Magazine voor alumni en de beroepspraktijk van het Instituut voor Recht van Hogeschool Utrecht. juni 2014
31
SANNE: “EEN ZAAK IN DE RECHTBANK VOELT ALS EEN WEDSTRIJD”
LECTORAAT ONDERZOCHT WERKDRUK RECHTERS | ZIJN WE KLAAR VOOR DE GROTE VERBOUWING? | STUDENTEN IN DE PRIJZEN BIJ INTERNATIONALE PLEITWEDSTRIJD |
K O R T K O R T K O R T deze ervan kunnen profiteren in hun dagelijks werk. Probation Works, wat letterlijk ‘reclassering werkt’ betekent, is daarmee een mooi voorbeeld van hoe wetenschappelijke inzichten beschikbaar gesteld kunnen worden aan een breed publiek.
Accreditatie HBO Rechten Eens in de zes jaar beoordeelt de Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) elke hbo-opleiding in Nederland. In oktober 2014 wordt de opleiding HBO Rechten geaccrediteerd (voltijd, deeltijd en de variant kandidaatgerechtsdeurwaarder). De NVAO controleert of de kwaliteit van de afgestudeerden hoog genoeg is. Daarnaast geeft de NVAO ook een oordeel over de leeromgeving en de mate waarin de opleiding de competenties bereikt.
Voor het project is een internationale redactieraad opgezet. Naast René Butter (verbonden aan de lectoraten Werken in Justitieel Kader en Methodologie van Praktijkgericht Onderzoek van Hogeschool Utrecht) bestond de raad uit professor Fergus McNeill van de universiteit van Glasgow en dr. Ioan Durnescu van de Universiteit van Boekarest. Kort maar verantwoord “Het combineren van de uitgangspunten praktisch-relevant en methodologisch verantwoord was een lastig proces”, aldus René Butter. Onder zijn leiding heeft de redactieraad tien vragen opgesteld, zoals Hoe en waarom stoppen mensen met het plegen van misdrijven?, Hoe ervaren mensen die onder reclasseringstoezicht staan dit toezicht?, Wat zijn de kosten en baten van reclassering? Deze vragen werden vervolgens voorgelegd aan tien reclasseringsexperts uit de praktijk en de wetenschap, afkomstig van universiteiten en reclasseringsinstellingen in Groot- Brittannië, België, Roemenië en de Verenigde Staten. De experts moesten in ongeveer driehonderd woorden een verantwoord antwoord geven. René Butter: “Wanneer je over zoveel kennis beschikt als de ingeschakelde experts, is het geven van een bondig antwoord op een complexe vraag niet gemakkelijk. Toch zijn ze daar goed in geslaagd”.
Winst- en jaarrekening voor dummies In de ‘begrepen’ reeks is een nieuw boek verschenen Winst en jaarrekening begrepen auteur is Peter van Enthoven, docent bij de opleiding HBO Rechten. Het boek geeft antwoord op de vraag hoe een jaarrekening van een onderneming (eenmanszaak, maatschap, vof, cv, bv of nv) moet worden gelezen. Wat betekenen bijvoorbeeld de begrippen winst en eigen vermogen? Wat is een voorziening in de jaarrekening? Hoeveel winst mag worden uitgekeerd aan de gerechtigden? Op welk deel van de winst kan iemand aanspraak maken? Hoe financieel gezond is de organisatie eigenlijk? Kunnen bestuurders aansprakelijk worden gesteld als de uitkering van de winst te groot is geweest? Waar wordt dit in de wet geregeld? Winst en jaarrekening begrepen is geschreven voor diegenen die zich willen verdiepen in de financiën van een onderneming maar die weinig tot geen bedrijfseconomische voorkennis hebben. PvG
INHOUD
Gastdocent bij de HU
Werkdruk rechters bewezen
4
Alumnus Martijn Beers
7
Utrechtse studenten in de prijzen
8
Alumna Jurinda Visser
11
Instituut voor Recht traint ombudsman verzekeringen
De vraagbaak is toegankelijk via www.cep-probation.org en via www.werkeninjustitieelkader.nl. De experts hebben ook uitgebreide antwoorden op de vragen geformuleerd. Op basis van deze antwoorden gaat de redactieraad een internationaal Probation Works-boek samenstellen. WvA
Ter voorbereiding op deze externe audit is HBO Rechten afgelopen jaar intern al gecontroleerd op deze punten. Over het geheel genomen was de auditcommissie zeer enthousiast over de opleiding. De tips die we hebben gekregen zijn ter harte genomen en hebben al geleid tot verbeteringen. Zo zijn de eisen aan de stage en praktijktijd nog duidelijker geworden.
Participatiewet: zijn we klaar voor
De belastingdienst stelt zich in 2014 terughoudend op bij de afgifte van een verklaring omtrent het verrichten van de arbeid (VAR) aan zzp’ers, met als direct gevolg koudwatervrees bij hogescholen om nog gastdocenten aan te nemen die niet beschikken over een VAR. Ze vrezen dat de relatie met de gastdocent door een rechter als een arbeidsovereenkomst wordt gezien. Dat gevaar is reëel als bijvoorbeeld een kunstopleiding een kunstenaar, die nauwelijks verdienste heeft uit de verkoop van eigen werk, telkens als docent aanneemt op basis van een overeenkomst van opdracht. Als dat docentschap jaar in, jaar uit, zijn hoofdbron van inkomsten betreft, kan op grond van dat feitencomplex een arbeidsovereenkomst ontstaan. Als de hoofdmoot van het werk van waardevolle gastdocenten echter elders ligt en/of ze werken voor diverse opdrachtgevers, kan een hogeschool ze nog steeds zonder VAR aantrekken mits in de overeenkomst van opdracht helder de bedoeling van partijen wordt verwoord. PvG
Wij hebben zin onze opleiding aan de NVAO te presenteren en zien de accreditatie met vertrouwen tegemoet. LvdP
Probation works: vraagbaak voor reclassering Ontwikkel een internationale website met state of the art kennis over reclassering, die zowel praktisch-relevant als methodologisch verantwoord is. Dat is de opdracht die Anneke Menger en Jo Hermanns (lectoraat Werken in Justitieel Kader van Hogeschool Utrecht) kregen van de Confederation of European Probation, de Europese reclasseringsorganisatie. Anneke Menger en Jo Hermanns ontwikkelden met ‘Probation Works’ een website die gedegen wetenschappelijke inzichten bevat en tegelijkertijd praktisch is voor professionals, zodat
de grote verbouwing?
15
Alumna Sanne Barbas
18
Wisselwerk
19
Colofon HUridisch is het magazine voor alumni en de beroepspraktijk van de opleidingen Sociaal Juridische Dienstverlening, HBO-Rechten en Kandidaat-Gerechtsdeurwaarder van Hogeschool Utrecht. Postbus 85397 3508 AJ Utrecht T 088-481 81 81 Redactie Paul van Grinsven, Lidwien van der Pas, Agnes Sutherland Aan dit nummer werkten mee Lizet van Donkersgoed, Nina Juffermans, Walter van Amerongen
MET MEER DAN RECHT, DOEN WIJ RECHT 2
12
3
Hoofd- en eindredactie Hogeschool Utrecht – Chantal Martini Vormgeving Troost communicatie Druk Grafisch bedrijf Tuijtel Redactiesecretariaat Voor vragen, opmerkingen, adreswijzigingen of aanvragen kunt u terecht bij het Onderwijssecretariaat Recht, mailrechtsjd@hu.nl; mailrechthbr@hu.nl.
