Cleo Wächter- Onderzoek. - Over de wetenschappelijke waarde van de kunstenaar.

Page 1

Onderzoek

Over de wetenschappelijke waarde van de kunstenaar

Cleo W채chter


Onderzoek Over de wetenschappelijke waarde van de kunstenaar Cleo W채chter


Aanleiding/inleiding

( 4-7 )

Hoogtepunten uit de kunstgeschiedenis

( 8-15 )

De theorie anno 2015

( 16-25 )

Case studies

( 26-41 )

Eindrapport

( 42-47 )

Bronnenlijst

( 48-49 )

Bijlage: Veldobservaties


0

Aanleiding/Inleiding

Q:

“Cleo, waarom ben je fotograaf?”

A:

“Omdat ik met fotografie alles kan onderzoeken. Ik kan me overal nog in verdiepen, al mijn interesses van vroeger: archeologie; sterren kijken; vreemde steden; etc. Ik mag ze even aanraken, de feiten en regels tot me nemen, maar ik hoef me niks van ze aan te trekken. En als ik er klaar mee ben, dan ga ik weer verder.”

Fotografie is voor mij een middel om verschillende onderwerpen vanuit verschillende disciplines te onderzoeken, het geeft me een excuus even ergens bij te horen of heen te gaan. Soms ben ik antropoloog, soms astronoom, soms geoloog. Soms wandel ik een heel weekend mee met backpackers met het excuus dat ik hun levensstijl aan het onderzoeken ben. Daarnaast probeer ik te lezen wat zij lezen, te luisteren waarnaar zij luisteren, te verzamelen wat er over het thema al bestaat in bronnen uit de kunst, literatuur of statistiek. Dit (veld)onderzoek is belangrijk voor me, het geeft me het gevoel dat mijn uitspraken over het onderwerp gegrond zijn en dat ik het recht heb mijn visie te tonen aan de buitenwereld. Door me onder te dompelen in mijn onderwerp en het uit een te zetten aan de hand van zelf gewonnen informatie trek ik conclusies die ik daarna weer kan tonen aan mijn publiek. Maar tot op welke hoogte is mijn ‘onderzoek’ gegrond? Wat is mijn onderzoek waard? En is het , doordat het in mijn werk altijd om ‘mijn waarheid’ draait onterecht om mijn conclusies of het eindproduct te zien als iets dat de kunst overstijgt? Moet ik dat willen? Wat is kennis eigenlijk en in hoeverre is kunst wetenschappelijk te benaderen? Is dit iets nieuws of is de kunstenaar dit in wezen altijd al geweest? 5


Dit zijn de vragen die ik wil stellen in deze scriptie. Om zo een antwoord te vinden dat mezelf tevreden stelt en me in staat stelt mijn eigen fotografie beter te verantwoorden.

6

0

Noteer hier uw eigen gedachtengangen over het voorafgaande hoofdstuk.

Notities


1

Hoogtepunten uit de kunstgeschiedenis

Een aantal hoogtepunten uit de (kunst)geschiedenis: hoe zijn kunst en wetenschap in het verleden met elkaar verweven geweest?

De negen muzen uit de Griekse oudheid Geletterdheid en een gelijkwaardige verdeling van kennis in onze Westerse beschaving zijn een relatief moderne gegevens. Tegenwoordig zijn we maar één keer googlen verwijderd van een oplossing of antwoord en wordt er door middel van onderwijs en educatieve kinderprogramma’s al vanaf zo vroeg mogelijk een beroep gedaan op onze intelligentie. De oude grieken hadden een andere manier om hun kennis te verspreiden. Aan de hand van mythen en sagen die door het volk van mond tot mond werden overgedragen werd kennis overgedragen. De verhalen waren spannende vertellingen over helden en goden. Zo kwam het dat de Olympus, de hoogste berg van Griekenland bij iedereen bekend was. En de verschillende sterrenbeelden makkelijk te onthouden waren, omdat zij aan deze vertellingen gekoppeld waren. Clio, de muze van geschiedschrijving, verbeeld door Johannes Vermeer in het schilderij ‘De Schilderconst’ (1670).

9


Wetenschap als macht, de renaissance Een schilderij waar ik als middelbare scholier erg van onder de indruk was is het werk van Holbein de jongere, ‘De Ambassadeurs’. Het is een schilderij geschilderd in 1533 en het behoort tot de kunst uit de hoog renaissance. Er zijn twee mannen van stand afgebeeld. Tussen hen in, op een laag kastje met verschillende planken liggen allemaal

10

1

Muzen. Wikipedia.org: http://nl.wikipedia.org/wiki/Muzen

Hans Holbein de Jonge – ‘De Ambassadeurs’ (1533)

Een voorbeeld dat de samenhang van de verbeelding en wetenschap goed duidelijk maakt zijn misschien wel de muzen. Deze negen dochters van Zeus, en zussen van Apollo, woonden op de berg naast de Olympus en beoefenden daar hun expertises. Voor elk talent, wetenschappelijk of afkomstig uit de kunsten stond een muze. De muzen zijn nu nog steeds bekend als ‘inspiratie’. Wie een muze heeft, wordt geïnspireerd door iemand. De muzen staan in zekere zin dus aan de grondslag van elk project of idee: zonder inspiratie komt niemand verder. Op een berg in Griekenland woonden de personificaties van het lied, het fluitspel, het epos, de geschiedschrijving, de tragedie, de retoriek, de dans, de komedie en de sterrenkunde, min of meer vreedzaam bij elkaar1. Een kunstenaar zonder inspiratie heeft het moeilijk: het is zijn drijfveer. Het is stap 1 in een proces. Maar niet alleen voor de beeldende vakken zoals we deze nu kennen stond een muze. Hier rechts zien we de verbeelding van de muze ‘Clio’, die stond voor de geschiedsschrijving. Dit beeld interesseert mij omdat het een afbeelding is van hoe een kunstenaar geïnspireerd raakt door de muzes in letterlijke zin. We kunnen wel zeggen dat in de griekse oudheid alles elkaar veel meer overlapte. De maatschappij was veel meer in de ban van mythologiën en nam deze ook aan als een soort ‘wetenschap’; legitieme kennis. De Kunde en het artistieke vermogen stonden destijds veel met elkaar in verbinding.

