdrachten voor Total Engineering, Design & Build, Engineer & Build of zelfs DBFMOachtige taken- en prestatiepakketten resulteert daarbij soms in de meest exotische monstra. Ook is men niet te beroerd halverwege het traject nog eens volledig van insteek te veranderen. De combinatie van wanordelijk opgestelde stukken en fully freestyle gekozen contractvormen vormen een ware beproeving, waarbij je er soms maar voor kiest bij voorbaat af te zien van een opdracht of de kans daarop. Zo bleek aan de recente DBM-opgave voor de grootschalige renovatie van een stadskantoor bij nader inzien weinig te ontwerpen en lag bijvoorbeeld het volledige interieur al vast. Wie daar ook maar naar wees, riskeerde al strafpunten. Met contractexperimenten is niets mis. Ingestoken met een sterke visie, goed gecoördineerd en helder gecommuniceerd kunnen hybride contractvormen leiden tot uiteenlopende voordelen op het gebied van tijd-, kwaliteit- en budgetbeheersing. Maar juist visie, coördinatie en communicatie ontbreken veelal. Met als gevolg onder meer scheve verwachtingen, veel loos en dubbel werk, irritaties en uiteindelijk zelfs een lagere kwaliteit.

periodiek systeem der duurzaamheid

bouw bottleneck

20 maart 2018

16 juli 2018

Hedendaags ontwerpen betekent ook voortdurend je weg vinden in een wildgroei aan duurzaamheidssystematieken en -labels: van biobased, biomimicry, circulair, nul-op-de-meter en aardgasloos bouwen tot (B)ENG, CO2-neutraal, Cradle2Cradle, BREEAM, LEED, Frisse Scholen en de nieuwste in de reeks: Well.

Wie het nieuws volgt, zal de noodkreten niet zijn ontgaan: de bouwmarkt is overspannen, aanbestedingen mislukken en de levertijd en kosten van bouwproducten als heipalen en isolatiemateriaal rijzen de pan uit. Sommige bouwers verkeren door de bouwhype paradoxaal genoeg juist in zwaar weer; vaak worden ze na gunning van een project geconfronteerd met hogere inkoopkosten en langere levertijden dan waarmee ze bij inschrijving rekening hielden. Het tekort aan goed opgeleid en ingewerkt werkvoorbereidingspersoneel dat na de crisis in ontstaan, is hierin ook factor.

Al deze methoden beslaan verschillende delen van het duurzaamheidsspectrum, dat grofweg de gebieden materialenherkomst, energieverbruik, toekomstbestendigheid en gezondheid in de gebouwde omgeving omvat. Geen van de systemen is alomvattend; simpele zaken als het minimaliseren van materiaalgebruik en een efficiënte bouwmethodiek worden bijvoorbeeld maar ten dele getoetst en beloond. Opdrachtgevers schrijven de eisen en certificaten bij voorkeur in wisselende combinaties voor, ongeacht eventuele overlappen of onderlinge strijdigheden. Afgezien van de valide achterliggende ambities heeft de chaos aan labels ook een sterke marketingcomponent. Een heel legioen advies- en accreditatiebureaus verdient daar een dik belegde boterham aan. Niet verrassend daarom dat oude wijn nog wel eens uit nieuwe zakken wordt geschonken. De overvloed doet verlangen naar een overzichtelijk duurzaamheidssysteem dat niet trendgevoelig is én ruimte laat voor nadere invulling en specificatie. Van het vak scheikunde op de middelbare school herinnert u zich misschien nog het Periodiek Systeem der Elementen. Rudimentair ontwikkeld door Dmitri Mendelejev in 1870 is het de afgelopen eeuw steeds verder gevuld. Inmiddels zijn alle bekende chemische elementen erin geordend naar een combinatie van atoomnummers en elektronenconfiguratie. Dit binnen een eenvoudige opzet met clusters van vergelijkbare stofeigenschappen als metalen of edelgassen. Tot op de dag van vandaag zijn alle aardse materialen ertoe terug te voeren, biedt het een nuttig raamwerk voor de analyse van chemisch gedrag en wordt het in de natuurwetenschappen voortdurend gebruikt. Tijd ook voor een Periodiek Systeem der Duurzaamheid.

Het zijn dus onzekere tijden: hoe prijzen ontwerpers en bouwers het aanbestedingsrisico af en maken ze het beheersbaar? Te veel afprijzen maakt een plan al vóór aanbesteding onhaalbaar. Bovendien: welke marge is nog redelijk? Om inspanningen en –risico’s beheersbaar te maken, verwachten bouwers steeds vaker weer een goed uitgewerkt Technisch Ontwerp. Meer open processen met meer transparantie en minder tussenpartijen vormen ook een antwoord. Vanuit onze ontwerpmethodiek gebaseerd op geprefabriceerd bouwen, hebben wij sinds half jaren negentig altijd een deel van onze ontwerpen zelf gerealiseerd; partieel aanbesteed zonder hoofdaannemer. Een zusterbedrijf vervult in de rol van coördinerend adviseur de uitvraag, inkoop en uitvoering. Zowel het proces als de verhouding tussen kosten en kwaliteit zijn volledig inzichtelijk. Erg verfrissend. Een aantal van onze huidige projecten realiseren we ook weer op deze manier. Aanvankelijk beducht vanwege bovengenoemde marktberichten over schaarste en beschikbaarheid blijkt de praktijk verrassend anders: heipalen, betonvloeren, staalconstructies, gevels en installaties … alle pakketten blijken goed en tijdig leverbaar binnen de oorspronkelijke budgetten. Dit geeft te denken; ligt het echte knelpunt in de bouw misschien niet bij de producenten en leveranciers, maar juist bij de inkoopen werkvoorbereiding van de (middel)grote bouwbedrijven?


