Magazine voor alumni en de beroepspraktijk van het Instituut voor Recht van Hogeschool Utrecht. januari 2014
DE POSITIONERING VAN DE HBO-JURIST | ONDERZOEK: DE ROL VAN HET LEGER DES HEILS IN DE NEDERLANDSE VERZORGINGSSTAAT | MEDIATOR MARION UITSLAG OVER ROUW EN CONFLICT |
30
K O R T K O R T K O R T Terug naar het gewone leven na opsluiting Hoe moet je jongeren die in een gesloten instelling van JeugdzorgPlus verblijven, begeleiden bij een terugkeer naar het gewone leven? De lectoraten Regie van Veiligheid en Werken in Justitieel Kader van Hogeschool Utrecht (HU) leveren via onderzoek een bijdrage aan de ontwikkeling van een nieuwe aanpak in de gesloten jeugdzorg: Trajectzorg. Het onderzoek gaat twee jaar duren en is mogelijk dankzij een subsidie van Raak-Publiek. In JeugdzorgPlus-instellingen verblijven jongeren in een crisissituatie die een gevaar vormen voor zichzelf of voor de maatschappij. Bij Trajectzorg staat vanaf de start van het traject de eigen hulpbehoefte van de jongeren en hun ouders centraal.
Voltijdopleiding HBO-Rechten kiest voor numerus fixus
Recht op inspiratie: portretten van alumni
De voltijdopleiding HBO-Rechten van Hogeschool Utrecht (HU) trekt steeds meer studenten: in 2012 begonnen ongeveer 350 studenten aan het eerste jaar, in 2013 schreven maar liefst vijfhonderd scholieren zich in voor de studie. Het vraagt veel van de HU om deze studentenstroom in goede banen te leiden, waardoor er weinig energie overblijft voor kwaliteitsverbetering van de opleiding. Dat is één van de redenen waarom ervoor is gekozen om in het studiejaar 2014-2015 nog maar tweehonderd nieuwe eerstejaars toe te laten. De opleiding hoopt met deze numerus fixus ook het propedeuserendement te verhogen. Er zal met name geselecteerd worden op taalvaardigheid, omdat taalvaardigheid een belangrijke voorwaarde is voor succes in deze talige studie. LvdP
In de eenmalige glossy Recht op inspiratie vertellen twintig HUalumni van de opleiding HBO-Rechten over hun huidige functie. Ook blikken ze terug op de studie en hun zoektocht naar een baan. Ze werken allemaal op een andere plek, variërend van DAS Verzekeringen tot het ministerie van Defensie. Daarnaast zijn er twee interviews met werkgevers in het blad opgenomen.
INHOUD
Het onderzoeksteam, dat zal bestaan uit docentonderzoekers en vierdejaarsstudenten van de Faculteit Maatschappij & Recht, kijkt hoe de continuïteit in de geleverde zorg aan deze jongeren verbeterd kan worden. Een tweede centrale onderzoeksvraag gaat over hoe de hulpverleners beter kunnen aansluiten op eigen hulpvraag van de jongeren. Het onderzoek wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met de JeugdzorgPlus-instelling Lindenhorst/Almata, en met andere regionale zorgvoorzieningen die zijn aangesloten bij de pilot rond Trajectzorg. Dit zijn Zandbergen, Lijn 5, Intermezzo, VSO de Sprong en Bureau Jeugdzorg. WvA
Inspirerend Het initiatief komt van vierdejaarsstudente Tessa Reijmerink. ”Ik wilde meer inzicht krijgen in de mogelijkheden die ik heb op de arbeidsmarkt. Ik zocht naar inspirerende voorbeelden van hbojuristen. Toen dacht ik: als ik daar behoefte aan heb, moet ik zelf op onderzoek gaan.“ En dat deed ze. Tessa voerde dit project uit in samenwerking met de opleiding.
RECHT OP INSPIRATIE.
Promotie Ineke van den BergSmit Standvastig stond ze er, op maandag 30 september 2013. De eerste promovenda van het Instituut voor Recht: Ineke van den Berg-Smit. In het Academiegebouw van de Universiteit Utrecht verdedigde zij haar proefschrift De gerechtsdeurwaarder: ambtenaar en ondernemer. Zij werd hiermee de opvolgster van de in deurwaardersland vermaarde M. Teekens, die in 1973 promoveerde op het onderwerp ‘de deurwaarder’. Chapeau! Het proefschrift van Ineke is te verkrijgen bij Maklu-Uitgevers, Apeldoorn/Antwerpen, ISBN 978-90-466-0625-4. PvG
Tijdens de viering van het tienjarig bestaan van de opleiding HBO-Rechten (12 december) werd de glossy officieel gepresenteerd. Alle aanwezigen ontvingen een exemplaar. De glossy is interessant voor iedereen die zich afvraagt wat een hbo-jurist te bieden heeft. Wil je een digitaal exemplaar ontvangen? Mail dan naar: hannelie.bakker@hu.nl. LvdP
PORTRETTEN VAN ALUMNI
TESSA REIJMERINK
2
TWINTIG INTERVIEWS BEROEPEN BEDRIJVEN INSTANTIES
Een duik nemen in onzekerheid
4
Alumnus Sharon Tijsinger
7
Grijp je kans! De positionering van de hbo-jurist
8
Alumnus Rens Jansen
11
Onder veel conflicten ligt een verlies
12
Alumnus Stephanie Weber
15
Wisselwerk
16
Niets doen is ook een optie
18
FMR verhuist
19
Colofon
Herdruk begrepen-reeks Aan het begin van dit kalenderjaar is de vijfde druk van Arbeidsrecht begrepen verschenen. Dit boek is geschreven door Eric Soemers en onze docenten Recht Hannie Geugjes en Paul van Grinsven (Boom Juridische uitgevers 2013, ISBN 978-90-8974-758-7). Begin 2014 verschijnt de derde druk van Socialezekerheidsrecht begrepen (Hannie Geugjes en Jan Heinsius; Boom Juridische uitgevers 2014, ISBN 978-90-8974-866-9). Beide zijn ook als e-book verkrijgbaar. PvG
HUridisch is het magazine voor alumni en de beroepspraktijk van de opleidingen Sociaal Juridische Dienstverlening, HBO-Rechten en Kandidaat-Gerechtsdeurwaarder van Hogeschool Utrecht. Postbus 85397 3508 AJ Utrecht T 088-481 81 81
Fotografie Femke van den Heuvel, Nina Juffermans, Ursula Heeffer, Gerian Alofs, Martin Hogeboom, Ed van Rijswijk
Redactie Paul van Grinsven, Lidwien van der Pas, Joost Welten
Druk Grafisch bedrijf Tuijtel
Aan dit nummer werkten mee Annemarie Geersing Walter van Amerongen Hoofdredactie Hogeschool Utrecht – Chantal Martini Eindredactie Hogeschool Utrecht – Marloes Jager
3
Vormgeving Troost communicatie
Redactiesecretariaat Voor vragen, opmerkingen, adreswijzigingen of aanvragen kunt u terecht bij het Onderwijssecretariaat Recht, mailrechtsjd@hu.nl; mailrechthbr@hu.nl.