ONDERZOEK
“RECHTERS HEBBEN GEWOON HÉÉL VEEL UREN TE WERKEN”
We vroegen hem naar zijn onderzoek én naar wat er volgens hem nu moet gebeuren. “Ik zou het liefst met die rechters om tafel gaan zitten en dan doorvragen.” ‘Werkdruk is bij het lectoraat Organisatieconfiguratie en Arbeidsrelaties een heel belangrijk thema. Als je kijkt naar organisaties spelen er altijd twee dingen: de kwaliteit van de organisatie (oftewel zorgen dat een organisatie goed werkt, efficiënt en effectief is) en tegelijk de kwaliteit van de arbeid. Het heeft geen enkele zin om een efficiënte en effectieve organisatie te hebben waarbij de medewerkers afgebeuld worden. Op de lange termijn werkt dat niet.” Vanuit deze expertise was het dus geen verrassing dat juist Fruytier door de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) werd gevraagd de werkdruk bij rechters en officieren goed te onderzoeken. Fruytier denkt even na bij de vraag wat hij heeft onderzocht. “Dat moet ik heel precies zeggen. Uiteindelijk werd gemeten wat de perceptie van de rechters is ten aan-
4
zien van hun werkdruk en ten aanzien van de factoren die volgens de theorie die werkdruk zouden beïnvloeden.” De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat de werkdruk bij de rechterlijke macht bijzonder hoog is. Fruytier: “Dat komt vooral door de enorm hoge werkzwaarte. Rechters hebben gewoon héél veel uren te werken. Alle beroepen waarin hoogopgeleide professionals werken hebben een hoge taakzwaarte. Het gaat meestal om leuk werk met een mooie inhoud en veel autonomie; daar hoort veel werken bij. Dat is een bekend gegeven. Maar bij de rechterlijke macht gaat dat nu te ver. Andere factoren hebben er uiteindelijk maar weinig invloed op. Die hebben we wel allemaal uitgezocht, maar dat leverde weinig op. Het komt neer op ’jongens, doe wat aan die enorme werkzwaarte’. Dat was onze eindconclusie en daar hield ons onderzoek op. Wij hadden niet als opdracht vervolg op pagina 6
“JONGENS, DOE WAT AAN DIE ENORME WERKZWAARTE”
foto: Ed van Rijswijk
BEGIN 2013 ONDERTEKENDEN ZO’N ZEVENHONDERD RECHTERS EEN MANIFEST MET DE STELLING DAT DE KWALITEIT VAN DE RECHTSPRAAK IN GEVAAR KOMT DOOR HUN HOGE WERKDRUK. DR. BEN FRUYTIER ONDERZOCHT DE WERKDRUK BIJ DE RECHTERLIJKE MACHT. ZIJN RAPPORT ‘WERKDRUK BEWEZEN’ VERSCHEEN BEGIN 2014.
Nieuw model onderzoek Het onderzoek werd kwantitatief aangepakt. Er moest gewerkt worden met goed gevalideerde vragenlijsten om zo objectief mogelijk in beeld te krijgen hoeveel uur iemand werkt, en hoe hij dat ervaart. Eerdere onderzoeken die Fruytier deed, waren meestal kwalitatief (zie hieronder). “Aan die ‘oude’ instrumenten waren in de loop der jaren al kwantitatieve methodes toegevoegd. Een van die nieuwere modellen hebben we voor dit onderzoek uitgewerkt en uitgebreid. Als eerste stap hebben we vanaf februari 2013 een groot aantal interviews gehouden met de vier hoofdgroepen waar het over ging: rechters, raadsheren, officieren van justitie en advocaten-generaal, en met vertegenwoordigers van de Raad voor de Rechtspraak, het Openbaar Ministerie en managers uit de rechtbanken. Zo kregen we een goede vragenlijst waar iedereen achter stond. Die lijst is vervolgens aan 2700 mensen toegestuurd en door 687 personen ingevuld. Dat is een respons van zo’n 23 procent, goed verspreid over de vier hoofdgroepen. De vragenlijst hebben we uitgezet van juli tot augustus 2013. Vanaf september waren we bezig met de analyse, die leidde tot het eindrapport in januari van dit jaar.” Kwalitatief onderzoek Ben Fruytier licht het onderscheid tussen kwalitatief en kwantitatief werkdruk-onderzoek toe aan de hand van het Wehbo-instrument (Wehbo staat voor WErkdruk in het hbo. Het Wehbo-instrument brengt de oorzaken van werkstress onder hbo-medewerkers in beeld red.) dat hij eerder ontwikkelde. “Bij kwalitatief onderzoek zijn we op zoek naar de energiebronnen en stressfactoren in het werk. Je gaat dan als onderzoeker met een beperkt aantal mensen om de tafel zitten en brengt heel precies in beeld wat voor werk ze doen, hoeveel tijd ze daarmee kwijt zijn, wat voor problemen ze daarbij tegenkomen en hoe die problemen al of niet worden opgelost. Dan krijg je kwalitatieve gesprekken waarbij de onderzoeker uiteindelijk uitspraken doet die directe consequenties hebben voor de wijze waarop je aan die werkdruk kunt gaan werken. Dat kan dan op twee manieren: je kunt aan het individu gaan werken (kort gezegd: werken aan diens weerstand) of je kunt aan de organisatie gaan werken. Bij dat laatste heb je het over de kwaliteit van de arbeid.”
5
CARRIÈRE
MARTIJN IS BEZIG MET ZIJN TWEEDE MASTER
“IK HEB ECHT EEN PASSIE VOOR HET VAK”
foto: Sebastiaan ter Burg
Na vier jaar HBO Rechten aan de HU was Martijn van Beers pas 21 en dat vond hij net wat te jong om al te stoppen met studeren. Hij volgde een schakeltraject aan de universiteit om zijn bachelor rechtsgeleerdheid te doen. Hierna volgde hij de master strafrecht en op het moment is hij nog bezig met een master privaatrecht. “Ik heb gewoon veel interesses”, aldus Martijn. Een baantje in zijn beroepsgebied kon dan ook niet uitblijven.
Jeukende handen Het rapport met de eindconclusie ligt er nu. Wat er met die conclusie wordt gedaan, is nog niet duidelijk. Eerst zijn er nog een aantal vragen van de Raad voor de Rechtspraak te beantwoorden. Die wil graag het gelegde verband tussen taakzwaarte en werkdruk verder uitgewerkt zien, met de achterliggende factoren. Men zet dus kennelijk nog vraagtekens bij de conclusie. Ben Fruytier formuleert diplomatiek wat hij daarvan vindt. “Ik zie het als mijn taak als wetenschapper om antwoord op die vragen te geven.“
Zou hij vervolgonderzoek willen doen? “Ik zou het liefst met die rechters om tafel gaan zitten en dan doorvragen. De open vragen in het onderzoek geven daarvoor al veel aanknopingspunten. De ondervraagden hebben vaak heel uitgebreide en genuanceerde toelichtingen gegeven. Het zijn uiteindelijk die rechters zelf met hun expertise over het vak die aan zullen moeten geven wat de pijnpunten zijn en wat er gebeuren moet.” Hij heeft er wel ideeën over. “Het zou moeten gaan over de organisatie van het werk; daar valt nog veel te verbeteren zonder dat het de kwaliteit van het werk aantast. Want die kwaliteit is voor de rechters – terecht - heilig. Door te kijken
naar de organisatie van het werk wordt het werk plezieriger en minder uitputtend. Je zou dan moeten kijken naar de primaire processen binnen zo’n rechtbank. Denk aan het onderscheiden van complexe en simpele zaken. Intern speelt dat wel, maar er is ook verzet door het gevoel van autonomie waar rechters erg aan hechten. Ze hebben een groot besef van het belang van de rechtspraak. Rechters vinden dat heel lastig uit handen te geven.” Het belangrijkste vindt Fruytier echter dát er een vervolgonderzoek komt, niet wie dat zal doen. “De rechtspraak is dat waard! Die moet gewoon op orde zijn.“
“Ik vind het heel fijn om zoveel met het vak bezig te zijn. Mijn studie komt ook ontzettend terug in het werk wat ik nu doe. De reden dat ik me zo breed oriënteer, is omdat mijn interesses nou eenmaal heel breed zijn. Mijn hbo-studie was meer praktisch en nu leer ik verder op theoretisch gebied. We denken op de universiteit meer door, heb ik het idee. Waarom zijn de dingen zoals ze zijn? Ik moet wel hard werken voor de universiteit maar ik zet gewoon wat extra tandjes bij en blijf gemotiveerd.”