economisme 26 november 2015

intelligent design 5 november 2015 Intelligent Design is een uit de Verenigde Staten overgewaaid concept dat met enige moeite probeert de wetenschappelijke uitkomsten van de evolutie te combineren met het (meestal christelijke) geloof. De basisgedachte: de natuur is zo bijzonder, uniek en ingenieus dat ze wel geschapen moet zijn door een bovennatuurlijke designer. De natuur als intelligent ontworpen product, dat zelf intrinsiek ook intelligent is. Deze intrinsieke intelligentie is echter schijn; de natuur brengt weliswaar fantastische oplossingen voort, maar deze berusten op miljoenen jaren van trial and error, waarin alle niet-passende oplossingen zijn afgevallen. De natuur is zelf niet in staat te denken, te abstraheren, vooruit te kijken en consequenties van keuzes vooraf te wegen. Er lijkt op aarde maar een enkel organisme te zijn dat hiertoe werkelijk in staat is, en dat is de mens. Niet dat we van die gave bovenmatig gebruik maken. Vaak liggen aan onze handelingen en acties meer intuïtieve, instinctmatige en soms zelfs volslagen irrationele impulsen ten grondslag. Dat maakt het leven ook onverwacht en spannend, maar voor veel problemen en toekomstvraagstukken zijn toch de processen waarin we vooruitkijken, overwegingen maken en met de kennis en inbreng van collectieve denkkracht tot integrale oplossingen komen het meest inspirerend. Tijdens de jurering van de Rijnlandse architectuurprijs kwam ik een mooi voorbeeld tegen van collectieve, interdisciplinaire vindingrijkheid: het Kustwerk Katwijk combineert een waterbouwkundig kustverdedigingswerk met een praktische parkeergarage, een autoluwe boulevard en een royaal, breed duinlandschap. Een lichtend voorbeeld voor de veelal treurige badplaatsen aan de Noordzeekust. Maar ook een gebouw dat niet echt een gebouw is, maar meer een stukje intelligent ontworpen Hollandse ‘natuur’.

a.i. 21 november 2018 Artificiële Intelligentie (A.I.) is een hot item. Politici, wetenschappers, vakbonden en opiniemakers waarschuwen ervoor of prijzen de ontwikkelingen erin juist aan. Wat je ook van de verschillende (on) heilsprofetieën mag vinden, feit is dat A.I. zich de laatste decennia met indrukkende snelheid heeft ontwikkeld en in allerlei vormen heel vanzelfsprekend ons leven is ingeslopen. Ook in de gebouwde omgeving heeft A.I. grote potentie. Met de opkomst van zonnepanelen en windmolens wordt het energieaanbod bijvoorbeeld veel grilliger; intelligente systemen binnen een Smart Grid kunnen verbruik en aanbod dan beter op elkaar afstemmen. Bij steeds meer mensen thuis zijn verlichting, verwarming, huishoudelijke apparatuur, beveiliging en andere voorzieningen onderdeel van een domoticaconfiguratie die onder meer kan anticiperen op verwachte thuiskomst. Ook bij kantoren en scholen zijn ‘smart buildings’ steeds meer in opkomst. Hoewel computers ontegenzeggelijk ook bij het ontwerpen zeer behulpzaam zijn en bijvoorbeeld complexe berekeningen en simulaties verrichten, is het zinnig gebruik bij het daadwerkelijke ontwerpwerk vooralsnog beperkt. Universiteiten doen al jaren experimenten met allerlei vormen van digitaal parametrisch ontwerpen, maar vrijwel zonder uitzondering met willekeurige spaghetti-vormen als resultaat. De recente Dutch Design Week toonde een studie waarin software een woonprogramma op basis van bezonning en gebruikspatronen als losse doosjes in een stedenbouwkundige envelop had gepast. Het resultaat was zonder meer teleurstellend: met een extreme hoeveelheid tarra economisch onrendabel en bovendien ruimtelijk oninteressant. A.I. is momenteel vooral nog geschikt om afzonderlijke taken te verrichten: het herkennen van afbeeldingen, maken van complexe berekeningen of navigeren op een ingevoerd wegennet. Ontwerpen is echter niet een eenduidig geïsoleerd proces, maar een gelaagde wisselwerking tussen eisen, wensen, ruimtelijke context, cultuur en gedrag in een omgeving die zowel fysiek, politiek als emotioneel vaak complex is. Een groot empathisch vermogen is hierbij een belangrijke factor, terwijl A.I. op dit vlak vooral nog presteert als Autistische Intelligentie.

