14
2013
magazine over het verbinden van stad en land
Sublieme natuurervaringen Marjan Slob
Bushcraften in Nederland Jan Dobbe
‘ Roep van de wildernis’
Next nature
Koert van Mensvoort
en verder
Wildplukken met Edwin Florès Torenvalk door Tommy Wieringa
02 Vooraf
Colofon GRNVLD is een uitgave van Sjaalman Media in opdracht van Kasteel Groeneveld. GRNVLD verschijnt vier keer per jaar. Het volgende nummer verschijnt in september 2013.
Beeld: Hans van Oudenaarden
Caroline van der Lee Hoofdredacteur
Eén van de meest fascinerende films
van de afgelopen jaren vind ik de documentaire Grizzly man van Werner Herzog. Deze film gaat over Timothy Treadwell, een geflipte acteur die, gedreven door weerzin jegens de beschaafde wereld, besluit de zomers door te brengen tussen de grizzly’s in Alaska. Dertien jaar gaat het goed. Met een aantal beren bouwt Treadwell een soort vertrouwensrelatie op. Aandoenlijk zijn de scènes waarin hij vriendschap met een vosje sluit. Maar dan maakt hij een fatale inschattingsfout door in de herfst naar Alaska te gaan. De hem bekende beren zijn zo laat in het seizoen weggetrokken en vreemde beren hebben hun plek ingenomen op zoek naar voedsel alvorens aan hun winterslaap te beginnen. Bovendien slaat hij zijn tent op vlak naast de rivier, de verzamelplaats voor de hongerige onbekende beren. Treadwell en zijn vriendin worden opgevreten door de door hem zo aanbeden grizzlybeer. Het verhaal van Treadwell vertoont overeenkomsten met dat van Chris McCandless (Into the wild), dat verder in dit nummer aan de orde komt. Ook McCandless heeft een afkeer van de hedendaagse samenleving en trekt zich terug in de wildernis. Ook hij maakt een inschattingsfout die hem fataal wordt. Beide mannen zijn met hoon overladen en weggezet als onverantwoordelijke dwepers, hopeloze dromers of beide. Ik begrijp die kritiek. En toch… Hebben deze mannen daadwerkelijk de kracht van de natuur onderschat? Of was die beangstigende kracht voor hen juist onderdeel van de aantrekkingskracht. Hebben zij diep in hun achterhoofd niet geweten dat hun avontuur met de dood kon eindigen? En vooral: vonden zij hun wilderniservaring, ondanks die fatale afloop, toch te prefereren boven een leven zonder sublimiteit?
NB Vanwege de ontwikkelingen rondom Kasteel Groeneveld (zie blz. 27) heb ik het kasteel per 1 maart verruild voor de Zuidwestelijke Delta. De GRNVLD zal dit jaar wel gewoon vier keer verschijnen. Brigitte van Mechelen neemt de taken als hoofdredacteur waar. Brigitte is vanaf het begin bij de GRNVLD betrokken. Het magazine is bij haar in goede handen.
GRNVLD Groeneveld 2, 3744 ML Baarn, grnvld@mineleni.nl Uitgever Sjaalman Media, Chris van Koppen Redactie Caroline van der Lee & Brigitte van Mechelen (hoofdredactie), Christine Tinssen (managing editor), Mariken Bokeloh (redacteur) Vormgeving Volta_ontwerpers, Utrecht Druk Wilco, Amersfoort Medewerkers Marco Bakker, Jos Collignon, Pieter Hogenbirk, Comic House, Marissa Delbressine, Jan Dobbe, Marcel van Driel, Kester Freriks, Jan Hartholt, Michiel de Jong, Frank Jonker, Alice Kok, Marcel van Ool, Aloys Oosterwijk, Hans van Oudenaarden, Frank van Pamelen, Noor Reigersman, Matthijs Sienot, Marjan Slob, Benno Tempel, Els Timmer, Willem Vleeschouwer, Isabel van der Weijden, Tommy Wieringa Foto cover Hollandse Hoogte, Koen Verheijden Foto achterkant Hugo Schuitemaker Alle zorg is besteed aan het achterhalen van de namen van de rechthebbenden. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen contact opnemen met de uitgever. ISSN 1566-6190 Abonnementen Een abonnement kost € 25,– voor vier nummers per jaar. Voor een abonnement zie p. 50. Als abonnee bent u tevens vriend van de Stichting Groeneveld. De Stichting Groeneveld ondersteunt de activiteiten van Kasteel Groeneveld. Als vriend heeft u gratis toegang tot het kasteel voor uzelf en een introducé, wordt u uitgenodigd voor openingen en evenementen en krijgt u korting op speciale publicaties. Aanmelden voor de maandelijkse nieuwsbrief kan via www.kasteelgroeneveld.nl Nieuws en persberichten kunt u sturen naar GRNVLD, Groeneveld 2, 3744 ML Baarn, grnvld@mineleni.nl
grnvldmagazine Kasteel Groeneveld
inhoud
03
Spoorzoeken 04
zaaigoed
06
interview
09
vers
10
ander beeld
12
essay
18
reportage
22
wende
24
verhaal
26
kaf en koren
32
mijn landschap
34
oogst
36
mmm
38
verstript
40
de plek
Kort nieuws Bram van de Klundert Frank van Pamelen Thiago Bender
32
Foto: Els Timmer
Marjan Slob – Angstaanjagend en groots Terug naar de essentie Koert van Mensvoort Tommy Wieringa Reflecties, inzichten Peter van Straaten Het romantische landschap Edwin Florès De Elfenkoning Hunebed als kansel
Mijn Landschap Peter van Straaten
04
zaaigoed lezersaanbieding
nieuws – publicaties, tentoonstellingen, prijsvragen, campagnes, symposia, innovaties. Nieuws en persberichten kunt u sturen naar GRNVLD, Groeneveld 2, 3744 ML Baarn, grnvld@mineleni.nl boek
Zelfgeboerd
a an bi ed in
Na het grote succes van het boek Zelfgeoogst van foodstyliste Marian Flint kon een vervolg niet uitblijven. Zelfgeboerd gaat ‘verder’ – behalve adviezen voor het moestuinieren in groentekistjes, zakken of flessen, worden er urban-farmingtips gegeven voor het houden van bijen en kippen (ook in de stad!) en bevat het rijk geïllustreerde werk heldere instructies voor de aanleg van een dak- of geveltuin. Ook fijn: behalve kweektips voor groenten geeft Zelfgeboerd in de vorm van toepasselijke recepten antwoord op de vraag ‘Wat kan ik allemaal met de oogst?’
Foto: Mike Rouweler
tentoonstelling
Van oudsher komen dieren voor op joodse ceremoniële voorwerpen. Ook in de beeldende kunst vormen ze een eindeloze inspiratiebron. De ligging van Artis in het hart van de toenmalige Amsterdamse Jodenbuurt heeft eraan bijgedragen dat joodse kunstenaars, zoals Joseph Mendes da Costa, Samuel Jessurun de Mesquita en Jaap Kaas naam maakten als kunstenaar in het begin van de 20ste eeuw.
In hun werk speelde de dierenwereld een centrale rol. Zij brachten veel tijd in Artis door voor het maken van voorstudies. Jaap Kaas was er zelfs dagelijks te vinden en kreeg de officieuze titel ‘beeldhouwer van Artis’. Een bonte verzameling apen, kamelen en uilen is onderdeel van de expositie, waarbij niet alleen uit eigen collectie werd geput. Bruiklenen uit Artis, Teylers Museum en Beelden aan zee geven een royaal
beeld van de belangrijke rol die dieren in de kunst en joodse tradities speelden. De tentoonstelling ‘Beestenboel – Dieren in de kunst’, is t/m 1 september 2013 te zien in het Joods Historisch Museum | www.jhm.nl
tuin
Kasteeltuinen Arcen Arcen kent een lange bewoningsgeschiedenis door de gunstige ligging langs de Maas. Door de eeuwen heen ontwikkelden zich talrijke tuinen op het landgoed met als middelpunt het majestueuze Kasteel Arcen. Elk seizoen heeft zijn eigen charme; in de lente komen de tuinen tot leven, de zomer overlaadt de bezoeker met kleuren en geuren en tijdens de herfst ondergaat
van Op vertoon krijgt u dit artikel g op de 75 % ko r ti n in fluisterpunters. Ilperveld het jdag, t/m vri Geldig: dinsdag 2013 t/m 31 oktober
Onbekende waterwereld
Zelfgeboerd | Marian Flint | Uitgeverij Snor | isbn 978 90 799 6144 3
Dieren in de kunst
g:
het park een indrukwekkende metamorfose. Wandel door het romantische Rosarium, met duizenden rozen en meer dan driehonderd soorten in tien tuinen, via het schaduwrijke Lommerrijk met talloze beekjes, watervallen en vijvers, naar de Wereldtuinen, waaronder een Oosterse tuin en een Rotstuin. Goed voor uren wandelplezier met veel variatie in geur en kleur. www.kasteeltuinen.nl
Eilandhoppen in Nederland? Dat kan in het Ilperveld! Het Ilperveld (vlak bij Amsterdam) is een uitgestrekt brak veenweidegebied, met talloze sloten en vaarten, rietkragen en het bijzondere trilveen. Bij het Bezoekers centrum zijn verschillende soorten boten te huur. Ontdek de geheimzinnige waterwereld bijvoorbeeld met een fluisterboot, een elektrische motorboot voor 7 personen, en geniet van de stilte en alle bijzondere vogels, zoogdieren en planten. Meer aan bij een rietveld en stap verend op de veenbodem die ruikt naar reukgras. Ontmoet kieviten, tureluurs, grutto’s, kiekendieven of een roerdomp. Ontdek watermunt en lepelblad en op de stukjes veenhei groeit zelfs kraaiheide. Regel er een picknickmand bij en maak zo deze bijzondere natuurervaring compleet! Reserveren tijdens kantooruren bij Landschap Noord-Holland: 088 006 44 55. Op de dag zelf en op zaterdag en zondag kunt u rechtstreeks het Bezoekerscentrum bellen: 020 482 55 20 | www.ilperveld.nl
05 Boek
tentoonstelling
Open City In de zomertentoonstelling van het kunstfort Vijfhuizen staat de openbare ruimte centraal: de plaats waar mensen samenkomen en democratie gestalte krijgt. De hedendaagse openbare ruimte is aan grote veranderingen onderhevig door een gefragmenteerd publiek en voortschrijdende commercialisering en privatisering. Open City wil een bijdrage leveren
aan het actuele debat over het publieke domein. Kunstenaars en onderzoekers zijn uitgenodigd om ideeën aan te dragen om op nieuwe manieren met de publieke ruimte om te gaan. Door de artistieke experimenten kunnen nieuwe vormen van openbaarheid ontstaan. Van 7 juli t/m 29 september. www.kunstfort.nl
Ja Natuurlijk Ja Natuurlijk is het boek bij de gelijknamige kunstmanifestatie in het Gemeentemuseum Den Haag (GEM). De rijk geïllustreerde publicatie presenteert inspirerende essays en werken van meer dan 80 kunstenaars onder wie Francis Alÿs, Jimmie Durham, Olafur Eliasson, Damien Hirst, Zeger Reyers, Superflex en Ai Weiwei. Wat is natuurlijk? En wie of wat bepaalt dat eigenlijk? In een groots opgezette tentoon stelling laten kunstenaars verrassende partnerschappen zien tussen mens, natuur en techniek. Met zowel bevrijdende als hilarische gevolgen: je huisdier ontwerp je zelf, schimmels blijken onze beste vrienden, de stad kun je oogsten en meeuwen zijn best lekker op de barbecue. Maar ook: je mobiel is je geheugen, Facebook is je habitat, internet de nieuwe biotoop en nanotechnologie is niet meer weg te denken uit ons bestaan. De publicatie is een verdieping op de tentoon stelling. Filosofen, ecologen, kunstenaars en antropologen verschaffen ons nieuwe inzichten over de relatie tussen mens en omgeving. Ja Natuurlijk inspireert tot handelen en zet ingesleten patronen met humor op scherp. ‘Dit boek is te lezen als receptenboek voor ecologische intelligentie!,’ aldus Ine Gevers, curator en initiatiefnemer van ‘Ja Natuurlijk’. Ja Natuurlijk. Een nieuwe visie op ecologische intelligentie | nai010 Uitgevers isbn 978 94 620 8062 1 | Prijs € 29,50 Ja Natuurlijk. Hoe kunst de wereld redt Gemeentemuseum Den Haag (GEM), van 15 maart t/m 16 augustus
Video-still uit Your Home Is In Our Hands (2011) – Elke Uitentuis & Wouter Osterholt
boek
Groenendaal
van buitenplaats tot wandelbos Lange tijd was Groenendaal in Heemstede een particuliere buitenplaats die voor de inwoners van het dorp gesloten was. In 1913 kocht de gemeente het terrein om het open te stellen als openbaar wandelbos, én om forensen te trekken. Voor die tijd een visionaire beslissing, die in belangrijke mate heeft bijgedragen aan het groene karakter van de gemeente. Over de rijke geschiedenis van Groenen daal is nu een heerlijk lees- en bladerboek verschenen, volop geïllustreerd met mooi oud beeldmateriaal én prachtige nieuwe kleurenfoto’s. Met
verhalen over het landschap in de middeleeuwen, de buitenplaatsen, de begraafplaats en de Floratentoonstellingen van 1925, 1935 en 1953. Ook is er is er volop aandacht voor al die dingen waar veel Heemstedenaren zulke goede herinneringen aan hebben: de zwemvijvers, de Belvedère, de merkwaardige walvisbank en andere curiositeiten. En alles waar we nu nog steeds van kunnen genieten: de kinderboerderij, de speeltuin, restaurant Landgoed Groenendaal en niet te ver geten de natuur met haar rijk gevarieerde flora en fauna.
Groenendaal – van buitenplaats tot wandelbos Redactie Michel Bakker, Marloes van Buuren, Marc de Bruijn, Jaap Verschoor | Uitgever Historische Vereniging Heemstede-Bennebroek (www.hv-hb.nl) | Prijs € 24,95 isbn 978 90 707 1200 6
06
interview
Bewondering & verwondering
07
Tekst: Kester Freriks* | Beeld: Aloys Oosterwijk** © Comic House
Kester Freriks duikt met Bram van de Klundert de wildernis in. Waar kun je die nog vinden?
