8 minute read

Hoogleraar Judi Mesman over kleurenblind opvoeden

WINNAAR STEVINPREMIE JUDI MESMAN:

HELPT ‘KLEURENBLIND’ OPVOEDEN TEGEN

Verschillen in huidskleur mogen juist benoemd worden want zo kun je binnen de opvoeding vooroordelen en racisme – en het voorkomen daarvan – bespreekbaar maken. Dat stelt de Leidse hoogleraar Judi Mesman in haar boek ‘Opgroeien in kleur’ waarin zij ouders adviseert. ‘Waarom is er maar één huidskleurpotlood?’

De meeste mensen willen hun kinderen zonder vooroordelen opvoeden, maar dat gebeurt vaak wel in de praktijk, stel je in jouw boek. Hoe kunnen ouders dat voorkomen?

‘Daag allereerst je eigen automatische gedachten uit, want vooroordelen hebben we allemaal. Ook ik betrap mezelf daar weleens op. Ik stond een keer bij een kleermaker toen een vrouw daar een toga ophaalde. Even flitste het door mijn hoofd: die zal wel van haar man zijn. Vervolgens dacht ik: idioot dat ik dat denk, want ik ben zelf een vrouw met een toga. Zo associëren bijvoorbeeld veel ouders een zwarte man in een school eerder met een schoonmaker dan met een schooldirecteur. Zo gek is dat niet, gemiddeld genomen zijn mensen van kleur ook eerder schoonmaker dan directeur. Maar wees je bewust dat je aannames verkeerd kunnen zijn en wat die betekenen voor hoe je met iemand omgaat. En, ongeacht de kleur, ben je naar de schoonmaker toe even respectvol als naar de directeur? Verplaats je in het perspectief van een ander. Wat doen vooroordelen en discriminatie met mensen die dat meemaken? Luister of lees hun verhalen in de media of in boeken. Veel mensen hebben helemaal niet door dat bepaalde opmerkingen kwetsend overkomen.’

Met het gevaar iedereen in hokjes te plaatsen: voor wie is het boek geschreven, vooral voor witte ouders?

‘Primair is dat wel de doelgroep. Ik heb het boek geschreven omdat bij veel witte ouders de vraag leeft hoe je kinderen opvoedt zodat ze niet racistisch opgroeien. Veel ouders denken dat een ‘kleurenblinde’ aanpak het beste is. In gezinnen van kleur wordt doorgaans juist wel over kleur en verschil gesproken, omdat het onderdeel is van hun dagelijkse ervaringen. In mijn boek staan zeker ook tips hoe vooroordelen in gezinnen van kleur besproken kunnen worden, hoe je daarmee omgaat, maar ook hoe kritisch te zijn op mogelijke eigen vooroordelen.’

Hoe maak je vooroordelen bespreekbaar in je gezin?

‘Overleg met je partner als je met z’n tweeën de kinderen opvoedt. Over zoiets als voeding of schermtijd maken ouders ook afspraken, maar vaak niet over hun standpunten over (anti) racisme. Bepaal dus samen je positie, want dan pas kun je je kinderen bewust opvoeden. Bespreek bijvoorbeeld met elkaar of je wel of niet voor een etnisch gemengde school kiest. Wat zijn de overwegingen of vaar je puur op automatismen? Waarom staat een diverse school je niet aan? Dat mag ook best, want er kunnen ook haken en ogen aan zitten. Een ander onderwerp is Zwarte Piet en bespreek vervolgens: naar welk Sinterklaasjournaal en welke intocht gaat je kind kijken? Zo zijn er veel andere vraagstukken. Je hoeft niet overal een uitgekristalliseerde mening over te hebben, want het kunnen ingewikkelde onderwerpen zijn. Maar dan weet je dat van elkaar en dat kun

‘Over zoiets als schermtijd maken ouders afspraken, maar vaak niet over hun standpunten over (anti)racisme.’