Bij zijn aanstelling als jongste fractievoorzitter ooit maakte Jesse Klaver van Groen Links direct duidelijk waarop hij zijn pijlen zou gaan richten: het ‘economisme’. De politiek is in Klavers ogen te veel bezig met het directe rendement van maatregelen, zonder daarbij oog te hebben voor zachte waarden als duurzaamheid, gezondheid(szorg) en cultuur. Mij lijkt het twijfelachtig dat de politiek zich alleen laat leiden door doelmatigheid, maar los daarvan is de weging van het nut, de noodzaak en de effectiviteit van maatregelen toch ook essentieel in de besluitvorming van mensen, bedrijven en organisaties. In de bouw is dat niet anders; bij verduurzaming van vastgoed is de terugverdientijd vaak een doorslaggevende factor. Zonnepanelen beginnen inmiddels steeds rendabeler en dus zichtbaarder te worden, terwijl windmolens binnen de bebouwde kom een stille dood zijn gestorven. Voor architecten is het evengoed van belang de economische waarde van hun ontwerpen te optimaliseren. Dat is nog lastig, want niet alles laat zich vangen in harde getallen. Gebouwen die in de ene als periode fantastisch en toonaangevend gelden, vertonen later bijvoorbeeld nogal eens grote manco’s. Welke aspecten die niet direct samenhangen met de bouwkosten of zich gemakkelijk laten extrapoleren in een financieel model zijn dan toch economisch te waarderen? Dan gaat het onder meer over bijvoorbeeld flexibiliteit en een aanpasbare ruimtelijke structuur, die veranderlijk en dus lang gebruik faciliteren. Prettige ruimten met een hoog comfort dragen daarnaast significant bij aan het welbevinden van gebruikers, terwijl zaken als een goede ventilatie, uitnodigende trappen en ruime daglichttoetreding een directe weerslag hebben op hun gezondheid. De Nederlandse bouwproductie bedraagt jaarlijks grofweg een derde van het bedrag dat we aan zorg besteden. Meer aandacht voor de welzijns- en gezondheidsaspecten van gebouwen omgeving kost zo relatief weinig, terwijl het economisch rendement wel eens fors kan zijn. Duurzaamheid, gezondheid en economisme gaan zo eigenlijk prima samen.

imprint 28 januari 2016 Het was een aansprekend beeld: president Obama die tijdens zijn bezoek aan Nederland een blik wierp op de maquette van het 3D te printen grachtenpand ontworpen door DUS architects. Ook de EU-vergaderingen onder Nederlands voorzitterschap vinden het komend half jaar plaats achter (deels) 3D-geprinte gevels. Het printen van gebouwen of delen daarvan is een van de meest aansprekende bouwinnovaties van het moment. Wel lijken we nog te stuiten op een klassiek fenomeen bij de introductie van nieuwe materialen en technieken: traditie en ervaring staan in de weg van directe doorontwikkeling. Bij genoemd grachtenpand stapelt de printer bijvoorbeeld een soort kunststofvariant van het holle B2-betonblok – zelf weer een wat grove doorontwikkeling van de baksteen. Dit fenomeen is letterlijk ouder dan de weg naar Rome. De oude Grieken bouwden hun stenen tempels zoals ze die daarvoor nog uit hout optrokken; met eenvoudige stapelconstructies van balken en kolommen. Voor stenen boogconstructies en gewelven waren eeuwen later de Romeinen nodig. De eerste en oudste gietijzeren brug, in 1779 al gebouwd in het Engelse Shropshire, heeft een overspanning van dertig meter. Alle componenten zijn gekoppeld alsof het een traditionele houtconstructie uit die tijd betreft: met zwaluwstaarten en pen-en-gatverbindingen. Inmiddels begrijpen we ijzerlegeringen beter en bouwen we stalen bruggen met een overspanning van 1.9 km. De meest inspirerende exploratie van het 3D-printen is momenteel te zien in het Groninger Museum op een expositie van Joris Laarman; een jonge ontwerper die 3D-printsoftware heeft gekoppeld aan lasrobots. De software volgt krachtlijnen, laat materiaal weg waar dat niet nodig is en simuleert op die manier de natuur. Het resultaat bestaat uit ‘gegroeide’ objecten met beender- of takachtige structuren in de vorm van stoelen, kasten, tafels of zelfs een voetgangersbrug. Laarman toont een fascinerende mix van vormgeving, conceptueel denken en een cutting edge toepassing van de meest actuele technieken.

lost in translation 28 maart 2016 ‘A breakthrough project’ was de vraag van de succesvolle Chinese ontwikkelaar. Op een mooie locatie naast een duizend jaar oude tempel gaat een echt vernieuwend complex van wonen, werken en ontspannen gerealiseerd worden, respectvol naar de plek maar voor een nieuwe doelgroep en met een ‘Steve Jobs-esthetiek’. Dus geen grote dichtheid van klassieke, bruingele stenen woontorens of typische volglazen kantoortorens. Een prachtige opgave waaraan we al maanden in intensieve dialoog met de Chinese opdrachtgevers werken. Je moet hierbij voortdurend een balans zoeken tussen de reden dat je gevraagd bent – een onorthodoxe analytische ontwerpaanpak – en een hele reeks logische en minder logische gevoeligheden. Eenvoudig hanteerbare kwesties betreffen zaken als de bebouwingspercentages, bouwhoogten en rooilijnen. Minder evident is dat per definitie alle woningen zuid georiënteerd moeten worden, terwijl een oost-west oriëntatie qua bezonning en uitzicht toch minstens zo goed is. De obsessie met een zuidelijke oriëntatie verklaart waarom de Chinese steden zijn volgebouwd met in slagorde opgestelde, eenvormige woonschijven. Echt ingewikkeld wordt het pas wanneer het onuitgesproken regels betreft. Zo zijn de Feng Shuimeesters het nog oneens: mag je woningen nu juist niet rechts of niet links van het tempelcomplex bouwen? Een verkeerde keuze maakt ze onverkoopbaar. Ook moeten grasdaken op gebouwen vermeden worden; dit staat namelijk voor ‘mos op de eikel’ – ofwel een inactief seksleven. Als architect in China heb je daarmee een veel bredere verantwoordelijkheid voor mens en samenleving dan je je bewust bent. Zo blijkt er volgens een andere Chinese cliënt een evident oorzakelijk verband tussen de neergang van de Chinese beurskoersen en de ingebruikname van de nieuwe Stock Exchange van Koolhaas in Shenzhen. Deze slanke hoge toren heeft dan ook een zwaar ‘afgezakt’ bouwvolume vlak boven de plint. Voor een voorspoedige economie had deze verdikking vanzelfsprekend op de top gemoeten!