ONDERZOEK
EEN DUIK NEMEN IN ONZEKERHEID STIJN BOLLINGER, DOCENT AAN DE OPLEIDING SOCIAAL JURIDISCHE DIENSTVERLENING (SJD), DEED VIER JAAR ONDERZOEK NAAR DE ROL VAN HET LEGER DES HEILS IN DE NEDERLANDSE VERZORGINGSSTAAT. HET LEVERDE NIET ALLEEN EEN PROEFSCHRIFT OP, MAAR OOK EEN BOEIENDE LEERERVARING. OVER BEIDE ASPECTEN VAN ZIJN ONDERZOEK VERTELT HIJ BEVLOGEN.
# .1554 + 1660/
4
Bij de verzorgingsstaat denkt iedereen momenteel aan de staat. Dat is begrijpelijk, want de staat voert – via rijk of gemeente – de sociale wetgeving uit. Nog niet zolang geleden lag dit heel anders. De uitvoering van sociale wetgeving lag vroeger voor een belangrijk deel in handen van allerlei levensbeschouwelijke instanties. Dit ‘maatschappelijke middenveld’ van de verzuilde samenleving is vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw volledig weggevaagd. De desbetreffende organisaties hebben daar zelf volop aan meegedaan door hun identiteit op te geven. Ze zijn opgegaan in grote organisaties, die nauw zijn gelieerd aan de overheid. Eén speler vormt een uitzondering op dit patroon: het Leger des Heils. Deze in beginsel kerkelijke instelling heeft de verstatelijking van de verzorgingsstaat overleefd. Hoewel het met haar christelijke inslag een buitenbeentje is, opereert de instelling buitengewoon succesvol. In 2012 ontving het Leger des Heils 322 miljoen euro subsidie – vergelijkbaar met de inkomsten van een grote gemeente – terwijl zij met zesduizend werknemers zelfs twee keer zoveel mensen in dienst heeft als de gemeente Groningen. Deze bijzondere positie van het Leger des Heils in de Nederlandse verzorgingsstaat is het onderwerp van het proefschrift van Stijn Bollinger: A dynamic courtship. The Salvation Army and the welfare state in the Netherlands (18871990). Bollinger maakt meteen duidelijk dat hij geen geschiedenis van het Leger des Heils heeft geschreven. “Mij boeide een heel andere vraag. De overheid is maatschappelijke taken steeds meer zelf
“HET LEGER BIEDT EEN VANGNET VOOR MENSEN DIE BUITEN DE BOOT VAN DE VERZORGINGSSTAAT VALLEN”
gaan uitvoeren en verstrekt in beginsel alleen nog subsidie aan neutrale organisaties. Hoe heeft het Leger des Heils desondanks kunnen overleven als welzijnsorganisatie?” Het Leger als vangnet Het Leger des Heils is aan het einde van de negentiende eeuw ontstaan als een praktisch ingestelde kerkelijke organisatie. De initiatiefnemers beseften dat hun evangelische boodschap niet zou aanslaan, zolang mensen in ellendige omstandigheden verkeerden. Daarom boden ze praktische hulp aan minder bedeelden. Als kerkgenootschap is het Leger des Heils altijd klein gebleven. Het Leger heeft zich bovendien niet kunnen onttrekken aan de secularisering van de samenleving, zodat de instelling als kerkgenootschap in Nederland momenteel een marginaal bestaan leidt, met ongeveer vierduizend leden: officieren en soldaten, in het jargon van het Leger des Heils. “Als professionele welzijnsorganisatie is het evenwel een heel succesvolle club,” zo legt Bollinger uit. In zijn onderzoek
komt naar voren wat het Leger des Heils beter heeft gedaan dan andere levensbeschouwelijke instellingen. “Het Leger biedt een vangnet voor mensen die buiten de boot van de verzorgingsstaat vallen,” aldus Bollinger, “en doet dat op een pragmatische manier.” Hij noemt als voorbeeld de hulp aan ex-gedetineerden. “Het Leger des Heils heeft al heel vroeg begrepen dat mensen die uit de gevangenis komen, een dak boven hun hoofd en eten op de plank nodig hebben. Als deze voorzieningen ontbreken, wordt het heel moeilijk om bajesklanten op het rechte pad te houden. Het Leger is deze hulp zelf gaan bieden. De overheid zelf lukt zoiets niet.” Identiteit als competentie De christelijke identiteit is een belangrijke troef van het Leger. “Het Leger is er in geslaagd om deze identiteit op een positieve manier in te zetten,” zegt Bollinger. “In beginsel is de overheid neutraal en vormt de nadrukkelijk christelijke identiteit van een welzijnsorganisatie dus een moeilijkheid. Maar het Leger zet deze identiteit juist in als een competen-
5
tie. De gedachte is dat professionals beter functioneren wanneer ze niet levensbeschouwelijk neutraal zijn, maar een missie hebben en hun werk met hart en ziel doen. Dankzij de inzet van christelijk geïnspireerde medewerkers en vrijwilligers kan het Leger des Heils een flexibele en relatief goedkope hulp aanbieden. Het Leger biedt waar voor zijn geld. Daardoor kan het zich als professionele organisatie handhaven.” De vraag blijft natuurlijk of deze christelijke identiteit ook op langere termijn nog te borgen is. Deze vraag is nijpend, omdat er een moeizame verhouding is tussen een steeds kleinere kring van christelijk geïnspireerde, bevlogen managers – de officieren van de kerk – en een steeds groter aantal professionals die weliswaar het christelijke gedachtegoed van het Leger onderschrijven, maar die de kerk vaak links laten liggen. De meerwaarde van onderzoek Een proefschrift van een hbo-docent levert als het goed is niet alleen een bijdrage aan een academisch debat, maar
CARRIÈRE
JONGEREN BIJ DE VAKBOND BETREKKEN
voedt ook het onderwijs. Wat is de meerwaarde van de studie van Stijn Bollinger? “Studenten zullen het boek niet zo snel lezen, omdat het in het Engels is geschreven,” geeft Bollinger meteen toe. “Voor mij is het echter belangrijk om in die taal te publiceren, omdat het werk dan veel breder toegankelijk is. Vergeet niet dat het Leger des Heils een organisatie is die wereldwijd opereert.”
