09
2012
MAGAZINE OVER HET VERBINDEN VAN STAD EN LAND
Aan de keukentafel bij John Berger Stadskind verdwaald CEES NOOTEBOOM
Floriade & fashion
‘Kon ik toch eens vliegen’
JAN TAMINIAU
EN VERDER
Mindmap-koken Tuinbouw en de toekomst Koppert Cress’ duurzame blaadjes
[ advertorial ]
Pe[j Pekj LViZg Zc YZ CZYZgaVcYZgh J;DJEEDIJ;BB?D= ?D :; AKDIJ>7B HEJJ;H:7C J%C '& @KD?
9Z kVcoZa[hegZ`ZcY]Z^Y lVVgbZZ CZYZgaVcYZgh db\VVc bZi ]Zi aVV\ \ZaZ\Zc aVcY ^h kddg YZ gZhi kVc YZ lZgZaY ZZc Wgdc kVc kZgWVo^c\# BZi gj^b ]dcYZgYil^ci^\ idehij``Zc iddci OdZi Odji dcoZ kZgW^ciZc^h bZi lViZg ^c ]^hidg^hX]Z Zc ]ZYZcYVV\hZ WZZaYZcYZ `jchi Zc bZY^VXjaijjg# 6Vc YZ ]VcY kVc k^_[ i]ZbVร h ร hig^_Y! kZgWdcY! \Zl^c! kZgbVV` Zc bni]Z ร \VVi OdZi Odji Y^ZeZg ^c de YZ kZghX]^aaZcYZ VheZXiZc kVc dcoZ gZaVi^Z bZi ]Zi lViZg#
DjYZ Zc c^ZjlZ bZZhiZgh DjYZ bZZhiZgh Vah L^aaZb BVg^h! HVadbdc kVc GjnhYVZa Zc L^aaZb HX]Zaa^c`h o^_c iZ o^Zc cVVhi lZg` kVc &.Z" Zc '%Z"ZZjlhZ `jchiZcVVgh Zc [did\gV[Zc lVVgdcYZg I]Zd kVc 9dZhWjg\! :Y\Vg ;Zgc]dji! 8d LZhiZg^` Zc :bbn 6cYg^ZhhZ# Dd` ]ZYZcYVV\hZ k^YZd`jchiZcVVgh Vah 7^aa K^daV Zc ine^hX]Z CZYZgaVcYhZ kZZ_Vn`jchi kVc 9Vc^ย aaZ @lVV^iVVa lZgeZc ]jc a^X]i de ]Zi i]ZbV lViZg# 9VVgcVVhi aVVi YZ iZciddchiZaa^c\ dd` ^Xdc^hX]Z bZY^VWZZaYZc o^Zc kVc YZ bZZhi ^cYgj`lZ``ZcYZ \ZWZjgiZc^hhZc Y^Z YZZa j^ibV`Zc kVc dch XdaaZXi^Z[ \Z]Zj\Zc odVah YZ lViZghcddYgVbe kVc &.*( Zc ]Zi kdaidd^Zc kVc YZ 6[haj^iY^_`# OdZi Odji ^h ZZc [Vb^a^Z"iZciddchiZaa^c\ lVVg _dc\ Zc djY o^X] ^c oVa ]Zg`ZccZc#
7^_odcYZgZ hVbZclZg`^c\ OdZi Odji WZhiVVi j^i ZZc iZciddchiZaa^c\ ^c YZ @jchi]Va Zc ]Zi \Za^_`cVb^\ WdZ` kVc IgVXn BZio Zc BVVgi_Z kVc YZc =ZjkZa j^i\Z\ZkZc Yddg C6^ J^i\ZkZgh# =Zi WdZ` \VVi dkZg YZ bZiVbdg[dhZ kVc ]Zi CZYZgaVcYh aVcYhX]Ve db YZ c^ZjlZ kZg]djY^c\ idi ]Zi lViZg kdgb iZ \ZkZc Zc ^h YVVgcVVhi XViVad\jh kVc YZ iZciddchiZaa^c\#
De tentoonstelling Zoet&Zout is een samenwerking van de Kunsthal Rotterdam met de Bijzondere Collecties van de Universiteit Leiden. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, het Rijksmuseum Amsterdam en het Krรถller-Mรผller Museum in Otterlo zijn hoofdbruikleengevers.
03 COLOFON
VOORAF
GRNVLD is een uitgave van Sjaalman Media in opdracht van Kasteel Groeneveld. GRNVLD verschijnt vier keer per jaar. Het volgende nummer verschijnt in juni 2012.
Uitgever Sjaalman Media, Chris van Koppen Redactie Caroline van der Lee (hoofdredacteur), Brigitte van Mechelen (managing editor), Mariken Bokeloh (redacteur) Vormgeving Volta_ontwerpers, Utrecht Druk Wilco, Amersfoort Medewerkers Marco Bakker, Willemijn van Benthem, John Berger, Pieter Bergsma, Andrea Bosman, Jos Collignon, Comic House, Jan Dobbe, Wilma Elmendorp, Kester Freriks, Henrieke Goorhuis, Jan Hartholt, Michiel de Jong, Frank Jonker, Cees Nooteboom, Loethe Olthuis, Marcel van Ool, Aloys Oosterwijk, Hans van Oudenaarden, Angelique Schmeinck, Hugo Schuitemaker, Matthijs Sienot, Marjan Slob, Christine Tinssen, Jan van der Veken, Mirjam Vissers, Sam Walravens Foto cover Luuk van der Lee, Hollandse Hoogte Foto achterkant Archief Kasteel Groeneveld Alle zorg is besteed aan het achterhalen van de namen van de rechthebbenden. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen contact opnemen met de uitgever. Marketing en advertentieacquisitie Isabelle van der Weijden, info@belenjet.nl, m 06 52 00 81 23 ISSN 1566-6190 Abonnementen Een abonnement kost € 25,– voor vier nummers per jaar. Voor een abonnement zie p. 50. Als abonnee bent u tevens vriend van de Stichting Groeneveld. De Stichting Groeneveld ondersteunt de activiteiten van Kasteel Groeneveld. Als vriend heeft u gratis toegang tot het kasteel voor uzelf en een introducé, wordt u uitgenodigd voor openingen en evenementen en krijgt u korting op speciale publicaties. Aanmelden voor de maandelijkse nieuwsbrief kan via www.kasteelgroeneveld.nl Nieuws en persberichten kunt u sturen naar GRNVLD, Groeneveld 2, 3744 ML Baarn, grnvld@mineleni.nl
grnvldmagazine
Kasteel Groeneveld
Beeld: Hans van Oudenaarden
GRNVLD Groeneveld 2, 3744 ML Baarn, grnvld@mineleni.nl
Caroline van der Lee Hoofdredacteur
Elk voorjaar
doen dierentuinen weer hun best om ons met pasgeboren olifantjes, ijsbeertjes en tijgertjes te verleiden tot een bezoek. Niets op tegen. Voor zover ik het kan beoordelen zijn de omstandigheden van deze dieren tegenwoordig prima in orde in dierentuinen. En ook ik ben gevoelig voor de schattigheid van jonge dieren. Maar met een ontmoeting tussen mens en dier heeft het niet veel te maken. Eerder doet het denken aan een toneelstukje van een kraamvisite – dat op vaste tijden en gepaste afstand wordt vertoond. Met dieren als acteurs, die zich nauwelijks bewust zijn van, of niet geïnteresseerd zijn in de menselijke toeschouwer en diens instant emoties. Zo’n twee jaar geleden stuitte ik tijdens een wandeling over de heide bij toeval op een vossenhol, waar drie welpjes, een paar weken oud, zich koesterden in het lentezonnetje. Op enige afstand ben ik gaan zitten om te genieten van hun spel. De kleintjes toonden geen spoor van angst, wel van nieuwsgierigheid. De dapperste of de domste – niet zelden gaan die twee eigenschappen samen – vond zo’n vreemdeling wel interessant en kwam steeds dichterbij om uiteindelijk mijn schoenen aan een diepgaand onderzoek te onderwerpen. Had ik mijn hand uitgestoken, dan had ik hem kunnen aaien. Maar ik huldig het standpunt dat je wilde dieren aan hun wildheid moet overlaten, dus hield ik me muisstil. Zo zaten we dan een minuut of tien. Toen vond moeders, die zich tot dan toe verborgen had gehouden, het welletjes. Ze stak haar kopje buiten het hol en gaf een hoge gil, waarmee ze haar jongen naar binnen riep. Was het de spontaniteit, de onvoorspelbaarheid of de wederkerigheid? Ik weet het niet, maar ik heb deze ontmoeting ervaren als één van de mooiste in mijn leven en draag hem als een trofee mee in mijn hart. Geen schattige dierentuinbaby die daar tegenop kan.
[ advertentie ]
Voor alle fans van echte smaak: De Groene Weg klantenkaart Bij De Groene Weg slagers maken we ons iedere dag sterk voor het lekkerste biologische vlees. Vlees gezond van oorsprong wat nog ouderwets lekker smaakt. Onze klanten zijn namelijk gek op alles wat met lekker bewust eten te maken heeft. Voor alle fans van de smaak van echt is er nu de Groene Weg klantenkaart. Een kaart waarmee wij onze klanten belonen voor hun bewuste keuzes. De gespaarde punten kunnen namelijk omgeruild worden voor culinaire cadeaus zoals lekkere biologische wijn of een kookworkshop waarin u samen met andere bewuste genieters leert koken op hoog niveau. Meer weten over De Groene Weg en de klantenkaart? Kijk dan eens op onze site www.degroeneweg.nl.
www.degroeneweg.nl
I N HO U D 05
Spotten 06
zaaigoed
08
dubbelinterview
Kort nieuws Ester Naomi Perquin & K. Michel
12
groo(t)s
14
reportage
Stefanie Jegerings Op zoek naar wilde dieren
20
mijn landschap
22
verhaal
24
essay
28
wende
30
ander beeld
32
kaf en koren
36
oogst
38
oorsprong
43
de schutting
44
mmm
46
verstript
48
groeneveld verbouwing + programma
Jan Taminiau
Cees Nooteboom
28
Aan de keukentafel bij John Berger Meiny Prins Arie Kievit Reflecties, inzichten Perkgoed Duurzame blaadjes smaken beter Trouwreportage AngĂŠlique Schmeinck Kabundi en de dieren Verbouwingsfeuilleton, evenementen
Wende MEINY PRINS OVER
TRENDSÂ IN DE TUINBOUW
06
Z A AIGOED
NIEUWS – PUBLICATIES, TENTOONSTELLINGEN, PRIJS VRAGEN, CAMPAGNES, SYMPOSIA, INNOVATIES. NIEUWS EN PERSBERICHTEN KUNT U STUREN NAAR GRNVLD, GROENEVELD 2, 3744 ML BAARN, GRNVLD@MINELENI.NL
TENTOONSTELLING
BOEK
SNELWEGVERHALEN Dertig dagen duurde de ‘snelwegsafari’ van filosoof Bram Esser en kunstenaar Melle Smets met het bijzonder aantrekkelijk vormgegeven Snelwegverhalen als resultaat. Snelwegverhalen is een reisgids, cultuurkritiek en een schelmenroman ineen en onderzoekt de betekenis van de snelweg met betrekking tot Nederland. Het boek biedt een verslag van de snelwegexpeditie en bevat portretten van snelwegbewoners, tips hoe te overleven op de snelweg, en een uitgebreide verzameling van typische snelwegstreekproducten zoals kaas op een stokje, appelpartjes en de koffiebal. Snelwegverhalen | Melle Smets en Bram Esser | 010 Publishers | isbn 978 90 786 4119 3
BUITENPLAATSEN
2012 – jaar van de historische buitenplaats Vraag honderd Nederlanders wat een buitenplaats is en misschien geeft één persoon het juiste antwoord. Hoe komt het dat buitenplaatsen bij het grote publiek zo onbekend zijn? En dat terwijl buitenplaatsen tot een van de vijftig vensters van de Canon van de Nederlandse Geschiedenis behoren? Kunsthistoricus René Dessing nam het initiatief tot het themajaar van de historische buitenplaats 2012. Ruim vijftig organisaties en particulieren brachten een keur aan ideeën in. De bedoeling is om buitenplaatsen in het zonlicht te zetten door het organiseren van activiteiten, tentoonstellingen, bezoeken en publicaties voor een breed publiek. een overzicht van alle activiteiten is te vinden op: www.buitenplaatsen2012.nl
TENTOONSTELLING
BIG EXPO
Varkens kunnen goed zwemmen en ze schijnen van muziek te houden. Er zijn nogal wat soorten varkens, het wolvarken bijvoorbeeld, maar ook het penseelzwijn, boszwijn, knobbelzwijn, wrattenzwijn en bandzwijn. Wie dit niet wist, moet dringend naar Leeuwarden waar in Natuurmuseum Fryslân het varken breed wordt uitgemeten. In de tentoonstelling ‘De BIG expo’, komen de verschillende manieren waarop mens en varken met elkaar omgaan aan bod. Ook wordt verkend hoe men in andere landen en culturen met dit dier omgaat. Zo kent men in China het Jaar van het Varken, horen varkens in Nieuw-Guinea bij de bruidsschat en worden varkens in het Midden-Oosten als onrein gezien. Daarnaast is er aandacht voor de rol die varkens spelen in de kunst, zoals in werken van Rembrandt, Paulus Potter, Jeroen Bosch, Andy Warhol en Jeff Koons. Natuurmuseum Fryslân, Leeuwarden. Tot en met 27 mei.
UPSTAIRS & DOWNSTAIRS Inspelend op Historische Buitenplaatsen 2012 heeft galerie Pygmalion in Maarssen een tentoonstelling georganiseerd rond de buitenplaatsen in de Vechtstreek. Te zien zijn schilderijen, foto’s, boeken en prenten van huizen, theekoepels, parken, tuinen en bewoners upstairs & downstairs. De presentatie is bijzonder, de kunstwerken worden omringd door antieke meubelen en gebruiksvoorwerpen zoals die men in vroeger tijden op de buitenplaatsen kon aantreffen. De tentoonstelling ‘De Vechtstreek & De Buitenplaats’ is tot en met 27 mei te zien. kijk op: www.Pygmalion-art.com
07 BOEK
BOMENMUSEUM Het Bomenmuseum van Wateringse Veld – naar het idee van kunstenaar herman de vries – is een uniek openluchtmuseum. Op geen enkele plek in Nederland staan zo veel boomsoorten bij elkaar als in deze Haagse Vinex-locatie. Bijna 400 soorten zijn uitvoerig beschreven in deze gelijknamige 524 pagina dikke pil. Voor wie de bomenpracht in al haar schoonheid zelf wil ervaren, zijn naast deze handzame catalogus ook speciale wandelingen uitgezet. Deze zijn in het boek los toegevoegd als wandelkaarten. Twee aan GRNVLD verbonden partijen werkten aan het Bomenmuseum mee. Volta tekende voor concept en vormgeving, Christine Tinssen deed de tekstredactie. Voor belangstellenden is een beperkt aantal exemplaren van de catalogus beschikbaar. Maak €20,– over op Bankrekening: 28.50.72.080 t.n.v. Ontwikkelingscombinatie Wateringse Veld Den Haag, o.v.v. Bomengids GRNVLD en uw naam en bezorgadres.
