HOGENT - Sociaal werk - Beroepsrollen

Page 1

Beroepsrollen Sociaal Werk

Academiejaar 2019 – 2020

Beroepsrollen Academiejaar 2019-2020

Geertrui Van Vlem

1


Beroepsrollen Sociaal Werk

Academiejaar 2019 – 2020

INHOUDSOPGAVE 1

BEROEPSROLLEN IN HET SOCIAAL WERK ...................................................................................... 3 1.1

HET SOCIAAL WERK ALS BEROEP .......................................................................................................... 3

1.1.1

Sociaal werk als sociaal beroep ................................................................................................... 3

1.1.2

Sociaal werker als beroepskracht ................................................................................................ 4

1.2

BEROEPSROLLEN .................................................................................................................................. 4

1.2.1

Communicator ................................................................................................................................. 5

Dialoog als fundament .............................................................................................................................................. 5 De sociaal werker als interpersoonlijke communicator ........................................................................................ 6 De sociaal werker als maatschappelijke communicator ...................................................................................... 6 Communicatie tussen verschillende disciplines .................................................................................................... 6

1.2.2

Medevormgever aan sociaal beleid ............................................................................................. 8

De politieke opdracht van het sociaal werk ........................................................................................................... 8 Signaleren .................................................................................................................................................................. 8 Politiseren................................................................................................................................................................... 9 Participatieve beleidsvoering ................................................................................................................................. 10

1.2.3

Sociale innovator .......................................................................................................................... 11

Werken aan een rechtvaardige toekomst met kennis van het verleden ......................................................... 11 Complexe problemen vergen innovatieve oplossingen ..................................................................................... 12 Sociaal innovatief handelen ................................................................................................................................... 12

1.2.4

Organisatieontwikkelaar .............................................................................................................. 14

Organisatieontwikkeling ......................................................................................................................................... 14 Kwaliteitszorg op organisatieniveau ..................................................................................................................... 14 Ontwikkeling op teamniveau .................................................................................................................................. 15 Welzijn en welbevinden van elke individuele medewerker ............................................................................... 16

1.2.5

Tolk ................................................................................................................................................. 17

De sociaal werker tussen leef- en systeemwereld ............................................................................................. 17 Dialoog als verbinding ............................................................................................................................................ 17

1.2.6

Frontliniewerker ............................................................................................................................ 20

1.2.7

Netwerkbouwer ............................................................................................................................. 24

Persoonlijke netwerken .......................................................................................................................................... 24 Sociale netwerken ................................................................................................................................................... 24 Professionele netwerken ........................................................................................................................................ 25

1.3

DE BEROEPSROLLEN GELINKT AAN EEN SOCIAAL WERKPRAKTIJK...................................................... 26 2


Beroepsrollen Sociaal Werk

Academiejaar 2019 – 2020

1

BEROEPSROLLEN IN HET SOCIAAL WERK

1.1

H ET

SOCIAAL W ERK ALS BEROEP

Het sociaal werk als beroep omvat een opvatting over sociaal werk als sociaal beroep en een opvatting over de sociaal werker als beroepskracht. In dit opleidingsonderdeel focussen we daarnaast op de verschillende rollen die een sociaal werker hier kan innemen, de beroepsrollen.

1.1.1

Sociaal werk als sociaal beroep

Een sociaal beroep is een professionele activiteit die zich essentieel verbonden weet met de wijze waarop sociale problemen in de samenleving gedefinieerd worden. Het “sociale” in sociaal werk heeft te maken met:  De positie tussen individu en samenleving: de sociaal werker bevindt zich tussen individu en samenleving. Dit vertaalt zich in twee benaderingen. In de eerste benadering richt sociaal werk zich overwegend op het afstemmen van individuele doelen en ambities van burgers op maatschappelijk gedeelde verwachtingen. In de tweede benadering geven sociaal werkers mee vorm aan de samenleving als een democratisch forum. Hier kan een spanningsveld ontstaan tussen enerzijds het mandaat dat de maatschappelijk assistent van de belanghebbenden (individuen of groepen) krijgt en anderzijds het maatschappelijk mandaat of de verwachtingen vanuit de overheid en samenleving tegenover de maatschappelijk assistent.  Relationeel denken en handelen: het ‘sociale’ in sociaal werk houdt ook relationeel denken en handelen in. Het gaat om sociale verhoudingen en interacties, en niet om kenmerken van individuen (Winance, 2004). Door sociale problemen vanuit een relationeel perspectief te bekijken, kunnen we komen tot een structurele visie, waarbij uitsluiting en sociale onrechtvaardigheid begrepen worden als een (re)productie van mensonwaardige sociale verhoudingen. Deze vorm van holistisch denken voorkomt dat individuen gereduceerd worden tot aspecten van hun identiteit, zoals nationaliteit, handicap, gender, … of benaderd worden vanuit negatief geduide verschillen op het vlak van omgangsvormen, inkomen, sociale en culturele voorkeuren, opvoedingsopvattingen, enz. … .

3


Beroepsrollen Sociaal Werk

Academiejaar 2019 – 2020

 Sociale rechtvaardigheid: het principe van sociale rechtvaardigheid betekent volgende opdrachten: aanvechten van negatieve discriminatie, erkenning van diversiteit, gelijke verdeling van beschikbare middelen, aanvechten van onrechtvaardig beleid en praktijken, werken in solidariteit. Door al deze elementen samen te nemen, ziet men ook dat sociaal werk raakt aan de bestaande orde van de samenleving en deze in vraag stelt waar een of meer van bovenstaande elementen geschonden wordt. Dit is opnieuw een voorbeeld van structureel werken.