Sharon Tijsinger (24 jaar) vond haar baan toen ze tijdens een treinvertraging in gesprek raakte met een oude kennis. Inmiddels werkt ze al twee jaar voor FNV Bouw, waar ze sinds een jaar de activiteiten coördineert voor jongeren.
De meerwaarde voor het onderwijs zit in de eerste plaats in de casuïstiek die Bollinger aanlevert: in zijn werk is te lezen hoe de verzorgingsstaat in de praktijk functioneert. “Maar minstens zo relevant is de onderzoekservaring die ik heb opgedaan,” vertelt Bollinger. “Dat vertaalt zich in de onderzoekscomponent van de opleiding SJD, die mede door mijn inbreng moderner en robuuster is geworden.”
“HET INTERNATIONALE ASPECT VIND IK LEUK AAN MIJN WERK”
“Als jongerenactiviteitencoördinator heb ik een behoorlijk veelzijdige functie: na een jaar kan ik nog steeds geen functieomschrijving geven. Het komt erop neer dat ik allerlei activiteiten en projecten organiseer voor jongeren in de bouwsector, zoals projecten over jeugdwerkloosheid en gastlessen op bouwopleidingen. Ook maak ik het jongerenblad van FNV Bouw. Ik reis veel voor mijn werk. Toen ik gevraagd werd voor deze functie, moest ik dezelfde dag nog beslissen of ik de baan aannam: de weken erop moest ik namelijk al naar Genève en Brazilië voor conferenties.
Hij legt uit dat onderzoek – samen met stage – de meest leerrijke omgeving biedt voor studenten. “Een onderzoek begint met vragen. Een onderzoeker neemt als het ware een duik in de onzekerheid, want hij kiest voor een positie waarin hij van alles niet weet. Maar juist die houding is vruchtbaar. Ze doet een beroep op creativiteit en inzet om te zoeken naar antwoorden. Wie zich in dat proces durft te bewegen, leert heel snel,” aldus Bollinger. “Doordat ik het zelf intensief heb meegemaakt, kan ik anderen nu veel beter begeleiden in dat proces.”
Ik merk dat jongeren de vakbond zien als iets voor oude mannen. Het is dan ook aan mij om manieren te vinden jongeren toch te bereiken. Jongeren gaan niet meer de straat op met een spandoek, dus ik probeer bijvoorbeeld acties op te zetten via social media. Ook de crisis is een actueel thema in de bouwsector. Veel jongeren zijn werkloos of werken met tijdelijke contracten. Voor studenten is het vaak moeilijk om een stageplek te vinden. Door acties en projecten probeer ik ze hierbij te helpen. Tijdens gastlessen gaat het hier vaak over. Maar ook onderwerpen als cao’s, werkomstandigheden of pensioen komen aan bod. Dat laatste thema is zeker niet populair onder jongeren, maar toch is het heel belangrijk. Het leuke aan mijn werk vind ik het contact met jongeren en het internationale aspect. Ik merk dat je veel kunt leren van de manier waarop bepaalde zaken in andere landen geregeld zijn. In Duitsland worden er door de vakbond bijvoorbeeld veel acties en projecten geregeld voor jongeren, waardoor ze veel meer betrokken zijn. Ze kunnen in de politiek ook meer voor elkaar krijgen. Dit is de reden waarom ik laatst een politieke jongerendag heb georganiseerd. We zijn toen met een groep jongeren naar de Tweede Kamer gegaan, waar we hebben gesproken over hoe het geregeld is in ons land.
Joost Welten
BOLLINGER: "ONDERZOEK BIEDT, NAAST STAGE, DE MEEST LEERRIJKE OMGEVING VOOR STUDENTEN"
Ik ben erg vrij in mijn werk: ik kan zelf beslissen waar ik werk en welke projecten ik opstart. In de toekomst zie ik mezelf wel een meer juridische functie vervullen. Ik vind het leuk om uit te zoeken hoe dingen juridisch in elkaar zitten. Denk bijvoorbeeld aan cao’s en arbeidsomstandigheden. Voorlopig heb ik in dit werk echter nog genoeg uitdaging, ik leer iedere dag nieuwe dingen.” Annemarie Geersing
6
7
GRIJP JE KANS!
Suzanne de Rooij (43 jaar) is gepromoveerd op het onderwerp ‘de hbo-jurist: kans of bedreiging?’, met als ondertitel ‘de positionering van de hbo-jurist in de wereld van de klassieke juridische beroepen’. Sinds augustus 2006 werkt zij als docent bij de Juridische Hogeschool Avans-Fontys. Daarvoor werkte zij elf jaar in de advocatuur. Suzanne is gespecialiseerd in arbeidsrecht. Over haar proefschrift heeft ze op 12 december 2013 een voordracht gehouden, tijdens het tienjarig bestaan van de opleiding HBO-Rechten van Hogeschool Utrecht.
De positionering van de hbo-jurist in de wereld van de klassieke juridische beroepen
ONDERZOEKSBUREAUS ALS VAN TEEFFELEN EN HOBEON VOORSPELDEN HBO-JURISTEN EEN GOUDEN TOEKOMST BIJ ONDER MEER ADVOCATENKANTOREN, RECHTBANKEN, VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJEN EN BANKEN. WAT IS ER MISGEGAAN? SUZANNE DE ROOIJ GEEFT ANTWOORD. Economische crisis De kern van het probleem is de economische crisis. Het onderzoek waarin de gouden toekomst werd voorspeld, werd verricht in een tijd dat het nog goed ging in de juridische wereld. Er was krapte op de arbeidsmarkt. Ook de wegvoorbereider van alle onderzoeken, mr. D.E. Bunschoten, was optimistisch gestemd. De kwaliteit van de gedane onderzoeken heeft Suzanne niet onderzocht. Daar is ze van uitgegaan. Van enige schuld aan de
8
zijde van de opleidingen zelf, wil ze niet weten. “We fungeren niet als het voorportaal van de universiteit. Het zijn heel praktijkgerichte opleidingen.”