voorwerpen die hun welstand moeten aantonen. Ze staan voor een groen gordijn, en voor hun voeten ligt/zweeft iets dat lastig te definiëren valt. De objecten in de kast zijn haast allemaal wiskundige of astronomische meet-instrumenten. Ze verwijzen naar de kennis van het tweetal: de verschillende vormen van wetenschap van die tijd. Dit was niet uitzonderlijk: het tonen van objecten in schiklderijen om zo naar macht en (geestelijke) rijkdom te verwijzen werd veel gedaan. En eigenlijk is dit nooit uit de beeldcultuur verdwenen: ook nu posten we foto’s op platforms zoals Instagram om onze kennis en eigendommen te laten zien. Wat fascinerend is, zijn niet de wetenschappelijke objecten die afgebeeld zijn, maar de manier waarop. Maar de manier waarop wetenschap, religie en kunstenaarschap in het beeld zijn verweven. De vlek voor de beide heren is een anamorfose: een vertekende afbeelding, die er slechts gezien vanuit een bepaalde hoek of onder bepaalde voorwaarden realistisch uitziet2. Vanuit 2

Annamorfose. Wikipedia.org: http://nl.wikipedia.org/wiki/anamorfose

11


De kunstenaar trekt er op uit Een aantal eeuwen na het werk van Holbein bevinden we ons in de romantiek (de 18de eeuw) de schilderkunst is dan volgens John Constable (landschapsschilder) ‘alleen een ander woord voor gevoel’4. De enige wet voor de kunstenaar is zijn eigen gevoel. De kunstenaar trok naar buiten, verkende het landschap, werd geraakt door de grootsheid van de natuur. De romantische instelling van die tijd is voor de moderne mens nu te overdreven, ongeloofwaardig, geworden, maar alsnog heeft deze (stijl)periode een grote invloed gehad op onze denkwijzen. Een van de grote filosofen 3

12

4

Algemene kunstgeschiedenis, Honour en Flemming, hoofdstuk Elf, Harmonie en hervorming, blz. 430 Algemene kunstgeschiedenis, Honour en Flemming, hoofdstuk vijftien, blz. 599

Casper David Friedrich – ‘Der Wanderer über den Nebeln’ (1818).

een hoek links dicht op het beeld is een doodshoofd te zien. Het beeld is een memento mori. De mannen met de stalen gezichten zijn zich ook bewust van hun sterfelijkheid, het is niet direct af te lezen, maar ligt verborgen in een diepere, technische laag. En ook helemaal links boven in beeld is een verwijzing naar de sterfelijkheid en het leven na dat op aarde te zien. Een kleine Jezus aan het kruis hangt in die hoek. In de lijn van deze betekenissen circuleert er ook een speculatie van de Britse wetenschapper John North. Hij rekende uit dat Holbein beide heren portretteerde op 11 april 1533, goede vrijdag, om precies drie uur, het tijdstip dat Jezus stierf. Met deze berekening is de cirkel tussen de afgebeelde objecten en het concept rond. Het was in deze stijlperiode voor het eerst dat kunstenaars een eigen plaats konden innemen te midden van de grote geesten van hun tijd. De bouwkunst, schilderkunst en beeldhouwkunst werden nu voor het eerst ook opgevat als ‘vrije kunst’, in plaats van als handwerk. Dit ging gepaard met de reformatie: de protestantse leer stelde de handelingen van de kerk aan de kaak en richtte zich meer op het individu als voorheen gedaan was3.

van die tijd is David Hume, die geïnspireerd werd door John Locke en Spinoza. Hij vertegenwoordigt het empirisme: ervaringskennis. Het woord empirisch is afgeleid van het Griekse woord “empireia”. Ervaring. Kennis die je opdoet door ervaring. Zintuiglijke ervaring. Empirische wetenschappen zijn wetenschappen die kennis verzamelen door middel van zintuiglijke observatie. Dit kan gebeuren door het uitvoeren van experimenten of praktijk observaties. Op basis van experimenten probeert men regelmatigheden vast te stellen die geformuleerd worden in de vorm van wetten, natuurwetten. Veruit het bekendste schilderij uit de Romantiek is ‘der Wanderer über den Nebeln’ door Casper David Friedrich 13


(1817-18). Op het doek is een man afgebeeld, wij zien hem vanaf de rug, die over een bergpas uitkijkt. Het is nevelig en de man staat op een rotsblok. Wat ik mooi vind aan dit werk is dat het voor mij over het ontdekken van de wereld gaat, we kijken met de man mee over de wijdheid van een misschien wel ongrijpbaar landschap. Door het werk te ervaren kunnen we een gevoel5 krijgen van wat de kunstenaar bedoelde, de betekenis die hij in deze wereld zoekt. Het geeft mij geen informatie over de daadwerkelijke plek: we weten niet waar, op welk moment dit plaatsvond, daarvoor is de plek te monumentaal: te inwisselbaar. Maar daarentegen hebben wel een idee van het gedachtengoed van de schilder en zijn drang om de wereld te ontdekken en te begrijpen. Kunst als tijdsbeeld Als ik schrijf dat Holbein, de 9 muzen en Friedrich allen een duidelijke reflectie zijn van het collectief gedachtengoed van de tijd waarin zij leefden. Dan voelt dat als een open deur in trappen: is het niet onmogelijk om iets anders te doen? Je bevindt je altijd in een bubbel van je eigen tijd. Ik vind het interessant om met name Holbein en Friedrich naast elkaar te zien: de eerste vertegenwoordigt in het eerst opzicht een rationele denkwijze, kennis is onderwerp en ook een middel voor de schilder om zijn boodschap over te brengen. Daar tegenover klinkt Friedrich zweverig. Ik ben benieuwd hoe we de verschillende stromingen terug zien in het hedendaagse werkveld van de kunstenaar: welke houvast heeft hij? Is wetenschap iets dat de kunstenaar alleen kan inspireren, of kan hij deze ook beoefenen? Hierover gaat het volgende hoofdstuk.

14

5

Algemene kunstgeschiedenis, Honour en Flemming, hoofdstuk vijftien, blz. 599

1

Notities


2

De theorie anno 2015

De kunstenaar promoveert. Misschien wel de meest relevante recente ontwikkeling op het gebied van de kunst is de PhD voor kunstenaars. De brug van kunstacademie naar universiteit word hiermee officieel beklonken. Wat houdt dit eigenlijk in? Een beschouwing van het fenomeen aan de hand van het boek ‘See it again, Say it again’ van kunsthistorica en professor Janneke Wesseling.