BOEK
STROMEND LANDSCHAP Al sinds de middeleeuwen bevloeiden boeren door de aanleg van vernuftige watersystemen hun weidegronden met beekwater om de opbrengst te vergroten. Pas toen de kunstmest zijn intrede deed, kwam een eind aan deze praktijk van bevloeien. De auteurs van Stromend landschap, een eerste standaardwerk over vloeiweidenstelsels, portretteren bevloeiingssystemen uit Nederland en buurlanden, van de middeleeuwse tot en met de industriële systemen. Vanaf de Drentse Aa tot de Dommelbeemden vinden zij eeuwenoude onderdelen van bevloeiingssystemen terug. Landgoed het Lankheet, waar de vloeiweidenstelsels zijn hersteld, vormt de leidraad voor het verhaal. Stromend landschap, historische watersystemen in Nederland auteurs Gert Jan Baaijens, Eric Brinckmann, Peter Dauvellier en Peter van der Molen. Met voorwoord van Matthijs Schouten | uitgeverij KNNV Uitgeverij | isbn 978 90 50113 89 2 | prijs € 29,95
CAMPAGNE
PLOFKIPSTOP Wakker Dier is een campagne gestart tegen de verkoop van de ‘plofkip’. Door jarenlang doorfokken op steeds goedkoper vlees wordt een kuikentje van vijftig gram in zes weken tijd afgemest tot een vleeshomp van ruim 2,2 kilo; de kiloknallerkip oftewel plofkip. Van alle dieren die in Nederland voor de vleesproductie worden gehouden, scoort het vleeskuiken bijzonder slecht waar het op dierenwelzijn aankomt. Wakker Dier heeft supermarkten en A-merken, waaronder baby-, en huisdier voedingsfabrikanten, gevraagd om om te schakelen naar kip met minimaal 1 Beter Leven ster van de Dierenbescherming. Door bedrijven die met de ‘plofkip’ blijven werken in tv- en radiospotjes publiekelijk aan te spreken én aanbieders die omschakelen in het zonnetje te zetten, hoopt Wakker Dier te bereiken wat eerder met het kooi-ei en met blank – bloedarmoede – kalfsvlees lukte: de verkoop werd gestaakt. Voor Wakker Dier is de ‘plofkipstop’ is het belangrijkste doel voor 2012. kijk op: www.wakkerdier.nl
TENTOONSTELLING
65 jaar na Paulus Geen tekenaar wist bos, bomen en bosbewoners zo tot leven te wekken als Jean Dulieu. Veertig jaar lang werkte deze tekenaar en schrijver aan de verhalen van Paulus de boskabouter. Dankzij poppenkastvoorstellingen en een langlopende strip in Het Vrije Volk, kregen Paulus en zijn vrienden landelijke bekendheid. Deze werd versterkt toen de auteur zijn verhalen in hoorspelvorm op de radio bracht. Na de radio volgde een marionettenserie op de televisie. Dulieu bleef tekenen en schrijven en maakte duizenden stripafleveringen,
honderden tijdschriftverhalen en tientallen jeugdboeken. Daarnaast creëerde hij een grote hoeveelheid vrij werk – reistekeningen, natuur, portretten en fantasieën – waarvan nauwelijks iets gepubliceerd is (!). Vijf jaar na het overlijden van Dulieu en precies 65 jaar na Paulus’ eerste optreden in de krant, stelt het Paulus Archief een uitgebreide expositie samen. De bijzondere tentoonstelling omvat honderden werken en is tot en met 9 april 2012 te zien in het stripmuseum in Groningen. kijk op: www.stripmuseum.nl
LUNCHPRODUCTEN
De Buurtboer In het weekend lekkere verse spullen halen op de boerenmarkt maar tijdens die vijf dagen op kantoor genoegen nemen met een supermarktlunch? Dat dat anders kan, bewijst de Buurtboer. De Buurtboer bezorgt kratjes gevuld met lunchproducten en fruit aan bedrijven in de Randstad. Alle producten zijn vers, zo veel mogelijk van het seizoen en lokaal van de boer uit de buurt. De Buurtboer is er voor bedrijven van ongeveer vijf tot vijftig personen die waarde hechten aan de kwaliteit van de producten, de versheid, de smaak en de manier waarop producten geproduceerd zijn. Als werknemer van een bedrijf waar de lunch door de Buurtboer wordt verzorgd, kun je je abonneren op een tasje voor thuis! kijk op: www.buurtboer.nl
08
DUBBELINTERVIEW
Over de toenemende
afwezigheid van dieren in ons leven Gesprek met de dichteres Ester Naomi Perquin en dichter K. Michel met het gedicht ‘They Are the Last’* van John Berger als aftrap. * te lezen op p. 26
09
Tekst: Kester Freriks* | Beeld: Aloys Oosterwijk** © Comic House
Twee dichters zijn aan het woord, en meteen vallen er mooie woorden. Dichteres Ester Naomi Perquin zag de wolven van de dierentuin Artis in Amsterdam eens aan en zij noemt de dieren ‘ontwolfde wolven’. Dichter K. Michel spreekt over koeien als over ‘schrikkerige juffrouwen in de wei’. En hij voegt eraan toe: ‘Koeien loeien heel wijs. Als op het platteland van Frankrijk de avond valt en je de koeien hoort loeien, dan is dat een prachtig geluid. Ik ben weleens jaloers op de verwonderde, verbaasde ogen waarmee ze je aankijken.’
Ter ere van
de toekenning van de belangrijke Groeneveldprijs aan de Britse schrijver, schilder en essayist John Berger spreek ik met de beide dichters. De Groeneveldprijs wordt sinds 2000 door de Stichting Groeneveld jaarlijks toegekend aan iemand die zich bijzonder heeft ingezet voor het debat over landschap en platteland. Berger (1926) vestigde zich in 1962 in de Haute-Savoie, Frankrijk, in een zelfverkozen ballingschap. Hier schreef hij een indrukwekkende trilogie, getiteld Into Their Labours, in het Nederlands vertaald als De vrucht van hun arbeid met als onderdelen Varken aarde, Ver weg in Europa en Sering en vlag (1981). In deze boeken beschrijft hij de dramatische spanning in het Franse boerenbestaan tussen vooruitgang en de kracht om te overleven. Voor het gesprek vormt Bergers gedicht ‘They Are the Last’, geschreven in 1972, het beginpunt van een ideeënwisseling over poëzie, en natuur, de plaats van dieren in ons leven, of sterker: de toenemende afwezigheid van dieren in ons leven, ze zijn niet voor niets ‘de laatsten’. In het geval van Bergers gedicht zijn het inderdaad koeien. weemoed Op de vraag of de beide dichters het een mooi gedicht vinden, lopen de meningen uiteen. K. Michel is een kenner van het werk van Berger. Hij stelde een bloemlezing samen van zijn verhalen en essays, getiteld Een ander antwoord. Volgens hem is Berger niet in de eerste plaats een dichter. ‘Zijn gedichten staan verspreid tussen de verhalen en essays,’ zegt K. Michel. ‘Dat verhalende element vind je ook terug in dit gedicht, dat op mij eerder overkomt als proza. Hij spreekt zijn vrouw Beverly toe over hoe het met de koeien in de wereld gesteld is. Misschien was het origineler geweest als hij de koeien rechtstreeks had aangesproken. Dat verhalende element maakt het nogal hoekig. Wat ik bijzonder vind aan zijn werk is dat hij een scherp oog heeft voor het verdwijnen van de dieren uit de landelijke omgeving. Die weemoed spreekt me aan.’
reproduceerbaarheid Ester Naomi Perquin vindt het een ‘expliciet gedicht’, ‘heel geslaagd in zijn helderheid.’ Zij houdt wel van een gedicht als een ‘verhalende monoloog’. Zij las het vers als een ‘herinneringsbeeld, in de stijl van: weet je nog, toen was het zo en zo. Nu is alles radicaal veranderd.’ Het maakt bij haar veel gedachten los. Bijvoorbeeld dat de mens ‘erin getraind is dieren als objecten te beschouwen, wat eigenlijk helemaal verkeerd is.’ Ze vervolgt: ‘Een sterk beeld dat voor mij uit de tekst naar voren komt, is de reproduceerbaarheid van het dier, alsof een koe of een zeug een soort machine is, ertoe voorbestemd aldoor maar jongen te werpen. Dieren zijn een herhaling van zichzelf, ze hebben geen eigen gezicht. Dat maakt dat dieren steeds meer inwisselbaar worden. Zie je een koe, heb je ze allemaal gezien; zie je een vos, en nog een, dan denk je dat het weer dezelfde vos is. Hierdoor verliezen dieren hun eigen identiteit, en dat is het begin van de vervreemding.’
“De mens is erin getraind dieren als objecten te beschouwen” Ester Naomi Perquin okselhaar Volgens K. Michel wordt de mens steeds meer ‘aangemoedigd anders te zijn dan dieren. Waarom eigenlijk? Omdat wij een brein hebben? Volgens mij komt het voort uit het verlangen van de mens telkens een ander te willen zijn, hoe verder van de dierenwereld verwijderd, des te beter.’ Deze observatie roept bij Perquin de herinnering op aan wat haar kort geleden overkwam in Boekarest, waar ze enige tijd als writer-in-residence verbleef, een gastdichterschap. Tijdens een diner raakte ze verzeild in een discussie met een jonge vrouw, die van mening was dat het ‘hebben van okselhaar een fout in de menselijke evolutie is’. Perquin verzette zich fel tegen deze overtuiging: ‘Die gedachte
*Kester Freriks (1954) is verbonden aan NRC Handelsblad. Hij is schrijver van romans en van boeken over de natuur, waaronder het recente Verborgen wildernis. Ruige natuur en kaarten in Nederland. **Aloys Oosterwijk (1956) volgde de Academie van beeldende kunsten in Arnhem. Grote bekendheid verwierf hij met de strip Willems Wereld in Panorama. Vanaf 2004 is hij rechtbanktekenaar.
10
DUBBELINTERVIEW
komt voort uit een geïmporteerd schoonheidsideaal. Hoe verder de mens af staat van het dierlijke, hoe meer schoonheid de mens zou bezitten. Zo wordt het dierlijke negatief geformuleerd. We scheren massaal ons okselhaar om aan de standaard te voldoen: dat is kuddegedrag.’ Ze lacht, de vergelijking maakt haar vrolijk. de zon Het is niet voor niets dat K. Michel (1958) en Ester Naomi Perquin (1980) voor dit gesprek over het gedicht van John Berger zijn uitgenodigd. Beide dichters geven in hun werk blijk van grote betrokkenheid bij de natuur. Perquin publiceerde na haar debuut Servetten halfstok (1980) onder meer de bundel Namens de ander (2009). In Servetten halfstok staat het prachtige gedicht ‘Ter verdediging van een nachtsuppoost’, over een man die alle opgezette dieren uit een museum bevrijdt en terugplaatst in hun natuurlijke biotoop. Deze gedachtegang is vergelijkbaar met wat Berger uitdrukt over dieren in ‘They Are the Last’. Perquin schrijft: ‘Toen zaagde hij de sloten door, bracht / fuut en nachtegaal, zwaluw en harpij // de kasten en de kooien uit; de nacht / stond vol bevroren vliegverkeer. Een broedplaats zonder leven. // Zoveel jaar en steeds de zon gemist. / Hij sloeg zijn armen op en neer. Ze moeten hem zijn vlucht vergeven.’ De suppoost bevrijdt niet alleen de eens gebonden en gevangen vogels, hij neemt ook zelf de vlucht. Hij gaat op zoek naar de zon. ganzenhals Interessant is dat ook K. Michel natuur associeert met vrijheid, getuige het volgende titelloze gedicht uit zijn debuut Ja! Naakt als de stenen (1989) met prachtige regels als: ‘Dichter! / Kam je haar, poets je schoenen! / Trek je innerlijk aan! / We gaan de wind een hand geven. / We gaan de horizon begroeten. // Zoveel te zien! Zoveel te doen! // We gaan de taal van de vogels leren (–).’ En elders heet het in dit bijzondere gedicht: ‘Het licht is een vogelkreet.’ Ook in de titel van twee andere bundels klinkt de natuur in de brede betekenis van het woord mee: Boem de nacht (1994) en Waterstudies (1999).
“Anders (willen) zijn dan dieren. Waarom eigenlijk? Omdat wij een brein hebben?” K. Michel
Halverwege het gesprek legt K. Michel, bijna terloops, het vergrootglas op enkele regels uit het vers. Hij wijst naar het slot, waar het stromen van melk uit een kan vergeleken wordt met de hals van een gans. K. Michel: ‘Het is een poëtisch beeld, een fraai voorbeeld van beeldrijm tussen melkstroom en ganzenhals. Maar toch begrijp ik het niet helemaal. Ik zie melk nog niet zo gauw op wacht staan, zoals ganzen in het boerenland die de wakers op het erf zijn.’
design Ester Naomi Perquin is opgegroeid in Zeeland, in Zierikzee. Vanuit haar slaapkamerraam keek ze uit over de weidse verten van het land tot aan de Oosterschelde. Ze spreekt daarover als een ‘hemelrijk’ uitzicht en heeft sindsdien een voorliefde voor ‘het lege’. In haar jeugd voelde ze een sterke verbondenheid met de natuur, vooral zoals ze noemt het ‘vleselijke’ van de dieren. Ze zegt: ‘Ik heb een zoon van vijf jaar en ik leer veel van zijn vragen, zoals waar het vlees vandaan komt. Wij zijn vervreemd van de oorsprong van vlees. Kijk maar eens in de schappen van de supermarkt, daar herinnert niets aan het levende dier. Berger schrijft daarover mooi in het gedicht. In het beeld dat iemand van de Iowa State University zegt dat hij ervan overtuigd is dat een koe ooit volmaakt “ontworpen kan worden voor een hamburger”. Vooral het woord ontworpen, de onderzoeker van de universiteit spreekt van design, is veelzeggend.’
“We scheren massaal ons okselhaar om aan de standaard te voldoen: dat is kuddegedrag” Ester Naomi Perquin
kogels Voor K. Michel is de ervaring van de natuur allesbehalve algemeen; hij houdt van details en niet van algemeenheden: ‘Als je mij vraagt wat natuur voor mij betekent, dan kom ik al snel op antwoorden als onmisbaar, mooi, bedreigd. Maar voor mij is mijn grootmoeder die een kip plukt met een emmer warm water naast zich een sterk beeld, verbonden met het harde dat ook in de omgang van de mens met de natuur aanwezig is. Dat herinner ik me scherp. Ik ben opgegroeid in Brabant, niet ver van Tilburg. Als jongen ging ik mee op jacht. Dat vond ik spannend. Ik joeg het wild op. Nu zou ik dat niet meer doen, maar als jongen vond ik dat vanzelfsprekend. Ik herinner me van die tijd dat hazenvlees altijd kleine kogels kan bevatten, je moet het voorzichtig eten. In mijn vaders jeugd werden dieren op de boerderij geslacht. Dat was misschien hard, maar het was onderdeel van het leven. Bergers gedicht vind ik iets te beschaafd. Te veel een weemoedig herinneringsbeeld. Mijn vader had een plattelandshouding. Katten en honden hoorden buiten, die kwamen de drempel niet over. Op het platteland was het leven sowieso hard. Jongens die kwaad uithaalden kregen stevige klappen. Vroeger hoorde je boeren weleens zeggen “het enige huisdier dat ik in bed tolereer is mijn eigen vrouw”.’
11 wegmoffelen Die afstand van de hedendaagse mens tot de wereld van het dier is ook een punt van aandacht voor Ester Perquin: ‘Voor de VPRO-radio schreef ik eens een column over een vader die aan zijn kind uitlegt waar vlees vandaan komt. Moeder is in de keuken. Vader praat verlekkerd over hoe het eraan toegaat in een slachthuis. Mensen reageerden nogal geschokt op mijn column, vooral dat de vader met zoveel pervers genoegen over het slachthuis vertelt. Maar dat is wel de waarheid, die moeten we niet ontwijken. Je kunt dat niet wegmoffelen. Als wij aan dieren denken, is dat in terugdeinzende vorm. We kijken naar de houdbaarheidsdatum. We hebben zelfs geen idee van de kleur van vlees. We denken dat dit rood moet zijn. Biologisch vlees is bruiner. Daarom denken mensen dat het bedorven is. In onze maatschappij hebben we alles wat betrekking heeft op de dood zo’n beetje uitbesteed. Dat veroorzaakt de vervreemding van het dier in de maatschappij van nu. Ik kan van vlees genieten, word er zelfs blij van, maar eet ook vaak vegetarisch. Als het vlees is, is het biologisch. De consequentie van Bergers gedicht is dat dierlijkheid taboe is, dat het verdwijnt uit beeld. Dat vind ik het mooie eraan.’ K. Michel voegt er instemmend aan toe: ‘We zijn druk in de weer dieren genetisch te manipuleren en industrieel te behandelen. We willen ze sneller en beter bedrijfsklaar maken. Deze gedachte spreekt uit het gedicht, en het is ook een meer dan zorgelijke situatie.’
“Vroeger hoorde je boeren wel eens zeggen: ‘het enige huisdier dat ik in bed tolereer is mijn eigen vrouw’” K. Michel flap-overs Om een scherp beeld te krijgen van de hedendaagse ontwikkelingen in de Nederlandse natuur heeft K. Michel de recente veranderingen van het poldereiland Tiengemeten in Zuid-Holland nauwlettend gevolgd. Op dat eiland graasden vroeger vrijuit de koeien. Het verbaasde hem dat ‘techneuten met flap-overs de voormalige, prachtige polder vanaf hun bureau inrichtten volgens drie begrippen: Weemoed, Wildernis en Weelde’. Het stoorde hem dat het eiland ten prooi is gevallen aan een concept: ‘De dieren
K. Michel (1958) studeerde filosofie in Groningen en Amsterdam. Hij debuteerde in 1989 met de dichtbundel Ja, naakt als de stenen. In 1999 verscheen Waterstudies waarvoor hij de VSB-poëzieprijs en de Jan Campert-prijs ontving. Naast gedichten schrijft hij ook verhalen en beschouwingen, ook vertaalde hij poëzie en stelde hij bloemlezingen samen, onder meer uit het werk van John Berger.
“Als wij aan dieren denken, is dat in terugdeinzende vorm. We kijken naar de houdbaarheidsdatum” Ester Naomi Perquin
zouden er vrij mogen rondlopen, de koeien, de grazers. Er zouden goed begaanbare wandelpaden van komen. Maar omdat dieren als het koud is graag op asfalt staan (daar is het warmer), lagen de koeienvlaaien over de paden. Dus konden rolstoelgebruikers er geen gebruik van maken. Want dan bevuilt de mest hun handen. En derhalve kwamen er hekken om de paden. Dat is de nieuwe natuur in ons land.’ roest Het gesprek komt op gereedschap. Ook Berger schrijft regelmatig over gereedschap, hoe belangrijk dat is voor het overleven in het boerenland. K. Michel: ‘De natuurdichter H.H. ter Balkt schreef eens een bundel Oud gereedschap mensheid moe. Dat is een prachtige titel. Het gaat over het belang van gereedschap. Een boer in Frankrijk zal dat nooit achteloos in zijn schuur gooien, maar er goed voor zorgen, het in het vet zetten, wapenen tegen roest. Als ik aan de natuur denk, denk ik ook aan de schrikbarende vernietiging ervan, maar ik denk ook aan de oude gereedschappen waarmee de mensheid de natuur probeerde te beheersen. De mens leefde mét dat gereedschap in wederzijdse afhankelijkheid van de natuur. Dat wederzijdse is nu verdwenen: de natuur wordt op schrikwekkende wijze destructief behandeld.’ nietig Hoe belangrijk de kracht van de natuur voor Ester Naomi Perquin is, ervaart ze elk jaar wanneer ze een tocht door de wouden van Duitsland maakt: ‘In de bossen waar ik dan wandel kun je verdwalen, je kunt er zelfs doodgaan als je voorgoed verdwaalt. Niemand die je vindt. Daar voel ik me aangenaam nietig, nutteloos ook. In die zin herken ik in Bergers gedicht de observatie dat als er steeds meer dieren verdwijnen, ‘they depart’, wij hun doorzettingsvermogen gaan missen, ‘it is their endurance we miss’. Dat is een treffende kenschets: dieren verbinden met volharding. Maar in het woord ‘endurance’ zit ook iets als ‘altijddurend’. Het is dubbelzinnig. Het is de altijddurende dreiging dat dieren uit onze samenleving verdwijnen, of al goeddeels zijn verdwenen. Ondanks de volharding van de dieren zelf.’
Ester Naomi Perquin (1980) studeerde poëzie aan de Schrijversvakschool in Amsterdam. Ze publiceerde gedichten in De Tweede Ronde en Tirade en debuteerde in 2007 met de bundel Servetten halfstok, die werd bekroond met de debuutprijs Het Liegend Konijn. Op Gedichtendag 2011 werd ze benoemd tot Stadsdichter van Rotterdam.
12
GROO(T)S
Tekst: Mariken Bokeloh | Beeld: Hugo Schuitemaker*
Stefanie Jegerings over Staatsbosbeheer en het boswachterschap SLECHTS DRIE JAAR GELEDEN LEEK DE TOEKOMST VAN STAATSBOSBEHEER NOG FLORISSANT. DAT WAS OOK HET MOMENT DAT STEFANIE JEGERINGS ZICH LIET ZIEN OP DE LANDELIJKE SELECTIEDAG VOOR NIEUW TALENT. AANGENOMEN EN OPGELEID IS ZE INMIDDELS GESETTELD IN BAARN ALS JUNIOR BOSWACHTER. VOORLICHTING EN RECREATIE ZIJN DE HOOFDBESTANDDELEN VAN HAAR TAKENPAKKET.
Tot
creativiteit
& samenwerking gedwongen
Waarom bezocht u de selectiedag van Staatsbosbeheer? Na een loopbaan op kantoor en later als verzorger in dierentuinen, zocht ik een werkomgeving waar contact met mensen en ‘buiten zijn’ gecombineerd kan worden. Bij Staatsbosbeheer dacht ik de invulling van deze wensen te kunnen vinden. Hoe ziet uw dag eruit? Ik vertrek al vroeg naar Baarn, waar we om half acht de bijzonderheden van het terrein bespreken. Daarna gaan we aan de slag. Bij voorkeur ga ik in de ochtend naar buiten. Daar onderhouden we de routemarkeringen en borden en verzagen we bijvoorbeeld omgewaaide bomen en alles wat er voor komt. ‘s Middags werk ik op kantoor. Daar schrijf ik onder meer persberichten, onderhoud ik contact met vrijwilligers, organiseer ik excursies en verleen ik vergunningen.
U heeft geluk gehad, vlak na uw aanname kwam er een vacaturestop bij Staatsbosbeheer. Het huidige kabinet heeft de subsidies aan Staatsbosbeheer drastisch verlaagd. Er verandert veel binnen Staatsbosbeheer, maar welke koers we precies gaan varen is nog onduidelijk. Elk dubbeltje wordt omgedraaid en alle activiteiten moeten nu kostendekkend zijn. Anders dan vroeger vragen we nu geld aan mensen. Voorheen beperkte zich dat tot kleine bijdragen. Alle publieksactiviteiten worden gewikt en gewogen. Voordeel is dat we tot creativiteit en samenwerking worden gedwongen. Zo organiseerde ik samen met een collega en een locale uitspanning een wandelroute. Zij betaalden het drukwerk en wij regelden de publiciteit. Wat vreest u het meest? Veel Staatsbosbeheerders hebben, net als ik, een BOA (buitengewoon opsporingsdienst bevoegdheid). Zij houden toezicht op de
terreinen. De opleiding en permanente bijscholingstrajecten zullen met de bezuinigingen misschien afgeschaft worden. De consequentie is dat er nagenoeg geen toezicht op de terreinen meer zal zijn. Dat werkt misbruik zoals motorcrossen en paardrijden buiten de paden, of erger, in de hand. Wat maakt werken bij Staatsbosbeheer zo bijzonder? Veel buiten zijn en toch samenwerken met mensen (collega’s, publiek en vrijwilligers) maakt mij gelukkig. Het zoeken naar praktische oplossingen, waarbij de een de ander aanvult zie ik als een uitdaging. Afhankelijk van hoe de plannen vormgegeven gaan worden bij Staatsbosbeheer, hoop ik ooit nog een bijdrage te leveren aan natuurbeheer met begrazing. Als ik in de ochtend in mijn velomobiel langs de file auto’s sjees, voel ik mij bevoorrecht met mijn unieke werkplek.
*Hugo Schuitemaker is freelance fotograaf. Met zijn bedrijf Zeeliefhebbers verkoopt hij duurzame vis in combinatie met fotografie en recepten. www.zeeliefhebbers.nl
13
“Veel buiten zijn en toch samenwerken met mensen maakt mij gelukkig�
14
REPORTAGE
naar
Op zoek
wilde
dieren Dierentuindieren worden steeds echter
15
Tekst: Jan Dobbe* | Beeld: Michiel de Jong © Comic House**
In zijn essay Why look at animals (1977) betoogt schrijver, kunstenaar en denker John Berger dat de moderne mens de voeling met het dier is kwijtgeraakt. Mensen komen niet of nauwelijks meer in aanraking met dieren, en waar dat nog wel het geval is, is dat met ‘surrogaat’-dieren: huisdieren, proefdieren, dierentuindieren.
Volgens
Berger zijn dieren in dierentuinen verworden tot levende monumenten voor hun eigen marginalisering (‘They constitute the living monument to their own disappearance.’) Dierentuindieren als een soort look alikes van hun wilde soortgenoten. Ze hebben een heel ander levensdoel gekregen: mensen vermaken. Ze moeten ons boeien, ontroeren, aan het lachen maken, vertederen, laten griezelen, imponeren etc. Het zijn dierentuindieren – een nieuwe ‘diersoort’. Heeft Berger gelijk met deze bewering? blijdorp
Eerst maar naar de dierentuin: Diergaarde Blijdorp, Rotterdam.
Ik ontmoet er dierenfotograaf Rob Doolaard die al tientallen jaren dagelijks werk heeft aan het fotograferen van dierentuindieren. Ervaringsdeskundige bij uitstek, die graag een lans breekt voor de dierentuin: ‘Wees blij dat ze er zijn. Stel je voor dat we met z’n allen naar de Noordpool moesten reizen om daar ijsberen te bekijken. Dan zou het gauw afgelopen zijn. Als wij massaal de natuur ingaan om dieren ‘te ontmoeten’, maken we de natuur voorgoed kapot. Laten we dat dus maar niet doen… En liefde voor dieren opdoen uit een boekje? Onmogelijk!’ Wat vindt Blijdorp-directeur Marc Damen? ‘Dieren zijn niet gemarginaliseerd, maar hebben een andere rol in de maatschappij gekregen. We staan letterlijk verder van ze af, en proberen dat te compenseren door verwoede aandacht voor dieren in de natuur. Maar het tij valt niet meer te keren; in onze overvolle wereld is geen ruimte meer voor een uitgebreide band met dieren zoals vroeger.’
evenwichtsbalk
Wat later die dag maak ik een ‘persmoment’ mee rond de jonge ijsbeer Vicks (gesponsord door… Vicks).
Hij is de ‘superster’ van Blijdorp en trekt veel bezoekers. Vandaag viert hij zijn eerste verjaardag. De jarige krijgt ijstaart in vrolijke kleuren en zijn smulpartij wordt door een leger fotografen en filmers vastgelegd. Hoe anders is het gesteld met de cavia’s, ratjes en ander kleinvee dat verderop in een kinderboerderij-achtige bedoening vertoeft. Stil en treurig zitten de diertjes erbij. Dieren die tot de verbeelding spreken, daar draait een dierentuin op, realiseer ik me. IJsberen, tijgers, olifanten, gorilla’s, chimpansees. Er moet wat te beleven zijn, dan is het publiek tevreden. De rest van de dieren hangt er wat bij. Uiteindelijk kom ik bij de wolven. Ze hebben een relatief groot leefgebied waar ze kunnen draven en zich kunnen verbergen voor publiek. Ze leven in een roedel – zoals het hoort. Als ik me als enige bezoeker bij hun verblijf meld, komt de alfareu poolshoogte
maar ook om aan de bezoeker te ontsnappen. Tegelijkertijd willen we natuurlijk dat de dieren zo zichtbaar mogelijk zijn. We doen dat door ze te stimuleren om op voor het publiek goed zichtbare plaatsen te verblijven, bijvoorbeeld door daar voedsel aan te bieden, of door middel van warmere plekken – denk aan kunstrotsen met vloerverwarming. Geen dwang maar stimulering. Veel dieren kiezen er overigens voor het publiek op te zoeken. Wij mensen zijn immers ook een stukje verrijking van hun gedrag!’ Dierenverzorger Ben Westerveld beaamt dat het soms een spagaat is: ‘We proberen het publiek in aanraking te laten komen met dieren die zich zo natuurlijk mogelijk gedragen. Doen we het echter (te) goed voor de dieren, dan komen er klachten van bezoekers die te weinig dieren zien. Maar als we dieren te veel in het zicht dwingen, kan dit ook negatieve publieksreacties teweegbrengen. Gestreste of apathische dieren worden gelukkig ook niet meer geaccepteerd!’
“Levende monumenten voor hun eigen marginalisering” nemen. Hij neemt me zorgvuldig in zich op en besluit dan dat het ‘safe’ is. Daarna keurt hij me geen blik meer waardig, maar komt even later met de hele groep langs draven. Ongenaakbaar, trots en indrukwekkend. Ziet er goed uit, is dit de huisvesting waar het naartoe gaat? Marc Damen: ‘De zichtbaarheid van de dieren is een evenwichtsbalk waar we continu op balanceren. Aan de ene kant bouwen we zo natuurlijk mogelijk ogende verblijven, vaak met veel begroeiing, waar dieren de mogelijkheid hebben om uit elkaars blikveld te verdwijnen,
teleurstellen
Terug naar John Berger. In Why look at animals zegt hij, vrij vertaald: ‘Dierentuinen kunnen eigenlijk alleen maar teleurstellen. Hun doel is de bezoeker de gelegenheid te bieden naar dieren te kijken. Desalniettemin tref je nergens in een dierentuin de blik van een dier. Hoogstens vang je een snelle blik op, die het volgende moment alweer weg is… Ze kijken van je weg. Ze staren nietsziend naar een denkbeeldige plek ergens achter je. Ze nemen hun omgeving mechanisch op. Dieren in de
** Jan Dobbe is freelance journalist en tekstschrijver. Tot 2009 werkte hij bij de Nederlandse Vereniging tot bescherming van dieren als hoofdredacteur van het ledenblad DIER. ** Michiel de Jong volgde diverse kunstopleidingen om uiteindelijk voor het vak van striptekenaar te kiezen. Hij publiceert in Zone 5300 en maakte met Milan Hulsing de strip Hanuman in het Algemeen Dagblad. De Jong wordt gezien als Nederlandse vertegenwoordiger van de Atoomstijl in de school van Yves Chaland.
16
REPORTAGE
“In een dierentuin tref je nergens de blik van een dier”
dierentuin zijn ongevoelig voor ontmoetingen, doordat er niets meer is dat hun werkelijke aandacht trekt. Zie hier de ultieme consequentie van de marginalisering van dieren. Die blik van verstandhouding tussen mens en dier, die mogelijk een doorslaggevende rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van onze samenleving en die voor mensen tot iets minder dan een eeuw geleden gewoon was, is verdwenen. Een dierentuinbezoeker is alleen, hoeveel dieren hij ook bekijkt.’ Al wandelend langs de wat minder ‘spannende’ dieren neig ik ertoe het met hem eens te zijn. Fotograaf Doolaard ziet dat anders: ‘Vergis je niet, er is nog heel veel over van het oorspronkelijke dier. Ik fotografeer regelmatig in de dierenverblijven. Daar zijn de dieren de baas en ben jij gast. Daar behoor je je naar te gedragen. Ik kom al vele jaren bij de olifanten, maar heb er uit respect nog nooit één aangeraakt. Voor zover ik weet is dat ook het uitgangspunt van de verzorgers: de dieren zo veel mogelijk met rust laten!’ Verzorger Ben Westerveld beaamt dit: ‘Wilde dieren zitten er helemaal niet op te wachten om aangeraakt, vertroeteld, geknuffeld of om door de mens ‘begrepen’ te worden. Op gepaste afstand in hun waarde laten, zou ik zeggen.’ Directeur Damen: ‘Het stuk van Berger klopt niet meer. Het is geschreven in de periode dat dierentuinen in een diep dal zaten. Na de Tweede Wereldoorlog waren ze in hun ontwikkeling stil blijven staan. In de jaren tachtig stonden ze dan ook aan de rand van het faillissement. Er is toen een ontwikkeling in gang gezet waarbij het dierenwelzijn voorop
staat en natuureducatie en -behoud de dierentuin bestaansrecht geeft. Sindsdien zitten dierentuinen in de lift en kan men in de top tien van best bezochte attracties van Nederland ook drie dierentuinen vinden.’ ‘je bent er, maar ook weer niet’
Ook dierenverzorger Ben Westerveld is het oneens met het sombere beeld dat Berger schetst: ‘De dieren leven
niet meer in hokken zoals vroeger, maar in ‘biotopen’, leefgebieden waarin je als bezoeker een toevallige ontmoeting met het dier kunt hebben. Het dier staat voorop en als dierverzorger moet je een balans vinden tussen enerzijds een goede band met je dieren, zodat je ze goed kunt managen, en anderzijds moet je zo min mogelijk onderdeel worden van het ‘natuurlijke’ kudde-, groeps- of familiegedrag. Je bent er, maar toch ook weer niet. Dat is heel anders dan vroeger, toen er juist heel veel draaide om de interactie tussen oppasser en dier, waarbij de oppasser leidend was.’ Volgens Westerveld proberen hij en zijn collega’s dieren meer eigen keuzes te laten maken: ‘Zo kunnen gorilla’s, maar bijvoorbeeld ook giraffen, vaak zelf bepalen of ze binnen of buiten willen zijn, en moeten zelf hun voedsel zoeken. Maar auto-
noom zou ik ze niet durven noemen. Wij bepalen nog heel veel, zoals partnerkeuze, voeding, verblijfsgrootte, inrichting, enzovoort.’ bokito
Hoewel misschien een surrogaat, is de dierentuin volgens Marc Damen voor de meeste mensen de enige plek waar ze, anders dan thuis voor de tv, nog een olifant, ijsbeer of giraffe in levenden lijve kunnen zien. ‘Die dieren
staan symbool voor hun soortgenoten in het wild. Met Bokito en zijn gorillafamilie laten we mensen niet alleen een bedreigde diersoort zien, we vertellen er ook bij wat je kunt doen om die te beschermen. Wij beschermen gorilla’s door ze niet meer uit het wild te halen – dat doen we al decennia niet meer – maar door een in alle opzichten gezonde populatie in stand te houden en zo een ‘reservepopulatie’ te hebben voor het geval dat de gorilla in Afrika bijvoorbeeld door illegale houtkap of stroperij uitsterft. Mocht de oorzaak van het uitsterven weggenomen kunnen worden, dan behoort herintroductie tot de mogelijkheden, waarmee we de door de mensheid aangerichte schade enigszins kunnen repareren. Bezoekers kunnen de gorilla beschermen door geen
17 tropisch hardhout te kopen; daardoor blijft hun leefgebied gespaard.’ Paul Koene, docent en onderzoeker Gedrag en Welzijn van Dieren bij Wageningen UR Livestock Research is voorzichtig als het gaat om herintroductie: ‘In de dierentuin zijn wilde dieren heel andere dieren geworden. Of die in het wild kunnen overleven, valt te bezien.’ Met de opvattingen van Berger kan hij niet zoveel: ‘Wat is een “ontmoeting tussen mens en dier?” Waaraan moet zoiets voldoen? Met de beperkingen die er zijn qua kosten, ruimte en veiligheid proberen dierentuinen een zo natuurgetrouw mogelijke omgeving te creëren. Als bezoeker vang je een glimp op van het dier dat je anders in het wild zou moeten opzoeken. Maar je bent ook aan het recreëren, je wilt een leuk dagje uit.’ Of dat marginaal is, weet Koene niet. ‘Wil je nog echt kunnen spreken van ‘wilde dieren’, dan moet je als mensheid besluiten om grote delen van de wereld volkomen ongemoeid te laten en zo dus ook de aanwezige fauna. Het is een feit dat we die keuze niet maken.’
steeds echter
Dierentuinen zijn volgens Koene ooit begonnen als musea, zoals Berger ze beschrijft: ‘Zie hier de chimpansee, zei men
dan, en liet een chimpansee in een hok zien. Maar zo is het niet meer.’ Dierentuindieren worden volgens Koene steeds ‘echter’: ‘De verblijven zijn groter geworden, men speelt meer in op de gedragsbehoefte van dieren, men laat de dieren meer en meer volgens hun aard leven.’ Als goed voorbeeld van de nieuwe opvattingen die sommige dierentuinen omarmen, noemt hij de dierentuin van Detroit: ‘Daar zegt men: “Olifanten? Die zijn niet geschikt om in de beperkte behuizing van een dierentuin te leven, daar stoppen we dus mee!” Zij maken andere keuzes en dat getuigt van lef. Ze voeren programma’s uit voor dieren die met uitsterven worden bedreigd, maar ze spelen ook in op slachtoffers van onze maatschappij, zoals afgedankte circusdieren of een leeuw die als ‘waakhond’ in een drugspand was gebruikt. De dierentuin middenin de maatschappij.’ Collega-wetenschapper Jozef Keulartz, universitair hoofddocent Toegepaste Filosofie aan de Wageningen Universiteit, vindt dat het beeld dat Berger van dierentuindieren schetst, geenszins klopt: ‘In moderne dierentuinen dient alles in het teken van natuur- en
soortenbehoud te staan. Ook is er allang sprake van een ‘naturalisering’ van de dierentuin en ‘verrijking’ van de leefomgeving van dieren. Je moet dieren laten zien in een zo natuurlijk mogelijke omgeving, waarin ze hun natuurlijke, soortspecifieke gedrag zo veel mogelijk kunnen ontplooien. Hierdoor vermijd en bestrijd je stereotiep gedrag.’ Zulk gedrag is volgens Keulartz slechte reclame voor de dierentuin en doet afbreuk aan de educatieve boodschap. De gewenste ‘naturalisering’ van de dierentuin is volgens hem goed op gang: ‘Bij het ontwerp van dierentuinen staat steeds meer de leefomgeving voorop. Maar er zijn grenzen. Echte leefomgevingen nemen heel veel plaats in – denk maar aan het gebied dat tijgers nodig hebben. Bovendien kunnen sommige vormen van roofdiergedrag, zoals het jagen op en doden van prooidieren, in gevangenschap niet of slechts zelden realistisch worden nagebootst. Toen Woodland Park Zoo in de jaren 1970 begon met het voeren van hele schapen en geiten aan de grote katachtigen, en hele konijnen en kippen aan de kleine katachtigen, gruwelden bezoekers van de aanblik van het vlees dat van herkenbare karkassen werd afgescheurd. Inmiddels is men daar wel aan gewend, maar het voeren van levende dieren is waarschijnlijk nog een brug te ver.’
“Een ‘ontmoeting tussen mens en dier’. Waaraan moet zoiets voldoen?”
18
REPORTAGE
dierentuin wordt belangrijker
Uit de gesprekken met de wetenschappers wordt duidelijk dat ‘vrije natuur’ een relatief begrip is geworden. Juist ook daar raken dieren steeds verder gemarginaliseerd, vooral door versnippering en vernietiging van hun leefomgeving. Hiermee wordt volgens Keulartz de rol van de dierentuin steeds belangrijker: ‘Naarmate het leefgebied van dieren wereldwijd kleiner wordt en versnippert, groeit de behoefte aan actief faunabeheer. Door de steeds kleiner wordende wilde populaties en de beperkte genetische variatie, gaan deze populaties steeds meer op dierentuinpopulaties lijken. Dat betekent dat de wetenschap en techniek die in dierentuinen is ontwikkeld om kleine populaties te beheren, meer en meer relevant wordt voor hun behoud in de vrije natuur.’ En óf dierentuindieren steeds echter worden… Keulartz: ‘Door grootschalige veranderingen in het milieu, zoals opwarming van de aarde, afbraak van de ozonlaag en ontbossing, worden dierpopulaties in toenemende mate gedwongen hun leefgebieden te verlaten om – op straffe van uitsterving – elders hun heil te zoeken. Tegelijkertijd ontstaan ook steeds meer barrières die hun bewegingsvrijheid aantasten. Voor diersoorten die zo in de knel raken, moet worden overwogen ze naar andere gebieden over te brengen. Ook daarbij kunnen de expertise en ervaring van dierentuinen een belangrijke rol spelen.’
“‘Surrogaat’-dieren: huisdieren, proefdieren, dierentuindieren” toekomst
Wetenschapper Koene voorziet dat dierentuinen en natuurparken in de toekomst naar elkaar toe groeien:
‘De grote wilde dieren zouden een min of meer autonoom bestaan in grote wildparken kunnen hebben. Roof- en prooidieren zouden daar met elkaar leven en de mens – tenslotte ook een dier – zou een rol als ‘bezoeker’ kunnen spelen, die bescheiden toekijkt.’ Hij verwijst naar de Oostvaardersplassen, waar dieren nu al een min of meer wilde status hebben. Volgens hem zullen de traditionele dierentuinen wel blijven bestaan, ‘maar dan meer als stadsdierentuinen, waar dieren worden gehouden die zich goed kunnen aanpassen aan een door mensen bevolkte omgeving.’ Blijdorp-directeur Damen ziet de dierentuin zich ontwikkelen tot een educatiecentrum, met levende dieren en planten om het verhaal te illustreren. ‘Dierenverzamelingen bestaan al zesduizend jaar en zullen er dus ook de komende generaties nog wel zijn. Omdat de maatschappij steeds kritischer wordt, moet je als dierentuin wel steeds beter kunnen
beargumenteren waarom je die dieren houdt. De legitimatie zit in het ambassadeurschap: het dier ‘vertelt’ een verhaal over de effecten van menselijk handelen en vertelt daarbij ook wat we moeten doen om de aarde aan de volgende generatie door te geven. Naarmate de bevolking verder groeit en de natuur in steeds hoger tempo verdwijnt, zal de roep om dit verhaal luider worden. Maar je moet het aangenaam brengen: we willen wel leren, maar het mag niet belerend zijn en het moet voelen als ontspanning.’ epiloog
Mijn conclusie na het raadplegen van een aantal ingewijden en een dierentuinbezoek is, dat het sombere beeld dat Berger schetst wel en niet klopt. Wel, omdat dieren inderdaad zijn gemarginaliseerd. En niet, omdat dierentuindieren steeds dichter naar hun soortgenoten in het wild toegroeien – ze worden steeds ‘echter’. Andersom beginnen dieren in het wild steeds meer op hun soortgenoten in gevangenschap te lijken. It’s a wonderful world.
[ advertorial ]
20
MIJN LANDSCHAP
VERRAST DOOR WAT ER GEBEURT, Jan Taminiau over blije schapen, hairextensions en over zijn werk voor de Floriade
DE FLORIADE DIE OM DE TIEN JAAR IN NEDERLAND WORDT GEORGANISEERD KOMT DIT KEER MET EEN EIGEN MODEWEEK: FLORIADE FASHION WEEK. JAN TAMINIAU SPEELT HIERIN EEN CENTRALE ROL.
‘De wolkenpartijen, de dieren in het vlakke land eronder; beeldschoon is het hier. Elke dag weer ben ik verrast door wat er gebeurt, en door wat er níet gebeurt. De wind bijvoorbeeld, man wat een kracht. En dan te bedenken dat we pas sinds maart vorig jaar met ons atelier hier in Baambrugge zitten. Voor die tijd zaten we midden op de Wallen, het drukste deel van Amsterdam. We waren daar terechtgekomen dankzij Red Light Fashion, het project waarin leegstaande panden tijdelijk aan kunstenaars en ontwerpers werden verhuurd. Toen we daar weg moesten hebben we nog even in Naarden gezeten, in een herenhuis met een klassieke tuin. Wat me met terugwerkende kracht zo opvalt is hoezeer je blik in zo’n
aangelegd landschap geregisseerd wordt. Toen Baambrugge voorbij kwam was ik acuut verliefd. Het voelt als ‘terug op de aarde’, al klinkt dat wel erg pathetisch. Ik bedoel, hier zie je hoe het licht van het ene op het andere moment drastisch verandert, je ziet de seizoenen verglijden, bent in contact met de elementen. Zo heftig, spannend en ontroerend. Klanten vinden het ook bijzonder. Van de week zaten we in bespreking terwijl aan de andere kant van het raam zo’n stel blije schapen voorbijkomt. “Jongen, wat is dit mooi,” hoor je dan.’ Een van Taminiau’s klanten is de Floriade, (over Lady Gaga gaan we het hier niet hebben), die deze editie met een speciale modeweek ‘Floriade Fashion Week’ komt waarin
Taminiau een centrale rol speelt. ‘De Floriade is natuurlijk al jaren bezig met het definiëren van de inhoud van de wereldexpo, en omdat ik wilde dat mijn bijdrage echt ‘vanuit Jan’ zou komen, heb ik een stuk geschreven, Nature Extends. Oftewel, wat gebeurt er als de natuur zich verruimt? Dat is waar ik het over kán en wil hebben. Er bleek veel overlap te zijn met waar de Floriade het over heeft. Bijvoorbeeld, hoe ga je om met de almaar ruimer wordende mogelijkheden om je materiaal te manipuleren en hoe manipuleer je daarmee de maatschappij? Als je op de vraag “Waar komt een appel vandaan?” het antwoord krijgt “Van de Albert Heijn”, dan geeft dat iets aan over waar we nu staan. Ook bij mode, en bij het lijf als voertuig ervan, speelt de
21
Tekst: Brigitte van Mechelen | Portret: Anja van Wijgerden
EN NÍET GEBEURT
De Floriade Fashion Week vindt plaats van 7 tot en met 13 mei. Gedurende de hele Floriade zullen in paviljoen Villa Flora vijf stukken uit Taminiaus collectie ‘Nature Extends’ te zien zijn. Ook ontwerpt Taminiau de outfits van de 528 mensen die op de Floriade werken.
Jan Taminiau (1975) komt uit een familie van antiekhandelaren. In 2001 slaagde hij cum laude aan de kunstacademie St. Joost in Breda. In 2003 richtte hij zijn eigen modelabel op JANTAMINIAU. Brede bekendheid kreeg hij dankzij prinses Máxima die in 2009 de show stal in het door Taminiau ontworpen postzakpakje met de Nederlandse vlag erin verwerkt. www.jantaminiau.nl
vraag “hoever ga je?” Hairextensions, borstvergrotingen, wie weet is dat de nieuwe standaard. Overdracht, interactie tussen partijen is een speerpunt van deze Floriade, wij hebben dat aangegrepen om een Masterclass ‘Duurzaam Ontwerpen’ te ontwikkelen. Want wat ís duurzaamheid? Juist nu duurzaamheid zo hoog op de agenda staat, is het een uitstekend moment om het daarover te hebben. Voor mijn gevoel staan we op een driesprong, of wie weet viersprong. Ik zie verschillende bewegingen. Allereerst is er de groeiende behoefte aan een kader. Wat is duurzaam, en wat niet. Want een natuurlijk product ís niet per definitie duurzamer. Net zoals een geitenwollen sok niet per definitie seksloos is trouwens. Tegelijkertijd, en dat vertroebelt de boel nogal, wordt ‘duurzaamheid’ volop ingezet als een marketingtool. En dan is er nóg een punt, de frictie met het naoorlogse streven dat alles voor iedereen toegankelijk zou moeten zijn. In de tuinbouw zijn allerlei concessies gedaan
om deze toegankelijkheid te bereiken, de watertomaat is daar een voorbeeld van. Inmiddels willen we met z’n allen liever een ‘echte’ tomaat, maar hoe krijg je dat in godsnaam georganiseerd? Het stellen van vragen over “hoe om te gaan met de toekomst” is zowel voor mij als de Floriade essentieel, en maakt deze samenwerking buitengewoon inspirerend. Of de verplaatsing van het atelier naar een landelijke omgeving óók inspirerend werkt? In dit grote vlakke landschap ben ik me extra bewust van mijn nietigheid. Wanneer ik ’s ochtends vanuit hartje stad kom aanrijden voel ik dat eens te meer. Dit besef een schakeltje in het grotere geheel te zijn, is altijd al een constante in mijn werk. Ik vertaal het naar arbeidintensieve gedetailleerde bewerkingen, bijvoorbeeld het eindeloze borduren wat we doen. Door aritmische overgangen in kleur en patroon almaar te herhalen ontstaat een nieuw, groter ritme. En pure schoonheid…’
22
VERHAAL
Tekst: Cees Nooteboom* Beeld: Archief Kasteel Groeneveld
1 GROENEVELD, een herinnering
S
oms moet je een herinnering van ontzettend ver terughalen, en bent dan verrast over alle details die je nog weet, hoe helder je ze voor je ziet. Het is meer dan zestig jaar geleden dat ik voor het eerst met mijn fiets linksaf geslagen was vanaf de Amersfoortse weg in Hilversum. Herfstkleuren, een bospad, een avontuur, geen idee waar ik terecht zou komen. Voorgeprogrammeerd als een trekvogel reed ik daar, kwam bij een spoorlijn, een onbewaakte overweg, daarna weer bos, stil en plechtig, – een stadskind in de natuur verdwaald. Iets trok mijn aandacht, een oneffenheid in het terrein, een kleine beek waarin bladeren dreven. Wat ik niet meer weet is welke literatuur mij voorbereid had op de eigenaardige stemming waarin ik plotseling verkeerde, een vreemde, romantische betekenis leek zich aan alles te hechten, die iets te maken had met de eerste gedichten die ik had geschreven. Moderne poëzie kende ik nog niet, de Tachtigers, Slauerhoff, dat was het arsenaal dat ik tot mijn beschikking had. Ik had een plek gevonden die alles uitdrukte wat ik voelde zonder dat ik voor mezelf kon definiëren wat dat nu precies was. Achteraf weet ik dat ik degene was die Philip en de Anderen zou schrijven, een romantisch boek van grote onschuld, en dat op die plek misschien het schrijverschap begonnen is dat mijn leven heeft bepaald. Ik zette mijn fiets tegen een boom en knielde bij het water, ik wilde het voelen aan mijn handen. Het was koel, het stroomde langzaam, ik zag de takken en bladeren op de zanderige bodem en liet de rest van de wereld daarin verdwijnen. Of ik die middag ook verder gereden ben weet ik niet meer, maar iets was er bepaald, deze plek zou voor altijd een betekenis voor mij houden die ik niet met anderen zou kunnen delen, en, ook al werd er dan nog niet geschreven, dit zou de plek zijn van de inspiratie, hier zou ik altijd terug kunnen komen als ik de rest van de wereld wilde laten verdwijnen, hier bevond zich de kern van wat ik was of wilde zijn. Zonder dat
23
ik het aan iemand had kunnen of willen uitleggen wist ik dat er die middag iets gebeurd was waarvan ik pas later de betekenis zou begrijpen, en nu nog, als ik mijn ogen dichtdoe, weet ik dat ik die plek blindelings zou kunnen vinden, dat ik er nooit voorbij zou rijden of lopen zonder stil te houden. Het water stroomt er nog net zo, als ik er lang genoeg blijf staan komen de gedachten die de verhalen worden die ik later zal schrijven. Maar zo ver was het toen nog niet. Steeds verder zou ik die bossen verkennen, ik zou er ronddwalen in alle jaargetijden tot ik op een avond uit de verte plotseling de ramen zag van het kasteel. Ze waren verlicht, die ramen. Daarachter zag ik de schimmen van mensen bewegen, mensen die ik me niet voor kon stellen. De boeken die ik gelezen had lieten me iets verzinnen over een onbereikbare wereld, en het geschreeuw van de pauwen dat daarvandaan kwam, hoorde daarbij zonder dat ik kon zeggen waarom.
*Cees Nooteboom (Den Haag, 1933) wordt beschouwd als een van de belangrijkste Nederlandse schrijvers. Van zijn romans en reisverhalen verschenen vertalingen over de hele wereld. In 2003 kreeg hij de Oostenrijkse Staatsprijs voor Europese Literatuur, in 2004 de P.C.Hooft-prijs, en in 2009 de Prijs der Nederlandse Letteren.
24
ESSAY
John Berger
Aan de keukentafel bij
Filmmaker Jos de Putter maakte op basis van opnamen die tijdens het bezoek zijn gemaakt een speciaal portret van John Berger. Dit portret zal te zien zijn tijdens het symposium op 26 april in Kasteel Groeneveld in Baarn.
25
Tekst: Jan Hartholt* | Beeld: Jean Counet** | Illustratie: Jan van der Veken © Comic House Gedicht: John Berger (2001) | Vertaling gedicht: Peter Bergsma
John Berger (1926) is schrijver, kunstenaar en een van de invloedrijkste denkers
van de tweede helft van de 20ste eeuw. Op 27 november jongstleden ontving hij de Groeneveldprijs 2011. Een delegatie van Stichting Groeneveld en Kasteel Groeneveld zocht hem op in zijn woonplaats in de Franse Haute-Savoie.
Wat ooit
een boerderij was in een bergdorp onder de invloed van de stedelijke nabijheid – net als zoveel Nederlandse dorpen, in dit geval Genève – vormt al bijna vijftig jaar het thuis van John Berger. Hier werkte hij aan het œuvre waarvoor hij de Groeneveldprijs 2011 heeft gekregen. Voorafgaand aan ons bezoek vertelde Berger vereerd te zijn met de prijs die hij kreeg voor zijn observaties over leven en werken op het platteland en de verhoudingen tussen dier, mens en natuur. Dat merken we aan het hartelijke onthaal en het lijkt alsof we elkaar al jaren kennen. Op een bepaalde manier is dat – via zijn werk – natuurlijk ook zo. We zijn met z’n vijven naar het bergdorp afgereisd: Wim van Gelder, voorzitter van de Stichting Groeneveld, filmmaker en lid van de Programmaraad Jos de Putter met zijn cameraen geluidsman, en ondergetekende. Vanaf de keukentafel hebben we een doorkijk in de boekenkamer waar worsten hangen te drogen aan de zoldering. Boeken duiken op in Bergers huis zoals zijn leven in zijn werk: geen design maar een doorleefde ordening. Hij laat de voormalige stal en hooizolder zien waar zoon Yves zijn atelier heeft. Er staat een groot vat waarin de pruimen van een overvloedig pruimenjaar staan te gisten tot slivovitsj. De geur boven het vat is onweerstaanbaar. De smaak ook, zoals we later mogen proeven. Why look at animals? is een door Penguin Books gemaakte selectie uit zijn werk. Losjes biedt het een leidraad voor het gesprek dat we met hem hebben en hij leest hieruit het gedicht ‘They are the last’ voor. Maar niet voordat zijn vrouw Beverly, aan wie het gedicht is opgedragen, erbij is.
We vertellen dat in ons land de Tweede Kamer een wet heeft aangenomen die het ritueel slachten verbiedt, en vragen hoe hij gestemd zou hebben. Even denkt hij na en dan volgt voorzichtig maar gedecideerd dat hij tegen zo’n wet gestemd zou hebben. In Istanbul bezocht hij veel slachthuizen; vergeleken met de stress van dieren tijdens transport en aanvoer bij West-Europese slachthuizen is er volgens hem geen aanleiding voor een dergelijke wet. Om vervolgens luid te roepen: ‘There is a lot of hypocrisy around this subject’. Als John Berger iets vindt, is het gebaseerd op eigen ervaring en observaties, die hij vertaalt naar een verhaal.
“Uitzicht op wat waardig en rechtvaardig is” Het werk van John Berger gaat niet over het leven dat beloften van vooruitgang en gemak vervult, maar biedt uitzicht op wat waardig en rechtvaardig is. Cyclische processen en sociale wederkerigheid zijn vaste onderdelen in zijn werk; duurzaamheid in een tijd voordat die term bestond. Steeds is er aandacht voor hen die aan het kortste eind trekken. Het goede leven is niet hetzelfde als het gemakkelijke leven. Maar schoonheid en plezier zijn er wel vitale onderdelen van. Berger doet over dieren noch mensen programmatische uitspraken. Liever vertrekt hij vanuit ‘hoe het is’ en helpt ons kijken. De rol die hij bovenal op zichzelf van toepassing acht, is die van verhalenverteller.
GROENEVELDPRIJS 2011 John Berger is schrijver, kunstenaar en een van de meest invloedrijke denkers van de tweede helft van de 20ste eeuw. In 1972 werd hij bij een groot publiek bekend dankzij de televisieserie Ways of seeing over esthetische waarden in de Westerse cultuur. In deze serie stelde hij indringende vragen over verborgen ideologieën in culturele uitingen. Een rode draad in het werk van Berger is de cultuur van de vooruitgang versus de cultuur van het overleven. Berger was een van de eerste die het lineaire vooruitgangsdenken ter discussie
stelde en er een ontwikkeling gebaseerd op wederkerigheid en cyclische processen tegenover zette; duurzaamheid avant la lettre. In de trilogie De vrucht van hun arbeid beschreef hij de levens van mensen in relatie met het landschap en dieren in de Haute-Savoie, waar hij sinds de jaren zeventig woont en werkt. In zijn essay Why look at Animals laat Berger zien hoe dieren uit ons dagelijks leven verdwenen en zijn gemarginaliseerd. Op 27 november jongstleden ontving John Berger de Groeneveldprijs 2011 als lifetime achievement
**Jan Hartholt is sinds eind 2006 directeur van kasteel Groeneveld. ** Jean Counet werkt als cameraman en editor onder meer voor de NTR en VPRO.
award. Deze prijs wordt jaarlijks toegekend door de Stichting Groeneveld aan een persoon die zich bijzonder heeft ingezet voor het debat over landschap en platteland en daarbij een afwijkend, kritisch geluid laat horen. Het werk van John Berger staat centraal op een symposium op 11 april 2012 in Kasteel Groeneveld in Baarn. Zie voor meer informatie: www.kasteelgroeneveld.nl Ter gelegenheid daarvan verzorgt Uitgeverij Cossee een nieuwe Nederlandse uitgave van Waarom wij naar dieren kijken.
26
ESSAY
De originele versie – They are the last, for Beverly – is te lezen op www.kasteelgroeneveld.nl
Zij zijn de laatsten voor Beverly Als ze ziek wordt en geen zin heeft om te kauwen vallen haar vier magen stil als een bijenkorf in de winter. Elk jaar vertrekken meer dieren. Alleen huisdieren en karkassen blijven en de levende of dode karkassen worden vanaf de geboorte onontkoombaar en onzichtbaar in vlees omgezet. ‘Ik houd het volstrekt voor mogelijk,’ zei Bob Rust van de Iowa State University ‘om specifiek een dier voor de hamburger te ontwerpen.’ Achter haar tong met zijn taal van gras en passie voor zout, achter de dikke tong maar toch vaardig als de hand van een blinde, kauwt een goed gezonde koe ongeveer vijftig keer voor ze de brij weer doorslikt. Het schijnt dat de dieren Beverly emigreren: hun Amerika de sterrenbeelden in de lucht Hagedis, Leeuw, Grote Beer, Ram, Stier, Kraai, Haas… misschien dat de verstandigsten zoals de agoeti’s de melkweg hebben gekozen. Druk je oor tegen haar flank en je hoort het getij van haar vier magen. Haar tweede, als een net, heeft de naam van een sterrenbeeld: Reticulum. Haar derde, de Psalterium, is als de bladzijden van een boek.
Elders sterven de dieren van de armen samen met de armen door eiwitgebrek. Als ze uit de weiden worden gehaald brengen ze naar de koele stal de hitte van de boomgaard en de hete adem van wilde knoflook. Wil je de koestal schoonmaken, strooi dan een beetje mest van de merrie het absorbeert hun stront vochtig als lente en groen van gras. En maak ze goed vast vannacht geef ze een bed van beukenblad Beverly zij zijn de laatsten. Nu ze er niet meer zijn missen we hun duurzaamheid. Anders dan de boom de rivier of de wolk had het dier ogen en in hun blik lag bestendigheid.
Altijd maar weer was het dezelfde vos. Hem doden was hem wegsleuren heel even van de aarde van zijn eeuwigheid. Ooit, als vliegen en kraaien het dode schaap verslonden begonnen ze met de ogen. Maar de ooi had het lam van haar bestendigheid al geworpen. De buizerd cirkelde beidde zijn eeuwigdurende tijd even herhaaldelijk als de berg. Uit de enkele nacht kwam de blik van de dag, de behoedzame dierenblik naar alle kanten. Ooit vloeiden de dieren als hun melk. Nu ze er niet meer zijn missen we hun duurzaamheid. * ‘De jongende zeug,’ zo wordt gezegd, ‘moet worden beschouwd en behandeld als een waardevol mechaniek dat tot taak heeft biggetjes uit te pompen.’ * Maar soms, als je uit de witte kan de melk schenkt, moet ik nog steeds denken aan de ganzen die als honden het huis bewaakten. Door: John Berger Uit: Waarom wij naar dieren kijken (2001)
[ advertorial ]
‘Fatsoenlijk eten van Karen Duve beschrijft het persoonlijke experiment om op vier verschillende manieren te eten zonder vlees te gebruiken. [organisch, vegetarisch, veganistisch en fruitarisch] Het onderliggende onderzoek is voortreffelijk, het is uitmuntend geschreven, een pleidooi dat ons wakker schudt!’ – Frankfurter Allgemeine Zeitung
isbn 978 90 5936 348 9 321,90
www.cossee.com
John Berger schetst in Waarom wij naar dieren kijken op een indrukwekkende manier onze verhouding met dieren door de eeuwen heen. Het illustreert een snel veranderende verhouding tussen mens en dier; want waarom is ons respect voor dieren in de twintigste eeuw zo dramatisch veranderd? Berger ziet dit proces als een verlies van onze evenwichtige verhouding met de natuur. John Berger heeft de Groeneveldprijs 2011 ontvangen. Op 26 april wordt op Kasteel Groeneveld een congres aan zijn werk gewijd. Karen Duve is een van de gastsprekers. Ter viering van deze prijs geven we 10 exemplaren van Waarom wij naar dieren kijken van John Berger weg. Om kans te maken, stuurt u een mail aan: info@kasteelgroeneveld.nl isbn 978 90 5936 349 6 312,90
28
WENDE
“Op wereldschaal bekeken is de Randstad een ‘local farming area’”
29
Tekst: Matthijs Sienot* | Beeld: Marco Bakker**
Meiny Prins, directeur van Priva over wereldwijde trends en de betekenis ervan voor de tuinbouw.
De wereld wordt Even knipper ik
met mijn ogen. Verstond ik het goed: ‘De wereld wordt vloeibaar.’ Zei de Zakenvrouw van 2009 dat echt? Ons gesprek zou toch gaan over de toekomst van de tuinbouw? Dan heb je het toch over kassen op de koude grond en over precisiespuiten. ‘Een vloeibare wereld’ klinkt in die context bijna zweverig. Meiny Prins lacht om mijn reactie, maar houdt vast aan haar metafoor. ‘Veel zaken komen dichter bij elkaar te liggen, raken verweven,’ zegt ze, ‘denk aan energie- en afvalstromen. Als we die verbinden, kunnen we afval hergebruiken als energie.’ De Nederlandse tuinbouw is goed voorbereid op die ’vloeibare wereld’ volgens Meiny Prins. Als directeur van het bedrijf Priva, dat meet- en regelsystemen voor de tuinbouw levert in 72 landen, maar ook als bestuurslid van verschillende invloedrijke commissies, weet ze waarover ze praat. ‘Wereldwijd signaleren we een trend dat er meer lokaal geproduceerd wordt. De wereld verstedelijkt en in die stedelijke gebieden is het eenvoudig om gesloten systemen te creëren van bijvoorbeeld energie- en afvalstromen. Consumenten en producenten zitten immers dicht bij elkaar. Kijk je dan naar Nederland, dan onderscheiden wij ons echt op dit terrein: wie op wereldschaal naar de Randstad kijkt, ziet eigenlijk al een lokaal productiesysteem. Bovendien lopen wij tien jaar voor qua groene vingers. Onze efficiëntie is hoog, door slimme meet- en regelsystemen maar vooral ook door onze plantenkennis. Wij produceren per jaar per m2 gemiddeld zestig kilo lekkere, duurzaam geteelde tomaten met vijf liter water. Kijk je naar Mexico, om maar eens wat te noemen, daar produceren ze vijf kilo met zestig liter water. Er zijn nu al systemen waarbij planten via sensoren als het ware zelf aangeven dat ze water nodig hebben.’
Ook de Nederlandse regering ziet de commerciële kracht van de Nederlandse tuinbouw en doopte het tot een van de negen topsectoren, waarmee ons land de wereldmarkt moet veroveren. Maar ondanks de sterke positie is ook de tuinbouw getroffen door de crisis. Er hangen donkere wolken boven de Nederlandse kassen, een branche die werk geeft aan 450 duizend mensen.
vloeibaar
Meiny Prins: ‘Wereldwijd willen consumenten steeds beter weten waar hun producten vandaan komen. Voedsel uit de buurt heeft dan een streepje voor. Dat raakt de Nederlandse tuinbouw die vooral voor de export produceert. In Nederland hebben we ons erg geconcentreerd op productieverhoging: we bouwden steeds meer kassen met efficiëntere technieken. Het aanbod is hierdoor sterk toegenomen, maar de vraag blijft achter, omdat mensen en dus ook overheden wereldwijd iets anders willen.’
De tuinbouw een ‘flopsector’, moeten we daarvoor vrezen? ‘Helemaal niet,’ zegt Meiny Prins. ‘De greenport gaat zichzelf herstellen, het is de snelst innoverende sector van Nederland. Onze voorsprong in groene vingers en technologie kunnen we benutten door ook in andere landen voedsel te produceren, dan maken we het weer lokaal. Telers moeten verder het idee laten varen dat hun producten vanzelf verkocht worden, ze moeten zich verantwoordelijk voelen voor de verkoop van hun producten en toegevoegde waarde creëren. De ‘vloeibare wereld’ brengt bovendien nieuwe verdienkansen. Er zijn in Nederland al vier of vijf energieleverende kassen die de zelfgeproduceerde energie die ze niet gebruiken aan het net leveren. Ik kan me voorstellen dat er straks telers zijn die de energieproducent van hun omgeving zijn; voor hen wordt de kweek van tomaten misschien een bijverdienste.’ Ook al is Meiny Prins optimistisch, ze vindt wel dat de overheid kan helpen om nieuwe verdienkansen te verzilveren. ‘Met GreenTech, het Nederlandse platform voor duurzame energie (FME CleanTech, UnetoVNI, DEKoepel), hebben we onder andere geprobeerd om de energiesalderingsregel te wijzigen. Nu mag je tot 5000 kWh per jaar leveren, maar daarboven word je aangeslagen, alsof je een energiebedrijf bent. Dat willen we opschroeven naar 100.000 kWh. Dan wordt het ineens rendabel om grotere installaties met zonnepanelen te plaatsen, omdat je wél stroom kunt leveren aan de buren zonder hierover belasting te betalen. De motie is recent in de Tweede Kamer aangenomen. Het is toch gek dat een overheidsregel innovatie op de energiemarkt belemmert?’
*Matthijs Sienot is publicist en uitgever van hetkanWel, de website over groener, eerlijker en leuker leven. **Marco Bakker is freelance portretfotograaf.
30
ANDER BEELD
Tekst: Brigitte van Mechelen Beeld: Arie Kievit / Hollandse Hoogte
31
‘Ah, wat een droppie, kijk hem nou scheef kijken,’ ‘Hij is ook echt helemaal niet verlegen hè?’, ‘Ik kan hier wel een miljoen foto’s van maken.’ Dit zal zo ongeveer zijn wat het publiek zegt en denkt. En het ijsbeertje? Het is Pasen 2011, topdrukte in Diergaarde Blijdorp. Het ijsbeertje is nu een klein maandje ‘live’ te bewonderen. De eerste drie maanden na zijn geboorte verbleef hij samen met zijn moeder Olinka in een donker kraamhol. Maar niet onbespied. Vanuit de hele wereld volgden mensen Vicks en zijn moeder via een webcam. Om de belangstelling voor Vicks warm te houden werd er een ijsbeer spel bedacht. Bedoeling is met je ‘game-beer’ drie proeven (vallende pegels ontwijken) tot een goed einde te brengen. Wie wint krijgt een ijsberenVIP-dag aangeboden. Het eerste levensjaar van Vicks werd ook geboekstaafd in het boek Vicks, de eerste stap, duik en grom van het liefste ijsbeertje van de hele wereld. En ter gelegenheid van zijn eerste verjaardag afgelopen december trakteerden Vicks (de keelpastilles) & Diergaarde Blijdorp op een ‘coole IJsberenMuts’. Dat vond Vicks vast een lollig gezicht.
32
K A F EN KOR E N
VERSLAGEN, SAMENVATTINGEN, REFLECTIES, STANDPUNTEN EN INZICHTEN
ONDERZOEK
Wilgen knotten, gezellig buiten bezig zijn…
Wat maakt dat de burger zich inzet voor het landschap? Of het nu om een bijzonder of alledaags gebied gaat, om wilgen knotten, een wandelroute onderhouden of de historie van een oud gemaal uitpluizen: overal in Nederland zijn vrijwilligers actief met het landschap dat hen omringt. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie was benieuwd naar de motieven van mensen om zich voor hun omgeving in te zetten en Patricia Braaksma, werkzaam bij het ministerie, onderzocht het, mede in het kader van haar promotieonderzoek aan de Wageningen University. De verrassing: ‘de actieve burger is niet altijd een pure natuurliefhebber.’ Patricia Braaksma: ‘Het gaat in mijn onderzoek niet zozeer om de vraag wat mensen mooi vinden aan het landschap. We weten dat men de voor Nederland typische historische dimensie van het landschap vaak bijzonder vindt, het verhaal, hoe het is opgebouwd. Maar er was nooit echt gekeken naar de wederkerigheid: wat zien mensen zelf in het landschap, wat maakt dat ze er toe over gaan zich ervoor in te zetten? kabinet Sinds ik in 2006 met mijn onderzoek begon is er veel veranderd. Aanvankelijk vonden we het interessant te kijken vanuit de rol die cultuurhistorie moest spelen in het landschapsbeleid. Nu hebben we een kabinet dat burgers in hoge mate wil aanspreken op de eigen verantwoordelijkheden. In het huidige regeerakkoord staat dat de overheid wil samenwerken met burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Vanuit die agenda is het interessant om te kijken hoe dat gevoel van ‘eigen verantwoordelijkheid’
ten aanzien van het landschap ontstaat. En wie ís die burger op wie het beleid van het ministerie zich zou moeten richten? oprukkende bebouwing Voor het onderzoek heb ik 82 interviews gedaan met mensen die op de een of andere manier actief zijn in hun omgeving in vier zeer verschillende gebieden. Ten eerste in het Amstelland, het landelijk gebied tussen Amstelveen en het Amsterdam-Rijnkanaal: daar is sprake van grote druk door oprukkende bebouwing in een door experts cultuurhistorisch hoog gewaardeerd gebied. De tegenpool was Gorredijk in ZuidwestFriesland, een oude veenkolonie, cultuurhistorisch ‘niet interessant’ en zonder noemenswaardige ruimtelijke druk. Als derde het nationaal park de Meinweg en omgeving. Een bijzonder terassenlandschap achter Roermond dat weer een hoge landschappelijk waardering heeft. Er zijn daar gematigde ruimtelijke ingrepen. En tot slot de IJssel ter hoogte van Heerde en Wezep, – cultuurhistorisch niet zo hoog gewaardeerd door experts –, waar mensen het landschap meer gaan waarderen nu er in het kader van ‘Ruimte voor Rivieren’ een ‘groene rivier’ is gepland. familiewortels Terwijl het ministerie zich wel altijd gericht heeft op de bijna spreekwoordelijke wilgenknotter als de ‘echte’ natuurliefhebber, blijkt uit het onderzoek dat pure betrokkenheid bij de natuur lang niet altijd het motief is voor de burger om actief te zijn. Soms zijn mensen betrokken vanwege hun familiegeschiedenis, omdat ze al generaties lang geworteld zijn in een landschap. Of omdat het gebied waar ze wonen bedreigd wordt of omdat
het onderhouden moet worden. Anderen zijn simpelweg gevraagd door de buurman, of ze vinden het gezellig in groepje ergens mee bezig te zijn: het sociale aspect. Ook puur fysieke argumenten zien we terug: lekker buiten bezig zijn. Samengevat ben ik tot vier manieren van betekenisgeving aan het landschap gekomen: ruimtelijke bedreigingen, sociale betrokkenheid, familiewortels en het esthetische landschap. Die laatste manier stond zoals gezegd in het beleid altijd centraal. De andere drie vormen hebben veel meer te maken met sociale processen, daar valt beleidsmatig veel minder goed op te sturen.
“Een geval van not in my backyard” in de praktijk De vervolgvraag is uiteraard: het gaat steeds over die eigen verantwoordelijkheid, het kabinet roept het, het ministerie, maar hoe moet het in de praktijk? Wat betekent het? Dat de overheid niets meer doet? Dat kan ook gedemotiveerde burgers – en ambtenaren – opleveren. Burgers doen al veel zelf, maar er is een belangrijke leemte: als de burger iets doet wat de overheid niet wil, hebben we een probleem. En de overheid legt nog steeds op. Neem de protestgroepen tegen ruimtelijke ingrepen in een landschap. De burger zal zeggen dat hij handelt in het algemeen belang, terwijl de overheid het al snel zal zien als een geval van nimby (‘not in my backyard’). Kan een groepje burgers het algemeen belang dienen? Hoe voorkom je dat elk ruimtelijke procedure eindeloos wordt getraineerd.
33 COLUMN MARJAN SLOB
Kersenpit John Berger wordt vaak gezien als de chroniqueur van het verdwijnende boerenleven, en daar heeft hij ook prachtig over geschreven. Maar die typering beperkt hem ook, want hij schrijft net zo goed over kunst of de stad. In zijn (onvertaalde) Here is where we meet bijvoorbeeld dragen vrijwel alle hoofdstuktitels de namen van steden. Eén kort hoofdstuk gaat over fruit. ‘Enkele vruchten zoals de doden die zich herinneren,’ heet dat hoofdstuk. Waarna lofliederen volgen op de perzik, de reine claude, de kwets, de meloen.
paarse krokodil Hoe gaan we om met de eigen verantwoordelijkheid? Wellicht klinkt het wat abstract, maar kaders zijn nodig, zodat duidelijk is wat de burger van de overheid kan verwachten en wat niet. Ook moeten er snellere procedures komen. Er zijn verschillende voorbeelden van mensen die al twintig jaar bezig zijn met het behouden van een gebouw of gebied en nog steeds in onzekerheid verkeren of dat gaat lukken. Ook zijn er voorbeelden van inspraakprocedures waar telkens een andere ambtenaar bij betrokken is: het ‘paarse krokodil’-effect. Onze bestuurscultuur is nu zo ingericht dat het mensen erg moeilijk wordt gemaakt om verantwoordelijkheid te nemen. Ik denk dat verantwoordelijkheid een prangender kwestie is dan de afname van geld van de overheid voor het natuurbeleid. Burgers zoeken allianties met ondernemers, je ziet allerhande ‘greendeals’ tussen maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven ontstaan. Mensen blijken prima in staat om andere financieringsconstructies te bedenken, waardoor ze minder afhankelijk zijn van die ingewikkelde subsidiemolen. Alleen al daarom kan de economisering van groen en de samenwerking tussen burgers en overheid, in het zoeken naar nieuwe financieringsmogelijkheden, veel moois opleveren.’ : Tekst: Andrea Bosman is journalist en redacteur bij dagblad Trouw
De ontheemde doden uit de titel herinneren zich allerlei zintuiglijke details met een scherpte waar wij levenden niet aan kunnen tippen (behalve Berger zelf dan). Neem bijvoorbeeld de kers: ‘Het eten van kersen bereidde je nooit echt voor op de pit. Wanneer je haar uitspuwde, leek zij weinig verwantschap te hebben met het vlees dat haar omhulde. Zij voelde meer als een bezinksel van je eigen lichaam, een bezinksel dat op mysterieuze wijze was ontstaan door de daad van het kerseneten. Na elke kers spoog je een kersentand uit.’
“Berger vooral sensueel observator” Als ik dit lees, denk ik: Berger is niet zozeer een landschapschrijver, maar eerst en vooral een sensueel observator. Wel logisch dat zo iemand veel schrijft over het landschap. Buiten, in een omgeving die we niet zelf bewust ontworpen hebben, doen wij immers het gros van onze meest indrukwekkende sensaties op. Daar liggen de vreemdste verrassingen op de loer. Ik denk ook: Zoiets kan alleen een ouder iemand schrijven. Berger bezingt de wonderlijke materialiteit van de wereld. Wij hebben daar allemaal wel wat van gezien en gemerkt – heus wel, anders zouden we niet eens herkennen wat Berger beschrijft. Maar bij ons waren die sensaties snel en vluchtig. Wij waren met onze kop bij anderen dingen. Pas als het bijna te laat is, – als we zelf stervende zijn, of als een geliefd landschap op het punt van verdwijnen staat – ja, dan beseffen we de enormiteit van simpel fysiek contact met dat Andere. In onze samenleving belichamen natuurliefhebbers het belang van aandacht voor wat je omringt. Vandaar misschien die weemoed die rond hen hangt. :
Marjan Slob is filosoof, schrijver en moderator. Ze werkt voor verschillende media en organisaties, zoals de Volkskrant, het Rathenau Instituut, het InnovatieNetwerk, Filosofie Magazine. Ook schreef zij het boek Foute fantasieën of kleine filosofie van de ontvankelijkheid. Haar belangstelling reikt van technologie tot design, van de moderne democratie tot voedselvraagstukken, van hersenen tot verbeelding. Steeds probeert ze dilemma’s en gevoelens te verbinden met kennis en argumenten. Vanaf dit nummer is Marjan Slob als columnist aan GRNVLD verbonden. www.marjanslob.nl
34
K A F EN KOR E N
Tekst: Jan Dobbe | Beeld: Jos Collignon*
DE TOEKOMST VAN BIOBRANDSTOF
Donderdag 8 december werd in het Grand Café van Kasteel Groeneveld een debat gehouden over de Veestapel in 2040. Circa tachtig bezoekers konden luisteren, praten en proeven, maar veel bleef onbesproken…
RO M A N T I S C H HYPOCRIET ETEN, TRENDS EN… SPRINKHANEN Het
panel van deskundigen liegt er niet om: van de Universiteit Wageningen zijn daar Tiny van Boekel, hoogleraar Productontwikkeling en Kwaliteitmanagement, Johan van Arendonk, hoogleraar Fokkerij en Genetica, en Hans Hopster, lector dierenwelzijn. Lars Charas, auteur over het ‘eten van de toekomst’ en directeur van adviesbureau Feeding Good is een goede Vierde Man. Deze experts mogen zich buigen over de beweringen van trendwatcher Carl Rohde, die grofweg twee trends beschrijft, die invloed hebben op onze voedselvoorziening en dus ook onze veestapel. transparantie Rohde spreekt over ‘een cultuur van wantrouwen’, waarin men ‘totale transparantie’ wil, die onder meer wordt afgedwongen door de sociale media. ‘Niets kan meer onder de pet worden gehouden, gesjoemel wordt meedogenloos afgestraft.’ Producenten moeten volledige openheid geven over wat ze doen, hoe ze het doen en waarom.
Daarnaast ziet Rohde een hang naar ‘duurzaamheid’, die volgens hem goeddeels is gebaseerd is op een ‘romantisch-hypocriet beeld’ van de veehouderij: terug naar ‘vroeger’, kleinschaligheid, geen kunstmatigheid en veel dierenwelzijn. De moderne consument leeft bovendien steeds bewuster onder invloed van
“Huidige veehouderij kan zo niet door gaan” spirituele stromingen. Dat heeft ingrijpende gevolgen voor de manier waarop hij tegen zijn voedsel aankijkt. Van Boekel is blij met transparantie: ‘Producenten moeten laten zien dat er met de hoogwaardige technologie van nu heel veel moois gedaan wordt. Dat is beter dan te pretenderen dat er ‘ambachtelijk’ wordt gewerkt, om zo aan het
*Jos Collignon is tekenaar en cartoonist en maakt sinds 1992 politieke prenten voor de Volkskrant. In januari 2010 won hij de Inktspotprijs voor de beste politieke tekening.
romantisch-hypocriete beeld van de consument tegemoet te komen.’ Charas en Van Arendonk wijzen juist op het gevaar van transparantie, wanneer die ontaardt in het veroordelen van een hele sector naar aanleiding van één relatief kleine fout die vervolgens wordt uitvergroot. keurmerken Lars Charas wijst op de wildgroei aan keurmerken. ‘Door de grote afstand tussen producent en consument weet de laatste eigenlijk helemaal niet waar het over gaat.’ Hopster is optimistischer en noemt het Beter Leven kenmerk van de Dierenbescherming: ‘Dat heeft ervoor gezorgd dat het gat tussen biologische bedrijfsvoering en de gangbare intensieve veehouderij is gedicht met een ‘tussensegment’ dat wel diervriendelijker is, maar toch betaalbaar. Daar reageert de consument goed op.’ Doorslaggevend voor dit succes is volgens hem dat het grootwinkelbedrijf erin is meegegaan; een belangrijke, zo niet de belangrijkste speler op de voedselmarkt.
35 RIJKSPAVILJOEN Moet de overheid hier geen sturende rol spelen? Alida Oppers, directeur Regio & Ruimtelijke Economie bij het ministerie van EL&I, vindt desgevraagd van niet: ‘De maatschappelijke krachten zijn zo zeer tegen elkaar opgewassen dat ze elkaar in evenwicht zullen houden.’ Hopster betwijfelt dit en verwijst naar de recentelijk mislukte campagne voor de preventieve behandeling van baarmoederhalskanker, waarbij sociale media bijdroegen aan een feitelijk ongefundeerde angst bij de doelgroep. duurzaamheid Het gehele panel is het erover eens dat de huidige veehouderij zo niet door kan gaan. We zullen minder dieren gaan houden en minder (traditioneel) vlees gaan eten. We hebben simpelweg te weinig ruimte en te weinig grondstoffen. Volgens Van Arendonk zal het aandeel van varkens-, rund- en kippenvlees met 30 tot 40 procent afnemen en het aandeel van (gekweekte) vis sterk toenemen. Een eenduidige oplossing van het voedselvraagstuk versus duurzaamheid is er volgens hem niet. Hopster: ‘Als je wereldwijd kijkt zou dierlijke productie in Nederland moeten inkrimpen of zelfs verdwijnen omdat het veel rendabeler is om het welzijn van dieren in andere delen van de wereld te verbeteren.’ Van Boekel: ‘Wij moeten het goede voorbeeld geven, zodat het elders op de wereld wordt nagevolgd.’ Volgens hem zal het aandeel van traditioneel geproduceerd vlees afnemen ten gunste van plantaardig voedsel vermengd met vis of vlees en alternatieven zoals insecten en kweekvlees. Charas betwijfelt dat laatste: ‘Die producten staan te ver van de westerse consument af. Ik voorzie een sterke groei van het aandeel schelpdieren. Ook zullen we meer plantaardig gaan eten, vaker vers en minder industrieel.’ Het debat is afgelopen voordat het op gang kan komen. Waarschijnlijk door een iets te ambitieuze aanpak (in krap anderhalf uur moeten alle ins en outs van de voedselvoorziening worden besproken) worden onderwerpen niet echt uitgediept. Spannend is de proeverij na afloop, met uiteenlopende hapjes, waaronder de genoemde alternatieven voor de toekomst: mengvormen van vlees en groente, meelwormkroket en gefrituurde sprinkhaan. :
Toekomst van de tuinbouw ontkiemt op de Floriade Duurzaam produceren, duurzaam consumeren. Er komt een tijd dat onze kinderen zich afvragen waarom het ooit anders was. Een glimp van de wereld waarin zij zullen leven, valt te zien op de Floriade, in het rijkspaviljoen ‘My Green World’. De tuinbouw, een topsector voor de overheid, beantwoordt hier de vraag hoe zij in de toekomst omgaat met water, lucht, ruimte en energie. Voor bezoekers aan het paviljoen komt de toekomst bijvoorbeeld erg dichtbij, wanneer ze fruit krijgen aangereikt van een robot. En in de ‘Gezonde Kas’ kunnen bezoekers zien hoe tuinders met nieuwe opsporingstechnieken ziektes vroegtijdig signaleren en deze vervolgens met gericht spuiten kunnen bestrijden. ‘Dan hoef je niet meer de hele kas te spuiten, maar alleen nog een onderdeel van een plant. Precisiespuiten minimaliseert het gebruik van bestrijdingsmiddelen enorm,’ volgens Ton Snellen, projectleider van ‘My Green World’. De Floriade wordt eens in de tien jaar georganiseerd en vindt plaats van 5 april tot 7 oktober. Het paviljoen verwacht ongeveer 1,2 miljoen bezoekers, waaronder ook buitenlandse zakenlieden en investeerders. Ton Snellen: ‘Maar 80% van de bezoekers zijn mensen die een leuk dagje uit willen. Voor ons is het de uitdaging om zowel fun als educatie te bieden, we willen meer bieden dan het Efteling-gevoel.’ Het gehele paviljoen biedt daarom met games en films een combinatie van informatie en entertainment. Maar ook het gebouw zélf is een attractie. Het heeft de vorm van een boon die ontkiemt en groeit en daarvoor licht, lucht, warmte en water nodig heeft. ‘Het is een houten schil die helemaal zelfdragend is,’ licht Ton Snellen toe. ‘Het is voor 95% zeker dat de boon ook na de Floriade kan blijven staan, waarschijnlijk als multifunctioneel bedrijfspand.’ Zelfs de wc in het paviljoen is ‘van morgen’: een biovergistingsinstallatie verwerkt de menselijke uitwerpselen tot energie. Snellen: ‘Zon en wind kennen we zo langzamerhand, wij willen ook nieuwe dingen laten zien. In Sneek wordt een wijk gebouwd waar alle huizen zo’n toilet hebben.’
De overheid wil met het rijkspaviljoen laten zien hoe de tuinbouw, als belangrijke economische motor, investeert in gezonde en duurzame voedingsproducten voor consumenten. Niet voor niets is de tuinbouw door de overheid geïdentificeerd als topsector. Dit zijn branches die internationaal een leidende positie hebben en waar bedrijven, universiteiten en overheid samenwerken aan duurzame innovaties die niet alleen welvaart creëren, maar ook bijdragen aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken.
“Ook de wc is van morgen” Maar dat is niet de enige reden waarom ze investeert in een groot paviljoen op de Floriade, een feestje dat toch al stevig wordt gesponsord door de staat. ‘De hele expositie is een wereldtentoonstelling. We nodigen landen uit om iets moois te laten zien en als gastland kunnen we dan natuurlijk niet achterblijven. De regio Venlo is bovendien het tweede grote tuinbouwgebied in Nederland, met Duitsland als belangrijke afzetmarkt. Aangezien een groot deel van het publiek uit Duitsland komt, is dit een mooie gelegenheid om de bezoekers spelenderwijs te informeren hoe duurzaamheid en economische ontwikkeling hand in hand gaan in onze tuinbouw.’ : Tekst: Matthijs Sienot
36
OOGST
Wie met enige regelmaat de grote voor het publiek opengestelde parken en tuinen uit met name de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw bezoekt, zal zich misschien afvragen waarom al die bloemperken, kenmerkend voor deze tuinen, nou zo geweldig zijn.
1
Perkgoed 2
3
1 Buitenplaats Akerendam, Beverwijk 2 Typisch negentiende eeuws bloemperk op een onbekende buitenplaats. 3 Ontwerp van Jacques Boyceau voor parterre in de Jardin du Luxembourg Parijs, 1638. % Ontwerp van Oudolf (beeld: Walter Herfst)
Van klare lijn tot Pollock
37
Tekst: Marcel van Ool*
Niet omdat ze – vaak gehoord
cliché – zo’n beroep doen op alle zintuigen. Dat zouden ze misschien wel doen, als ze van jezelf zijn en je er naar hartenlust blaadjes in mag kneuzen om de geuren op te snuiven en je de perken in je eigen favoriete kleuren kunt aanleggen. Maar als louter bezoeker zie je je bij binnenkomst meestal geconfronteerd met een bordje dat waarschuwt vooral op de paden te blijven en niets te plukken. Terecht natuurlijk anders zou zo’n bloemperk in korte tijd veranderen in een afgegraasde weide. Of elk bloemperk nou een feest is voor álle zintuigen? Buxus, waarmee de meeste perken omzoomd zijn, ruikt toch gewoon naar… eh kattenpis. En dan, die perken zijn ook in de winter fantastisch, zonder het kleurenspektakel dat het inplanten met eenjarigen in het zomerseizoen teweegbrengt. Nee, kleur, geur en tastzin zijn bijkomende factoren. Het gaat om het genot van de klare lijn; het oog dat zich verlustigt aan zich schier eindeloos vertakkende borduursels in buxus of juist aan concentrische ringen van elkaar gescheiden door smalle schelpenpaadjes of strakke rechthoeken opgebouwd uit zuiver wiskundige vierkanten… wat een schatkamers! Zeker in het echt, ter plaatste, liefst vanuit een wat hoger standpunt bekeken, zijn bloemperken fascinerend. Maar ook de ontwerptekeningen houden je aandacht vast, heerlijk om je oog te laten gaan langs al die lijnen. Kijk maar naar
LEESTIP Das Gartenparterre door Wilfried Hansmann. Het academisch Duits maakt het wat zware kost maar wie doorzet, wordt beloond. Het boek is ongelofelijk rijk geïllustreerd.