jargon 2 mei 2016 ‘Volledige Ontsluiting?’ vroegen de medisch specialisten vertwijfeld tijdens een presentatie van ons V.O. voor een groot ziekenhuis. Afkortingen en begrippen uit de ene sector leiden in een andere context soms tot merkwaardige misverstanden. In dit geval ging het natuurlijk om een Voorlopig Ontwerp. Vakjargon is doorgaans tekenend voor de cultuur in de betreffende sector. Zo heeft het omfloerste taalgebruik van de politicus het duidelijke doel zo min mogelijk inhoud te verpakken in een ogenschijnlijk uitgebreid antwoord. Ook het jargon van de bouwsector is een sterke weerspiegeling van cultuur in de beroepsgroep. Gezien de gebezigde terminologie moet ons dat eigenlijk zorgen baren: veel frasen refereren immers aan zaken die onaf, onnodig, onnauwkeurig, inferieur of afwijkend zijn. Denk bijvoorbeeld aan begrippen als ‘rest- of opleverpunten’, ‘bouwafval’, ‘faalkosten, ‘paslat’ of ‘ruwbouw’. ‘Gelijkwaardig’ is in bouwtermen veelal code voor een goedkoper fabricaat, terwijl het maken van ‘as built’ tekeningen impliceert dat niet precies is gebouwd wat ontworpen is. Restpunten en passtukken; in de bouw kijkt niemand van dit soort begrippen op. Zowel opdrachtgevers, ontwerpers als bouwers accepteren ze als normaal en onontkoombaar. Maar in bijna iedere andere branche zijn ze onaanvaardbaar: niemand tolereert ‘restpunten’ bij zijn nieuwe wasmachine, een nieuwe auto met passtukken in de carrosserie, een smartphone die niet voldoet aan de specificaties noch enig ander product waarvan onderdelen ontbreken of beschadigd zijn. Meerwerken en nakomende rekeningen voor herstel zijn in al helemaal uit den boze. Op het gebied van kwaliteitsbewustzijn en professionalisering vallen in de bouw dus nog werelden te winnen. Een intelligente bouwmethodiek met optimaal gebruik van al dan niet serieel geprefabriceerde onderdelen, helpt daarbij ‘gebouwproducten’ (op) te leveren die wél aan de specificaties en gevraagde kwaliteit voldoen en die wél efficiënt, innovatief en met hoogwaardige materialen tot stand komen. En die zo hopelijk vanzelf ook leiden tot ander bouwjargon.

carte blanche voor de opdrachtgever 30 juni 2016 De door opdrachtgevers van bouwprojecten meegeleverde inkoopvoorwaarden worden de laatste tijd steeds grotesker. Niet zelden overstijgen zij in documentomvang inmiddels veruit het PvE. Ook puilen ze uit van de aansprakelijkheden en boetebedingen én zijn ze onderling veelal zeer inconsistent. Als klap op de vuurpijl werd recent contractueel het architectenbureau a priori verantwoordelijk gesteld voor ‘onverwijtbare ontwerpfouten’. Niemand weet natuurlijk wat dat zijn, dus laat staan dat je ze verzekerd krijgt. Het met consortiumpartners, verzekeraars en opdrachtgevers uitzoeken, uitlijnen en ophelderen van de tsunami’s aan steeds krommer gedachte en gestelde voorwaarden kost veel tijd en energie en levert per saldo weinig op. Zeker niet wanneer het totaal onduidelijke eisen betreft. ‘Gewoon allemaal blind accepteren,’ leerde mij kort geleden een professor op het gebied van Best Value Procurement. Risico’s en aansprakelijkheidsbeperkingen zijn irrelevant als je maar expertise hebt en kwaliteit levert, is de achterliggende gedachte. En het spaart je ook nog een hoop juridische kosten. Een verfrissende en verleidelijke stellingname wel, die me bovendien bekend voorkomt van een Chinees contract dat ik vorig jaar tekende. Ondanks dat we al het overeengekomene zo goed mogelijk in Chinese tekens hebben laten vatten, blijken zinnige afspraken over betalingen of aansprakelijkheden nauwelijks te maken. Mocht er iets misgaan, is rechterlijk afdwingen daarmee al helemaal niet aan de orde. Het contract is zo zuiver pro forma; het gaat niet om wat daarin staat, maar om het contact en wederzijds vertrouwen. Misschien had de Best Valueprofessor wel gelijk en vraagt de Nederlandse praktijk inmiddels om zo’n Chinese grondhouding en manier van tekenen; gewoon een krabbel over de volle sneezijde van dat dikke pak papier; nauwelijks meer dan een minuscule druppel inkt per pagina.