Esther Verboon (opleidingsmanager voltijdopleiding HBO-Rechten) Hoewel de Utrechtse opleiding HBORechten de zorg van Suzanne de Rooij deelt als het gaat om de verslechterde werkgelegenheid voor hbo-juristen, laat onderzoek onder haar alumni zien dat er in elk geval sprake is van een kwalitatieve match tussen vraag en aanbod. Hbo-juristen hebben in korte tijd een plek verworven in een breed scala van private, overheids- en togaorganisaties. Organisaties zetten de nieuwe professional in op bestaande functies, doen aanpassingen in de complexiteit van het niveau van de functie of zonderen taken af van andere functies, zodat nieuwe functies voor de hbo-jurist ontstaan. In de ogen van hbo-juristen is er sprake van volwaardige functies op hbo-niveau en is men
Durven inzetten Haar onderzoek heeft zich vooral gericht op de klassieke juridische beroepen. De advocatuur stelt zich behoudend op. Advocaten zijn niet gewend om te delegeren. Ook onbekendheid speelde een rol in de onderzoeksperiode 20062009. Enerzijds waren hbo-opleidingen niet in het vizier van menig advocaat. Anderzijds zochten diezelfde hbo-juristen de advocatuur niet op als mogelijke werkgever. In het kader van een toevoeging is het werk van de hbo-jurist voor de advocaat bovendien niet declarabel. Maar ook de hbo-jurist die een eigen juridisch adviesbureau opzet en zaken voert bij de kantonrechter, komt niet in aanmerking voor een toevoeging. Het verhogen van de competentiegrens in 2011 heeft niet geleid tot een grotere
>>>>>>> 9
>>>>>>> inzet van hbo-juristen door advocaten. Toch blijft Suzanne optimistisch. Als de markt beter wordt, ziet ze kansen in de advocatuur. Het is ook een kwestie van ‘durven in te zetten’.
CARRIÈRE
tevreden over de kwaliteit van arbeid. Alleen op het gebied van doorgroei is het oordeel van hbo-juristen opmerkelijk negatiever. Het is nog altijd zo dat doorstuderen de kans op doorgroei aanzienlijk verbetert. De opleiding koerst daarom op versterking van de identiteit van de hbo- jurist door betere aansluiting van de opleiding op de beroepspraktijk, alsmede door de oprichting van een alumnivereniging voor hbo-juristen.
Wat de boer niet kent, dat vreet hij niet Voor de klassieke juridische beroepen gaat het spreekwoord ‘wat de boer niet kent, dat vreet hij niet’ op, met daarbij de kanttekening dat bij de gerechten een divers beeld is te zien. Er zijn hbo-juristen die als gerechtssecretaris werkzaam zijn, anderen zijn secretarieel medewerker. Gemeenten tonen zich meer flexibel. Bij hun aannamebeleid laten zij zich vooral leiden door bedrijfseconomische motieven. Rechtsbijstandsverzekeraars maken volop gebruik van hbo-juristen. Desondanks is het beroepsprofiel na tien jaar HBO-Rechten opleidingen nog niet helder genoeg.
Elwin Alblas (senior juridisch beleidsmedewerker/secretaris van de bezwaarschriftencommissie van gemeente Lopik) “De positionering van de hbo-jurist in de wereld van de klassieke juridische beroepen. Al sinds de start van de opleiding HBO-Rechten is dit een actueel (gespreks)onderwerp. In 2006/2007 kreeg ik de mogelijkheid om voor het lectoraat Beroepsuitoefening Juridische Bachelors van Hogeschool Utrecht onderzoek te doen naar het toekomstperspectief van de juridische professional op hbo-niveau. Het resultaat hiervan is opgenomen in het rapport Hoera! De hbo-jurist komt eraan!
Merk ‘hbo-jurist’ De belangrijkste aanbeveling die Suzanne doet, is om het merk ‘hbo-jurist’ beter in de markt te zetten. Daarnaast moeten opleidingen nog meer werk maken van de minors die ze aanbieden. Afstemming dient plaats te vinden met het werkveld. Welke rol kan de hbo-jurist daar innemen? Momenteel neemt de hbojurist de rol van onzelfstandige assistent in, of de rol van subprofessional met zelfstandige werkzaamheden. In de nabije toekomst ziet Suzanne nog een andere mogelijkheid: die van deelprofessie, zoals de huisarts versus de specialist. Oftewel de hbo-jurist die binnen het advocatenkantoor de zaken doet bij de kantonrechter.
‘De hbo-jurist komt eraan, maar is er nog niet.’ ‘Zijn precieze identiteit is in ontwikkeling.’ ‘Hij is welkom maar niet bij iedereen.’ ‘Academische barrières moeten nog geslecht worden.’ ‘Zijn inzetbaarheid zal door opleiding vergroot worden.’ Dit is een greep uit de verwachtingen destijds. De conclusie van het proefschrift is opmerkelijk: het beroepsprofiel van de opleidingen HBO-Rechten is na tien jaar nog (steeds) niet helder genoeg. Misschien nog wel opmerkelijker is de gelijkenis met de conclusies en aanbevelingen uit mijn onderzoek: aandacht voor uitstroomprofielen en minors gericht op het beroepenveld en de positionering van de hbo-jurist. Het is te hopen dat de beleidsbepalers de invloed van de praktijk in hun opleiding nog meer tot hun ‘recht’ laten komen, om zo de hbo-jurist eindelijk een eigen gezicht te geven. We hebben de top nog niet bereikt.”
Paul van Grinsven
10
INEENS HEB JE HET: JE WORDT DEURWAARDER Hoewel zijn vader en oom beide deurwaarders zijn, studeerde Rens Jansen (32 jaar) zelf eerst Commerciële Economie. Maar toen hij na die studie tijdelijk aan de slag ging met de ICT van het deurwaardersbedrijf, werd hij toch aangestoken door het vak. Na een opleiding aan de HU is hij nu partner in het bedrijf van zijn vader.
