Magazine Fraters CMM 2012/4

Page 1

FRATERS CMM 4/12

| Twee nieuwe geassocieerden | ‘Een dak boven mijn ziel’ | Benson Owili | Professie voor het leven | Jubilerende fraters | Sigaren en rotan stoelen


Inhoud

column van de algemene overste

4

rond frater andreas

Mission statement

Colofon

Barmhartigheid is van alle tijden en plaatsen.

Fraters CMM (voorheen Ontmoetingen) is het drie­ maandelijks contactblad van de Congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barm­ hartigheid (‘Fraters van Tilburg’ of ‘Fraters CMM’). Een abonnement is gratis (aanvragen via adres hieronder). ISSN 1574-9193

Barmhartigheid staat centraal in alle wereldgodsdiensten: hindoeïsme, boeddhisme, jodendom, christendom en islam. De beweging van barmhartigheid heeft een spoor getrokken in de geschiedenis. De verschillende vormen waarin zij verschijnt, zijn uitdrukking van de samenleving waarin zij ontstond en van de spiritualiteit die haar draagt. De Congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid is geworteld in de christelijke barmhartigheid.

Redactie: Rien Vissers (hoofdredacteur), frater Edward Gresnigt, frater Ad de Kok, frater Lawrence Obiko, frater Ronald Randang, frater Jan Smits, Peter van Zoest (eindredacteur) Ontwerp en opmaak: Heldergroen www.heldergroen.nl Druk:

DekoVerdivas, Tilburg

Contact: tel.: fax: e-mail: website:

Fraters CMM, Gasthuisring 54 5041 DT Tilburg 013 5432777 (Rien Vissers) 013 5441405 magazine@cmmbrothers.nl www.cmmbrothers.org

Een vrijwillige bijdrage als tegemoetkoming in de kosten is welkom op ING-bankrekening 106 85 17 t.n.v. Fraters CMM Tilburg

Foto omslag voor: Benson Owili in zijn hut (zie pagina 11-12).

Verloren zoon, Rembrandt

2

Foto omslag achter: Kunstig gestapeld hout in het Italiaanse dorpje Pina. (foto: frater Ad de Kok).

5


6

‘Een dak boven mijn ziel’

8

Van de redactie

Delen in het leven Een enkel beeld zegt soms meer dan duizend van de fraters c m m woorden. Dat blijkt ook weer in dit nummer van

geassocieerd lidmaatschap Fraters CMM. Benson Owili Het is één van de eerste cliënten van een project dat de congregatie in 1996 in de Keniaanse plaats Oyugis begon om besmetting met hiv/aids te voorkomen en mensen te ondersteunen die gebukt gaan onder de gevolgen ervan. De zwaar zieke seropositieve Benson is in deze editie te zien, gefotografeerd in zijn schamele hutje, naakt, half bedekt door een deken. Maar kijk naar zijn ogen. Ze stralen. En dan die glimlach ... Dankzij het werk van de fraters in Kenia worden mensen als Benson niet langer als ‘outcasts’ gestigmatiseerd, maar opgevangen en geaccepteerd. Daardoor krijgen ze hun zelfrespect dat ze vrijwel verloren hadden weer terug. Daardoor ook krijgen ze weer kracht om met hun ziekte om te gaan. De foto van Benson Owili laat op treffende wijze de effectivi­ teit zien van barmhartigheid. Deze kernwaarde van de congregatie van de Fraters CMM zet mensen er toe aan de nood van naasten onder ogen te zien, er door bewogen te worden en in beweging te komen om de helpende hand te bieden. Dankzij de ‘beweging van barmhartigheid’ waar de fraters deel van uitmaken, worden over de hele wereld mensen als Benson Owili opgetild uit hun ellendige bestaan. Een krachtig beeld illustreert dit zoveel meer dan prachtige woorden.

Barmhartigheid en broederschap

Twee nieuwe geassocieerden

11

Benson Owili

Professie voor het leven

13

Jubilerende fraters

14

Sigaren en rotan stoelen

16

20

Kort nieuws

Bij het ter perse gaan van deze editie van Fraters CMM kwam het bericht uit Kenia dat Benson Owili op 12 december is overleden. De redactie heeft in overleg met de betrokkenen besloten de bijdrage over hem en zijn foto op de cover te handhaven als eerbetoon aan Benson en het project van de Fraters CMM.

In Memoriam

21

bronnen

23 3


Column

VAn de algemene overste

Dinsdag 20 november 2012 kwam ik terug uit Brazilië. In ‘nrc.next’ viel mijn oog op een stukje, getiteld: ‘Kinderen’. Een columniste schreef over haar vriend die in het vliegtuig naast een jongetje had gezeten dat ’s nachts tegen hem aan in slaap was gevallen. “Hij was zo lief en klein”, vertelde hij vrienden. Die reageerden echter met de opmerking dat hij dit niet zomaar tegen iedereen moest zeggen, omdat mensen hier vreemd van op zouden kunnen kijken. Een schaduwkant van allerlei verhalen over seksueel misbruik die de afgelopen jaren naar boven zijn gekomen, is dat we onze spontaneïteit naar kinderen toe verliezen. Het verhaal deed mij denken aan een eigen ervaring in mei van dit jaar, toen ik in Rome was voor de halfjaarlijkse vergadering van algemene oversten. Van mijn logeeradres naar de bus loopt de kortste route door een speeltuin. Die nam ik bij een vorige gelegenheid regelmatig. Deze keer aarzelde ik, en liep ik er niet doorheen. Later deed ik dat overigens bewust wél, maar ik realiseerde me tegelijkertijd hoe de persoonlijke confrontatie met misbruikzaken ook bij mij doorwerkt. Uit verhalen van slachtoffers die ik hoor, blijkt dat lichamelijk contact met hun kinderen hen moeite kost en dat ze daar veel verdriet van hebben. Ik kan me dat goed voorstellen en het bezorgt je ook een gevoel van machteloosheid. Je zou willen dat het anders was. Het stukje in de krant geeft aan dat de balans naar de andere kant door kan slaan. Kinderen dreigen daardoor affectieve aandacht tekort te komen. Er moet een goed evenwicht bestaan tussen afstand

4

en nabijheid. Maar laten we kinderen toch vooral spontaan en zonder reserve tegemoet treden. Een week na terugkomst uit Brazilië, vertrok ik naar Nairobi in verband met de professie voor het leven van één van onze Keniaanse medebroeders. De eerste ochtend na mijn aankomst sla ik de Daily Nation, de grootste krant van Kenia, open en word ik onmiddellijk geconfronteerd met de problematiek van seksueel misbruik: er werd verslag gedaan van een overheidsonderzoek. Schokkende cijfers: 32% van de meisjes en 18% van de jongens tot achttien jaar in Kenia blijkt op de een of andere manier seksueel misbruikt te zijn. Ik werd me er opnieuw van bewust, hoe wijdverbreid het probleem is en dat we er met zijn allen hard aan moeten werken om dit kwaad uit te bannen.

frater Broer Huitema


rond frater andreas

Plagerijen Iedereen wist dat frater Andreas zich aan álle regels wilde houden. Dat bracht hem soms in een moeilijk parket. Hij werd wel met zijn regelvastheid geplaagd. Medebroeders konden hem flink in de maling nemen. Ze stelden hem ‘op de proef’, zoals ze het noemden. Als Andreas zich bij hen voegde, begonnen ze bijvoorbeeld over de gebreken van iemand te spreken. Dat was tegen de regel en ze wisten dat Andreas zich er onge­ makkelijk bij voelde. Ze meenden het ook niet maar gin­ gen er uitgebreid mee door. Andreas had moeite om het gesprek een andere wending te geven. Ongemerkt lukte dat nooit, zodat ze hem konden toelachen: “Andreas, wat doe je nu weer?”

De plagerijen gingen soms te ver. Maar volgens frater Pacomius deed Andreas goed mee als er hier of daar een grap werd uitgehaald. Het handvat van de keukendeur was eens met deeg besmeurd en het trof dat juist frater Andreas als eerste aankwam. Met de volle hand greep hij in de smurrie. Hij reageerde even opgewekt en zacht­ moedig als altijd. “Vrolijk lachend ging frater Andreas heen om zijn hand te zuiveren.”

Er waren veel plagerijen op Ruwenberg. Je moest daar als frater tegen kunnen. Plagen kon uitdrukking zijn van een hartelijke en vertrouwde omgang. Het kon ook een manier zijn om dingen te relativeren. Soms was het een vrolijke vorm van verzet. De kinderen plaagden hun on­ derwijzers natuurlijk ook. Maar frater Andreas leek dat niet te merken. Het gebeurde wel dat de jongens hem op de slaapzalen uitprobeerden. Een appel die ze overdag in de boomgaard hadden gestolen, kon zomaar onder de gordijnen van de chambrettes doorrollen. In plaats van kwade vermoedens te krijgen, pakte frater Andreas de appel gewoon op en gaf hem aan de boosdoener terug. “Het was wel eenvoudig”, vond een mede-surveillant.

Charles van Leeuwen

De schoolkinderen wisten dat ‘niet omzien’ in de regel stond en dat frater Andreas die bepaling heel letter­ lijk nam. Tijdens een wandeling bleven ze graag achter zijn rug hangen. Het was voor frater Andreas een hele opgave om, zonder om te zien, iedereen bij de groep te houden. Of ze verplaatsten stilletjes zijn stoel in het klaslokaal zodat de onderwijzer, zonder om te zien, ernaast ging zitten.

Speelkwartier op Ruwenberg.

5


nederland

Twee nieuwe geassocieerden Tijdens een plechtige eucharistieviering op 7 oktober 2012 in de kapel van het Tilburgse woonzorgcentrum Joannes Zwijsen, hebben Henk en Trudy Mutsaers zich als ‘geassocieerde leden’ verbonden aan de congregatie. In aanwezigheid van fraters, geassocieerde leden, familieleden en vrienden legden beiden voor drie jaar de bij dit lidmaatschap behorende beloften af. In zijn welkomstwoord voorafgaand aan de viering, memoreerde frater Jan Koppens, de provinciale CMMoverste van Nederland, dat de nieuwe geassocieer­ den zich hebben laten raken door de spiritualiteit van Vincent de Paul, de gedrevenheid van Louise de Marillac en de barmhartige broederschap van de fra­ ters. Reflecterend op de schriftlezingen van de zondag, zei de algemene overste, frater Broer Huitema: “Waar het in de lezingen van vandaag ten diepste om gaat, is eenvoudig weer te geven met het woord ‘trouw’. Zoals God trouw is aan zijn volk, zo worden wij opge­ roepen trouw te zijn aan elkaar en aan onze levens­ opdracht. ... Wederzijdse, duurzame trouw:

daar gaat het om in het leven, in al zijn verscheiden­ heid aan verschijningsvormen. Henk en Trudy gaan een verbintenis aan waarin zij trouw beloven aan de congregatie en haar idealen. ... De aanvaarding van jullie belofte van trouw - ieder afzonderlijk - betekent ook voor de congregatie de plicht tot trouw aan jullie, aan jou, Trudy en aan jou, Henk! Samen zullen we een weg moeten vinden om die verbondenheid handen en voeten te geven. Samen zullen we een route moeten uitstippelen om die belofte van trouw in concreet han­ delen vorm te geven. Het is een avontuur dat we samen aangaan; daarom kiezen we er ook voor vandaag een belofte uit te spreken voor drie jaar. Met de intentie

Algemeen CMM-overste frater Broer Huitema overhandigt de Constituties van de congregatie aan Trudy en Henk Mutsaers.

6


Frater Niek Hanckmann feliciteert de geassocieerden.

om na drie jaar een verbintenis voor het leven aan te gaan. Vandaag beginnen we aan die tocht, maar we weten ook dat de afgelopen jaren al een grote verbondenheid is gegroeid. We beginnen dan ook met groot vertrouwen.”

Verrijkt Na een dienstverband van ruim tien jaar als activitei­ tenbegeleidster in woonzorgcentrum Joannes Zwijsen heeft Trudy Mutsaers sinds 1997 als vrijwilligster re­ gelmatig haar diensten verleend aan de fraters van de communiteit van Joannes Zwijsen in Tilburg. Ze vertel­ de tijdens de viering dat ze als activiteitenbegeleidster veel contact met de fraters had en van hen verhalen hoorde over hun missie in binnen- en buitenland. Wat haar ten diepste raakte was hun aandacht voor kinde­ ren op internaten en scholen, vooral de zorg voor de zwakken, de armen en gehandicapten. Barmhartigheid, broederschap en veel liefde voor de naaste, zei ze, stonden bij Joannes Zwijsen hoog in het vaandel. En dat zag ze bij de fraters terug. Maar ook hun groot Godsvertrouwen terwijl ze steeds weer kracht putten uit het gebed. Hun getuigenis heeft haar leven verrijkt. Daarom wil ze graag meedoen en delen in die spiri­ tualiteit van de fraters op Joannes Zwijsen maar, zo voegde ze er aan toe, niet zonder haar man Henk.

Geboeid Henk gaf aan dat het leven van de fraters hem al vanaf zijn jeugdjaren heeft geboeid. Op de lagere school had hij bijna in elke klas een frater als onder­ wijzer. Henk werkte als administrateur en manager in het bedrijfsleven. Na zijn pensionering heeft hij

vrijwilligerswerk gedaan als penningmeester van de HSC Honkbalvereniging en de Zonnebloem. Ook is hij vanaf 1996 vrijwilliger bij de Tilburgse parochie Petrus en Paulus. Door het dienstverband van zijn vrouw Trudy bij de fraters, zijn de contacten met de congre­ gatie sterker geworden. “Daarom”, concludeerde hij, “wil ik mij vandaag als geassocieerd lid verbinden aan de Congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid. Ik zal de Leefregel van de fraters, die van ‘Barmhartigheid en Broederschap’, ook in mijn leven beter gaan toepassen en deze nog sterker en bewuster gaan beleven.”

Feliciteren Ten overstaan van frater Broer Huitema, frater Jan Koppens en frater Harrie van Geene, overste van de communiteit Joannes Zwijsen, spraken de nieuwe geassocieerde leden de verbintenistekst uit en tekenden ze de verbindingsakte. Als uitdrukking van verbonden­ heid met de congregatie gaf frater Broer Huitema aan beiden de constituties, aan Henk een speld en aan Trudy een ketting met het logo van de congregatie. Na de eucharistieviering, die werd gecelebreerd door pater Willem Spann OSFS, was er in de communiteit van Joannes Zwijsen gelegenheid de nieuwe leden te felici­ teren. De viering werd in het generalaat van de fraters besloten met een etentje in kleine kring. frater Edward Gresnigt

Meer weten over het geassocieerd lidmaatschap van de congregatie? Ga naar pagina 8-10. 7


nederland

‘ Een dak boven mijn ziel’ De Nederlandse CMM-provincie organiseert regelmatig een ‘provinciemiddag’. Fraters en geassocieerde leden komen dan samen in het Tilburgse woonzorgcentrum Joannes Zwijsen voor gemeenschappelijk gebed, bezinning en ontmoeting. Op 23 november was tijdens de provinciemiddag veel aandacht voor het geassocieerd lidmaatschap van de congregatie. Frater Wim Verschuren en geassocieerd CMM-lid Betty Karhof spraken erover.

Frater Wim Verschuren (algemene overste van 19781990) was vanaf het eerste uur aan het einde van de jaren negentig nauw betrokken bij de opzet van het geassocieerd lidmaatschap. Hij memoreerde hoezeer het nieuw was en een bijzonder teken van de ontwik­ keling die de fratergemeenschap had doorgemaakt. De congregatie veranderde in enkele decennia lang­ zaam van een gesloten in een open gemeenschap. Een openheid die frater Wim Verschuren terugvoerde op paus Johannes XXIII en het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965), waarbij de kerk de ramen en deuren opende en haar verbondenheid met de wereld benadrukte. “Gaandeweg werd gastvrijheid voor de congregatie van groter belang”, zo vatte hij samen. “De wereld mocht binnenkomen: de ander werd gezien, binnengelaten in de eigen kring en men ging samen op weg. En zoals zo vaak was ook hiervoor inspiratie te vinden in de rijke traditie van de kerk: abdijen verwoorden al eeuwenlang in hun regels dat men in elke gast Christus moet zien.”

‘Openheid’ “Associatie kun je zien als een uitbloei van allerlei vor­ men van verbondenheid die in de Nederlandse CMMprovincie ontstonden”, aldus frater Wim Verschuren. “Dienend in het leven staand, groeiden nieuwe vormen 8

van aandacht voor vluchtelingen, jongeren, vereen­ zaamde mensen, bezinning op werk en barmhartigheid. Ook hier, in de communiteit van Joannes Zwijsen, is veel aan te wijzen van openheid en gastvrijheid. In dit huis maken de fraters deel uit van een groter geheel, samen met andere religieuzen en leken. Die openheid krijgt vorm aan tafel, waar fraters andere bewoners ontmoeten, in de kapel tijdens de vieringen, in het samen naar muziek luisteren, in de manier waarop bewoners elkaar her en der in huis ontmoeten. Er is duidelijk ruimte voor samenleven en vriendschap. De fraters kennen ook steeds meer leken die in hun directe omgeving werken. Horen ook deze mensen erbij? Delen we in hun leven? Zonder deze hele ontwikkeling, die ik hier probeerde te schetsen, zou associatie niet moge­ lijk zijn. Het mag hierbij duidelijk zijn dat associatie geen vrijblijvende verbinding is. Het boekje Delen in het leven van de Fraters CMM uit 2006 verwoordt het zo: ‘We zijn gegrepen door het verhaal van Jezus die Gods liefde heeft voorgeleefd en heeft laten zien wat barmhartigheid is’.”

Toekomst Frater Wim Verschuren riep de beraadslagingen in herinnering die uiteindelijk leidden tot het openstellen van de congregatie voor geassocieerde leden.


(uit de leefregel van de Fraters CMM, nr. 365) De congregatie biedt sinds eind jaren negentig de mogelijkheid tot een verregaande vorm van participatie door het geassocieerd lidmaatschap. Wie dat aangaat, belooft zich de spiritualiteit van barmhartigheid en broederschap van de Fraters CMM eigen te maken. Daarnaast deelt een geassocieerd lid in de zending van de congregatie door zich in te zetten voor bepaald werk en is betrokken bij een communiteit. Op dit moment telt de Nederlandse CMM-provincie negen geassocieerde leden. In de overige gebieden van de congregatie bestaat de mogelijkheid tot associatie nog niet. Over het geassocieerd lidmaatschap van de congregatie verscheen in 2006 het boekje Delen in het leven van de Fraters CMM. Het is verkrijgbaar bij het generaal bestuur, Gasthuisring 54, 5041 DT Tilburg, tel. 013-5432777, e-mail: generalboard@cmmbrothers.nl

Hij onderscheidde hierin drie fasen. In de eerste plaats het hele proces rond de vraag naar de wenselijkheid van associatie. Vervolgens, toen daarover overeen­ stemming was, de vraag hoe associatie vormgegeven diende te worden. Het betrof immers een nieuw soort lidmaatschap dat ook formeel geregeld moest worden. Tenslotte volgde een bezinning rond de vraag: hoe nodigen we mensen ertoe uit? Tot besluit zei frater Wim Verschuren ervan overtuigd te zijn dat voor de toekomst van CMM in Nederland van wezenlijk belang is, hoe het verder gaat met de geassocieerden. “Ze maken intussen sinds 1999 deel uit van de congregatie. Hoe zijn de ervaringen van de fraters? Zijn ze er blij mee? En hoe ervaren en beleven de geassocieerde leden het?” Met deze woorden kondigde hij Betty Karhof aan, sinds 2006 geassocieerd lid en wonend in het woonzorgcentrum Joannes Zwijsen.

Delen in het leven van de fraters c m m Het geassocieerd lidmaatschap

Barmhartigheid en broederschap

Wij zijn bereid wegen te zoeken die het sommigen mogelijk maken met ons mee te leven en mee te werken, als geassocieerd lid of anderszins, zonder in alles onze levenswijze te delen.

Gastvrij Betty Karhof vertelde hoe zij in 1991 werd uitgeno­ digd voor een meditatieve bijeenkomst in de Tilburgse Elimcommuniteit en hoe gastvrij de ontvangst was. Ze voelde zich welkom. In de eerstvolgende jaren leerde ze daar veel over barmhartigheid, mediteren en bijbel. Er vormde zich bij haar een beeld van de fraters en hun betrokkenheid op de zwakkere, ver weg en dicht­bij. Toen in 2005 de vraag kwam na te denken over asso-ciatie, verbaasde dat haar een beetje. Ze was niet zo jong meer, wat kon ze nog betekenen, wat kon haar zending zijn? Durfde ze ja te zeggen? In 2006 ging Betty Karhof haar tijdelijke verbintenis aan. Daarbij zei ze: “Ik zoek een dak boven mijn ziel, een plaats waar stilte en spiritualiteit gewoon zijn, grond onder mijn voeten. Buiten lijkt het wel of ik moet uitleggen waarom ik geloof, en 9


nederland

er dus maar niet meer over praat. Ik probeer door mijn werk voor de Vincentiusvereniging mijn zending vorm te geven: omkijken naar mensen heel dichtbij.” In 2009 verbond Betty Karhof zich voor het leven aan CMM. Ze wilde voorgoed leven vanuit de grondhouding van aan­ dacht, toewijding, eenvoud. De Vincentiusvereniging vroeg veel van haar: huisbezoeken, vergaderen, organi­ seren, zorgen dat ook de projecten in de Derde Wereld deelden in de opbrengst. Voor dit werk werd de kiem gelegd door haar ouders in Goes. Vader en moeder gaven daar leiding aan de kerkelijke verenigingen voor armenzorg. Onlangs, na 22 jaar, droeg ze haar werk voor Vincentius over aan jongeren, met pijn in het hart.

Grootmoedigheid Voorzichtig nam Betty Karhof in woonzorgcentrum Joannes Zwijsen enkele taken op zich, waaronder het verzorgen van een wekelijks uurtje klassieke muziek

Frater Wim Verschuren.

10

voor bewoners, een leesgroepje Nederlandse literatuur. Op dinsdag is ze gastvrouw bij de ‘inlooplunch’ van de Elimcommuniteit. Bij de fraters in het woonzorg­ centrum treft ze een eenvoudig leven aan, zonder franje. Ze vind het fijn wijze fraters te ontmoeten, die hun sporen hebben verdiend, ver weg of dichtbij ervaart ze ook bij hen gastvrijheid. Ze voelt zich geaccepteerd en deelt in vreugde en verdriet. Kort geleden bezocht ze met andere geassocieerde leden het museum van het begijnhof in het Belgische Hoogstraten. De begijnen mochten hun bezittingen houden, maar legden geloften af van zuiverheid, gehoorzaamheid en grootmoedigheid. Ze besloot: “Een prachtig woord, ‘grootmoedig’ zijn, groeien in delen en geven, vergeven misschien. Je klein kunnen maken. Daar heb je moed voor nodig. Grote moed.” Rien Vissers

Betty Karhof tijdens haar inleiding.


Kenia

Benson Owili:

OIP-cliënt van het eerste uur Tijdens een internationale vormings- en verdiepingsbijeenkomst van de Fraters CMM van 15 juli tot 2 augustus in Nakuru, Kenia, bezochten de fraters Edward Gresnigt, Harrie van Geene, Domingos Tjeunfin en Daniël Nyakundi samen met verpleegkundige Mary Mboya één van de eerste cliënten van het Oyugis Integrated Project (OIP): Benson Owili. Het OIP is in 1996 door de congregatie in de Keniaanse plaats Oyugis begonnen om besmetting met hiv/aids te voorkomen en mensen te ondersteunen die gebukt gaan onder de gevolgen ervan. Frater Daniël Nyakundi bericht.

Toegangsweg van het Oyugis Integrated Project in Kenia.

Na een barre tocht van drie kwartier over een moei­ lijk begaanbare weg ontmoetten we Pamela Nyatuga, de vrouw van Benson, die op de hoogte was van onze komst en ons was tegemoet gelopen. We lieten de auto aan de kant van de onverharde weg achter en volgden de vrouw over smalle voetpaadjes. Na een minuut of vijf kwamen we bij een kleine, eenvoudige hut. Hier vonden we de zieke man. Mary had ons, voordat we vertrokken, al het een en ander over zijn slechte ge­ zondheidstoestand verteld, maar je zag er niets van op het gezicht van Benson. Dit is zonder twijfel te danken aan de goede zorg vanuit het OIP, die leidt tot zelfrespect en acceptatie.

Glimlach

Het Oyugis Integrated Project in Kenia.

Mary stelde ons voor aan de bewoners. Beiden sta­ ken hun blijdschap niet onder stoelen of banken: hun gezichten straalden. De verpleegkundige legde uit wat zij voor hem kan doen: hij krijgt op tijd zijn medicijnen, zijn wond wordt verzorgd en soms, wanneer het echt nodig is, wordt hij vervoerd naar de medische hulp­ post van het OIP. Elke beweging is echter pijnlijk voor Benson. Hij had ook geen normale kleding aan, maar slechts een deken omgeslagen. Benson betuigde zijn dank aan het OIP voor de zorg die de verpleegkundigen hem bieden en

11


Kenia

de voedselhulp die hij van tijd tot tijd van het OIP ontvangt. Mary zegde hem ook nu toe de volgende dag wat voedsel te laten brengen. Benson vertelde dat hij al jarenlang een goede relatie heeft met het OIP. Dat contact stamt al uit de tijd van wijlen frater Anthony Koning. Glimlachend wees de naar eigen zeggen bijna zestigjarige naar een portret van de frater aan de muur. Hij liet zijn open wond zien, veroorzaakt door kanker, ten gevolge van het hiv-virus. Het was een beklemmende situatie. Deze man heeft het erg zwaar en verdient het in onze gebeden te worden genoemd. Ondanks de harde realiteit zit Benson niet bij de pak­ ken neer. Zijn glimlach en zijn woorden zijn daar een duidelijk teken van. “Dank zij de fraters, met name frater Anthony, heb ik als seropositieve cliënt God leren kennen en liefhebben”, drukte hij ons op het hart.

duidelijk dat dit in de toekomst misschien zou kunnen, maar op dit moment geen prioriteit heeft. Een goede medicatie en wondverzorging zijn veel essentiëler. Ons bezoek had Benson goed gedaan. Het heeft hem troost gebracht, waardoor hij weer even sterker in het leven stond. frater Daniël Nyakundi (bewerkt artikel uit OIP-Nieuwsbrief, nr. 189, oktober 2012, een uitgave van de Stichting Oyugis Integrated Project Nederland, www.oip-nederland.nl)

Goede medicatie We namen afscheid van Benson met bemoedigende woorden. We vertelden hem trots op hem te zijn dat hij probeert zijn situatie te accepteren en dat hij, in zijn penibele toestand, Jezus erkent als de meester van het leven, wiens liefde en barmhartigheid iedereen elke dag weer sterken om ons in staat te stellen door te gaan op onze weg in het geloof. De man was blij met onze komst. Toen we aanstalten maakten om te vertrekken vroeg Benson of het mogelijk was hem een rolstoel te bezorgen. Daarmee zou hij het huis kunnen verla­ ten zonder anderen tot last te zijn. Mary maakte hem

Mary Mboya verlaat de hut van Benson Owili.

12

Benson Owili in zijn hut.


Indonesië

De fraters die hun professie voor het leven afleggen, liggen plat ter aarde terwijl de ‘Litanie van alle heiligen’ wordt gezongen.

Professie voor het leven Op 27 september 2012, het feest van de heilige Vincent de Paul, legden zes fraters in de handen van de algemene overste, frater Broer Huitema, hun geloften voor het leven af. Dat gebeurde tijdens een plechtige eucharistieviering in de Heilig Hartkerk van Tomohon, gecelebreerd door bisschop Joseph Suwatan MSC van Manado.

Familieleden zegenen frater Benediktus Suri en vertrouwen hem toe aan de congregatie.

De fraters die hun professie aflegden waren Nobertus Dake, Agustinus Nai Aki, Petrus Narwadan, Yonas Paso en Benediktus Suri uit Indonesië en frater Hendrique de Fatima Marques uit Oost-Timor. Naast de algemene overste was frater Martinus Lumbanraja aanwezig als vertegenwoordiger van het generaal bestuur. De professie werd verder bijgewoond door het gehele provinciale bestuur van de Fraters CMM in Indonesië en leden van het regionale CMM-bestuur van OostTimor. Na de officiële receptie waren er allerlei feestelijke activiteiten, waar postulanten, novicen en leerlingen van CMM-internaten in Tomohon aan deelnamen. Aansluitend werd in kleine kring de professie gevierd. 13


internationaal

Jubilerende fraters Elk jaar zijn er in de congregatie fraterjubilea. Op 11 november sloten vijftien fraters hun jubileumjaar af. Veertien van hen deden dat in het Tilburgse woonzorgcentrum Joannes Zwijsen en één in Medan, Indonesië. Drie fraters traden een kwart eeuw geleden in, twee vijftig jaar geleden, drie zestig, drie vijfenzestig en eveneens drie zeventig geleden. Eén frater mocht zelfs herdenken dat zijn intreden driekwart eeuw geleden plaatsvond. Gouden jubilaris Jan Koppens, provinciaal CMM-overste van Nederland, blikt terug op zijn keuze voor het fraterleven. Het begon allemaal wat simpel door een vraag van frater Gerardus op Ruwenberg: “Jan, wat wil je later worden?” Mijn antwoord was kort: “Ik wil frater wor­ den, net als u.” Geen diepe motivatie dus, maar wel het begin van iets dat later zou uitgroeien tot mijn roeping. Ik heb de gebruikelijke stappen gezet richting noviciaat van de fraters (1962), periode van tijdelijke geloften, gevolgd door de binding voor het leven. En weet je, ik heb er nooit spijt van gehad. Nooit. Natuurlijk verliep niet alles even gladjes, maar het was mijn roeping en ik ging ervoor, omdat ik geloof in deze alternatieve levenswijze, waarin niet ‘ik’ maar ‘de ander’ centraal staat. Door al die jaren heen heb ik getracht God en de mens vast te houden. Of me dat altijd even goed gelukt is? Eén ding weet ik zeker, ik mag met voldoening en met een dankbaar hart omzien.

Dankbaar

‘Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid’, aquarel van Jan Verhallen uit 1994, bij gelegenheid van het 150-jarig jubileum van de congregatie.

14

Wat heb ik veel gekregen! Het begon al thuis bij mijn ouders, zusje en broers, mijn opvoeding en scho­ ling, enkele onderwijsjaren in Nederland, en dan ruim zesentwintig jaar in Indonesië. Nu ben ik weer zo’n zestien jaar terug in Nederland. Wat heb ik veel ge­ kregen! Het werd me allemaal in de schoot geworpen. Wat heb ik veel mogen leren, ook via het begeleiden van religieuzen en anderen. En daarnaast groeiden er


Een aantal van de jubilarissen bijeen op 11 november: v.l.n.r. de fraters Pieter Jan van Lierop, Patricio Smolders, Gerebernus van der Zande, Martinus Lumbanraja, Louis de Visser, Lawrence Obiko, Jan Koppens. Niet op de foto: de fraters Joseph Tielemans, Guillaume Caubergh, Nico Nijst, Francesco Paijmans, Gustavus Menheere, Jan Smits, Pacianus Verhoeven. Frater Johannes Sihombing vierde zijn jubileum in Medan, Indonesië. langs mijn levensweg enkele prachtige bloemen, die ik ‘vrienden’ mag noemen. Het zijn tropische en polder­ bloemen. In die relaties leerde ik wat echte broederen zusterschap ten diepste betekent. Zij hebben me én meer mens én meer religieus gemaakt. Het viel me toe. Reden genoeg om heel dankbaar te zijn.

Aandacht Door alle jaren heen heeft de congregatie me ‘de dienst van de leiding’ toevertrouwd, of hebben confraters het van me gevraagd. Het zal best allemaal niet even goed geweest zijn, maar ik heb geprobeerd aandacht te hebben voor mensen van vlees en bloed, met goede en korte kantjes (juist als ik!). Ik heb min­ stens geprobeerd ‘broeder’ te zijn, binnen en buiten de eigen gemeenschap, met aandacht voor zwakke en of noodlijdende medemensen. Soms lukte dat aardig,

soms kwam ik er in tekort. Het toeval wilde (het viel me toe) dat ik onlangs in Oost-Timor en Indonesië was voor het leiden van een retraite waar fraters en zusters van Zwijsen aan deelnamen, het geven van twee ver­ schillende workshops aan groepen fraters, een bezin­ ningsdag voor zwangere meiden buiten het huwelijk. Het was echt niet alleen geven; ik mocht in al die ontmoetingen ook veel ontvangen. In die periode viel de eigenlijke datum van de historische dag (29 augustus) dat ik vijftig jaar frater was. Ik be­ schouw, en zo was het niet gepland, deze reis door Oost-Timor en Indonesië, als een groot cadeau. Het bracht me ook bij mezelf, bij mijn leven, mijn tocht door het leven. Dank aan God en aan al die men­ sen die altijd met me meegetrokken zijn. frater Jan Koppens

15


Indonesië

Sigaren en rotan stoelen De Tweede Wereldoorlog en de internering van fraters in Nederlands-Indië was voor hen een uitermate schokkende ervaring. In vier kampen hebben fraters, voor zover ze het overleefden, de oorlog doorgemaakt: op Noord-Sumatra, in de buurt van Padang, op Zuid-Celebes en in Manado. Het kamp van Manado was verreweg het wreedste en heeft twaalf fraters het leven gekost. Frater Pieter-Jan van Lierop schrijft over de kampervaringen op Noord-Sumatra. Het fraterleven kan soms dramatische wendingen nemen. Het is al heel ingrijpend als je als jonge frater wordt uitgezonden naar het eiland Sumatra, in Nederlands-Indië. Maar die toenmalige kolonie van Nederland had nog veel herkenbaars: Nederlands bestuur, de Nederlandse taal in kantoren en in het onderwijs en vele Nederlandse beambten, planters, zakenmensen, pastores, religieuzen en militairen. 16

Gewaardeerd De Europeanen vormden een bevoordeelde, hoog­ gewaardeerde groep in de Indische kolonie. Dat had te maken met de mythe dat de blanken in alles superieur waren aan niet-blanken. Daarnaast werden in kerkelijke kring, religieuzen in het algemeen, vooral de missiona­ rissen, dus ook fraters nog bijzonder gewaardeerd, in Nederlands-Indië nog meer dan in het moederland.


Van links naar rechts: Frater Alex van Aalst, Frater Reinoldus Korremans en Frater David Fleerakkers, kort na de bevrijding in 1945. Het leven in de communiteit van Medan, de hoofdstad van het noorden van Sumatra, verschilde begin 1942 niet zo veel van het communiteitsleven in Nederland. De communiteit bestond toen uit de fraters Alex van Aalst, David Fleerakkers, Amator van Hugten, Reinoldus Korremans, Theodatus van Oers (overste), Cyprianus Op de Beek, Rodulf Ouddeken en Ranulfo Schippers. Ze waren werkzaam op Nederlandstalige scholen.

Kamp Op 12 maart 1942 veranderde die situatie totaal. De Japanners bezetten Medan en gaven meteen hun visitekaartje af: vlak voor de fraterschool werden vijf plunderaars onthoofd en hun hoofden werden een week lang op stokken in de stad opgesteld. Het missie­ personeel, bestaande uit paters, zusters, broeders en fraters, werd huisinternering opgelegd. Maar dat duur­ de niet lang. Een maand later werden zij ondergebracht in een kamp in Belawan, de havenstad van Medan. Ze mochten ieder dertig kilo bagage meenemen en ge­ noten op den duur, met scharrelen en handeltjes, nog enig comfort. Vooral de groentetuin van frater David Fleerakkers, de man met ‘de groene handen’, hield de fraters en vele andere kampgenoten gezond. De fraters zagen er spoedig uit als echte kampbewoners, in hun korte broeken, hun blote bovenlijven en baardige

gezichten. Ze stonken bovendien omdat er geen zeep was om te baden. De Japanse bewakers hielden regel­ matig appèl om de gevangenen te tellen. Dat duurde soms uren. De disciplinaire maatregelen waren streng en er werd veel geslagen. Dat alles werd als extra ver­ nederend ervaren voor de Europese geïnterneerden, die zo gewend waren aan hun status tijdens de koloniale tijd. De honger sloeg toe toen het kamp in juni 1943 werd overgeplaatst naar een andere locatie in de buurt van Medan, door de kampbewoners ‘Belawan-Estate’ genoemd. Het eten was zo miniem en zo slecht van kwaliteit, dat je alleen kon overleven met smokkelen, stelen, handeltjes drijven met de corrupte bewakers en zelf een groentetuintje onderhouden, zoals frater David nog steeds deed. Frater Alex van Aalst vertelt erover: “Heel onze aandacht werd in beslag genomen door het eten. Nergens kon je komen of er werd over gesproken. Als we een avond bij elkaar zaten was vooral eten on­ derwerp van gesprek en passeerden de heerlijkste spij­ zen de revue. ... Je werd gewoon door eten bezeten.”

Ziekenboeg Het moreel was hoog onder de fraters uit Medan. Ze waren hun gevoelens van vernederde kolonialen snel te boven, want er moest wor­ den aangepakt. Frater Ranulfo Schippers had 17


De communiteit van Medan kort na de bevrijding in 1945.

een EHBO-diploma en stelde zich met de fraters Alex van Aalst, Amator van Hugten, Theodatus van Oers en Rodulf Ouddeken beschikbaar om in de ziekenboeg te werken. Dat bleven ze ook doen toen levensbedreigen­ de dysenterie-epidemieën uitbraken. Vele honderden doden hebben zij afgelegd en begraven. Zo goed en zo kwaad als het ging namen de fraters deel aan de opleiding van jongens voor het MULO- en HBSdiploma. Ze waren betrokken bij bonte avonden, sportactiviteiten, paas- en kerstvieringen en sinter­ klaasavonden, totdat honger en ziekte de belangstel­ ling hiervoor deed verdwijnen.

Waardigheid Hoe blijf je mens in een dergelijke onterende omstan­ digheid? Het staat vast dat de fraters hun waardigheid en hun samenhang als fratersgroep bewaard hebben. Zo besteedden zij veel aandacht aan het zilveren feest van frater Cyprianus Op de Beek. Er was een versierde feestruimte, er werd een feestmis opgedragen, er wa­ ren met de hand geschreven feestboekjes en door de fraters getekende herinneringsplaatjes. Zelfs de maal­ tijd had, dankzij de groentetuin, een feestelijk karakter. Maar het hoogtepunt van het feest was toen de fraters bij elkaar zaten en van de overste een Hollandse sigaar 18

gepresenteerd kregen. Daar bleef je mens van ... En toen het eeuwfeest van de congregatie werd gevierd op 25 augustus 1944, had die overste nog voor elke frater zo’n sigaar. Terwijl het hele kamp op kistjes, houtblokken en boomstammen zat, hadden de fraters vier rotan stoelen. Om de beurt gingen ze ’s avonds in zo’n stoel zitten. Daar bleef je mens van ... Nog een paar keer is het kamp waarin de fraters van Medan gevangen zaten verplaatst. Eerst naar Rantau Parapat en daarna naar Si Rengo-Rengo. Daarvoor moesten ze vele kilometers over nauwelijks begaanbare wegen lopen. Hoe zwaar het ook was, ze gooiden hun stoelen niet weg. Ze wilden ’s avonds weer als mensen op een echte stoel zitten.

‘Jij bent mijn pappie niet’ Begin december 1944 werd het hongerkamp plotseling belast met honderd jongens van tien tot zestien jaar. Enkelen van hen konden zich bij hun vaders voegen, die ook in het kamp zaten. Dat was soms een probleem omdat zij hun vaders lang niet hadden gezien en in verwilderde kamptoestand niet eens herkenden. “Jij bent mijn pappie niet, die was veel dikker en had geen baard”, zei één van de jongens toen zijn vader op hem toesnelde. De meesten hadden geen opvang.


Maar goddank waren er de fraters en verschillende idealistische mensen. Die organiseerden meteen een internaat, zonder enige faciliteit. Er was zelfs geen eten. Toch is het gelukt om van dat internaat nog iets te maken. “Elke avond lazen frater Reinoldus en ik de jongens voor”, aldus frater Alex van Aalst. “Frater Reinoldus in het achterste gedeelte van de barak en ik in het voorste deel. We hadden veel belangstelling. Zelfs uit andere barakken kwamen mensen luisteren.” Maar de honger bleef heersen. Slakken, paddenstoelen, slangen, het waren zeer welkome aanvullingen op het uiterst karige menu. Frater Alex: “Als bij ons internaat een rat ontdekt werd bleef er niets overeind staan. Twintig, dertig jongens renden achter het beest aan, en eraan ging ie.”

Nationalisme Op 1 mei 1945 vierde frater Rodulf Ouddeken zijn zilveren kloosterjubileum. Ondanks alle ellende werd het toch nog feest. Er was een mis, en zelfs een diner. Frater David Fleerakkers had kans gezien kippen te gaan houden. Daarom kon er tijdens het diner naast groente ook kip en voor elke frater een gebakken eitje opgediend worden. En na het diner, toen de fraters bij elkaar zaten, was er nog één keer voor elke frater een Hollandse sigaar. Daar bleef je mens van! De kampellende sleepte zich voort tot 24 augustus, de dag van de bevrijding. Spoedig was er weer kleding en eten.

De fraters die het leven verloren tijdens de Tweede Wereldoorlog in het toenmalige Nederlands-Indië.

Het fraterhuis in Medan vlak voor de bezetting van Nederlands-Indië door de Japanners. Maar de kampbewoners bleven in het kamp geïnter­ neerd omdat daarbuiten hun veiligheid niet gegaran­ deerd kon worden. Revolutionaire groepen en vrijheids­ strijders traden agressief op tegenover de kolonisator. De sfeer was totaal veranderd: ‘Indonesia merdeka’, het onafhankelijke Indonesië. Komend uit hun kamp­ isolement, werden de fraters door het zeer breed gedragen nationalisme totaal verrast.

Verleden tijd Pas op 31 oktober kwamen de fraters weer terug in Medan. Ze waren diep teleurgesteld. Er was nog steeds geen vrijheid voor hen. Met priesters en zusters werden zij op een terrein van de missie opnieuw geïnterneerd om hun veiligheid te garanderen. Er waren weliswaar geen ontberingen meer, maar tot ver in 1946 moesten zij werkeloos de ontwikkelingen afwachten. De fraters werden gehuisvest in een pand van de missie. Het was leeg zonder bedden en meubels. Maar ’s avonds konden de fraters gelukkig wel weer zitten, want ze hadden hun rotan stoelen meegenomen, die in de kampperiode zo goed dienst hadden gedaan. In het kamp Medan leerden de fraters dat ‘ons Indië’, verleden tijd was, en dat van hen gevraagd werd om het onderwijs in de Republiek Indonesië mee op te bouwen. Dat hebben zij voortreffelijk gedaan. De St. Thomasscholen voor kleuter-, basis, en middelbaar onderwijs werden topscholen in Medan. frater Pieter-Jan van Lierop 19


kort nieuws

Bedevaart naar Lourdes Van 11 tot en met 16 september is een aantal leden van de communiteit Joannes Zwijsen uit Tilburg naar Lourdes geweest. De compleet verzorgde bedevaart was georganiseerd door de stichting ‘Nederlandse Lourdesbedevaart voor Zieken’. De deelnemers waren de fraters Simon van den Broek, Frans van de Meulengraaf, Sebastianus van Seters, Adri Simons, Patrick Smolders en Hein van der Zande. Na aankomst in Lourdes be­ zochten de pelgrims de grot waar Maria in 1858 aan de l4-jarige Bernadette Soubirous is verschenen. Elke dag was er een gebedsdienst of een eucharistieviering. Vooral de internationale mis in de immens grote onder­ grondse Pius X-basiliek en de openluchtmis in de regen bij de grot hebben veel indruk gemaakt. In de tweede helft van de week was de Bredase bisschop Jan Liesen aanwezig. Hij leidde de kruisweg. Op de laatste dag was er een busexcursie door het bergachtige landschap van de Pyreneeën. Foto boven: De pelgrims onderweg in Lourdes. Foto onder: De Lourdespelgrims met begeleiding voor de ingang van hun hotel in de Franse bedevaartplaats.

‘ Op verhaal komen’ bij de fraters Op 28 september brachten bestuursleden en mede­ werk(st)ers van het Nijmeegs Instituut voor Missie­ wetenschappen (NIM) een bezoek aan het generalaat in Tilburg en kloosterhotel ‘Zin’ in Vught. Doel van de dag was om kennis te maken met de congregatie en het verhaal van de ‘missie’ van de Fraters CMM te ho­ ren. Een terugblik door NIM-directeur Frans Dokman. Op het generalaat vertelt plaatsvervangend algemeen overste frater Edward Gresnigt over de geschiedenis van de congregatie. Hij leidt ons rond en staat wat 20

langer stil bij het graf van frater Andreas om te spre­ ken over diens leven. Een leven waarin menselijkheid en barmhartigheid centraal staan, ook bij het onder­ wijzen van leerlingen. Dat spreekt de staf en docenten van het NIM erg aan. We brengen ook een bezoek aan het Fratermuseum. Het neemt ons mee terug naar de tijd waarin bisschop Joannes Zwijsen de congregatie stichtte. Het is een periode waarin onderwijs moei­ lijk toegankelijk is voor armere mensen. Het museum openbaart de missie van de fraters door de tijd heen, die tot uiting komt in (speciaal) onderwijs voor hen


IN MEMORIAM

die dat nodig hebben. Vervolgens gaan we naar de kapittelzaal, waar Carine van Vught van de Stichting Verhalis een dvd presenteert van interviews met religieuzen. Verhalis verzamelt herinneringen en ver­ halen uit verschillende domeinen van het religieuze leven, van missiewerkers tot slotzusters, van binnen en buiten de muren van de communiteit. De geïn­ terviewden zijn op leeftijd. Na afloop vragen wij ons af: is hun verhaal straks voorbij? Met die vraag in het achterhoofd reizen we af naar kloosterhotel ‘Zin’ en de ernaast gelegen CMM-communiteit Eleousa. Frater Wim Verschuren verwelkomt ons. Een woord van hem dat bij ons beklijft is ‘herscheppen’. Het ‘herscheppen’ van onderwijs vanuit een gemoed van barmhartigheid. Voor mensen met een behoefte aan een zinvolle vertelling, binnen en buiten hun werk. Die boodschap waaiert uit vanuit CMM in Vught. Het verhaal van frater Andreas wordt doorgegeven. Frans Dokman, directeur NIM

Oost-Timor: zeven postulanten Tijdens een eucharistieviering in het fraterhuis in Dili, Oost-Timor, heeft de regionale overste fra­ ter Silvino Belo zeven postulanten aangenomen. Vanaf 14 oktober verblijven ze in een gebouw van een landbouwproject in Suai dat de fraters van de jezuïeten hebben overgenomen. Frater Antonius Sipahutar is postulantenmeester en tevens verant­ woordelijk voor het project dat tot doel heeft de agrarische activiteiten in de streek op een hoger plan te brengen. De postulanten zullen worden ingezet in het parochiewerk en betrokken zijn bij gebedsvieringen, muzikale begeleiding, jeugdwerk en het bezoeken van ouderen en zieken.

Frater

Sibrand (W.G.J.) KOENEN Hij werd geboren te Arcen op 6 maart 1921 en trad in de Congregatie van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid te Tilburg op 19 maart 1938. Hij legde zijn professie voor het leven af op 10 augustus 1942. Hij overleed op 2 oktober 2012 in het fraterhuis in Zonhoven (België) en werd begraven op het kerkhof Zonhoven-Centrum. Het dienend leven van frater Sibrand voltrok zich volledig in Zonhoven. Hij was vier jaar onderwijzer op de St.Jozefschool. In 1949 werd hij gevraagd leraar te worden aan de Normaalschool St.-Jan Berchmans, die in 1957 opging in Humaniora St.-Jan Berchmans. Hij was een zeer talentvolle leerkracht. Zijn leerlingen hadden graag les van frater Sibrand. Aardrijkskunde en geschiedenis waren zijn favoriete vakken. Hij had leidinggevende functies op scholen; eerst in Zonhoven en later in schoolbesturen te Zonhoven en Lanaken. Ook in de congregatie deed men een beroep op hem als juvenistenleider, lid van het provinciaal bestuur en of lid van het bestuur van de com­ muniteit in Zonhoven. Zijn scherpe geest en zijn karakter vormden een goed fundament voor die functies. Hij was een dienende medebroeder, die opkwam voor de belangen van zijn confraters en de zending van de fraters. Het was een groot kruis voor hem toen zijn gehoor hem steeds meer in de steek liet. Hierdoor werd het communiceren moeilijk. Zijn innerlijke stabiliteit echter nam niet af. Langzaam maar zeker moest hij het leven uit handen geven. Midden in de nacht van 2 oktober riep God hem op om naar het Vaderhuis te komen. We weten frater Sibrand daar veilig in de barmhartige liefde van God. 21


in memoriam

Frater

Frater

Camille (A.D.J.) Gerets

Marcel (J.M.) Achten

Hij werd geboren te Lanaken op 15 april 1928 en trad in de Congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid te Tilburg, op 29 augustus 1945. Hij legde zijn professie voor het leven af op 15 augustus 1951. Hij overleed op 19 november 2012 in het fraterhuis in Zonhoven (België) en werd begraven op het kerkhof Zonhoven-Centrum.

Hij werd geboren te Helchteren op 12 december 1911 en trad in de Congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid te Tilburg op 8 september 1928. Hij legde zijn professie voor het leven af op 15 augustus 1933. Hij overleed op 3 december 2012 in het fraterhuis in Zonhoven (België) en werd begraven op het kerkhof Zonhoven-Centrum.

Geboren in Lanaken leerde hij daar op de lagere school de fraters kennen. De ontmoeting met hen vormde de basis van zijn religieuze roeping. Frater Camille was zeer getalenteerd, zijn belangstelling was veelzijdig. In alle eenvoud was hij een gedreven leraar wiskunde op het Sint-Jan Berchmansinstituut in Zonhoven. Hij werd in 1960 gevraagd om deeltijdsurveillant te zijn op het internaat. In 1967 werd de Belgische CMMprovincie opgericht. Naast zijn leraarschap werd frater Camille gevraagd de functie van provinciale econoom op zich te nemen. Met inzet van al zijn krachten heeft hij gedurende 45 jaar de provincie financieel begeleid en de boekhouding verzorgd. Het moet voor hem een groot kruis geweest zijn toen hij gezondheidsproble­ men kreeg, die uiteindelijk er toe leidden dat hij in 1983 noodgedwongen afscheid moest nemen van het onderwijs. Hij heeft dat kruis omarmd en is zijn weg gegaan. Dat zegt veel over zijn mentale veerkracht, zijn doorzettingsvermogen en zijn optimistische houding. Frater Camille had oog voor de noden van anderen. Bescheiden en bewogen hielp hij waar steun nodig was. Zo gaf hij vorm aan zijn roeping als frater, en deed hij wat Jezus heeft gedaan: dienen en verlichten, een helpende hand zijn voor velen.

Van zijn geboorteplaats in het Belgisch Helchteren vertrok Jaak Achten in 1928 naar Tilburg, Nederland, waar hij als frater Marcel zijn noviciaat begon. Na het behalen van zijn onderwijsbevoegdheid werd hij aangesteld als leerkracht aan het B.O. voor Doven te Maaseik. Later zou hij er schoolhoofd worden. Diezelfde taak vervulde hij als eerste directeur (1955) gedurende 26 jaar op het gerenommeerd Koninklijk Instituut voor Doven en Slechthorenden te Hasselt. Hij had aandacht voor zijn leerlingen, wilde alles voor hen doen om te zorgen dat ze binnen de maatschappij goed mee konden komen. De burgerlijke autoriteiten spraken hun waardering uit door het verlenen van de Koninklijke onderscheiding: de zilveren en later gou­ den palm der Kroonorde. Vele jaren was frater Marcel overste, plaatsvervangend overste of raadslid binnen de communiteit van Maaseik en Hasselt. In 1978 en 1987 vertrok hij voor geruime tijd naar Kenia om daar fraters en onderwijzers te ondersteunen in het onder­ wijs aan doven en slechthorenden. Frater Marcel mocht oud worden, zeer oud. Ondanks zijn hoge leeftijd en afnemende gezondheid probeerde hij zoveel mogelijk deel te nemen aan het communiteitsleven. Hij keek vol vertrouwen uit naar zijn uiteindelijke ontmoeting met de Heer van Liefde en Leven. Die wens is nu in vervul­ ling gegaan.

22


Bronnen

Over de in- uitgang van het leven Zwijsens aandacht voor barmhartige liefde Zorg voor de kleinen geeft kleur aan ons samen-zijn. Aandacht voor de ernstig zieken zegt veel over het menselijk klimaat in ons midden. In het algemeen geldt: de kwaliteit van een samenleving van mensen kun je aflezen aan de mate van aandacht voor de zwakste schakel. Het is de grondregel van de barmhartige liefde. Deze gedachte over kwetsbaarheid en kwetsbare perioden in het leven was Zwijsen dierbaar. Onze stichter sloot geen enkel goed werk uit. Leeftijdsdiscriminatie was hem vreemd. Wel richtte hij de schijnwerper op de twee beslissende scharnierperioden in het leven van een mens: “zijn intrede in de wereld” en “zijn uitgang uit de wereld”. Hij richtte zich bij voorkeur op de jonge mens en op de hoogbejaarde mens. Hun kwetsbaarheid ging hem bijzonder ter harte. Hij wist uit ervaring hoezeer een goede jeugd en een ver­ zoend kunnen heengaan uit dit leven, meer dan wat ook, beslissend zijn voor de kwaliteit van heel het leven. Die praktische oriëntatie had een religieuze achtergrond. Jezus was zich bewust dat hij van God was uitgegaan en naar Hem terugkeer­ de (vgl. Joh 13,3 ). Die levensvisie had Zwijsen ook: de oorsprong en de bestemming van iedere mens ligt bij God, de Barmhartige. De levensweg van een mens vraagt om geborgenheid en nieuwe kansen, om richtingsbesef en ruimte. Dat geldt in het bijzonder als mensen jong of oud zijn. Daarom legt Zwijsen bij de zendingsopdracht van zijn zusters en fraters het accent op de in- en uitgang van het leven. frater Harrie van Geene

23


Wij zijn bereid wegen te zoeken die het sommigen mogelijk maken met ons mee te leven en mee te werken, als geassocieerd lid of anderszins, zonder in alles onze levenswijze te delen. (uit de leefregel van de Fraters CMM) Blad van de Congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.