laaghangend circulair fruit 11 december 2018 Recent schoof ik als architect aan bij een rondetafelgesprek over circulariteit. De deelnemers kwamen uit de volle breedte van de bouwsector; van opdrachtgevers, financiers en adviesbureaus tot aannemers en toeleveranciers. Interessant zijn dan de verschillende invalshoeken en ervaringen. De businesscases van leveranciers die vooroplopen in het terugnemen en scheiden van grondstoffen blijken bijvoorbeeld nog weerbarstig. Veel producten zijn misschien in basis prima geschikt voor terugname, maar de loonkosten voor demontage, scheiden en transport zijn vaak gewoon nog te hoog. Zo is dus nog niet de materiaalschaarste, maar het arbeidsloon de sleutel tot een gezond economisch, opschaalbaar circulair model. Ook worstelt de bouwkolom met het meetbaar en vergelijkbaar maken van circulariteit. Wat is een eenduidige definitie en hoe stellen we een overkoepelende norm en rekensystematiek op? Maar het begin is heus niet zo moeilijk. Ons bureau heeft recent verschillende circulaire projecten opgeleverd, waaronder restaurant The Green House in Utrecht en de Tijdelijke Rechtbank in Amsterdam. De kernopgave was simpel: voorkom verspilling! Daarvoor gebruikten we een eenvoudige NIBE-meetmethode waarin de toegepaste materialen zijn gewogen op CO2-belasting. Aanvullend keken we of het materiaal hergebruikt of herbruikbaar was. Alles bijeen een simpele methodiek die vergelijken gemakkelijk maakte. En naast dat de materialen verantwoord en herbruikbaar moeten zijn, weegt bovenal het minimaliseren van de hoeveelheid sterk mee. Het BIM-model bevat bovendien al alle relevante hoeveelheden, zodat er voor de meting daarvan nauwelijks extra inspanning nodig is. Alle denk- en verbeeldingskracht blijft zo beschikbaar voor het ontwikkelen van goede demontabele bouwelementen die met verantwoorde grondstoffen efficiënt te prefabriceren zijn. Een demontageplan bij het contracteren of vergunningaanvragen ondersteunt deze aanpak. Doordachte, geprefabriceerde en demontabele bouwpakketten leiden in onze ervaring ook nog eens tot betere arbeidsomstandigheden en een hogere gebouwkwaliteit. Zo zijn ze goed voor zowel mens, gebouw als milieu!

fotonendouche 15 januari 2019 Hoewel de kortste dag op 21 december al gepasseerd is, lijken de huidige dagen nog donkerder en somberder dan de ‘knusse’ decemberdagen. ‘Heb jij de zon nog gezien de afgelopen week?’, hoorde ik collega’s vragen. Ook op de radio was het onderwerp van gesprek: juist deze grijze dagen blijken mensen slechter te slapen door gebrek aan daglicht. Gebouwen zijn meestal zo ontworpen dat het binnenklimaat eigenlijk altijd een grauwe januaridag benadert: met lage lichtniveaus en vaak eentonig, ‘plat’ licht. De uitvinding van het kunstlicht en de airconditioning zijn daaraan belangrijk debet. Volgend daarop ontstonden vooral in de Verenigde Staten gebouwen waarin de werkplekken zich bevinden op enorme vloervelden verlicht door eindeloze rijen TL-bakken en geventileerd met (zo we nu weten) ziekmakende airconditioning. De mens is geëvolueerd in de flux van steeds wisselende daglichtniveaus en donkere nachten. Wetenschappers hebben aangetoond dat het lichaam de wisseling in kleurspectrum en intensiteit nodig heeft om de biologische klok te ‘herijken’, deze stuurt de aanmaak van hormonen. Koeler, harder ochtendlicht maakt je alert, terwijl warm en zacht avondlicht de aanmaak van melatonine stimuleert en daarmee rustig en slaperig maakt. Daglicht blijkt ook een belangrijke bijdrage te leveren aan het geestelijk welzijn: het helpt tegen depressies en wordt bijvoorbeeld ook ingezet voor de regulatie van dag- en nachtritmes bij dementiepatiënten. Een eigentijdse kantoorwerkplek heeft een lichtniveau van zo’n 500 lux op het werkblad. Een woninginterieur haalt doorgaans hooguit 100 tot 200 lux. Ter vergelijking: afhankelijk van het weer en de luchtgesteldheid levert de zon een lichtwaarde tussen zo’n 10.000 en 130.000 lux. Daarvan kunnen we veel meer dan nu het geval is in onze gebouwen toelaten. Een uurtje zonlicht per dag is bovendien al voldoende om je winterblues te bestrijden. Voor je geestelijke en fysieke welzijn ga je in je lunchpauze dus even naar buiten voor een louterende fotonendouche.

schaamgroen

f*cking perfect

13 februari 2019

13 maart 2019

Al direct aan het begin van mijn studie werd ik berispt voor schaamgroen. Met bomen op de voorgrond had ik een nette geveltekening wat verlevendigd. De docent was onverbiddelijk: een goed gevelontwerp hoef je niet te verbloemen.