“MIJN VADER HEEFT WELEENS MEEGEMAAKT DAT IEMAND MET EEN PISTOOL OP HEM ZAT TE WACHTEN”
“Tijdens mijn eerste opleiding zag ik mezelf wel vertegenwoordiger of verkoper worden. Lekker de hele dag op pad, snelle auto’s en contact met klanten. Dat ik nu deurwaarder ben, komt vooral door mijn liefde voor ICT en computers. Na de studie zette ik de ICT op touw in het bedrijf van mijn vader en zijn vennoot. Ook deed ik incassowerk op kantoor. Het werk vond ik leuk, maar de uitdaging verdween na een tijdje. Daarnaast hoorde ik op kantoor verhalen van de andere deurwaarders, waardoor ik besloot zelf ook de opleiding te doen. Als deurwaarder kom je meestal geen leuk nieuws brengen, dus mensen kunnen emotioneel en soms zelfs agressief reageren. Ik probeer mensen altijd met respect te behandelen: even een handje geven of een half uur extra nemen als het nodig is. Vaak ben ik dan blij dat ík het kan doen, en niet een ander. Toch moet je soms ook hard zijn: mensen weten vaak dat ze fout zitten. Mijn vader heeft bij een huisuitzetting weleens meegemaakt dat iemand hem op zat te wachten met een pistool. In eerste instantie deed de man niet open, maar toen mijn vader terugkwam met een slotenmaker en de politie, bleek hij wel degelijk thuis te zijn. Hoewel dit niet vaak voorkomt, is de agressiefactor wel vele malen hoger dan in andere beroepen. Er zijn verschillende soorten deurwaarders, maar wij pakken alle taken op. Hoofdzakelijk richten we ons op wanprestatie en verbintenissenrecht. Ik zit voor de helft op kantoor, waar ik juridisch werk en de ICT doe, de andere helft ben ik buiten. Hoewel ik van de afwisseling houd, vind ik dat laatste eigenlijk het leukste om te doen. Je hebt te maken met allerlei soorten mensen en probeert met hen te zoeken naar een oplossing. In de toekomst zou ik best nog dingen willen veranderen binnen het vak. Waarom moet iemand die zijn gordijnen van € 600,niet heeft betaald, € 500,- aan griffiekosten betalen? Ik heb daarover wel wat ideeën, maar weet nog niet precies hoe ik het wil aanpakken. Dat is dus iets voor in de toekomst.” Annemarie Geersing
11
LEVEN LANG LEREN
ROUW EN RUZIE ‘ONDER VEEL CONFLICTEN LIGT EEN VERLIES’ HOEWEL EEN CONFLICT IETS HEEL ANDERS LIJKT DAN EEN VERLIES, KWAMEN MARION UITSLAG (MEDIATOR) EN TINEKE RODENBURG (ROUW- EN VERLIESTHERAPEUT) TOT DE VERRASSENDE CONCLUSIE DAT ER VEEL RAAKVLAKKEN ZIJN.
Het resultaat van hun ontdekking is het boek Rouwconflict, regie op het HART. Marion Uitslag (rechts op de foto) legt uit wat het verband is tussen het gevoel van verlies en het ontstaan van een conflict, en waarom het zo belangrijk is om beide aan de orde te stellen. Kun je concrete voorbeelden geven van de relatie tussen verlies en conflict? “Stel je voor dat jouw baas morgen tegen je zegt: ‘het spijt me, maar ik moet je ontslaan’. Dan raak je niet alleen je baan kwijt, er is bovendien een grote kans dat je een conflict krijgt met je leidinggevende. Overigens hangt het vaak ook van de persoon af of een situatie uitmondt in een conflict of een verlies. Als je toch al dacht: ‘het is een wonder dat ik hier mag werken’, dan ervaar je het als een verlies. Maar denk je: ‘nou zeg, ik heb hier toch geweldig goed werk geleverd!’ dan ontstaat er eerder een conflict. Vooral als je de ander verantwoordelijk kunt houden voor jouw verlies, neemt de kans op een conflict toe. Zo kun je bijvoorbeeld ook bij een suïcide heel veel boosheid voelen. Of bij het verlies van een geliefde die is overleden doordat hij slecht met zijn gezondheid omging: ‘ik heb je altijd gezegd dat je niet zoveel moest drinken, je hebt het toch gedaan en nu ben je dood!’ Tijdens het schrijven van het boek ben ik er steeds meer van overtuigd geraakt dat onder veel conflicten een verlies ligt. En dat ze elkaar ook
12
aanwakkeren. Beide veroorzaken crisisachtige situaties.” Werk je nu anders dan voordat je dit boek geschreven had? “Ja, ik heb in mediations meer oog voor het verliesaspect van conflicten. Als het verband érgens duidelijk wordt, is het wel bij echtscheidingen: het ene moment wordt er gal gespuugd en het andere moment is er diep verdriet. Dat is heel verwarrend. Met name voor de betrokkenen, maar ook voor de mediator. Dan denk je wel eens: waar focus ik nu op? In ons boek presenteren we het HARTmodel om te bepalen waar de grootste pijn zit: op het Houvast of de Autonomie die je kwijt bent, op je geschokte Rechtvaardigheidsgevoel of op de Toekomst die je niet meer ziet? Het kan natuurlijk allemaal spelen, maar vaak is er een accent te leggen en dat helpt. Mijn ervaring is dat je een conflict veel beter oplost als je ook de verlieskant meeneemt. Tineke is totaal anders gaan werken, in elke rouwtherapie vraagt ze nu: ‘waar ben je boos over?’ En daar komt altijd heel veel uit, waardoor je er iets mee kunt doen. Als het onder de pet blijft, gaat het verstikkend werken.” ‘Mediation’ en ‘Rouwbegeleidingskunde’ zijn aparte post-bachelorcursussen bij de HU. Zijn er plannen voor een integratie? “Ik zou die koppeling erg graag maken. Misschien gaan we dat ook nog doen. We hebben dit jaar wel samen een work-
shop gegeven op het jaarlijkse congres over mediation van de Universiteit Utrecht en de HU. Ik heb gesproken met Anneke Menger, lector Werken in Justitieel Kader bij de HU. Met haar ga ik binnenkort bekijken of we ook in dat kader een bijdrage kunnen leveren. Op strafrechtgebied zijn er fundamentele veranderingen aan de gang: de rol van het slachtoffer wordt veel belangrijker, er is meer aandacht voor de vraag of een conflict goed wordt opgelost en of een strafrechtelijke afhandeling wel altijd nodig is of misschien voorkomen kan worden. Dat laatste kan onder meer door in een vroeg stadium mediation in te zetten. Wat heel leuk is: Lia van Doorn, lector Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening, vond het zo’n interessante combinatie, dat ze het congres ‘Verlies en conflict: communicerende vaten’ heeft georganiseerd. Tijdens dit congres hebben we het boek gepresenteerd. Het werd met enthousiasme ontvangen door een heel breed publiek: variërend van
Mr. Marion Uitslag is opgeleid tot maatschappelijk werker, cultureel werker en jurist. Daarnaast is zij supervisor, opleider, coach en NMI Registermediator. Zij heeft onder meer gewerkt in het Pieter Baan Centrum te Utrecht. Momenteel is zij mededirecteur van HU Mediation. Tineke Rodenburg is maatschappelijk werker, systeemtherapeut, supervisor en opleider. Zij was docent bij Hogeschool Utrecht en hoofd van de post-hbo-opleiding Rouwbegeleiding van de Landelijke Stichting Rouw. Ze heeft op dit moment een eigen praktijk in rouwtherapie.