‘Let op je taalgebruik. Veel mensen zeggen heel makkelijk “dat was een gewone Nederlander”.’

je ook zeggen tegen je kind: “Dit vindt mama lastig” en laat dan meerdere kanten van een vraagstuk aan bod komen.’

Dus je moet er wel even voor gaan zitten met je kind.

‘Je hoeft zeker niet een apart overleg in te lassen. Bespreek het onderwerp kleur en vooroordelen bijvoorbeeld als je samen tv kijkt en iets opvalt, als je kind met een bepaald verhaal van school komt, of als een gezin in de buurt komt wonen dat qua etnische herkomst anders lijkt dan andere gezinnen. Dat kunnen aanleidingen zijn om het over het kijken naar kleur te hebben. Let ook op je taalgebruik. Veel mensen zeggen bijvoorbeeld heel makkelijk “dat was een gewone Nederlander” als ze eigenlijk specifiek een witte Nederlander bedoelen. Alsof niet-witte Nederlanders geen gewone Nederlanders zijn.’

Kun je bijvoorbeeld ook beter niet zeggen “die donkere man” als je naar iemand verwijst van wie je de naam niet weet?

‘Als die man donker is, is daar niets problematisch aan. Veel witte Nederlanders willen kleurenblind zijn en sommigen beweren dat ook te zijn. De gedachte is: ik zie geen kleur, want dat legt alleen de nadruk op verschillen. Maar het probleem is dat wij en ook kinderen niet kleurenblind zijn. Het vermijden van het noemen van kleur geeft een boodschap: dit is waar we het liever niet over hebben. Uit onderzoek blijkt dat uitgaan van kleurenblindheid de verhoudingen tussen groepen in organisaties niet ten goede komt. Want als er geen kleur bestaat, kun je het ook niet hebben over waarom bepaalde groepen achtergesteld zijn en wat racisme betekent. Het begint dus bij het erkennen van verschillen tussen mensen en verschillende behandelingen die mensen meemaken op basis van die kleur.’

‘Ik heb mijn halve jeugd

gehoord dat ik terug moest

naar mijn eigen land.’

Welk onderzoek heb je gebruikt voor het boek?

‘In Nederland staat dit onderzoek nog in de kinderschoenen. Voor zover ik weet, ben ik hier de enige die de invloed onderzoekt van ouders op vooroordelen van kinderen. Mijn onderzoek gaat over of en hoe ouders in Nederland met hun kinderen praten over dit soort onderwerpen. We kijken naar verschillende etnische afkomsten: in witte gezinnen, TurksNederlandse gezinnen, Afro-Nederlandse gezinnen en, recentelijk, Chinees-Nederlandse gezinnen. In hoeverre hangt de manier waarop ze denken en praten samen met vooroordelen van kinderen? Het onderzoek loopt nog, maar we hebben wel al gezien dat jonge kinderen tussen de 6 en 10 jaar al vooroordelen hebben. Ze gebruiken etnische kenmerken als ze mogen kiezen naast wie ze willen zitten en wie ze zouden uitnodigen voor een feestje. Het liefst kiezen ze iemand uit hun eigen groep. Dat zagen we bij alle groepen, maar het effect is wel iets minder sterk bij kinderen van kleur.

‘Daarnaast onderzochten we de relatie tussen het benoemen van kleur en vooroordelen bij kinderen. Dat deden we aan de hand van een platenboek met diverse personages dat ouders met hun kind doornamen. Als ouders de uiterlijke kenmerken, zonder daarover te oordelen, benoemden zoals “hee dit is een meisje met een hoofddoekje” of “dit is een bruine man” hadden de kinderen juist minder vooroordelen. Benoem het gewoon als het functioneel is, maar je hoeft zeker niet een heel verhaal te wijden aan de huidskleur, tenzij er echt een gesprek plaatsvindt over zoiets als racisme. Onze uitkomst sluit ook aan op internationaal onderzoek in de VS en Engeland: de kleurenblinde aanpak zorgt doorgaans niet voor minder vooroordelen bij kinderen.’