EXPOSITIE Van 26 mei tot 16 september 2012 vindt op de buitenplaats Akerendam, bij Beverwijk, de expositie ‘Vijf Eeuwen Bloemperken’ plaats. De tentoonstelling die bloemperken in verschillende modes en stijlen toont, is georganiseerd in het kader van het Jaar van de Historische Buitenplaatsen. meer informatie: www.vijfeeuwenbloemperken.nl * Kunsthistoricus Marcel van Ool is werkzaam bij Staatsbosbeheer.
het ontwerp van de Franse tuinontwerper Boyceau voor de Parijse Jardin du Luxembourg. Daar zijn trouwens de bloemen zelfs overbodig geworden, het is één groot lijnenspel opgebouwd uit buxus en gravel. De geschiedenis van de bloemperken (en dus ook van hun ontwerpen) is een aaneenschakeling van hoogtepunten. Ik zou geen absolute topper durven aanwijzen uit renaissance, maniërisme, barok of rococo. Nou ja, Boyceau is wel héél goed omdat hij ‘borduursels’, cirkels en rechthoeken perfect integreert. Maar hij is niet per se beter dan ‘onze’ Nederlandse Marot die een deel van de ontwerpen voor Paleis Het Loo maakte. neergang Het is heel gemakkelijk historische bronnen te vinden waarin mijn enthousiasme voor de strakke lijnen van bloemperken wordt gedeeld. Maar spannende literatuur levert dat niet op. Over het ontwerp van Boyceau is het een en al ‘grand plaisir de voir’ en van zelfsprekende blijdschap over de ‘bonne correspondance qui est entre les partis’. Veel smeuïger zijn de teksten waarin juist een enorme afschuw van de strak aangelegde perken wordt uitgesproken. Vooral achttiendeeeuwse Engelse auteurs die aan de wieg stonden van de landschapsstijl gaan te keer. Horace Walpole, die Engelse ontwerpers en opdrachtgevers opriep voor hun inspiratie terug te keren naar de eigen, halfwilde, middeleeuwse deer parks, in plaats van naar de symmetrische en onnatuurlijke Franse stijl te kijken, schrijft bijvoorbeeld: ‘…parterres embroidered in patterns like a petticoat,… To crown these impotent displays of false taste, the sheers were applied to the lovely wilderness of form with which nature has distinguished each various species of tree and shrub.’ En om de, in zijn ogen vermoeiende en saaie Hollandse en Franse tuinpraktijk samen te vatten, citeert hij de dichter Alexander Pope: ‘each alley has a brother And half the garden just reflects the other.’ Met de komst van de Romantische landschapsstijl is het gedaan met de glorietijd van het bloemperk. Natuurlijk, in de negentiende eeuw maakt het bloemperk zijn rentree – en op sommige buitenplaatsen zijn ze nooit onder geschoffeld ten gunste van een landschappelijke aanleg, maar
toch… niet voor niks is later gesproken over de lelijke tijd. Hoe ‘politiek correct’ ik er ook naar wil kijken, ik vind weinig bekoring in zo’n toef pampasgras of een partijtje stijve canna’s.
“Het gevaar van polderversailles” terugkeer Maar het ‘klassieke’ bloemperk kwam terug! Lag het aan de breed in de media uitgemeten restauratie van de tuinen van Het Loo? Die was grotendeels klaar in 1984 en enige tijd later zien we overal met buxus en kiezel omzoomde perken ontstaan. Soms betreffen dat reconstructies van Hollandse boerentuinen (met zo’n heksenbol in het midden), maar vaak ook ambitieuzere projecten met meer stilistische pretentie. Met het gevaar van ‘polderversailles’, waar overigens ook in de achttiende eeuw voor werd gewaarschuwd: ga op die meestal smalle Hollandse kavels niet proberen én vier parterres én twee berceaux én een fontein te proppen. Maar goed, retroboerenhof of heuse kunsthistorische reconstructie, bij beide gaat het niet om bijzonder originele ontwerpen, die het bloemperk van ónze tijd maken. Daarvoor is toch het genie van iemand als Piet Oudolf nodig. Op uitnodiging van de Londense Serpentine Gallery ontwerpt hij in 2011 een tuin, in feite een groot bloemperk, voor een paviljoen van de hand van de Zwitserse architect Peter Zumthor. Het paviljoen is een nogal gesloten donker gebouw, maar met een hele lichte binnenplaats wat het geheel een kloosterachtig effect geeft. Op briljante wijze contrasteert Oudolf zijn beplanting met het zwarte en zware van de architectuur. Hij kiest ondermeer voor tere grassen, zilverkaars en mosterdkleurig bloeiende pastinaak. Oudolfs ontwerp doet mij denken aan de schilderijen van Jackson Pollock. Wie durft te zeggen of het in Pollocks werk gaat om de kleur of de lijn? Precies! Je kunt niet kiezen omdat hun beider belang voor het geheel samenvalt. Een ontwerp van Oudolf is niet gedacht in kleurvlekken, zoals al decennialang wordt voorgeschreven. Maar het bestaat evenmin uit klassieke strakke lijnen. Mijn geliefde klare lijn is verdwenen. Maar Oudolf geeft ons er iets kostbaars voor terug: een toneel waar planten planten mogen zijn. Zoals op een doek van Pollock verf verf is.
38
OORSPRONG
DUURZAME
BLAADJES BroccoCress
Atsina Cress
Blue Ocean
Chilli Cress
Bean Blossom
39
Tekst: Loethe Olthuis* | Beeld: Koppert Cress
Bij Koppert Cress in Monster telen ze héél kleine plantjes in elke smaak: lekker, supergezond en nog innovatief en duurzaam geteeld ook!
SMAKEN BETER Mustard Cress
Syrha Leaves
Sakura Cress
Pepquiño
“Ik zal nooit iets ongezonds leveren, nooit iets dat niet lekker smaakt en nooit iets milieubelastends” ‘Proef!’ zegt Rob Baan, directeur van Koppert Cress en
zet me een schaal vol met groene, rode, gele, paarse en roze blaadjes, bloemen en bloemknopjes en prachtig gevormde takjes en toefjes voor: een kleurrijk schilderij, in dit geval niet gecomponeerd door een kunstenaar maar door Moeder Natuur herself. Ik steek een geel bloemknopje in mijn mond en WHAM! Het explodeert met een wolk van kou en hitte. Een paar sappige blaadjes met de koele vochtigheid van komkommer blussen en ik ben klaar voor mijn volgende proefmoment. Mmm… dit smaakt naar… ja naar anijs, of beter: naar een koel glas pastis op een Frans terras. En deze ‘sterrekers’blaadjes zijn zo fris zoet-zuur als ouderwetse citroensnoepjes. En die oestervormige, grijsgroene bladeren dan! Ik proef ook oester, met ‘bite’ in plaats van weekheid. ‘Heerlijk als vegetarisch alternatief of in een vis- of oester-
gerecht,’ zegt Baan. Ooh, en die paarse bloemknopjes smaken naar chocolade! Ik ben nog niet halverwege en verzamel net moed voor een hapje van een weliswaar verrukkelijk ogende, rozerode orchidee als Baan begint: ‘Toen ik in 2002 het bedrijf overnam, bestond het assortiment uit ‘gewone’ tuin- of sterrekers, radijs- en mosterdkers en Shiso Purple, een plantje dat pittig naar komijn smaakt,’ vertelt hij. ‘Nu hebben we meer dan 24 verschillende soorten ‘cressen’ (‘kers’ in het Nederlands), kleine kiemplantjes, en zo’n 22, 23 verschillende eetbare bloemen en bladeren, van jasmijnbloesem en orchidee tot Majii Leaves, een slokje fris bronwater in een blaadje. Allemaal met een andere smaak, textuur en uiterlijk. Elk jaar komen er een paar bij. En het leuke is dat cressen niet alleen lekker zijn, maar ook nog heel gezond. Juist doordat ze zo klein zijn, zitten ze nog
* Loethe Olthuis is journalist. Publiceert over duurzaamheid, milieu en dieren. Sinds 2007 schrijft ze voor de rubriek De Volkskeuken. Olthuis heeft tien boeken op haar naam, hoofdzakelijk over koken en aanverwanten.
Affilla Cress
40
OORSPRONG
Sechuan Button (bloemknop ; ) en Sechuan Cress ijskoud en laaiend heet tegelijk, licht verdovend, smaakversterker
Honny Cress zaailingen van stevia, zoet met citroenaroma
Majii Leaves een slokje bronwater in een vlezig blaadje
Apple Blossom rode begoniabloemetjes, zure appelsmaak
& In het Cressperience gaan topkoks, distributeurs en Koppert Cress samen op zoek naar nieuwe smaken en vormen.
“Assortiment uitgebreid door ons te verdiepen in wat chefs willen” stampvol voedingsstoffen, vitamines en mineralen. Sommige soorten hebben zelfs een bewezen werkzaamheid tegen kanker. Zo kunnen microgroenten in de toekomst wellicht worden ingezet om mensen gezonder te maken.’ door de hele wereld Koppert Cress anno 2012 heeft een vestiging in het Westland, in Monster, waar zo’n 150 toegewijde mensen werken, en eentje op Long Island, vlakbij New York. Monster verstuurt microgroenten door de hele wereld, van Amsterdam tot Tokio, van Londen tot Abu Dabi. Long Island levert aan de Amerikaanse markt. Toch zie je niet zoveel ‘cressen’ in de
“Koppert Cress duurzaamheidspionier”
winkel. De supermarkt komt niet verder dan de bekende sterrekers, soms aangevuld met rucolakers en brocco(li) cress. Groentewinkels verkopen soms nog Shiso of radijsen mosterdcress, maar dan heb je het wel gehad. ‘Toch kan elke groentewinkel al onze producten bestellen. De betere winkels doen dat ook steeds vaker,’ zegt Baan. ‘En als je een pasje hebt voor een groothandel, zoals Hanos, Metro/Makro, ISPC of Ven/Sligro kun je ze daar ook krijgen. Maar eigenlijk is op dit moment de consument niet onze belangrijkste doelgroep. Wie wel? Topkoks.’ helemaal anders Toen Baan in 2002 het bedrijf overnam, was er ook crisis. De mensen waren nog aan het bijkomen van de overgang van de gulden naar de euro. De economie liep slecht en men hield het nieuwe geld liever in de zak. Ook de horeca had daardoor problemen. De nijpende vraag was: hoe trekken we meer gasten? Baan: ‘Het kenmerk van onze producten is: smaak. Veel
Rucola Cress
41
“Volledig gesloten kas, ziektes komen er niet in” Jasmine Blossom witte jasmijnbloesem, oosters, aromatisch
Salicorna Cress babyzeekraal, zilt, knapperig
Scarlet Cress knalrode blaadjes, frisse, weinig uitgesproken smaak
smaak. En wie zijn er het meest in smaak geïnteresseerd? Juist, chefs. Een chef wil zijn gasten verrassen, met smaak, maar ook met bijzondere kleuren en vormen. Exotische orchideeën bij het nagerecht, decoratieve, zilte blaadjes bij de vis. Het helpt dat ik zelf een gepassioneerd kookliefhebber ben en doordat ik vroeger jarenlang in het buitenland heb gewerkt, ben ik in aanraking gekomen met veel andere smaken en keukens.’ Baan besloot de marketing en verkoop eens helemaal anders aan te pakken. Niet via de bekende kanalen: telergroothandel-detailhandel-klant, maar hup, direct de klant benaderen en dan ‘terugwerken’. Op culinaire beurzen in binnen- en buitenland, waar veel chefs kwamen, liet hij ze kennismaken met zijn producten: aanvankelijk bezocht hij zo’n 20 beurzen per jaar, nu zijn dat er 180. Al snel werden chefs zo enthousiast over de blaadjes van Baan, dat hij steeds meer verschillende producten ging ontwikkelen. ‘Ik vroeg dan bijvoorbeeld: wat zouden jullie nou lekker vinden?’ vertelt Baan. ‘En dan ging ik aan de slag om te kijken of er een plantje met zo’n smaak bestond, en of we dat konden kweken. Tegenwoordig doe ik het eigenlijk precies omgekeerd. We zijn nu zo ervaren in het ontdekken en ontwikkelen van smaken, dat ik met een nieuw product naar de chef toe ga en zeg: kijk, dit is vast wat je zoekt! Zo is ons assortiment ontstaan en uitgebreid: omdat we ons hebben verdiept in wat chefs willen. En dat blijkt prima te werken.’ energieneutraal De teelt van de tere microgroenten vraagt niet alleen veel zorg en deskundigheid, het kost ook, net als alle teelt in warme kassen, veel energie. Of liever: kostte. Want Baan is een duurzaamheidspionier, die zich inzet om de milieubelasting door ‘zijn’ bijzondere groenten zo laag mogelijk te houden. ‘Ik zal nooit iets ongezonds leveren, nooit iets dat niet lekker smaakt en nooit iets milieubelastends,’ zegt Baan. Hoe pakt hij dat aan? Dat ga ik zien! Nadat alle
Karma rozerode orchidee, knapperig-fris en licht bitter
Shiso Leaves Purple
blaadjes en bloemetjes zijn geproefd, neemt Baan me mee naar zijn gloednieuwe kweekkas: oppervlakte 2,3 hectare. De plantjes en wij baden in een sfeervol paars licht, alsof we door een immense, hippe disco lopen. Baan wijst naar de rijen en rijen lampen. ‘Dit systeem is speciaal voor ons ontwikkeld en je ziet dat ook andere telers het nu overnemen. Het is een mix van rood en blauw licht. Geel en groen licht wordt namelijk teruggekaatst door de planten. Rood licht bevordert de groei, blauw licht remt de groei als het te snel dreigt te gaan. Door de verhouding steeds te variëren, kunnen we de groenten precies dat licht geven wat ze nodig hebben.’ De speciale, energiezuinige ledlampen worden gekoeld door water, dat weer wordt hergebruikt in de kas. De temperatuur blijft zo rond de 20 °C, in de zomer rond de 25 °C: door speciaal diffuus glas te gebruiken, krijgen de planten aan alle kanten licht maar blijft het ook koeler. Baan: ‘Ons doel is: binnen afzienbare tijd energieneutraal te telen en daar zijn we al aardig naar op weg. Het overschot aan warmte uit de lampen en de kas slaan we ’s zomers op onder de grond, op 170 m diep. ’s Winters gebruiken we die warmte weer om de kas, de verwerkingsruimte en het kantoor te verwarmen. Een deel gaat ook naar huizen in de buurt, als gratis energiebron! ’s Zomers koelen we de kas zo nodig door koude lucht de kas in te blazen: ook gekoeld door het opgeslagen water, dat dan relatief koud is.’
“Warmteoverschot naar huizen in de buurt – gratis energiebron!”
Wheat Grass
42
OORSPRONG
“Gloednieuwe kas houdt belasting van milieu laag” Kikuna Cress
Oyster Leaves zien eruit als oesters en smaken ook zo
Shiso Green
Tahoon Cress paddenstoel, noot, truffel
Venus Vase
Rock Chives
“Van Amsterdam tot Tokio, van Londen tot Abu Dabi” De kas is hoog, wel 8 meter. Baan wil zijn cressen in vijf lagen boven elkaar gaan kweken. Dat kan, doordat de gekoelde ledlampen zo weinig warmte afgeven dat ze vlak boven de plantjes gehangen kunnen worden. Zo gebruik je de hoogte dus ook heel efficiënt. Maar hoe zit het eigenlijk met bestrijdingsmiddelen en dergelijke? En hebben die tere plantjes, die vaak uit tropische streken komen, niet heel veel mest nodig? Baan grinnikt. ‘Ik gebruik soms een ietsepietsie kunstmest, maar helemaal geen gif. Dit is een volledig gesloten kas en ziektes komen er hier niet in. Ik zou graag het EKO-keurmerk hebben, maar omdat ik niet in de volle grond teel, maar op substraat, kan dat niet, jammer. Grondteelt is een eis van biologisch.’ Wat voor substraat gebruikt hij dan? ‘Cellulose. Je zou kunnen zeggen dat de plantjes groeien op enorme luiers. Daardoor kun je elke plant precies geven wat hij nodig heeft en het voordeel is ook dat het teveel aan water kan worden “uitgeknepen” en hergebruikt.’
geheim Als ‘toetje’ neemt Baan me mee naar zijn Bijzondere Kas. Zijn passie: hier verzamelt hij eetbare planten uit de hele wereld, die hij krijgt van verzamelaars, kennissen, kwekerijen of zelf meeneemt. We lopen langs rijen metershoge ‘drakenplanten’ – de officiële naam krijg ik niet, dit is nog allemaal uiterst geheim –, langs ‘eetbare dieffenbachia’s’, langs bladeren die eruit zien alsof ze bedekt zijn met een glinsterend suikerlaagje (‘ze smaken niet zoet’) en langs klimplanten met het aroma van overrijpe Franse camembert. ‘We gaan eerst kijken of ze hier willen groeien en als we dan nog zaad kunnen oogsten, nemen we ze misschien in productie.’ Baan plukt een blad en kauwt er bedachtzaam op. ‘Maar de natuur werkt niet altijd mee. En eigenlijk maakt dat dit werk extra spannend.’
DE SCHUTTING Buitenplaatsen zijn een prachtig decor voor liefde en geluk. Misschien laten daarom zoveel mensen hun trouwreportage maken op buitenplaatsen, zoals Kasteel Groeneveld. John en Marion, 1997
Frank en Marianne, 1982
Jan en Tine, 1976
Cor en Frits, 1969 Niek en Iboya, 2005
Gijs en Ineke, 1989
Anja en Bob, 1982 VOOR HET VOLGENDE NUMMER VAN GRNVLD:
Kasteel Groeneveld heeft een rijke geschiedenis. Heeft u een persoonlijk verhaal of anekdote over Kasteel Groeneveld? Stuur uw herinnering dan voor 16 april naar grnvld@mineleni.nl
43
44
MMM
1 bloemkool 1 dl melk 1 dl slagroom 200 g zachte geitenkaas pastrami (naar eigen smaak) rucola (naar eigen smaak) dressing (naar eigen smaak/ recept)
G E S TO O M D E B LO E M KO O L M E T PA S T RAMI, GE S M O LT E N GEITENK A AS EN RU CO L A combinatie samengeste ld met behulp van een min dmap
B E R E ID IN
Laat de blo
G S W IJ Z E :
emkoolroo
RECEPT UIT: Smaakvrienden Groenten auteur Angélique Schmeinck uitgeverij d’Jonge hond, 2010 isbn 978 90 89101 86 0 prijs € 39,95 bestel via www.smaakvrienden.nl
sjes beetga
ar worden door ze te st omen of te b la n c h e ren. Verwarm 1 dl melk en 1 dl slagroo Brokkel er m tot 90 ˚C 200 gram z . achte geite Laat al roe nkaas in. rende sme lten. Zorg ervoo r dat de vlo eistof niet kookt. Leg dunne plakken pa strami ove r de bloem Bedek verv kool. olgens met geitenkaass Presenteer a u s. met rucola en een aan basisdress gemaakte ing.
24KIT CHEN 24Kitchen is een digitale tv-zender met vierentwintig uur per dag programma’s over alles wat te maken heeft met voedsel. www.24kitchen.nl
MEER CULINAIR? Elke tweede zondag van de maand is in Gand Café Groeneveld de GRNVLD-sociëteit culinair in samenwerking met de Spinazie Academie. kijk voor meer informatie op
www.kasteelgroeneveld.nl of op onze facebookpagina.
Angélique Schmeinck is een van de twee Nederlandse vrouwelijke Meesterkoks. Ze schrijft kookboeken, verzorgt culinair theater en presenteert het kookprogramma The Taste of Cooking bij kookzender 24Kitchen. Maar bovenal is zij bedenker van culinaire avonturen, zoals haar restaurant CuliAir, waar je kunt dineren in een luchtballon.
Tekst: Caroline van der Lee | Recept: Angélique Schmeinck Foto: Sam Walravens | Tekeningen: Mirjam Vissers*
45
Koken is het samenbrengen van smaken! Het curriculum van meesterkok Angélique Schmeinck leest als een culinaire successtory. Ze ontving begin 2011 de Horecava Innovation Award in de categorie Concept & Co-Creation, haar kookboek Een Mond vol Kunst was het meest innovatieve kookboek ter wereld en SmaakVrienden Groenten het ‘Best Entertaining Cookbook’ van Nederland. Met haar bedrijf ‘Taste to Taste’ en in haar programma The Taste Of Cooking (24Kitchen) wil ze inspireren met innovatie en beleving. Innovatie in relatie tot koken, wat moeten we ons daar eigenlijk bij voorstellen? Voor mij betekent het koken vanuit het hart, de emotie. Door bij het bereiden van eten meer uit gaan van jezelf, krijgen je gerechten jouw eigen handtekening. Dat geldt voor iedereen die zich met koken bezighoudt, of het nu gaat om topkoks, koks in eetcafés, instellingskeukens, of de kookliefhebbers thuis. Hoe krijg je mensen zover dat ze vanuit hun hart gaan koken? Door niet letterlijk recepten voor te kauwen, maar door mensen te laten zien hoe je met één bepaald ingrediënt eindeloos kunt variëren en zo oneindig veel gerechten kunt maken. In mijn boek SmaakVrienden Groenten doe ik dat door gebruik te maken van mindmaps. Koken is het samenbrengen van smaken. Elk ingrediënt heeft zijn eigen smaakvrienden. Via mindmaps wordt de rechterhersenhelft, waar onze creativiteit zit, aangesproken. Het brein brengt dankzij de mindmaps allerlei herinneringen en referenties boven waardoor je veel meer mogelijkheden gaat zien. Je krijgt een mooi overzicht van welke smaken er passen bij, ofwel vriend zijn van een bepaald ingrediënt. Op deze manier wordt je creatiever en ga je meer vanuit je emotie koken.
Groenten zijn het uitgangspunt in ‘Smaakvrienden’. Waarom? Ik ben een enorme fan van groenten. Groenten bieden een ongekende rijkdom aan karakters van smaken, geuren, kleuren, vormen en structuren. En er is in techniek en bereiding meer mee mogelijk dan met vis of vlees.
“Herinneringen geven eten betekenis” Wat wilt u uiteindelijk bereiken? Ik wil mensen inspireren, hen uitdagen op culinair avontuur te gaan en over hun grenzen te kijken. Ik begrijp best dat mensen niet dagelijks tijd hebben om lang in de keuken te staan. Maar ik vind het jammer dat ze zich dan laten verleiden tot een kant-en-klaarmaaltijd. Er zullen ongetwijfeld ook maaltijden van kwaliteit zijn. Maar over het algemeen zorgen ze voor smaakdementie. Ook met verse producten kun je een snelle, lekkere maaltijd maken. De natuur heeft ons zoveel moois gegeven, laten we dat dan ook gebruiken. Hoe past je bedrijf CuliAir, een hete luchtballon en restaurant in één, binnen jouw visie? Met al mijn activiteiten wil ik mensen een avontuur en daarmee een herinnering geven. CuliAir is tegelijk een restaurant en een ballonvaart, waarbij de hete lucht van de ballon wordt gebruikt om te koken: letterlijk en figuurlijk dineren op hoog niveau. Als je dat hebt meegemaakt, vergeet je het nooit meer. Herinneringen geven eten een verhaal, betekenis.
* Mirjam Vissers tekent cartoons, strips en illustraties. Haar werk wordt in diverse bladen gepubliceerd en is te bewonderen op haar site www.mirjamvissers.nl.
46
VERSTRIPT
kabundi en de dieren
Vertelsel uit Congo
Tekst: Frank Jonker* | Beeld: Henrieke Goorhuis**
*Frank Jonker (1965) is auteur van stripscenario’s en korte verhalen. Zijn verhalen staan onder andere in Donald Duck, Tina en de Penny. Sinds 2003 bewerkt hij de jongensboekenserie Bob Evers tot stripscenario’s. ** Henrieke Goorhuis is een getalenteerde jonge tekenaar. Dieren behoren tot haar favoriete onderwerpen. Inspiratie vindt ze vooral in Amerikaanse strips en tekenfilms uit de jaren dertig tot vijftig.
47
48
VERBOUWINGSFEUILLETON
Tekst: Willemijn van Benthem | Beeld: Wilma Elmendorp
Kasteel Groeneveld ondergaat een grondige renovatie. De hoofdrolspelers vertellen over de beslissingen rondom de renovatie, de historie van het kasteel, het renovatieproces en de toekomst van Groeneveld. Dit keer projectleider Erik Brussé van restauratiebouwbedrijf Koninklijke Woudenberg aan het woord.
W E HEBBEN EIGENLIJK EEN HEEL ONDA NK B A R E B A A N Waarom doen jullie de renovatie van kasteel Groeneveld? ‘We zijn een erkend restauratiebouwbedrijf (ERB). We hebben bijvoorbeeld het provinciehuis in Haarlem gedaan, een prachtig project. En kasteel Groeneveld vind ik een verademing. We doen ook een deel van de restauratie van het Amsterdamse Rijksmuseum en het is dan heerlijk om vanuit de stad naar Baarn te rijden, de bossen in.’ Je haalt bij zo’n renovatie natuurlijk veel overhoop. Hebben jullie nog tegenslagen gehad tijdens het werk? ‘Toen we al gestart waren, kwamen we toch nog asbest tegen. Een tegenvaller, want ons was verteld dat alles allang was weggehaald. We hebben de bouw onmiddellijk stilgelegd. Er is een tent om het gebouw gezet zodat alle asbestdeeltjes konden worden afgezogen. De lucht wordt dan uitgebreid gefilterd om te controleren of het asbeststof helemaal weg is. Dat is zowel voor ons als voor de bezoekers wel zo prettig.’
Kunt u een voorbeeld geven van nieuwe technieken die van pas komen bij renovatie? ‘De Oranjerie is compleet kaal gemaakt, alleen de balklaag zat er nog in. Niet alle balken waren nog van goede kwaliteit, vooral niet het deel van de balken dat in de muren vastzat. Met een nieuwe techniek zijn de uiteindes opnieuw versterkt met een soort fiber, waardoor de oude balken kunnen blijven zitten. Daarna is er een compleet nieuwe inbouw ingezet. Nieuw, maar dan in oude stijl. Een mooie combinatie.’
doet, zie je er niets meer van. We hebben eigenlijk een heel ondankbare baan.’
En van die vernieuwing van oude elementen zie je niks meer. ‘Veel zaken worden onzichtbaar weggewerkt, zoals de duizenden kilo’s staal in het gebouw. Achter de wanden in de stijlkamers zijn de holtes opgevuld met bedradingen en techniek, bijvoorbeeld voor de klimaatbeheersing van het pand. Als het gebouw af is, vragen mensen ons nog wel eens wat we nou eigenlijk hebben gedaan. Want als je een restauratie of renovatie goed
Hoe is het gesteld met de conditie van het kasteel? ‘Het is een oud en stevig gebouw met dikke muren. Daardoor heeft het kasteel een prettig leefklimaat, prettiger dan de huidige nieuwbouw die vaak luchtdicht worden gemaakt. Natuurlijk heb je in een gebouw als dit meer tocht, maar het is een stuk duurzamer gebouwd. Het moest eeuwen blijven staan. En tocht kun je ook zien als een goede luchtververser. In het gebouw komt trouwens een gebalanceerd luchtbehandelingsysteem.
Is er in de loop der jaren veel veranderd in het gebruik van technieken? ‘We hebben altijd een eigen steenhouwerij gehad, waar we beelden of stenen precies konden laten namaken. Tegenwoordig zijn er nieuwe technieken voorhanden. Zo kun je met een freesmachine een beeld geheel uit een nieuw blok steen laten snijden. Dan is het beeld als nieuw, als oud nieuw.’
GROENEVELD INFO
49
GROENEVELD INFO
JAARTHEMA: Het thema ‘Dier & Mens’ van Kasteel Groeneveld loopt door tot medio 2012. Daarna sluit Kasteel Groeneveld zich aan bij het Jaar van de Buitenplaatsen met het thema ‘Buitenplaats der buitenplaatsen’.
GRNVLD SOCIËTEIT CULINAIR De relatie tussen Dier & Mens is de aanleiding voor signalering van hedendaagse voedselstromingen uit de underground. In het verlengde daarvan organiseert Grand Café Groeneveld samen met wetenschapsjournalist Lizet Kruyff een serie culinaire lezingen met bijpassende lunch. Kijk op www.kasteelgroeneveld.nl voor actuele informatie.
Er komt zeker geen dubbele beglazing in dit kasteel? ‘Door een monumentenzorgorganisatie in Schotland is onderzoek gedaan waaruit blijkt dat je beter dikke gordijnen kunt hangen voor enkel glas, dan dat je ramen laat maken van dubbelglas.’ Hoe bent u in de restauratiebouw terechtgekomen? ‘Ik werkte eerst in de nieuwbouw, maar dat werd een trucje. Je moest zo veel mogelijk woningen opleveren. Die aanpak gaf me weinig voldoening. Nu gaat het om de kwaliteit. Dit soort gebouwen zijn unieke projecten. Het is een sport om te zorgen dat het oude karakter van het gebouw weer terugkeert. Maar of ze allemaal de aandacht krijgen die ze verdienen?’ U maakt zich zorgen om Nederlandse monumenten? ‘Het is belangrijk dat monumentale gebouwen een functie krijgen, dat ze als gebouw worden gerespecteerd. Dat gebeurt te weinig. En met het huidige beleid voor kunst en cultuur, worden ze door de overheid vaak tot sluiting gedwongen.’
STREEKPRODUCTEN BIJ RAVENSTEIN Boerderij Ravenstein op landgoed Groeneveld herbergt een winkel met biologische streekproducten én een skybox met zicht op de stal. Meer informatie: www.schoonnatuurvlees.nl
REIZENDE TENTOONSTELLING OVER KASTEEL EN VERBOUWING De bibliotheken regio Eemland organiseerden een reizende expositie waarin de geschiedenis van Kasteel Groeneveld onder de aandacht wordt gebracht. Tot en met mei is de tentoonstelling in Bibliotheek Baarn te bezichtigen.
GRNVLD SOCIËTEIT LITERAIR GRNVLD Sociëteit Literair is een serie ontmoetingen met schrijvers, dichters en illustratoren. 4 keer per jaar op de zondagen 22 april, 17 juni, 16 september en 9 december 2012. Met o.a. Anne Gine Goemans.
SYMPOSIUM JOHN BERGER Het werk van John Berger, winnaar van de Groeneveldprijs 2011, is uitgangspunt voor een symposium op donderdag 26 april 2012 vanaf 15.00 uur in Grand Café Groeneveld. Centraal staat het filmportret dat Jos de Putter van deze Britse schrijver, beeldend kunstenaar en denker maakte tijdens een bezoek aan John Berger in zijn woonplaats in Frankrijk. Tijdens het symposium gaan Paul Kuijpers en Hans Achterhuis in op het werk van Berger. De Duitse schrijfster Karen Duve zal vertellen hoe het lezen van Berger haar inspireerde tot een andere manier van omgaan met eten en tot het schrijven van haar boek Fatsoenlijk eten. Na afloop van het symposium wordt de nieuwe Nederlandse vertaling van John Bergers boek Waarom wij naar dieren kijken gepresenteerd. Meer informatie over het programma en de mogelijkheid u aan te melden vindt u op www.kasteelgroeneveld.nl
TENTOONSTELLING DIER OF DING Een goed begrip van onze cultuurhistorische omgang met dieren is belangrijk om inzicht in de huidige ontwikkelingen te krijgen. In de tentoonstelling ‘Dier of Ding’ wordt vanuit dit perspectief verkend in welke richting de relatie mens-dier zich zal ontwikkelen. De tentoonstelling in Natuurmuseum Brabant (schuin tegenover station CS in Tilburg) is tot en met 5 mei te bezichtigen.
50
IN HET VOLGENDE NUMMER:
nr.10 OVER ANGST VOOR BEESTJES – VAN DIERENPOLITIE TOT DE VINEXJAGER
‘dieren op Schiphol’ in de reportage ‘een dagje mee met de douane’; Meneer Wateetons over mannen en eten in MMM; Kester Freriks in gesprek met een viroloog en psycholoog over angst Alles over
voor – kleine – dieren;
‘Ik ben beestjes’ door wetenschapsjournalist
Wim KĂśhler; In Kaf & Koren onder meer aandacht voor de dierenpolitie; Cees Nooteboom verhaalt over Fritzi ten
Harmsen van der Beek, en hun wandeling van Jagtlust naar Groeneveld.
Word abonnee! Voor slechts â‚Ź 25,–! Als abonnee krijgt u GRNVLD, magazine over het verbinden van stad en land, vier keer per jaar toegestuurd. Daarnaast: als abonnee bent u automatisch vriend van de Stichting Groeneveld. Als vriend Ţ IFCU V HSBUJT UPFHBOH UPU IFU LBTUFFM WPPS V[FMG FO FFO JOUSPEVD¨ Ţ XPSEU V VJUHFOPEJHE WPPS PQFOJOHFO FO BOEFSF BDUJWJUFJUFO FO Ţ LSJKHU V LPSUJOH PQ TQFDJBMF QVCMJDBUJFT FO BOEFS BSUJLFMFO Abonnee worden kan op drie manieren: Ţ TUVVS FFO CSJFĆ?F NFU VX OBBN BESFT UFMFGPPOOVNNFS FO FNBJMBESFT BBO Stichting Groeneveld, Antwoordnummer 586, 3740 VB Soest Nijverheidsweg. Een postzegel is niet nodig. Ţ TUVVS FFO NBJM NFU EF[FMGEF HFHFWFOT BBO JOGP@kasteelgroeneveld.nl Ţ PG CFM OBBS ĆœĆ&#x;ĆĄ ĆĄĆ ĆžĆœĆ Ć Ć˘
[ advertorial ]
ORGANISATIE Wouter van der Weijden, Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) en Bert van Ruitenbeek, Ecominds i.s.m. Youth Food Movement
DINSDAG 6 MAART Voedsel verandert mondiale machtsverhoudingen Met prof. Cees Veerman, oud-landbouwminister, en prof. Rob de Wijk, Centrum voor Strategische Studies.
MEDIAPARTNERS de Volkskrant en Foodlog.nl KAARTVERKOOP Kaarten Ă 10 euro aan de kassa, 6 euro met studentenkaart. !"#$%%%&'()*+(*)&,-$",.-&$/(01*$2"3$ ##,!#,4$*,$+#53*6$,#$#7((5&$ Aanvangstijd 20.00 uur Zaal open 19.30 uur Deze debatserie is mede mogelijk gemaakt door: Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) GroentenFruit Bureau Triodos Foundation Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) biologische versgroothandel Eosta
www.rodehoed.nl www.clm.nl
DINSDAG 13 MAART Voedsel als Achilleshiel van supermacht China Met dr. Yiching Song, Chinees landbouwdeskundige, Lulu Wang, schrijfster en Mac van Dinther, verslaggever de Volkskrant. DINSDAG 3 APRIL Gezond voedsel: waarom eten we zo weinig vers? Met o.a. Gary Taubes, Amerikaans wetenschapsjournalist en auteur Why We Get Fat, en Jack Stroeken, GroentenFruit Bureau. MAANDAG 23 APRIL Nieuwe verbindingen tussen landbouw en burger Met o.a. Marjan Minnesma, Urgenda (nr 1 in duurzaamheidstop-100 dagblad Trouw) en Samuel Levie, Youth Food Movement.
Kasteel Groeneveld, buitenplaats voor stad en land van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie wil stad en (platte)land opnieuw met elkaar verbinden.
Kooitje mooi is een kooitje met een kanarie erin heel mooi ook een kooitje met een parkiet erin met een merel erin, met een kolibri erin, een slavink erin, een bos wortelen erin blokjes marmer erin, een glas water erin maar het mooiste is eigenlijk een kooitje met niets erin
Cees Buddingh Uit: ‘Plint’