Laatst stuitte ik op een ontwerpbureau dat zich laat voorstaan op het ‘ontwerpen voor imperfectie’. Dat lijkt sympathiek en sluit naadloos aan bij de tijdgeest. Gruizig, onaf en imperfect is immers in de mode en dan niet zozeer uit circulaire overwegingen, maar vooral als ‘stijl’. In de meest simpele vorm toont dat zich in de wereldwijde plaag van ‘NYC-style’ koffietentjes met obligaat afgebrokkeld stucwerk, blootgelegde bakstenen en ogenschijnlijk hip kringloopmeubilair waar in werkelijkheid heel wat Thaise arbeid aan ten grondslag ligt.

Maar wie de laatste tijd de architectuur volgt, ziet dat groen in visualisaties tegenwoordig welig tiert. Zowel begroeide gevelvlakken als hele bomen of soms zelfs complete bossen op of aan gebouwen zijn inmiddels bijna standaard features. Het door Stefan Boeri ontworpen project Bosco Verticale in Milaan is voor deze trend een belangrijke inspirator. De twee appartemententorens zien er dan ook spectaculair uit. Over hun volle 110 m hoogte hebben ze grote uitkragende balkons die allemaal zijn gevuld met weelderige bomen. Er zijn echter ook keerzijden. Natuurlijk is er wat constructieve krachtpatserij nodig, maar daarnaast is het onderhoud van al dat groen zo’n klus dat het is ondergebracht bij een professionele partij die er de handen aan vol heeft. De servicekosten daarmee gemoeid maken de appartementen alleen betaalbaar voor topinkomens als van advocaten en profvoetballers. Een bold statement als Bosco Verticale is geweldig. Maar toepassing van het concept in de Nederlandse context? En al helemaal bij woongebouwen voor modale inkomens? Met de Nederlandse bouwcultuur kun je al vraagtekens plaatsen bij de werkelijke groenkwaliteit ten tijde van oplevering, maar zeker de lange termijn stemt tot zorg. Hoe levensvatbaar zijn deze bomen? Wie gaat het onderhoud bekostigen? Het risico is levensgroot dat ze na verloop van tijd letterlijk verworden tot groen waarvoor je je gaat schamen. Ik pleit dan ook voor een wat terughoudender omgang met spektakelgroen en stel voor vooral in te zetten op vergroening van de gebouwde omgeving die wel levensvatbaar is. Bijvoorbeeld in de vorm van daktuinen en polderdaken die ook functioneren als waterretentie en bovendien de biodiversiteit stimuleren. Ook vergroening van de directe omgeving van gebouwen draagt bij tot deze veel effectievere strategie.

Imperfectie toont zich ook in aangevreten ‘gepixelde’ bouwvolumes en meer algemeen in de Nederlandse afbouwkwaliteit. Die kenmerkt zich veelvuldig door matige en zelfs half beschadigde resultaten waarmee opdrachtgevers te vaak te makkelijk genoegen nemen. Waar is toch dat gebouw dat intelligent en hoogefficiënt met materialen omgaat, dat perfect gedetailleerd is, adaptief in opzet en dat helemaal inspeelt op de stand van de techniek? Buiten de bouw zijn er maar weinig industrieën waarin men zo gemakzuchtig met kwaliteit kan omgaan. Auto’s, telefoons, camera’s; ze zijn er in alle prijsklassen, maar zonder uitzondering perfect gemaakt en functionerend. In deze imperfecte bouwwereld verlang ik diep naar mensen die compromisloos naar perfectie streven. In de documentaire ‘Fucking Perfect’ werkt topkok Sergio Herman bijna zelfdestructief aan perfecte maaltijden en gerechten. Vanzelfsprekend met vakmanschap en de beste producten, maar bovendien steeds op zoek naar de grenzen van innovatieve bereidingswijzen en verrassende smaakcombinaties. Aan de basis staat een vast keukenteam van ambitieuze mannen en vrouwen die het vak met grote betrokkenheid leren én uitoefenen. Hierbij vergeleken lijkt de bouw meer op de culinaire ervaring bij de gemiddelde strandtent, waar altijd min of meer dezelfde hamburgers en kipsaté-met-frites van matige kwaliteit op het menu staan. Die bovendien steevast te laat worden geserveerd door ongeïnteresseerde dagloners. En dan nog afkloppen dat je geen darminfectie oploopt.

on(t)roerend goed 14 mei 2019 Op de website duurzaamgebouwd.nl riep een collegaarchitect recent ontwerpers op om niet de alom aanwezige trend van circulariteit te volgen. Sterker: we zouden ons juist weer moeten richten op bouwen voor de eeuwigheid. Waarom zou je immers gaan slepen met gebouwen en onderdelen en wat kost dat wel niet aan transport, brandstof en vervuiling? De geliefde historische pakhuizen staan er ook al eeuwen en hebben zich voortdurend gevoegd naar veranderend gebruik. Kortom: onroerend goed moet geen roerend goed worden. Op zich een valide punt en een aangenaam tegengeluid in de circulaire hype. Maar het is ook een romantisch standpunt dat in het licht van de kwantiteit, kwaliteit en snelheid van de bouw en ruimtelijke ontwikkeling in de afgelopen eeuw nauwelijks valt vol te houden. In mijn optiek verwart de collega bovendien doel en middel. Demontabel en circulair bouwen heeft immers niet primair als doel de resultaten ervan vervolgens over de aardbol te slepen. Tijdelijke, verplaatsbare gebouwen als onze Tijdelijke Rechtbank Amsterdam en horecagelegenheid The Green House in Utrecht zijn er, maar vormen zeker niet het hoofddoel van de circulaire bouwproductie. Demontabel bouwen dient wel expliciet het mogelijk maken van steeds veranderlijk gebruik. Daarnaast gaat het op een intelligente manier om met zowel de hoeveelheid materialen als de verschillende levensduren daarvan. Bovenal biedt het mogelijkheden om binnen hetzelfde budget en in minder tijd een hogere kwaliteit te realiseren. Al sinds het begin van ons ruim 45-jarige bestaan ontwerpen wij daarom gebouwen als bouwpakketten die eenvoudig te assembleren en weer uit elkaar te halen zijn. Veel aandacht gaat daarbij uit naar de verbindingen tussen onderdelen en de volgordelijkheid daarvan. Zo’n aanpak geeft veel ruimte voor pragmatische, steeds verdergaande verbeteringen op allerlei aspecten; van de verschillende componenten en daarmee ook van het geheel. Het doel is gebouwen werkelijk ‘ontroerend goed’ maken. Als je niet uitkijkt, blijven ze vervolgens zomaar honderd jaar staan.

terugkeer van baard, biels & bloemkoolwijk 14 december 2016 Geboren in de eerste helft van de jaren zeventig heb ik aan die tijd nog herinneringen waarvan ik lang dacht dat ze dat voorgoed zouden blijven. Daaronder bijvoorbeeld oranje-bruine interieurs met donkere houtsoorten en koperkleurige accenten. Ook mannen met volle baarden en/of snorren waren kenmerkend. De woningbouw uit die tijd bestond veelal uit eindeloos doorgepunnikte ‘bloemkoolwijken’: fijnmazige, verbrokkelde structuren met veel nisjes, balkonnetjes, hoekjes, plaatsjes en bielzen plantenbakken. Al met al tamelijk onoverzichtelijk, tuttig en in mijn beleven niet erg aangenaam. Gevoed door automatisering en digitalisering ontwikkelde zich vanaf de tweede helft jaren tachtig een economische bloei waarvan politici proclameerden dat er nooit een eind aan zou komen. Ook ikzelf was vol vooruitgangsgeloof en inmiddels overtuigd dat de jaren zeventig-esthetiek een objectieve wansmaak betrof die de mensheid gelukkig voorgoed achter zich had gelaten. Ondertussen weten we beter: de economie bleek ouderwets conjunctuurgevoelig en ook in de seventiesstijl zijn cyclische tendensen aan te wijzen. Mannen met volle baarden en snorren zijn alweer jaren hip. Interieurs staan weer vol donkerbruin meubilair en koperkleurige lampen. Zelfs de gatenplant heeft zijn herintrede gedaan! Ook in de architectuur zijn de jaren zeventig helemaal terug. Onder het pseudoniem ‘pixelarchitectuur’ zijn de bloemkoolwijken wedergekeerd, in verticale vorm dit keer. In tal van steden zie je ze momenteel verrijzen: aangevreten megabouwblokken met verschoven stapelingen, nisjes, balkonnetjes en begroeide daken. Destijds zowel als nu kwam inspiratie voor een groot deel uit Denemarken. In de jaren zeventig golden de woonwijken van Utzon als voorbeeld, tegenwoordig maken de spectaculaire megawoonblokken van Bjarke Ingels school. Beter goed gejat dan slecht bedacht, maar de kwaliteit van de klonen blijft in beide gevallen ver achter bij die van de originelen. Als je het doet, doe het dan goed. Ongeacht stijl, mode of trend is topkwaliteit immers altijd ‘bij de tijd’.

gebouwde infrastructuur 4 juli 2019 Vaak ben ik op deze plek kritisch over het algemene kwaliteitsniveau in de bouw. Aansluitend zijn mijn stukjes dikwijls pleidooien voor een hogere kwaliteit en manieren om die te bereiken. Onze meest zorgvuldig uitgevoerde projecten zijn opvallend genoeg infrastructurele projecten, gebouwd door aannemers uit de infra-hoek. Zowel het nieuwe busstation in Tilburg als de Moreelsebrug in Utrecht zijn met zichtbare kennis, kunde en aandacht gemaakt. Waar het bij utiliteitsprojecten doorgaans ongekende inspanning kost het ontworpen bouwpakket integraal en integer uitgevoerd te krijgen, is het ontwerp bij deze projecten omarmd en hebben vaklui het gewoon zo perfect mogelijk gerealiseerd. We zijn er dan ook zeer tevreden over; je zou bijna willen dat infrabouwers al je projecten uitvoeren. Maar waarin verschillen infra- en utiliteitsbouwers nou eigenlijk zo? Hebben ze een ander kwaliteitsbesef, een andere vakopvatting of wezenlijk afwijkende organisatievormen? Je kunt nog opwerpen dat het er in de infra vaak grofstoffelijker aan toegaat, maar dat is niet per se het geval. De genoemde voorbeeldprojecten kenmerken zich juist door een hoog niveau van minimalistische detaillering. Ik kan een paar redenen bedenken. De belangrijkste daarvan is dat de infrabouwers gedwongen zijn tot een veel betere procesbeheersing. De praktische en logistieke kaders rondom uitvoeringslocaties, beschikbare time slots en veiligheidsaspecten zijn doorgaans zo strikt dat je alleen uiterst gecontroleerd en voorbereid te werk kunt gaan. Daarnaast is het zelf bewaken en verifiëren van de kwaliteit in de infra al veel langer vereist, waar dit in de utiliteit pas net in opkomst is. Tot slot is het aantal subcontractanten in de infra vaak aanzienlijk kleiner en zijn deze onderaannemers bovendien gespecialiseerder. Dat leidt enerzijds tot minder coördinatieproblemen en anderzijds tot een hogere kwaliteit. In al deze aspecten liggen kansen voor de utiliteitsbouw: wees beter voorbereid voordat je bouwt, cluster je inkoop tot een beperkt aantal integrale pakketten en neem verantwoordelijkheid voor consistente en continue kwaliteitsbewaking.