‘Een merel
die in de dakgoot zingt, verwijst naar wildernis. Zo’n vogel kun je niet sturen, je kunt hem niet bestellen.’ Deze verrassende woorden over een zingende merel als wildernis zijn afkomstig van Bram van de Klundert, de huidige directeur van het Waddenfonds. Een andere waardevolle waarneming van Van de Klundert is deze: ‘In ons land is in het leven van één generatie vijftienduizend kilometer voetpad en onverharde weg verdwenen. Landschapselementen als houtwallen in een veelvoud daarvan. Het boerenland is zo goed als ontoegankelijk geworden.’ voor natuur geen plek Het meest recente boek van Bram van der Klundert heet Op zoek naar onze natuur met als ondertitel Perspectieven voor wildernis. Vorig jaar kwam Expeditie wildernis uit, het verslag van zijn natuurbeleving in de tien wildste gebieden van ons land. Het is duidelijk: de auteur heeft iets met wildernis. In de wildernis ondergaat hij ‘het sublieme’. In de wildernis ontdekt hij, zoals hij het formuleert, ‘de achterkant van het leven’. We hebben afgesproken de wildernis op te sporen in een gebied dat Friesland Buitendijks heet, de Waddenkust aan het uiterste noorden van Friesland, nog voorbij het gehucht Sint-Jacobiparochie. Hier, waar de Zeedijk de Nieuwe Bildtdijk kruist, ligt etablissement De Zwarte Haan. Vanaf de hoge Bildtdijk op de heenweg wijst Van de Klundert op de omgeving: ‘Kijk, zegt hij, reusachtige kavels, landerijen tot aan de horizon. Er is geen pad dat het land in voert. Op de kavels is de biodiversiteit tot één teruggebracht. Hier is voor natuur geen plek.’ eigen wetten Een van de belangwekkende stellingen van Van de Klundert is dat natuur en landbouw niets meer voor elkaar kunnen betekenen. Hij zegt: ‘De natuur die met wildheid heeft te maken, de natuur die haar eigen wetten stelt, onafhankelijk van de mens is, die mogen we van de landbouw niet verwachten. Landbouw is industrieel en grootschalig geworden, kijk maar eens om je heen naar die reusachtige boerenschuren. Er is daar geen ruimte voor andere planten en dieren dan die de agrariër op zijn land wil hebben.’ Deze observatie heeft verstrekkende gevolgen voor natuurbeleid en betekent een kentering in de natuurbeleving, zoals die decennialang in Nederland overheerste. Van de Klundert beseft dat als geen ander: ‘Eigenlijk wil niemand het geloven, boerenland gold ooit als dé plek voor variëteit aan flora en
fauna. Maar met het verdwijnen van de kleinschaligheid en rust in ons landschap is ook de biodiversiteit verdwenen. De uitzonderingen zijn marginaal. Daarom pleit ik ervoor om landbouw los te koppelen van de natuur. En voor de wildernis eigen zones te creëren.’ Van de Klundert licht toe: ‘Dat zou de boeren van een verantwoordelijkheid verlossen die ze niet meer waar kunnen maken. Veel boeren hebben niets meer met natuur. Denk aan de weerstand van enkele boeren in de Flevopolder die, met Bleker als boegbeeld, verhinderden dat met een smalle strook natuur van acht kilometer lengte en twee kilometer breed als de verbinding tussen de Oostvaardersplassen en de Veluwe een natuur gebied van Europese klasse zou doen ontstaan in de achtertuin van driehonderdduizend mensen. Veel meer werkgelegenheid en oneindig veel meer gebruikers, maar het kon niet.’
“ Vijftienduizend kilometer voetpad en onverharde weg verdwenen” robuust Samen met Frans Vera en Dirk Sijmons stond Van de Klundert aan de basis van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS). Ze bedachten deze belangrijke strategie om ons landschap te redden in een kelder van Kasteel Groeneveld, en het zou een van de meest revolutionaire visies op de natuur worden: het vergroten en verbinden van de laatste natuurgebieden. Er is veel geïnvesteerd, maar het beoogde robuuste netwerk is niet afgemaakt. De snelweg ligt er op een kilometer na. Van de Klundert verbaast zich erover dat zo’n drie miljoen mensen – op enige wijze verbonden met natuurbeschermingsorganisaties, als lid of donateur van de provinciale landschappen, Wereldnatuurfonds of Natuurmonumenten – nauwelijks politieke invloed lijken te hebben. miljoenen Naast het jaarlijkse miljard subsidie uit Brussel zijn er in Nederland de afgelopen decennia honderden miljoenen subsidie naar de agrarische sector gegaan. De subsidielobby is ongekend. Zeker als je je realiseert dat de natuurbeheerders als Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer maar een fractie van dat bedrag krijgen voor de aankoop van grond.
* Kester Freriks (1954) is verbonden aan NRC Handelsblad. Hij is schrijver van romans en van boeken over de natuur, waaronder het recente Verborgen wildernis. Ruige natuur en kaarten in Nederland. ** Aloys Oosterwijk (1956) volgde de Academie van beeldende kunsten in Arnhem. Grote bekendheid verwierf hij met de strip Willems Wereld in Panorama. Vanaf 2004 is hij rechtbanktekenaar.
08
interview
Het resultaat van die subsidiestroom naar de landbouw is dat vrijwel alle vogelsoorten die ooit algemeen waren in het agrarisch cultuurlandschap letterlijk zijn gedecimeerd: kemphaan, watersnip, veldleeuwerik, geelgors, noem maar op. Het boerenland is dood. Als al die subsidies waren bedoeld om de biodiversiteit te reduceren zou je zeggen: missie geslaagd.’ geen telefoon De idee van het robuuste netwerk was belangrijk omdat de resterende natuurgebieden eilanden waren geworden in een ecologische woestijn. Tijdens de Groeneveld-sessies ontwikkelde het drietal ideeën om de samenhang te versterken en de natuur weer zijn eigen beheerder te laten worden in plaats van de mens te laten knippen, snoeien en plaggen. Om de wildernis te ervaren op de manier zoals Van de Klundert daarvan verslag deed in Expeditie wildernis ver laten we de zeedijk en lopen rechtstreeks het buitendijkse kweldergebied binnen. Van de Klundert uit zijn liefde voor ongereptheid: ‘In Expeditie wildernis wilde ik onderzoeken wat de natuur voor me zou betekenen als ik me er een week volledig op concentreerde: geen mensen, geen boeken, geen telefoon. Er zijn natuurlijk nog restanten van fraaie landschappen die we als ons gemeenschappelijke huis kunnen zien, daar is de hand van de mens overal zichtbaar. Ik was op zoek naar de natuur waar de hand van de mens minder zichtbaar is, waar die nog zijn eigen gang gaat. Er zijn nog plekken waar je dat kunt ervaren, ik heb er tien van bezocht: van Biesbosch tot Bargerveen. Nergens was de hand van de mens onzichtbaar, maar soms was de autonomie van de natuur wel dominanter dan op veel andere plekken. Vooral in het Waddengebied, op eilandjes als Rottumerplaat of Griend is dat het geval. Het is er nog stil, donker, de zee, eb en vloed zorgen voor dynamiek. De vogels komen er uit verre plekken in het poolgebied naartoe en reizen ook weer verder naar het verre Afrika zonder dat we er iets van weten. Die autonomie ervaren is iets heel anders dan wandelen of fietsen in een landbouwgebied waar de natuur een marginale plek heeft.’
“Anders kijken naar onze omgeving waar alles van iemand is” alles geregeld ‘Wildernis, de ervaring van een autonome natuur, leert ons anders kijken naar onze omgeving waar alles van iemand is, alles geregeld is. Stel je voor hoe ons leven en ons denken eruit zouden zien zonder besef van wildernis, zonder een idee van wat ongerepte natuur is. Echt ongerepte natuur bestaat eigenlijk niet of nauwelijks meer op onze aarde. Maar we kunnen nog wel allerlei vormen van autonomie ervaren. Een zingende merel is mooi omdat je hem niet kunt bestellen, een zonsondergang is altijd mooi totdat je hem kunt bestellen.’
Bram van de Klundert publiceerde onder meer de boeken: Verlangen goed te leven, Expeditie wildernis en Op zoek naar onze natuur. Hij werkte bij diverse organisaties aan ruimtelijke plannen en was betrokken bij de grote strategische natuur plannen van de Rijksoverheid. Thans is hij directeur van het Waddenfonds, gevestigd te Leeuwarden.
kraken We komen steeds dieper en verder in het buitendijkse gebied, waar watergeulen doorheen lopen. Aan de overzijde van de Waddenzee ligt Ameland. Een groep rotganzen foerageert en het is opvallend hoe dicht we de vogels kunnen naderen. Van de Klundert is enthousiast: ‘De magie van dit gebied is dat eb en vloed, die hele dynamiek van getijdenstromen, volkomen onafhankelijk zijn van menselijk ingrijpen. Natuurlijk, we hebben verderop dijken aangelegd maar dat neemt niet weg dat de natuur hier haar eigen ritme heeft. Ik vind het telkens weer buitengewoon indrukwekkend dat vogels uit Groenland de oceaan durven over te steken en overwinteringsplekken hier in Nederland weten te vinden. Hoe meer je weet, hoe groter je bewondering en verwondering. Die kanoeten daar: het is magisch dat ze in één ruk de oceaan overvliegen zonder enige training. Tijdens hun vliegtocht wordt hun maag drie keer zo groot: in Groenland is hun maag ingesteld op het eten van insecten en hier kraken ze er schelpen mee.’ nut Achter deze visie schuilt een andere overtuiging van Van de Klundert: het denken over de mens is de laatste jaren sterk gebiologiseerd: eigenschappen als gezondheid en intelligentie maar zelfs bewustzijn en geweten worden steeds meer aan onze biologie gerelateerd. Ook onze kijk op natuur wordt steeds meer een kwestie van economische betekenis en nut. Dat is op zich niet verkeerd, maar als je denkt dat menselijke waarden als vriendschap en geluk voldoende betekenis hebben als je ze biologisch kunt verklaren, mis je wat. Ook de magie en de schoonheid van de natuur kunnen we niet uitsluitend op rationele gronden baseren. Onze band met natuur onttrekt zich voor een deel aan verstandelijke analyse. contrapunt Terwijl we steeds nietiger figuren worden in het immense landschap om ons heen, betoogt hij met meeslepend enthousiasme en kennis van zaken: ‘Literatuur en kunst leren ons beter kijken naar de wereld om ons heen, de natuur leert ons ook beter kijken naar onszelf. In de wildernis vind ik iets wat ik het contrapunt van de samenleving zou willen noemen. Juist nu we steeds stedelijker zijn geworden wordt het besef van verbondenheid met de wilde natuur die geheel autonoom haar gang gaat, belangrijk. Nu we weten dat we alles kunnen uitroeien en voor ons dagelijks leven niet meer direct afhankelijk zijn, zien we dat terughoudendheid, respect en bewondering ons verrijken.’
Tekst: Frank van Pamelen* | Beeld: Alice Kok Š Comic House**
vers
09
De Biesboschmens Ooit heersten tussen biezen, griend en riet De hakkers en de snijders en de slagers En was de ruige Biesbosch het gebied Van stropers, kooikers en vooral: van jagers Ze hadden het op wild en vis en vogels En wat er ook bewegen kon gemunt Ze maakten met hun speren en hun kogels En alles met een scherpe punt hun punt Dat is voorbij: inmiddels jagen muggen En steekvliegen op hun beurt op de man Die op zijn luxe boot van honderd ruggen Zich radeloos verdedigt met Autan De jacht; ooit was de Biesboschmens een krijger Nu ligt zijn jacht slechts aan een aanlegsteiger Frank van Pamelen uit Ikea en Andere Verzen (2008)
** F rank van Pamelen is bekend als cabaretier, schrijver en dichter. Hij schrijft theaterprogramma’s, columns, gedichten, liedjes, kinderboeken, musicals en tal van teksten voor dag- en weekbladen, radio en televisie. In 2005 ontving hij de Kees Stip Prijs voor zijn gehele light verseoeuvre. ** Alice Kok studeerde medische biologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, maar ging na haar studie aan het werk als illustrator en striptekenaar. Ze was een van de oprichters van het online Cutie e-zine. Ze publiceerde haar werk in onder andere de Bobo en Zone 5300. Alice illustreerde ook kinderboeken, onder andere voor de Hema.
10
Ander beeld
In het wild Boterhamzakjes, plastic zakjes van de markt, blikjes, frisdrankflesjes, bidons, doppen, kroonkurken, wikkels, aanstekers, drinkbekers, sigarettenpakjes, patatbakjes, Big Mac-bakjes en vogels…
Gebruikmakend van zwerfafval maakt de Braziliaanse kunstenaar Thiago Bender kunst in de openbare ruimte. Als straatkunstenaar is Bender geïnteresseerd in reacties (en interventies!) van passanten op zijn creaties maar ook in de invloed van het weer en het verstrijken van tijd. Werk van Bender is te zien tijdens de tentoonstelling My waste is your waste waarin de vraag ‘Is afval het nieuwe goud?’ centraal staat. My waste is your waste 18 mei – 1 september 2013 MOTI Museum of the Image, Breda www.motimuseum.nl
Tekst: Brigitte van Mechelen | Beeld: Thiago Bender
11
12
essay
Still uit de film Into the wild (regie en productie: Sean Penn, 2007).
Wat vermag wildernis in onze tijd? In het essay dat filosofe Marjan Slob op verzoek van Kasteel Groeneveld schreef voert ze ons mee van Into the wild tot stadslandbouw, op zoek naar een antwoord.
13
Tekst: Marjan Slob | Beeld: Hollandse Hoogte
Angstaanjagend en groots Een verkenning van sublieme natuurervaringen In de lente
van 1992 laat Chris McCandless zich afzetten bij het Stampede trail vlakbij Denali National Park in het binnenland van Alaska. Hij trekt in zijn eentje verder – met op zijn rug een visnet, ongeveer vijf kilo rijst, een geweer en een paar boeken. Chris steekt een riviertje over en stuit na een tijdje op een ontmantelde oude stadsbus waar hij zijn kamp opslaat. Temidden van de besneeuwde bergtoppen, de hoge hemel en de wilde dieren brengt hij zijn dagen door, levend op een dieet van rijst, planten, en klein wild. In zijn dagboek verhaalt hij hoe verbonden hij zich voelt met de natuur, hoe zuiver en groots het leven is. Hij boekstaaft sublieme momenten. Niet alles is sereen en vredig. Hij beschrijft ook hoe hij op een dag een eland schiet. Chris legt aan, het dier zakt door zijn poten, en het is aan Chris om het te villen. Snikkend haalt hij het hart uit het beest, zijn armen tot over de ellebogen in het bloed. De hompen vlees die hij uitsnijdt zijn te groot. Chris improviseert een rookoven die niet goed wil trekken. Hij weet de vliegen niet voor te blijven en het vlees bederft; zijn onkunde maakt dat de eland voor niets is gestorven en dat neemt hij zichzelf kwalijk. Dit sjouwen met het kadaver, met de grote stille kop van de eland die kijkt en niet meer kijkt, is net zo goed een subliem moment als de meer voor de hand liggende
episodes waarin Chris uitzinnig en met uitgespreide armen op zijn bus staat, of in de ruige natuur zijn haren schudt onder een geïmproviseerde douche. Dit is wat leven in de wildernis betekent. Het gaat jou te buiten. Begin augustus besluit Chris terug te keren naar de bewoonde wereld. Dan merkt hij dat hij nóg een beginnersfout heeft gemaakt: het stroompje dat hij overstak voordat de sneeuw was gesmolten, is nu een woeste, bulderende rivier. Ondoorwaadbaar. Er zit niets anders op dan terug te keren naar de bus, en daar begint voor Chris het serieuze hongerlijden. De rijst is al lang op, de dieren hebben zich teruggetrokken. Hij moet nu overleven op planten, die hij probeert te determineren met zijn veldgids. Waarschijnlijk eet hij een verkeerde soort. Hoe dan ook: hij wordt ziek, kan niet meer naar eten zoeken, en sterft ergens half augustus, na ruim honderd dagen in de wildernis. Twee weken later wordt hij gevonden. Journalist Jon Krakauer schreef op basis van Chris’ dagboeken en gesprekken met mensen die hem in zijn laatste jaren hadden gekend een artikel voor het tijdschrift Outside. Dat artikel vond zoveel weerklank dat Krakauer het in 1996 uitwerkte tot een boek, Into the Wild; in 2007 verfilmd door Sean Penn. Velen bleken iets te herkennen in de pelgrimstocht
van een eenling die zich boven de middelmaat wil verheffen, en zich daartoe afkeert van comfort en voorspelbaarheid. De bus waarin McCandless stierf is inmiddels een pelgrimsoord, op internet woeden discussies over het plantje waarmee Chris zichzelf mogelijk vergiftigde, en debatteert men over hoe gemakkelijk of dom het is om je bij het determineren daarvan te vergissen. Krakauer kreeg brieven van doorgewinterde Alaskanen, die hoofdschuddend reppen van McCandless onbenul om zo onvoorbereid de wildernis in te trekken. Een oude rot met een borreltje te veel op schrijft: ‘De afgelopen vijftien jaar ben ik hier aardig wat types zoals McCandless tegen het lijf gelopen. Steeds hetzelfde liedje: idealistische, energieke jongemannen die zichzelf overschatten, het land onderschatten, en zich moeilijkheden op de hals halen. (…) Zulke moedwillige onwetendheid … komt neer op gebrek aan respect voor het land … arrogantie … het zoveelste voorbeeld van een slecht voorbereide, overmoedige knul die hier rondblundert en er een zooitje van maakt omdat het hem aan de vereiste nederigheid ontbreekt.’ Dit mag zo zijn. Maar het oordeel is ook te hard, want eenzijdig. Het miskent het verlangen naar het Andere wat deze jongens drijft. Ik heb zo’n jongen in me. Ik voel dat hij de
14
Essay
natuur in wil, alleen, om zich ermee te meten of om er in op te gaan – waarschijnlijk allebei. Om zijn vernuft te gebruiken en zijn uithoudingsvermogen te testen. Om ’s nachts te luisteren naar de geluiden van wilde dieren en de wijde hemel boven zich te weten. Om af te wachten waar die grote stille ruimte om hem heen, die steeds meer een innerlijke ruimte wordt, zich mee gaat vullen. Om deelgenoot te worden van het Sublieme. Zeg maar eens dat dit geen oprecht verlangen is! Sterker nog: wie dit verlangen niet af en toe in zichzelf voelt, is pas echt verloren. Nederland nodigt niet uit tot dergelijke ervaringen. Ons landschap is daarvoor te getemd, te ontworpen. ‘Overal waar je kijkt / sta je in iemands gedachten,’ dichtte Willem van Toorn. Wij hebben onze natuur goed in de houdgreep. Toegewijde professionals houden ons meest woeste natuurlijke element, de wilde zee, altijd met een schuin oog voor ons in de gaten. De golven klotsen tegen de dijken rond de Randstad op een manier die buitenlanders de adem beneemt, en toch kunnen we behoorlijk gerust zijn, verzekeren zij ons. Dat is een grote prestatie, waarvoor erkentelijkheid past. Ik ben blij dat mijn doordeweekse gevoel er een van veiligheid is. Toch voel ik af en toe het verlangen naar een sublieme natuurervaring. Dat verlangen ketst af op ons landschap. En ik kan het niet helpen, maar dat geeft mij ook het idee dat er in mijn land iets ontbreekt.