Een recente ontwikkeling in het kunstenaarschap is de mogelijkheid tot promoveren: een PhD voor kunstenaars. Dit is onder andere mogelijk op de Universiteit van Leiden. Iemand die heel belangrijk is (geweest) voor dit traject is Janneke Wesseling. Janneke Wesseling is sinds 2007 hoofd van het lectoraat Art Theory op de KABK. Dit lectoraat werkt samen met de PHDArts, het traject voor kunstenaars en ontwerpers die willen promoveren aan de Universiteit Leiden, waarvan Janneke Wesseling mede-oprichter is. Doel van deze samenwerking is het samenbrengen van de kunsten en academische disciplines. Daarnaast schrijft ze al sinds 1982 voor het NRC Handelsblad en bracht ze in 2011 het boek ‘See it Again, say it again’ uit. Deze was het zesde boek in de Antennae Serie, die keer op keer personen uit de kunstwereld vraagt een boek te maken over een, voor deze doelgroep belangrijk, thema aan te snijden6. Uit het boek waarin Janneke Wesseling een aantal essays rondom dit thema bundelt heb ik een aantal essays uitgekozen om uitvoeriger te bespreken en standpunten rondom het thema te vergelijken. In de inleiding van ‘See it Again, Say it again’ maakt Wesseling duidelijk wat dit boek doet verschillen van andere discussies rondom het populaire ‘buzzword’ research. Zij wil zich richten op het onderzoek dat door middel van 5

Bron. KABK.nl: http://www.kabk.nl/pageNL.php?id=0191

17


kunst plaatsvindt: Research through the arts. Wat volgens haar zo bijzonder is aan dit soort research is het feit dat het denken en het maken samen gaan. De actie en de reflectie daarop gaan hand in hand. Dat kunstenaars zich nu ook binnen een universitair kader kunnen ontwikkelen, is aan de ene kant een recente ontwikkeling: het is een politieke beslissing geweest die werd besloten in het verdrag van Bologna (1999-2010). Aan de andere kant echter, is het fenomeen van onderzoek in de kunst niks nieuws. Met name conceptuele kunststromingen in de jaren ’60 stellen dat kunst niet los van geschiedenis en politiek gezien kan worden en ze dringen aan dat kunst per definitie cognitief is: kennis overdraagt. De context van het werk is besloten in het werk zelf. De onderzoekende kunstenaar verschilt van andere kunstenaars doordat hij statements maakt over de productie van zijn werk. Hij is niet langer een kunstenaar die berichten de wereld in stuurt vanuit zijn werkkamertje: hij is op zoek naar discussie in het publieke domein. Dit is één van de grondvoorwaarden van onderzoek: het moet besproken worden. Binnen de kaders van een PhD voor kunstenaar geldt dat het onderzoek tot nieuwe inzichten moet leiden, zowel op persoonlijke als op grotere schaal. Zodat het gerechtvaardigd blijft dat het op universitair niveau wordt besproken. Taal is van immens belang voor deze zaken: zonder een taal is het onmogelijk om een discourse in te gaan, dus het vinden van een taal waarmee we kunnen communiceren over onderzoek in de kunst en waardoor we kunnen het research kunnen evalueren is waarschijnlijk belangrijker dan de methode die we daarvoor vinden. In de 19e eeuw vindt er een duidelijke splitsing plaats tussen de oude denkwijze in de kunst: kunst als mimesis. Dit houdt in dat kunst niet langer een imitatie is van de wereld die zich focust op schoonheid en waarheid. Hegel noemde 18

dit zelfs ‘het einde van de kunst’. Dit ging gepaard met een behoefte aan meer besef van de collectieve geschiedenis. Het leven in de 19e eeuw veranderde drastisch met de komst van industrie (Wesseling schrijft hier niet zo concreet over maar verwijst wel naar ‘het moderne leven’), de wereld is opeens gefragmenteerd en verspreid: we kunnen in de kunst veel lastiger een overkoepelende, totalitaire wereldvisie vinden. Dit is het moment waarop kunstenaars autonome makers worden. Dit doen ze onder andere door op elkaar te gaan reageren, in plaats van hun leermeesters na te doen. Het werk heeft niet meer de functie de werkelijkheid af te spiegelen, maar reageert op de context waarin het gemaakt wordt. Moderne kunst werd zelf-kritisch: behalve op kunst en politiek reageert het ook op zichzelf: het is zich bewust van de geschiedenis die vooraf is gegaan aan zichzelf. Dit schisma hield in de jaren ’60 enige tijd aan, totdat er economische druk op te kwam staan: ook de kunsten werden onderworpen aan commercie en kunstenaars worden gezien als culturele entrepreneurs. Er is dus behoefte aan een nieuwe plek, ‘locus’, waar kunst zelf-kritisch kan zijn en de Universiteit lijkt hiervoor de aangewezen plaats. De vraag die ik deel met Janneke Wesseling is: wat weten kunstenaars nou eigenlijk? Volgens haar is er geen direct antwoord te vinden op deze vraag. Ze geeft toe dat kunstenaars een idee hebben van fenomenen en ze kennis hebben van visuele zaken. Ze weten wat het betekent om een beeld te maken: maar dit is te algemeen en geeft geen antwoord op onze vraag. Ze stelt daarom voor om de vraag te herformuleren naar: hoe denkt de kunstenaar? Ze haalt hiervoor de Franse filosofe Hannah Arendt aan die in (jaartal) het boek ‘Thinking’ schreef. Hierin gaat het om de door Immanuel Kant begrippen ‘vernunft’(de rede) en ‘verstand’ (het intellect). De rede en het intellect zijn niet hetzelfde, die eerste probeert onze drang naar betekenis te bevredigen terwijl het intellect gaat over de drang naar kennis en 19


leren. De ene zoekt naar betekenis, de ander naar de waarheid: dit is niet hetzelfde, volgens Arendt. In deze gemaakte tweedeling is de rede datgene wat het meest verweven is met de kunst: kunstenaars zijn op zoek naar betekenis. Een kunstwerk is ons gematerialiseerde denken: het denken is zichtbaar gemaakt. Het kunstwerk is geen eindproduct van het denken van de kunstenaar, niet eens een tussenmoment in het oneindige denkproces. Zodra de kunstenaar het kunstwerk afgemaakt heeft laat hij het achter en is het aan degene die het bekijkt om zijn betekenis af te lezen. De betekenis van het kunstwerk ontstaat doordat het wordt afgelezen door degene die het kunstwerk ervaart. Volgens Janneke Wesseling impliceert ‘kennis’ dat er bewijsvoering is, en dat dit in weze niet toepasbaar is op wat de kunstenaar doet. Het is een vorm van denken die beter bij de Wetenschapper past. En toch ziet ze ook de overeenkomsten in het denken van beide partijen: ook wetenschappers hebben baat bij het volgen van hun intuïtie, bijvoorbeeld. Hilde Van Gelder – Art Research Hilde van Gelder is hoogleraar moderne en hedendaagse kunstwetenschappen aan de KU Leuven. Ze is directeur van het Lieven Gevaert Research Centre for photography. Ik heb besloten haar essay te bespreken omdat ze zich in haar beroepspraktijk richt op de wijze waarop hedendaagse beeldende kunst, in het bijzonder fotografie en video kunst, kan bijdragen aan civiele bewustwording en duurzame maatschappelijke verandering7. Samenvatting essay In het essay van Hilde schetst ze het moderne tijdsbeeld van onderzoek in de kunst. In de laatste veertig jaar heeft de kunstgeschiedenis een verandering ondergaan: 7

20

Bron. Jonge Kunst Kritiek: http://jongekunstkritiek.net/_files/Documents/ Gelder,%20Hilde%20vankortebio-HVG.pdf

langzaam heeft zich de ‘kunstwetenschap’ ontwikkeld. De kunst heeft zijn horizon verbreed door een meer interdisciplinaire benadering te voeren en methodes uit andere onderzoeksvelden aan te pakken. (Zoals de psycho-analyse, het marxisme, feminisme, semiotiek, etc.) Onder de vlag van deze transformaties in de discipline hebben hedendaagse kunsthistorici hun acties versterkt door het samenwerken met zowel elkaar als met kunstenaars. Het is voor kunsthistorici niet meer ondenkbaar om hun argumenten te versterken door middel van eigen illustraties of visueel werk dat zij, of personen die met hen samenwerken maken en vise versa. Hilde van Gelder probeert, aan de hand van de introductie-tekst van Janneke Wesseling, een definitie te geven van Kunst Onderzoek. Ze stelt dat doordat de kunst en de wetenschap beide een shift hebben ondergaan hun positie ten opzichte van elkaar ook is veranderd. Het heeft onderzoekers in het grotere veld van de kunst geforceerd om kritische vragen te stellen over “wat is kennis nu eigenlijk?”. In de praktijk kunnen we zien dat kunst het raamwerk waarbinnen de wetenschap werkt verbreed, en andersom biedt de wetenschap de kunsten nieuwe middelen om uitspraken te doen over de wereld om ons heen. Op de vraag wat het belang hiervan is antwoord Van Gelder met het gegeven dat met behulp van kunst onderzoek kunst een duidelijkere rol kan spelen in de maatschappij en de kritische noot kan geven, die juist zo nodig is. Wanneer de kunstenaar zich verdiept in andere disciplines stelt hij zichzelf in staat om vanuit een meta-niveau over deze disci pline te spreken. De kunstenaars bevinden zich nog niet in het discours zoals bijvoorbeeld een advocaat zich daarin bevindt als hij over mensenrechten spreekt, en kan zich meer uiteenzetten met de achterliggende gedachten

21


van de processen van het onderwerp, en zo nieuwe perspectieven bieden. In haar essay maakt Hilde van Gelder een kleine zijstap naar het milieubewustzijn dat kunstenaars vandaag de dag moeten hebben wanneer zij hun werk maken en exposeren: hun werk laat ‘ecologische sporen’ na doordat het vervoerd moet worden en de wereld overgaan. Ze komt met een aantal praktische voorstellen die dit tegen kunnen gaan. De concrete voorbeelden die ze aanhaalt (het maken van een video-essay in plaats van een boek, bijvoorbeeld) interesseren me minder dan het feit dat ze dit onder het kopje ‘art research’ plaatst. Haar argument hiervoor klinkt logisch: ook in praktische zaken als dit moet de kunstenaar zich verdiepen, om zo de wereld een mooiere plek te maken. Tot slot concludeert Hilde van Gelder dat het grid waarbinnen artistic research zich begeeft verandert, de regels en criteria zijn punt der discussie in de kunsthistorische wereld. Onderzoek ‘naar’ en onderzoek ‘in’ de kunst vermengen zich met elkaar: de theoretische en praktische benaderingen beginnen elkaar te overlappen. We weten, zoals Janneke Wesseling ook ter sprake brengt in het eerste hoofdstuk van dit boek, dat het van belang is dat er een geschikte omgeving gecreëerd moet worden, zodat het research een goede context krijgt om in plaats te vinden. Maar betekent dit dat universiteiten en kunstacademies meer moeten gaan samen werken? Of moeten kunstenaars hun eigen onderzoekscultuur ontwikkelen en blijft de grens tussen kunstacademie en universiteit onoverschreden? Zelf maakt Van Gelder haar mening duidelijk: de kunstgeschiedenis kan bijdragen aan het ontwikkelen van een nieuw vocabulaire. De verschillende disciplines moeten samenwerken, immers de hedendaagse kunst is niet dood: de kunstenaar is aanspreekbaar. Kunsthistorici moeten daarvan gebruik maken. 22

23


Reflectie op het essay van H. Van Gelder Uit het essay haal ik vooral dat het verschil tussen de universiteit en academie geen nadeel moet zijn voor beide partijen: door te gaan samenwerken kunnen ze elkaar ondersteunen. Het artikel haalde ook de gedachte naar boven dat de kunst, en zeker ook de fotografie, in een ‘méta-tijdperk’ zit. Hedendaagse kunstenaars zijn als in geen ander tijdperk zelf-reflectief. Een goed voorbeeld daarvan is misschien wel het ‘Steenbergen-stipendium’: waarom is het zo dat de hoogst aangeschreven prijs onder fotografie-studenten zijn genomineerden selecteert op de wijze waarop ze het medium zelf onderzoeken? Als ik mijzelf antwoord probeer te geven dan denk ik aan de piramide van Maslow. Nu de fotografie aan de grondbeginselen heeft voldaan: de techniek is ontwikkeld, het documenteren van de werkelijkheid, de foto als middel om iets aan te tonen, en daarna is ingezet om de emoties van de maker te tonen, is het tijd voor de fotografie om ‘zichzelf te ontplooien’. Hierbij hoort zelfreflectie en onderzoek. Ondanks andere kritieken is één ding heel duidelijk voor critici van van Gelder en Wesseling: een groter aandeel van theorie op kunstacademies is iets dat we als positief kunnen beschouwen. Theorie was eerder in het kader van ‘vrije zelfexpressie’ verwaarloosd en dat was sowieso niet goed. De teksten van Janneke Wesseling en Hilde van Gelder gaan vooral in op een politiek systeem: de beslissing of kunst wetenschap is, wordt vooraf al genomen, niet door de resultaten die de kunstenaar boekt. Waar ik me zelf goed in kon vinden was het stuk over hoe werk en reflectie goed hand in hand gaan. Dat is een proces dat ik herken van de academie: altijd blijven maken maar ook altijd blijven reflecteren.