Agnes Sutherland
Lectoraat OCA Het lectoraat Organisatieconfiguratie en Arbeidsrelaties (OCA) onderzoekt de productiviteit en arbeidsparticipatie binnen organisaties. Bij het eerste punt gaat het om het slimmer organiseren: hoe zorg je voor arbeid met kwaliteit voor de werknemer en met kwaliteit van de arbeidsverhouding tussen medewerker en organisatie. Fruytier: “Het basisidee van slimmer organiseren is dat je organisaties zo eenvoudig mogelijk moet inrichten met zo min mogelijk bureaucratie. Daarnaast moet je zorgen dat de mensen die er werken maximaal gebruik kunnen maken van hun talenten.“ Bij het onderzoek rond arbeidsparticipatie wordt bekeken hoe je zoveel mogelijk mensen kunt laten meedoen in arbeidsorganisatie, met name ook de kwetsbare groepen in de samenleving. Dit onderzoek sluit aan bij overige lectoraten van de Faculteit Maatschappij en Recht, bijvoorbeeld die van Social Work en Schuldhulpverlening van het Instituut voor Recht. Bij het lectoraat werken ongeveer vijftien mensen, deels vast en deels op projectbasis.
6
“Tussen al het studeren door werkte ik in een kledingwinkel, maar na een tijdje vond ik dat het tijd was om in het vakgebied te gaan werken. Een oud-docent van mij ging toen net voor zichzelf beginnen en bood me een bijbaan aan. Nu werk ik twee dagen per week voor zijn bedrijf. Hij doet heel veel verschillende dingen, zoals advies geven aan advocaten en trainingen geven en ik ondersteun hem daarbij. Ik zoek bijvoorbeeld allemaal informatie bij elkaar voor een zaak waar hij advies over gaat geven.”
“Ik heb echt een passie voor het vak. Als je goed kijkt, zie je recht bijna overal in terugkomen. Ik ben weinig bezig met de toekomst. Het lijkt me niks om zzp'er te zijn; ik ben liever in vaste dienst. Werken bij een multinational lijkt me wel wat. Ik blijf wel met een realistische blik naar de arbeidsmarkt kijken. Ik zou het ook geweldig vinden om bij dit bedrijf te blijven werken. Ik zie het wel, er zijn genoeg mogelijkheden.” Nina Juffermans
foto's: Nina Juffermans
om de oplossing daarvoor aan te dragen.”
7
EU MOOT COURT COMPETITION 2014
DIT JAAR IS VOOR HET EERST EEN PLEITWEDSTRIJD VOOR HBO- STUDENTEN GEORGANISEERD: DE EU MOOT COURT COMPETITION 2014. DRIE UTRECHTSE STUDENTEN DEDEN GOEDE ZAKEN.
The consequences of the Belgian law in practice mean a dishonest infringement of the rights to provide services in another member state. This cannot be the intention of the freedom of services in another member state (the applicant). In the field of road safety Member of States must be allowed to have a margin of appreciation. It is important to control the traffic interest and road safety. The fact that Belgium imposes stricter rules than another Member State does not mean that the law is disproportionate (the defendant).
8
Wie van Maastricht naar Tongeren reist, rijdt over één lange, doorlopende weg. Centraal in die stad prijkt het stoere standbeeld van Ambiorix. De aanvoerder van de Eburonen verjoeg op die plek de Romeinen. Wie had ooit gedacht dat zijn Belgische nazaten een Maastrichtse rijschoolhouder wilden verdrijven van hun wegen? Op grond van een Koninklijk Besluit uit 2008 mogen alleen Belgen of vreemdelingen die geregistreerd staan in een Belgische gemeenschap of stad rijlessen geven in België. Toch gaf de eigenwijze rijschoolhouder daar rijlessen aan Belgen, en werd hiervoor beboet. Toen hij weigerde te betalen, moest in een procedure bij de rechtbank van Tongeren het Europese recht duidelijkheid verschaffen. Deze casus kregen drie studenten HBO Rechten van onze hogeschool voor de kiezen bij de EU Moot Court Competition 2014, een wedstrijd tussen hogescholen uit verschillende Europese
foto: Chantal Martini
BEST CONCLUSION AWARD VOOR NEDERLANDS TEAM
landen, georganiseerd door de Katholieke Hogeschool Leuven. De studenten procedeerden voor het Europese Hof. En alles in de Engelse taal! Na voorselectie bleven twee Spaanse, vijf Belgische en ons Nederlandse team over. De drie leden van het team kropen elk in een andere rol, respectievelijk die van de rijschoolhouder (Tessa Reijmerink), de Belgische staat (Anne Scheffmann) en de Europese commissie (Myrthe-Roos van der Hoff). Casus onderzoek Als dit drietal er een paar weken later over vertelt, zit de adrenaline nog steeds in het bloed. Aan de interviewtafel wordt gediscussieerd over wie de beste papieren had: de zelfstandige rijschoolhouder of de Belgische staat? Ja, toch de rijschoolhouder. Ze hebben er veel werk in moeten steken, maar waren van tevoren gewaarschuwd door het docenten Dream Team dat hen ondersteunde, te weten
Jos Janssen (enthousiasmeren), Merijn Maassen (coach), Wouter Jan Berends (taal) en Marieke Westerhof (pleittechnieken). Voorafgaande aan de pleitwedstrijd onderzochten de studenten samen de casus. Het onderzoek richtte zich op een verdrag en twee richtlijnen.1 Onderzocht werd of er een rule of reason, een objectieve rechtvaardigingrond, voor de (in)directe discriminatie van de Maastrichtenaar bestond. Kern hierbij vormde road safety. In de ogen van de ‘applicant’ was deze verkeersveiligheid verzekerd: There is no fear for the safety of the recipients of the service. It is known that Dutch driving instructors have good driving training. Besides, the applicant often drives through Belgium. He is familiar with the Belgian traffic rules. He lives near the border and often drives in Belgium. There is no need to fear for safety. In other words, there are no justifications which can be invoked in the
9
Directive. De ‘defendant’ acht de veiligheid wel in gevaar: There are different kind of roads, traffic laws, rules, habits, and signs in Belgium than in the Netherlands and/or the rest of Europe. Therefore there are different traffic laws necessary to protect the road safety. The weighing of the public interest should prevail. De Applicant, Defending en Commision Conclusion van onze studenten werden beloond met the best conclusion award.2 Helaas gingen ze er niet met de hoofdprijs vandoor. Bij deze pleitwedstrijd verloren ze in de halve finale van een Belgisch team. De eerste dag verdienden ze nog het hoogste aantal punten met de vereiste pleittechnieken en overtuigingskracht, de tweede dag ging het pleiten iets minder. Even later mochten zij zich op de tribune verbijten bij de finale tussen twee Belgische teams die werden bevraagd door bekwame rechters en advocaten. Anders dan die teams wisten
CARRIÈRE
Hoe zit het nu verder met de Europese aspiraties van deze kanjers? Tessa gaat toch solliciteren in Nederland, maar wel bij organisaties waar internationale regelgeving geldt, en als het even kan met de
nadruk op Social Law. Myrthe-Roos stapt over naar de universiteit. Ze wil daar wel de internationale kant op. Wellicht ligt er een functie bij het International Court of Crime (ICC) of bij Human Rights in het verschiet. Anne wil stage gaan lopen bij Solvit, verbonden aan het Ministerie van Economische Zaken. Solvit lost de problemen op van Nederlanders die in het buitenland vertoeven, onder meer op de terreinen van verzekeringen en arbeidscontracten. Tot slot nog een reisadvies voor de lezer die nu Tongeren wil ontdekken. Uw verslaggever citeert uit het pleidooi van onze ‘defendant’: Traffic lights have three colors, Red, orange and green. → In the Netherlands green = go In Belgium Green = you can go however
Voor ons ligt een bijzonder interessante zaak van de EU Moot Court Competition, waarin de vraag centraal staat of en in hoeverre België het vrij verkeer van diensten ex artikel 56 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) belemmert door het opleggen van voorwaarden aan de uitoefening van het beroep rijinstructeur. Het betreft een complexe materie, waarbij de studenten van Hogeschool Utrecht zich internationaal van hun beste kant hebben laten zien door vlijmscherpe pleidooien neer te zetten. Het resultaat mag er zijn, ondanks het op een haar na missen van de hoofdprijs, sleepten ze toch mooi ‘the best conclusion award’ binnen. Hopelijk wordt dit goede eerste initiatief voor hogescholen doorgezet, zodat wij in de toekomst weer kunnen genieten van de vindingrijke en oplossingsgerichte pleidooien van enthousiaste hogeschool studenten. Hoewel ik geen uitgebreide juridische reactie kan geven - dat zou de omvang krijgen van een apart artikel - wil ik wel nog iets zeggen over de belemmering van het vrij verkeer van diensten. Ik ben
10
you can expect drivers from the other side that cross your path to their left. → In the Netherlands orange = if you can stop, you stop however if you go to fast you can go on. In Belgium orange = you have to stop. Paul van Grinsven 1
2.
Treaty on the Functioning of the European Union (TFEU); Directive recognition of professional qualifications 2005/36; Directive on driving licence 2006/126 Een ander prijsje dat achteraf werd binnengehaald betrof een zogenaamde Siriusster voor op hun dipoma, een ster die studenten kunnen verdienen met bijzondere prestaties of activiteiten tijdens hun opleiding.
er vrij zeker van dat in casu het vrij verkeer ongerechtvaardigd belemmerd wordt, mede gelet op het systeem van rijlessen in België. Je kan in België namelijk ook jezelf aanleren om te rijden, als er iemand naast je zit met acht jaar rijervaring. Deze persoon kan gewoon je vader of moeder zijn. Daarna kan je zelf beslissen of je jezelf competent genoeg acht voor het rijexamen, dat vervolgens wordt afgelegd bij een onafhankelijke instantie. Gelet hierop, lijkt me de eis van de Belgische regering bizar en een ongerechtvaardigde belemmering op het vrij verkeer van diensten.
“JE MOET GELOVEN IN JE EIGEN KRACHT EN ER VOL VOOR GAAN”
Jurinda perst nog even een sinaasappel uit, zet koffie en schept drie bolletjes ijs op een hoorntje. “Ik heb altijd al de ambitie gehad om voor mezelf te beginnen” zegt ze, terwijl ze een klant uitzwaait. De 27-jarige Jurinda Visser opende ongeveer een jaar geleden haar eigen ijssalon Esplanade in Uithoorn. “Ik had HBO Rechten gestudeerd en liep daarbij stage bij een advocatenbureau. Urenlang zat ik in de bieb dingen uit te zoeken. Ik vond het heel leuk, maar miste het contact met mensen en besloot makelaardij te gaan studeren. Zo was ik commerciëler bezig maar had ik nog wel veel aan mijn studie rechten. Toen mijn vader dit pand in Uithoorn kocht, kreeg ik de kans om een ijssalon te starten. Het was een moeilijke stap om te nemen. Toch deed ik het. Ik zegde mijn baan op en begon aan dit avontuur. Na twee weken vroeg ik me wel af waar ik aan begonnen was, maar het is helemaal goed gekomen.” “Door de studies die ik heb gevolgd, had ik een goede basis. Ik wist hoe ik dingen moest uitzoeken en hoe het zat met vergunningen. Veel dingen waar ik tegenaan liep, kon ik zo oplossen. Ook heb ik tijdens mijn studies geleerd hoe je zakelijk communiceert, daar heb ik veel aan gehad. Rechten daar heb je eigenlijk altijd wel wat aan, wat je ook gaat doen in je leven.” “Iedereen is hier altijd vrolijk, dat vind ik leuk. Het is hard werken, maar ik geniet wel. Je hebt een zekere vrijheid als je een eigen zaak hebt. Ook al heb ik eigenlijk amper vrije tijd! Ik ben niet bang voor concurrentie. Je moet geloven in je eigen kracht en er vol voor gaan. Dat deed ik al toen ik nog rechten studeerde en nu nog steeds.” Nina Juffermans
Fieke van Overbeeke Onderwijs- en onderzoeksassistent internationaal privaatrecht en docent practicum Europese fundamentele vrijheden van verkeer aan de Universiteit Antwerpen.
foto's: Nina Juffermans
onze nagelbijtende studenten de antwoorden wel op te lepelen. In die finale ging het niet zozeer om de inhoud, maar om wie het meest overtuigende pleidooi hield. Het drietal kijkt niettemin tevreden terug op hun prestatie. Hoewel het er competitief aan toeging in de zaal, was de sfeer daarbuiten hartelijk, sportief en bovenal gezellig. Het evenement is dan ook voor herhaling vatbaar. Er wordt aan gewerkt om het eerstvolgende forum voor de EU Moot Court Competition te laten plaatsvinden op Hogeschool Utrecht.
IJSKOUD WERK VOOR JURINDA
11
LEVEN LANG LEREN
TRAINING OP MAAT VOOR OMBUDSMAN ZORGVERZEKERINGEN “EEN VERADEMING!” “DE PRAKTISCHE TOEPASBAARHEID WAS HEEL GOED.” TEVREDEN REACTIES VAN MEDEWERKERS VAN OMBUDSMAN ZORGVERZEKERINGEN, WAARVOOR HET INSTITUUT VOOR RECHT EEN IN-COMPANY TRAINING HEEFT VERZORGD.
Ard Bottelier (docent bij HBO Rechten deeltijd) coördineerde de ontwikkeling van het programma en gaf zelf het onderdeel Inleiding Recht en Juridische vaardigheden. Bottelier: “Ongeveer de helft van de groep had een universitaire studie Rechten achter de rug, de rest had een andere vooropleiding. De algemene juridische voorkennis was dus heel divers. Maar over de zorgverzekeringswet wisten de cursisten meer dan de docent. Daardoor was het soms zoeken om het niveau goed af te stemmen. Als ik het
Edwin Niezen (teamleider Ombudszaken): “Aanvankelijk was het idee om de medewerkers die rechten gestudeerd hebben, alleen de bijeenkomsten over schriftelijke communicatie te laten volgen. Maar toen de juridische thema’s aan bod kwamen, zeiden ze: ‘We blijven erbij.’ Ze wilden hun kennis opfrissen en raakten met elkaar in gesprek over de stof. Dat vond ik erg leuk. De praktische toepasbaarheid van wat we leren is heel goed, anders dan je vaak meemaakt bij commerciële institu-
voor de juristen interessant wilde maken, werd het voor de anderen al snel minder boeiend en andersom. Er zijn in totaal vijf docenten bij de training betrokken: elk onderdeel werd gegeven door een expert op het vakgebied. Bij de lessen Juridisch Argumenteren en Schriftelijke Communicatie zijn we steeds uitgegaan
“DOSSIERS ANALYSEREN WE NU VEEL SYSTEMATISCHER AAN DE HAND VAN EEN STAPPENPLAN”
ten. Een onderwerp als Bestuursrecht spreekt misschien wat minder aan, maar er speelt veel op dat gebied en de docent is heel bevlogen. Door deze training zijn we kritisch naar al onze brieven gaan kijken. We voegen nu bijvoorbeeld een leeswijzer toe en beginnen met de conclusie, terwijl de klant die voorheen pas op de laatste pagina aantrof. Dossiers analyseren we veel systematischer aan de hand van een stappenplan. Daardoor ontdek je eerder welke informatie je nog mist om je verhaal rond te krijgen.”
van hun eigen teksten, waarbij de deelnemers dan uiteindelijk zelf verbeteringen moesten voorstellen. Tot slot is er een take-hometoets. Wie die goed maakte en minimaal de helft van de bijeenkomsten volgde, kreeg een certificaat.” “Ik hoop dit soort trainingen nog vaker te verzorgen: ik vind het boeiend om goed na te gaan wat een specifieke groep cursisten echt nodig heeft. Ook hoor je heel direct wat er speelt in een organisatie waar juridisch werk wordt verricht. Ik heb nog meer inzicht gekregen in wat onze studenten uiteindelijk moeten doen met het recht en daardoor kan ik beter uitleggen wat ze er aan hebben om bepaalde theoretische onderdelen te bestuderen.”
foto: Hans Meerman
“We wilden graag de schriftelijke communicatie beter afstemmen op de klant en kunnen aantonen dat alle vijftien medewerkers juridische kennis hebben op hbo-niveau,” vertelt Edwin Niezen (teamleider Ombudszaken). “Dat laatste is vooral van belang vanwege een naderende accreditatie. Verschillende opleidingsinstituten bleken geen maatwerk te kunnen leveren. Daarom viel de keus op het Instituut voor Recht van de HU, dat wél een aangepast programma wilde maken.”
Mariska van ’t Land (klachtenbehandelaar): “Ik werk al zeven jaar bij SKGZ en wist daardoor veel uit ervaring. Door deze training weet ik waarom iets is zoals het is en waar ik het kan vinden. De Zorgverzekering is gebaseerd op de Zorgverzekeringswet en het Burgerlijk recht: daar weet ik nu veel beter de weg in. Als ik een klant aan de telefoon krijg met een vraag, is mijn reactie overtuigender: doordat ik de wet beter begrijp, gaat het me makkelijker af om die uit te leggen. Ook heb ik geleerd om klachten goed te interpreteren en in mijn taalgebruik aan te sluiten bij het niveau van degene met wie ik contact heb. Wij hebben met zoveel verschillende mensen te maken: verzekerden, gemachtigden, medewerkers van zorg-
verzekeraars. Als ik zonder jargon uitleg wat een verzekeraar precies bedoelt, snapt een klant vaak beter wat er aan de hand is. Dan is de bemiddeling voor mij al bijna geslaagd. Na de bijeenkomsten discussieerden we vaak met elkaar over wat we hebben geleerd en hoe we dat in de praktijk gaan toepassen: kopjes gebruiken in een brief, is dat prettig voor de lezer of komt het juist afstandelijk over? Recht kan best een taai onderwerp zijn, maar de docent vertelde er leuk over en maakte steeds de koppeling met ons werk, waardoor het ging leven. Zowel de juristen als de niet-juristen voelden zich vrij om vragen te stellen; hij ging daar heel natuurlijk mee om.”
Lidwien van der Pas
12
13
De Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ) is een onafhankelijke en onpartijdige organisatie. Het doel van SKGZ is het helpen oplossen van problemen tussen klant en zorgverzekeraar. Dat kan door bemiddeling van de Ombudsman Zorgverzekeringen of door een bindende uitspraak van de Geschillencommissie Zorgverzekeringen.
Wilt u weten wat het Instituut voor Recht kan betekenen voor uw organisatie? Neemt u dan contact op met Jos Janssen: jos.janssen@hu.nl. Hij bespreekt graag met u wat de mogelijkheden zijn op het gebied van training en opleiding.
PRIKKEL
ONTRACEERBARE WETENSWAARDIGHEDEN Academische vrijheid is een groot goed in dit land. Artikel 1.6 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek verwoord dit expliciet: ‘Aan de instellingen wordt de academische vrijheid in acht genomen’.
Is het in het hbo dan beter gesteld met de (beroeps)ethiek? Ik ging te rade bij het werk van auteurs die er verstand van hebben. In het boek Ethiek en Recht in kort bestek trof ik een prachtige uitspraak aan: ‘Recht heeft alleen betrekking op wat mensen doen en niet op wat
zij denken’. Slimme auteur denk je dan, ware het niet dat de bedenker ervan de eerbiedwaardige Baruch Spinoza is. In voetnoot noch literatuurlijst tref ik zijn naam aan. Nog bonter maakt deze auteur het als hij schrijft: ‘Uit onderzoek is gebleken …’ Hij vermeldt bron noch vindplaats. In Integriteit in uitvoering, een soortgelijk studieboek voor het hbo, blijkt het al even erg. Toch proberen de auteurs mij in hun voorwoord gerust te stellen. Omdat het een studieboek is, bevat het geen verwijzende noten. Hun schatplichtigheid moet maar blijken uit de afgedrukte literatuurlijst achterin hun boek. Bedoelen de auteurs hiermee te zeggen dat deze even opzienbarende als luie keuze tot hun wetenschappelijke vrijheid behoort? En dat terwijl wij onze hbo-studenten op het hart drukken om bij werkstukken en scripties de juiste bronnen en vindplaatsen per pagina te vermelden, zodat de docent precies weet waar de student of de bron aan het woord is. Doen de studenten dat niet, dan krijgen ze van de examencommissie een sanctie opgelegd wegens plagiaat. Bij het derde geraadpleegde boek Van gedachten wisselen slaakte ik een zucht van verlichting. De bronvermelding blijkt op orde. Toch vergaloppeert de auteur zich bij beweerde uitspraken van de Utrechtse filosoof Rutger Claasen over positieve vrijheid. Zijn gedachtegang is rechtstreeks afkomstig uit Two Concepts of Liberty van Isaiah Berlin. Nergens in het boek wordt dit essay uit 1958 genoemd. Ondertussen is het met de verantwoording in de beroepspraktijk al niet beter
14
gesteld. Er verschijnen digitale handboeken, beslisbomen of beleidsstukken waarvan de status even onduidelijk is als de herkomst. Wie is nog intern aanspreekbaar op wat? Bij wetten kun je ten minste nog je toevlucht zoeken tot de kamerstukken om achter de bedoeling van de wetgever te komen. Geraadpleegde jurisprudentie helpt daarbij ook. Maar als je binnen je organisatie niet meer weet wie verantwoordelijk is voor wat er is verordonneerd, kun je ook niet meer om uitleg vragen. En wat niet meer uitlegbaar is aan de burger, klopt vaak niet. Medewerkers worden minder kritisch, verschuilen zich achter een ander en voeren dit soort regelingen klakkeloos uit omdat ‘het nu eenmaal moet’. Des te stuitender is dit bij interne regelingen waarbij somebody up there in de organisatie te stellig roept dat een wettelijke regeling X of Y voorschrijft, terwijl dat niet zo is. Plato vroeg zich al af: wie bewaakt de bewaker? Dat zou de kritische professional in de beroepspraktijk moeten zijn. Maar die komt daar vaak niet aan toe, omdat hij het te druk heeft met de waan van de dag. In die zin begint de beroepspraktijk steeds meer op een studieboek over ethiek te lijken. Paul van Grinsven 1
2 3 4
Zoontjes, P.J.J, Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, tekst & toelichting, tekstuitgave 2013-2014, Reed Business Education 2014, ISBN 978 90 352 4712 3 Schotman, E.H., Ethiek en recht in kort bestek, Boom Juridische uitgevers 2013, ISBN 978-908974-844-7 Van Dale, W.G., Integriteit in uitvoering, Noordhoff uitgevers 2009, ISBN 978-90-01-76369-5 De Brabander, R., Van gedachten wisselen, filosofie en ethiek voor zorg en welzijn, uitgeverij Coutinho 2013, ISBN 978-90-469-0361-2
PARTICIPATIESAMENLEVING TEVEEL EEN HOERA-VERHAAL Het woord participatiesamenleving duikt geregeld op in het debat over de hervorming van de verzorgingsstaat. Volgens bijzonder lector Maarten van der Linde van Hogeschool Utrecht (HU) wordt dit teveel als een ‘hoera-verhaal’ gepresenteerd, dat bovendien ‘weinig realistisch is over de moeilijkheden van mensen aan de onderkant van de samenleving en wie daarbij behulpzaam moet zijn’. Velen kampen met psychische problemen, schulden en langdurige werkloosheid. Kortom: het gaat om mensen met niet al te veel sociale competenties om een succesvol en actief burger te zijn, zegt Van der Linde. Het debat over de participatiesamenleving woedt volgens Van der Linde al veertig jaar. Maar het lijkt erop dat het nu menens wordt, zegt hij. Hij wijst onder
meer op de overheveling van zorgtaken naar gemeenten, die ‘gepaard gaat met forse bezuinigingen’. Dit onderwerp boeit hem enorm. Logisch, want hij was de afgelopen twee jaar bijzonder lector Geschiedenis van het Sociaal Werk van Hogeschool Utrecht. Hij was aangehaakt bij het lectoraat Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening van lector Lia van Doorn. Actief burgerschap Van der Linde noemt het opvallend dat de overheid zich sinds 2002 bedient van woorden die rechtstreeks afkomstig zijn uit de sociale bewegingen van de jaren zestig en zeventig. Denk aan actief burgerschap, participatie van burgers in bestuur van woon-, werk- en leefomgeving, zelfredzaamheid en bevorderen van eigen kracht (empowerment). Dat zijn
15
volgens hem mooie begrippen, maar ‘niet los verkrijgbaar’. “Die woorden kunnen pas werken als ze zijn ingebed in een sociale beweging of structuur, en wanneer de overheid bevoegdheden overdraagt en middelen beschikbaar stelt om die beweging van onderop te ondersteunen en te faciliteren. Ik zie dat nog niet direct gebeuren.” Neemt hij als bijzonder lector afscheid met pijn in het hart? Van der Linde: “Ja, omdat ik het jammer vind dat er geen geld is voor een opvolger als lector op mijn onderzoeksgebied. Het historisch perspectief is leerzaam, juist in deze tijd waarin men de verzorgingsstaat flink wil verbouwen.” Walter van Amerongen
Bron: www.onderzoek.hu.nl
foto: Jan Willem Groen
In de toelichting op die wet stelt Zoontjes, bijzonder hoogleraar onderwijsrecht, dan ook terecht: ‘Wie als wetenschappelijk onderzoeker of docent zijn positie misbruikt om inzichten te verspreiden, die berusten op (bewust) vervalste of misleidende feiten, verliest het recht om haar beschermende werking in te roepen’. Daarom geef ik nog even een kort overzicht van de ontdekte fraude in het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek aan het begin van dit decennium. Als eerste noem ik Roos Vonk, een aardige maar bovenal interessante vrouw. Toch maken ook bijzondere vrouwen fouten. Uit verricht onderzoek concludeerde zij: vleeseters vertonen agressiever gedrag dan vegetariërs. Deze praktiserende vegetariër verzuimde echter de door haar kompaan Diederik Stapel aangeleverde data te controleren. Don Poldermans, internist en vasculair geneeskundige, pleegde eveneens onregelmatigheden bij de vergaring en presentatie van data. Dirk Smeesters, hoogleraar Consumentengedrag en Samenleving, nam ontslag nadat twee wetenschappelijke artikelen waren teruggetrokken in verband met manipulatie van gegevens. Tot slot werd emeritus hoogleraar politieke antropologie, Mart Bax, gesnapt op gedebiteerde verzinsels in tientallen publicaties tijdens zijn werkzame periode.
foto: Jan Willem Groen
BEROEPSPRAKTIJK
ZIJN WE KLAAR VOOR DE GROTE VERBOUWING? LIZET VAN DONKERSGOED, DOCENT BIJ SOCIAAL JURIDISCHE DIENSTVERLENING, BEZOCHT HET DIVOSA VOORJAARSCONGRES OVER DE PARTICIPATIEWET ZE VRAAGT ZICH AF: HOE STAAN WE ERVOOR? EN WAT BETEKENT DE PARTICIPATIEWET VOOR DE PROFESSIONALS? De 3 d’s Gemeenten moeten meer gaan doen met minder geld; in samenwerking met onder meer het regionale bedrijfsleven zullen zij de eigen kracht van burgers meer gaan aanspreken. Dat is de tendens van de Participatiewet, onderdeel van ‘de 3 d’s’, de 3 decentralisaties. Die houden kort gezegd in: gemeenten zijn vanaf 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van: de Participatiewet (dit is de Wet Werk en Bijstand (WWB), samengevoegd met de voormalige Wajong en Wsw), Jeugdzorg, waaronder Jeugdbescherming en –reclassering en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo), uitgebreid met Awbz-taken. Tegelijk vindt een forse bezuiniging plaats: voor de Participatiewet alleen al 1,8 miljard. De Participatiewet kunnen we historisch plaatsen in een ontwikkeling van opeenvolgende wetten voor overheidsbijstand. De namen van die wetten illustreren de verschuiving binnen de sociale zekerheid van wat van mensen gevraagd mag worden, volgens de (politieke) consensus van onze maatschappij. Van Armenwet (1854 en 1912), via de Algemene Bijstands Wet (ABW in 1965, Abw in 1996), naar de huidige WWB (2004), waar eerst werk, dan pas bijstand genoemd wordt. Vervolgens verdwijnt het woord bijstand helemaal in
de in 2012 teruggetrokken Wet Werken naar Vermogen. De nu komende Participatiewet maakt duidelijk dat de overheid anno 2014 een krachtig beroep op burgers doet om te participeren door (betaald) werk, opleiding, of zinvolle dagbesteding. Het Divosa Voorjaarscongres liet zien dat een aantal gemeenten al ervaring heeft opgedaan met Werk en inkomen in combinatie met sociale wijkteams. Divosa is de vereniging van gemeentelijke managers op het terrein van participatie, werk en inkomen. Dat juist op dat terrein een enorme verschuiving aan de gang is, bleek uit de naam van het congres: ‘De grote verbouwing’. En met zijn toespraak getiteld ‘Dacht u echt dat het straks klaar is?’ benadrukte Peter van Lieshout, hoogleraar en lid Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), dat de huidige economie vraagt om mensen die kunnen omgaan met steeds weer verandering, die werkend leren en die telkens weer kijken wat er moet gebeuren. Mijn indruk van het congres bevestigde deze oproep: er was veel elan, veel energie; men gaat de uitdaging aan, bedenkt nieuwe oplossingen, met creativiteit en hart voor de zaak. De kritische noot van Divosavoorzitter René Paas over het wet-
16
“KRIJGEN WE RUIMTE VOOR MAATWERK?”
gevingsproces (met zeven nota’s van wijzigingen!) ontlokte aan mijn buurvrouw in de zaal (kwaliteitsmanager in een middelgrote gemeente) de opmerking dat hij te pessimistisch was. In algemenere termen is er mijns inziens sprake van een ontwikkeling van ambtenaar naar zelfbewuste publieke professional. Daarin past ook de eind 2012 opgerichte beroepsvereniging voor klantmanagers (www.debvk.nl), waar vakmanschap ook weer het lerend vermogen vooropstelt. Aan het eind van het congres schoof staatssecretaris Jetta Klijnsma aan, met de primeur over haar besluit om als uitgangspunt het multiniveaumodel te kiezen, het financiële verdeelmodel dat huishoudens centraal stelt. Opvallend in haar optreden was haar nadrukkelijke vraag aan alle congresgangers om haar van informatie te blijven voorzien over wat er van de nieuwe wet niet blijkt te werken, zodat daar ook gezamenlijk een oplossing voor gevonden kan worden. Waar staan we nu? Wat lijken de nieuwe ‘toverwoorden’ te zijn? Een greep: sociaal wijkteam, buurtteam, eigen kracht van de burger, wederkerigheid; laagdrempelig, vraaggericht, verbinden en mogelijkheden zoeken, samenwerken in vertrouwen in plaats van belangenstrijd. Een congresvoorbeeld van
wederkerigheid was de ‘Dienstencheque’: een soort waardepapier voor klussen in en rondom het huis waarmee buurtbewoners, maar ook bijstandsgerechtigden in het kader van de Tegenprestatie of activering, mee kunnen werken aan het langer thuis kunnen blijven van inwoners. In Utrecht ziet directeur Maatschappelijke Ontwikkeling Toke Tom de nieuwe buurtteams als “vliegwiel voor verandering”, waarin er samen gezocht wordt naar informele oplossingen (maatjes, vrijwilligers, burenhulp), en collectieve oplossingen (ontmoetingen, scootmobielpool). Wat betekent dit voor onze professionals? Deze nieuwe ontwikkelingen lijken te vragen om een ‘nieuwe’ professional, die een paar dingen goed moet kunnen: naast overzicht houden, ook: contact met mensen centraal blijven stellen, goed delegeren, vrijwilligers coachen, zoeken naar positieve benaderingen, naar creatieve oplossingen, naar verbinding - door mensen erbij te betrekken - en door mensen te stimuleren hun eigen oplossingen te genereren. Maar krijgen professionals wel de benodigde ruimte? Discretionaire ruimte Bijna alle generieke regelingen voor bijstandsgerechtigden (zoals langdurig-
heidstoeslag) worden door de Participatiewet afgeschaft; het gaat voortaan om het individueel vaststellen van de noodzaak van inkomensondersteuning. Daarmee bevestigt de regering de focus op individueel maatwerk. Toch staat die beslissingsruimte voor maatwerk van de professional onder druk. Divosavoorzitter René Paas bijvoorbeeld stelt de vraag: “kunnen we door deze wet kwetsbare mensen beter begeleiden naar werk?” Hij is er niet gerust op, onder meer doordat hij zich afvraagt: “krijgen we ruimte voor maatwerk?” Hij pleit voor beleidsvrijheid voor gemeenten, in hun samenwerking met sociale partners in de regio. Onze professionals zouden daarbij gebaat zijn. Maar daarnaast mogen professionals in sommige gemeentes meer beslissen dan in andere. Binnen de complexiteit van dit werk is discretionaire ruimte bovendien extra lastig; het is altijd gemakkelijker om ‘domweg’ regels uit te voeren. Maar het geeft ook de kans om het verschil te maken. Koploper Utrecht noemt in hun model specifiek het principe: “ruimte voor professionals voor afwegingen en beslissingen”; dat klinkt hoopvol voor de “hoogwaardige generalistische professionals”, die volgens Utrecht nodig zijn in hun buurtteams. Het is spannend om te volgen hoe dit in de praktijk uit gaat pakken.
Bouwen met een rotvaart "Onze opgave is hartstikke moeilijk", stelt Divosa-voorzitter René Paas bij de opening van het Divosa voorjaarscongres. "Je hoeft niet lang na te denken als je de Participatiewet wil verbeteren. Maar hij komt op ons af." En de gemeenten zullen er mee uit de voeten kunnen. “Wij hebben in het verleden al bewezen dat we dat kunnen." De basisgedachte van de wet was een grote wens van Divosa: minder bureaucratie, minder hobbels voor werkgevers. "Maar inmiddels zijn we twee kabinetten verder, zeven memories van toelichting, een sociaal akkoord, een akkoord met de constructieve oppositie... Je hoeft niet heel goed te zoeken om in de wetgeving toch weer acht doelgroepen terug te vinden. Dit is niet onze gedroomde wet." Er is daarnaast veel scepsis over de implementatie van de wet door gemeenten vanuit het rijk. Leiden al die verschillende plannen van de gemeenten bijvoorbeeld niet tot rechtsongelijkheid? “We horen veel slechte recensies.” Het zorgelijke daaraan is dat dat leidt tot nog meer regelingen om het creatieve vermogen van gemeenten te dempen, meer bureaucratie. “Als je gelooft in decentraliseren, ga dan ook decentraliseren." Toch zullen de gemeenten praktisch met de nieuwe wetgeving om kunnen gaan, weet de voorzitter zeker. Resultaten uit het verleden bieden geen garantie. Maar de invoering van de WMO, de Wet Werk en Bijstand, ze kwamen goed uit de verf. “Het verhaal van Divosa is een groot succesverhaal. We hebben geen hand, maar een land vol ideeën. En die ideeën zullen de gemeenten als raven van elkaar stelen. Vandaag is slechts de opmaat om te laten zien dat we het kunnen.” Bron: divosa.nl
17
CARRIÈRE
In deze rubriek staat een docent centraal die naast Hogeschool Utrecht nog een andere werkkring heeft. De focus ligt op de kruisbestuiving tussen de verschillende werkzaamheden.
W I S S E LW E R K
SANNE WERKT BIJ JONG EN AMBITIEUS ADVOCATENKANTOOR
“HET MOOISTE AAN HET VAK VIND IK DAT IK MENSEN ECHT KAN HELPEN”
Interesse in rechtvaardigheid en recht zat er al vroeg in bij de 26-jarige Sanne Barbas. Rechten studeren was dan ook het enige dat ze wilde doen na de havo. Ze begon in 2005 aan de HU en na vier jaar besloot ze verder te studeren aan de universiteit. Inmiddels staat ze al anderhalf jaar geregeld in de rechtbank. “Ik ben competitief. Een zaak in de rechtbank voelt als een wedstrijd die ik wil winnen.” “Nadat ik klaar was op de universiteit ging ik meteen solliciteren. Ik werd aangenomen bij BASE Advocaten, een jong en ambitieus advocatenkantoor in Rotterdam. BASE is een niche kantoor, gespecialiseerd in geschilbeslechting en advies op het gebied van Corporate & Commercial litigation, arbeidsrecht en energierecht. Ik voel me hier goed. We zijn allemaal jonge, ambitieuze mensen en we werken samen om de top te bereiken. Ik vind het belangrijk dat ik mijn werkplek ook echt leuk vind, dat bevordert je eigen succes. De lat ligt hier hoog, maar ik heb geen last van de druk.”
“Ik ben rechten gaan studeren omdat ik bij de politie wilde. Maar na mijn afstuderen waren er geen vacatures. Ik had ooit een interessant artikel in Ars Aequi gelezen over het werk van de gerechtsdeurwaarder. Toen ik een vacature tegenkwam voor de functie van jurist bij een gerechtsdeurwaarderskantoor, heb ik daarop gesolliciteerd.” “Een paar weken nadat ik daar begonnen was, vroeg mijn baas: ‘wil je de deurwaardersopleiding gaan doen?’ En dat heb ik gedaan - naast mijn werk – als student van het eerste uur bij de HU. Het was toen nog een afstudeerrichting van SJD, later bij de opleiding HBO Rechten. Kort nadat ik mijn diploma had ontvangen, kreeg ik de vraag of ik gastlessen wilde verzorgen. Ook het onderwijs heeft altijd mijn belangstelling gehad, dus dat heb ik gedaan. Ik vind het fijn om iets te kunnen betekenen, en niet alleen in de zin van een exploot uitreiken!”
foto's: Nina Juffermans
“Het mooiste aan het vak vind ik dat ik mensen echt kan helpen. Het klinkt misschien cliché, maar dat is echt zo. Als iemand bijvoorbeeld zijn baan verliest, is dat een enorme klap. Voor zulke mensen wil ik het onderste uit de kan kunnen halen. Daarom ben ik na de HU ook door gaan studeren aan de universiteit om daar mijn meesterstitel te halen die je nodig hebt om advocaat te kunnen worden. Ik heb nu de mogelijkheid om met zaken naar de rechter te stappen en echt iets te bewerkstelligen. Dat geeft een kick.” Nina Juffermans
18
foto: Femke van den Heuvel
“Niet alle zaken gaan naar de rechtbank, maar dat vind ik vaak wel het leukste. De adrenaline die je voelt als je daar staat maakt me fanatiek. Ik denk veel na over hoe ik dingen zal aanpakken en hoe ik mijn verhaal goed kan brengen. Ik ben competitief ingesteld, misschien wel doordat ik op hoog niveau heb gehockeyd. Als ik een zaak niet win, kan ik daar echt van balen. Maar soms is het juist ook mooi als je er zonder rechter uitkomt met partijen.”
“Inmiddels ben ik twee dagen per week in vaste dienst bij de HU en drie dagen als jurist en kandidaat-gerechtsdeurwaarder bij Alkema|Vloet|Kuijpers Gerechtsdeurwaarders in Arnhem. Het is wel mooi om een deurwaarder in het vaste docententeam te hebben, want nu ben ik veel meer dan vroeger betrokken bij het onderwijs en de ontwikkeling daarvan.”
“IK VIND HET FIJN OM IETS TE KUNNEN BETEKENEN, EN NIET ALLEEN IN DE ZIN VAN EEN EXPLOOT UITREIKEN!” “Als je lesgeeft aan een beroepsopleiding is het goed om te weten hoe het er in de praktijk aan toe gaat. Er zijn de laatste jaren wat wijzigingen geweest in de dagvaardingsformaliteiten en ik kan studenten er dan op wijzen waar het wringt en waar ze rekening mee moeten houden in hun werk. Anderzijds moet ik voor mijn functie van docent alle ontwikkelingen bijhouden, dat komt mijn werk als deurwaarder weer ten goede.” “Het aardige van mijn vakgebied - met name beslag- en executierecht en
19
procesrecht - is dat het nog redelijk onontgonnen terrein is. Er is nog heel veel ruimte en markt om dat juridisch uit te zoeken en over te brengen. Er is ook relatief weinig literatuur over, hooguit wat algemene werken. Maar een boek waaruit je kunt leren hoe je een exploot moet schrijven, is er niet! Voor mijn studenten heb ik daarom zelf readers geschreven. En – wie weet – vloeit daar nog eens een publicatie uit voort.” Lidwien van der Pas
CONFLICTVAARDIG? In de post-bachelorcursus Mediation (opleiding tot Certified Mediator) maakt u kennis met en traint u vaardigheden die nodig zijn bij het geven van advies, het oplossen van conflicten en het voeren van onderhandelingen. De opleiding is opgebouwd uit twintig lesdagen en duurt in totaal tien maanden. Hiermee behoort deze opleiding tot een van de meest uitgebreide Mediation-opleidingen van Nederland. De duur van opleiding houdt verband met de onderwijsvisie; namelijk dat mediation een vak is dat eigen gemaakt moet worden door veel oefeningen en door er de tijd voor te nemen. Tijdens de lesdagen maakt u kennis met verschillende aspecten van mediation. De opleiding is praktisch ingericht. U oefent veel met acteurs en met elkaar. Naast de trainer/mediators die verbonden zijn aan HU Mediation, zijn er ook een aantal gasttrainers die onderdelen van de opleiding verzorgen. In de loop van de opleiding ontrolt zich het mediationproces en komen de verschillende terreinen, waarop mediation wordt ingezet aan bod. Elke maand staat er een nieuwe mediationvaardigheid in de spotlights. De onderwerpen die aan bod komen zijn onder andere conflicten binnen relaties (echtscheiding), tussen buren (burenruzie), op het werk (arbeidsgeschil), met klanten en binnen organisaties. De opleiding Mediation is verbonden aan het centrum HU Mediation. Binnen dit centrum worden mediations gedaan, er wordt onderzoek gedaan naar mediation en er wordt regelmatig gepubliceerd over mediation. Ook is er een op maat gespecificeerd aan bod van trainingen op het gebied van communicatie en conflictvaardigheid. De post-bachelor cursus Mediation start op 18 en 19 september. www.mediation.hu.nl Telefoon: (088) 481 96 93 E-mail: mediation@hu.nl Erkende opleiding Deze opleiding is erkend door de Mediatorsfederatie Nederland (MfN, voorheen NMI). Na afronding heeft u voldaan aan een van de eisen voor registratie bij het MfN. Indien u geregistreerd wilt worden, dient u na deze opleiding nog een kennistoets en een assessment te behalen. De opleiding is tevens geaccrediteerd door het Centrum Post Initieel Onderwijs Nederland (CPION). U ontvangt, naast het certificaat van deelname, een diploma van het CPION.