De ontmoeting met het ontzagwekkende In de ideeëngeschiedenis heeft ‘het sublieme’ vanaf het begin een dreigende bijklank. De eerste vermelding van het begrip is te vinden bij Pseudo-Longinus. ‘De mens dient zich het overweldigende en oneindige voor te stellen, en zich zo boven het alledaagse en puur nuttige van zijn bestaan te verheffen,’ schrijft hij in de eerste eeuw na Christus in De sublimitate. In 1674 vertaalde Nicolas Boileau De sublimi tate in het Frans, maar het duurde nog een eeuw voordat de term echt wind onder de
“ Wie dit verlangen niet af en toe in zichzelf voelt, is pas echt verloren” vleugels kreeg. Het achttiende-eeuwse Europa heeft dan ruim honderd jaar Verlichtingsdenken achter de rug. In die tijdspanne is de rede eropuit geweest om al wat ons omringt in te voegen in een orde. Deze inspanning was een belofte: met je verstand kun je de wetten van de schepping achter halen – en als je ze kent, kun je die wetten gebruiken om de schepping naar je hand te zetten. Wat een roes moet dat zijn geweest! Niet langer overgeleverd zijn aan de natuur, maar haar doorgronden, en daarmee de sleutel in handen krijgen om haar te voegen naar jouw behoeften! Zo werd het onbekende gestaag in het gelid gedrongen door de ratio. De strak ontworpen en in toom gehouden tuinen van Versailles zijn een helder zinnebeeld voor deze omgang met de natuur. Maar zodra de natuur getemd was tot een geometrisch landschap begon het te kriebelen. Men begon een bepaalde sensatie te missen – en anders te waarderen. Voor die ervaring gebruikten de denkers van deze tijd de term ‘het sublieme’. Vanaf dit moment komt het sublieme te staan voor de dubbelhartige ervaring die je kunt hebben naar aanleiding van iets buiten jou, iets dat duidelijk anders, groter is dan jijzelf. Wat je verrukt, maar ook angst inboezemt. Denk donder, bliksem, vulkanen. Stormen, neerstortende watervallen, woeste zeeën. Het standaardvoorbeeld van een sublieme ervaring is het gevoel dat je krijgt als je in je eentje op een hoge bergtop naar beneden kijkt. Daar sta je, je gemoed zwelt: wat is het hier mooi en groots! Maar je voelt ook de diepte trekken. Je beseft hoe nietig en kwetsbaar je bent. Als je valt, dan… Rillingen – van verrukking, van angst? – trekken over je ruggengraat. Juist die zoete dreiging maakt op een of andere manier dat je je heel levend voelt. Je ervaart het sublieme. Dat is een interessant gevoel, waar je later naar terugverlangt, waarnaar je bewust op zoek kunt gaan. De term ‘het sublieme’ kwam dus op in de tweede helft van de achttiende eeuw, aan
de vooravond van de Romantiek. Edmund Burke en Immanuel Kant zijn de filosofen die het vaakst rond dit begrip aangehaald worden. Hoewel beide kinderen van hun tijd, verschilt hun denkwijze op een cruciale manier. Kant beschrijft het sublieme in zijn Kritik der Urteilskraft (1790) als die kenmerkende mengeling van plezier en onbehagen. Ook voor Kants analyse waren de ervaringen van alpinisten het concrete vertrekpunt, maar al snel krijgt het angstaanjagende bij hem een esthetische dimensie. Kunstenaars, denkt Kant, zijn meesters in de omgang met zaken in ons bestaan die ons angst inboezemen. Een kunstenaar heeft het vermogen om dat aantrekkelijke, maar overweldigende Andere wat ons dreigt te overspoelen in een vorm gieten. Uiteindelijk gaat het de rationalist Kant om dit (volgens hem verstandelijke) vermogen. Doordat kunstenaars erin slagen het Andere een beheerste vorm op te leggen, kunnen wij het Andere ervaren. Door het Andere in eenzelfde beweging op te roepen en op afstand te stellen, maken kunstenaars het Andere toegankelijk voor de burgerij. Zo verwerven kunstenaars, als het ware namens het mensdom, innerlijke vrijheid ten opzichte van wat ons in de stoffelijke wereld angst inboezemt. De (kunstzinnige) ratio kan mensen vrijwaren van de doodsangst van het stoffelijke lichaam. Dit is voor Kant uiteindelijk de functie van de kunst. Deze link tussen het sublieme en de esthetica is tot op heden sterk gebleven. Het begrip duikt nog steeds voornamelijk op in het vocabulaire van mensen die kunst willen duiden. Toch voel ik me minder aangetrokken tot deze opvatting van het sublieme, omdat ik de geruststelling van Kant niet meer kan geloven. Ik ben van na Darwin; ik voel me een mensendier. Lichaam en geest zijn voor mij niet twee aparte entiteiten die toevallig in dit ondermaanse leven zijn samengevoegd. Ze zijn onlosmakelijk verbonden – samen ontstaan en samen geëvolueerd. De rede is belangrijk en definieert mij ook, maar over-
15 stijgt niet wat ik ten diepste ben, namelijk: een stoffelijk lichaam. Ik zie dan ook niet hoe de rede mij kan behoeden voor doodsangst. Integendeel: door mijn rede te gebruiken, besef ik juist dat ik sterfelijk ben. Goede kunst kan een expressie zijn van die angst, en in die zin troosten. Maar ze kan die angst niet overstijgen. Voor mij is het sublieme ook niet vooral te ervaren in, of via, de kunsten. Het sublieme doet zich ook – juist – in de wildernis voor. Je bent door de scheur in het weefsel van alledag gekropen, de wereld van de pure materialiteit in. Opeens voel je hoe groots de wereld is, en hoe kwetsbaar jij bent. Je beseft ten volle dat je leeft. En al ga je nog zo slim en omzichtig te werk, al laat je je rede op toptoeren draaien, er is geen garantie dat je deze situatie overleeft. Dom handelen verkleint je kansen aanzienlijk, maar ook een verstandig, doortastend, onderlegd persoon kan pech hebben en bezwijken in de wildernis. Uiteindelijk is het niet aan jou. Jij hebt namelijk au fond de macht niet. En dat besef is een subliem besef. Ik voel me meer aangetrokken tot de duiding van het sublieme van een andere achttiendeeeuwse filosoof: Edmund Burke. Deze Ier maakt in zijn A Philosophical Enquiry into the Origin of Our Ideas of the Sublime and Beautiful (1757) een interessant onderscheid tussen ‘het sublieme’ en ‘het schone’. Het zijn voor Burke twee totaal verschillende domeinen, waaraan ook verschillende gevoelens en lichamelijke processen ten grondslag liggen. En precies dat denken vanuit emoties en fysieke reacties vind ik, als zelfverklaard mensendier, interessant. Het schone is voor Burke het welgevormde dat het oog pleziert. ‘Schoonheid brengt je tot rust en geeft je de indruk dat Gods wereld ordelijk en goed is,’ zo stelt hij. Het sublieme daarentegen is het overweldigende dat jou zou kunnen vernietigen. Waar schoonheid ontspant, doet het sublieme je spieren
samentrekken. Je voelt angst, en dat wijst op een zucht naar zelfbehoud. Burke postuleert twee domeinen die worden beheerst door twee totaal verschillende ‘passies’. De vredige passie voor het schone draait rond de omgang met wat jou omringt. Hoe mooier iets of iemand is, hoe minder onverschillig je ertegenover staat en hoe meer harmonie je met dat andere ervaart. Het ultieme ideaal is hier het ervaren van de schoonheid en de orde van de hele schepping; niet voor niets betekent het Griekse woord ‘kosmos’ zowel orde als schoonheid. Hoe anders werkt het in het domein van het sublieme! Daar is zelfbehoud de cruciale
potentie transformerende ervaring die jou de enormiteit doet voelen van het bestaan waar jij deel van uitmaakt. Het is tegelijkertijd een oncomfortabele ervaring, omdat zij alleen toegankelijk is vanuit een persoonlijk doorvoeld besef van kwetsbaarheid en sterfelijkheid. Ondanks deze pijnlijke trek van het sublieme zijn bepaalde groepen mensen naar dergelijke ervaringen op zoek. Dit verlangen naar het sublieme staat voor mij, anno nu, voor het zoeken naar een grenservaring in een (al te) gecontroleerde wereld. Voor het besef dat we ons niet alles kunnen toe-eigenen. De zucht naar het sublieme erkent dit, en zoekt naar een reset van het veilige,
“ Ik ben van na Darwin; ik voel me een mensendier” passie. Pijn en verrukking liggen in elkaars verlengde; dat is een radicale stellingname, een ware breuk in de ideeëngeschiedenis. Wil je het sublieme werkelijk ervaren, aldus Burke, dan begeef je je op een terrein waar je geestelijke of fysieke pijn riskeert – en wel in die mate dat jouw drang tot zelfbehoud zal worden aangesproken. Dit is ten diepste een eenzaam avontuur. Het gaat om jouw voortbestaan. Waar schoonheid staat voor liefde, communicatie en (kosmische) harmonie, staat het sublieme voor een antisociale trek in mensen: het besef dat je sommige belangrijke ervaringen niet kunt delen, omdat die via jouw lichaam verlopen. Woorden kunnen die ervaring eventueel aanduiden en daarmee in het sociale domein trekken, net zoals kunst dat kan. Maar de ervaring zelf vindt buiten het sociale domein plaats. Die ervaring gaat aan woorden vooraf en is daar nooit helemaal in te vangen. Ziedaar de onmiskenbaar mystieke trek van het sublieme. Een sublieme ervaring is een verrukkelijke, in
“ Juist die zoete dreiging maakt op een of andere manier dat je je heel levend voelt”
comfortabele, maar gedempte bestaan als burger. Zo bezien ligt het voor de hand om te denken dat juist de wildernis je die reset kan bieden. Wildernis onttrekt zich immers per definitie aan onze arrangementen. De gedachte dat wildernis samenvalt met het gevaarlijke Andere is toegankelijker voor een Amerikaanse adolescent als Chris McCandless dan voor ons Neder landers. Waar wij in onze beleving van de natuur vooral gevormd zijn door een vriendelijke sociaaldemocratische natuuronderrichter als Jac. P. Thijsse, kunnen zij bogen op een traditie van woeste wildernisdenkers en -schrijvers, die begint met Henry David Thoreau en via Jack London en John Muir doorloopt naar hedendaagse ideologen van de wildernis als Jack Turner en Gary Snyder. Hun cultuur geeft hen bovendien de taal om in hooggestemde termen over de wildernis te praten. Voor Amerikanen is de wildernis haast een morele categorie: die van het onbedorvene, het van nature goede. McCandless logde in op een gevestigde traditie; hij had de boeken van Thoreau en London letterlijk in zijn rugzak, naast die zak rijst. Hij las wat hij kon verlangen van het Amerikaanse landschap, en dat vormde zijn verwachtingen. De Nederlandse wildernis is daarmee vergeleken een gedachte, een plan. In een
16
Essay
hut kun je uitkijken over de Oostvaarders plassen, een ‘wild’ gebied waar niets doen de managementfilosofie is en grote grazers na een strenge winter dus op natuurlijke wijze wegkwijnen. Kijken naar ontworpen wildernis op een stuk land dat we hebben veroverd op de woeste zee: de ironie is niet te missen. Zoals Kester Freriks opmerkt: ‘Een eeuw geleden diende het ontginnen van wildernis de beschaving. Nu staat het schéppen van wildernis gelijk aan beschaving.’ Het getuigt politiek-bestuurlijk gezien van een nogal wiebelige omgang met het landschap. Typisch Nederlands is óók dat het kan – en dat we het doen. In de traditionele, ‘Amerikaanse’ betekenis staat ‘wildernis’ voor natuur die nog niet door mensenhanden is beïnvloed of gevormd.