24

2

Notities


3

Case studies

Hoe benaderen deze fotografen en beeldend kunstenaars ‘onderzoek’, wat voor rol speelt het in hun werk? Met Susanne Kriemann, Wolfgang Tillmans, Regine Petersen en Navid Nuur. Keuze voor deze kunstenaars is hun relevantie aan mijn eigen ‘artistic family’.

Alchemy, Navid Nuur In het najaar van 2014 bezocht ik de tentoonstelling ‘Alchemy’ in de kunstbroedplaats Nest, in den Haag. Deze gaat in de brede zin over het principe om van iets waardeloos iets waardevols te maken. Een alchemist streeft ernaar de dood te overwinnen en het creëren van goud. Een alchemist is eigenlijk net zoals de kunstenaar die ik probeer te benoemen iemand die zich op het grensvlak van verbeelding en wetenschap begeeft. De doelen die hij nastreeft lijken niet te stroken met het rationele beeld van een wetenschapper, die zich aan de natuurwetten houdt. De alchemist is bijna een magiër, een poëet. Hij moet ten alle tijde overtuigd zijn van het behalen van zijn doel, anders lukt het hem sowieso niet. Met deze gegevens nodigden de curatoren een aantal beeldend kunstenaars uit om werk te exposeren dat voornamelijk ook het materiaal waarmee het werk tot stand komt uit te dagen en de fysieke eigenschappen hiervan te onderzoeken. Hoewel (of misschien wel juist om deze reden) de expositie weinig tot geen visuele kunstwerken herbergt was deze een grote inspiratie voor onder andere deze scriptie. Ik wil daarom graag één kunstenaar uit de expositie uitlichten en zo zijn perceptie op wetenschap en onderzoek na te gaan: Navid Nuur. Navid Nuur, deze beeldend kunstenaar is op het moment een hot topic in het land van de beeldende kunst. Talloze prijzen werden hem al toegekend, met als kers op de taart misschien wel zijn solo-expositie in het Bonnefanten museum in Maastricht: deze werd uitgeroepen tot beste 27


tentoonstelling van het jaar. In de expositie Alchemy in Nest exposeert hij met 3 werken. De één wat subtieler dan de ander. Het werk waar je zonder meer niet omheen kunt is de grote zoutberg midden in de ruimte. In deze zoutberg heeft Nuur op verschillende plaatsen magneten laten plaatsen die stukjes ijzervijzel op hun plek houden. In combinatie met het zout, en de bezoekers die langs lopen oxideert het ijzer naarmate de tentoonstelling verloopt en verroest het waardoor er steeds grotere donkere plekken ontstaan op het stralend witte zout-decor. Een ander werk van hem hangt recht tegenover de zoutberg en lijkt in eerste instantie gewoon een bevlekt canvas te zijn. Echter heeft Nuur bij het maken van dit werk gebruik gemaakt van Vitamine-D poeder. Dit poeder reageert op zonlicht, net zoals onze huid. Ook hier speelt hij met het tijdselement: hoe langer de tentoonstelling loopt, hoe donkerder het canvas wordt. Op een donderdagavond eind oktober ga ik naar een publiek gesprek tussen Nuur en Michiel van Nieuwkerk. Het eerste dat ik opschrijf in mijn notities is het volgende:

Ik schrijf het op door zijn manier van praten. Hij lijkt theater te spelen en ik besluit dat ik hem niet geloof. Maar dan vraagt Van Nieuwkerk verder en word ik langzaam het verhaal in gezogen. Navid Nuur maakt geen werken voor de eeuwigheid, zo zegt hij zelf: het gaat om de concentratie van het werk op het moment dat het gemaakt moet worden, het werk vraagt erom gemaakt te worden, daar moet je van uit gaan. Michiel van Nieuwkerk probeert Nuur een uitspraak te laten doen over zijn succes, maar de kunstenaar draait om deze vragen heen. Geen één keer horen we hem zeggen dat hij van zijn succes geniet. Hij komt over als een bevlogen en geëngageerde kunstenaar. Hij maakt het werk, en het is aan 28

Navid Nuur – ‘Zoutberg’. ‘Alchemy’ tentoonstelling, NEST. September 2015.

29


30

omvatten. Het licht werd heel belangrijk in dit project. Het mystificeren van iets dat zo technisch is als een radio-telescoop van 100 meter doorsnede kon alleen als ik het juist, schemerende licht had. Ik ben niet zo metaforisch met het licht om gegaan als Nuur in zijn ‘vitamine-E’-schilderij. Mijn rol als documentaire fotograaf is heel duidelijk aangezet in dit project. Maar ik kan me wel vinden in de balans die hij vind tussen poëzie en techniek. Cleo Wächter – ‘Enclose’ (2013)

het publiek, het collectief om het te dragen. Nuur verteld hoe hij begon als grafisch designer op de kunstacademie, maar in het laatste jaar in alle eigenwijsheid toch is overgestapt naar Beeldende Kunst. Dit kwam doordat hij geïnspireerd raakte door Gauguin, de Franse schilder. In zijn lichtstudies zag Nuur zelf ook het licht: hier was kunst om te doen. Na de kunstacademie vervolgde hij zijn studie op een masteropleiding voor beeldende kunst en hij noemt dit een ‘detox’. Volgens hem zit een kunstwerk in je, je verzint het niet. Je gebruikt je intuïtie en zodoende bouw je kennis op. Volgens hem werkt het niet om kunstenaars als inspiratie te gebruiken. Daarom is hij zich op wetenschappers gaan richten. Wetenschappers stellen volgens hem een vraag, maar gieten deze nog niet in een vorm of oordeel. De wetenschap blijft volgens hem dus poëzie-loos. Nuur maakt het materiaal en de vragen tastbaar, en lijmt deze aan elkaar met poëzie. Die materialiteit is voor hem heel belangrijk. Hij wil geen foto of tekening van een idee: hij wil het echt maken. En soms is dat best lastig, zoals de zoutberg of het schilderij gemaakt van vitamine D: de techniek achter het werk is een wetenschap an sich. Als ik naar Nuur’s werk kijk zie ik een overlapping tussen de romantische en verlichtte kunstenaar zoals ik deze in hoofdstuk 1 besprak. Thematiek in zijn werk is toch wel de ervaring en de grootsheid van het leven. Met zijn materiaal gebruik etaleert hij zijn kennis, niet zo letterlijk als op het schilderij van Holbein: maar zijn expertise is zichtbaar. In mijn documentaire project tijdens het tweede jaar van de academie ging ik op zoek naar plekken in Nederland en Duitsland waar de connectie tussen de mens en het heelal werd gemaakt. Ik bedoel dan sterrenwachten, antennesystemen en radio-telescopen. In dit wetenschappelijke onderwerp (want de plekken hadden, in meer of mindere mate altijd een wetenschappelijke functie) zag ik geen cij fers maar het verlangen van de mens om iets ongrijpbaars te

Regine Petersen – Stars Fell on Alabama Regine Petersen is een fotografe die mij vanaf het moment dat ik haar ontdekte op les rencontres d’Arles 2012 heeft geïnspireerd. De Duitse fotografe studeerde in 2009 af aan the Royal Academy of Arts in Londen en woont en werkt nu vanuit Hamburg. In haar werk Stars Fell on Alabama en ook de vervolgseries hiervan houdt ze zich bezig met de impact van meteorieten hier op aarde. Voor het eerst genoemde project reisde ze naar Sylacauga en verbeeldde ze het verhaal van de Holbes meteoriet. Deze viel in 1954 neer op een huis en raakte de bewoonster die op dat moment op de bank lag te dutten. Het voorval resulteerde in 31


Regine Petersen – ‘Stars Fell on Alabama’ (2011)

32

schade-claims, een hype in de media, een scheiding en nog veel meer. In het project gaat Regine Petersen fragmentarisch te werk. Ze combineert foto’s van de gevallen steen met de plek waar hij neerviel, portretten van betrokken personen en krantenartikels uit de tijd. Zo maakt ze van haar onderzoek naar de impact van de steen een project dat je haast objectief kunt lezen. Alle onderdelen zijn stukje voor stukje bewijs voor de gebeurtenissen die zich zestig jaar geleden hebben afgespeeld. Maar ze zoekt haar te fotograferen onderwerpen veel breder dan wat in direct contact staat met de meteoriet. In brede zin reageert ze ook op de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen van die tijd. We zien de capsule waarin de eerste chimpansee de ruimte in ging. Haar foto’s spreiden zich voor je uit als een in beeld gebrachte mind-map, er is associatief te werk gegaan. De beeldstijl voor alle foto’s is consequent: ze portreteert de objecten net zoals ze dat bij de mensen doet met een middenformaat camera. Wat ik interessant vind, is dat ze door deze verzameling van ‘feiten’ een gevoel kan opwekken en je je eigen verhaal kan samen stellen uit de gegeven informatie. Ze mystificeert een wetenschappelijk thema op een onderzoekende wijze. Ook hierin zie ik iets terug van de renaissance-stroming die ik eerder besprak. Haar fotografie project lijkt een groot onderzoek en in zekere mate ook objectief. Doordat ze gebruik maakt van archief-beelden en vrij ‘dead pan’ fotografeert. Ze baseert de dingen die ze fotografeert niet op haar gevoel rondom de steen, maar op feiten. In mijn Warschau-project (‘Third Tree to the left’, 2013) deed ik misschien iets soortgelijks. Ik verzamelde plekken die van persoonlijke waarde waren voor mensen en fotografeerde ze vrij neutraal. De kijker weet, doordat hij mijn concept weet, dat de plek een bepaalde waarde heeft. Ik creëer zo mijn eigen zachte atlas van de stad. Mijn onderzoek bestond uit de interviews met inwoners. Ik geef een 33


Cleo Wächter – ‘Third Tree to the Left’ (2013)

Susanne Kriemann – Ray Susanne Kriemann (1971) is een Duitse beeldend kunstenaar die voornamelijk met het medium fotografie werkt. Haar opleiding volgde ze aan de kunstacademie in Parijs. De laatste vijftien jaar houdt ze zich in haar projecten bezig de rol van het archief en is ze geïnspireerd geraakt door archeologie. Afgelopem semester ben ik erg geïnspireerd geweest door haar laatste werk: Ray. In ‘Ray’ staat een ondergelopen mijn in Texas centraal. Deze werd begin vorige eeuw gebruikt maar is nu verlaten en ziet er uit als een meer. In de oude mijn bevinden zich radio-actieve stenen. Van het werk maakte Kriemann een boek. Net zoals Regine Petersen combineert ze archiefbeelden uit begin 20ste eeuw met eigen foto’s. Ook maakte ze tijdens een residency in Wenen afdrukken van radioactieve stenen direct op licht-gevoelig papier in de donkere kamer. Zo laat ze de straling en het licht zien dat normaal 34

Susanne Kriemann – ‘Ray’ (2014)

waarheidsgetrouw beeld van Warschau, maar ben door mijn keuzes voor welke personen ik interview, of waar ik fotografeer toch subjectief.

voor onze ogen verborgen blijft. Ook dit is, net zoals Nuur in zijn werk gebruikt, een kwestie waar kunst en wetenschap/techniek elkaar overlappen. Kriemann wil met deze ingreep ons eigenlijk iets duidelijk maken over de radioactieve straling die we elke dag over ons heen krijgen (wi-fi, iphones, computers, etc.), die we nu heel normaal zijn gaan vinden. Door een voor ons minder alledaagse situatie uit te kiezen en deze uit te vergroten hoopt ze dat wij reflecteren op onze eigen situaties. Deze maatschappij kritische houding komt van pas bij wetenschappers die zich bezighouden met deze straling. Haar onderzoek naar de mijn in Texas is relevant aan onze tijd. Het project Ray was van grote waarde voor me tijdens mijn praktijkopdracht. Ik maakte een project rondom het ENCI-gebied in Maastricht. Dit is een oude kalksteengroeve die al bijna 100 jaar in gebruik is. Over een aantal jaar zal deze groeve gesloten worden en teruggegeven worden aan de natuur. Het werk van Kriemann heeft in mijn opinie nog een diepere laag door de bijzondere stenen die er te vinden zijn. Maar de vraag die we allebei stellen is: In hoeverre 35