"JE LOST EEN CONFLICT VEEL BETER OP ALS JE OOK DE VERLIESKANT MEENEEMT", ALDUS MEDIATOR MARION UITSLAG
CARRIÈRE
DE MAANDAGROL BIJ DE RECHTBANK IN UTRECHT
mediators en rouw- en verliesbegeleiders tot maatschappelijk werkers, advocaten en notarissen. Maar er waren ook artsen en fysiotherapeuten. Die krijgen hier bijvoorbeeld mee te maken als een patiënt zijn vertrouwen in een behandelaar is kwijtgeraakt of schade heeft geleden door een medische fout.
Met haar vijfentwintig jaar is Stephanie Weber de jongste van haar team bij de Utrechtse rechtbank. Na haar studie HBORechten aan de HU, rondde ze vorig jaar in juli de masteropleiding Privaatrecht af aan de Universiteit van Amsterdam. Nog voor ze haar diploma op zak had kon ze aan de slag: sinds juli 2012 werkt Stephanie als juridisch medewerker bij de rechtbank in Utrecht.
Van Doorn vroeg ons of we ook nog iets voor studenten willen doen. Ja, natuurlijk willen we dat! Een idee is om het congres in aangepaste vorm te organiseren voor FMR-studenten. En ik ga zeker samen met Tineke workshops geven voor alumni van de opleiding Mediation.” Het boek is vooral gebaseerd op praktijkervaring. Jullie zeggen: ‘het snijvlak van verlies en conflict leent zich voor nader onderzoek.’ Waar denken jullie dan aan? “Ik zou het heel interessant vinden als onze ervaringen in de praktijk getoetst worden: of het daadwerkelijk meer helpt als je beide aspecten belicht. En wat ik ook graag onderzocht zou zien, is onze aanname dat een conflict een emotie activeert die je eigenlijk nodig hebt bij een verlies en omgekeerd. Bij een verlies ben je geneigd je terug te trekken, maar moet je ook weer de stap naar buiten maken; om een conflict goed op te lossen, moet je juist naar binnen kijken, naar je eigen aandeel.” Voor wie is dit boek met name interessant? “Het is interessant voor mediators, voor rouw- en verliesbegeleiders of –therapeuten, voor maatschappelijk werkers en voor iedereen die met mensen werkt en conflicten tegenkomt. Veel juridische kwesties komen voort uit conflicten. Als je voor ogen houdt dat er een verband is tussen conflict en verlies, stel je eerder de vraag: ‘wat dreigen we te verliezen als dit conflict de volledige ruimte krijgt?’ Wie veronderstelt dat hij ‘niets te verliezen’ heeft, gaat vol het conflict in. Er is heel veel te winnen als je denkt: ‘wacht even, moeten we dit nu juridisch gaan aanpakken of zijn er nog andere wegen?’
“Ik ben betrokken bij de maandagrol van de Utrechtse kantonrechter. Daarbij gaat het voornamelijk om geldvorderingen, waarbij mensen zijn gedagvaard omdat ze bijvoorbeeld een schuld hebben bij hun energieleverancier, verhuurder of zorgverzekeraar. Tijdens een rolzitting is er een mogelijkheid tot mondeling verweer en het afgeven van schriftelijke stukken aan de rechter. Ook is er voor sommige zaken een deurwaarder aanwezig, zodat die eventueel direct een betalingsregeling kan treffen. Na zo’n zitting behandel ik de dossiers. Ik bewaak de termijnen en zorg dat de vonnissen tijdig de deur uitgaan. Ook bekijk ik de dossiers inhoudelijk. Ik vorm een oordeel en schrijf het vonnis. De rechter moet hier nog wel een handtekening onder zetten.
UITSLAG ZOU VOOR HET POST-BACHELORONDERWIJS GRAAG EEN KOPPELING MAKEN TUSSEN DE CURSUSSEN MEDIATION EN ROUWBEGELEIDINGSKUNDE
Ik had vanochtend een mediation over samenwerking. Het was voor de leidinggevende een eye opener om te horen dat de medewerkster bang was haar baan kwijt te raken en daardoor minder vrij durfde te spreken. Ik vond het belangrijk om dat boven tafel te krijgen. Veel mensen vinden het moeilijk om toe
14
te geven dat ze bang zijn iets te verliezen. Maar het maakt een gesprek vaak een stuk constructiever, doordat de deelnemers ook naar zichzelf gaan kijken en niet meer alleen naar de ander wijzen.” Lidwien van der Pas
Wat je momenteel vooral veel ziet, zijn mensen met financiële problemen. Zij vullen het ene gat met het andere. Als er bijvoorbeeld beslag wordt gelegd op hun rekening, komen ze in de problemen en kunnen ze hun schulden niet meer betalen. Hoewel je je soms kunt inleven in een situatie - bijvoorbeeld wanneer iemand zijn baan is kwijtgeraakt - is het juridisch oordeel vaak zwart-wit. Wat me opvalt is dat deurwaarders toch best coulant zijn: als iemand mee wil werken, zijn ze vaak bereid om een betalingsregeling te treffen. Het interessante aan mijn werk is de afwisseling in de zaken en het verweer dat mensen voeren. Soms komt het voor dat een zaak niet zwart-wit is, maar begeeft de situatie zich binnen een grijs gebied. Ik weeg de belangen dan tegen elkaar af, waarbij onder andere de regel van redelijkheid en billijkheid komt kijken. Als iemand bijvoorbeeld een huurachterstand heeft, maar een groot belang heeft bij het behoud van zijn woning en bereid is de huurachterstand op te lossen, wegen de belangen van de huurder soms zwaarder dan het belang van de verhuurder. Annemarie Geersing
“HOEWEL JE JE SOMS KUNT INLEVEN IN EEN SITUATIE, IS HET JURIDISCH OORDEEL VAAK BEST ZWART-WIT”
W I S S E LW E R K
In deze rubriek staat een docent centraal die naast Hogeschool Utrecht nog een andere werkkring heeft. De focus ligt op de kruisbestuiving tussen de verschillende werkzaamheden.