deze definitie direct geen echte wildernis meer. Zulke wildernis is een droomplek, een fantasie. In feite koppelt Turner sublieme ervaringen één op één vast aan de wildernis. Alsof bepaalde ervaringen – die ik subliem noem – zich uitsluitend in een bepaalde omgeving kunnen voordoen. Alsof ze alleen daar wortel kunnen schieten en voorgoed verloren gaan zodra de laatste wildernis ontgonnen is. Dit is de angst van Turner en vele Amerikaanse wildernisdenkers met hem. Maar is die angst terecht? Ik denk dat de band tussen wildernis en het sublieme minder het karakter van een wetmatigheid heeft dan Turner doet voorkomen. Dat blijkt bijvoorbeeld al uit het feit dat sommige mensen zelfs in de meest woeste natuur
“ Het besef dat je sommige belangrijke ervaringen niet kunt delen, omdat die via jouw lichaam verlopen” Zo bezien is wildernis iets wat je conserveert – en dat doe je door ervan af te blijven. Die opvatting kent net zo goed haar ironie, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het werk van de Amerikaanse klimmer, filosoof en schrijver Jack Turner. Turners essays zijn een hartstochtelijk pleidooi voor wildernis als onberoerde plek, los van elke menselijke inmenging, waar het leven zijn juiste loop neemt en zijn natuurlijke harmonie vindt. Die plek wordt een vluchtoord waar zoekende mensen een bepaald soort ‘waarachtige’, sublieme ervaringen kunnen opdoen. Je voelt Turners passie, zijn oprechte bekommernis dat al die getemde, in cultuur gebrachte gronden een bepaald soort ervaring schaarser maken. Zijn pleidooi is mij sympathiek, maar er zitten rare kantjes aan. Om te beginnen heeft zijn omschrijving iets vijandigs: ‘mijn wildernis is een plekje zonder jullie’. En dan is er die ironie, die Turner overigens zelf inziet: hoe kun je nu wildernis ervaren als je er eigenlijk niet kunt zijn? Want waar jij bent, is volgens
geen sublieme ervaringen opdoen. Zet hen in de toendra, een regenwoud of een polder bij nacht, en ze willen vooral naar huis. Zij lijken simpelweg het talent te ontberen om zich open te stellen voor de natuur. Gevoeligheid voor het sublieme in de natuur is kennelijk iets waar je meer of minder aanleg voor kunt hebben; een soort vermogen, vergelijkbaar met muzikaliteit. Er is geen garantie dat een bepaald wild landschap bij iedereen in elke levensfase een sublieme ervaring oproept. Deze filosofische kanttekening over de relatie tussen omgeving en ervaring maakt de zaak van natuurbeheerders niet gemakkelijker. Stel dat het al lukt om beleidsmakers te overtuigen van het belang van die persoonlijke, half mystieke, ‘sublieme’ ervaringen, waar wél wat stukjes wilde natuur voor nodig zijn (ofwel: grond waar anderen van af moeten blijven, ondanks eventueel economisch potentieel), dan nog is er geen garantie dat deze vrijgestelde publieke grond die belang-
rijke ervaringen ook levert aan de belastingbetaler. Sommige burgers zullen onbewogen blijven. Waarmee ‘wildernis’ vergelijkbaar wordt met de opera die dankzij overheidssteun kan blijven bestaan, en de vogelkijkhut bij de Oostvaardersplassen doet denken aan de gesubsidieerde theaterstoelen waarop de culturele elite neerstrijkt. Het pleidooi is bekend: ‘Overheid, houd dit in stand, want wij maken hier zulke mooie dingen mee! Dit zijn de ervaringen die ons leven kleur en diepte geven!’ Hoe overtuigend is het als argument voor mensen die zo’n ervaring op dezelfde plek niet hebben? Zij zullen jou moeten geloven. En het jou vervolgens ook nog moeten gunnen. Maatschappelijk gezien geen eenvoudig verhaal. Maar als de relatie tussen wildernis en sublieme ervaringen losser is dan mensen als Jack Turner het doen voorkomen, is dat ook goed nieuws. Sublieme ervaringen hoeven dan ook niet afhankelijk te zijn van die o zo schaarse wildernis in onversneden vorm. Het sublieme blijkt eerst en vooral een ervaring, een ervaring waar je bovendien al dan niet gevoelig voor kunt zijn. De getalenteerden onder ons kunnen misschien al sublieme ervaringen opdoen in een béétje wildernis. Bram van de Klundert, directeur Waddenfonds en fervent vogelaar, verhaalt in Expeditie Wildernis over zijn ‘ervaringen met het sublieme in de Nederlandse natuur’. Om die over zich af te roepen, moet hij wel zijn best doen. Ook hij weet dat het sublieme een geheimzinnige maar cruciale relatie onderhoudt met dreiging. ‘Het angstaanjagende heeft in Nederland wel een heel kleine plek gekregen,’ meent hij. Maar Van de Klundert heeft een troef: een netwerk om jaloers op te zijn. Hij zet zijn contacten met officiële natuurbeheerders in en laat zich welbewust afzetten bij de wildste natuurgebieden van Nederland, waar hij zich inspant om een week lang niemand tegen te komen. Zo verblijft hij in wat hij ‘de achterkant van Nederland’ noemt: Tiengemeten, de Millingerwaard, Schiermonnikoog, de Weerribben, en nog zes andere plukjes Nederlandse wildernis. Hij lijdt kou, zijn gedachten dwalen geregeld af, en hij betwijfelt of hij wel kan zeggen dat hij zich in de wildernis begeeft als hij zo goed de snelweg kan horen en ’s avonds
17 nog steeds de gloed ziet die van de kassen afkomt. Toch rapporteert hij sublieme momenten. Die lijken vooral te schuilen in verstilling. In samenvallen met dat wat is, opgaan in de omgeving. Dat is iets waar je talent voor kunt hebben, maar wat je ook kunt ontwikkelen. Bijvoorbeeld door te mediteren, zoals Van de Klundert niet nalaat te benadrukken. Van de Klundert en Turner pleiten ieder op hun eigen wijze voor het koesteren van een bepaald soort ‘buiten’ dat naar binnen kan vloeien. En beiden vinden zij die voeding voor hun mystieke lichaam in de wildernis. Zij delen de overtuiging dat wildernis cruciaal is om hun spirituele dorst te lessen – hoe anders van aard de Nederlandse en Amerikaanse wildernis feitelijk ook zijn.
Waarin de filosofische tussen stand wordt opgemaakt Wat is nu gezegd? Reële wildernis doet zich voor tussen twee ironische verdwijnpunten: dat van de ‘ontworpen wildernis’ en dat van een ‘wildernis vrij van de smet van mensendieren’. Die twee uitersten laten in de praktijk een enorme zone open, die toestaat om zowel een oerbos als een volkstuin waaruit je het kweekgras maar niet weg kunt krijgen te bestempelen als een vorm van wildernis. Zelfs een ziekenhuis waar resistente bacteriën hun slag slaan is zo beschouwd wild gebied! Voor beleidsmakers is zo’n ruim, tolerant begrip van wildernis weinig bruikbaar, realiseer ik me. Maar het faciliteren
“ Ontworpen wildernis op een stuk land dat we hebben veroverd op de woeste zee” van beleidsmakers is hier ook niet het doel. Laat het nu genoeg zijn om te stellen dat de wildernis een fysieke plek is waar natuurlijke processen zich voltrekken volgens hun eigen wetten en principes en waar zij hun eigen ritme en loop volgen. Een plek waar je als mens te gast bent. En wat is nu het sublieme? Eerst en vooral een ervaring, ben ik geneigd om te zeggen. Een ervaring van iets dat groots is en mooi, maar ook dreigend en ontembaar. De ervaring zelf is notoir moeilijk te omschrijven. Dat kan lastig zijn in het publieke debat, maar diskwalificeert in mijn ogen de ervaring zelf niet – integendeel. Om Friedrich Nietzsche te citeren: ‘Onze echte belevenissen zijn allerminst praatziek. Ze kunnen zich niet eens uitspreken, ook al zouden ze dat willen. Dat komt omdat het hun aan woorden ontbreekt.’ En die echte belevenis die je kunt opdoen in de wildernis is op zichzelf helder in zijn betekenis: het is een ervaring die jou op je plaats zet. Die duidelijk maakt dat er een grens is aan wat jij, klein sterfelijk stoffelijk mensje, vermag. En die juist daardoor een ongekende ruimte biedt. Als je een sublieme ervaring zoekt, vraagt dat een eigenaardige inspanning om tot de juiste gemoedsgesteldheid te komen – een stemming
Marjan Slob is filosoof en essayist. Zij schrijft over wetenschap, natuur, democratie, fantasie, technologie – steeds met de vraag wat kennis en ervaringen nu voor ons betekenen. Zij doet dat op eigen titel of in opdracht van organisaties. www.marjanslob.nl Foto: Adrienne Norman
waarin het sublieme zich aan je kan voordoen. Struinen door weerspannige natuur, blootgesteld aan de elementen, is een krachtig en beproefd recept om die stemming over jezelf af te roepen. Maar voor iemand met aanleg kan zelfs de observatie van een spinnenweb aanleiding geven tot een sublieme ervaring. Kijk, die spin heeft haar web geweven in de hoek van dat bushokje, bij de tl-bak waar de vliegen op afkomen! En opeens klapt het blikveld om. Je vloeit naar buiten. Jij bent die spin; jij bent die vlieg. De spin in jou weeft webben op instinct; de vlieg in jou zit er maar mooi in vastgeplakt. Het sublieme speelt zich voornamelijk af in the eye of the beholder. Maar een sublieme ervaring is onvermijdelijk gehecht aan een concrete plek. Het gegeven dat veel integere denkers en voelers hun sublieme ervaringen eerst en vooral opdoen in een wilde omgeving, zie ik als een appel aan landbestuurders. Wildernis blijkt een belangrijke poort naar het sublieme. Daar, in die omgeving, komt ons gevoel voor het sublieme gemakkelijk tot bloei. Zorg dus voor wildernis. Opdat sublieme ervaringen toegankelijk blijven.
Terug 18
reportage
De vraag of er in ons land ruimte is voor sublieme natuurervaringen, is niet eenduidig te beantwoorden. De een beweert dat je zo’n ervaring in je achtertuin kunt hebben, de ander meent dat dit alleen maar kan in een echte wildernis met wilde dieren. Op zoek naar een antwoord ging Jan Dobbe op bezoek bij mensen die (over)leven in de wildernis tot een tweede natuur hebben gemaakt: bushcrafters. Hij vond ze op de Veluwe en trok een dagje met hen op‌
19
Tekst: Jan Dobbe* | Beeld: Michiel de Jong © Comic House**
naar de essentie Bushcraften in Nederland De term
‘sublieme natuur ervaring’ staat voor een ervaring met iets in de natuur dat duidelijk anders, groter is dan jijzelf. Het is een mengeling van verrukking enerzijds en besef van je eigen kwetsbaarheid anderzijds, die op een of andere manier maakt dat je je heel levend voelt. Je ervaart het sublieme. Een gevoel waar je later naar terugverlangt, waarnaar je bewust op zoek kunt gaan. Mensen die al dan niet bewust op zoek gaan naar zulke ervaringen, zijn bushcrafters, mensen die volgens eigen zeggen de natuur ervaren en waarderen door er zo veel mogelijk deel van te zijn, door er letterlijk middenin te zitten. Hoe kijken zij tegen de Nederlandse wildernis (of juist het ontbreken daarvan) aan? groene mannen
Op zoek naar antwoorden kom ik terecht bij Extra Survival, een bushcraft-organisatie van René Nauta en Beke Olbers uit Vledder (Dr.).
Ik mag een dagje met hen meelopen tijdens een extraining, een trainingsweekend met hun vrijwilligersteam op de Veluwe. Op de dag zelf word ik per mobiele telefoon naar de plek geloodst waar het team bij elkaar is. Halverwege een bospad doemen zes groene mannen op uit het bos. Het is even slikken, het lijken wel commando’s. Maar het valt mee: vriendelijke gezichten, open en enthousiast. Handen schudden met René, Menno, Frits, Ted, Erwin en Bob. Waarom die groene pakken? ‘We willen
niet graag detoneren in de natuur. En het is dumpkleding. Goedkoop en zeer degelijk. Geen dress code dus, maar gewoon heel erg handig!’
Twee mannen hurken plots bij een boom: ‘Hier was een boommarter!’ Ze wijzen op een zwart drolletje. Het determineren van zo’n drolletje, het volgen van dierlijke sporen, de fascinatie daarvoor… het is een rode draad. Even later bereiken we het kamp waar het team bivakkeert. Er staat een grote tipi, waarin een kampvuur brandend wordt gehouden. Dat is nodig, want overdag komt de temperatuur niet boven nul (eind maart!) en er staat een gure wind. Hier wordt gegeten en gepraat. Verspreid door het bos zie ik afdakjes van zeil met bagage eronder. ‘We slapen niet in tenten, omdat je dan alsnog afgesneden bent van de natuur. We willen er middenin zijn, zodat je een ree of hert dat bij je in de buurt komt grazen, ook echt kunt zien…’ thuis in de natuur
Waar gaat bushcraft over, vraag ik René Nauta. ‘Kennis haal je van je pc, de
tv en boeken,’ zegt hij, ‘maar ervaring en waardering haal je uit de natuur zelf. Als je de natuur niet als tegenstander maar als medestander
leert zien, zal je je er thuis gaan voelen. Dat is waar het bij ons over gaat: dat je met gebruik van al je zintuigen vertrouwd raakt met de natuur en wat zij te bieden heeft. Het is géén sportieve prestatie, zoals bergbeklimmen – zeker niet! Maar wel: Hoe en waar bouw ik een bivak, welke plant levert zeep, aspirine of touw, met welk materiaal kan ik een goed vuur maken zonder lucifers? Hoe herken ik sporen van wilde dieren en wat leid ik er uit af ? Wat zeggen bepaalde geluiden?’ Op de vraag of er in Nederland nog voldoende gelegenheid is om een sublieme natuurervaring op te doen, krijg ik ook bij deze groep natuurliefhebbers geen eenduidig antwoord. René: ‘Echte wildernis heb je hier niet meer, maar dat betekent niet dat je geen mooie natuurervaring kunt hebben. Veel cursussen geven we bewust in Nederland. Want het leren herkennen van planten, dieren en bomen begint in feite in je eigen achtertuin. Daarna zal je ze overal herkennen. En technieken, zoals een vuurtje maken, kun je ook het best hier oefenen. Daarvoor hoef je niet naar de rimboe!’ niks mag
Kritiek op het Nederlandse natuurbeleid hebben de bushcrafters echter ook. René: ‘Natuurbeleid gaat ervan uit dat mensen de natuur schaden. Daarom mag je er niet komen, al helemaal niet ’s nachts. Zo wordt de natuur ‘eng’ en creëer je steeds meer afstand. Wat we hier nu doen, mag niet: van de
** J an Dobbe is freelance journalist en tekstschrijver. Adviseert de redactie van magazine DIER van de Nederlandse Dierenbescherming, waar hij lange tijd hoofdredacteur van was. ** Michiel de Jong volgde diverse kunstopleidingen om uiteindelijk voor het vak van striptekenaar te kiezen. Hij publiceert in Zone 5300 en maakte met Milan Hulsing de strip Hanuman in het Algemeen Dagblad. De Jong wordt gezien als Nederlandse vertegenwoordiger van de Atoomstijl in de school van Yves Chaland.
20
reportage
paden af, wild kamperen, een vuurtje maken, in het bos slapen. Maar hoe moet je anders de natuur leren kennen?’ Gelukkig kent hij de eigenaar van dit bosperceel, die hen persoonlijk toestemming heeft gegeven. René: ‘We praten met organisaties als Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer om de teugels op dit punt te laten vieren. Langzamerhand zie je dat onze argumenten serieuzer worden genomen.’ Als voorbeeld noemt hij landen als Schotland en Scandinavië. ‘Daar groeien kinderen op met natuur. Ze gaan naar buiten, dat is een belangrijk deel van hun educatie. En zo raken ze vertrouwd met de natuur. En wie vertrouwd is met de natuur, gaat er ook beter mee om.’ oncontroleerbare natuur De natuur is populair. Volgens René Nauta volgden al duizenden mensen een natuurcursus bij hem. ‘De leeftijd van de cursisten ligt grofweg tussen de 20 en de 45. Het zijn vooral mannen, zo’n 75 procent, maar de vrouwen zijn in opkomst.’ In het team is landbouwkundige Beke Olbers de enige vrouw. Als levens- en zakelijk partner van René stapte ze in 2009 in het bedrijf. Ze leeft nu samen met René minstens twee derde van het jaar in de vrije natuur. ‘Bushcraft is voor mij een levenswijze geworden, meer dan technieken en cursussen. Wat mij echt naar buiten trekt is de wens om te ervaren en te snappen wat er buiten gebeurt, buiten te ZIJN. En dat ‘buiten zijn’ is ook het enige dat er is. Dat is heel concreet, heel eenduidig. Je bent zeer bewust bezig met dingen. Het is een illusie dat we de natuur
kunnen controleren. Dat wilde, oncontroleerbare ervan blijft me fascineren.’ De bushcrafters zijn qua achtergrond heel divers. Alleen René en Beke zijn er professioneel mee bezig, de rest is vrijwilliger. Menno is manager in de sociale werkvoorziening en raakte ‘uit pure nieuwsgierigheid’ betrokken bij de natuur. ‘Bij het uitlaten van de hond dwaalde ik steeds verder van het geijkte pad af en dat wakkerde een ongelooflijke nieuws gierigheid aan naar wat er in de natuur te beleven valt.’ Frits verzorgt de inkoop en de logistiek bij een vaatwasmachineproducent, zit zijn hele leven al bij de scouting en ziet buiten leven als één grote uitdaging. Ted doet logistiek werk bij de landmacht, en kreeg na een jeugd in de natuur (zoon van een boswachter) na 20 jaar weer ernstig behoefte om de natuur in te trekken. Arend is onderwijzer en kreeg de natuur met de paplepel ingegoten door zijn vader die bioloog was en doordat hij opgroeide in de polders. Erwin is ICT’er, zit al van jongs af aan bij de scouting. Bushcraft heeft hem anders leren kijken: ‘Je ziet echt iets als je naar buiten kijkt!’ Bob is design engineer in Delft: ‘Het bos heeft me te pakken.’
twee kilo bepakking. Je krijgt geen aansteker of lucifers mee en geen eten of drinken. Je moet het vier dagen en nachten in je eentje redden. Het heeft me gebracht wat ik zocht: de essentie van hoe dingen werken. De directe koppeling tussen de keuzes die je maakt en de gevolgen daarvan: als je nu geen hout verzamelt voor een vuurtje, is het straks te donker en zit je vanavond in de kou en kun je niet koken. Actie is pure noodzaak. Je leert ook wat dit leven doet met je lijf. Denk aan de werking van hormonen – adrenaline die gaat werken als je in actie moet komen. En heb je na een paar dagen je schaapjes op het droge – eten, onderdak, vuur – dan is die pure noodzaak weg. Je zakt weer in… Totdat het begint te regenen, dan is de adrenaline er weer vanwege de noodzaak om in actie te komen.’
‘Kijk, de hoefafdruk van een wild zwijn!’ We knielen erbij neer en Bob wijst de contouren van de afdruk aan. robinson crusoe
‘Al met al leef je in de natuur als In de loop van de middag maken we opportunist, als een soort Robinson een wandeling door het bos– waar we Crusoe. Je moet rekening houden met het ook langs een wildspoor komen waar weer, windrichting, waar haal ik spullen vanhigh tech camera’s van Extra Survival daan? Ontdekkingsreisjes zijn dan belangrijk staan opgesteld om het wild te filmen. om te weten wat je kunt verwachten in zo’n adrenaline
Ik raak in gesprek met Bob. Hij is op solocursus geweest in Schotland: ‘Als je solo gaat, heb je
terrein. Dus niet steeds dezelfde route lopen, want dan leer je niet. In het dagelijks leven loop
21 je wel steeds dezelfde route.’ Het geeft Bob een kick zulke inzichten op te doen. ‘Ik zei tegen een vriend dat ik die levenswijsheid had opgedaan: loop nooit dezelfde weg terug. Toen zei hij: “Inderdaad, dan loop je altijd vooruit.” Zo is dat!’ Hoe is het eigenlijk met de tijdbeleving? Gaat die langzamer dan normaal? Bob: ‘Nee hoor, de tijd gaat juist verrassend snel. Je hebt maar een bepaald aantal uren licht om je dingen te doen. Logistiek moet er heel veel gebeuren: hout sprokkelen voor vuur, eten zoeken en bereiden. Je bent continu bezig om te bedenken of iets nog wel of niet kan. Je hebt het eigenlijk geweldig druk!’
We zien de drol van een marter… Bob: ‘De draaiing in die drol, daar zie je het aan’. Bushcrafters zijn dus eigenlijk drukke baasjes? Bob: ‘Er is constant werk aan de winkel. Je moet een basisbestaan organiseren. Een onderkomen maken en inrichten. Hout sprokkelen voor vuur, zorgen voor water. Voor een beetje licht moet je heel veel doen. Om zo’n basis te creëren heb je zeker vier dagen nodig. Staat die basis eenmaal, dan kun je het zeker nog wel een week uithouden. Mooi is het gevoel van ‘thuiskomen’ bij mijn zelfgemaakte, provisorische onderkomen.’ Met dank aan de mensen van Extra Survival. Kijk op www.extrasurvival.nl
Wat doet zo’n soloweek met je? Bob: ‘Ontroering. Ik heb wel wat traantjes gelaten op de terugweg. Je hebt jezelf bewezen dat je jezelf in je eentje kunt bedruipen in de natuur. Je doet alles wat nodig is om te overleven. Dat is een heel krachtige ervaring, een essentieel gevoel dat je nergens anders kunt opdoen. Simpelweg omdat in het dagelijks leven altijd alles al is geregeld.’
We zien een plek waar een roof vogel een kleinere vogel heeft zitten verorberen: op een oude boomstam liggen veren, kleine botjes. spirituele ervaring
Levert bushcraften spirituele ervaringen op? Is het bos een spiegel van de ziel? Bob: ‘Ik ben geïnteresseerd in de essentie van dingen. Wat drijft mensen? In mijn werk gaat het steeds om ‘meer voor minder’. Machines maken die 1.500 vleeskippen per uur kunnen verwerken. Vergelijk dat eens met het gevoel dat je hebt in de natuur als je hongerig bent, de overduidelijke sporen van een konijn ziet en denkt: “Hoe krijg ik die op mijn bord?” Vervolgens moet je dat zelf uitzoeken, dingen proberen. Lukt het of lukt het niet en wat doet dat met je? Dit contrast met mijn dagelijkse
werk is buitengewoon belangrijk voor me. Ik heb een rol in de maatschappij, maar de wetenschap dat ik onafhankelijk daarvan kan bestaan geeft een geweldige kick.’ Volgens Bob beweegt de maatschappij steeds verder af van de kern der dingen. ‘Neem iets banaals als een stuk spek. Ontbijtspek bij de supermarkt is iets heel anders dan het spek dat de ambachtelijke slager van varkens afsnijdt. De supermarkt is bezig met waardemaximali satie: daarom bewerken ze het spek zodanig dat het heel veel water kan vasthouden. Omdat water goedkoop is en body geeft. Het draait niet meer om het product, maar om de kostprijs. Naarmate je meer bewust bent van je rol in een wereld die niet draait om echte waarden, heb je meer tegengewicht nodig in een wereld die je met de kern van dingen confronteert.’
Op een haar na hebben we een ontmoeting met een groep wilde zwijnen. Ze hebben liggen slapen in de bosjes, maar gaan er als de bliksem vandoor als ze letterlijk lucht van ons krijgen. De teleur stelling is voelbaar…
22
wende
“ ‘ Wat is natuur eigenlijk?’ die vraag wordt te weinig gesteld”
23
Tekst: Matthijs Sienot* | Beeld: Marco Bakker**
Filosoof Koert van Mensvoort over ‘old’ versus ‘next nature’.
computervirus
Een is natuurlijker dan een polderlandschap Als in een
romantisch theater, zo voelt kunstenaar en filosoof Koert van Mensvoort zich als hij met vrienden in het bos is. Zijn vrienden daarentegen vinden het heerlijk om ‘even in de natuur’ te zijn. Maar dat bos is toch gewoon door mensen aangelegd en onderhouden? Zo houdt Van Mensvoort zich al tien jaar bezig met de vraag ‘Wat is natuur?’ De inzichten die hieruit volgden, legden de basis voor zijn ‘NextNature-filosofie’. Hij schreef hierover niet alleen een rijk geïllustreerd boek, maar hij gaf er ook een inspirerende TEDx-lezing over.
‘In 2001 maakte ik een documentaire voor de VPRO,’ vertelt Van Mensvoort. ‘Daarin kwam een stadsmeisje voor dat dagelijks haar haren wast met dennenshampoo. Wanneer ze op een dag met haar vader in het bos wandelt, zegt ze: “Pappa, het bos ruikt naar shampoo.” Die generatie vertegenwoordig ik. De vraag “Wat is natuur?” wordt te weinig gesteld, vind ik.’
Maar tegelijkertijd willen allerlei organisaties de natuur wél redden. Van Mensvoort: ‘Dat heeft eigenlijk iets paternalistisch, want de natuur is toch veel groter dan de mens?’ Een belangrijk kenmerk van natuur vindt Van Mensvoort ‘wildernis, oncontroleerbaarheid’. In dat perspectief is een computervirus natuurlijker dan een aangeharkt polderlandschap. Om het begrip natuur te kunnen verklaren, plaatst Van Mensvoort het in een evolutionair perspectief. De aarde ontwikkelde zich van een geosfeer zónder leven (4,5 miljard jaar geleden) via een biosfeer mét leven (3 miljard jaar geleden) naar een technosfeer met menselijk leven (tienduizend jaar geleden). Zoals de komst van leven de geosfeer fundamenteel veranderde, zo veranderde het ontstaan van de mens de biosfeer fundamenteel. De natuur veranderde met ons mee. Dat wat de biosfeer heeft De TEDx-lezing van Koert van Mensvoort is te vinden op Youtube (www.youtube.com). Het boek NextNature kunt u bestellen op www.nextnature.net/book/
voortgebracht, noemt Van Mensvoort ‘old nature’ en dat wat de mens tijdens de technosfeer in gang heeft gezet, noemt hij ‘next nature’.
Centraal in deze visie staat de gedachte dat onze technologische omgeving zo complex, alomtegenwoordig en oncontroleerbaar wordt dat we het als ‘natuur’ gaan beschouwen. Denk aan de corporaties die ooit door mensen werden opgericht en nu een eigen leven leiden. Of neem ons financiële systeem: hoewel we dit zelf hebben opgezet, wordt het inmiddels bestuurd door computers met een gigantische rekencapaciteit. Van Mensvoort: ‘Deze evolutie is een gegeven. Ik pleit ervoor dat we die accepteren, omarmen en kijken hoe we er mee om kunnen gaan.’
Maar is de plastic soep die in de oceaan drijft dan ook een voorbeeld van ‘next nature’ die we moeten omarmen? ‘Nee, wat mij betreft niet. Daar zie je een clash tussen oud en nieuw. De old nature meeuwen verslikken zich letterlijk in het next nature plastic.’
‘Evolutie ontstaat door de interactie tussen mensen, natuur en techniek,’ licht Van Mensvoort verder toe. ‘We moeten proberen die ontwikkeling in goede banen te leiden door bij de technologieën die we maken rekening te houden met de behoeftes van mensen en van de biosfeer. De grootste bedreigingen voor de moderne mens zitten tenslotte niet meer in de biosfeer, maar in de technosfeer. Wij denken dat de mens de dominante soort is, maar blijft dat ook zo, of worden het corporaties? De behoeftes van corporaties zijn anders dan van mensen. Corporaties willen overleven en groeien, maar ze hebben geen behoefte aan schone lucht.’
Hoewel hij in zijn lezingen graag grappen maakt over biologische landbouw, ziet hij dit wel als een manier om de technosfeer beter af te stemmen op de behoeften van mensen en die van de biosfeer. ‘Maar ik word zelf geen boer, mijn opa was een boer. Nu zijn er robots die we kunnen inzetten in de biologische landbouw. Daar geloof ik meer in. Dat vind ik een mooi voorbeeld van techniek die rekening houdt met de behoeftes van mensen en van de biosfeer.’
*Matthijs Sienot is publicist en uitgever van hetkanWel, de website over groener, eerlijker en leuker leven. **Marco Bakker is freelance portretfotograaf.
24
Verhaal
Tekst: Tommy Wieringa* | Beeld: Willem Vleeschouwer © Comic House**
25
I
Torenvalk
k woon aan de oever van een meer. Het meer is leeggelopen, lang groen land kwam voor het water in de plaats. De vissers zijn boeren geworden maar als het waait trekken er golven door het gras. In hetzelfde jaar waarin de eksters hun nest bouwden, bouwde ik een houten huis in de tuin om in te schrijven. De eksters nestelden op ooghoogte van de plaats waar ik nu zat te werken, want de eik wortelt op de bodem van het meer en ik woon op de dijk, zo’n drie meter erboven. Vooral in het begin, toen het blad nog niet zo dicht was, kon ik hun huiselijk leven goed bekijken. Ik was onder de indruk van hun alertheid, hun dapperheid. Een deel van de zomer ging heen met de strijd tegen mijn katten. Een jaar later bouwden ze een volgend nest, een oksel hoger. Mij leek dat een ingenieuze vondst want de katten moesten nu eerst om het eerste nest heen, dat leeg bleef en als onneembare hindernis diende. (Of het dezelfde eksters waren weet ik niet, maar het was zo’n slim verdedigingswerk dat ik altijd ben uitgegaan van techniek en strategie – een meerjarenplan.) Het jaar daarop kwamen de eksters niet terug. Het was april, door het waas van jong groen zag ik nu een paartje torenvalken bij het bovenste nest. Ze namen het zonder veel plichtplegingen in bezit en vlogen af en aan voor mijn raam. Een verrekijker was niet nodig, ze zaten maar een paar meter hoger. Soms keken we naar elkaar, de roofvogel op zijn tak en ik in mijn schrijfhuis, lange, borende blikken, terwijl we dachten ‘wat gaat er in dat wezen om?’
Aan mijn reizend bestaan was een eind gekomen, er waren kinderen geboren, ik ging nu voor het derde achtereenvolgende jaar nergens heen. Ik was een man met een werkkamer en een moestuin geworden, iemand die zei: ‘Nee, ik kan niet komen, ik moet straks de kinderen halen.’ Ik hield van bijna alles wat het leven me gaf, maar soms beklemde me het gebrek aan bewegingsvrijheid. Steeds inniger werd dat voorjaar mijn band met de torenvalken; ik beschouwde hun komst als troost voor mijn huisgebonden bestaan. Het was juni toen ik voor het eerst een kuiken over de rand zag turen. Uit die onnozele verenbal zou een sierlijke kleine roofvogel groeien, een effectieve rover die met zijn hele voorkomen en handelen het woord scherpte belichaamde. Het was druk op de aanvliegroute voor mijn raam, het paartje riep elkaar schel toe in de vlucht. Ze brachten donkere, levenloze pakketjes naar het nest, soms stak er een muizenstaart uit. In de zomer landden de takkelingen op het kinderspeelgoed in de tuin, vanaf de dakgoot en het stuur van een fietsje keken ze toe hoe wij aten en dronken in de late zon. De hele winter heb ik aan hun terugkeer gedacht, hoe mijn hart zou opspringen als ik het hoge ki-ki-ki weer zou horen. Het is al mei nu, het nest heeft de winterstormen goed doorstaan, maar is slechts bezocht door een ekster en een kauw die er takken uit kwamen stelen voor nieuwe nesten. De torenvalk heeft zich niet laten zien.
* Tommy Wieringa schreef onder andere de romans Alles over Tristan en Joe Speedboot, het boek waarmee hij doorbrak naar een groot lezerspubliek en dat werd bekroond met de F. Bordewijkprijs. Zijn reisverhalen werden gebundeld in Ik was nooit in Isfahaan. Essays en beschouwingen van zijn hand verschenen in de Volkskrant en NRC Handelsblad. In 2007 publiceerde hij De dynamica van begeerte, een onderzoek naar de oorsprong van begeerte en de grote rol van pornografie in de moderne wereld. In mei 2009 kwam zijn roman Caesarion uit en in 2012 Dit zijn de namen, bekroond met de Libris Literatuurprijs 2013. Het werk van Tommy Wieringa wordt wereldwijd vertaald. ** Willem Vleeschouwer volgde zijn opleiding aan de Rietveld Academie en de Grafische School, Amsterdam. Hij publiceert onder andere in muziekblad Oor, Elsevier, PSV-Voetbalblad, Autoweek, Het Parool en Cosmo.