vet op de botten 23 februari 2017 Tijdens het ABN-AMRO World Tennis Tournament vorige week zag ik twee wedstrijden die beide spannend maar opvallend verschillend waren. De eerste was tussen twee tieners die vederlicht en met veel dynamiek speelden. De aansluitende match was tussen dertigers en gaf een heel ander beeld: de spelers waren al wat steviger en trager, maar tennisten met meer techniek en ervaring en opereerden zo uiteindelijk efficiënter. Bij bedrijven zie je vaak hetzelfde: kleine opkomende bedrijven zijn eager, wendbaar en assertief, terwijl ondernemingen die al even meegaan zowel in kennis, dienstverlening als organisatiestructuur meer volgroeid zijn. En daarmee zowel letterlijk als figuurlijk meer vet op de botten hebben. Zowel sporters als bedrijven kunnen echter ook te vadsig en daarmee log worden. In verschillende rollen, als opdrachtgever, ontwerppartner of adviserende onderaannemer heeft ons architectenbureau de afgelopen jaren regelmatig gewerkt binnen enorme organisaties. Dit levert maar zelden soepele, doelgerichte processen op. De verschillende lagen en schijven maken de besluitvorming nogal eens tot troebel traject van onduidelijke of doorgeschoven verantwoordelijkheden. Proces en procedures verworden dikwijls tot doel op zich. Zelfs de meest proactieve, ambitieuze en inhoudsgedreven talenten zie je verdwaald raken in een bijrol en daarom soms zelfs de organisatie verlaten. Gelukkig staat er ook vaak een groep op die binnen zo’n wollig conglomeraat een soort eigen toko opzet en daarmee een actieve cel binnen het logge geheel vormt. De leden ervan hebben visie, nemen verantwoordelijkheid, kennen de politiek en weten vaardig de juiste kennis binnen de organisatie te ontsluiten. Zo brengen ze niet alleen de kwaliteit in het project terug, maar minstens zo belangrijk het vuur, de betrokkenheid en het werkplezier. In het tennis toont niemand het intrinsieke belang van gedrevenheid en lol beter dan Roger Federer. Velen hadden hem al afgeschreven, maar against all odds won hij vorige maand toch de Australian Open. En bevestigde en passant zijn positie als beste speler aller tijden.

minder, maar beter! 20 augustus 2019 Bij ons op het bureau hebben we het vaak grappend over gebouwen die lijden aan architectuur. Daarmee bedoelen we doorgaans gebouwen met bijvoorbeeld scheve bouwblokken, golvende luifels, willekeurige materiaalovergangen en bovenal een modieuze vormentaal die in korte tijd gedateerd is. Het postmodernisme en deconstructivisme zijn voorbeelden van trends uit de afgelopen decennia die inmiddels verouderd en zo goed als verdwenen zijn. Recent stuitte ik weer eens op de tien principes voor goed ontwerp die de Duitser Dieter Rams opstelde in de jaren ‘70. Rams werd als industrieel ontwerper bekend met zijn producten voor Braun en is inmiddels 87, maar zijn invloed werkt tot op de dag van vandaag door; onder meer in de toonaangevende, gebruiksvriendelijke en doordachte producten van Apple. Zijn grondbeginselen beslaan een heel spectrum aan thema’s, van functionaliteit tot begrijpelijkheid en van innovatie tot duurzaamheid (toen al!). Maar de belangrijkste van de tien regels is eigenlijk de laatste, die in zekere zin alle voorgaande incorporeert: aan een goed product is zo min mogelijk ontworpen. Weniger, aber besser! In de huidige bouwproductie van monotoon meters maximaliseren doet zich in die context nog iets anders opvallends voor. Veel van de gebouwen van nu lijden juist aan een gebrek aan architectuur. Ze worden verkocht met ronkende slogans over woonkwaliteit en duurzaamheid, maar die afficheringen zijn uiterst dubieus. Aan deze projecten is duidelijk wel weniger ontworpen, aber sicher nicht besser. Rams principes kunnen gelezen worden als ‘de tien geboden’, met het nadeel dat geboden nogal eens naar dogmatiek rieken of een open deur lijken. Maar eigenlijk zijn Rams do’s en impliciete don’ts nog verrassend actueel, zeker gelezen in hun oorspronkelijke formuleringen zoals op het internet snel gevonden. Ook verraste het me hoe goed zijn beginselen zich laten vertalen naar de architectuur. Maar zo vreemd is dat ook weer niet; Rams vergaarde dan wel faam als industrieel ontwerper, maar werd opgeleid en startte als architect.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.