lesboeken waren gericht op de opleiding Social Work en dat is toch een andere tak van sport dan SJD. “Daaruit is het idee geboren om zelf een lesboek te schrijven.” Motiverende gespreksvoering Dit lesboek is onlangs verschenen: Werken met doelgroepen in de Sociaal Juridische Dienstverlening. Het boek heeft een dubbel karakter. Enerzijds biedt het theoretische informatie over de verschillende doelgroepen waarmee de SJD’er werkt, zoals mensen die met justitie in aanraking zijn geweest, mensen met een schuldenproblematiek en cliënten met psychische stoornissen. Anderzijds legt het boek de techniek van motiverende gespreksvoering uit. Deze gesprekstechniek biedt een handvat om als SJD’er effectief aan de slag te gaan met de verschillende groepen cliënten. Realistische voorbeelden De praktijkvoorbeelden in het boek ogen niet alleen realistisch, ze zijn het ook. De casuïstiek is aangeleverd door mensen uit het werkveld. De lezer merkt dat meteen. De uitgeschreven gesprekken tussen een SJD’er en zijn cliënt vormen in zekere zin de hoogtepunten van het boek. Aardig daarbij is dat niet alleen het gesprek tussen hulpverlener en klant wordt weergegeven, maar ook uitleg over wat er in het gesprek gebeurt.
WERKEN MET DOELGROEPEN Mensen die aankloppen bij sociaal-juridische dienstverleners, kampen vaak met meer dan één probleem. Iemand die een beroep doet op schuldhulpverlening, heeft in de meeste gevallen niet alleen moeite om zijn financiën te beheren. Achter dit meest in het oog springende probleem gaan vaak andere moeilijkheden schuil, zoals een gokverslaving of psychische stoornissen. In de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening (SJD) kwam deze meervoudige problematiek tot voor kort onvoldoende aan bod. Een nieuw lesboek brengt daar verandering in. Onzeker over hun handelen Josine van Loon (links op de foto) en Deleaan Ruitenberg, docenten aan de opleiding SJD van Hogeschool Utrecht (HU), verrichtten enkele jaren geleden een onderzoek in het kader van het lectoraat Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening van Lia van Doorn. “We merkten dat SJD’ers zich vaak niet goed raad weten met cliënten met een meervoudige problematiek,” legt Josine van Loon uit. “Ze voelen zich soms onzeker over hun eigen handelen. Wat is nu de meest effectieve manier om met zo’n cliënt om te gaan?” Weliswaar is een SJD’er geen maatschappelijk werker: hij fungeert niet als een soort coach voor de cliënt, maar biedt zakelijke hulp. Toch heeft ook een SJD’er te maken met de achterliggende problematiek van hun cliënten. Om hiermee om te leren gaan, volgen sommige SJD’ers trainingen al dan niet op initiatief van hun werkgever. “SJD’ers ervaren dit als een gemis in hun basisopleiding,” vult Deleaan Ruitenberg aan. “Wij wilden voorzien in deze leemte.” Goed cursusmateriaal was niet beschikbaar, want alle
“GOED CURSUSMATERIAAL WAS NIET BESCHIKBAAR, DAARUIT IS HET IDEE GEBOREN OM ZELF EEN LESBOEK TE SCHRIJVEN”
Zich vragen stellen Als vanzelf gaat de lezer de beweegredenen van de gesprekspartners beter begrijpen. Dat sluit aan bij de intenties van de
auteurs. Zij willen studenten een bepaalde attitude bijbrengen. “Als een cliënt niet komt opdagen op een afspraak, heeft een hulpverlener vaak snel zijn oordeel klaar en gaat hij over tot de orde van de dag,” legt Deleaan uit. “Misschien is hij zelfs blij dat hij even wat extra tijd heeft voor andere klussen.” Het kan ook anders. “Een SJD’er kan zich ook de vraag stellen: hoe komt het dat mijn cliënt niet komt opdagen? Vindt hij het misschien moeilijk om dit gesprek aan te gaan? Is hij onzeker over wat hem te wachten staat?” Het is dit leerproces dat Josine van Loon en Deleaan Ruitenberg op gang willen brengen bij hun studenten – en misschien ook bij professionals. Een samen-stijl Een boek schrijven was voor de auteurs - beiden van huis uit psycholoog - ook een leerproces. “Zo’n boek is als een bij die de hele tijd in je hoofd zoemt,” vertelt Deleaan. “Totdat het bij de drukker ligt, is het boek niet af. Altijd moet er wel iets.” Intensief samenwerken was een belangrijk onderdeel van het leerproces. “We bespraken telkens met elkaar welke keuzes we maakten en waarom we dat deden,” aldus Deleaan. “Aanvankelijk schreven we ieder op een heel verschillende manier, maar langzamerhand ontstond een samen-stijl,” zo typeert Josine de wording van het boek. Studenten zijn enthousiast over het resultaat, zo merken de docenten in de cursussen die ze aan de hand van het boek geven. Joost Welten
Voorbeeldtekst uit het boek Werken met doelgroepen in de Sociaal Juridische Dienstverlening: een gesprek met Igor, die verplicht een CoVa (cognitieve vaardigheden)-training moet volgen. Medewerker
Igor
Uitleg
Ik moet naar die stomme CoVa-training. Daar heb ik geen zin in hoor. Daar heb je geen zin in.
Nee, die training heb ik niet nodig, die heb ik al gehad.
Hoe lang geleden was dat?
Nou ja, drie jaar terug of zo…
En weet je nog hoe de cursus eruitzag en wat je eraan gehad hebt?
Ik heb er wel wat aan gehad, ik weet heus wel hoe het moet.
Wat is het belangrijkste wat jij hebt geleerd bij de training?
Nou gewoon, me rustig houden. Even tot tien tellen voordat ik wat doe.
Dat is mooi. En lukt je dat?
Ja hoor, meestal wel.
De medewerker stelt een reflectieve vraag om de weerstand helder te krijgen.
De medewerker gaat in op wat de training Igor heeft opgeleverd in plaats van waarom hij er geen zin in heeft.
De medewerker beloont wat wel goed gaat.
Deleaan Ruitenberg en Josine van Loon, Werken met doelgroepen in de Sociaal Juridische Dienstverlening (Amsterdam 2013: Pearson).
PRIKKEL
NIETS DOEN IS OOK EEN OPTIE
Overheidsbemoeienis werkt contraproductief. Want als er geen oplossing is, dan is er ook geen probleem. Aldus Paul Frissen, hoogleraar Bestuurskunde.
Als een potvis op een pispot pist, zit de pispot vol met potvissenpis. Een pispot met potvissenpis zullen we in de maakbare samenleving waarin we nu leven, niet snel zien. Daarin laten we namelijk weinig aan het toeval over. Dat heeft bijvoorbeeld geleid tot een Protocol stranding levende grote walvisachtigen, naar aanleiding van de aangespoelde bultrug Johanna, begin dit jaar. In zijn laatste boek, De fatale staat, pleit Frissen voor een overheid die erkent dat het leven soms pijn doet en dat de overheid
DE KUNST VAN HET GOED BESTUREN OM HEEL VAAK TERUG TE TREDEN
dat niet altijd kan oplossen. “Als er geen oplossing is, dan is er geen probleem. Dan heet het tragiek en tot tragiek moet je je heroïsch verhouden, maar je kunt er niets aan doen”, aldus Frissen in Brands met boeken (VPRO, 1 september 2013). Zolang de overheid dat niet hardop zegt, blijven we overspoeld worden met protocollen voor aangespoelde walvissen. Of met ’operaties-badeend‘: het consultatiebureau kijkt dan of er speelgoed in het bad ligt. Zo niet, dan gaan er alarmbellen rinkelen over de vraag hoe gezond het pedagogisch klimaat in het betreffende gezin is. Een overheid die steeds meer achter de voordeur kijkt en te vaak vrijheidsrechten aan de kant schuift. In de gemeente Alphen aan den Rijn heeft men dat al wel begrepen. Daar helpen Nadja Jungmann (lector Schulden en Incasso bij de HU) en anderen de gemeente bij de overstap van verzorgingsstaat naar participatiestaat (NRC Handelsblad, 23 oktober 2013). Gemeenten gaan vanaf 2015 de zorg voor jeugd, ouderen en chronisch zieken uitvoeren. Alphense ambtenaren leren
18
om niet in de hulpverlenersreflex te schieten. Dus geen ‘ik’ gebruiken, of ‘wij’, maar: wat zou het ú kunnen opleveren, wat bent ú van plan aan uw situatie te veranderen? De bal terug bij de hulpvrager. Ook het oplossen van conflicten vanuit verschillende invalshoeken, een centraal thema binnen het Instituut voor Recht, past binnen dit idee. Immers, het beslechten van een conflict via juridische procedures leidt vaak tot een positie waarin je de oplossing bij de overheid legt en afhankelijk bent van het oordeel van de rechter. Beter is het om er onderling uit te komen en samen de regie te nemen, waarbij de overheid zo nodig helpt door daarbij te faciliteren. Docenten bij het Instituut voor Recht denken graag zelf na en willen verantwoordelijkheid nemen. We proberen dit in ons onderwijs ook aan studenten mee te geven. We krijgen daarvoor ruimte; het nieuwe organisatiemodel met zelfsturende teams is inspirerend. Maar de huidige stortvloed aan regels binnen het hoger onderwijs is contraproductief. Dat leidt tot gevolgen die onbedoeld en ongewenst zijn, terwijl de beloofde oplossingen uitblijven. Om nogmaals met Paul Frissen te spreken: “Niets doen is altijd een optie. Sterker nog, het is vele malen ingewikkelder dan je er wel mee bemoeien. Dat vergt goed nadenken, dat vergt intellectuele kwaliteit. Je overal mee bemoeien is het makkelijkste wat er is. Het is juist de kunst van het goed besturen om heel vaak terug te treden, over te laten en niets te doen. Wetende dat er dan ook vele dingen zullen gebeuren die jou niet zullen bevallen.” Liever dat, dan overbodige walvisprotocollen. Charlotte van Mourik (docent Bestuursrecht en bestuursjuridisch expert)
MAATSCHAPPIJ & RECHT NAAR DE DALTONLAAN De Faculteit Maatschappij & Recht (FMR) strijkt de komende jaren neer aan de Daltonlaan, vlakbij De Uithof. De eerste lesdag staat gepland op 3 februari. De verhuizing van de FMR is een eerste stap in een grootscheepse operatie van nieuwbouw en renovatie van de hogeschool. De Faculteit Natuur & Techniek en ondersteunende diensten zijn nu gehuisvest in verschillende panden in de stad en komen naar De Uithof. Daarom komt er een nieuw gebouw op het parkeerterrein aan de Padualaan en worden de bestaande panden verbouwd. Tijdens de renovatie worden de faculteiten elders gehuisvest (met uitzondering van de Faculteit Educatie). Het gebouw van
de Faculteit Gezondheidszorg wordt afgestoten. Naar verwachting verhuizen de Instituten voor Social Work, Recht en Veiligheid in de zomer van 2016 naar hun nieuwe onderkomen aan Padualaan 99/101. De twee panden aan de Daltonlaan zijn met enkele loopbruggen met elkaar verbonden. Daltonlaan 200 heeft tien bouwlagen en telt 5.600 vierkante meters. Daltonlaan 300 bestaat uit zes bouwlagen en beschikt over 8.700 vierkante meters. Er zijn zo’n 95 parkeerplaatsen en de locatie is vanaf het centraal station met lijn 28 van Qbuzz (de nieuwe vervoerder in regio Utrecht) bereikbaar.
19
Waarom verhuist de HU? De HU wil huisvesting aanbieden die het studenten, onderzoekers, docenten en ondersteunend personeel beter mogelijk maakt het beste uit zichzelf te halen. Daarom wordt al het Utrechtse onderwijs en onderzoek op één aansprekende en herkenbare plek geconcentreerd: Utrecht Science Park (USP) De Uithof. CM