Cleo Wächter – ‘In Transit’ (2015)

Cleo Wächter – ‘Gammel Strand’ (2014)

36

37


putten we onze aarde uit? Ik raakte gedurende het project ook gefascineerd door huizen die uit kalksteen gebouwd waren. Waar ging onze grond uiteindelijk naar toe? Maar naast dit economische aspect vond ik ook de natuurhistorie van de plek immens. Ik vond gedurende mijn bezoeken vaker fossielen. Later fotografeerde ik deze in de studio en drukte ze als een ‘kallitypie’ af. Deze oude druktechniek paste goed bij het oud-zijn van de fossielen. Ik vond het leuk om een link te leggen tussen het medium en mijn onderwerp. Een oude druktechniek past bij een oud onderwerp. Ook tijdens mijn project ‘Gammel Strand’, over archeologische opgravingen in Kopenhagen werd ik geïnspireerd door Kriemann en Petersen. Het verzamelen van archief-beelden of teksten die door de archeologen zelf geschreven waren werd van belang. Ik wilde de kijker het idee geven dat hij of zij zelf ook iets kon ‘ontrafelen’ zoals de archeologen dat doen. Archieffoto’s waren voor mij opeens vergelijkbaar met het uitgraven van oude wrakstukken. Wolfgang Tillmans – Die Neue Welt Een fotograaf die wellicht niet in deze thesis op zijn plek lijkt te zijn is Wolfgang Tillmans. Deze Duitse fotograaf werd in de jaren ’90 bekend met zijn snapshots van vrienden uit de Britse scene. Vandaag de dag heeft hij zijn onderwerpen verbreed tot ‘die neue welt’. Eigenlijk alles wat Tillmans ziet zou hij kunnen fotograferen. Hij praat over de tijdsgeest in de meest ruime zin. Hij is de empirist in dit rijtje fotografen. Net zoals Reginne Petersen gaat hij heel fragmentarisch te werk en gaat hij, zo lijkt het in eerste instantie, op zijn gevoel af. Tillmans gebruikt in mij ogen zijn camera juist als een middel om de wereld om zich heen en het medium zelf af te tasten en te onderzoeken. Tijdens een rondleiding op les rencontres d’Arles vertelt hij dat hij een foto van een auto-koplamp misschien wel 20 keer opnieuw maakt, met verschillende 38

Wolfgang Tillmans – ‘Concorde’ (2003)

auto’s en licht-soorten, voordat hij het gevoel heeft een ‘icoon’ te hebben gecreëerd, dat onderdeel van de serie mag zijn. Zijn onderzoek is dus alsnog een fotografisch onderzoek. Ook doet hij onderzoekjes naar de grenzen van het medium: het schieten op hoge iso of experimenteren in de donkere Kamer bijvoorbeeld. Maar toch durf ik zijn werk niet ‘méta’ te noemen. Hij is te gefocust op esthetiek in dit soort experimenten. Vooral zijn intuïtie vind ik interessant. Tijdens mijn stage-periode in Kopenhagen maakte ik ook een persoonlijk project dat ging over het ervaren van een onbekende stad. Mijn fotografie hiervoor was erg impulsief en intuïtief. Ik stond mezelf dit toe omdat het immers ook over mezelf ging. Ik werd gedreven door mijn intuïtie, maar toch bleef het project leesbaar voor andere mensen. Mede door het gebruik van dagboek-teksten die fungeerden als een ‘sleutel’ voor de kijker.

39


3

Cleo Wächter – ‘Laessøesgade Notes’ (2014)

40

Notities


4

Eindrapport

Waar sta ik na deze scriptie? Reflectie op mijn eigen fotografie. Kan ik mijn hoofdvraag beantwoorden? Eigenlijk was deze scriptie een grote vergelijking tussen kunst en wetenschap. Hierin zat misschien al een grote veronderstelling verborgen: dat wetenschap per definitie belangrijker zou zijn dan kunst. Dit waardeoordeel zit verborgen in onze taal, en heb ik gaandeweg losgelaten. De lezing van Trudy Dehue in het studium generale speelde voor mij daarbij een belangrijke rol. De wetenschapper en kunstenaar zijn allebei mens, en maken subjectieve keuzes. We hebben veel gemeen met wetenschappers, we doorgaan in grote lijnen hetzelfde process. Van ons laten inspireren tot experimenteren, tot het presenteren van ons idee. Onze theorieën staan in verband met de grote schisma’s van deze tijd. Alle disciplines zijn wellicht niet meer zo verweven met elkaar als in de Griekse oudheid. Maar met de recente ontwikkeling van het kunnen krijgen van een PhD staan wij weer dichter bij elkaar dan in tijden is gebeurd. De kunstenaar helpt ons aan een perspectief. Hij geeft je geen hapklare brokken informatie, maar geeft je een bril om de wereld te benaderen. Ik ben het met Janneke Wesseling eens als ze zegt dat we meer samenwerkingen aan moeten gaan met wetenschappers. Zij moeten gebruik maken van onze blik. Door kunst kunnen we onze eigen taal ontwikkelen, zoals Nuur ons uitlegt in zijn praatje met van Nieuwkerk. Ook Wesselingh bevestigd dat in haar essay-bundel. Ik kan nu concluderen dat je als kunstenaar de keuze hebt om je: 1) Te laten inspireren door de wetenschappelijke methode. Hieronder valt bijvoorbeeld Susanne Kriemann die straling zichtbaar maakt middels het fotografisch proces. 2) De wetenschap als onderwerp te nemen, zoals bijvoorbeeld Regine Petersen dat doet. 3) Je eigen wetenschap te ontwikkelen, je eigen ‘taal’, zoals Navid Nuur. De categorieën kunnen ook overlappen. Je blijft een 43