Wat is je eigen ervaring als het om vooroordelen gaat?

‘Ik ben zelf van kleur, mijn moeder is Indisch en mijn vader een witte Nederlander, en ik heb mijn halve jeugd gehoord dat ik terug moest naar mijn eigen land. Ook mijn drie kinderen, allen tieners, krijgen vragen waar ze nou écht vandaan komen. Terwijl we hier allemaal geboren zijn. Kleurverschil is een zichtbaar ding in ons gezin – mijn man en hun vader is een witte Europeaan - en daar hebben we het dus al over van jongs af aan. Maar we bespreken ook al van jongs af aan hoe we zelf over anderen praten.’

Heb je nog iets geleerd van je eigen kinderen en hun inzichten voor dit boek gebruikt?

‘Ja, absoluut. Hun generatie is op een veel explicietere manier met kleur bezig, mede door de Woke- en Black Lives Matter-beweging. Op social media, waar ik zelf nauwelijks op zit, komen ze allemaal verhalen en standpunten tegen en daar wordt weer op een andere manier over gepraat. Ze wijzen mij erop en daar leer ik van. Zoals hoe heftig er gereageerd wordt op zoiets als culturele toe-eigening. Bijvoorbeeld als een witte celebrity Afro-vlechtjes of, zoals Adele, Bantoeknotjes draagt. Mensen van kleur kunnen dan heftig reageren: “Jij hoort dat niet te dragen”. Dat is iets van de zwarte cultuur die vaak gekleineerd is. Nu dragen witte beroemdheden het en is het opeens mode.’

Zou dat dan niet mogen?

‘Ik wil niet allemaal standpunten innemen of zoiets wel of niet kan. Mijn boek gaat over bewustzijn. Dat zoiets als Afro-vlechtjes een culturele en voor velen een historische achtergrond heeft. In Engeland en de VS zijn er scholen waar zwarte leerlingen ze niet mogen dragen omdat ze gezien worden als een soort getto-uiting. Ik leer ook van mijn kinderen als we samen naar televisie kijken. Ik ben redelijk ‘woke’ opgevoed – dat woord bestond natuurlijk nog niet in de jaren ‘90’ - maar veel dingen vonden we toen gewoon. Zoals de rol van gender en kleur op tv of het gebrek daaraan. Neem een populaire serie als ‘Friends’. We kijken in ons gezin daar graag samen naar. Mijn kinderen zeggen wel: “maar dat kan toch niet mam, er zit bijna geen persoon van kleur erin”. Dat valt me nu pas op en daar hebben we het dan samen over, wat zegt dat over de representatie van kleur in de jaren ’90?'

Waar kun je als ouder nog meer op letten?

‘De keuze van woorden doet er dus echt toe. Hoe vaak wordt er in gezinnen of op school niet gevraagd: mag ik het huidskleurpotlood? Daar bedoelen ze dan vrijwel altijd dat ene zalmroze potlood mee, terwijl het alleen de huidskleur is van een beperkt deel van de wereld. Waarom is er maar één huidskleurpotlood? Dat is een typisch klein voorbeeld waar je alert op kunt zijn. Je hebt tegenwoordig ook een prachtige potlodenset die de hele range aan huidskleuren beslaat.’

STEVINPREMIE

De Stevinpremie wordt jaarlijks uitgereikt door wetenschapsfinancier NWO, aan een onderzoeker die een bijzonder succes heeft behaald op het gebied van kennisbenutting voor de samenleving. Judi Mesman ontving deze prestigieuze onderscheiding in 2021 voor onderzoek naar opvoeding en diversiteit. Aan de premie is een geldbedrag van 2,5 miljoen euro verbonden, voor onderzoek en/of activiteiten met betrekking tot kennisbenutting.

This article is from: