12
2012
magazine over het verbinden van stad en land
Kathedraaleconomie Tom Bade
Plek van herinnering Yme Kuiper
‘ Alles van waarde…’
In ballingschap Tommy Wieringa en verder
De Wegh der weegen Profiel Koninklijke Woudenberg Geestelijk eigendom, Dirk Sijmons Muizenhuis op zolder, Karina Schaapman
[ advertorial ]
Waarom willen we miljoenen dieren in de bio-industrie niet zien, terwijl we andere dieren vertroetelen? Deze vragen stelt fotograaf/film maker Jan van IJken in de documen taire Facing Animals (30 minuten). Vanuit het perspectief van de
dieren is te zien hoe kuikens en biggen als producten zonder ziel verwerkt worden, hoe koeien knuffels krijgen en honden een heuse begrafenis. Facing Animals is de debuutfilm van Jan van IJken. Als fotograaf werd hij
vooral bekend met zijn fotoboeken: A touch of Divinity, New Neighbours en Dierbaar. Facing Animals ging tijdens het Nederlands Filmfestival in première. De film is inmiddels geselecteerd voor een aantal
buitenlandse filmfestivals en won de Grand Prix Short Films op het Split Int. Film Festival in Kroatië. Facing Animals (€ 22,50 incl. btw en verzendkosten) kan worden besteld via: www.facinganimals.com
03 Colofon
Vooraf
GRNVLD is een uitgave van Sjaalman Media in opdracht van Kasteel Groeneveld. GRNVLD verschijnt vier keer per jaar. Het volgende nummer verschijnt in het voorjaar van 2013.
Uitgever Sjaalman Media, Chris van Koppen Redactie Caroline van der Lee (hoofdredacteur), Brigitte van Mechelen (managing editor), Mariken Bokeloh (redacteur) Vormgeving Volta_ontwerpers, Utrecht Druk Wilco, Amersfoort Medewerkers Marco Bakker, Kees de Boer, Arjan Bronkhorst, Jos Collignon, Comic House, René Dessing, Jan Dobbe, Kester Freriks, Jaap Huisman, Michiel de Jong, Frank Jonker, Cees Nooteboom, Aloys Oosterwijk, Hans van Oudenaarden, Eddy Posthuma De Boer, Hugo Schuitemaker, Matthijs Sienot, Marjan Slob, Noëlle Smit, Irene Stevens, Christine Tinssen, Jan van der Veken, Willemien de Vries Alle zorg is besteed aan het achterhalen van de namen van de rechthebbenden. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen contact opnemen met de uitgever. Marketing en advertentieacquisitie Isabelle van der Weijden, info@belenjet.nl, m 06 52 00 81 23 ISSN 1566-6190 Abonnementen Een abonnement kost € 25,– voor vier nummers per jaar. Voor een abonnement zie p. 50. Als abonnee bent u tevens vriend van de Stichting Groeneveld. De Stichting Groeneveld ondersteunt de activiteiten van Kasteel Groeneveld. Als vriend heeft u gratis toegang tot het kasteel voor uzelf en een introducé, wordt u uitgenodigd voor openingen en evenementen en krijgt u korting op speciale publicaties. Aanmelden voor de maandelijkse nieuwsbrief kan via www.kasteelgroeneveld.nl Nieuws en persberichten kunt u sturen naar GRNVLD, Groeneveld 2, 3744 ML Baarn, grnvld@mineleni.nl
grnvldmagazine Kasteel Groeneveld
Foto cover Renovatie Rijksmuseum in Amsterdam. Architect Cuypers plaatste op de daklijst beelden van ambachtslieden. Op de voorgrond een steenhouwer, op de rug gezien een schrijnwerker. Foto: Hollandse Hoogte, Marco Okhuizen. Foto achterkant Wilma Elmendorp
Beeld: Hans van Oudenaarden
GRNVLD Groeneveld 2, 3744 ML Baarn, grnvld@mineleni.nl
Caroline van der Lee Hoofdredacteur
‘Dat is niet meer van deze tijd.’
Het is tegenwoordig een van de meest gehoorde opmerkingen. Je kunt het zo gek niet bedenken of het wordt ‘niet meer van deze tijd’ genoemd. Een vaste baan, het huidige natuurbeleid, tijdschriften in de vorm van drukwerk, de verzorgingsstaat, gedeelde verantwoordelijkheid, om maar een paar voorbeelden te noemen. Afgezien van het feit dat niemand kan aangeven wanneer ‘deze tijd’ precies is begonnen en daarmee ‘de vorige tijd’ werd afgesloten, vrees ik dat mensen die menen dat ‘iets niet meer van deze tijd’ is, zelden iets belangrijks bijdragen aan het discours. De achterliggende boodschap achter ‘niet van deze tijd’ is dat iets hopeloos ouderwets is en daarom hoeven wij het er niet meer over te hebben. Einde discussie! Tegelijk bespeur ik de laatste jaren juist een verlangen naar restauratie. Zo is er een opleving van de belangstelling voor cultureel erfgoed, zoals de 17e en 18e-eeuwse buitenplaatsen. Maar de hernieuwde interesse voor monumenten uit het verleden is zeker niet het enige symptoom van herstelgedachten. Ook de aandacht van bewegingen als Slow Food voor het terugbrengen van oorspronkelijke geuren en smaken en vergeten groenten of productiemethoden, heeft te maken met een verlangen naar ‘de tijd dat het leven goed was’. En wat te denken van het enorme succes van Het Muizenhuis? Niet alleen herintroduceert Karina Schaapman met haar werk het vakmanschap van de ambachtsman; haar verhalen ademen daarnaast een ouderwets warme gezelligheid. Beweging en tegenbeweging, maar tegelijk een schijntegenstelling. Kennis van het verleden kan juist de basis zijn voor vooruitgang. Innovaties kunnen geïnspireerd worden door historische technieken. Laten wij ons niet verliezen in nostalgie of in een blind geloof in de vooruitgang. Beter is het met behoud van het goede, de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien.
[ advertorial ]
Project Vochtmetingen in materiaal van Helicon. Veel is gezegd en geschreven over de invloed van omgevingsfactoren op objecten. Daarbij is de nadruk vooral gelegd op de luchtvochtigheid en de temperatuur. Er is zo veel over geschreven, en er zijn zo veel normen en criteria geformuleerd dat het beheer van de luchtkwaliteit in de omgeving van ons cultureel erfgoed een doel op zich is geworden. Het bereiken van dit doel is zo belangrijk geworden dat het overgrote deel aan beschikbare middelen in fondsen, menskracht en energie hieraan wordt besteed. Er is een routine ontstaan die het best te beschrijven is als ‘zolang de lucht maar goed is’. Net als bij de beroemde kreet ‘zolang je haar maar goed zit’ is de werkelijkheid weerbarstiger. In de loop der jaren zijn we allemaal wel eens geconfronteerd met situaties die niet passen in de theorie. Zoals het historische interieur in een kasteel waar geen enkele wijze van klimaatbeheersing bestaat, maar waar de objecten zelfs na eeuwen nog steeds in ‘goede staat’ verkeren. Als we de gedragingen en gevoeligheden van objecten bekijken, dan kan op een ‘droog’ object schimmel ontstaan als de oppervlakte vochtig is. Ook verandert een object niet direct van dimensie als alleen aan het oppervlak een tijdelijke droging plaatsvind. De stelling; “als de vochtigheid van de lucht stabiel is, is mijn voorwerp ook stabiel” is op z’n minst discutabel. We moeten meer weten over het object zelf. En dan niet alleen in laboratorium omstandigheden, maar vooral over het ‘gedrag’ van objecten in werkelijke situaties. Helicon heeft met behulp van partners een meetproject opgesteld waarmee op pragmatische wijze gegevens worden verzameld over het vochtgehalte van objecten. Op geen enkele wijze wordt gepretendeerd hiermee een zwaar wetenschappelijk onderzoek in de touwen gehesen te hebben. Daarom spreken we hier ook van een ‘indicatief’ onderzoek. Het doel van het onderzoek is het best kort samen te vatten als: Het in kaart brengen van de interactie van vocht in een object met veranderende factoren in de omgeving. Daarna kunnen wij onderzoeken welke inspanningen nodig zijn om vochtveranderingen in objecten te minimaliseren Voor dit doel heeft Helicon samples laten maken in de vorm van blokjes archiefpapier. Deze blokjes worden met een weerstandmeter ‘geprikt’ om de vochtigheid te meten. De eerste metingen in dit project zijn in mei 2012 genomen, de verwachte doorlooptijd is tot en met september 2013. Voor het maken van die rapportage
zullen wij ons laten begeleiden door een klankbordgroep waarin onder andere vertegenwoordigers van TNO, KB, NA, RMV en Naturalis hebben plaatsgenomen. Het kan niet vaak genoeg gesteld worden dat wij niet pretenderen een wetenschappelijk onderzoek uit te voeren noch verwachten een sluitende bewijsvoering voor een stellingname te vinden. Wij verwachten dat onze bevindingen zullen leiden tot een aantal vraagstellingen. En we hopen dat die vraagstellingen vervolgens gaan leiden tot wetenschappelijk onderzoek.
Locatie van een sample in een historisch interieur Enkele voorbeelden van de vragen zijn: Vraag 1) is het voldoende om bij beheer in depotruimten uit te gaan van een stabiel RV en T? Vraag 2) rechtvaardigt de reactiesnelheid van materiaal de gevraagde reactiesnelheid van de installaties? [plaatje grafiek klimaat] Vraag 3) is de reactiesnelheid van de installaties potentieel schadelijk voor de objecten Vraag 4) is het verschil van vochthuishouding in objecten in ‘goed geklimatiseerde (Ashrea AA) en minder geklimatiseerde (Ashrea B) ruimten zo groot dat het verschil in investeringen, onderhoudskosten en energie hiermee zijn gerechtvaardigd? Vraag 5) welke andere aspecten in een ruimte lijken invloed te hebben op de vochthuishouding binnen een object. Vraag 6) wat betekent het los laten van de temperatuur op de vochthuishouding in mijn materiaal? Indien u op de hoogte wil blijven van de vorderingen van dit onderzoek kunt u terecht op onze website www.helicon-cs.com of zich aanmelden voor onze nieuwsbrief via info@helicon-cs.com HELICON Conservation support bv Boerhaaveweg 9/11 2408AD Alpen aan den Rijn T: +31(0)172234556
i n ho u d 05
behouden 06
zaaigoed
08
interview
Kort nieuws Yme Kuiper
12
groo(t)s
14
reportage
Karina Schaapman Op de fiets over de Wegh der weegen
20
mijn landschap
22
verhaal
24
essay
28
wende
30
ander beeld
32
kaf en koren
36
oogst
38
oorsprong
43
de schutting
44
mmm
46
verstript
48
interview
51
Tommy Wieringa Cees Nooteboom Overmoed en Zegepralen
20
Tom Bade George Burggraaff Reflecties, inzichten Hofdichten Koninklijke Woudenberg Buitenplaatsen anno nu Hans van der Molen De boerderij en de koe Bernard Brons & Jac. Meter programma
Evenementen
Mijn Landschap Tommy Wieringa over dwangmatig naar buiten kijken en vlassige Noormannen-baarden
06
z a a igo ed
nieuws – publicaties, tentoonstellingen, prijsvragen, campagnes, symposia, innovaties. Nieuws en persberichten kunt u sturen naar GRNVLD, Groeneveld 2, 3744 ML Baarn, grnvld@mineleni.nl aa nb ied ing :
lezersaanbieding
Ka st ee l ge ef t Groe ne ve ld ca de au ex em pl ar en
Vogelscheurkalender 2013 5 Nederland is met zijn 400 soorten vogels een van de beste vogellanden van Europa. Niet verbazingwekkend dat meer dan 15.000 Nederlanders er van tijd tot tijd op uittrekken met verrekijker en vogelgids. Voor al die vogelaars is er nu de Vogelscheurkalender 2013. In deze eerste Nederlandse vogelscheurkalender met illustraties uit de Artis Bibliotheek, bieden vogelliefhebbers Sander Blom en Kester Freriks een schat aan vogelfeiten, illustraties, citaten uit de wereldliteratuur, feiten over paring, nestelen, foerageren en vogeltrek en markante vogeldata door de seizoenen heen.
int er es se ? en adres naar Mail uw naam i.nl grnvld@minelen
Plastic Whale
Afvalboot
De uitdaging van Plastic Whale is eenvoudig te omschrijven, maar minder eenvoudig om uit te voeren: een boot van plastic afval bouwen. En, met de boot door Nederland reizen. De planning is zeer ambitieus: maart 2013 ligt de boot in het water, in de lente en zomer van 2013 vaart de boot door Nederland. Wie wil helpen nadenken over zaken als navigatieverlichting, een stuursysteem, en elektrische POD-aandrijving wordt van harte uitgenodigd!
Vogelscheurkalender 2013 Uitgeverij Atlas Contact | prijs € 14,95 isbn 978 90 254 3860 9
www.plasticwhale.org
Kasteel Groeneveld
Kasteelwinkel Op zoek naar een origineel geschenk voor Sinterklaas of Kerst? In het souterrain van het kasteel bevindt zich een ruime winkel met een keur aan artikelen die passen bij de locatie, zoals: wandelkaarten en ansichtkaarten, maar ook boeken en verrassende, grappige of stijlvolle cadeaus voor huis
en tuin. Alles voor een vriendelijke prijs. Nu in de winkel: gesigneerde en genummerde prenten van kunste naars/tekenaars Hanco Kolk, Hans van Oudenaarden en Pieter Hogenbirk. Vanaf € 20,- inclusief lijst. De meeste van deze tekeningen zijn uitsluitend verkrijgbaar via Kasteel Groeneveld.
mode
Ecoschoenen
Ecoschoenen die trendy zijn en bovendien betaalbaar vindt u in de webshop EN& (www.en-enn.nl). De webshop werd in 2011 gestart door Laura Straver. Zij deed dat omdat ze had geconstateerd dat dergelijke schoenen op de Nederlandse markt moeilijk te vinden waren. Ondanks het korte bestaan heeft EN& al een behoorlijk uitgebreid
aanbod met een aantal internatio nale merken, zoals het Engelse Beyond Skin. Dit label maakt al sinds 2001 schoenen die verant woord worden geproduceerd: 100% leervrij en veelal gemaakt van ecologisch imitatiesuède uit 100% gerecycled polyester. EN& concentreert zich vanuit de oorspronkelijke gedachte vooral op damesschoenen (laarzen,
enkellaarsjes, pumps, ballerina’s, sandaaltjes), maar is recent uitgebreid met herenschoenen. Ook wordt continu gezocht naar nieuwe betaalbare labels – en misschien zelfs een schoen onder eigen label van Laura Straver – om zo het aanbod van trendy en betaalbare ecoschoenen verder uit te breiden. www.en-enn.nl
Kunst in de Groeneveldgalerie De winkelgalerie is onderdeel van de winkel. Elk kwartaal is er een nieuwe expositie met betaalbare kunst of kunstnijverheid van een regionale kunstenaar. Wegens succes geprolongeerd tot april 2012: de uitdagende, spannende en duurzame vilten jasjes, sjaals, sieraden en tassen van Ellie Marbus.
07
tentoonstelling
tentoonstelling
Etende Mens Verlengd! De tentoonstelling ‘De Etende Mens’. Wie zijn kans nog niet greep kan nog t/m 6 januari 2013 in het Designhuis in Eindhoven terecht. Premsela, Nederlands Instituut voor Design en Mode presenteert ‘De Etende Mens’ – tentoonstelling over design en voedsel. Ontwerper Marije Vogelzang cureert de tentoonstelling die zichtbaar maakt welke ontwerp oplossingen vormgevers kunnen aandragen voor de noodzakelijke veranderingen in onze voedselketen. De tentoonstelling ‘De Etende Mens’ toont werk van ontwerpers die nadenken over de link tussen vorm geving, ons eten en waar het vandaan komt. Curator Marije Vogelzang laat projecten zien die de complexe band aankaarten die de mens met voedsel heeft en maakt bezoekers bewust van hoe ons voedsel wordt geproduceerd. Zo vroeg ze het Zwitserse designduo Honey & Bunny om hun onderzoek naar de productie van alledaagse etenswaren te presenteren. Hieruit wordt duidelijk dat achter elke pretzel, bagel of macaroni ook een design gedachte zit. www.designhuis.nl
Scholten & Baijings 2009 – Stitched Vegetables, fotografie Yves Krol
Fisk & Frij Frysk en frij (Fries en vrij) is een bekend Friese gezegde, in variatie hierop organiseert het Jopie Huisman Museum de tentoonstelling ‘Fisk & Frij’ (Vis en vrij). In het Workumer museum wordt met onder meer werken van Jopie Huisman, Jan Mankes en Evert de Graaf tot uitdrukking gebracht dat vis niet alleen vis is, maar een cultuur, een levenswijze, een levens gevoel. De rituelen, de – sterke – verhalen rond het vissen, de bereiding van de vis, de vis zelf; het is in Friesland een vorm van immaterieel erfgoed. De tentoonstelling loopt t/m 30 december 2012. www.jopiehuismanmuseum.nl
tentoonstelling
Naar buiten Honderden jaren lang was het de gewoonte van Amster dammers die het zich konden permitteren, om in de zomer de stank van de stad te ontv luchten en rust en plezier te zoeken op de buitenplaats. In de 17e en 18e eeuw zochten de puisant rijke bewoners van stadspaleizen, zoals het Geelvinck Hinlopen Huis aan de Amsterdamse Heren gracht, in de zomermaanden de gezonde buitenlucht van hun met weelderig groen
Kalender
De tentoonstelling ‘Naar Buiten!’ is te zien t/m 4 februari 2013 Geelvinck Hinlopen Huis: www.geelvinck.nl
(foto: Hugo Schuitemakers)
Dé Vissermannenkalender Uit een licht melig twittercontact tussen enkele vissers werd het idee geboren om de vrouwen aan de wal eens in het zonnetje te zetten. Na enkele maanden van casten, fotograferen, interviewen en ontwerpen is het cadeau van de Nederlandse vissermannen aan hun vrouwen klaar: de Blootkalender 2013. De kalender, met een formaat
omgeven buitenhuizen aan de Vecht, in ’s Gravenland of Kennemerland op. De tentoon stelling ‘Naar Buiten!’ maakt het verlangen naar dit landelijke leven voelbaar. De parken van historische buitenplaatsen, hun geschiedenis, hun relatie met de stadspaleizen en hun huidig onderhoud en herstel, blijven fascineren.
dat nog nét onder je kussen past, bevat naaktportretten en interviews.
boek
Soortenstorm Wat is het nut van biodiversiteit? Hoe erg is het als soorten uitsterven? Vragen waarover druk discussie wordt gevoerd en voor sommigen zelfs een moreel dilemma vormen. Het essay De Soortenstorm laat zien dat je dit vraags tuk ook op natuurweten schappelijke manier kunt benaderen. Auteur Gerard Jagers op Akkershuis gaat terug op basisvragen: wat is eigenlijk nut? Wat is evolutie? Wat is leven? Wat is biodiversiteit? Wat is het belang van de mens? Volgens Jagers op Akkershuis dienen we op een andere manier naar het begrip evolutie te kijken. Als we dat doen zien we de evolutie voorspelbare patronen volgen en zouden we de volgende stap in de evolutie zelfs kunnen voorspellen. De auteur nodigt uit tot een nieuw soort discussie, niet alleen academisch maar juist ook gericht op een praktische toepassing in de natuurbescherming. De Soortenstorm is toegankelijk geschreven en gericht op een breed publiek: biologen en natuur beschermers, filosofen, onderzoekers en studenten, maar ook politici en beleidsmakers. Iedereen die nieuws gierig is en wil nadenken over de soorten en hun betekenis. De Soortenstorm. Het nut van biodiversiteit in evolutionair perspectief
Ben je een visservrouw meld je dan vooral aan via de webshop, dan krijg je de kalender cadeau.
Auteur Gerard Jagers op Akkerhuis Uitgever KNNV Uitgeverij isbn 978 90 5011 435 6 | prijs € 14,95 Meer informatie over het gedachtegoed
prijs €15,– inclusief btw en
van De Soortenstorm: www.hypercycle.nl
verzending
en the-operator-theory.wikispaces.com
www.vissermannenkalender.nl
08
interview
Buitenplaatsen in
context
09
Tekst: Kester Freriks* | Beeld: Aloys Oosterwijk** © Comic House
Kester Freriks in gesprek met Yme Kuiper over de buitenplaats als plek van herinnering – lieux de mémoire – en de noodzaak van een integrale visie op dit fenomeen.
‘Elke buitenplaats
heeft zijn eigen geschiedenis,’ zegt Bijzonder Hoogleraar Religieuze en Historische Antropologie Yme Kuiper, verbonden aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Prof. dr. Y.B. Kuiper ontvangt zijn gezelschap in de luisterrijke buitenplaats Dekamastate in het Friese Jelsum, vlak boven Leeuwarden. Zelf woont hij verderop in Goutum, maar deze buitenplaats vormt voor hem de ideale setting om het gesprek over buitenplaatsen te voeren. oases Buitenplaatsen zoals die over heel Nederland verspreid liggen, genieten zijn gepassioneerde belangstelling. In die ene observatie ‘verspreid over heel Nederland’ schuilt al meteen een bijzonderheid. ‘Mensen van nu beschouwen de buitenplaatsen als eilanden in het landschap, vaak als een oase van rust, grandeur en stijl. Dat is in zekere zin ook zo, en zo heeft de wetenschap er te lange tijd naar gekeken. In mijn visie zijn het beslist geen geïsoleerde plekken, maar vormden ze een wezenlijk onderdeel van een veel groter netwerk. Ik noem dat de “zwammencultuur” van de buitenplaats: de buitenplaatsen ontstonden vaak in elkaars nabijheid, maar ook aan waterlopen, rivieren, zand afgravingen of vruchtbare polders.’ context Yme Kuiper is historisch antropoloog, een vakgebied dat hem ertoe inspireert menselijke activiteiten in een bredere context te plaatsen. Zijn studie naar de buitenplaats noemt hij un fait social total ofwel een studie naar de context. Het woord ‘context’ zal tijdens het gesprek veelvuldig terugkeren. ‘Het standaardbeeld van de buitenplaats dateert uit de zeventiende en achttiende eeuw,’ aldus Kuiper. We bevinden ons in de stille tuinkamer van de Dekamastate met uitzicht op de formeel aangelegde tuin met fraaie zichtlijnen. ‘In die tijd legden de machtigste regenten en de rijkste kooplieden van de Republiek der Verenigde Nederlanden, afkomstig uit Amsterdam, langs de Vecht de buitenplaatsen aan, die nog steeds beroemd zijn. De architectuur van de huizen was in Hollands classicistische stijl. Maar er is veel meer dan alleen Holland, kijk eens naar de andere gewesten, naar Friesland, Utrecht, Groningen, Overijssel, Zeeland en
Gelderland. Ook daar, op het platteland, ontstonden voorname huizen. Trouwens, Holland was meer dan alleen Amsterdam en omgeving. In dat klassieke beeld van de buitenplaats past het idee dat de rijke bewoners ’s zomers de stad ontvluchten wegens stank en drukte. Op de buiten plaats leefde men in een arcadische, landelijke wereld.
“ State, borg, havezathe of spieker” Tijdens de wintermaanden trok men weer naar de stad.’ Volgens Kuiper mist deze visie een brede context: ‘Juist ook de landadel woonde in voorname huizen en kastelen op het platteland. Die heetten dan state, borg, havezathe of spieker. Kijk maar eens hier naar Friesland waar we nu zijn. Alleen bestond er een opmerkelijk verschil: de eigenaren van deze huizen die nu in retrospectief vaak ook voor het gemak buitenplaatsen worden genoemd, waren verbonden met het land. Het land zorgde voor inkomsten. Dit in tegenstelling tot de regenten en kooplieden van de buitenplaatsen in Holland. Hun buitenplaatsen hadden een stadse oorsprong. Hun kapitaal was verbonden met handel en speculatie, niet zozeer met grondbezit. Wie wetenschappelijk onderzoek naar buitenplaatsen verricht, moet zijn blik verruimen, moet een overkoepelende visie nastreven.’ details Volgens Kuiper bestond er in vroeger eeuwen een levendige wisselwerking tussen de Hollandse regenten en de landadel van buiten. Hij wijst op de gracht rondom de Dekamastate: ‘Elk detail vertelt een verhaal, zoals bijvoorbeeld de gracht die hier stamt uit de late middeleeuwen. Waarom werden de nieuwe buitenplaatsen veel later ook omgracht? Was dat om dieven en bedelaars op het donkere platteland ver buiten de deur te houden? Misschien. Maar er is nog een andere verklaring. Een gracht verleent aan de buitenplaats status, grandeur. En dan de torens op het hoofdgebouw van de buitenplaatsen in de zeventiende eeuw. Die schenken aan de plaats de allure van een kasteel. En andersom, de bewoners van de Friese staten, de Groningse borgen of de
* Kester Freriks (1954) is verbonden aan NRC Handelsblad. Hij is schrijver van romans en van boeken over de natuur, waaronder het recente Verborgen wildernis. Ruige natuur en kaarten in Nederland. ** A loys Oosterwijk (1956) volgde de Academie van beeldende kunsten in Arnhem. Grote bekendheid verwierf hij met de strip Willems Wereld in Panorama. Vanaf 2004 is hij rechtbanktekenaar.
10
interview
Overijsselse havezathen kenden de buitenplaatsen aan de Vecht. Sommigen gingen die bouwstijl imiteren. Trok de ene buitenplaats hofdichters naar zich toe, de andere buitenplaats nam dat over. De onderlinge invloed van de sfeer van het kasteel en die van de architectuur van de buitenplaats is groot.’
“ Juist ook de landadel woonde op voorname huizen en kastelen op het platteland” zelfbeeld In wetenschappelijk opzicht is voor Yme Kuiper de ‘aristocratisering’ van de burgerij een beslissend gegeven. Hij herinnert aan het prestigieuze portret dat Rembrandt schilderde van de Amsterdamse regentenzoon en latere burgemeester Jan Six in 1654. Six, zelf eigenaar van een buitenplaats, staat afgebeeld met zwierige hoed, rode mantel, een vooraanstaande Hollandse burger met aristocratische allure. ‘Dat klopt precies,’ legt Kuiper uit. ‘Een sprekend detail is dat de Nederlandse vertaling in 1662 van het vermaarde Italiaanse handboek hoe de hoveling zich op verfijnde wijze door het leven beweegt aan Six is opgedragen. Het betreft De volmaeckte Hovelinck van Baldassare Castiglione. Ik zie dat als het sprekende bewijs dat zich bij de deftige Hollandse burgers een aristocratisch en geleerd zelfbeeld ontwikkelde. Hun ideaal was dezelfde stijl uit te dragen als de Italiaanse hovelingen: nonchalant, zwierig.’ zwier Nu we ons bevinden op deze stoere buitenplaats ofwel ‘state’, wat weer teruggaat op ‘stins’ ofwel een stenen huis, lijkt die Italiaanse zwier ver weg. Dat is maar schijn. We hebben de blik als van Yme Kuiper nodig om hier op het Friese platte land die stijl in de ruimste betekenis van het woord terug te vinden. Kuiper: ‘De buitenplaats is altijd een eenheid, een ensemble van het huis, bijgebouwen, tuin en het aangrenzende park. Sterker nog: het grootste belang valt toe aan de tuin. De volgende stap die we moeten nemen, zeker ook in wetenschappelijk opzicht, is om elke individuele buitenplaats te beschouwen als een onderdeel in een mozaïek.’ Kuiper wijst op een vroeg achttiende-eeuwse landkaart van Friesland die in de Dekamastate aan de wand hangt. Overal zijn keurige vierkanten of rechthoeken groen door de cartograaf ingetekend. Dat zijn allemaal staten, een onwaarschijnlijke hoeveelheid. ‘Het lijken geïsoleerde eilanden,’ legt hij uit, ‘maar de staten vormden onderdeel van een veel grotere sociale context. Ze vormen de spiegel van een tijdperk.’ De tuinen waren in de zeventiende en achttiende eeuw het belangrijkste element van de buiten plaats. Hier komen landschap, natuur en cultuur samen. In dit opzicht sluit Kuiper zich aan bij de visie van zijn vriend en collega professor Erik de Jong, tevens adviseur
van dierentuin Artis, die al een kwart eeuw pleit voor onderzoek naar ons groene erfgoed als wezenlijk onderdeel van onze cultuur. In de visie van beide professoren is het Nederlandse landschap weliswaar op en top een cultuur landschap, maar is het verlangen naar groen, naar natuur en zelfs wilde natuur altijd aanwezig in ons collectieve bewustzijn. Kuiper: ‘In de tuinaanleg van de buitenplaatsen komen natuur en cultuur op een bijzondere manier samen. Reizigers uit vroeger eeuwen stonden versteld van de tuinaanleg (rondom) in de Nederlanden. Hoe konden de hoveniers en tuinarchitecten in dat vlakke, grijze land zulke kunstige en vaak licht glooiende tuinen aanleggen, boompartijen creëren alsof het wouden zijn en vergezichten en zichtassen creëren, zodat je op duizelingwekkende wijze de diepte in keek? grand tour Vooral de zeventiende-eeuwse Nederlander had een enorme gretigheid naar het nieuwe, er heerste een bijna onverzadigbare experimenteerlust en drang tot innovatie. In de tuinaanleg kwamen vele disciplines samen. De hoveniers betrokken bijzondere planten, kruiden en struiken van bijvoorbeeld de schippers van de VOC. Die kwamen aanvaren met exotische gewassen. Wetenschappers hadden daarin weer interesse. Eigenaren van de buitenplaatsen hadden contacten met de botanische tuinen die bij de universiteiten behoorden, bijvoorbeeld die Hortus Botanicus van Franeker. Op die manier kregen de natuur- en landschappelijke waarden van de buitenplaats een enorme impuls. Ook de hoveniers waren heuse collectioneurs. Door de afhankelijkheid van de landadel van grond was de buitenplaatscultuur ook onderdeel van een intensieve, commerciële agrarische cultuur. In mijn studie
11 Yme Kuiper Bijzonder Hoogleraar Religieuze en Historische Antropologie aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Coauteur, naast Rob van Vuure van het standaardwerk Beelden van Buitenplaatsen.
naar de buitenplaatsen kies ik dus voor een veel breder vertrekpunt dan het traditionele idee van de Hollandse buitenplaats als geïsoleerd zomerverblijf. Vergeet niet dat de welgestelden uit die tijd de kans namen om een grand tour te maken, een reis door Europa met Frankrijk en Italië als hoogtepunt. Hun bevindingen namen ze mee naar Nederland.’
“ Spiegel van een tijdperk” verknopingen Dankzij deze integrale visie op de buitenplaats, geïnspireerd door zowel Yme Kuiper als Erik de Jong, ontstaat een rijk beeld van het Nederlandse ‘groene’ erfgoed. Een buiten plaats heeft in de visie van Kuiper vele betekenissen: sociaal, cultureel, economisch, kunsthistorisch. Hij noemt dat ‘verknopingen’. ‘Een van die aspecten van “verknoping” is de liefde van de Nederlander voor de tuincultuur,’ zegt Kuiper. ‘Iedereen heeft iets met tuinen, of we nu hier in de Dekamastate zijn met die overweldigend mooie tuin met geometrische aanleg of dat iemand een volkstuintje heeft of zelfs een balkontuintje. Aan de tuinen bij de buitenplaatsen is heel goed de ontwikkeling van onze houding tot het landschap af te lezen. In de huidige tijd bepaalt urbanisatie onze landschapsbeleving. Er is de stad, er zijn de industrieën. Onze natuurbeleving heeft te maken met die urbanisatie. Buitenplaatsen zijn daardoor getransformeerd tot beschutte eilanden van groen. Een duidelijke hedendaagse ontwikkeling is dat we het verleden willen “koesteren”, dat is het sleutelwoord. Een buitenplaats is een plek van herinnering, een lieux de mémoire. Landschappelijk gezien vertellen buitenplaatsen ons over de manier waarop historische elites zich een ideale wereld voorstelden. Dat kun je hier aan de Dekamastate goed zien. De tuin is ommuurd, waardoor een groot besef van geborgenheid ontstaat. Maar aan de achterzijde strekt zich een romantisch parklandschap uit met schelpenpaden, boompartijen, kronkelwegen.’ onderwijs ‘Als we buitenplaatsen in de toekomst een plek willen geven in ons denken, dan zijn twee invalshoeken essentieel. Ten eerste dient de beleving voorop te staan. Bezoek een buitenplaats, kijk naar het samenspel tussen de wijde omgeving, de tuin zelf, het parklandschap eromheen en in het hart daarvan het huis. Landschap en natuur gaan over in cultuur, want een aangelegde tuin is cultuur. Maar anderzijds vervloeit cultuur met natuur. Om dit alles te behouden is het van groot belang de geschiedenis van de buitenplaatsen te reconstrueren volgens de methode van het fait social total, dus alle aspecten belichten.’
Een essentieel onderdeel daarvan vormt, behalve beleving, het onderwijs. Kuiper: ‘Buitenplaatsen vormen een levendig onderdeel van onze sociale en culturele geschiedenis. Het is een misverstand te denken dat die geschiedenis uitsluitend verwijst naar de onvermijdelijke komst van de burgerlijke samenleving, waarin de meer aristocratisch ogende werelden van een landgoed of buitenplaats “eigenlijk” niet passen of hooguit marginale verschijnselen waren. Onderwijs kan er zorg voor dragen dat buitenplaatsen aan de leerlingen maar ook aan het bredere publiek historisch besef kan schenken. Dan gaat het om de functie van een buitenplaats op alle denkbare terreinen: sociaal, economisch, wetenschappelijk, agrarisch en kunstzinnig. Een mooi detail vind ik nog altijd een aantekening in het dagboek van stadhouder Willem Frederik van Nassau, woonachtig op het stadhouderlijk hof in Leeuwarden. In 1645 noteerde hij dat er in de zomer in Friesland geen vergadering kon plaatsvinden over belangwekkende staatszaken, omdat “een yeder hadt te doen mit poten, planten en andere dingen”. Zo belangrijk waren de tuinen in de buitenplaatsen dus. Men besteedde er alle tijd aan. De natuur in en rondom een buitenplaats droeg bij tot een cultuur van tal van andere bezigheden. Dichtkunst hoorde daarbij, wetenschap, sociale geneugten. Alleen als we al die elementen samenvoegen, dan neemt onze kennis van de buitenplaatsen toe en kunnen we deze plekken van herinneringen voor de toekomst behouden.’
“ Zeventiende-eeuwse Nederlander had enorme gretigheid naar het nieuwe”
12
groo(t)s
Tekst: Brigitte van Mechelen | Beeld: Hugo Schuitemaker*
Karina Schaapman over het belang van een wereld waarin je kunt wegdromen. In 2011 verscheen Het Muizenhuis, een prentenboek gebaseerd op een driedimensionaal muizenhuis met honderd kamertjes. Op uitnodiging van Kasteel Groeneveld bouwde Karina Schaapman een aantal kamers in het groot na.
Muizenhuis als toevluchtsoord
Een kasteelzolder is eventjes een andere schaal dan een huis opgebouwd uit sinaasappeldozen… Driedimensionale beelden maken in combinatie met de verhalen die ik schrijf, is iets wat ik al mijn hele leven doe maar met Het Muizenhuis treed ik er voor het eerst ook mee naar buiten. Logisch dat mensen mij plaatsen in de wereld van de miniaturisten. Maar voor mij voelt het vreemd, groot ligt mij beter. Toen het kasteel met deze uitnodiging kwam, dacht ik: Yes! Bedoeling was dat de geschiedenis van het kasteel in dit muizenhuis terug zou komen, toch? Ik kende het kasteel helemaal niet en moest dus een grondige studie verrichten. Wat me opviel was de ruimte die er – eigenlijk de hele geschie denis door – aan kunstenaars is geboden. En het frappante is, ik doe dat in mijn werk óók. Voor Het Muizenhuis bijvoorbeeld heb ik verschillende kunstenaars gevraagd om kleine schilderijtjes te maken. Hierop heb ik dus de focus gelegd. Wat heeft zo’n voddenkamer hiermee te maken? Alles! En daarnaast heeft het een link met elementen uit mijn biografie. Ik zal het je uitleg gen. Mijn man kwam als klein jongetje veel over de vloer bij een voddenboer waar hij in aanraking kwam met boeken, met vreemde voorwerpen. Hier is zijn liefde voor kunst en literatuur ontstaan. En als ode aan het kunstenaarschap heb ik behalve een voddenkamer ook zijn atelier nagebouwd. Eén op één? Nee, ik maakte mijn eigen vertaling ervan. Dat geldt trouwens voor alles wat ik bouw.
De buitenmuren van het atelier zijn letterlijk met boeken behangen. Kijk je naar binnen dan zie je: hier wordt gewerkt. De kunstenaar is weliswaar even weg maar komt vast zo weer terug. U bent van het vinden? Op de kasteelzolder is een hoek gevuld met gebreide knuffels die mijn man gedurende jaren bij het grof vuil heeft weggeplukt. Dus, ja ik ben wel van het vinden. Daarnaast is het mooi om te laten zijn wat je allemaal kan met al dat prachtige materiaal wat wordt weggegooid. Zélf maken lijkt besmettelijk. Er zijn nu op allerlei plekken mensen bezig om hun eigen muizenhuis te maken, een heerlijk idee! Knutselen, breien, lassen, ikzelf wordt hier altijd erg gelukkig van. Op de kasteelzolder zijn de bezoekers als het ware zélf de muizen? Inderdaad, het muizenhuis in de OBA in Amster dam wordt bevolkt door kleine muizen, op de zolder van het kasteel kunnen mensen, als waren zij muizen, op ontdekkingstocht. Uit de muziek kamer bijvoorbeeld komen flarden jazz gedreven, muziek die lang niet alle kinderen bekend in de oren zal klinken. Kennismaken met andere werelden is een thema? Absoluut. In het eerste boek maakt Julia kennis met de wereld van Sam, die Joods is. In het tweede boek komt het Suikerfeest voorbij. Ik heb aan den lijve ondervonden hoe verwoestend uitsluiting en discriminatie kan zijn voor een
mens. Ik ben heel erg voor insluiten, niet voor uitsluiten. Hoe is het eigenlijk allemaal zo gekomen? Toen ik bedacht dat ik na boeken voor volwasse nen weleens een kinderboek wilde maken, rees de vraag: wat voor verhaal wil ik eigenlijk vertellen? Er was eigenlijk maar één ijkpunt, Het Muizenboek van Clinge Doorenbos waarin je in een veilige, warme wereld verdwijnt. Ik heb het boekje dat mijn moeder mij eindeloos heeft voorgelezen, erbij gepakt, herlas de verhalen met de bijpassende, knusse illustraties en dacht: weet je wat, ik ga zoiets bouwen. Nou, dan ga je zo’n dekentje naaien, bouw je een bedje erbij en dan moet zo’n bedje ergens staan en moet er een kamertje komen. Vervolgens bedacht ik voor ieder vertrek een eigen verhaal. Niet alleen kinderen dromen erbij weg… De allereerste expositie van Het Muizenhuis was gewoon voor het raam van mijn huis. Ik woon in Amsterdam-Oost waar heel veel nationaliteiten zijn vertegenwoordigd. En wat ik steeds hoorde waren zinnen als: ‘O, in dat bedje zou ik willen slapen’ en: ‘Hier zou ik wel willen wonen.’ Intussen is het boek in veertien landen uitge bracht en krijg ik fanmail uit Japan. Een veilige, warme wereld, kennelijk vinden mensen het fijn.
* H ugo Schuitemaker is freelance fotograaf.
13
“Ik wil gewoon dat kinderen lekker kunnen slapen�
14
reportage
Op de fiets
‘Hoe heerelijck verschiet / Geen’ heuvel in dees’ laen / Soo verr’ als ’t ooge ziet. / Wat wil dit worden voor een steeg! Een steeg der steegen. / Een wegh van Appius, jae meer; een wegh der weegen.’ Everard Meyster schreef in 1655 deze dichtregels, waarin hij het laatste pronkstuk van zijn vriend en architect Jacob van Campen verheerlijkt: de Amersfoortseweg, een weg naar klassiek voorbeeld, met een keur aan buitenplaatsen erlangs. De geschiedenis leert echter dat het anders liep. Wat de Via Appia van Nederland had moeten worden, werd uiteindelijk gewoon de N237.
15
Tekst: Jan Dobbe* | Beeld: Michiel de Jong © Comic House**
over de Wegh der weegen Hoe ligt
de Wegh er nu bij, en wat merk je nog van het oorspronkelijke ontwerp van 360 jaar geleden? Zie hier de vraag waarmee de redactie mij op pad stuurde. Experts genoeg, die er allemaal zinnige dingen over kunnen zeggen, maar ik wilde het zelf zien en ervaren. Daarom gooide ik de vouwfiets achterin de auto en ging op weg. Vouwfiets uitgeladen aan het begin, bij buitenplaats Vollenhoven, en wat zie je dan? In de eerste plaats hoor je vooral iets, en dat is het continu voorbij razende verkeer. Het is een zondag middag, dus zou het op een doordeweekse dag wel eens nóg rumoeriger kunnen zijn. Vollen hoven ligt er prachtig bij op deze zonnige dag: witgepleisterd, een vredig weiland ervoor en een vijver. Het huidige huis stamt uit de jaren 1800–1810. Draai je je om, dan kijk je de Wegh in vanaf de kopse kant: een vierbaans asfaltweg met auto’s, flitspalen, kantoor- en bedrijfs panden en hypermoderne oversteekplaatsen.
weegen. Hij lag tussen Zeist en Amersfoort, maar liefst 60 meter breed en 11 kilometer lang, omzoomd door een dubbele rij Hollandse eiken. Uniek voor die tijd, zowel door die enorme breedte als door zijn kaarsrechte tracé. Vergelijkbare wegen in Nederland zijn de Maliebaan in Utrecht en de door Constantijn Huygens ontworpen Scheveningseweg in Den Haag, die aanvankelijk Zee-straet heette. Veel beroemder is Unter den Linden in Berlijn, dat eveneens naar het voorbeeld van de Amersfoortseweg is aangelegd. Het voorbeeld dat Jacob van Campen op zijn beurt had, was de Romeinse Via Appia – denk aan de dichtregels van Meyster. Beide beroemde tegenhangers hebben qua voornaamheid de tand des tijds beter doorstaan dan de Wegh…
klassieke idealen
ik het onvermijdelijke bermafval langs de weg niet te zien: lege colablikjes, verpakkingen, aluminiumfolie. Jacob van Campen zou zich in zijn graf omdraaien. Dan plots ontwaar ik in haar volle glorie, eveneens in de berm, een kring prachtige paddenstoelen. Rood-metwitte-stippen, die had je in de 17e eeuw waarschijnlijk ook al.
In de Gouden Eeuw werd gebouwd volgens de klassieke idealen: symmetrie, rechtlijnigheid en grootschaligheid. Veel (buiten)huizen
kregen klassieke gevels mee, maar ook wegen werden naar klassiek voorbeeld aangelegd. Zo ook de Amersfoortseweg, de Wegh der
website
Al peddelend op mijn vouwfiets probeer ik het geraas van het auto verkeer buiten te sluiten. Ook probeer
Een paar honderd meter verderop tref ik een lantaarnpaalsticker met daarop een bloeddorstige pitbull en de tekst FC Utrecht, since 1970. Hoei boei, voetbalfanatici ook hier al! Mijmerend over hoe het kan verkeren, stuit ik weer iets later op een monument dat de voorbijganger moet wijzen op het feit dat hier ooit een historische weg liep: een hekwerk van 40 meter lang, met daarop in gouden koeienletters de tekst ‘Wegh der Wegen’. Als ik het kunstwerk nader bestudeer, zie ik dat het in feite een webadres is: www.weghderwegen.nl. Typ dit in, en je komt op een speciale webpagina van de provincie, waar men
Unter den Linden Beroemde laan in Berlijn, praalweg van Pruisische koningen en de Duitse Keizers en de flaneerlaan van de bourgeoisie. De weg leidde naar de koninklijke jachtvelden, waar later de dierentuin werd aangelegd. In de 17de eeuw werd hij beplant met lindebomen, waaraan de straat zijn naam dankt. Sinds de hereniging van Duitsland in 1990 zijn er aan Unter den Linden verschillende cafés en restaurants en een groot aantal fraaie winkels geopend. Ook worden er veel evenementen in de openlucht georganiseerd. De laan is 11,5 km lang, vergelijkbaar met zijn Nederlandse voorbeeld, de Wegh der weegen.
** J an Dobbe is freelance journalist en tekstschrijver. Tot 2009 werkte hij bij de Nederlandse Vereniging tot bescherming van dieren als hoofdredacteur van het ledenblad DIER. ** Michiel de Jong volgde diverse kunstopleidingen om uiteindelijk voor het vak van striptekenaar te kiezen. Hij publiceert in Zone 5300 en maakte met Milan Hulsing de strip Hanuman in het Algemeen Dagblad. De Jong wordt gezien als Nederlandse vertegenwoordiger van de Atoomstijl in de school van Yves Chaland.
16
reportage
gegadigden oproept zich op te geven en in te zetten voor het ‘vergroten van het draagvlak […] voor de beleefbaarheid van de geschiedenis van deze weg.’ De provincie toont historisch besef en wil helpen om een initiatiefgroep Wegh der wegen op te richten. Provinciaal adviseur cultureel erfgoed Roland Blijdenstijn verdiepte zich in de geschiedenis van de Amersfoortseweg en schreef er samen met Jaap-Evert Abrahamse van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een boek over.
vakken van ieder honderd roeden (376 meter) uit langs de Wegh. Investeerders konden gratis een vak krijgen, op voorwaarde dat zij hun wegdeel zelf zouden aanleggen, beplanten en onderhouden. Langs de randen van de vakken moest een zijweg of ‘sortie’ met een breedte van vijf roeden (18,8 meter) komen, ieder beplant met een enkele rij eiken aan weerszijden. Deze uitgangen moesten de gemeenschappelijk gebruikte heide ontsluiten voor de schapenhouders.
een mooie Wegh
mcdrive
1647; men wilde aansluiting met de rijkdom in Holland, en Utrecht was met de Rijn- en de Vechtroute interessant als poort naar het westen. Amersfoort wilde niet alleen een goede verbinding tussen beide steden, maar nadrukkelijk ook een mooie weg. Dit mocht uiteindelijk in 1652 van de Staten van Utrecht, op voorwaarde dat de woeste, kale grond langs de weg ook gecultiveerd zou worden. Dat kon: er werd aan weerszijden van de weg bouwgrond aan particulieren uitgegeven. Die mochten er een buitenplaats op aanleggen, maar dan was het onderhoud van de weg wel voor hun rekening. Dat bespaarde niet alleen kosten, maar zorgde ook voor landschapsverfraaiing en economische ontwikkeling. Ontwerper Van Campen zette ruim twintig
(N238) aangelegd over één van de voormalige sorties. Om dit zichtbaar te maken, heeft men dwars over het huidige fietspad een karren spoor aangebracht, dat aangeeft waar de oorspronkelijke sortie liep. Halverwege dit karrenspoor tref ik opnieuw een monument: een bronzen ‘tijdtafel’ in de vorm van een boomstam met jaarringen. Daarop staan achter jaartallen historische gebeurtenissen die plaatsvonden langs deze weg en in de omgeving: ‘1647 ontwerp Amersfoortseweg * 1653 aanleg Amersfoortseweg met sorties * 1654 herberg ’t Huys Ter Heyde’ en zo de eeuwen door tot ‘2010 fietspad Zandbergen’. Kennelijk kan de doorsnee voorbijganger deze historische kennis niet erg appreciëren: het karrenspoor is overwoekerd en de tijdtafel ligt bezaaid met restafval van McDonald’s. Op de hoek is namelijk een McDrive gevestigd, de eerste van
De Amersfoortseweg is in 1655 aangelegd. Daarvóór verbonden slechts enkele kronkelende zand wegen de steden Amersfoort en Utrecht. Amersfoort nam het initiatief in
Anno 2012 wil de provincie deze sorties weer duidelijker zichtbaar maken. Zo is de huidige Zandbergenlaan
Nederland – inspelend op de behoefte van het Amerikaanse personeel van vliegbasis Soester berg. Opnieuw draait Jacob van Campen zich om in zijn graf. fiasco
Terug naar de zeventiende eeuw.
De aanleg van nieuwe buitenplaatsen langs de weg werd een fiasco. Slechts op vier plaatsen zijn daadwerkelijk buitenplaatsen aangelegd, waarvan Zandbergen en Beukbergen de bekendste zijn. Het gebied was te droog en te onvruchtbaar. De verbinding over land was slecht. Ook economisch zat het tegen, mede door het uitbreken van de Engelse oorlogen. Investeerders lieten het afweten en het Rampjaar 1672 betekende de doodsteek. De Staten van Utrecht moesten de eigenaren van de vakken dwingen tot onderhoud van de weg en de beplanting. Toen in 1808 de zandweg als rijksweg werd verhard, kwam het onderhoud in handen van de overheid. Vanaf dat moment kon de weg zich ontwikkelen tot de ‘gewone’ rijksweg die hij nu is, de N237. hell’s angels
Een andere oorzaak van het mislukken van de Wegh der weegen als chique vestigingsplaats, was de aanwezigheid van roversbenden.
Zo in the middle of nowhere was je je leven niet zeker, en dat weerhield rijkelui er ook van zich hier te vestigen. Tegenwoordig zijn het geen roversbenden die de Amersfoortseweg onveilig maken, maar groepen luid ronkende motoren
17 met ruige Hell’s Angels erop. Een groep van zeker zestig motoren dreunt voorbij in tegen overgestelde richting. Niet het beeld dat je als klassiek bouwmeester voor ogen had, 360 jaar geleden. Regelmatig stap ik af om de zo geroemde breedte van de weg te meten. Ervan uitgaande dat mijn passen zo ongeveer één meter bedragen, kom ik op het brede deel van de weg (vierbaans, later wordt het tweebaans) niet verder dan 48 in plaats van 60 meter. Er is in de loop der jaren dus wel wat van afgesnoept. Aan de Wegh der weegen hoort natuurlijk ook een elitesport: golfen. Dat kan bij golfclub U.G.C. De Pan, opgericht in 1894. De club ontleent zijn naam aan herberg De Pan of het ‘Pannenhuijs,’ een oeroude herberg die langs de route tussen Utrecht en Amersfoort lag en in 1966 plaats maakte voor de entreegebouwen van Stichting Utrechts Landschap.
toch nog buitenplaatsen
De eerstvolgende buitenplaats die ik ontdek, is Dijnselburg op nummer 10.
Het valt vooral op door de witte steenlagen in het rode, bakstenen geheel: ‘speklagen’. Ze zijn kenmerkend voor de neorenaissancestijl waarin de buitenplaats in 1883 werd gebouwd. Het Aartsbisdom Utrecht is er nu in gevestigd. Al gauw volgt Huis ter Wege aan de overkant op nummer 17. Het is in neo-Hollandse barokstijl gebouwd in 1905: een bakstenen gevel en een zuilengalerij met daarboven een balkon. Anno 2012 is er een psychiatrisch ziekenhuis in gehuisvest – een bestemming die meerdere oude en nieuwe panden aan de Amersfoortse weg hebben gekregen. Het wemelt hier van de rust- en verpleeghuizen, psychiatrische ziekenhuizen, conferentieoorden en wellnesscentra. Iets verderop dient zich de oudste nog over gebleven buitenplaats aan de Amersfoortseweg
aan: Zandbergen. Precies aangelegd zoals het de Staten van Utrecht destijds voor ogen stond: een met boomsingels omzoomd vak met centraal geplaatst buitenhuis met strakke tuinen en voorzien van een zichtas over de weg. Het ziet er subliem uit, maar wat ik nu zie is al lang niet meer het oorspronkelijke huis. huidige huis dateert uit de achttiende eeuw en is sinds 1947 in handen van de Kerk der Zevende-dags Adventisten. Men heeft een vrolijk bordje ‘Verboden toegang’ aan de weg geplaatst. Liever niet betreden dus. De buitenplaats ziet er vanaf de straatweg goed onderhouden uit, een juweeltje dat kennelijk bij de adventisten in goede handen is. Aan de overkant van de weg vind ik het Witte Kerkje uit 1858, dat op voormalige grond van de buitenplaats staat. Eveneens aan de overkant liet de toenmalige eigenaar Johannes Blooker in 1913 het Nieuw Zandbergen bouwen in art deco stijl, waarin nu een verzekeringskantoor zit. Het verkeer raast onderwijl door. beukbergen
“ Het wemelt hier van de rust- en verpleeghuizen, psychiatrische ziekenhuizen, conferentieoorden en wellness-centra”
Opnieuw aan de overkant, tref ik de buitenplaats Beukbergen, nadat ik eerst onder het Beukbergen Ecoduct door ben gefietst. Gelegen tussen de bomen
springt het woonhuis meteen in het oog, met zijn vier enorme schoorstenen en de witte uitbouwtjes aan de voorkant. Boven het bordes is een tentzeil gespannen, waaronder een aantal tuinstoelen en -tafels. Er zit niemand. De oorspronkelijke buitenplaats Beukbergen (1654) werd in de 19e eeuw afgebroken. Het
18
reportage
huidige huis is in 1910 gebouwd in Engelse landhuisstijl. Beukbergen is nu Vormings centrum van de Diensten Geestelijke Verzorging bij de krijgsmacht. Ik rij het terrein op om het huis wat nader te bestuderen, maar stuit ook hier op borden ‘Verboden Toegang’, ‘Camera toezicht’ enzovoort. Een schier onneembare vesting, die niet uitnodigt tot bezoek. zweefvliegtuigjes
De bebouwing van de Amersfoortse weg is pas na 1880 op gang gekomen.
Aangetrokken door de ruimte en de nog woeste natuur streken hier destijds allerlei instellingen neer waarvoor geen plaats meer was in de stad. Internaten, kloosters, krankzinnigengestichten en gezondheidskolonies vestigden zich langs de weg. In de loop der jaren – we hebben het over het overvolle Nederland – zijn de bouw activiteiten onverminderd voortgegaan en is het zeker ter hoogte van Soesterberg en Huis ter Heide knap vol geworden. En ook nu nog bieden projectontwikkelaars leuke kaveltjes aan langs de Amersfoortseweg. Zoals in de wijk Sterrenberg van Huis ter Heide, waar ruime herenhuizen vanaf € 321.500,- vrij op naam te koop staan. Behalve druk autoverkeer is er ook vliegverkeer boven de Wegh der weegen. Een stuk rustiger dan vóór de opheffing van de militaire vliegbasis Soesterberg in 2008 – in plaats van F16 straal jagers cirkelt een viertal zweefvliegtuigjes boven me. Het moeten leden zijn van de Amsterdamsche Club voor Zweefvliegen, die al vanaf 1946 op de vliegbasis huist.
opstijgen
epiloog
smaller, maar niet minder druk. Rechts weer een sortie, die leidt naar een andere voormalige buitenplaats: De Oude Tempel. Het complex bestaat uit een neobarok landhuis met rieten dak, een voormalig jachthuis en een jachtopziener woning. Behalve (weer) een zorginstelling, is hier onder meer ook de Dutch Ballooning Bar – Experience Center gevestigd. Natuurlijk vraag ik me af wat dat is. Ik krijg visioenen van een sekshuis, maar nee. Na enig research kom ik op een website en lees daar: Terwijl u geniet van een kopje koffie of glaasje wijn, kunt u vanaf het terras in de zomer de luchtballonnen zien opstijgen. Of wilt u ook mee? Dat kan! Eigenlijk is bij ons niets onmogelijk. Snel fiets ik door, ik word moe en dorstig. Op naar restaurant-barbecue de Spitsheuvel, waar vroeger de paardentrams stopten om hun passagiers en de paarden te laten rusten. En er werd gewaterd – vandaar de vroegere bijnaam ‘Pisheuvel’. Volgens eigen zeggen is dit ‘een gezellig restaurant waar u terecht kunt voor een drankje, lunch of diner van de allerbeste kwaliteit,en waar uw euro wel de verhouding met de ouderwetse gulden stand heeft gehouden.’ Een vreemd verhaal, maar het bier smaakt best. Als ik op het straatnaambordje kijk, zie ik dat weg hier alweer anders heet: Utrechtseweg. De Wegh der weegen blijft verbazingwekkend, ook anno 2012.
De Wegh der weegen is immers niet geworden wat hem en zijn opdrachtgevers voor ogen stond. De vergelijking met de Via Appia en Unter den Linden gaat volstrekt mank. De N237 is een drukke verkeersweg, waarlangs anno 2012 slechts een handjevol voorname buitenplaatsen, landhuizen en villa’s te vinden is. Met name ter hoogte van Soesterberg vind je de megalomane bedrijfspanden van Kwantum, Roobol, Smink Recycling, Securitas Beveiliging, Van Uden Logistics. De moderne tijd, gedreven door een nietsontziende economische motor, lijkt de Wegh der weegen meter voor meter te verslinden. Wellicht dat het historisch reveil van de provincie Utrecht dit proces nog iets kan vertragen.
Voorbij Soesterberg heet de weg Amersfoortsestraat. Het wordt hier
Ik zei het al een paar keer: Jacob van Campen draait zich om in zijn graf.
Literatuur over de Wegh der weegen: Jaap Evert Abrahamse en Roland Blijdenstijn Wegh der weegen. De ontwikkeling van de Amersfoortseweg 1647-2010 Stokerkade cultuurhistorische uitgeverij, 2010 Boek en DVD | ISBN 978 90 7915 611 5 | prijs € 24,50
Jacob van Campen was een architect en kunstenaar uit de Gouden Eeuw en een belangrijk vertegenwoordiger van het Hollands classicisme. Bekende werken van Van Campen zijn het Koninklijk Paleis op de Dam, Paleis Noordeinde en het Mauritshuis. Naast huizen en paleizen, ontwierp Van Campen ook een aantal kerken o.a. de Nieuwe Kerk in Haarlem, wegen, poorten en torens, o.a. voor de Westerkerk.
[ advertorial ]
U bent van harte Uitgenodigd! Wanneer: zondagmiddag 9 december 2012 Waar: Kasteel groeneveld te baarn hoe laat: vanaf 14.00 UUr
20
mijn landschap
Een balling
Tommy Wieringa over dwangmatig naar buiten kijken en vlassige Noormannen-baarden.
De uiterwaarden,
als je vraagt wat nu ‘mijn landschap’ is. Het gebied aan weerszijden van de rivieren, meer in het bijzonder de IJssel. Ontroering is het woord dat bij me opkomt als ik eraan denk. Waarom? Daar heb ik nooit zo over nagedacht. Het is het landschap van mijn jeugd, daar zal het mee te maken hebben. Ik zat in Zutphen op school en woonde nabij de Duitse grens, tussen mijn elfde en zeventiende ben ik pendelend zo’n zes keer de wereld rond geweest, en steeds kwam ik dan langs die IJssel. Ik heb er ook een soort ontgroening, een initiatierite, meegemaakt. Achter een paar hogere klassers aan sprong ik het water in en zwom naar de overkant, toen liepen we een eind stroomopwaarts en zwommen terug naar waar we vandaan kwamen. Ook de voortdurende verandering van het
landschap zie ik graag. In Joe Speedboot beschrijf ik de sporen van de winter die tot diep in de zomer te zien zijn, gras en stro, bewijzen van de winterse overstroming die als een soort vlassige Noormannen-baarden in het prikkeldraad zijn achtergebleven. Eigenlijk verkeer ik in de Randstad waar ik nu woon in een soort ballingschap. Goed, wel veel weidsheid hier, maar ik mis het coulissenlandschap, zie vooral de leegte en daar doorheen de ongelooflijke moeite die hier is gedaan om al het veen hier af te graven om de mensen in de stad warm te houden. Eigenlijk vind ik er niet zoveel aan. Bos en bergen ook niet trouwens. Het enige aardige van bergen is om er bovenop te staan, maar meestal sta je er vanuit een dal tegenaan te kijken. Die begrenzing, beklemmend.
Op mijn dertigste heb ik het besluit genomen om niet alleen in Nederland te wonen, maar ook echt Nederlander te zijn. Hiermee kwam een einde aan een verlangen om terug te keren naar de Nederlandse Antillen waar ik op mijn negende vandaan was gekomen. Het landschap van de Antillen met de stenige, stoffige bodem, de cactussen in de vorm van hoge zuilen en de dividivi bomen, een landschap dat inmiddels goeddeels is overwoekerd door de huisjespest. Toen ik eenmaal besloten had om Nederlander te worden ben ik met de Basisgids Flora en Fauna van Nederland in de hand alles wat ik zag gaan benoemen. Nee, niet om grip te krijgen. Om me thuis te voelen. Om niet langs de dingen heen te leven maar om kennis te hebben, wat het begin kan zijn van een soortoverschrijvende empathie. Ik gebruik deze woorden ook in een verhaal over
21
Tekst: Brigitte van Mechelen | Portret: Johan Jacobs
in de Randstad g Riviergezicht bij Deventer, Salomon van Ruysdael, 1645 Tommy Wieringa schreef onder andere de romans Alles over Tristan en Joe Speedboot, het boek waarmee hij doorbrak naar een groot lezerspubliek en dat werd bekroond met de F. Bordewijkprijs. Zijn reisverhalen werden gebundeld in Ik was nooit in Isfahaan. Essays en beschouwingen van zijn hand verschenen in de Volkskrant en NRC Handelsblad. In 2007 publiceerde hij De dynamica van begeerte, een onderzoek naar de oorsprong van begeerte en de grote rol van pornografie in de moderne wereld. In mei 2009 kwam zijn roman Caesarion uit en in 2012 Dit zijn de namen, dat lovend werd ontvangen. Het werk van Tommy Wieringa wordt wereldwijd vertaald.
kunstenaar natuurvorser Achilles Cools (deel 5 in een serie gesprekken met mensen met erg grootse plannen, de Volkskrant, red). Die Franciscus van Assisi-achtige behoefte om de natuur tot je vriend te maken, om met de dieren te praten, die ken ik wel. Of die inburgeringscursus die ik mezelf heb gegeven heeft gewerkt? Geen twijfel mogelijk, ik ben een echte Nederlander geworden. Heel belangrijk daarbij is dat ik in de taal ben thuis geraakt, lang heb ik beter Papiaments gesproken dan Nederlands. Een dwangmatig naar buitenkijker ben ik overigens nog steeds. Ik benoem alles wat ik zie: kraai, helmgras, sloot. Mijn dochter van tweeën half kent het verschil tussen een meeuw, een kauw en een houtduif.
Of dat belangrijk is? Ach, nu is het een spel. En op een dag heeft ze er genoeg van, vindt ze het oudemannengezeur. Maar als ze dertig is herinnert ze het zich vast weer en is ze verbaasd als ze merkt dat anderen geen idee hebben wat daar vliegt. Ik denk dat het van waarde is om te weten wat en wie er rond je leeft. ‘Blijf de aarde trouw,’ zei Nietzsche al. Een beeld dat uitdrukt waaraan ik denk als we het over ‘mijn landschap’ hebben, ja dat is er. Zo’n Hollandse meester, kom hoe heet hij? Ja, Ruysdael. Fantastische rivierlandschappen heeft hij geschilderd. De IJssel tussen Zutphen en Zwolle – als je door je oogharen kijkt, stroomt die sinds de zeventiende eeuw onveranderd door het landschap.
22
Verhaal
Tekst: Cees Nooteboom* Beeld: Eddy Posthuma de Boer
4 EEN KASTEEL EN ZIJN BEWONERS, een gelukkige anarchie
A
ls ik mijn eerste boek voor mijn eigen gevoel bijna per ongeluk had geschreven, met het tweede kon dat nooit meer het geval zijn. Ik was verliefd geworden op een meisje van wie de vader in Suriname woonde, waar hij directeur was van de Surinaamse Scheepvaartmaatschappij. Het waren andere tijden, er moest nog om de hand gevraagd worden, en dat deed ik dan ook. Het antwoord was dat er net in dat jaar, 1957, een schip voor zijn maatschappij in Nederland gebouwd was dat de Gran Rio heette. Ik kon daarop meevaren als gast, maar ook als matroos aanmonsteren. Achter dat laatste had de vader geschreven ‘een Amerikaan zou het doen’ en dat deed ik dan ook. De overtocht zou via Lissabon, Trinidad en Brits Guyana naar Paramaribo gaan, een paar weken duren en ik zou 459 gulden verdienen. In Suriname zou ik een maand blijven, en vandaar reisde ik nog naar Frans Guyana. Over de dingen die ik onderweg en in de havens meemaakte zou ik op Groeneveld een eerste boek met verhalen schrijven, De Verliefde Gevangene, en ik herinner me die tijd als een van de gelukkigste van mijn leven. Voor het eerst was er weer regelmaat in mijn leven, voor zover dat met Jopie, zo noemden wij hem, mogelijk was. Voor de regelmaat zorgde Ali, Joop waaide af en toe naar binnen, dan zag je hem al uit de verte aan komen rijden, altijd in een oude deux-chevaux, vaak genoeg met onverwachte gasten. We hadden een van de grote kamers aan de achterkant gekregen, als ik niet meer wist hoe het verder moest met mijn verhalen kon ik eindeloos door de bossen achter het huis wandelen of de oude vrijdenker en pokeraar Apie Prins opzoeken die in een klein huisje verderop in het bos woonde en bezig was aan een nu helaas vergeten wonderlijk boek dat zijn jeugd in een voorgoed verdwenen Nederland zou beschrijven en dat terecht Ik ga m’n eige Baan zou heten. Joop Colson, Apie Prins, mannen van de grote verhalen, hoe komt het toch dat het lijkt dat het soort is uitgestorven? Joop van wie werd verteld dat hij in de oorlog als Sinterklaas op een schimmel door de Leidsestraat had gereden met wapens onder zijn tabberd, Apie die voor de
23
oorlog door de hele wereld had gezworven, ik zie nog het fijne oneindig doorgroefde gezicht van Ali als we naar die verhalen uit IndiÍ, Rusland of Mexico luisterden. Ik herinner me geen televisie, er werd nog met elkaar gesproken en verteld aan de ronde tafel, ik kreeg een opvoeding waar geen universiteit tegenop kon, lering en theater tegelijk, want er was ook nog Gras Heyen, een schilder van abstracte doeken die eruitzag als Erik de Noorman, met een groot, bewogen hoofd met blauwe ogen vol verdachte onschuld die graag geknield retorisch in negentiende-eeuws Nederlands om vergiffenis mocht smeken voor dingen die hij niet gedaan had. Als Jopie tot wanhoop van Ali weer eens te veel mensen had uitgenodigd die allemaal te eten en te drinken moesten hebben werd het kasteel een narrenschip dat ’s zondags soms bijna kapseisde van de vele bezoekers, gelach en gepraat zonder Facebook en Twitter, Groeneveld als vrijplaats. En altijd weer liep het goed af. Kastelen zijn groter dan gewone huizen, misschien is het daardoor dat alles in mijn herinnering is uitvergroot, de vreugde, de opwinding, Gras, Apie, Ali, Jopie en zijn vriend de aap, die zich soms uit de bomen op de schouders van de gasten liet vallen, het feest van de anarchie.
* Cees Nooteboom (Den Haag, 1933) wordt beschouwd als een van de belangrijkste Nederlandse schrijvers. Van zijn romans en reisverhalen verschenen vertalingen over de hele wereld. In 2003 kreeg hij de Oostenrijkse Staatsprijs voor Europese Literatuur, in 2004 de P.C.Hooft-prijs, en in 2009 de Prijs der Nederlandse Letteren.
24
essay
Landschapsarchitect en hoogleraar Dirk Sijmons over zijn herinneringen aan Groeneveld en het – voor hem daaruit voortvloeiende – geestelijk eigendomsrecht op deze buitenplaats. * Dirk Sijmons is landschapsarchitect en directeur van H+N+S Landschapsarchitecten. Sijmons kreeg vele prijzen, zoals de Prins Bernhard Cultuurprijs voor Toegepaste Kunst en de Rotterdam-Maaskantprijs. In 2007 kreeg hij de prestigieuze Edgar Doncker Prijs in de categorie Waarachtig Nederlandse Cultuur. Van 2004 tot 2008 was Sijmons de eerste Rijksadviseur voor het Landschap. In 2008 trad hij aan als hoogleraar Environmental Design aan de faculteit Bouwkunde TU Delft. Sinds augustus 2011 is Dirk Sijmons Hoogleraar Landschapsa rchitectuur aan de afdeling Urbanism aan dezelfde Faculteit.
25
Tekst: Dirk Sijmons* | Beeld: Jan van der Veken © Comic House
Overmoed & Zegepralen Het jaar
van de buitenplaats dwingt mij tot twee bekentenissen. De eerste, die ik maar een halve bekentenis zou willen noemen, gaat over het aanmatigende gevoel dat ik een soort geheimzinnig geestelijk eigendoms recht kan laten gelden op Kasteel Groeneveld wegens langer-jarige herinneringen dan de ‘nieuwlichter’eigenaars van het SBB. Iedereen kent misschien wel het verschijnsel dat, zodra iets stevig op je mentale kaart staat, je ook een beetje eigenaar bent. Dit verschijnsel is des te sterker naarmate zich allerlei herinneringen aan de plek gaan hechten. Met de ouders van een vriendje van de lagere school was ik eens op de day after, na een van de beruchte vijftiger jaren feesten van de toenmalige bewoners Joop en Ali Colson. Ik herinner me de grote geheimzinnigheid van het vervallen gebouw en heb een vage reminiscentie aan een zaal met een doorgerotte vloer (nu de muziekzaal) en een drietal oude piano’s met punaises in hun hamertjes. Er was maar een deel van het kasteel bewoonbaar. Ook een stukje van de opbouw van de set voor de Appel film door Jan Vrijman maakte ik met mijn eigen ouders mee op Groeneveld. meehuilen Een tweede algemeen voorkomend fenomeen is dat mensen zich verzetten tegen veranderingen van plekken waar hun herinneringen op geprojecteerd zijn. Niemand kan het mij kwalijk nemen dat ik, in een taxi, voor het eerst sinds heel lang, onderweg was naar het pas opgeknapte kasteel, mee huilde met de chauffeur die zich beklaagde dat alle mysterie, zowel in het gebouw als in de tuin was weggerestaureerd. Ik werkte bij Staatsbosbeheer en als de vergaderzalen van het hoofdkantoor Westraven waren volgeboekt mocht je ook op Groeneveld een zaal boeken. Ik kwam er dus erg vaak. Die betrokkenheid werd later omgezet in een lidmaatschap van de Programmaraad van het kasteel dat ik mij al jaren eerder geestelijk had toegeëigend. Naar ik heb kunnen constateren is deze Programmaraad vrijwel geheel
samengesteld uit personen bij wie zich, langs andere wegen, hetzelfde proces heeft voltrokken. Een gezelschap van louter kasteelheren en –dames dus.
“ Wilt u weggaan, u bederft het gras van ons stamboekvee!” plomp geval Nee, de tweede bekentenis is waar het hier om draait. De overmoed dat je er ook feitelijk denkt te kunnen gaan wonen. Nu hebben de Nederlandse buitenplaatsen de prettige eigenschap dat ze geen Engelse afmetingen hebben of als de Franse koninklijke landhuizen van de buiten categorie zijn. Onze buitenplaatsen hebben allemaal nog net een ‘bewoonbare’ maat. Maar het kan alleen maar worden toegeschreven aan jeugdige overmoed dat ik op twintigjarige leeftijd een serieuze gooi deed om het huis te Elswout te betrekken. Ik was vaak in Elswout geweest. Ieder jaar gingen wij naar Zandvoort aan Zee op vakantie. Kraantje Lek met z’n hoge kale duin, de holle boom, grote schommel en de pannenkoeken waren daarbij de bescheiden slechtweervoorzieningen. Om daar te komen volgde je een lange slingerweg in de binnenduinrand met aan één kant een oneindig lang lijkend houten hek, dat ook nadat je Kraantje Lek al bereikt had, zijn weg vervolgde. ‘Daarachter ligt Elswout,’ zei mijn moeder steevast. ‘Daarvoor moet je een kaartje kopen.’ Zij was niet zo van de natuur dus het duurde tot mijn veertiende voor ik een keer zag wat zich achter het hek bevond. Sindsdien kwam ik er regelmatig. Het mooie park met zijn overdreven duinreliëf, gestileerde bruggetjes en langs een kronkelroute uitgestrooide vreemde huisjes, het mooie woud met, naar ik ontdekte, ook in het voorjaar paddenstoelen. De wandeling
26
Essay
presenteert op een gegeven moment vrij plotseling een spectaculair doorzicht op het landhuis. (Een nogal plomp geval vond ik het eerlijk gezegd). minizeppelins Ook toen ik studeerde kwam ik er graag in het weekeinde. Op een van die wandelingen viel het mij op dat het huis leegstond. Het moet rond 1970 geweest zijn, in de jaren dat het Jac. P. Thijsse Lyceum er al was uitgetrokken en de Zocher Tuinbouwschool er nog niet ingetrokken. Een praatje met de boswachter leerde dat de gemeente Bloemen daal zocht naar een passende herbestemming van het pand. Ik was in die tijd bezig met een gezamenlijk (al even over moedig) project tussen de TH Delft en de Rietveldacademie om ‘vliegpakken’ – een soort minizeppelins voor persoonlijk gebruik – te ontwerpen en te maken en we konden wel wat extra werkplaatsruimte gebruiken. Bovendien was iedereen natuurlijk chronisch ontevreden met de huisvestings situatie. Met tiental gelijkgestemden werd daarom het stoutmoedige plan ontwikkeld voor het opzetten van een ‘creatieve multidisciplinaire woon-werkgemeenschap’ waarvoor we een Stichting oprichtten (WAVE geheten, als ik het mij goed herinner). Schitterend briefpapier ontwerpen was met zo’n naam natuurlijk kinderspel en zo kwam het dat de gemeente Bloemendaal van ons een keurige brief ontving. Een informatief telefoontje leerde ons dat de brief niet alleen was aangekomen maar ook serieus zou worden behandeld. Met een mengsel van teleurstelling en opluchting (toch een beetje eng natuurlijk) lazen we anderhalve maand later ‘dat na een uitvoerige afweging, de voorkeur van de gemeente uitging naar de andere kandidaat’ – we waren dus bij de laatste twee geëindigd.
bewoner ons in de gaten. Een tengere man met wilde haren liep naar de balkonrand en sprak ons vermanend toe: ‘Wilt u weggaan?’ En enige minuten later daarna zonder veel overtuiging: ‘Wilt u weggaan, u bederft het gras van ons stamboekvee!’ Wij reageerden niet, wetend dat hier niet de eigenaar maar ‘slechts’ de door de gemeente Bloemendaal geprefereerde partij aan het woord was. Hij en wij lieten het erbij zitten en hadden aan beide zijden van het gazon een geweldige avond. Overmoedig geworden riepen wij hem om zich bij ons te voegen en nog wat na te tafelen. Hij stelde zich voor als Peter van Gogh en dronk en rookte wat met ons. Toen hij hoorde dat een aantal van ons bouwkunde studeerden stond hij erop ons mee te nemen. Hij wilde wat laten zien.
“ Staat iets stevig op je mentale kaart, dan ben je ook een beetje eigenaar” reuzenring In de grote hal beneden hing een reusachtige houtskool tekening die een hele wand besloeg met snelheidsstrepen die beweging suggereerden, een nauwelijks herkenbare topografie en veel wolken. Hij wees ons op een zilveren glinsterende ring in het midden van de tekening en liet ons raden wat we zagen. Wij zouden zelfs niet meer in staat zijn geweest een konijn van een haas te onderscheiden en gaven het na enige halfhartige pogingen op. ‘Dat is de klimato logische stad,’ zei van Gogh, ‘zoals door astronauten gezien
“ Een utopische architect die, uitgerekend in een buitenplaats, een onhaalbaar nieuw stad-landmodel postuleert” wilde haren Anderhalf jaar later was een warme zomerdag aanleiding om met een aantal vrienden – onder wie een aantal oud-leden van WAVE – te gaan picknicken op Elswout. We installeerden ons in de bosrand op de weide die aan de zuidzijde aan het grote huis grenst. Muzikale, culinaire, alcoholische versnaperingen en fijne gesprekken combineerden op een geestverruimende manier met de fantastische plek. Om een uur of zes zagen we dat op het grote balkon van het huis tegenover ons ook een tafel werd gedekt, voor twee, met een paar mooie kandelaars. Wij waren benieuwd. Vanaf het balkon kreeg ook de nieuwe
boek Zegepralend Kennemerland Een BLEEKER Editie 2012 tekst: Dirk Sijmons prenten: Willem Snitker foto: Harm Botman In een genummerde en gesigneerde oplage van 150 exemplaren www.debleeker.nl
27 bestemming Het huis op landgoed Elswout heeft een bewogen geschiedenis. Dat weer eens aangeeft hoe ingewikkeld en langdurig een proces van restaureren, behouden en herbestemmen van cultureel erfgoed zoals buitenplaatsen soms kan zijn. En waarbij plannen en functies nogal eens door de tijd worden ingehaald. Met de bouw van het huidige huis werd gestart in 1882 in opdracht van Willem Borski III. Helaas overleed hij in 1884 zonder het huis te voltooien. Slechts de gevels, de terrassen en het botenhuis waren op dat moment klaar. De zus van Borski erfde Elswout, maar liet het vervallen. Twintig jaar later kwam het in bezit van de gemeente Bloemendaal die een nooddak
plaatste. Daarna had het huis vele tijdelijke functies. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het in gebruik genomen door de Duitsers. Zij voorzagen het huis van vloeren en een ‘echt’ dak, en gebruikten het als militaire basis voor het lanceren van V1. Na de bevrijding bood Elswout achtereen volgens onderdak aan het J.P. Thijsse Lyceum en een tuinbouwschool. In 1970 kwam landgoed Elswout in het bezit van Staatsbosbeheer. Deze organisatie deed eind jaren tachtig een oproep om plannen in te dienen voor de restauratie van Landhuis Elswout. Belangrijk uitgangspunt was dat de voorstellen in balans waren met het openbare karakter van het landgoed zelf. Ruim driehonderd plannen werden bij Staatsbosbeheer ingediend, waarvan er
vanuit een Mercury-capsule’. ‘Ja, de kli-ma-to-lo-gische stad,’ herhaalde hij op dicteersnelheid, ‘een stad voor 1,5 miljoen inwoners in een superstructuur met een doorsnede van 10-30 km in een 1 kilometer hoge ring die zo gedimensioneerd is dat het middenin zijn eigen voedsel kan verbouwen. Mijn oplossing voor het verstedelijkings probleem.’ De gebiedende toon maakte duidelijk dat er geen ontsnappen mogelijk was en dat we in waren voor een pittige staart aan de avond. Een lange monoloog volgde, ondersteund door het tonen van talloze tekeningen. Ook toonde hij een schaalmodel van een proefspant van de reuzenring, die volgens zijn zeggen al in de windtunnel van Fokker was getest en welks voortreffelijke aerodynamische eigenschappen er voor zorgden dat de wind over de structuur werd heengeleid en daarmee een microklimaat schiep voor een optimale agrarische productie. Een strakke zonering, de industrie onder de grond in de fundering van de ring, transport en diensten daarboven en daarboven uiteraard enige tientallen lagen woningbouw, waarna er weer een transportring met diensten volgde en weer enige tientallen verdiepingen; net zolang tot de ambitieuze bouw hoogte van 1 kilometer was bereikt. Een verhandeling over een kabelradiosysteem waarmee alle inwoners constant verbinding konden hebben met het ring-bestuur en ook interactief konden stemmen (25 jaar voor het internet!). De ringstad was in alles the cutting edge van 1970. wonderlijke utopie Wat we ook vroegen, aan alles was gedacht en het was uitgezocht, zoals het hoort bij dit soort ontwerpen. Hij verzette zich fel tegen stedenbouwkundigen die de mensen een manier van leven opdrongen. Wij keken naar de enorme ring en vroegen: ‘Wat is dit dan?’ Nee, zijn stad was een ‘neutraal stuk gereedschap’ dat een einde zou maken aan dat soort moralisme en een definitieve vorm meegaf aan de relatie tussen stad en land. Als de ring vol was begon je gewoon aan een nieuwe. Wij hadden als studenten natuurlijk ook de ideeën over superstructuren van
zestig serieus werden genomen. Ruim negen jaar later, werd Cobraspen Vastgoed ontwikkeling BV als winnaar aangewezen. Het bedrijf is in 2002 begonnen met het restaureren en afbouwen van het huis Elswout, op basis van de originele tekeningen van de toenmalige architect Muysken en voltooid in de stijl zoals die ooit door de oorspronkelijke eigenaar was bedacht. Bij start van de voltooiing werd gekozen voor een kantoorbestemming waardoor het gebruik van het landhuis in balans blijft met de openbare bestemming van het landgoed. De vraag is of dit met het instorten van de kantorenmarkt (mede) als gevolg van de crisis nog steeds relevant is.
“ Een drietal oude piano’s met punaises in hun hamertjes” Archizoom, Superstudio en Buckminster Fuller mee gekregen en glimpen opgevangen van de utopische architectuur van de Verlichting, maar nog nooit een utopische architect in levende lijve meegemaakt. We hadden het gevoel een alien te hebben ontmoet. Wij gaven flink tegengas, niet moeilijk natuurlijk, oog in oog met zo’n wonderlijke utopie. Van Gogh genoot er van met ons te sparren. Een magische avond. coïncidentie Pas toen ik mij in de landschapsarchitectuur begon te verdiepen, begreep ik dat ‘Kraantje Lek’ betrekking had op de duinrellen die daar door kwel van het hoge duin ontsprongen, dat de voorjaarspaddenstoelen Morieljes zullen zijn geweest, dat het overdreven duinreliëf een Alpenillusie moest oproepen, dat de rustieke bruggetjes daarbij moesten helpen, de vreemde huisjes Follies genoemd worden, dat de geënsceneerde route tot de vaste ingrediënten van de landschapsarchitectuur behoort en dat het huis geïnspireerd was door de villa Farnese in Caprarola (mijn appreciatie van het huis is intussen niet echt veranderd, gewoon een verdieping te hoog). Maar wat ik vooral toen pas begreep is dat de magie van die avond hem ook zat in de prachtige, maar ook tragische coïncidentie tussen een utopische architect, die een onhaalbaar nieuw stad-landmodel postuleert in uitgerekend een buitenplaats: de eeuwenlang beproefde formule met een gestileerde en verfijnde verhouding tussen stad en landschap. De gemeente Bloemendaal heeft destijds de goede beslissing genomen.
28
wende
“ Ken je het principe van de Kathedraal-economie? Gewoon beginnen en even stoppen als er geen geld meer is�
29
Tekst: Matthijs Sienot* | Beeld: Marco Bakker**
Tom Bade, initiatiefnemer van Triple E, over het toevoegen van waarde.
zonder subsidie giften
Natuur kan heel goed en Bij het begin
van de huidige economische crisis, in 2008, besloot Tom Bade dat het roer om moest. Hij verdiende zijn geld als consultant met zijn bedrijf Triple E, een kenniscentrum op het gebied van natuur en economie. ‘Ik schatte in dat deze crisis lang zou gaan duren, misschien wel 15 jaar, want het is een vastgoedcrisis en het duurt wel even voordat alle valse lucht uit deze bubbel is. Ik verwachtte dan ook dat het tijdperk van uurtje-factuurtje voorbij was. De toekomst was aan bedrijven die zelf dingen máken. Dat moesten wij dus ook gaan doen met Triple E: zelf waarde toevoegen.’
Sindsdien heeft het bedrijf diverse natuur- en milieu organisaties overgenomen om deze zelf te exploiteren, zoals stichting Reinwater, het Nederlands Watermuseum en de Hortus Arcadië in Nijmegen. Zo ruimt Triple E bij wijze van spreken de puinhopen op die het vorige kabinet heeft veroor zaakt door het natuurbudget te halveren. Dit bracht veel natuurorganisaties in de problemen, ook de ‘clubs’ die Triple E nu exploiteert. ‘Wij nemen die activiteiten voor een symbolisch bedrag over en zorgen dat ze kunnen blijven bestaan, maar dan met nieuwe economische dragers en zonder overheids steun,’ vertelt Tom Bade vol vuur. Het is nauwelijks te geloven dat de energieke prater die tegenover mij zit slechts drie uur per nacht slaapt. In zijn eigen woorden: ‘Soms val ik even om en dan slaap ik weer bij.’
Maar wat doen jullie anders? ‘Onze visie is dat natuur zo min mogelijk afhankelijk moet zijn van subsidies en giften. Echte economie draait om rechten. Want economie is ecologie maar dan verkeerd gespeld, in ecologie gaat het om recht om voort te planten en om territoriumrecht. In de echte economie gaat het ook om recht: jachtrecht, pachtrecht, octrooirecht, als je het recht op iets hebt, verdien je telkens een klein beetje. Als wij dus de Hortus overnemen vragen wij geen geld, maar een horecavergunning, zodat we geld verdienen om die Hortus te onderhouden. De meeste mensen willen zo’n recht om zelf rijk te worden, ik vraag het aan om die Hortus te onderhouden. Ik rijd dan ook al tien jaar dezelfde auto, een Skoda.’ Tom Bade
onderscheidt zich niet alleen in winstbejag van de conventionele maatpakmanager, ook zijn personeelsbeleid is opmerkelijk: het liefst omringt hij zich met nerds. ‘Waarom hebben de beste jongetjes van de klas het niet voor het zeggen?’ vraagt hij me retorisch. ‘Dat vind ik raar! Waarom werd Apple succesvol? Steve Jobs was de übernerd.’
‘En ik betaal trouwens ook niks meer voor vastgoed. Dat is niks meer waard, als het tomaten waren geweest hadden we het doorgedraaid, maar dat staat een beetje slordig, al die lege plekken in de stad… Ik kan dus een economische activiteit beginnen, zonder vreemd kapitaal van banken of investeerders. Zo kan ik ook genoegen nemen met tientjes als inkomsten. Bovendien houden we de ruimte om zaken snel anders te doen, als de situatie daarom vraagt. En als er even geen geld is voor een nieuwe ontwikkeling, dan maar even niet. Ik noem dat de Kathedraal-economie: gewoon beginnen, en even stoppen als er geen geld meer is. De bouw van kathedralen lag soms jaren stil. Maar vooral geen geld lenen.’ In zijn blauwe spijkerbroek en stevige zwarte schoenen lijkt Tom Bade in niets op een consultant en auteur van 35 publicaties op zijn vakgebied. Hier spreekt een vakman die zijn handen uit de mouwen steekt.
‘Ik word gedreven door woede. Ik ben het helemaal niet eens met hoe dingen lopen. Mijn vrouw en ik hebben ook de afspraak om niet samen naar nieuwsprogramma’s te kijken, want ik word soms zo boos. Ik riep bijvoorbeeld keihard “lul” naar Frits Wester bij het Premiers-debat. Hij zei: “We gaan het hebben over de economie: de bezuinigingen!” Maar economie gaat helemaal niet over bezuinigen, het gaat om geld verdienen. Er wordt in ons land niet meer nagedacht over hoe we geld kunnen verdienen. Dat komt omdat wij een klasse van bestuurders hebben die nog nooit een dag in de BTW-economie heeft gewerkt. Belasting op Toegevoegde Waarde? Ze weten helemaal niet hoe je waarde toevoegt! Maar dat is wel de basis voor belastingen.’
*Matthijs Sienot is publicist en uitgever van hetkanWel, de website over groener, eerlijker en leuker leven. **Marco Bakker is freelance portretfotograaf.
30
Ander beeld
31
Tekst: Brigitte van Mechelen Beeld: George Burggraaff, Hollandse Hoogte
Ook opgesloten De FOBA van de PIOA, oftewel de Forensische Observatie en Begeleidings Afdeling van de Penitentiaire Inrichting Over-Amstel, heeft twee geasfalteerde luchtplaatsen. Eén heeft een basket balveld. De ander een kippenhok, met drie kippen. Ook opgesloten. Er is altijd een overtreffende trap. A Bijlmerbajes, kippenhok op de luchtplaats
32
K a f en Kor e n
Tekst: Matthijs Sienot | Beeld: Jos Collignon*
Verslagen, samenvattingen, reflecties, standpunten en inzichten Politiek
Paars k abinet kan aan de slag met groen bouwpakket Is
politiek Den Haag groenmoe? Je zou het haast denken want de afgelopen verkiezingen werden gedomineerd door het thema ‘financiële begrotingstekort’; voor duurzaamheid leek geen plaats. Terwijl buurland Duitsland juist laat zien dat groen beleid een weg uit de economische crisis biedt. Maar schijn bedriegt ook hier: politieke partijen maken weinig kabaal over duurzame thema’s, omdat veruit de meeste partijen er belang aan hechtten in hun partijprogramma’s. Het thema was niet onderscheidend, maar daarom niet minder urgent.
overshoot Bij ‘Begrotingstekort’ denkt iedereen direct aan het financiële begrotingstekort dat niet meer dan 3% mag bedragen, maar niemand begint over het ‘ecologische begrotingstekort’ dat al is opgelopen tot 35%. Dit jaar hadden we de volledige jaaropbrengst van de aarde al op 22 augustus opgebruikt, de zogenaamde
‘Overshoot Day’. Vanaf die dag teren we in op de reserves van de planeet: grondstoffen, voedsel, water, lucht, ecosystemen. Om Loesje te parafraseren: aan het eind van onze hulp bronnen houden we steeds een stukje meer jaar over.
eco-genen Als je dat beseft, is het gek dat niemand zich bij de verkiezingen durfde op te werpen als een ambitieuze groene leider. Hiervoor zijn verschillende verklaringen. Allereerst hadden de lijsttrekkers geen eco-genen, behalve Diederik Samsom van de PvdA, die activist bij Greenpeace was. Hij durfde dan ook als enige op ‘duurzaamheid’ te hameren als prioriteit, al deed hij dat telkens heel kort. De andere lijsttrekkers misten wellicht vertrouwdheid met het thema om ‘duurzaamheid’ overtuigend als kans in de crisis te presenteren. Jolande Sap probeerde het wel met haar voorstel voor een ‘stopcontact op zee’ in de vorm van een
* J os Collignon is tekenaar en cartoonist en maakt sinds 1992 politieke prenten voor de Volkskrant. In januari 2010 won hij de Inktspotprijs voor de beste politieke tekening.
windmolenpark, maar dat werd overschaduwd door de interne strijd bij GroenLinks. Daarnaast ontkende alleen de PVV in zijn verkiezings programma het belang van duurzaamheid, de meeste andere partijen wijdden wél paragrafen aan thema’s als schone energie, fair trade of biologisch voedsel. Duurzaamheid leek zo geen punt om mee te kunnen scoren.
“ Schijn bedriegt ook hier” Hierdoor spitste het verkiezingsdebat zich vooral toe op bezuinigingen in plaats van banen, terwijl die voor het opscheppen liggen bij een groen beleid. Duitsland doet het trucje voor: daar werken al meer dan 300.000 mensen in de schone energiesector. Het idee dat ons land niet geschikt zou zijn voor een bloeiende schone energiesector, wordt bovendien gelogenstraft door Denemarken, waar al 40% van de stroom
33 wordt opgewekt door lokale hernieuwbare bronnen, voornamelijk wind en in toenemende mate zon.
miljardeninkomsten Duurzaamheid was dus de collectieve blinde vlek bij de verkiezingen, maar betekent dit ook dat groen beleid het kind van de economische rekening wordt? Dat is niet uitgesloten, zeker wanneer we bedenken dat de olielobby in Nederland sterk is, onder leiding van Shell, het grootste bedrijf ter wereld. Daarnaast is de Nederlandse staat verslaafd aan de miljarden inkomsten van de gasbel in Slochteren. Overschakelen op schone energie kan op korte termijn een gat slaan in de nationale schatkist. Maar hier staat tegenover dat een brede Kamer meerderheid de transitie naar een groenere economie omarmt. De fractiespecialisten ‘energie’ van een groot aantal politieke partijen overleggen op dit moment bijvoorbeeld over een energietransitie-akkoord. Deze partijen hebben gezamenlijk een absolute meerderheid van 130 zetels: VVD, CDA, PvdA, ChristenUnie, D66, GroenLinks, SP en Partij voor de Dieren. En het regeerakkoord komt ook opmerkelijk groen uit de hoek met ambitieuzere klimaatdoelstellingen en veel meer ruimte om schone energie te stimuleren.
“ Weinig kabaal over duurzame thema’s” bouwpakket Kortom, ook al vielen er weinig groene woorden bij de verkiezingsdebatten, ongemerkt is er een groot politiek draagvlak gegroeid voor duurzame keuzes. En in het regeerakkoord ziet ook het kabinet verduurzaming als een kans om ons uit de crisis te halen. Een groene economie biedt dan ook precies datgene waar de verbouwers van onze economie, Rutte en Samsom, naar streven: werk. Met de voorbeelden van Duitsland en Denemarken binnen handbereik lijkt het klussen aan de economie trouwens op het opzetten van een IKEA bouwpakket. Als Rutte en Samsom de plaatjes op het voorbeeld volgen, moeten ze ook in Nederland een duurzame kast in elkaar kunnen zetten. •
column marjan slob
Koeienmens Je hebt hondenmensen en kattenmensen, dat weet iedereen. De volkswijsheid wil dat een voorkeur voor hond dan wel kat veel zegt over de liefhebber zelf. Mocht je via een datingsite een partner willen opdoen, dan heeft het dus zin om discreet te informeren naar zijn of haar lievelingsdier. Maar wat nu als die persoon zegt: ‘Mijn lievelingsdier is de koe?’ In eerste instantie lijkt dat een afknapper. Koeien hebben een ietwat sullig en sloom imago. Toch bestaan ze, deze koeienmensen. ‘Een koe lijkt misschien suf,’ zegt een koeienvriend van mij, ‘maar ze moet ook zoveel herkauwen!’ De koe doet dat geduldig. En om de koe te waarderen, heb je zelf ook geduld nodig. Hoe langer je naar koeien kijkt, hoe onvoorspelbaarder ze worden. Dan valt opeens een zekere speelsheid op. Een verrassende wending van de flank, een gezamenlijk spurtje dat uit het niets lijkt te komen.
“ Niemand kijkt naar ons zoals dieren naar ons kijken” [John Berger]
Maar het is vooral de spirituele kant van de koe die haar bewonderaars aanstaat. Mijn koeienvriend is diergeneeskundige en verbaast zich over de overgave van de koe. ‘De koeien in mijn kliniek kennen mij. Ik ben niet lief voor ze; ik moet ze steeds prikken om een of andere bloedwaarde te onderzoeken. En toch komen ze vol vertrouwen op me af.’ John Berger zegt het mooi: ‘Niemand kijkt naar ons zoals dieren naar ons kijken.’ In het hele universum zijn dieren de enigen die van ons bestaan getuigen, die in de positie zijn om iets van ons te vinden. En van alle dieren kijkt de koe wel op de meest bijzondere wijze naar ons. Weersta de blik van een koe maar eens. Dat is zachte kracht. Haar blik is zonder enige agressie. Ze kijkt slechts naar je, heel lang en heel goed. Haar blik is niet behoeftig – zij hoeft niets van je, in tegenstelling tot een hond of een kat. Ze wekt de indruk een beetje treurig te worden van wat zij ziet. Maar ze vergeeft je ook. Zij gelooft in jouw betere ik. Zij verwerkt meer voor jou dan gras alleen. Mocht ik weer gaan daten, dan ga ik voor een koeienman. • Marjan Slob is filosoof, schrijver en moderator. www.marjanslob.nl
34
K a f en Kor e n
Tekst: René W.Chr. Dessing*
BEHEER EN BEHOUD
Zin en onzin van een Nederlandse National Trust Financiering buitenplaatsen vraagt om samenwerking en creativiteit De aanwezigheid van dame Fiona Reynolds, algemeen directeur van de Engelse National Trust, op een symposium eind mei, leverde tijdens de dag zelf al talrijke reacties op. Met enige afgunst werd geluisterd naar de wijze waarop men in Engeland de buitenplaats beschermt. Mede naar aanleiding hiervan ontstond op de LinkedIn groepsite Jaar van de Historische Buitenplaats 2012 en De Erfgoed stem een discussie over wenselijkheid en haalbaarheid van een Nederlandse trust. Hoewel deze discussie de afgelopen jaren vaker oplaaide, leidde dit nooit tot enig initiatief. Een lastige omstandigheid in ons land is de enorme versnippering van het erfgoedveld. Niet alleen zijn er lokale, regionale en provinciale voorzieningen, voor haast ieder onderwerp dat buitenplaatsen aangaat, bestaat wel een instelling en onderlinge aansluiting ontbreekt vaak. Wat zich ook wreekt is de slordige wijze waarop wij in ons land de laatste vijftig jaar de definiëring van het begrip historische buitenplaats hanteerden. De belangen van landgoederen en buitenplaatsen en alle hiermee verwante verschijningsvormen lopen zo door elkaar, dat een bijzonder mistig werkveld is ontstaan. Overheden, publiek, noch politiek, hebben een vastomlijnd begrip van waar het precies over gaat. Door alles op een hoop te vegen, worden appels met peren vergeleken. Dat kan kwalijke gevolgen hebben voor de bescherming van dit eeuwenoude culturele erfgoed. Tegelijk lopen cultuurhistorische bedreigingen hand in hand met land- en grondproblematiek, en dat terwijl in West-Nederland vele buitenplaatsen nauwelijks grond hebben.
verbintenis Ook de weinig vruchtbare verdeling van particulier en institutioneel beheerde buitenplaatsen werkt niet ten voordele van de algehele instandhouding van de ons resterende historische buitenplaatsen. (Eigen)belang en emoties staan de objectieve instandhouding van dit erfgoed in de weg, terwijl het in sommige provincies zelfs geheel ontbreekt
aan verbanden waarbinnen gewerkt kan worden aan de instandhouding van historische buiten plaatsen. Hierbij komt dat groenbeherende organisaties zoals Staatsbosbeheer, De Landschappen en Natuurmonumenten tot voor kort vooral op de instandhouding van natuurwaarden waren gericht. De monumenten, onlosmakelijk onder deel van een buitenplaats, deden er minder toe. Dit laatste lijkt, mede door dit succesvolle Themajaar van de Historische Buitenplaats, te worden doorbroken. Verbintenis tussen stad en land blijft een lastig probleem, terwijl juist dit element in de geschiedenis van historische buitenplaatsen op een uiterst natuurlijke wijze vorm heeft gekregen. In het Westen zijn buiten plaatsen in veel opzichten verplicht aan steden, met name aan Amsterdam.
“ Bijzonder mistig werkveld” ondernemerschap Biedt een organisatie à la de Engelse National Trust de oplossing? Ons erfrecht en ons belasting systeem steken anders in elkaar dan in Engeland. Daarnaast kampen wij met ruim honderd jaar achterstand en zijn de economische omstandig heden wezenlijk anders dan bij de oprichting van de National Trust in 1894. Evenmin acht ik een trust haalbaar omdat voor toetreding een ‘bruidsschat’ nodig is en dat is net waar het noodlijdende stichtingen, familiebv’s of andere buitenplaatseigenaren aan ontbreekt. De crisis waarmee de Engelse National Trust rond 1965 te kampen had en die bijna leidde tot haar ondergang, had onder meer hiermee te maken. Tot slot speelt mee dat in ons land de zorg van buitenplaatsen grotendeels bij de provincies ligt. Een nationale samenwerking rond de instand houding van alle historische buitenplaatsen zal hun belang minder dienen terwijl er zeker landelijk belangen voor buitenplaatsen dienen te zijn. Kennis vergaring en uitwisseling is hierbij essentieel. Geredeneerd vanuit het cultureel ondernemerschap, denk ik dat vergaande
*René W.Chr. Dessing is voorzitter Stichting T hemajaar Historische Buitenplaatsen 2012.
onderlinge samenwerking zinvol en noodzakelijk is. Zeker nu diverse buitenplaatsen kampen met uiteenlopende zorgen, kan bundeling van krachten en zorg tot reductie van kosten leiden en tot meer creatieve mogelijkheden.
synergie Provincies en Rijk zouden initiatieven die tot nauwere samenwerking leiden moeten steunen omdat het voor hen uiteindelijk ook leidt tot reële besparingen. Enkele jaren geleden nam ik deel aan een overleg dat dit als inzet had. Door historische ‘huismusea’ en buitenplaatsen werd gezamenlijk nagedacht over vormen van samenwerking die tot besparing, synergie en vernieuwing konden leiden. Helaas is dat overleg gesneuveld. Wel was mij toen duidelijk dat het opzetten van (vergaande) samenwerking niet eenvoudig is maar tegelijk niet onhaalbaar hoeft te zijn. Zeker als overheden hierbij een stimulerende rol gaan vervullen door financiële steun toe te kennen aan buiten plaatsen die hiervoor kiezen. Er zijn vele kandidaten die bij deze vorm van samenwerking baat kunnen hebben. Belangrijk is te voorkomen dat we over tien jaar wederom een Themajaar voor de historische buitenplaatsen moeten houden. • De National Trust is een organisatie in het Verenigd Koninkrijk, opgericht in 1895, met als doel het behoud van ‘plaatsen van historisch belang of natuurlijke schoonheid’. Het werk van de National Trusts is deels vergelijkbaar met dat van Monumentenzorg en de Vereniging Natuur monumenten in Nederland. De organisatie is volkomen onafhankelijk van de overheid. Het inkomen bestaat uit entreegelden, abonnementen van leden, donaties en legaten en winst uit commerciële nevenactiviteiten. Het dagelijks werk is grotendeels in handen van vrijwilligers. De instelling bezit historische huizen, tuinen, fabrieken en molens. Namens anderen en met lokale partners beheert ze bossen, moerassen, meren, eilanden, stranden, boerenland en archeologisch erfgoed. Het totale oppervlak van het onroerend goed van de National Trust bedraagt 2520 km², bijna 1,5% van Engeland, Wales en Noord-Ierland samen.
Tekst: Kester Freriks | Beeld: artist impression door H+N+S L andschapsarchitecten
35
experiment
Drempels tegen geluidsoverlast
Landschapskunstenaar Paul de Kort laat in een van de ruimtes van Fort Vijfhuizen bij Haarlem een fraai experiment zien. Zijn inspiratiebron ligt bij de 18de-eeuwse natuurkundige Ernst Chladni. Die strooide zand op een metalen plaat die hij vervolgens in trilling bracht met een strijkstok. In het zand ontstonden geometrische patronen, ‘grondtonen’. De strijkstok maakt onzichtbare patronen zichtbaar. De methode Chladni past De Kort, in samen werking met H+N+S Landschapsarchitecten, toe op een project dat nog pril is, maar te bijzonder om er geen aandacht aan te besteden. Rondom onze nationale luchthaven Schiphol is geluids overlast een wezenlijk probleem. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, komt het geluid niet alleen van boven, maar wordt ook veel overlast veroorzaakt door grondgeluid met een lage frequentie. Vooral vliegtuigen die op de Polderbaan voluit vaart maken en zich met veel vermogen in het luchtruim verheffen, veroorzaken dit laag frequente geluid. Geluiden met een hoge frequentie verspreiden zich en raken door de lucht en bodem geabsorbeerd. De lage frequentie blijft over. Nu, na dit technische verhaal, een interessant detail. Omwonenden van Schiphol ontdekten dat in bepaalde perioden de geluidsoverlast minder was. Wat was de oorzaak? In die tijd werden de akkers van de Haarlemmermeer geploegd en lagen diepe voren in een breed uitwaaierend raster. Die voren absorbeerden het geluid, vooral het laagfrequente grondgeluid. Deze observatie Meer informatie: www.pauldekort.nl ; www.hnsland.nl
inspireerden H+N+S Landschapsarchitecten en kunstenaar Paul de Kort tot het aanleggen van stiltedrempels ofwel een ribbellandschap. Het idee is om in het weidse agrarische gebied tussen de Polderbaan en Hoofddorp de geluidsribbels aan te leggen. Bovendien komt vlak ten noorden van Hoofddorp het Landartpark Buitenschot, een plek die al een parkbestemming had. Volgens kunstenaar De Kort ontstaat dankzij de ribbels een ‘reductie van het geluid van 2 tot 2,5 dB op een totaal van 10 dB’. De Kort: ‘Grond staat voor massa. Geluid voor energie, ofwel statisch tegenover dynamisch.
richels Dit voorjaar was er een bijeenkomst met de kunstenaar, een ingenieur van H+N+S Land schapsarchitecten en belangstellenden. Een proefstrook met richels ligt er al; ze zijn 3 meter hoog en tussen de toppen ligt een onderlinge afstand van 11 meter. Bezoekers zaten in de diepte van de taluds of tegen de schuine hellingen aan. Het gaf een onwaarschijnlijk intiem gevoel daar te zitten, en het geluid werd inderdaad gedempt. Een agrariër op wiens land we ons bevonden, voegde zich bij de groep. Hij liet weten niet verheugd te zijn over het plan, want ‘zijn kostbare land ging teloor’. Hij vervolgde: ‘Het maaien is moeilijk door de schuinte van de helling. Dan moet je schapen laten grazen. Maar het land verliest enorm aan waarde, want een agrariër of boer kan er niets meer mee.’ dwaallandschap Desalniettemin spreken de stiltedrempels en de ribbelstructuren tot de verbeelding. De Kort is
een landschapskunstenaar die uitgaat van de geschiedenis van het landschap. Historische kaarten inspireren hem. ‘Kijk eens,’ zegt hij, wijzend op een groen, met populieren begroeid lint dat door de Haarlemmermeerpolder loopt. ‘Dat is de voormalige Geniedijk. Die snijdt in een hoek van 36° door de rechthoekige kavel structuur. In ons plan loopt een tweede aantal stiltedrempels in een betrekkelijk rechte lijn, van 18°, op de Geniedijk af, vergelijkbaar met golven die zich in de branding naar de kustlijn wenden. Dankzij die dubbele ribbelstructuur ontstaat een ingenieus netwerk van heffingen en dalingen in
“ Grondgeluid door ribbels verstrooid” het landschap. Hierdoor ontstaat een spannend dwaallandschap met beschutte open plekken die we “kamers” noemen. Hier is plek voor kunst uitingen, voor mensen die zich in beslotenheid willen terugtrekken.’ In de visie van H+N+S Landschapsarchitecten bestaat het park uit bloemrijk grasland, met als overheersende soort roodzwenkgras. Verder komen ter afwisseling boomsoorten als abeel, wilg, esdoorn, zoete kers en walnoot. Naar verwachting wordt het park in 2013 voltooid. Dan zal het landschap golven, zoals ooit de Haarlemmermeer hier golfde, én de geluids overlast is sterk verminderd. Er komt een bijzonder dwaallandschap. Zo krijgt de vlakke polder een nieuw en geaccidenteerd aanzien. •
36
Oogst
’t Vermaaklyk
Groeneveld Gedichten over buitenplaatsen in de zeventiende en achttiende eeuw ’t Vermaaklyk Groeneveld, de roem der lustpriëelen. Dat elk bekoort, en vreugd verwekt, Waarin Natuur haar schoon, de Kunst haar pracht ontdekt, De geest een’ ruimer aêm kan halen;
Zo prijst de achttiende-eeuwse dichter Jan de
Marre Groeneveld. Het is een citaat uit een gedicht van ruim 300 regels over het buitengoed. De Marre plaatst zich daar mee in een Nederlandse traditie, die zelf weer teruggaat op een veel oudere stroom van poëzie over het buitenleven. Al in de Romeinse oudheid was de lof van het landleven dat zoveel zuiverder is dan het leven in de stad, een bekend thema in de literatuur. In de renaissance werd de droom van het zuivere buitenleven in poëzie en proza uitputtend
behandeld. Nederland heeft hier een unieke vorm voor gevonden: in plaats van te dichten over het landleven in het algemeen gaat men het leven van een bepaalde met name genoemde landheer op een met name genoemde buiten plaats bezingen. Zo wordt Groeneveld ‘toegezongen aan den Wel Edelen Heere Pieter Cornelisz. Hasselaar,’ de eigenaar van het buiten wanneer het gedicht in 1746 verschijnt. We noemen dit soort poëzie hofdichten, (hof betekent hier tuin). Het eerste verschijnt in 1613, maar het genre begint echt belangrijk te worden wanneer de bekende dichters Constantijn Huygens en Jacob Cats in de jaren vijftig van de zeventiende eeuw dichten over hun eigen leven op hun eigen buitenplaatsen – Hofwijck en Sorghvliet. Zij bieden een beschrijving van de tuin door er met de lezer als het ware doorheen te wandelen: Kijk daar is het bloemperk, daar de boomgaard en daar de visvijver met karpers. Ze verbinden daaraan allerlei lessen, bijvoorbeeld dat ons leven net zo vergankelijk is als dat van de bloemen, maar
37
Tekst: Willemien B. de Vries* | Beeld: H. Stoopendaal, H. Numan
Europese traditie thuishoorde en die het eigen buitenleven kleur kon geven. Ik behoor tot de weinige mensen die al deze hofdichten gelezen heeft en ook ik grijp er niet dagelijks naar. Is dat erg? Nee, natuurlijk niet. De literaire waarde ervan is heel wisselend. Jan de Marre is in mijn ogen geen groot dichter, Huygens wel. Van Hofwijck verschijnen dan ook nog steeds nieuwe uitgaven, de meeste hofdichten kun je alleen nog in de oorspronkelijke uitgaven in universitaire bibliotheken lezen, de meeste dichters ervan zijn inmiddels vergeten. G Fragment uit de kaart van H. Stoopendaal A H. Numan, galante figuren bij de grote kom in de tuin van Groeneveld
vooral combineren zij de beschrijving met thema’s gerelateerd aan het buitenleven zoals het belang van eenvoud, gastvrijheid, vredelievendheid en vroomheid. Dit alles tegen de achtergrond van een zwarte schildering van het leven in de stad waar men elkaar bedriegt en vleit. De Marre begint Groeneveld zo:
Mijn Zangeres [muze], bekoord door ’t nedrig buitenleven, Zo heilzaam voor een ziel, die, wars van ydle pracht, ‘Gewoel en ’t klatergoud der Steden bly veracht, Wyl ’t haar geen waar vermaak kan geven; Geen lezer zal gedacht hebben: Waar heeft hij het nu over?, maar eerder: Dat heeft hij weer mooi gezegd. Het genre bloeide. In de 17e en de 18e eeuw zijn er zo’n honderd korte en vooral lange hofdichten verschenen. Het waren de landheren zelf, zoals Huygens en Cats, die hun buitenplaats bezongen, maar vaak ook vroeg een eigenaar aan een dichter om zijn landgoed te beschrijven. Vanwaar deze behoefte aan literaire vereeuwiging van hun buiten leven? In deze poëzie zijn alle landheren vroom en wijs, het regent ook nooit in deze gedichten. Dat is nu juist wat men in deze periode van poëzie verwachtte: een geïdealiseerde weergave van de werkelijkheid. Het leven op het land zoals het zou kunnen zijn. De concrete buitenplaats werd vermoedelijk naar de werkelijkheid beschreven, als er geen boomgaard was verscheen die ook niet in het gedicht. Maar Huygens vertelt zelf in een inleidend gedicht dat de lezer maar beter niet naar het echte Hofwijck moest komen kijken. Zijn bomen zijn nog maar kort geleden geplant, terwijl hij ze beschrijft alsof ze al volgroeid zijn. Dat mag nu eenmaal in de poëzie. Het leven op het buitengoed werd in zo’n gedicht op een hoger plan getild. Zittend in hun mooie tuin konden de landheer en zijn vrouw tevreden lezen hoe zuiver het leven op het land was. Het was literatuur die in een wijdverbreide
* W illemien B. de Vries publiceert over literatuur en geschiedenis. Zij is expert op het gebied van hofdichten en schreef onder andere artikelen over Hofwijck.
“ In deze poëzie zijn alle landheren vroom en wijs en het regent nooit in deze gedichten” En toch, deze gedichten hebben ook waarde als cultureel erfgoed. Veel buitens en zeker hun tuinen zijn inmiddels verdwenen. Wat over is gebleven zijn een aantal schilderijen en prenten die momentopnames zijn van een voorbijgegane geschiedenis. De hofdichten bieden nog meer, een blijvende getuigenis van een voorname levensstijl in een zomers verleden. Zo weten we hoe de classicistisch aangelegde tuinen eruit hebben gezien, waar alleen de tuin van Het Loo nog steeds een beeld van geeft. Dat was een prinselijke tuin, maar ook welgestelde burgers in onze republiek genoten van het buitenleven in hun met rechte paden en strakke bloembedden aangelegde tuin. De stad was in ons land nooit echt ver weg, maar bijvoorbeeld voor Huygens was zijn tuin in Voorburg wel de plek waar hij de Haagse hofintriges kon vergeten en met vrienden over de wezenlijke dingen van het leven kon praten.
“ Kijk daar is het bloemperk, daar de boomgaard en daar de visvijver met karpers” De tuin van Groenenveld is tegenwoordig een prachtig park. Dankzij De Marre weten we dat er in die tuin van weleer een doolhof was en een sterrebos waarin de paden in een middelpunt uitkwamen en dat de landheer en zijn gasten er met netten en een fret de konijnenjacht bedreven. Het zijn kleine feiten, maar ze bewaren voor ons wel een levendig beeld van het verleden van Groeneveld.
38
oorsprong
Monumenten gebaat bij een tweede of zelfs derde leven
Bernard van Kreelpoort, Veenendaal
Teekenschool, Rijksmuseum Amsterdam
Het Rijksmuseum, het Mauritshuis, de Haagse Caballerofabriek, Fort Zeelandia in Paramaribo, een Emmens hunebed, een wintertuin in Baarn; het portfolio van Woudenberg laat zich lezen als een bloemlezing van ons cultureel erfgoed. Jaap Huisman verdiepte zich in de missie van het koninklijke restauratiebedrijf. * Jaap Huisman is hoofdredacteur van SMAAK (binnenkort E-SMAAK), het magazine van de Rijksgebouwendienst, schrijft essays voor De Groene Amsterdammer, publiceerde de boeken De Werken (90 jaar Rijksgebouwendienst), Onzichtbaar Amsterdam, Waar rook is, is vuur (over de Caballerofabriek Den Haag), en is adviseur van AVRO’s Kunstuur.
39
Tekst: Jaap Huisman* | Beeld: Koninklijke Woudenberg 1
Heiligenbeeld, Rijksmuseum Amsterdam
Portret van Koninklijke Woudenberg De kracht is vooruitdenken In het Zuid-Hollandse Ameide beschikt Koninklijke Woudenberg over een eigen steenhouwerij en smederij. Dat is voor niet veel restauratieaannemers weggelegd. Hoezeer deze werkplaatsen van pas komen bij het restauratiewerk blijkt bijvoorbeeld bij het gebruik van robottechnologie waarmee tot op de millimeter nauwkeurig een kopie van een beeld uit kalksteen gefreesd kan worden. Deze procedure heeft onlangs plaatsgevonden bij een van de standbeelden die op de daklijst van het Rijksmuseum in Amsterdam prijken. 1 6 10 Eén daarvan was zo aangetast door weer en wind dat hij wel vervangen moest worden. Het oude beeld werd gescand, in de computer gedocumenteerd en hierna nauwgezet met butsen en al in kalksteen gefreesd. Het zal niemand vanaf het Museumplein opvallen dat er een replica is teruggekeerd in het rijtje heiligen.
“ We hebben gespard met monumentenzorg” Het terrein van de steenhouwerij Zederik 2 toont een imposante verzameling van natuursteen en bouw elementen die bij allerlei monumenten kunnen worden toegepast, van kerken tot grachtenhuizen, van stadspoorten tot fonteinen. De smederij bewijst zijn diensten bij het fabriceren en herstellen van monumentaal hekwerk. Daarvan wordt geprofiteerd bij de restauratie van het Mauritshuis die in
het najaar van 2012 van start is gegaan. De voormalige ingang aan het voorplein wordt hersteld, en er wordt een ondergrondse verbinding gemaakt met sociëteit De Witte naar zalen met tijdelijke exposities. De Koninklijke is, met andere woorden, voor geen gat te vangen. slavenhuisjes In 1987 verleende Zijne Koninklijke Hoogheid prins Claus namens Hare Majesteit de Koningin, Woudenberg het predicaat koninklijk. Dan moet een onderneming van onberispelijk gedrag zijn en ook blijven. Na 25 jaar wordt opnieuw gecontroleerd of het predicaat bestendigd kan worden. Ook een belangrijke overweging om een bedrijf dat predicaat te verlenen is of het een maatschappelijke betekenis heeft (gehad), die zich uitstrekt over het hele koninkrijk. In dit geval telt mee dat de firma uit Ameide ook in de overzeese gebiedsdelen gebouwen heeft gerestaureerd, zoals het Fort Zeelandia in Paramaribo en slavenhuisjes op Saba en Sint Eustatius. Woudenberg houdt sinds het eind van de 18e eeuw domicilie in het pittoreske stadje Ameide aan de Lek, 3 in een voor malige burgemeesterswoning aan de voet van de Lekdijk. De kantoren ademen de geest en sfeer van eeuwen – als de firma ergens een vrijbrief afgeeft van een zorgvuldige manier van restaureren is het wel op zijn eigen hoofd kantoor. De meester-metselaar Hermanus Woudenberg begon zich hier toe te leggen op het restauratievak, concurrerend met een andere restaurateur uit het dorp. Beiden ontfermden zich in de laat 19e en begin 20e eeuw over kerken aan weerszijden van de Lek. Vanuit Ameide
40
oorsprong
heeft zich de afgelopen eeuw een bloeiend restauratie bedrijf ontwikkeld met een ongekend rijke portfolio. De steenhouwerij 2 en smederij bevinden zich op een kilometer afstand, aan de rand van Ameide. Andere specialismen worden uitbesteed aan een groep van vaste onderaannemers, die ook kwaliteit hoog in het vaandel hebben staan, zegt projectleider Erik Brussé. Houtsnijwerk is zo’n specialisme, glasbewerking eveneens. Daarentegen kan Woudenberg zich gelukkig prijzen met Repstone als divisie die in 2003 aan het bedrijf is toegevoegd. Omdat de verwachting is dat steeds meer jonge monumenten zich aandienen, wordt herstel en restauratie van beton een steeds belangrijker deel van de portefeuille.
tabak Onbetwist het oudste monument dat de Koninklijke Woudenberg onder handen heeft genomen is een hunebed in de omgeving van Emmen waarvan de deksteen enkele jaren geleden door vandalen was gebroken. 4 Irene Stevens, belast met de PR van de Woudenbergbedrijven: ‘Dan is het zaak de gebroken deksteen zorgvuldig te vervoeren, vakkundig te repareren en weer zo terug te leggen op de oude drukpunten, zodat de deksteen onwrikbaar op zijn plaats ligt.’ Aan de andere kant van het spectrum was de Caballerofabriek in de Haagse Binckhorst een interessante opgave. 5 De voormalige sigarettenfabriek uit de jaren vijftig werd vier jaar geleden volledig gestript, om te
Wintertuin van Baarn kan een pak sneeuw aan
De palm dreigde door het dak te breken Minervahaven. Foto: Cris Toala Olivares
Wintertuin, Baarn
Noordersluis. Foto: fotostudio Honing
Hoeveel monumentale winter tuinen zouden er in Nederland bestaan? Zes, schatten ze bij de Koninklijke Woudenberg. We moeten ze onderscheiden van een orangerie – waar de planten in de winter worden opgeslagen – of een kas die eerder bedoeld is voor de kweek. Een fraaie wintertuin staat in het Cantonspark te Baarn die dit jaar door het restauratie bedrijf uit Ameide wordt gerestaureerd. Dat was ook hard nodig, zegt projectleider Erik Brussé, omdat de palm door het dak dreigde te breken en er toch al sprake was van lekkages. Bij inspectie bleken verder kozijnen verrot, werd enig lapwerk ontdekt en was het dak aan vervanging toe.
Het is een monumentale honderd jarige wintertuin die de afgelopen jaren dienst deed als kunstgalerie. Daartoe werden er twee verdiepte ‘zalen’ in de vloer aangebracht om de schilderijen een wand te kunnen bezorgen. Immers, aan wanden is een gebrek in een klassieke wintertuin: de enige wand sluit de noordzijde af. De wintertuin is onderdeel van een lommerrijk park waar de Amsterdamse koopman August Janssen in 1914-1915 een kas of wintertuin liet bouwen, uit liefde voor de Aziatische cultuur en natuur. De koopman in koloniale waren bezat in Baarn al villa’s met de namen Peking, Java en Canton. De villa Canton uit 1795 liet hij slopen en verving hij door een
nieuwe, weer in Chinese stijl. De gemeente Baarn gaf opdracht de wintertuin te restaureren onder goedkeurend toezicht van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Het dilemma bij een dergelijke restauratie is de transparantie van de serre te waarborgen en tegelijk de constructie te verstevigen. Het glazen dak moet wel een pak sneeuw kunnen dragen, stelt Brussé. Dat kan nu door de inbreng van stevige H-profielen die in het skelet niet opvallen. Honderd jaar geleden steunde het dak op giet ijzeren kolommen met bijbehorende klinknagels, terwijl de ramen in houten sponningen waren gevat. Maar liefst 1400 vierkante meter glas is vernieuwd. Dat glas bestaat er in allerlei varianten. Voor de gekromde vensters in het dak heeft Wouden berg geribbeld Engels glas vlak over de grens in Duitsland laten maken, dat dankzij een folie tussen de twee glazen platen semitransparant is. Verder is er glas in lood als versiering boven de ramen aan de zuidzijde en getrokken glas (officiële term Ruysdael-glas) op andere plaatsen. En natuurlijk is de palm terug, maar wel een kleiner exemplaar dat nog pakweg twee meter ruimte heeft tussen de kruin en het dak.
Opmerkelijk is dat de verzwaring van de constructie ondanks de paar ton extra staal nergens zichtbaar is in de serre – een ruimte die in het licht baadt is het overheersende beeld. Om de zaal te ventileren dienen klepramen in het dak, waarvan de bediening nu weer functioneert. Verder werd een aantal trekstangen vervangen. Woudenberg heeft veel ervaring met de restauratie van dergelijke kwetsbare gebouwen.
“ Paar ton extra staal” In de wintertuin in Baarn kunnen verschillende functies gerealiseerd worden; diende het gebouw de afgelopen jaren als kunstgalerie, nu wordt er gezocht naar een nieuwe invulling zoals een uitspanning. Daarvoor is er een kleine keuken ingericht en zijn nieuwe toiletten toegevoegd. Er is een grote zorg: tijdens de restauratie werden de ramen met graffiti bespoten en was zelfs de nieuwe palm doelwit van vandalen. De verstevigde glazen schil moet dus meer aan vallen kunnen verdragen dan een pak sneeuw.
2
Steenhouwerij Koninklijke Woudenberg
3 Voormalige burgermeesters woning te Ameide, hoofdvestiging Koninklijke Woudenberg
5
4
Gebroken deksteen, Hunebed nabij Emmen
6 Nieuw opgemetselde gewelven, Rijksmuseum Amsterdam
41
Verzamelgebouw creatieve industie in voormalige Caballerofabriek, Den Haag
veranderen in een verzamelgebouw voor de creatieve industrie. Daarvoor was het nodig de oude fabriekshallen waar vroeger het tabak gekerfd en ingepakt werd, te ontmantelen en nieuwe, flexibele ruimtes te scheppen. De kenmerkende zaagtanddaken zijn goeddeels bewaard gebleven, evenals het voormalige directiekantoor; nog steeds indrukwekkend is de lange betonnen overspanning van het fabrieksgebouw waardoor de werkvloer zo min mogelijk werd verstoord door kolommen. baksteen en puin Bij eigentijdse monumenten komt de inbreng van Repstone van pas. Betonrot, waarbij de bewapening is gaan roesten zodat het beton als het ware openbarst, is immers een veel voorkomend probleem. Brussé refereert aan het stoom gemaal in Medemblik waar in het verleden brickenbeton was toegepast: dat is een betonnen omhulling van baksteen en puin. Omdat het een poreus materiaal is, kan het vocht er gemakkelijk inkruipen waardoor het uiteindelijk knapt. ‘Bij die opgave zijn we te werk gegaan als constructeurs en designers. We hebben gespard met monumentenzorg en kwamen toen op een toplaag van spuitbeton dat het vocht weert. Wel zo van belang bij een stoomgemaal.’ injecteren Tot een gezamenlijke oplossing komen en proactief denken en handelen: zo noemen Brussé en Stevens de kracht van Woudenberg. Stevens: ‘We zitten niet met de handen over elkaar te wachten tot de opdrachtgever met een voorstel komt, maar hebben die oplossing voor die tijd al. Dat heeft ons geholpen bij de uitvoering van de restauratie van het Rijksmuseum. We waren anders dan de andere partijen op tijd klaar.’ En dat bij een van de omvangrijkste restauratiewerkzaamheden van de afgelopen 100 jaar.
Het Rijksmuseum was zonder enige twijfel de grootste opdracht voor Woudenberg. Toen de Rijksgebouwendienst besloot de aanbesteding in verschillende kavels op te knippen, omdat het project en proces onbeheersbaar bleken te zijn geworden, werd Woudenberg de restauratie van het dak en de gevel gegund. Het is vermoedelijk qua oppervlak een van de grootste daken van Nederland, waarvoor Woudenberg nieuwe leistenen uit Engeland liet komen. Nieuwe leien op het dak, nieuwe legramen van gelaagd glas boven de zalen op de bovenste verdieping en in het atrium, vernieuwd zink voor de goten, metselwerkherstel in het atrium en bijvoorbeeld ook het injecteren van de tegeltableaus, daaruit bestond de opgave. Ook in het interieur traden de vaklieden van Woudenberg op. Stevens: ‘Onze metselaars hebben de gewelven in de kelders opnieuw opgemetseld. 6 Ziet er prachtig uit!’ Deze gewelven kregen bovendien meer ruimte doordat er een laag van de vloer werd afgehaald zodat het souterrain nu geschikt is als expositiezaal.
“ Aan dode monumenten heeft de burger – en dus de maatschappij – niets” oude glorie In 2012 is de restauratie van Kasteel Groeneveld in Baarn voltooid. 7 Hier ging het niet zozeer om het vervangen van kozijnen of de vernieuwing van het dak, als wel om een totale herindeling van het interieur. Het kasteel speelt hierdoor beter in op educatieve ontvangsten en congressen. Brussé: ‘Alle functies waren kriskras door het gebouw verspreid. De installaties waren aan vernieuwing toe en
42
oorsprong
7a
Herstructurering functies, Kasteel Groeneveld
7b
Interieur, Kasteel Groeneveld
7c
Interieur, Kasteel Groeneveld
9
8
Groot Handelgebouw, na-oorlogs monument herleeft als bedrijfsverzamelgebouw
Opgraving Mikwe, voormalig Joods badhuis in Venlo
zijn door ons weggewerkt. Onder de vloer van de filmzaal is een verstevigde balkenlaag aangebracht, zodat die aan de veiligheidseisen voldoet. Er zijn nieuwe trappen aangelegd, een nieuwe receptie ingericht en het restaurant is verplaatst naar het koetshuis.’ Herinnert dan nog een vertrek aan de grandeur van weleer? Welzeker, de wandschilderingen en gestuukte plafonds schitteren in oude glorie en de voormalige bedsteden in het koetshuis zijn – nog steeds herkenbaar – terug te vinden als garderobe. herbestemming Kasteel Groeneveld bewijst dat een monument gebaat is bij een tweede of zelfs derde leven. Aan dode monumenten heeft de burger – en dus de maatschappij – niets. Maar makkelijker is het er niet op geworden door de verscherpte brandveiligheidseisen en de Arbo-voorwaarden waaraan ook historische gebouwen moeten voldoen. De kunst is voor Woudenberg om ze vrijwel onzichtbaar in het interieur te integreren. De hoop is dat een gerestaureerd monument nog vijftig jaar of langer meekan, liefst volop in bedrijf. Maar de voortekenen zijn gunstig. Sinds herbestemming
10
Binnenplein Rijksmuseum, Amsterdam
hoog op de agenda is gezet, onder meer in de jongste Architectuurnota en omarmd door de Rijksbouwmeester, zal het steeds vaker voorkomen dat afgedankte gebouwen moeten worden opgeknapt. In de portefeuille van Wouden berg komen er al meerdere voor, de Caballerofabriek in Den Haag, 5 de graansilo in Wehl, de voormalige haven centrale aan de Oostelijke Handelskade in Amsterdam (de huidige club Panama), maar nieuwe projecten dienen zich ook aan. In Rotterdam zal Repstone, de onderafdeling van Woudenberg, zijn handen vol krijgen aan het opknappen van het Groot Handelsgebouw. 8 Een naoorlogs monument dat als modern bedrijfsverzamelgebouw met kantoren, horeca en detailhandel zal verder leven. En anders zijn er nog gewoon ruïnes in het land, zoals die in Arcen, en de archeologische opgraving van de mikwe, 9 een voormalig Joods badhuis in Venlo, waar de specialisten zich ook over buigen: niet om ze te vervolmaken maar om te consolideren. Instandhouding – al is het maar om komende generaties bewust te maken van het Nederlands cultureel erfgoed.
De Schutting
43
In de 17e en 18e eeuw creëerden welgestelden op hun buitenplaatsen een eigen paradijs. In het vorige nummer van GRNVLD deden wij een oproep om te laten weten wat uw favoriete buiten is.
over de sch uitzicht er: fantasti ve i, juist ook es oo xk m Le ijd Nederrijn en lmonte. Alt nt er Be ov in t t ch un zi lin sp de gen ku Leny: ‘Uit het uitzicht je fijne wan bied, waar t veer vanaf ge he ’ ur n. en tu te r na ie an riv . Uniek vogels en pl erend licht vele soorten door verand en van de et ni ge nt ku maken en
Lies: ‘Het Arboretum Belmonte in Wageningen is een hele mooie, botanische tuin om in te wandelen: prachtige seizoenswisselingen en een schitterend uitzicht op de Rijn, minstens één maal per maand ga ik daar wandelen.’
Gerrit: ‘Mijn pa leis is omringd door gebieden dat wordt door van de EHS, ee sneden door de n natuurgebie provinciale we d Er is veel agraris g van Lemmer che activiteit. naar Sneek. Naast mijn hu een gording va is overnacht ee n het dorpshuis n torenvalk op ; zwanen in ov eendenpaar en ervloed, een br een paar wate oedend rhoentjes in de reigers, musse wei waar mijn n en nog veel m geiten grazen, eer soorten vo de bloeiende pla gels, honderde nten. Verse eie n vlinders op ren van 4 kippe in hun ren. Af en n die elk 5 m² ru toe een buizerd imte hebben op een paal lan kamerraam. Na gs de inrit, vla ast het huis st k bij het aat het dorpsh worden onderh uis waarbij de socia ouden. Ook in le contacten de winter is he 18 °C vorst te zie t fascinerend om n.’ de kou van
ndeling d e N S wa ere et eerst h r o d vo r a e and p ik plaats na leden lie n e e en g it r in u a b tu ja e en en tien en en op d van de ‘Zo’n vijf omgroep n’. Lopen o Margot: b ve , o n h e ij st art ooise lu .’ s, waterp ‘Langs ‘G jn beland oorkijkje dijs te zi nd van d ra te a P ie n t e e g h in en l e vo e g mij het overviel
44
MMM
Tekst: Caroline van der Lee | Beeld: Noëlle Smit
• verse ge schubde in ktzwammen (100 gram per persoo n) • gelijk ge wicht water met bouillonblok je per 500 ml • uitje, kn oflook, ansj ovisje , peterselie , zure room naar smaa k
I n kt z wa
mmensoe
p
Van ruwwe g eind juli to t de vorst bloeit B e r e id in de geschub g s w ij z e : d e inktzwam n Maak de in onder de kra ktzwamme a regenbuie n schoon (m a n n . , w ordt toch so Vaak overv ag e p loedig op g ); g a e b ll ru e e ik n w a ra ll it een de hoe svlees. Smo land, waar den, en or een paar de grond ov minuten in dat stopt h eraanhangen et bederf. (E hoop gewe d vocht, ventueel h est is: talud ier stoppen paddensto s, , de gesmoo industriete elen laten a rde rreinen, nie fkoelen en invriezen. uwhier verderg bouwwijke Later ontd aan.) n. Eetbaar ooien en is de hoed, voor zover hij no g wit In scheutje is, hij vervlo olie uitje fr eit in een p uiten en an a a r dagen tot e sjovis sme minuten b en plasje in lten en na e o u il lo n , fi jn k en paar t. g e sn e d (De reden d e n k n o to fl evoegen. L ook en pad at je vrijwe aat het twin denstoelen l tig minute nooit in een staafmixer n rustig ko restaurant ken. Haal d erdoor, de soep bindt inktzwam k e zichzelf. V unt krijgen peper toe, o e e g is n eventuee n a a r sm dat ze niet aak l wat water snel genoe als de soep Breng teru g via te dik is. g op tempe de veiling o ratuur. f handel ku nnen worden verv oerd.) In soepbord Na het pluk of kom eila Hans van der Molen is voorzitter ken dus me ndje van teen zure room van Slow Food Nederland. Namens naar huis, s m aken, soep choonmake eroverheen Slow Food Nederland zit hij in de n, gieten, gesn even koken International Board en International eden peters en invrieze elie n! Council van Slow Food International. erop strooie n. Meteen Daarnaast is hij bestuurder van een serveren. zorginstelling. www.slowfood.nl
Slow Food werd opgericht In Italië in 1989 als reactie op fast food, smaakvervlakking en de toenemende eenvormigheid van voeding. Inmiddels is Slow Food uitgegroeid tot een internationale organisatie met ruim 100.000 leden. In Nederland zijn 3000 Slow Food leden. Zie ook: www.slowfood.nl of www.slowfood.com
45
Genieten met verantwoordelijkheid Lekker, puur en eerlijk, dat is wat eten in de eerste plaats moet zijn voor Hans van der Molen. En dat draagt hij ook uit. In de eerste plaats als voorzitter van Slow Food Nederland. Maar ook in zijn persoonlijke leven. In het laatste geval voegt hij daar dan nog gezelligheid aan toe. Lekker, puur en eerlijk, wat moeten we daaronder verstaan? ‘Eten moet natuurlijk goed smaken. Maar Slow Food is niet alleen een kookclub. Genieten van eten moet gepaard gaan met verantwoordelijkheid. We willen daarom ook dat voedsel zonder schade voor de omgeving, dierenwelzijn en de gezond heid wordt geproduceerd. En tot slot moeten producenten een eerlijke vergoeding krijgen voor hun producten.’
We proberen de verbinding tussen de consument en zijn eten te herstellen. Als je weet waar je voedsel vandaan komt en je kent de producent, ben je vaak bereid om iets meer te betalen. Voor stedelijke gebieden ligt hier een flinke uitdaging. De toename van landbouw in de stad toont wel aan dat de samenleving de goede kant uit beweegt.’
“ Eetgewoonten en recepten behoren tot de cultuur van een streek”
Waarom is dat belangrijk? ‘Sinds de Tweede Wereldoorlog wordt steeds meer voedsel industrieel en grootschalig geproduceerd. Dat werkt eenvormigheid in het aanbod van producten, vervlakking van smaak en verschraling van biodiversiteit in de hand. Kinderen van nu ervaren nauwelijks nog hoe bijvoorbeeld aardbeien echt proeven, of, dat er verschillende rassen van deze vrucht bestaan, ieder met hun eigen smaak. Smaken worden zoveel mogelijk op het gemiddelde afgestemd. Veel rassen verdwijnen. Deze afname van biodiversiteit maakt ook de natuur kwetsbaar. De aarde lijdt.’ In hoeverre behoort voedsel tot ons cultureel erfgoed? ‘Producten, productiemethoden, eetgewoonten, recepten behoren tot tradities, tot de cultuur van een streek. Als deze verloren gaan, doorbreek je ook de sociale samenhang van het gebied. Wij stellen authentieke streekproducten die bijdragen aan cultureel erfgoed en biodiversiteit veilig door ze op te nemen in de Ark van de Smaak. Maar we willen zeker geen antiquariaat zijn. Om producten levensvatbaar te houden moet de boer er een boterham aan kunnen verdienen. Daarom richten we ons op de hele keten. Ook ondersteunt Slow Food culturele uitingen die samenhangen met voedsel, vooral op lokaal niveau. * Noëlle Smit volgde een studie aan de Hogeschool voor de Kunsten te Utrecht; eerst Grafisch vormgeven en daarna Illustratieve vormgeving. Na haar studie werkt ze als freelance illustrator, met name voor kinderboeken. Haar prentenboeken verschijnen bij verschillende uitgeverijen en in meer dan tien talen.
Hoe raakt Slow Food aan uw persoonlijke, dagelijks leven? ‘Ik ben in de Betuwe gaan wonen. Achter mijn huis is een grote hoogstamboomgaard met onder andere diverse oude pruimenrassen, een moestuin en een bessentuin. Ook hebben we bijen en kippen, van een oud ras. Tijdens de open tuindagen stellen we onze tuin open voor het publiek. Dan kan iedereen hier onze vruchten en honing proeven. Soms krijgen we prachtige reacties. Zo liet een nichtje dat aardbeien kwam plukken verbaasd weten dat de suiker er al op zat. Ik vind het gezellig om voor mensen te koken en daarbij gebruik ik natuurlijk goede pure grondstoffen bij voorkeur uit de omgeving en uit eigen tuin. Of in het wild geplukte paddenstoelen bijvoorbeeld.’
46
Verstript
De boerderij en de koe
Een verhaal over een filosoof en zijn leerling
Tekst: Frank Jonker* | Beeld: Kees de Boer Š Comic House**
* F rank Jonker (1965) is auteur van stripscenario’s en korte verhalen. Zijn werk verscheen onder andere in Donald Duck, Tina en Penny. ** Kees de Boer brak in 1987 door als striptekenaar. Hij tekende voor Donald Duck, werkte samen met Gerard Leever aan onder andere de serie Het Felix Flux Museum en deed illustratiewerk voor diverse uitgaven. Sinds 1996 maakt hij vooral kinderboeken, sinds 2004 vaak in samenwerking met Tjibbe Veldkamp.
47
48
interview
Eerste hulp bij het redden van buitenplaatsen Bernard Brons, accountmanager Nationaal Restauratiefonds
“ Voor ons is elk jaar een jaar van de historische buitenplaats” Nationaal Restauratiefonds (sinds 1985) is een onafhankelijke stichting die finan cieringen verstrekt en subsidies uitbetaalt voor restauratie en onderhoud van monumenten. Ook verstrekt het fonds informatie en advies bij de financiële en procesmatige aspecten daarvan.
blikveld. Wij kijken mee of de plannen financieel verantwoord zijn. Op het gebied van financiering kunnen we veel betekenen. Voor restauratie van rijks monumenten die onbewoond zijn, kunnen we laagrentende leningen verstrekken via de Restauratiefondsplus-hypotheek. Dat kan tot een bedrag van 2,5 miljoen. De eigenaar leent tegen een lage rente, die 5% onder de markt rente ligt, met een minimum van 1,5%. Voor restauratieopgaven met fiscaal aftrekbare onderhoudskosten onder de 300.000 euro is er de laagrentende Restauratiefonds-hypotheek. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor aan vullende reguliere financieringsvormen. En belangrijk: we brengen de aanvrager in contact met goede, deskundige adviseurs. In die zin vervullen we een belangrijke netwerkfunctie. Tot slot zijn we uitbetaler van een aantal rijkssubsidies en kunnen we allerhande provinciale en gemeentelijke subsidies in het financieringsplan opnemen.
Bernard Brons, accountmanager Nationaal Restauratiefonds: ‘Historische buitenplaatsen vind je, in tegenstelling tot landgoederen, vooral in en om de Randstad. Men woonde er niet permanent. Ze waren bedoeld om in de zomer de grote steden te ontvluchten. Er waren ook geen landerijen bij, enkel een forse tuin. Je ziet ze bijvoorbeeld veel langs de Vecht, dat was een soort Vinex-locatie avant la lettre voor buitenhuizen.
van subsidies naar leningen Subsidies nemen af, anderzijds komen er nieuwe financieringsmogelijkheden. De Restauratiefondsplus-hypotheek bijvoorbeeld is juist per 1 januari 2012 ingetreden. Die is heel geschikt om de restauratie van groot schalige rijksmonumenten te financieren. Met de oprichting van het Restauratiefonds in 1985 werd het laagrentend financieren ingezet. Dat werkt met de methode van een revolverend fonds. Zo’n fonds verstrekt een lening; rente en aflossingen vloeien terug in het fonds, en daaruit worden weer nieuwe leningen verstrekt. Het is een duurzaam financieringsmiddel: als je zorgt dat het fonds op niveau blijft, kun je eindeloos doorgaan.
Bij restauratieplannen voor gebouwen brengt Nationaal Restauratiefonds de financiële component in. Beoordeling van de plannen gebeurt veelal door overheidsorganen, bijvoorbeeld via bestemmingsplannen. Restauratietechnieken liggen ver buiten ons
historische identiteit Historische buitenplaatsen zullen mensen altijd intrigeren. De belangstelling voor historisch erfgoed neemt alleen maar toe. Het behouden van buitenplaatsen is belangrijk voor de zichtbaarheid van de bouwgeschiedenis van
ons land, maar ook als algemeen teken van onze historie. De Nederlandse samenleving is op zoek naar haar identiteit. Geschiedenis, ook die van gebouwen, speelt daarin een belangrijke rol. Te weten waar je wortels liggen helpt je te bepalen wie je bent. En… mensen genieten er gewoon van. Daarnaast zijn buitenplaatsen natuurlijk van groot belang voor eigenaren, potentiële eigenaren en stichtingen die zich inzetten voor het behoud ervan. Ook in deze tijden van economische tegenwind blijven buitenplaatsen duurzaam erfgoed, met een vaste waarde. Ze zijn niet alleen historisch maar ook als investering interessant. gebruik Ik denk wel dat eigenaren beseffen dat ze zelf initiatief moeten nemen om de prachtige locaties in stand te houden. In Het Huys ten Donck in Ridderkerk bijvoorbeeld, wil men kamers gaan verhuren als kantoorruimte en voor ontmoetingen en vergaderingen. Voor eigenaren is het een zoektocht naar wat kan, wat mag, wat past? Je moet een balans zien te vinden tussen toegankelijkheid en bescherming. Vaak zijn het kwetsbare gebouwen. Over het algemeen zijn de gronden grotendeels open gesteld, met uitzondering van een deel van de tuin, om de bewoners privacy te gunnen. Tijdens Open Monumentendag is de toegankelijkheid groter. In veel gevallen kun je dan ook binnen een kijkje nemen. We hebben veel aandacht besteed aan het Jaar van de Historische Buitenplaats, via publicaties en allerlei websites. Dit jaar heeft ons vooral aan bekendheid en netwerken veel gebracht. Die netwerkfunctie zetten we in om meer te bereiken voor onze aanvragers. We zetten in op kennis en netwerk, en zoeken elkaar als fondsen steeds vaker op. Voor ons is het sinds 1985 eigenlijk altijd jaar van de historische buitenplaats. We hadden er altijd al aandacht voor. Het grootste verschil is dat eigenaren ons nu meer benaderen.’
49
Tekst: Monique Janssens* | Beeld: Monique Orie Fotografie en Barend Hazeleger
Twee fondsen ondersteunen eigenaren van buitenplaatsen bij de financiering van restauraties of groenherstel. Hoe gaan zij om met de veranderende tijden? Wat betekent het Jaar van de Historische Buitenplaats voor hen? Jac. Meter, accountmanager Nationaal Groenfonds
“ We hebben dit jaar een grandioos netwerk opgebouwd” Nationaal Groenfonds (sinds 1994) is een onafhankelijke stichting die financiële faciliteiten voor natuur, bos en landschap verleent en ontwikkelt ten dienste van overheden, private partijen en particulieren. Jac. Meter, accountmanager Nationaal Groenfonds: ‘Buitenplaatsen onderscheiden zich van landgoederen door het ontbreken van landbouwgronden of houtvesterijen. Een buitenplaats heeft tuinen; die brengen geen geld op. Families kunnen het onderhoud steeds moeilijker zelf betalen. Het bezit wordt in toe nemende mate overgedragen van particulieren naar stichtingen. Bij herstelplannen voor monumentaal groen, organiseert het Groenfonds de financiering. Dat doen we op maat: we kijken wat mogelijk is, adviseren en zoeken partijen. We hebben veel contacten, en proberen de juiste personen en instanties aan een project te koppelen. Als partijen een convenant sluiten voor het herstel van een tuin of landgoed, brengen ze de toe gekende gelden bij ons onder. Wij keren die op het juiste moment uit aan de aanvrager. Als we zeker weten dat het geld eraan komt, schieten we ook voor. samenwerking Door bezuinigingen staan subsidies onder druk. We denken mee hoe wegvallende geldstromen te vervangen. We zijn bijvoorbeeld betrokken bij de opzet van gebiedsfondsen, waarin ook private partijen geld stoppen. Je ziet steeds vaker publiek-private samenwerking. De restauratiewereld koos al eerder voor financiering in de vorm van leningen met lage
meer informatie www.restauratiefonds.nl www.nationaalgroenfonds.nl * Monique Janssens is communicatieadviseur en tekstschrijver.
rente. In de groene wereld waren subsidies, ‘geefgeld’ veel langer normaal. Nu zitten ook wij in de omschakeling van geefgeld naar leengeld. Dat is voor velen erg wennen. In dit Jaar van de Buitenplaats hebben we een grandioos netwerk opgebouwd. Tijdens landelijke bijeenkomsten van eigenaren lieten we zien hoe we denken over mogelijkheden voor groenfinanciering. Velen weten nu wie we zijn, en hoe we werken. We draaien actief mee in het netwerk van mensen die zich bezig houden met buitenplaatsen, en kunnen zo onze kennis verspreiden. Ook hebben we mee gewerkt aan de ‘Richtlijnen tuinhistorisch onderzoek’ van de Rijksadviseur Cultureel Erfgoed. Een belangrijke stap om tuinen bij onder andere buitenplaatsen beter te beschermen. Het gaat dan niet alleen om het bijzondere ontwerp. Historische aanpassingen door de eeuwen heen of ecologische waarden kunnen ook aanzienlijk en het beschermen waard zijn. Fondsen als de onze zijn aangesloten bij Fondsenbeheer Nederland. Dat is goed voor de betrouwbaarheid en de samenwerking. Steeds vaker zeggen we: het maakt niet uit wie dit oppakt, als het maar voor elkaar komt. Dat is het ideale als je allen ideëel bent: er is geen winstoogmerk of concurrentie, je speelt elkaar de bal toe en zoekt samen de slimste constructie. de toekomst: gebiedsbenadering Ik zie toekomst in een gebiedsgerichte aanpak: neem buitenplaatsen op in de ontwikkeling van een streek. Veel partijen vinden het zonde als de buitenplaatsen in hun omgeving verdwijnen, en willen bijdragen aan financiële constructies om ze te behouden. Er zullen steeds meer regionale fondsen en stichtingen ontstaan, waar bij ook ondernemers uit de streek betrokken zijn. Zo ontstaan geldstromen voor een heel gebied, waarin laagrentend financieren een
logisch vast onderdeel wordt, naast regionaal geefgeld. Men zal gezamenlijk geld mobiliseren. Samen kun je ook veel meer doen aan publiciteit en activiteiten. Objecten zonder een dergelijk verband krijgen steeds meer moeite om overeind te blijven. Ook zelf genereren van inkomsten komt op gang. Dat vraagt veel creativiteit en onder nemerschap. Het is goed om te kijken hoe anderen het doen. Er ontstaan verrassende partnerships, ook weer met bedrijven. Denk bijvoorbeeld aan in stijl gebouwde of ingerichte theehuizen die door derden worden geëxploiteerd. Dat is prima, als de identiteit van een buitenplaats maar behouden blijft. Je hangt natuurlijk geen reclamebord op de gevel. bos, heide, kasteeltje… Buitenplaatsen hebben belang als plek van biodiversiteit, en hebben tegelijkertijd culturele waarde. De uitstraling van de bebouwing speelt daarin een belangrijke rol. De gebouwen zijn steeds vaker toegankelijk, bijvoorbeeld bij concerten en evenementen, maar openstelling is niet essentieel. Je kunt ervan genieten zonder binnen te komen. Ik vertoef het liefst in een omgeving met aantrekkelijke natuur, waar ook prachtige gebouwen staan. Als ik thuis, in Putten, met gasten in de natuur ga wandelen, komt iedereen al tot rust. Als we ook nog langs mooie gebouwen komen, zegt men: “Oh, wat is het hier prachtig!” Het is de combinatie: bos, heide, kasteeltje, historische watertoren, rozenkas… Men beseft echter niet altijd wat het kost om dat allemaal in stand te houden.’
50
in het volgende nummer:
nr.13 Veel aandacht voor de Groeneveldprijs 2012 voor Tracy Metz en de aan de prijs verbonden Groeneveldlezing
De integrale tekst van de Groeneveldlezing door
Tracy Metz, chroniqueur
van het Nederlandse landschap en een interview met Tracy Metz door Brigitte van Mechelen over de blik van de buitenstaander; De inspirerende omgeving
Gooise Kunstkring; Koken, eten en toplocaties, Groeneveld kok Nico Oosterbeek in MMM…; Marcel van Ool verhaalt over de monumenten van Staatsbosbeheer; Cees Nootebooms weemoedige afscheid van Kasteel Groeneveld;
van het Gooi door de
De opbrengst van Het jaar van de historische buitenplaats
Word abonnee! Voor slechts € 25,–! Als abonnee krijgt u GRNVLD, magazine over het verbinden van stad en land, vier keer per jaar toegestuurd. Daarnaast: als abonnee bent u automatisch vriend van de Stichting Groeneveld. Als vriend • hebt u gratis toegang tot het kasteel voor uzelf en een introducé, • wordt u uitgenodigd voor openingen en andere activiteiten en • krijgt u korting op speciale publicaties en ander artikelen. Abonnee worden kan op drie manieren: • stuur een briefje met uw naam, adres, telefoonnummer en emailadres aan: Stichting Groeneveld, Antwoordnummer 586, 3740 VB Soest Nijverheidsweg. Een postzegel is niet nodig. • stuur een mail met dezelfde gegevens aan info@kasteelgroeneveld.nl • of bel naar 035 5420446.
Groeneveld info
51
Groeneveld info
Buitenplaats der buitenplaatsen
Exposities
Buitenplaats Groeneveld geldt als een van de mooiste voorbeelden van een landhuis uit de stijlperiode van de rococo. De rijke geschiedenis komt tot leven op de bel-etage door onder andere de behangsel schilderingen en het prachtig stucwerk uit de 18e eeuw. In de weekenden worden om 12.00 uur en 14.30 uur rondleidingen verzorgd.
Tentoonstelling Amsterdammers en hun buitenplaatsen In het kader van het jaar van de buitenplaats is in Kasteel Groeneveld de tentoonstelling ‘Amsterdammers en hun buitenplaatsen’ te zien. Deze tentoonstelling kwam tot stand in nauwe samenwerking met het Oudheidkundig Genootschap Niftarlake (Vechtstreek).
19|01 t/m 12|05 Gooische kunstkring in het atelier en in het park Expositie met werk van een selectie van kunstenaars van de Gooische kunstkring rondom het thema ‘De Buitenplaats verbeeld’. Het werk is te koop! 19 januari t/m zondag 12 mei 2013 Op zondag 20 januari is er een speciale manifestatie met werk van alle leden van de Gooische kunstkring.
Muizen op zolder
Muizen huizen op de zolder van Kasteel Groeneveld. Daar zijn een aantal kamers van het muizenhuis uit het populaire boek van Karina Schaapman nagebouwd.
Activiteiten Groene veldconcerten
Nieuws
De Baarnse muziekkring verzorgt maandelijks concerten in Kasteel Groeneveld. Zaterdagavondconcerten, aanvang 20.15 uur Zondagochtendconcerten, aanvang 12.00 uur Meer informatie: www.baarnsemuziekkring.nl
Groene veldlezing
De Groeneveldprijs 2012 is toegekend aan Tracy Metz. Op 31 januari 2013 zal zij de daaraan verbonden Groeneveldlezing verzorgen.
31|01|13 Meer weten?
GRNVLD Sociëteit literair
In samenwerking met de Uphill Battle wordt eens per kwartaal een zondagmiddag in het teken van literatuur, poëzie en tekenkunst verzorgd.
Voor actuele informatie over het programma, tijden en entreeprijzen: kijk op www.kasteelgroeneveld.nl of bel 035 5420446.
Kasteel Groeneveld, buitenplaats voor stad en land van het ministerie van Economische Zaken, wil stad en (platte)land opnieuw met elkaar verbinden.
Ik wense u
Ik wense u een jaar, dat zacht
als zijde is;
Ik wense u een jaar, dat blank
en blijde is;
Ik wense u een jaar, dat ver
van krank is,
Een deugdelijk jaar zo breed als ’t lang is;
Ik wense u een jaar, dat als
’t voorbij is,
Een zalig jaar voor u en mij is. Guido Gezelle