kunstenaar. Je stelt je eigen criteria. Vooral dit besef is tijdens mijn afstudeer project van belang. Ik heb losgelaten een waarheid te moeten vertellen. Als ik in gesprek ben met een geoloog die het niet eens is met mijn stelling, hoef ik mezelf niet meer tot het uiterste te verdedigen. Ik heb geen bewijzen, en die hoef ik ook niet te hebben om mijn vragen te mogen stellen. Mijn eindexamenproject probeert een verandering binnen de geologie aan te stippen. Aanleiding voor mijn project is het mogelijke uitroepen van het ‘antropoceen’. Het geologisch tijdperk waarin we leven wordt dan gedefinieerd door de hand van de mens in het landschap. Als fotograaf die dit onderwerp benaderd ben ik van belang voor de bewustwording van mensen. Wanneer we erkennen dat de mens de grootste geologische factor op aarde is kunnen we ons handelen hierop aanpassen. Ik maak mijn werk zo bespreekbaar in het publieke domein. Ik reflecteer op mijn tijd. En iedereen mag meekijken. Die maatschappijkritisch-heid neem ik als grootste factor mee uit deze scriptie. Mijn onderzoek is waardevol in de zin dat het de kijker helpt aan het denken zetten. Ik ben er niet om antwoorden te geven. Ik ben er om vragen te stellen die een ander zichzelf misschien niet zo snel zou stellen. Ik wil graag afsluiten met een citaat van de filosofe Hannah Arendt, in een interview met Gunter Gaus In 1964 zegt ze het volgende: “You ask about the effect my work has on others. If I may speak ironically, that’s a masculine question. Men always want to be influential. I see that somewhat as an onlooker. Do I see myself as influential? No, I want to understand. If others understand in the same way I’ve understood that gives me a sense of satisfaction, like being among equals.”8 Ik kan me hierin vinden. Niet dat ik alles begrijp. Maar als mijn vragen begrepen worden en hopelijk herhaald worden door mijn publiek, dan voel ik mij als kunstenaar bijzonder waardevol. 8

44

Hannah Arendt interview. Openculture.com: http://www.openculture.com/2013/07/ hannah-arendt-1964-tv-interview.html


1

4

2

3

5


Brede bronnenlijst en referenties

Boeken

Online Bologna Process. ‘About the Bologna Process’: http://www.ond.vlaanderen. be/hogeronderwijs/bologna/about/ Borgdorff, Henk. ‘The debate on research in the arts’. Amsterdam School of the Arts : http://www.pol.gu.se/digitalAssets/ 1322/1322713_the_debate_on_ research_in _the_arts.pdf Cierkens, Pieter-Jan. ‘Allegory of the Cave Painting’. Extra City, Middelheim. De Witte Raaf: http://www.dewitteraaf. be/artikel/detail/nl/4080 Collings, Matthew. ‘Hannah Arendt on the banality of art school’. Artreview: http://artreview.com/opinion/great_ minds_no18_hannah_arendt_on_the_ b anality_of_art_school_interview_by_ matthew_collings/ De prijs voor jonge kunstkritiek, Hilde van Gelder. Korte Bio: http://jongekunstkritiek.net/_files/ Documents/Gelder,%20Hilde%20 vankortebio-HVG.pdf Hattink, Josje. ‘Navid Nuur in gesprek met Michiel van Nieuwkerk bij NEST’. Jegens&Tevens: http://jegensentevens. nl/2014/11/navid-nuur-in-gesprek-metmichiel-van-nieuwkerk-bij-nest/

48

Kockelkoren, Petran. ‘Kunst als onderzoek? De onderzoekende kunstenaar’. Krisis: http://www.krisis. eu/content/2005-1/2005-1-05kockelkoren.pdf Pontze, Rutger. ‘Hans Holbein de Jongere. De Ambassadeurs, 1533’. Volkskrant: http://www.volkskrant. nl/dossier-archief/hans-holbeinde-jongere-de- ambassadeurs1533~a1068857/ Solleveld, Floris. ‘Kunst als wetenschap?’. Hard//Hoofd: http://hardhoofd. com/2012/01/24/kunst-alswetenschap/ ‘Bolognaverklaring’. Wikipedia.org: http://nl.wikipedia.org/wiki/ Bolognaverklaring

Bryson, Bill. ‘A Short History of Nearly Everything’. Doubleways, 2003. Fischer, Elizabeth. ‘On Not Knowing How Artists Think’. Perseus Distribution Services, 2014. Garfield, Simon. On the Map – ‘Why the World looks the way it Does’. Telegraph Books, 2013. Sacks, Oliver. ‘The man who mistook his wife for a hat’. Summit Books, 1985. Swaab, Dick. ‘Wij zijn ons Brein’. Contact, 2010. Kehlmann, Daniel. ‘Die Vermessung der Welt’. Pantheon Books, 2005. Mind the Map, Kunstlicht vol. 34, 2013.

Projecten/kunstenaars Alec Soth (‘Dog days Bogota’, 2011), Anne Geene (‘Perceel nr. 235’, 2010), Daan Paans (‘Letters from Utopia’, 2013), Dennis Lehmann & Mie Brinkmann, Elspeth Diederickx, Gert Jan Kocken, Jaap Scheeren, Jeroen Toirkens, Nick Rochowski (‘The Liminal Project’, 2012), Nicolai Howalt (‘Light Break’, 2015), Thomas Ruff (‘Stars’, 2010), Wolfgang Tilmanns. Tentoonstellingen ‘Alchemy’. Nest, Den Haag, september 2014. ‘Alternative Exactitudes’. Kunstlicht, 2013. ‘Songs from the Heart’. Bredaphoto, 2014.

Artikels van den Boogaard, Raymond. ‘Professor Dr. Kunstenaar’. Nrc Handelsblad, 2 februari 2010.

‘Regine Petersen 3H’. Foam, 2015

Rek, Wilma. ‘Zonder verbeelding zijn we nergens’. De volkskrant, december 2013. Rijn, Ilse. ‘Het idee dat ik intelligent moest zijn, heb ik laten varen – Kunstenaars over hun promotieonderzoek’. Metropolis M, september 2010.

49


Colofon

Onderzoek Afstudeerscriptie door Cleo Wächter Koninklijke Academie Beeldende Kunsten, Den Haag Afdeling fotografie Juli 2015 Ontwerp: Kasper Pyndt Rasmussen http://www.kasperpyndt.dk Lettertype: Dia bij Schick Toikka Papier: Biotop, 120 gsm Lorem ipsum, 120 gsm Lorem ipsum, 300 gsm Digitale Druk: De Resolutie, Rijswijk Met dank aan: Ingrid Grootes, Corinne Noordenbos, Judith van Ijken, Hans van der Meer, Martijn Verhoeven, Veerle Spronck, Zindzi Zwietering & Iris van der Zee. © Cleo Wächter, 2015 www.cleowaechter.com


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.