26
K a f en Ko r en
Tekst: Jan Dobbe | Beeld: Jos Collignon*
Verslagen, samenvattingen, reflecties, standpunten en inzichten DEBAT
Natuurbeleid: minder beheersing? E
en volle zaal trok het debat ‘Angstaanjagend en groots’ over het natuurbeleid in Nederland, dat op 18 april op Kasteel Groeneveld werd gehouden. Onder leiding van socioloog/historicus Bert van Meggelen boog het gezelschap zich over de vraag of het Nederlandse natuurbeleid meer tegemoet zou moeten komen aan het verlangen van mensen naar sublieme natuurervaringen. Filosofe Marjan Slob stelde dat het Nederlands landschap onvoldoende wildernis te bieden heeft en als zodanig weinig aanleiding geeft tot sublieme natuurervaringen. Volgens omgevings psycholoog Agnes van den Berg stimuleer je sublieme natuurervaringen vooral met betere kennis van en voeling met de natuur, duidelijke communicatie over die natuur en door te
‘ We willen te veel regisseren en sturen. Sublieme ervaringen faciliteren kan ook.’
bepalen waar je ‘wilde natuur’ wilt hebben. Volgens kunstcriticus Hans den Hartog Jager is het sublieme (‘schoonheid die je niet kunt beheersen’) een romantische reactie op de strenge klassieke schoonheidsidealen. De stedenbouw in onze tijd wordt nog steeds beheerst door de klassieke idealen, zie onze ordelijke nieuwbouwwijken. Bij velen roept dit een hang op naar het onbeheersbare – het sublieme. Zijn boodschap: laat de beheersing los. Filmregisseur Babeth Vanloo vertelde over het filmproject De Nieuwe Wildernis over de Oostvaardersplassen en vertoonde een prachtige trailer. In de film is er ook aandacht voor filosofische discussie en ervaringen van mensen, waarbij de focus ligt op de vraag hoe de mens zich tot die natuur verhoudt. Een panel bestaande uit Agnes van den Berg, Marjan Slob, Rein Munniksma (Gedeputeerde van de provincie Drenthe voor natuur en platteland) en Clemens Driessen (filosoofethicus van de RU Utrecht) discussieerden onderling en met de zaal. Men leek in het algemeen positief over invoering van wildernis, maar ‘het moet wel gepaard gaan met duidelijk gecommuniceerde beheers- en veiligheids
* J os Collignon is tekenaar en cartoonist en maakt sinds 1992 politieke prenten voor de Volkskrant. In januari 2010 won hij de Inktspotprijs voor de beste politieke tekening.
maatregelen: hekken, wildroosters, populatie beheer, beheerjacht’ (Munniksma). Dat een sublieme ervaring niet per se afhankelijk is van de aanwezigheid van wildernis, werd door iedereen gedeeld. Marjan Slob: ‘Ontvankelijkheid voor natuur is belangrijk, je moet oefenen om
‘ Nederlands landschap heeft onvoldoende wildernis te bieden’ die ontvankelijkheid verder te ontwikkelen. Oefenen is makkelijker als beheersing afwezig is.’ Reactie uit de zaal: ‘Een ongecontroleerde situatie willen we niet! Het zit in ons om te beheersen. Je wilt toch niet dat recreanten door stieren op de horens worden genomen?’ Agnes van den Berg: ‘We willen te veel regisseren en sturen. Sublieme ervaringen faciliteren kan ook. Laat mensen meer vrij de natuur te consumeren, laat eigen initiatieven toe, motiveer mensen meer met de natuur aan de slag te gaan.’ •
27
Tekst: Jan Hartholt | Beeld: Brigitte Kroone
TOEKOMST
Kasteel Groeneveld & de toekomst H
et beheer en de exploitatie van Kasteel Groeneveld gaan op 1 januari 2014 terug naar Staatsbosbeheer, en slechts een deel van de medewerkers kan mee. Dit is de uitkomst van een besluit van het ministerie van Economische Zaken en onderhandelingen met Staatsbos beheer. (Kasteel Groeneveld is onderdeel van het landgoed Groeneveld. Het landgoed is in bezit van Staatsbosbeheer.) Als onderdeel van het voormalige ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had het kasteel tot doel stad en platteland met elkaar te verbinden. Daarom verzorgde KG in opdracht van de minister een programma met beleidsdebatten, educatieve programma’s, publieksevenementen en tentoonstellingen. Jaarlijks namen zo’n tachtigduizend bezoekers deel aan de activiteiten in en om Groeneveld. Het Kasteel is in de jaren zeventig van de ondergang gered door
restauratie en nog onlangs gerenoveerd voor toekomstig gebruik. Vorig jaar is uit een intern onderzoek gebleken dat handhaving van Groeneveld als plek voor debatten en evenementen niet behoort tot de kerntaken van het nieuwe en gefuseerde ministerie van EZ; het zelf blijven beheren en exploiteren van het kasteel acht men niet meer te rechtvaardigen.
‘ Hoe precies, is nog niet duidelijk’ Daarom beëindigt EZ per 1 januari 2014 de gebruiksovereenkomst en komt de exploitatie en het beheer van het kasteel weer in handen van de eigenaar, Staatsbosbeheer. Alle programma-activiteiten worden beëindigd.
Dit heeft tot gevolg dat het GRNVLD magazine in 2014 niet meer zal verschijnen. Staatsbosbeheer wil de exploitatie van het kasteel op een sterk versoberde en aangepaste manier voortzetten. Hoe precies, is nog niet duidelijk. Het ministerie doet er alles aan om de medewerkers die niet overgaan naar Staatsbosbeheer, te begeleiden naar ander werk. Tot zover de feiten. Het hoeft geen betoog dat ik een en ander ten zeerste betreur. De behoefte aan discussie over de thema’s die op Groeneveld aan de orde zijn, is immers niet verdwenen. Ik hoop dat duurzaamheid ook hier zijn intrede kan doen: dat het einde weer het begin is van iets nieuws. Zoals zo vaak in de lange geschiedenis van de Buitenplaats Groeneveld. • Jan Hartholt Directeur Kasteel Groeneveld
28
K a f en Ko r en
Tekst: Noor Reigersman* | Beeld: Studio Marco Vermeulen, Rotterdam
BEHEER EN BEHOUD
Biesbosch Museum op een eiland Het Biesbosch Museum, gelegen op een eiland. Dat spreekt tot de verbeelding. Door de ontpoldering van de Noordwaard verandert het landschap rondom en in de Biesbosch drastisch. Het waterpeil van de Nieuwe Merwede daalt en de polder wordt natter, waardoor de Biesbosch er, net als vroeger, voor zorgt dat de Drechtsteden en Gorinchem droge voeten houden. Dit is allemaal in het kader van het project Ruimte voor de Rivier. Behalve meer waterveiligheid biedt dit project ook kansen voor landschap, recreatie en economie. Daar past ook het Biesbosch Museum in. Een deel van de rivierdijk aan de noordzijde, langs de Nieuwe Merwede, wordt met twee meter verlaagd, zodat het water uit die rivier bij hoog water over de dijk de polders in kan stromen. Aan de zuidzijde kan het water weer zijn uitweg vinden naar het Hollands Diep. Het Biesbosch
Museum ligt midden in een van de uitstroom openingen. Om al dat water ter hoogte van het museum ook in goede banen te leiden, worden de kreken rondom het museum verdiept en worden er nieuwe waterwegen gegraven, zodat er een eiland ontstaat. Zo wordt het museumeiland een
Land Art in het Zoetwatergetijdenpark
*Noor Reigersman is journalist en tekstschrijver.
integraal en fraai onderdeel van het landschap. Het wordt verbonden met het vasteland door middel van twee bruggen. Het bestuur van het Biesbosch Museum stelde voor om de huidige honingraatstructuur van het museum – bestaande uit elf kleine paviljoens – uit te breiden met vier paviljoens. In overleg met de provincie Noord-Brabant is gekozen voor een uitbreidingsplan met veel allure, waarbij ook het buitenterrein achter het museum ingericht zal worden. In het nieuwe museum komen naast een heringerichte expositieruimte – met daarin het bijzondere verhaal van de Biesbosch over het verleden, het heden en de toekomst – ook een bezoekersinformatiecentrum, een documentatie centrum, en meer horecaruimte en een terras. Op de bovenverdieping komen kantoorruimtes voor het museum, Staatsbosbeheer en het Parkschap De Biesbosch.
29 column marjan slob Momenteel komen er op jaarbasis naast zo’n 35.000 betalende bezoekers ook vierduizend mensen bij het museum met vragen over fiets-, vaar- en wandelroutes en verblijfsaccommodatie. Daarom komt er ook een VVV-servicepost in het bezoekersinformatiecentrum. ‘We verwachten dat de bezoekersaantallen verder gaan oplopen, want een museum op een eiland in een unieke zoetwatergetijdedelta spreekt erg tot de verbeelding,’ aldus Peter van Beek, directeur van het Biesbosch Museum. ‘Mensen hoeven in de toekomst uiteraard niet te betalen voor het horecagedeelte en het bezoekersinformatie centrum.’
‘ Een uitbreidingsplan met veel allure’ De expositieruimte wordt ook heringericht. ‘Alles wordt kritisch tegen het licht gehouden, want de collectie is sinds 1994 in grote lijnen onveranderd gebleven, en is dus wel aan vernieuwing toe,’ verklaart Van Beek. ‘Bovendien verandert er momenteel veel, wat in de expositieruimte eveneens aan bod komt, zoals het verhaal van de mensen die vanwege de ontpoldering van de Noordwaard moeten verhuizen.’ Maar daar blijft het niet bij. Ook buiten op het museumeiland is straks van alles te beleven, met de inrichting van onder meer een waterspeeltuin. ‘Dan moet je niet denken aan een pretpark,’ licht Van Beek toe, ‘maar aan een speeltuin met als basis de plattegrond van de Biesbosch, waar kinderen kunnen leren en spelenderwijs ontdekken.’ Vlak naast het eiland ligt buiten museum de Pannekoek, een klein gebied dat op traditionele wijze wordt onderhouden, met het snijden van grienden (wilgentenen). Het vernieuwde museum wordt zo duurzaam mogelijk gebouwd met vegetatiedak, waarvan een deel beloopbaar is met een fraai uitzicht op de omgeving. Verder komt er een ommuurde wal, die direct aansluit op het museum. Deelnemende partijen zijn Staatsbosbeheer, de gemeente Werkendam, Parkschap de Biesbosch en VVV Altena Biesbosch. Als alles volgens plan verloopt, zal de uitbreiding zo’n zes tot zeven maanden in beslag nemen en eind 2015 klaar zijn. Wanneer de renovatie precies begint is nog niet bekend. •
Errorarium De baas van de briljante, maar nukkige dokter House uit de gelijknamige televisieserie krijgt een welgemeend advies: ‘Je moet iemand als House niet willen controleren. Je moet hem managen.’ Ah, managen! Ofwel: meebewegen met je eigen doel voor ogen. Snappen dat je functioneel bent in een proces dat je niet compleet beheerst, maar dat je wel kunt beïnvloeden. Dit advies lijkt me ook toepasbaar op de natuur. Natuur moet je niet willen beheersen. Wel kun je snappen dat jij als mens onderdeel bent van natuurlijke processen – en die dan jouw kant ombuigen, omdat jij wilt overleven. De filosoof Hannah Arendt merkt op dat processen altijd verder strekken dan onze bedoelingen reiken. Een proces kent geen einde. En dat maakt processen principieel onzeker en onbeheersbaar. Arendt vraagt zich (in 1958!) dan ook bezorgd af wat wij doen als we ‘natuurlijke’ processen creëren ‘die zonder de mens nooit zouden bestaan en die de aardse natuur uit zichzelf waarschijnlijk niet zou bewerkstelligen’.
“ Natuur moet je niet willen beheersen” Ik moest aan haar denken toen ik het werk ‘Errorarium’ van biokunstenaar Adam Zaretsky zag op de tentoonstelling Ja Natuurlijk. ‘Errorarium’ is een soort jukebox waarin embryo’s van zebravisjes zweven die Zaretsky heeft geïnjecteerd met algen. ‘Doel is,’ zegt Zaretsky, ‘dat de embryo’s uitgroeien tot visjes die zichzelf kunnen voeden.’ Breder doel is natuurlijk om ons kunstkijkers te confronteren met ‘goedbedoelde’ ingrepen in natuurlijke processen. Arendt is allang overleden en kan zelf dus niet meer reageren op zo’n kunstwerk. Maar de lijn van haar denken valt wel verder te trekken. Zo denk ik niet dat Arendt ons zou oproepen om met onze tengels van de natuur af te blijven ‘omdat we niet goed overzien wat we doen’. Handelingen zetten volgens Arendt onvermijdelijk een proces in werking dat je niet helemaal kunt beheersen – en tegelijkertijd is handelen voor haar de essentie van menszijn. Wel zou ze ons, vermoed ik, oproepen om te handelen vanuit een bepaalde mentaliteit: een mentaliteit die de onvoorspelbaarheid en onomkeerbaarheid van onze daden erkent – en daarmee werkt. Een heel andere mentaliteit dus dan die ‘Errorarium’ uitwasemt. Misschien zou ze simpelweg zeggen: stop met ingenieurtje spelen. Wees een manager. •
Marjan Slob is filosoof, schrijver en moderator. www.marjanslob.nl
30
Groeneveld info
RETURN
SPEURTOCHT
interactief kunstwerk in de kasteeltuin van groeneveld
Ben je nieuwsgierig naar hoe de bewoners van Landgoed en Kasteel Groeneveld in het verleden leefden? Met de speurtocht Kasteel Groeneveld ontdek je alle hoeken en gaten van het kasteel. Zoek de silhouetten die je het verhaal van Kasteel Groeneveld vertellen. Vraag naar deze route à € 1,50 bij de balie.
In de binnentuin van Kasteel Groeneveld staat de interactieve installatie ‘RETURN’ van Denise Cecile. Het kunstwerk is geïnspireerd op de Xylotheek in het kasteel en vormgegeven als een leeg boomboek. RETURN biedt bezoekers een podium voor spel en interactie.
tot
01|09
Programma Kasteel WINKELGALERIE
Groeneveld 30|11
Elk kwartaal is er een nieuwe expositie met betaalbare kunst of design van een regionale kunstenaar. Tot 1 september 2013 exposeert Ank van der Zee. Haar beeldhouwwerken ademen lichtvoetigheid en herkenbaarheid uit. Haar bronzen beelden zijn vooral gericht op de vrouwelijke gestalte en de menselijke figuur.
tot Muizenhuis
Ervaar zelf hoe het is om in een kasteel te leven. Als muis in het Muizenhuis op zolder, naar het boek van Karina Schaapman. T/m eind november 2013.
18|08 CULINAIRE LUISTERLUNCH
Voor het vierde jaar op rij wordt een lezingenserie op de zondagmiddag georganiseerd in Kasteel Groeneveld. Inmiddels Sociëteit Culinair, in de wandelgangen de Luisterlunch genaamd. Steeds staat er een thema centraal. In 2013 gaan de lunches over Wildernis, en dan natuurlijk vertaald naar ons bord, onze voedselproductie, ons voedsel. Zondag 18 augustus gaat de luisterlunch over wildplukken nieuwe stijl door Edwin Florès.
nARTure by Gumbs
Peter van Straaten – Weet ik veel. Gewoon, een vogel. Tekeningen van Peter van Straaten waarin hij zijn blik naar ‘buiten’ richt. Van 7 juli t/m 1 december 2013.
Deze kunsttentoonstelling is samengesteld door Shari Lee Gumbs. Zij zocht op basis van het thema ‘Natuur’ ruim dertig kunstenaars bijeen die in de brede zin van het woord een aandeel voor nARTure by Gumbs leverden. De tentoonstelling is een mix van kleding, sieraden, design, fotografie, schilderijen en beelden. Van 2 juni tot 1 september 2013.
02|06 t/m 01|09
[ advertentie ]
WWW.BOEKENKRANT.COM
Dennis
bespreek
t Het gehei
HARRY BINGHAM FIONA pag boeke
nt vo or
en
pag
SUSKE EN WISK AMORAS E
13 >>>
nkra
m van Carm
nede
rlan
pag d en vlaan
• jaar g
te wat je
kan over
komen
Een marathon lopen der uitgeverijlucht .nl voor een marzon athon adver
23 >>>
deren
4 >>> | Het ergs
ang 7 • num m
er 6 • juni
Muziek in mijn li jf
2013 • w w w.
tenti
boeke
nkra
n t. c o
Lees ‘Ik, hardlo
van Stans
van der
JEF GEE DE AFR RAERTS IKAANS ROMANS E pag
pag
© Diego
Franssen
MAARTE VAN DER N DEBUUT GRAAFF BUNDEL
s
een eenma lige voorste lling. Iemand verde Je moet r op pagin s lief wel durven faction a 5 >>> : een -roman MET ONDER situere rond de n MEER: troons bestijg van Koning ing PAUL GELLIN Willem Alexan der. GS August van Oranje De Boeken usland zijn laatste gaat over ARNOU >>> PAG D RIGTER als kroonp dagen 3 Zoek de rins en zeesnu memoi de iver res die hij op MIKE moet krijgen >>> PAG papier EN RACHE 9 voor Koning L GRINT Klauwh der Nederl hij and I wordt. anden FRITA >>> PAG ABRAH pag 17 AMS Alles loopt altijd anders Strips >>> PAG adver 20 tenti Boekha es ndels Win een boek
INGMAR REISOEF HEYTZE ENINGE N
pag
8
9
Kasteel Groeneveld brengt literatuur en strips onder de aandacht. Samen met de Boekenkrant elke maand volop interviews, achtergronden en boekennieuws. Ga naar www.boekenkrant.com Verder in
www.we
reldbibl
iotheek.
pag
dit num
21
mer:
13 >>>
DE KL DE HE EUR VAN RINNE RING
Car Santose
boekfr
nl
Lees agmen het paginat op 14
pagina 23 pagina 26 pagina 27
1
GRNVLD Sociëteit Literair op zondag 30 juni Graag nodigen wij u uit voor de Groeneveld Sociëteit Literair op zondag 30 juni aanstaande. Wij ontvangen de volgende gasten. HANNEKE VAN EIJKEN draagt voor uit haar recent verschenen debuut Papieren veulens. Het is een krachtige bundel met optimistische, maar ook beklemmende kanten. Van Eijken reist veel en graag, en dat vormt dan ook een belangrijk thema in haar poëzie. ‘De verandering van perspectief die bij reizen hoort, houdt mij scherp. Als ik niet zou mogen reizen, zou ik heel onrustig worden.’
SHIRA KELLER debuteerde in 2012 met M. De roman vertelt het verhaal van kunstenares Leah Rosenberg. Ze moet een zelfportret maken maar krijgt het niet voor elkaar. Intussen dringen zich herinneringen op aan haar middelbare schooltijd, toen ze een affaire met een docent had. ‘Zoals veel mensen,’ vertelt Keller, ‘heb ik geen antwoorden op levensvragen. Dat frustreert mij. Ik ga daar mee om door te schrijven: dat levert mij de illusie van een antwoord, de schijn dat alles even klopt.’
‘Weet ik veel. Gewoon, een vogel’ Peter van Straaten bracht tussen 1963 en 1970 iedere zomer een aantal weken door op Kasteel Groeneveld. Zijn tentoonstelling ‘Weet ik veel. Gewoon, een vogel’ is zijn natuurlijke rentree.
In de tentoonstelling op Kasteel Groeneveld, vanaf 7 juli aanstaande, vindt u een selectie vogel-, landschapen natuurtekeningen van Peter van Straaten. Met zijn oudere broer Jan trok hij als jongen de bossen bij Arnhem in om naar vogels te kijken. Zijn observaties legde hij vast in prachtige logboekjes. Later in zijn werk rekte hij het begrip ‘natuur’ op naar
de menselijke aard. Met een scherp oog voor het menselijke wel en wee begon hij, met humor, de melancholie in relaties vast te leggen. De belangstelling voor flora kwam pas later, varend met zijn punter over het water bij Giethoorn. Nog steeds gaat Peter van Straaten regelmatig de natuur in om vogels te kijken. En ieder voorjaar trekt hij er op uit om het prachtige gezang van zijn favoriete vogel, de Fitis, te horen. Meer over de aard van Peters beestjes leest en ziet u in de nieuw verschenen reuzenpaperback: Het kan altijd nog erger. In duizend-en-een tekeningen.
11 >>>
per’
te trainen?
m
ETGAR SUPERLIKERET JM
Op vraag van violiste werd een Janine persoo Jansen nlijke bewerk bewerk te Bart ing waar Moeya Moeya ert L’Histo ert zijn ire du ziel in soldat legde. voor
pag
e
Ontmoet onze inspirerende gasten, test uw boekenkennis, geniet van poëzie. Wilt u gesigneerde exemplaren van de schrijvers kopen, dat kan. Zorgt u dan alstublieft voor contant geld. De locatie is het stijlvolle doch informele Koetshuis van Kasteel Groeneveld in Baarn. De entree bedraagt tien euro per persoon, daarbij is een drankje inbegrepen. Het programma begint om 14.00 uur. Maak uw belangstelling kenbaar via redactie@boekenkrant. com. Via dit e-mailadres kunt u ook reserveren. P.S. Ook ontvangen we een special guest, maar deze houden we nog even geheim!
7
Poel en Koen
de jong
32
mijn landschap
33
Tekst: Brigitte van Mechelen | Portretfoto: Marcel van Driel | Beeld: Peter van Straaten
Peter van Straaten over cantharellen plukken, het hoofdstedelijke leven en de Gelaarsde Roodspecht.
Of landschap troost biedt? Het uitzicht…
Ja, het uitzicht was beslist een reden om na jaren in het hart van Amsterdam te hebben gewoond naar deze flat te verhuizen (deze flat, een appartement op een der eilanden in het Oostelijk Havengebied met uitzicht op het IJ). En de zevende verdieping is precies goed; zit je hoger dan kijk je overal op neer, zit je lager dan staan er gebouwen in de weg. Maar van nature ben ik een bosmens, altijd gebleven. Ik ben opgegroeid in Arnhem, het hoogste punt van de Veluwe. Gemengd bos,
Peter van Straaten heeft een indrukwekkende reputatie opgebouwd als tekenaar en schrijver. Zijn werk werd met diverse prijzen bekroond en van de Universiteit Leiden ontving hij een eredoctoraat. In 2012 stopte hij na 54 jaar met zijn dagelijkse tekeningen voor Het Parool, maar gelukkig tekent Van Straaten onverminderd verder en verschijnt zijn werk volop in verschillende dag- en weekbladen.
vooral loof maar toch ook dennenbomen – het mooiste wat er is. De Posbank, Zijpenberg, dat was mijn speelterrein; bosbessen zoeken, bramen plukken, en cantharellen natuurlijk. Mijn vader en broers wisten veel van vogels en ik dus ook. Belangstelling voor planten kwam pas veel later, eigenlijk pas toen ik een huisje in Giethoorn kocht. Als we dan met de punter uit varen gingen irriteerde het me niets te weten van wat er allemaal aan de wallekant stond, dus ja, toen ben ik serieus met de Flora aan de gang gegaan. Daaraan gingen trouwens echt stadse jaren vooraf. De kunstnijverheidsschool waar ik op mijn negentiende naartoe wilde kon maar op één plek staan: in Amsterdam. Mijn moeder, die last had van het empty nest syndroom, heeft het nog proberen tegen te houden maar ik moest en ik zou. En toen ik er eenmaal was, nam ik meteen het besluit om een écht ‘stadsmens’ te worden. Ik was een provinciaaltje natuurlijk en wilde per se groots en hoofdstedelijk leven. Wat dat is? Kroegen, drank natuurlijk. Dat stadsmens ben ik heel lang gebleven, tot Giethoorn dus. Op het huisje in Giethoorn volgde een grote boerderij in Twisk. Inderdaad ja, het vlakke land. Gék werd ik ervan, die weidsheid, die wind… Dakpannen die rammelden, naar beneden kwamen zelfs. Na een tijdje kreeg ik van Staatsbosbeheer subsidie om iets aan erfbeplanting te doen. Geweldig, bomen! En ook een spotvogel ineens.
Echt buiten wonen zou ik niet meer willen. Altijd als er iets is – en er is altijd wel iets in Amsterdam – helemaal ernaartoe en ook helemaal weer terug. En het schoonhouden van al die sloten, nee. Het enige wat ik echt mis is de oprijlaan met klinkers. Van tijd tot tijd moest dat schoon natuurlijk, dágen mee bezig, heerlijk gewoon. Op je knieën een beetje peuteren, enorm rust gevend is dat. Dat doet me denken aan het huisje in Italië dat we een tijd hadden, en waar we drie maanden per jaar naartoe gingen. Weg van alles en iedereen, zelfs auto’s konden er niet komen. De boodschappen brachten we er per kruiwagen naartoe. Wat een rust. Of landschap troost biedt? En of. Schiermonnik oog bijvoorbeeld, waar wij bijna ieder jaar op de vlucht voor de Koninginnedagdrukte naartoe gaan en waar we dan de eerste nachtegalen horen. Dat is gewoon geweldig. In mijn column deze lente in NRC schrijf ik over het Fins Klokje, Tepelkruid en over de Gele Leperik die zijn kopje opsteekt. Ik dacht, dat heeft iedereen ogenblikkelijk door. Maar kennelijk zijn er lezers die niet raar opkijken van Jupiteroor, Blauw Tonggras en Doornig Mastkruid. Bij sommigen duurde het tot de Gelaarsde Roodspecht tot de twijfel toesloeg. Een persiflage op een natuurstukje, daar had ik nou al een hele tijd zin in.
34
Oogst
Het romantische landschap Als er één periode in de geschiedenis verbonden is aan escapisme is het wel de romantiek. Deze Europese cultuurbeweging ontstond aan het einde van de 18de eeuw en was een reactie op de verlichting en het rationalisme. Het gevoelsleven kwam centraal te staan. Vaak ging dit gepaard met een geïdealiseerd verleden, ver weggelegen geromantiseerde oorden en een verlangen naar de eeuwigheid en de natuur. Ook in de schilderkunst gingen emoties een steeds belangrijker rol spelen en werd de natuur, en met name het landschap, een populair onderwerp.
In de negentiende eeuw ging
men anders tegen de natuur aankijken. Ze werd opgevat als een organisme dat zich ontwikkelt, dat dynamisch is en onderhevig aan verandering. Dit stimuleerde de interesse in het specifieke en het bijzondere. Hierdoor golden de universele wetmatigheden van de Verlichting niet langer. Die aandacht voor het groeiproces van flora en fauna vinden we in de kunst onder andere terug in de minutieuze studies van ‘gewone’ planten. De uiterst gedetailleerd uitgewerkte bladeren en stengels krijgen een religieuze dimensie in de
zin van respect voor het levende. Behalve deze studies op microniveau werd de natuur ook op macroniveau nadrukkelijk met de levensloop in verband gebracht. In het Nederlandse landschap openbaarde zich de Goddelijke aanwezigheid. Dat was al zo in de zeventiende-eeuwse schilderkunst, toen de natuur werd gezien als een lofzang op Gods grootheid. Volgens deze theïstische opvatting bevond God zich boven de wereld, hoog in de hemel. De pantheïstische visie beschouwt God en de wereld als een eenheid. In Spinoza’s Deus sive natura – de natuur is God
35
Tekst: Benno Tempel* | Beeld: Rijksmuseum, Amsterdam
de wintervoorstellingen. Door deze stoffage wisten romantici hun werken een gevoelswaarde te geven. Ondanks de tekenen van leven overheerst een prettig, enigszins melancholisch stemmend solipsisme*. Juist op het ijs en in de sneeuw lijkt de mens zich alleen of in kleine groepjes te bewegen. De sporadische gebouwen die geïsoleerd in het landschap staan, geven de mens het gevoel verlaten te zijn in een witte, vreemde wereld. De sneeuw reinigt en bedekt en is daarom ideaal om de werkelijkheid te ontkennen. Sneeuw dompelt het land onder in een kleed van onschuld. De Nederlandse romantici gebruikten bijna allemaal deze ‘positieve eigenschappen’ van de winter.
G Barend Cornelis Koekkoek, Bosgezicht, 1848, Rijksmuseum, Amsterdam A Johannes Tavenraat, Het onweer, 1843, Rijksmuseum, Amsterdam
(1670) – werd het protestantse Godsbegrip vervangen door een spirituele, mystieke ervaring van het landschap. In de Romantiek zien we deze opvatting terug. Kunstenaars kwamen onder de betovering van het landschap. De schoonheid en het ontzagwekkende ervoeren ze als iets goddelijks. Anders gezegd: ze hadden een spirituele ervaring. De natuur is niet langer symbool van Gods grootheid, maar is goddelijk. Het gemoed van de toeschouwer kan over het algemeen in de Nederlandse landschapsschilderkunst goed tot rust komen, het wordt slechts sporadisch afschrikwekkend. In de natuur van de Nederlandse kunstenaars voelen we ons niet snel nietig, maar raken we ontroerd door de gracieuze schoonheid. De penseelvoering wordt onder controle gehouden, zoals blijkt uit het werk van Barend Cornelis Koekkoek, de grootste landschapschilder uit die tijd. Het favoriete landschap was het bosgezicht. Hier liet de kunstenaar de reële en de ideële wereld samenkomen. Zandwegen voeren naar de donkere diepten van het woud en naar het onbekende. Maar die ongure paden worden bijna nooit ingeslagen. Meestal zien we oplichtende doorkijkjes die hoop reflecteren en vaak komen de personages vanuit het ondoordringbare bos naar het licht. De wodanseiken, waar Koekkoek naam mee maakte en die veel navolging vonden, staan voor de eeuwigheid. Het leven, en niet de dood glorieert. Zelfs als er een dode woudreus is afgebeeld, is dat niet in een stervend bos, maar tussen gezonde bomen. Romantici hadden tevens een sterke voorkeur voor de verhullende kwaliteit van sneeuw. De dorpjes zien er sprookjes achtig uit en de blanke pracht gaat steevast vergezeld van een bleek zonnetje. Slechts een aantal personages bevolkt
De gemoedelijkheid lijkt dus de maat der dingen in de Nederlandse landschapsschilderkunst. Toch waren er enkele kunstenaars, zoals Wijnand Nuyen en Johannes Tavenraat, die zich daar niet aan hielden. Ze gingen zich te buiten aan pasteuze verfopbreng en vrije penseelvoering. Tenminste, volgens critici die vonden dat ze onhollands werk maakten en vervielen in excentriciteiten. Het werk zou te veel op dat van Franse romantici zijn gebaseerd. En inderdaad bezitten deze landschappen dezelfde geëxalteerde kwaliteiten. Ze spreken niet zozeer door het anekdotische, maar door de formele kwaliteiten. Felle kleuren en licht-donker tegenstellingen, gekoppeld aan een losse penseeltoets, maken deze schilderijen een feest van verf. Ook wat onderwerp betreft, sloegen deze kunstenaars een nieuwe weg in. In Tavenraats Het onweer is de angst van het dier tastbaar. Critici vonden de schilderijen te bombastisch en pleitten voor beheersing en harmonie. Anders zouden de zinnen van het publiek te veel worden geprikkeld. De romantici exploiteerden een pittoresk landschap van lommerrijke bossen en meanderende paadjes dat we tegenwoordig nog maar weinig met Nederland associëren. Het vaderlandse natuurbeeld wordt gevormd door de polders en weides zoals we die kennen van de schilderijen van de Haagse School. Toch hebben de romantici ook een landschapselement opnieuw populair gemaakt: de duinen. Staand op het duin, kon men aan de ene kant de Noordzee zien, die ons land bedreigde en tegelijkertijd de roem van de machtige zeventiende-eeuwse zeevloot had gebracht. Aan de andere kant zag men de bedrijvigheid van stad en ommelanden. Een belangrijke stimulans vonden kunstenaars in boeken als Hollands Arkadia of Wandelingen in de Omstreeken van Haarlem (1804) van de patriot A. Loosjes en Hollandsche Duinzang (1826) van David van Lennep. Het duinlandschap kon zo een van de stereotypen van Nederland worden. * solipsisme: het geloof of de filosofie dat er maar een enkel bewustzijn bestaat: dat van de waarnemer. Het hele universum en alle andere personen waarmee gecommuniceerd wordt bestaan slechts in de geest van de waarnemer.
* B enno Tempel is kunsthistoricus en directeur van het Gemeentemuseum in Den Haag.
36
MMM
• zest en sap van 1 ci troen • sap van 1 sinaasap pel • halve zu re appel • 2 eetlep els rietsuik er • 30 gram geroosterd e kraailookbo llen • 6 dl olijf olie • peper en zout naar smaak
K r a a i lo o Be r e id in
kd r e ss i n
g : Verwarm de zest, sap Als de suik van sinaasa er is opgelo ppel, appel st mix je all en suiker. e s Giet over in in een blen der tot een een fles. M inimaal 1 w dressing. eek houdba ar in de koe lkast.
g Kraailook groeit tussen het gras en is een ‘look’, zoals daslook en knoflook. In het vroege voorjaar vallen de kruidjes goed op, doordat ze sneller groeien dan de grassen. Het zijn lange dunne sprieten, hol en vezelig. Kraailook lijkt op bieslook maar is net iets donkerder en taaier.
Kraailook k
salade, net
Ook kun je
zoals bieslo
er een
kruidenbote
of een dres
nip je in de
r van make
sing.
ok.
n
Edwin Florès groeide op in de Achter hoekse natuur. Hij is professioneel wildplukker en paddenstoelenkenner. Met zijn bedrijf Casa Foresta geeft hij tal van cursussen. Ook schreef hij het boek Paddenstoelen, een praktisch boek met goed vindbare en herkenbare padden stoelen die geen giftige tegenhanger hebben.
37
Tekst: Isabel van der Weijden* | Beeld: Pieter Hogenbirk**
Een andere blik op
‘onkruid’
Hoe eetbaar is onze natuur in Nederland? ‘Heel eetbaar! Zeker 80% van het groen om ons heen is wel in een bepaalde vorm of onderdeel te eten. Van de zaden van grassen tot bessen, bladeren en scheuten. Of het nu groeit in het plantsoen, de tuin of aangelegd stukje natuur om de hoek. De plukplek bepaalt natuurlijk of het op je bord komt of niet, want je eet bijvoorbeeld niet het kruid vogelmuur of veldsla dat tussen de tegels groeit bij je op de stoep.’ Hoe lang plukt u al in het wild en hoeveel cursisten heeft u gehad? ‘Mijn hele leven ben ik wildplukker en ik heb honderden of misschien wel meer dan duizend cursisten gezien. Van jong tot oud en vanuit de hele maatschappij. Hippies maar ook hele jonge yuppen.’ Bent u niet bang dat uw cursisten na uw cursus de verkeerde keuzes maken? ‘Nee, want ik ben heel en dan ook heel streng tijdens mijn cursussen! Ik wil dat de cursisten met de juiste kennis naar huis gaan en dan moeten ze af en toe goed opletten.’ Wat neem je mee op pluktocht en wat zijn de do’s en don’ts? ‘Het liefst ben ik in gezelschap. Ik heb een mand, wat te drinken, schaar, mes en een emmer. Als het geen eigen grond is of van de gemeente moet je voor de pluk toestemming vragen aan de landeigenaar. Daarbij moet je ook durven plukken. Een goede veldgids zoals mijn Grote Wildplukboek is dan wel handig. Hierin kun je direct checken of je de juiste wildpluk te pakken hebt. Er zijn beschermde soorten, maar als ergens een grote hoeveelheid van iets groeit dan is een handje voor in je mandje geen probleem. Pluk met mate, dan schaad je de natuur niet. Pluk geen gewassen die je niet kunt determineren, dus waar van je niet zeker weet of het eetbaar is. Neem niet zomaar iets van iemand aan wat je niet kent en pluk niet langs de weg.’
Welke gewassen lopen we vooral voorbij terwijl ze goed eetbaar zijn? ‘Dat zijn veel bessen in aangeplante plantsoenen. Ik pluk elk jaar honderden kilo’s, zoals gele kornoeljes, krentenbessen, zuurbessen en meelbessen. Geen haan die ernaar kraait dat je ze plukt.’ Waar vinden we in Nederland de grootste variëteiten? ‘Elk seizoen heeft zijn hoogtepunt. Je kunt op de wildpluk wiki van Oogsten zonder Zaaien kijken wat er in welke maand te plukken is. Ik heb in mijn boek een lijst met de top tienen per maand. Zo pluk je bijvoorbeeld in de winter veel wortels, bladrozetten en echte winterpaddenstoelen. In het voorjaar vind je weer veel andere gewassen als daslook. Het best bewaarde geheim van de wildplukker is om nooit je stek te verklappen. Regelmatig eet ik wilde paddenstoelen, waterkers en brandnetel maar ook elke dag jam van wilde bessen.’ Wat is de top 5 van gemakkelijkst vindbare eetbare gewassen in het wild? 1 Brandnetels: even blancheren en ze prikken niet meer. Bereid ze daarna als groente. 2 Paardenbloemen: heerlijk om siroop, champagne of gelei van te maken. 3 Wilde appels: maak er sap van, gist erbij en je hebt je Nederlandse cider. 4 Vlierbloesem: maak de lekkerste siroop van de bloemen en bessen. 5 Bramen: niets romantischer dan met je gezin bramen langs een zandweggetje te plukken en er later een taart van te bakken.
* Isabel van der Weijden is adviseur in culinaire communicatie en realiseert met haar bedrijf Bel&Jet kookboeken en receptenbrochures. Zowel voor de consumentenmarkt als business-to-business. ** Pieter Hogenbirk is tekenaar en cartoonist. Hij is bekend van de strips Rembrandt en De Ruyter en maakt onder andere voor Kasteel Groeneveld art prints.
38
Verstript
De Elfenkoning
Ballade van Johann Wolfgang von Goethe
Tekst: Frank Jonker* | Beeld: Marissa Delbressine Š Comic House**
** F rank Jonker (1965) is auteur van stripscenario’s en korte verhalen. Zijn werk verscheen onder andere in Donald Duck, Tina en Penny. ** Marissa Delbressine is afgestudeerd aan de Hogeschool voor Kunsten Utrecht en is werkzaam als animator en striptekenares. Ze verzorgt workshops op het gebied van animatie, striptekenen en manga. Haar tekenfilms zijn op nationale en internationale festivals vertoond.
39
40
De Plek
Hunebed als kansel D49 oftewel de Papeloze Kerk De verbinding tussen monumenten en omgeving schuilt vaak in verhalen, of in kennis. Hoe meer je weet hoe meer het gaat leven. Ook voor de bijna vijfhonderd landgoederen, buitenplaatsen, historische tuinen, boerderijen, religieuze, militaire en industriële monumenten die Staatbosbeheer naast zo’n 250.000 hectare natuur, beheert gaat dit op. En voor de hunebedden… ‘D49’. Enig idee wat daarmee bedoeld wordt? Het is een beetje alsof iemand het heeft over BWV 244 terwijl hij de Matthäus-Passion bedoelt. D49 is namelijk de aanduiding die wetenschappers en beheerders gebruiken voor een van onze beroemdste hunebedden: de zogenoemde Papeloze Kerk in Schoonoord die onder de gemeente Coevorden valt. De D staat gewoon voor Drenthe, er zijn 52 D’s en twee nog bestaande G’s – Groningse hunebedden. giswerk Hunebedden zijn grafmonumenten die door het Trechterbekervolk zijn opgericht. Dat gebeurde zo tussen 3350 en 3000 voor Christus. De Trechterbekercultuur was schriftloos, dus fijne bronnen die ons uitleggen wat zij precies beoogden met hun enorme constructies en hoe ze die überhaupt realiseerden, ontbreken.
Veel is giswerk. Maar misschien is het daarom juist wel dat hunebedden passen in de belevings wereld van stoere jongens en meisjes maar ook in die van de tere romantische ziel. Ze zetten aan tot avontuurlijke fantasieën en weemoedige bespiegelingen. En dat is nog steeds zo, zelfs het op zich veel bezochte hunebed de Papeloze Kerk, als je dat op, laten we zeggen een dinsdagochtend in november bezoekt, grote kans dat je daar dan alleen bent. Het hunebed ligt prachtig, een beetje verscholen in het bos. Gegarandeerd dat het je aanzet tot overpeinzingen. Probeer maar uit! paap Maar dan, die bijzondere naam. Er wordt altijd verteld dat die als volgt ontstaan is: ten tijde van de opkomst van het protestantisme in de tweede helft van de zestiende eeuw, moest er
voor het belijden van dat geloof uitgeweken worden naar het buitengebied. In de bewoonde wereld zouden protestanten te veel opvallen en vervolgd worden door de katholieken. Het hunebed D49 is toen als kansel gebruikt. Menso Alting wordt wel genoemd als verkondiger van de nieuwe leer. Hij was een voormalig katholiek priester (een ‘paap’ zoals dat door hervormers genoemd werd) en de ‘kerk’ waarvoor hij predikte was dus papeloos. Vandaar de naam. Zegt men. Het riekt ook allemaal wel een beetje naar negentiende-eeuwse speculatieve geschiedenis en ‘invented tradition’. Het hunebed wordt namelijk voor het eerst pas in 1818 genoemd en pas helemaal op het eind van de eeuw met die naam op kaarten aangeduid. In 1878 verschijnt de geschiedenis van de naam voor het eerst op schrift, in Nieuw Drentsch Mozaïk van
41
Tekst: Marcel van Ool* | Beeld: Rijksuniversiteit Groningen/Groninger Instituut voor Archeologie, Van Giffen Kleurenbeeld: Hans Dekker
A H unebed D49 zoals Van Giffen het zag: ‘in zeer gehavenden staat’. H D49 in z’n huidige vorm: een educatief hunebed.
J. van der Veen, en sindsdien wordt deze gewoon overgenomen. D49 lag in de zestiende eeuw in een uitgestrekt, open heideveld. In veel bronnen lees je dan ‘dat de voorganger op het steengraf stond en bij onraad kon men zich tijdig gemakkelijk verspreiden’. Dat kan, maar je kunt je ook afvragen waarom je in eerste instantie een vlakte opzoekt als je niet gezien wil worden… gehavenden staat De Papeloze Kerk lijkt een van de gaafst bewaarde hunebedden van ons land. Maar dat is schijn. De Kerk is eigenlijk een reconstructie. De Groningse professor Albert Egges van Giffen (1884-1973), de ‘vader van de hunebedden’ en bedenker van de ‘D’s’ en ‘G’s’, beschreef de plek in 1925: ‘Het hunebed verkeert in een zeer gehavenden staat; de oorspronkelijke toestand is bij benadering nog wel herkenbaar.’ Hunebedden werden door de plaatselijke bevolking wel als steengroeves gebruikt. Een verbod op vernieling van hunebedden, al uit 1734, heeft niet kunnen voorkomen dat stenen weggehaald werden. Iets wat elke archeoloog tegen de borst stuit werd toen toch een overweging waard: om met
“ Klassiek schoolreisje uit de tijd van ranja en boterhammen met tevredenheid” behulp van stenen van andere hunebedruïnes (bijvoorbeeld D33 bij Valthe) één monument te maken dat eruit ziet zoals het oorspronkelijk door de prehistorische mens was aangelegd. Uitvoering van dat idee, in 1958 en 1959, was nog niet zo gemakkelijk. Niet alleen moesten stenen van elders komen, ook het met behulp van een takelwagen op hun plek krijgen van de zes grote dekstenen was een enorme klus. Toen die geklaard was, werd de helft van het monument afgedekt met een laag aarde en plaggen. Om het feitelijke hunebed werd een krans van stenen opgericht. Het is niet met zekerheid bekend hoeveel kransstenen Van Giffen aantrof, mogelijk maar acht. Nu staan er achtentwintig.
* Kunsthistoricus Marcel van Ool is werkzaam bij Staatbosbeheer.
galgenberg Decennialang moest je betalen om de Papeloze Kerk te bezoeken. Achter een traliehek lagen wat botten en potten die een grafruimte suggereerden. Bezichtigen van het hunebed was een klassiek Nederlands uitje en onderdeel van talloze schoolreisjes uit de tijd van ranja en boterhammen met tevredenheid. Nu is de Papeloze Kerk gratis en een bord verwijst je ook naar andere archeologische toppers in de directe omgeving: raatakkers, een urnenveld en een galgenberg en talloze grafheuvels. Reuze spannend allemaal, en het enige wat je nodig hebt is een beetje een verhaal maar vooral je eigen verbeelding. Dan leeft de geschiedenis.
42
in het volgende nummer:
nr.15 In komend nummer aandacht voor voedsel, een terrein waarop vele partijen met eigen waarden over elkaar heen buitelen. In aanloop naar het Groeneveld Forum dat in november op het kasteel Groeneveld in Baarn wordt georganiseerd, verkent GRNVLD alvast het veld.
Daarnaast:
‘De Nieuwe Wildernis’ de door
Ruben Smit gemaakte film over de
Oostvaardersplassen – het natuurgebied onder de rook van Amsterdam;
Claudia Reina over haar Smultuin; Ruud Kuijer over zijn Waterwerken, het grootste beelden project in de openbare ruimte in Nederland; een nieuw verhaal van Tommy Wieringa. de receptendromende
14 2013
MAGAZINE OVER HET VERBINDEN VAN STAD EN LAND
Word abonnee! Voor slechts € 25,–! grnvld nr.14 2013 MAGAZINE OVER HET VERBINDEN VAN STAD EN LAND
Sublieme natuurervaringen MARJAN SLOB
Bushcraften in Nederland JAN DOBBE
‘Roep van de wildernis’
Next nature
KOERT VAN MENSVOORT
EN VERDER
Wildplukken met Edwin Florès
Als abonnee krijgt u GRNVLD, magazine over het verbinden van stad en land, vier keer per jaar toegestuurd. Daarnaast: als abonnee bent u automatisch vriend van de Stichting Groeneveld. Als vriend • hebt u gratis toegang tot het kasteel voor uzelf en een introducé, • wordt u uitgenodigd voor openingen en andere activiteiten en • krijgt u korting op speciale publicaties en ander artikelen.
Torenvalk door Tommy Wieringa
Abonnee worden kan op drie manieren: • stuur een briefje met uw naam, adres, telefoonnummer en emailadres aan: Stichting Groeneveld, Antwoordnummer 586, 3740 VB Soest Nijverheidsweg. Een postzegel is niet nodig. • stuur een mail met dezelfde gegevens aan info@kasteelgroeneveld.nl • of bel naar 035 5420446.
[ advertentie ]
Geschiedenis in het echt!
Bezoek de Taveerne met gezellig terras op het Slotplein, voor een broodje, drankje of een lekker ijsje!
Museumkaart gratis
Kasteel Groeneveld, buitenplaats voor stad en land van het ministerie van Economische Zaken, wil stad en (platte)land opnieuw met elkaar verbinden.
Welke aardse woning is gelijk Aan dit, mijn sprookjesslot?’ Trots, of ik een prinsesje waar, Ging ik door ’t goud; Fragment uit ‘Najaarslaan’, Nieuwe Verzen (1909) van Jacqueline van der Waals (1868-1922)