1.1.2

Sociaal werker als beroepskracht

Het gaat om de wijze waarop we vormgeven aan sociale praktijken vanuit een sociaal werk perspectief. Het gaat bovendien om hoe we kijken naar en vormgeven aan de tussenkomsten en interventies van sociaal werkers (Bradt, 2009). Dit alles leidt ook tot een eigen perspectief op kennis. Het gaat in sociaal werk om een eigen kijk op het begrijpen en ingrijpen in het samenleven. Dat betekent dat sociaal werk een eigen theorievorming en een eigen onderzoeksperspectief heeft als handelingswetenschap en dus meer omvat dan het toepassen van kennis van de sociale wetenschappen en ook wezenlijk anders is dan een toegepaste wetenschap.

1.2

B EROEPSROLLEN

In deze cursus schuiven we zeven beroepsrollen naar voren die sociaal werkers in de samenleving kunnen innemen. Deze lijst is niet exhaustief, maar is wel een weergave van onze visie op sociaal werk. We beseffen dat een opdeling van het beroep in beroepsrollen in beroepsrollen ten dele artificieel is: we gaan ervan uit dat sociaal werkers verschillende rollen tegelijkertijd kunnen opnemen en dat er eventuele spanningen bestaan tussen de verschillende beroepsrollen (zie ook eerdere opmerkingen in de proloog). We onderscheiden de volgende beroepsrollen: 1. Communicator 2. Medevormgever aan sociaal beleid 3. Sociale innovator 4. Organisatieontwikkelaar 5. Tolk 6. Frontliniewerker 7. Netwerkbouwer

In wat volgt, werken we deze beroepsrollen verder uit. 4


Beroepsrollen Sociaal Werk

Academiejaar 2019 – 2020

Communicator DIALOOG

A L S F U N D A ME N T

Communicatie kunnen we zien als de allereerste stap in het verhogen van welzijn: de sociaal werker luistert naar het verhaal van de belanghebbende, stelt vragen, probeert onder woorden te brengen wat de belanghebbende probeert duidelijk te maken en tracht in kaart te brengen welke vraag of vragen gesteld worden. In deze dialoog wordt vertrokken vanuit respect voor de eigenheid en de uniciteit van elke persoon. Het belang van luisteren en het in dialoog gaan, werkt positief naar het installeren van een vertrouwensrelatie tussen de sociaal werker en de belanghebbende(n), een noodzakelijke basis om te kunnen werken binnen het sociaal werklandschap. Om te vermijden dat de werkwijze afhankelijk wordt van de persoon van de professional en dus willekeurig is, is transparantie in afwegingen en besluitvorming een voorwaarde (Vlaeminck, Saelens, & Malfliet, 2010). Denk hierbij aan de grote verschillen die er kunnen zijn in de leefwereld van de hulpvrager en sociaal werken, verschillen in waarden en normen enz…die een mogelijke invloed kunnen hebben op de werkwijze van de sociaal werker. De dialoog is dus niet zomaar een methodiek, maar essentieel om aan goed sociaal werk te kunnen doen. Sociaal werk is een beroep waarbij haalbare doelen geformuleerd worden, in samenspraak met belanghebbenden. Om in communicatie te treden met zijn of haar belanghebbenden over wenselijke doelen, maakt de sociaal werker gebruik van theoretische kaders (zoals vormen van communicatie, visies op cultuur en communicatie, het formuleren van leerdoelen via DART1, gesprekstechnieken, …), waarbij gestreefd wordt naar een hogere mate van welbevinden bij de belanghebbenden. Deze expertise wordt niet alleen op micro-, maar ook op meso- en macroniveau ingezet. Sociaal werkers zijn bedreven in het leggen van contacten, zowel met belanghebbenden en collega’s als met directies, organisaties en beleidsmakers. Door een integrale visie (cf. het holistisch perspectief als uitgangspunt) op situaties kunnen ze meerdere perspectieven innemen en (over)wegen: ze zijn in staat om uiteenlopende waarden met elkaar te confronteren, ook als het gaat om tegenstrijdigheden en dilemma’s. Sociaal werkers hebben geen consensus als doel, wel willen ze ruimte geven aan verschillen.

1

DART staat voor concreet haalbare leerdoelen opstellen. Het is een ezelsbruggetje dat staat voor Doel, Activiteiten, Resultaat en Tijd. Zie OLOD Professionele Identiteit. 5


Beroepsrollen Sociaal Werk

Academiejaar 2019 – 2020

De beroepsrol communicator kunnen we verder opsplitsen in twee polen: de sociaal werker als interpersoonlijke en als maatschappelijke communicator. DE

S O CI A A L W E R K E R A L S I N TE R P E RS O O NL I J K E C O M M U NI CA TO R

Sociaal werkers communiceren met hun belanghebbende(n), staan stil bij hun behoeften en verwachtingen en doen aan vraagverheldering via gesprekstechnieken. Eenmaal de vraag duidelijk is voor de sociaal werker en de belanghebbende, kan het ondersteuningsproces van start gaan. Een valkuil voor de sociaal werker is dat hij/zij aangeeft wat de beste stappen in aanpak zijn voor de situatie van de belanghebbende vertrekkende vanuit zijn/haar eigen referentiekader. Belangrijk is dat je afstand kan nemen van je eigen referentiekader en aandacht kan schenken aan het referentiekader van je belanghebbende, dat fundamenteel kan verschillen. In OLOD Professionele Identiteit wordt hier dieper op ingegaan hoe je hier alert voor kan zijn. Naast het in dialoog gaan met de belanghebbenden (micro-niveau), is het even belangrijk om als sociaal werker in overleg te gaan met jouw of andere teams (mesoniveau). De organisatie waarbinnen je werkt, vertrekt bovendien vanuit bepaalde waarden en vanuit een bepaalde visie, die mee jouw handelen zal sturen. DE

S O CI A A L W E R K E R A L S M A A TS C HA P P E L I J K E C O M M U NI C A T O R

Naast interpersoonlijke communicatie, vanuit de eigen organisatie en team, met specifieke waarden en normen, visie en werkingsprincipes, dient de sociaal werker ook vaak maatschappelijke communicatie op te nemen. Een vorm van dergelijke communicatie, is de communicatie met externen en partnerorganisaties waarmee wordt samengewerkt. Deze actoren kunnen zich in dezelfde discipline – sociaal werk - situeren, maar, mede door de grotere complexiteit van problematieken van personen en gezinnen, is de noodzaak ontstaan om in het welzijnswerk nauw samen te werken met andere zorgprofessionals. We spreken dan over inter- en multidisciplinaire teams. Zoals in ieder CLB een interdisciplinair team heeft en in een wijkgezondheidscentrum het team bestaat uit artsen, verpleegkundigen, kinesisten, diëtisten, sociaal werkers, … . De sociaal werker neemt hier dan vaak de communicatie op zich of neemt een coördinerende taak op. C O M M U NI C A TI E

T U S S E N V E R S C HI L L E NDE D I S CI P L I NE S

Het samenwerken met verschillende disciplines kent diverse benamingen in de literatuur. Er is sprake van inter- en multidisciplinaire teams, van transdisciplinair en interprofessioneel samenwerken. De benaming is verschillend maar de inhoud min of meer gelijk, namelijk het samenwerken van verschillende disciplines in functie van het beantwoorden van de noden van een hulpvrager. De laatste jaren zien we een groei van deze samenwerkingsmodellen door de diversiteit in en complexiteit van de zorgnoden van mensen. Er is een noodzaak om in te spelen op nieuwe evoluties en 6


Beroepsrollen Sociaal Werk

Academiejaar 2019 – 2020

zo antwoorden te zoeken op complexe hulpvragen van mensen. (Van Landschoot et al, 2018) In een interprofessionele samenwerking worden verschillende disciplines verbonden met elkaar om tot een multidisciplinaire probleembenadering te komen. Het voordeel van deze samenwerking is dat iedere discipline vanuit de eigen deskundigheid een bepaald onderdeel voor zijn rekening neemt of kijkt naar de situatie en de hulpvraag vanuit de eigen expertise. (Stewaert, Brown, Weston, Mc Wkinney, & Willima, 2003). Door deze samenwerking wordt het eigen blikveld van de professional verruimd. Het is niet noodzakelijk om op alle levensdomeinen expert te moeten zijn. Je bewust zijn van de kennis die je niet hebt en daarvoor beroep te kunnen doen op andere professionals met andere expertise, staat centraal als een voordeel in een interprofessionele samenwerking. (Van Landschoot et al, 2018) Als voorbeeld verwijzen we naar de kick-off van dit OLOD, waar we een documentaire rond het wijkgezondheidscentrum ‘De Sleep’ – een multidisciplinaire samenwerking in Gent bekeken hebben. Er zijn echter ook uitdagingen verbonden aan het interprofessioneel samenwerken. Het communiceren met andere disciplines verloopt niet steeds even vlot: denk maar aan het delen van informatie (beroepsgeheim/ambtsgeheim) of het al dan niet vasthouden aan de eigen professionele waarden die een samenwerking kunnen in de weg staan. Dergelijke samenwerkingen doen in ieder geval nadenken over de manier van aanpak, taakverdelingen en verantwoordelijkheden bij nieuwe evoluties in het welzijnslandschap. Een voorbeeld hiervan is integrale zorg, waarbij het domein welzijn en gezondheidszorg nauw aan elkaar wordt verbonden. Ook het geïntegreerd breed onthaal in de eerstelijnszorg, kadert in deze nieuwe evolutie.

7


Beroepsrollen Sociaal Werk

1.2.1 DE

Academiejaar 2019 – 2020

Medevormgever aan sociaal beleid

P OL I T I E K E O P D R A C H T V A N H E T S OC I A A L W E R K

De beroepsrol ‘medevormgever aan sociaal beleid’ valt onder de politieke opdracht van het sociaal werk. Sociaal werkers werken structureel aan oorzaken van uitsluiting en achterstelling. Dit betekent dat sociaal werkers (1) het vermogen – en de verplichting - hebben om opmerkzaam te zijn voor situaties van onrecht en onrechtvaardigheid en (2) binnen deze situaties van onrecht en onrechtvaardigheid handelen. Dit handelen wordt gestuurd door de principes uit de internationale definitie van het sociaal werk (sociale rechtvaardigheid, mensenrechten, collectieve verantwoordelijkheid en respect voor diversiteiten). De sociaal werker wil immers komen tot een sociaal (gecorrigeerd) beleid, dit wil zeggen: een beleid waarvan de maatregelen zijn afgestemd op de positie en situatie van mensen in een kwetsbare positie. Dit sociaal beleid houdt ook rekening met het fundament duurzaamheid zodat er een beleid ontstaat dat aandacht heeft voor sociale, maar evenzeer voor ecologische rechtvaardigheid. Sociaal werkers kunnen op verschillende manieren mee vorm geven aan sociaal beleid. We bespreken achtereenvolgens het signaleren van onrechtvaardigheden en het politiseren van maatschappelijke thema’s. Beide dienden rekening te houden met de inbreng en visie van de doelgroep, daarom bespreken we ook het belang van participatie.

S I G NA L E R E N De politieke opdracht van de sociaal werker start vaak bij het signaleren van onrechtvaardigheden. Vanuit andere beroepsrollen, onder andere de frontliniewerker, is de sociaal werker vaak de eerste die onrecht op het spoor komt. Dit kaart hij of zij dan ook aan bij de bevoegde diensten. Sociaal werkers signaleren situaties die mank lopen zoals discriminatie door een bepaalde werkgever, maar zien ook kansen zoals de mogelijkheid om een verloederd terrein om te bouwen tot een speel- en ontmoetingsterrein. Volgende stappen zijn dan het mee beïnvloeden van beleid en het voorbereiden, implementeren en evalueren van beleid. Beleid wordt gemaakt om een antwoord te bieden op een maatschappelijk probleem, meer bepaald wanneer er een kloof is tussen een feitelijke situatie en een gewenste situatie. Een sociaal werker gaat na welke sociale problemen zich stellen en hoe er een antwoord op kan geformuleerd worden, wat de gewenste situatie is, met het welzijn van individuen en groepen als doel. In dit proces is zowel aandacht voor (de stem) van de doelgroep (hoe wordt de realiteit ervaren

8


Beroepsrollen Sociaal Werk

Academiejaar 2019 – 2020

en wat zijn de verwachtingen naar de praktijk?), als voor de mogelijkheden en beperkingen van het (lokale) beleid en de maatschappelijke context. De sociaal werker is dus een sociaal-politieke actor die op een directe manier deelneemt aan de ontwikkeling van beleid. Dit kan op lokaal niveau, zoals in de eigen gemeente of stad, maar ook op Vlaams of federaal niveau als de politieke kwesties het lokaal niveau overstijgen. We denken dan aan degelijke huisvesting, eerlijke arbeidsomstandigheden, voldoende hoge leef- en minimumlonen, betere luchtkwaliteit, enzovoort. Een sociaal werker staat ook kritisch stil bij de visie, missie en doelstellingen van de eigen organisatie. Dagelijkse keuzes die sociaal werkers maken bepalen mee welk beleid de organisatie voert en hoe dit zich verder ontwikkelt. Het sociaal werk staat hier in relatie tot ‘de politiek’, namelijk het bestaande politieke systeem met daarin overheden, politici, ambtenaren, partijen, procedures, enzovoort (Van Bouchaute, 2013). Via beleidsbeïnvloeding onderzoekt de sociaal werker dan wie de relevante actoren zijn, hoe hun onderlinge machtsverhoudingen eruit zien en welke technieken kunnen worden toegepast om dit beleid in de wenselijke richting, namelijk die van meer sociale rechtvaardigheid, te sturen.

P OL I T I S E R E N Politiseren betekent een thema tot onderwerp van maatschappelijke discussie maken. “Kwesties worden gepolitiseerd als ze voorwerp worden van politieke discussie en besluitvorming en hierdoor uit de private sfeer gehaald worden. Mensen of organisaties worden gepolitiseerd als ze politiek bewust worden of betrokken raken bij kwesties die ze als politiek beschouwen” (van Bouchaute, 2013, p. 18). Gelijke toegang tot de arbeidsmarkt voor vrouwen was gedurende lange tijd onbespreekbaar. Vrouwen werkten thuis en zorgden voor de kinderen. Nu lijken gelijke arbeidsmogelijkheden voor mannen en vrouwen een evidentie. Deze evidentie is er echter pas gekomen nadat verschillende vakbonden en vrouwenbewegingen de kwestie van gelijke toegang tot de arbeidsmarkt op de politieke agenda hebben geplaatst of gepolitiseerd. Er vonden publieke acties en debatten plaats, er werden campagnes gevoerd en stakingen georganiseerd tot er aangepaste beleidsmaatregelen volgden. Deze strijd duurt voort tot op heden; organisaties zoals Femma vzw en RoSa vzw stellen tot op vandaag de loonkloof tussen mannen en vrouwen aan de kaak, vragen zich luidop af waarom vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in hoge bestuurs- en politieke functies en pleiten voor het erkennen en waarderen van huishoudelijk werk, iets wat voornamelijk ten laste valt van vrouwen. Het sociaal werk staat hier in relatie tot ‘het politieke’, waarbij de vraag centraal staat hoe we vormgeven aan onze samenleving. Sociale organisaties maken deel uit van een politieke ruimte waarin het debat en de strijd over beslissing voor de samenleving 9


Beroepsrollen Sociaal Werk

Academiejaar 2019 – 2020

wordt gevoerd, ze vertolken en verdedigen tegenstrijdige visies en collectieve belangen, ze bouwen een discours op over de wenselijke richting die de samenleving uitgaat en ze bouwen (tegen)macht op om de samenleving in die richting te veranderen (Van Bouchaute, 2013). Door politiek op te vatten als ‘het politieke’, zien we dat de rol van sociaal werkers niet beperkt is tot het zo efficiënt mogelijk uitvoeren en beïnvloeden van beleid, maar dat sociaal werkers ook sociaal- politieke activisten zijn. Dit betekent dat huidige kaders, systemen, denkwijzen bevraagd, geremedieerd en/of verstoord worden. Beleid beïnvloeden betekent bijvoorbeeld dat je het gebrek aan betaalbare woningen en de discriminatie op de huurmarkt aankaart. Zelf aan politiek doen begint bij het in vraag stellen van het volledige woonsysteem en het naar voor schuiven van alternatieven.

P A RT I C I P A TI E V E

B E L E I D S V OE R I N G

Sociaal werkers komen op voor mensen in een kwetsbare situatie maar ze doen dit niet zonder voldoende inbreng of participatie van deze mensen zelf. Sociaal werkers gaan niet in de plaats van hun doelgroep beslissen welke beleidsmaatregelen er moeten genomen worden. Ze gaan hun politiek werk trachten participatief uit te bouwen (Viaene, 2012). Participatieve beleidsvoering staat open voor de inbreng van kwetsbare groepen en legt de nadruk op het laten horen van hun stem binnen huidig en toekomstig beleid. Politiseren houdt in dat bepaalde kwesties voorwerp worden van politieke discussie, maar eveneens dat mensen betrokken worden bij of bewust gemaakt worden van deze kwesties. Een participatief beleid creëert ruimte voor maatschappelijk kwetsbare groepen om op hun maat te kunnen participeren aan het beleidsproces. Mensen worden door sociaal werkers ondersteund om hun stem te laten horen in het publieke debat en om mee het beleid in beweging brengen. De sociaal werker probeert in het medevormgeven aan sociaal beleid dus ook de doelgroep voldoende te betrekken. Participatie van de doelgroep zorgt immers voor een ‘gedragen’ voorstel. Inspraak van de doelgroep wordt bovendien gestimuleerd door de wetgever (cfr. het Gemeentedecreet). We kunnen hier verschillende voorbeelden van geven: we zien initiatieven op lokaal niveau, zoals de gebiedsgerichte werkingen van de stad Gent, met klankbordgroepen, wijkdebatten, tijdelijke invullingen van (braakliggende) terreinen en (leegstaande) gebouwen en recent ook evaluaties van het ingevoerde mobiliteitsplan (2017). Daarnaast zien we ook verschillende verenigingen die zich expliciet of impliciet inzetten voor de inspraak en participatie van hun doelgroep, zoals verenigingen waar armen het woord nemen (www.netwerktegenarmoede) of de Ambrassade voor kinderen en jongeren (www.ambrassade.be). Sociaal werkers beschouwen mensen in een kwetsbare situatie als experts over hun eigen levenssituatie en –omstandigheden en houden zich aan de leuze: ‘nothing for them, without them’. 10


Beroepsrollen Sociaal Werk

1.2.2

Academiejaar 2019 – 2020

Sociale innovator

Een sociaal werker is een sociale innovator, dit wil zeggen: iemand die op vernieuwende wijze handelt om te komen tot sociale verandering en meer sociale rechtvaardigheid. Het begrip ‘sociale innovatie’ omvat meerdere aspecten. In deze cursus omschrijven we sociale innovatie als “gelokaliseerde acties en initiatieven die mensen in staat stellen te voldoen aan sociale en ecologische noden en uitdagingen waarvoor ze geen adequaat antwoord vinden in de private markt of in het beleid van de centrale overheid” (Oosterlynck, 2015). Een oplossing is 'innovatief' als het gaat over een nieuwe(re) of betere vorm van dienst- of hulpverlening, methodes en methodieken, processen en/of modellen. De sociaal werker zal in haar praktijk vaak tot de vaststelling komen dat sommige noden, zoals een gezonde en veilige woonomgeving, zinvol werk of toegankelijke en betaalbare gezondheidszorg voor bepaalde individuen of bevolkingsgroepen onvoldoende worden aangepakt. In het ene geval omdat de overheid haar beloftes niet nakomt. In het andere geval omdat de private markt niet met een oplossing komt die voor iedereen werkt. Zo is er bijvoorbeeld een nijpend tekort aan betaalbaar en kwaliteitsvol wonen omdat er enerzijds te weinige sociale huisvesting is (overheid), en anderzijds de private huurwoningen erg duur zijn (markt). Sociaal innovatief werken sluit aan bij de globale definitie van sociaal werk. Het gaat immers om het ontwikkelen van lokaal ingebedde praktijken, acties en beleidsmaatregelen die maatschappelijke kwetsbare individuen en groepen in staat stellen om hun basisnoden te vervullen (Oosterlynck., 2015). De praktijken, acties en beleidsmaatregelen zijn gericht zijn op sociale verandering en verbetering van de levenssituatie van mensen in een kwetsbare positie. Sociale innovatie wordt dus ingezet in de zoektocht van het sociaal werk naar de ontwikkeling van een meer rechtvaardige samenleving. W ERK E N

A A N E E N R E C H TV A A R D I G E TO E K O MS T M E T K E NN I S V A N HE T V E RL E DE N

Sociale innovatie is van alle tijden. De samenleving verandert voortdurend. Nieuwe problemen vragen om nieuwe antwoorden die vastgeroeste denk- en handelingspatronen doorbreken. Soms kan je ook in het verleden duiken om inspiratie op te doen. Zo zien we dat het coöperatief model, waarbij bewoners/werknemers/deelnemers aandeelhouders zijn van hun gedeelde woning/ werkomgeving/ … , momenteel opnieuw ingang maakt binnen het sociaal werk. Dit model ontstond ten tijde van de industrialisatie. Werknemers verenigden zich om zo meer zeggenschap te krijgen over hun werkomstandigheden. Nu wordt dit model gebruikt binnen innovatieve woonvormen. Bewoners worden aandeelhouder van het woonproject waar ze in wonen en hebben

11


Beroepsrollen Sociaal Werk

Academiejaar 2019 – 2020

op die manier meer zeggenschap (of ‘eigenaarschap’) over hun woonomgeving. Sociale innovatie gaat dus over nieuwe ideeën, maar ook over het toepassen van bestaande ideeën op een nieuwe doelgroep of thema. COMPLEXE

P R OB L E M E N V E R GE N I NN OV A TI E V E OP L OS S I N GE N

Sociale innovatie is noodzakelijk om complexe problemen aan te pakken, en sociaal werk is het beroep bij uitstek dat in aanraking komt met complexe problematieken. Deze kunnen zich op het micro-, meso- of macro niveau situeren. We denken hierbij bijvoorbeeld aan de multidimensionale problemen van de meest kwetsbare groepen in de samenleving, maar eveneens aan meer globale of algemene problemen zoals eenzaamheid in een stadscontext of klimaatsverandering. Sociale innovators zien deze problemen als maatschappelijke uitdagingen waar ze een project voor op poten zetten. Sociale innovatief denken en handelen ondersteunt de realisatie van duurzaamheid en mensenrechten, twee fundamentele waarden van sociaal werk. In het kader van duurzaamheid impliceert sociale innovatie een openheid op sociaal, ecologisch en economisch vlak. Sociale innovatie is dan gericht op het welzijn van de huidige samenleving, maar met expliciete aandacht voor toekomstige generaties. S OC I A A L

I N N OV A TI E F H A N D E L E N

De aanpak van urgente maar ook aanslepende sociale noden vergt specifieke vaardigheden van de sociaal werker: • • • • • • •

Bereidheid tot experimenteren Durven dromen Risico’s nemen Out of the box denken Onderzoekend en reflexief handelen Kennis van de context en geschiedenis Ontwikkelen van partnerschappen en samenwerking

Een sociaal werker als sociale innovator handelt proactief, flexibel en dynamisch. Hij of zij ziet en zoekt actief nieuwe kansen voor de organisatie en doelgroep en weet die te benutten. Vaak zal de sociaal werker ook buiten zijn of haar eigen ‘comfortzone’ en buiten de comfortzone van de organisatie waarin hij of zij werkt moeten treden. Als sociale innovator leg je je immers niet neer bij de bestaande wetten, regels en machtsverhoudingen. Je zoekt naar nieuwe wegen om te komen tot meer sociale rechtvaardigheid. Soms moet je hiervoor het status quo, of de ‘huidige gang van zaken’ doorbreken. De sociale innovator gaat ook over haar eigen (organisatie)grenzen kijken en samenwerken met diverse partners zoals overheden, onderzoekers, andere sociale organisaties, sociale ondernemers enzovoort. Innovatie zit immers vaak in het op een nieuwe 12


Beroepsrollen Sociaal Werk

Academiejaar 2019 – 2020

manier verbinden van verschillende actoren, verschillende expertises of verschillende hulpmiddelen, de zogenaamde co-creatie (Sociale Innovatie Fabriek, sd). Sociale innovatie is met andere woorden geen soloactie maar een samenwerking tussen de sociaal werker en de omgeving: het is een dialoog met alle belanghebbenden op alle niveaus (micro-, meso- en macroniveau). Vervolgens is het ook de bedoeling om, samen met alle relevante belanghebbenden nieuwe ideeĂŤn in de organisatie en voor je doelgroep te implementeren en te evalueren (zie ook de beroepsrol Organisatieontwikkelaar).

13


Beroepsrollen Sociaal Werk

1.2.3

Academiejaar 2019 – 2020

Organisatieontwikkelaar

Deze rol is te bekijken vanuit de bril ‘ik als sociaal werker die een rol te vervullen heeft als medewerker tav mijn organisatie, team, collega’s’. De andere 6 rollen zijn te bekijken vanuit de bril ‘ik als sociaal werker die een rol te vervullen heeft als “hulpverlener” (in de brede zin van het woord) tav mijn belanghebbende(n)’.

O R GA N I S A TI E ON TW I K K E L I N G Een organisatie is een dynamisch en wendbaar gegeven waarbinnen medewerkers zich moeten kunnen bewegen, aanpassen en evolueren. Een dynamische organisatie vraagt op een gestaag maar zeker ritme naar initiatieven, ideeën en verantwoordelijkheid op drie niveaus: -

Kwaliteitszorg op organisatieniveau

-

Ontwikkeling op teamniveau

-

Welzijn en welbevinden van elke individuele medewerker

Sociaal werkers helpen mee aan de uitbouw en ontwikkeling op elk niveau.

K W A L I TE I TS Z OR G

OP OR G A N I S A T I E N I V E A U

Kwaliteitszorg slaat op de mate waarin de organisatie voldoet aan de verwachtingen van interne en externe belanghebbenden en hierbij streeft naar voortdurende verbetering in elk aspect van het domein van organisatieontwikkeling, maar ook daarbuiten. Kwaliteit verbeteren en handhaven lukt alleen als je dat systematisch aanpakt. De zorg voor kwaliteit is een vast onderdeel van de organisatie. Sociaal werkers binnen een organisatie helpen mee aan de uitbouw van dit kwaliteitsbeleid. Een organisatie heeft richting en kwaliteit nodig. Dit begint met een duidelijke missie en visie waarmee een organisatie aangeeft wat ze wil zijn, waar ze voor staat. Een missie wordt kort en bondig beschreven. Bij het OCMW Gent lees je het volgende: Het is onze missie om de sociale dienstverlening te verzekeren zodat alle inwoners van Gent een menswaardig leven kunnen leiden. We hebben hierbij prioritaire aandacht voor kwetsbare groepen. We willen deze groepen blijvend kansen geven in het streven naar zelfredzaamheid (OCMW Gent, 2017).

14


Beroepsrollen Sociaal Werk

Academiejaar 2019 – 2020

Een missie en een visie geven strategische doelstellingen aan de ambities van een organisatie. Het blijvend aanpassen van deze missie en visie en het blijvend aftoetsen ervan aan de realiteit gebeurt door sociaal werkers tewerkgesteld binnen deze organisatie. Alsook het permanent afstemmen van doelen, structuur, taken, processen, functies en competenties op de uitdagingen waar een organisatie voor staat, waardoor een organisatie haar opdracht op de best mogelijke manier kan realiseren. Een duurzame organisatieontwikkeling plaatst de verbinding tussen mens en organisatie centraal door interactie en dialoog. In principe worden alle medewerkers betrokken bij het kwaliteitsbeleid van de organisatie. Het is evident dat een sociaal werker in dit proces de aspecten sociale rechtvaardigheid en duurzame ontwikkeling bewaakt en hier zo innovatief mogelijk is. (cf. beroepsrol sociale innovator) (Vlaamse overheid, sd). Zowel de richting als de inrichting van een organisatie zijn geen vrijblijvende oefeningen. Beide hebben een grote impact op de organisatie, haar medewerkers én haar klanten. Medewerkers zijn een essentiële schakel in de realisatie van de organisatiedoelen. Strategische planning is denken op lange termijn. Hiervoor is het belangrijk om de sociale, economische en ecologische doelstellingen evenwichtig te realiseren. Veel organisaties zijn immers subsidieafhankelijk. Sociaal werkers investeren in de subsidiewetgeving, maken subsidiedossiers op en investeren in projectwerk om tijdig op vele veranderingen te kunnen anticiperen en een bijdrage te leveren aan de duurzame ontwikkeling van een organisatie.

O NTW I K K E L I N G

OP T E A MN I V E A U

Een goed samenwerkend team is een belangrijk deel van het succesverhaal van een goed draaiende organisatie: het geheel is immers méér dan de som van de afzonderlijke delen. Samenwerken is niet altijd gemakkelijk, ondanks alle inzet, goede bedoelingen, uitgedachte strategieën, werkafspraken en rolverheldering. Teamleden ontkomen niet aan wrijvingen, uitingen van onverschilligheid, wederzijdse irritaties, miscommunicatie of soms regelrechte ruzies. Als sociaal werker kunnen we teams en teamleiders ondersteunen in het ontwikkelen en effectiever maken van het team en het teamwork (VSPW, sd). Sociaal werkers kunnen ook een team aansturen. Als teamleider hebben we de hoofdrol in het teamproces. We sturen, scheppen voorwaarden, ruimen hindernissen uit de weg, creëren uitdagingen en sturen bij als het nodig is. Teamontwikkeling is een taak van de teamleider én de teamleden, namelijk acties die ondernomen worden om systematisch, doelgericht aan het functioneren van het team te werken op weg naar

15


Beroepsrollen Sociaal Werk

W EL ZI J N

Academiejaar 2019 – 2020

E N W E L B E V I N D E N V A N E L K E I N DI V I DU E L E M E D EW E RK E R

Er wordt naar gestreefd om met elke individuele werknemer een traject aan te gaan binnen een organisatie waarbij er oog is voor ieders groeipotentieel dat in de mate van het mogelijke zo veel mogelijk gestimuleerd wordt. Het welzijn (geschikte accommodatie, infrastructuur, haalbare werkroosters, aangepaste werkomstandigheden) en het welbevinden (wordt er naar je geluisterd, groeikansen, collegiale sfeer, aanspreekbaarheid van oversten, zekerheid) van elke medewerker indachtig. Sociaal werkers helpen hierbij de vertaalslag te maken naar de individuele medewerkers: welke bijdrage wordt van hen verwacht, welke competenties hebben zij daarvoor nodig en hoe kunnen zij daarbij begeleid worden. Sociaal werkers bieden toegevoegde waarde door mee te bouwen aan zinvolle en aangepaste – al dan niet betaalde – arbeidsmogelijkheden die mensen toelaten zich individueel en maatschappelijk te ontplooien en hun welzijn te bevorderen. Het sociaal werk hier is tweeledig: helpen uitbouwen van zinvolle arbeidsmogelijkheden voor werknemers, maar ook helpen uitbouwen van een organisatieontwikkeling die bijdraagt aan meer algemeen welzijn van alle medewerkers als geheel.

16


Beroepsrollen Sociaal Werk

1.2.4 DE

Academiejaar 2019 – 2020

Tolk

S O CI A A L W E R K E R T U S S E N L E E F - E N S Y S TE E MW E RE L D

Sociaal werkers handelen op het snijpunt van de leefwereld en de systeemwereld, twee begrippen die door de Duitse filosoof Jürgen Habermas (1987) werden geïdentificeerd en gepopulariseerd. De leefwereld slaat op de brede context van mensen hun leven: zowel materiele, praktische zaken zoals geld en bezit, als immateriële zaken, zoals waarden en normen, geloof, gezondheid, relaties, … . We zien dat de leefwereld verschillende levensdomeinen omvat. De systeemwereld omvat dan alle instellingen en structuren binnen de samenleving op het vlak van economie, politiek, onderwijs, wetenschap, overheid, gezondheidszorg, … . De systeemwereld is dus ‘een buitengewoon ongelijksoortige verzameling van systemen en subsystemen’, terwijl de leefwereld eerder een ‘ervaringsdomein is, waarin mensen met elkaar omgaan, in en buiten de systemen’ (van der Lans, 2010). Van der Lans betoogt ‘dat die twee sferen uit elkaar drijven, geen betekenisvolle overlap meer vertonen en elkaar dwars zitten’ (ibid., p. 56). Bij spanningen tussen systeem-en leefwereld, fungeert de sociaal werker als ‘tolk’ waarbij ‘de taal’ van maatschappelijke instanties (systeemwereld) vertaald wordt aan de burger (leefwereld) en omgekeerd. Het tolken slaat met andere woorden op het feit dat in beide werelden een andere taal wordt gehanteerd en omgangsvormen gelden. De leefwereld is eerder informeel en menselijk; de systeemwereld is veeleer formeel, vaak schriftelijk, abstract en complex. DIALOOG

ALS VERBINDIN G

Sociaal werkers werken in een omgeving van groeiende diversiteit. Deze realiteit is het uitgangspunt van de sociaal werker om op die manier met personen en teams te werken en de diversiteit van visies en invalshoeken aan bod te laten komen. De sociaal werker werkt hierbij op een tegensprekelijke manier, vanuit een dialogische benadering (zie beroepsrol communicator) en met een brede, dynamische kijk (cf. holistische grondslag) naar een verbindend tussenkomen op de drempel van leefwereld en systeemwereld. De focus van de communicatie ligt op wat er tussen mensen gebeurt in een bepaalde context of op wat in én tussen leefwereld en systeemwereld gebeurt. Het beeld van de systeemwereld kan heel erg verschillen bij groepen en individuen. Zo hebben mensen vaak persoonlijke ervaringen met de systeemwereld (in België en/of in andere landen). Dit beïnvloedt hun verwachtingen tegenover de systeemwereld en het sociaal werk. De sociaal werker dient oog te hebben voor de individuele betekenisgeving en hiermee aan de slag te gaan. Sociaal werkers hebben daarom een expliciete kennis van de diversiteit in contexten nodig: namelijk een veelheid van familie- en gezinsmodellen, geloof- en levensbeschouwingen, waarden en normen… . 17


Beroepsrollen Sociaal Werk

Academiejaar 2019 – 2020

Daarnaast zien we dat veel mensen hun rechten niet kennen of hun weg niet vinden in de talloze officiële structuren van de systeemwereld. De opdracht van de sociaal werker is om beide werelden dichter bij elkaar te brengen door te vertalen, mensen aan te spreken en te betrekken bij het beleid – en omgekeerd het beleid ook bij de mensen te betrekken (zie ook: medevormgever aan sociaal beleid). Het is echter geen eenvoudige opdracht voor een sociaal werker om zich steeds in te leven in de veelheid aan leefwerelden die soms ver afstaan van de eigen leefwereld, elke wereld met zijn vanzelfsprekendheden. Dit vergt zowel kennis, inzicht en vaardigheden als empathie. Indien verschillen duidelijk waarneembaar zijn, wordt men hiermee rechtstreeks geconfronteerd. Toch kan verschil in leefwereld en beleving veel minder voor de hand liggen en daarom gemakkelijker over het hoofd gezien worden: het is dus belangrijk om in iedere context hieraan aandacht te besteden, ook daar waar de persoon of groep op het eerste gezicht dicht bij de eigen leefwereld lijkt te staan. S P A NN I N G T U S S E N E MA N C I P A TI E E N DI S CI P L I N E RI N G

Er werd al vermeld hierboven dat er spanning is tussen de leef- en systeemwereld en dat de sociaal werker optreedt als “tolk” in dit spanningsveld. In wat volgt willen we ingaan op het gegeven dat de rol van “tolk” sterk onder druk komt te staan. De veilige werkruimte van sociaal werkers staat vandaag onder druk. Sociaal werkers moeten sneller rapporteren, ze zijn bang om fouten te maken en vragen daarom protocollen en procedures. Veel sociaal werkers ervaren maatschappelijke verharding en een toenemende nadruk op het individueel schuldmodel: ‘wie wil werken, kan werken’, klinkt het vaak. Sociaal werkers moeten vandaag steeds meer disciplineren en controleren, en kwetsbaren worden soms gezien als ‘vermoedelijke profiteurs’. De sociaal werker wordt met andere woorden geconfronteerd met een spanning tussen emancipatie en disciplinering. Deze spanning verwijst naar het maatschappelijk mandaat dat sociaal werkers krijgen om tussen te komen in verontrustende situaties, om in een justitiële context hulpverlening onder drang of dwang te realiseren of om een sociaal onderzoek uit te voeren om de voorwaarden van een leefloon te toetsen. In zulke situaties komt het spanningsveld tussen emancipatie en disciplinering zeer sterk tot uiting. Sociaal werkers proberen in die situaties enerzijds nabij te zijn, en generalistisch te werken (zo breed mogelijk en vanuit verschillende invalshoeken werken). Anderzijds krijgen ze ook een duidelijke maatschappelijke opdracht van de samenleving die ervoor zorgt dat zij ook moeten controleren of de persoon in een kwetsbare situatie effectief voldoet aan de afgesproken verwachtingen of voorwaarden. Hermans en De Bie (2016) benoemen dit spanningsveld als kenmerkend voor sociaal werk. Heel wat sociaalwerkpraktijken zijn ontstaan of werden gefinancierd net omwille van het realiseren van sociale orde of het vermijden van de nadelige gevolgen van sociale problemen. Hermans en De Bie (2016) stellen dat ook binnen sociaal werk zelf deze praktijken niet altijd de erkenning hebben gekregen, net omwille van die controlerende taken. Toch beschouwen we ze als essentiële onderdelen van sociaal werk in Vlaanderen. 18


Beroepsrollen Sociaal Werk

Academiejaar 2019 – 2020

Werken als sociaal werker in zulke omstandigheden is verre van evident. Maar net dit is de essentiële opdracht van deze sociaal werkers: vanuit een maatschappelijke opdracht enerzijds ruimte creëren voor het verhaal van de persoon in een kwetsbare situatie maar anderzijds ook de maatschappelijke verwachtingen expliciteren. In de leefwereld werken impliceert dus niet het eenzijdig bevestigen ervan, maar ook net in die leefwereld aan verandering werken en van daaruit politiserend aan de slag gaan en vormen van structurele uitsluiting zichtbaar maken. (Vanderkinderen et al, 2018)

Samengevat kunnen we stellen dat de samenleving, door een dynamiek tussen leefen systeemwereld in voortdurende evolutie is en verschillende uitdagingen kent. Dit vraagt een nieuwsgierige en open houding van de sociaal werker. Interesse in mensen en hun leefwereld, in verschillende familie- en gezinsmodellen, levensbeschouwing, culturele context en taal… Maar ook de evoluties in wetgeving, kennis van organisaties, van hun methodieken en gevoerde beleid, zijn belangrijk om de tolkfunctie te kunnen opnemen vanuit een verbindend tussenkomen. Deze evoluties opvolgen, vraagt bovendien een houding van nieuwsgierigheid, betrokkenheid, respect, begrip, empathie en acceptatie.

19


Beroepsrollen Sociaal Werk

1.2.5

Academiejaar 2019 – 2020

Frontliniewerker

STREET LEVEL BUREAUCRATS Frontliniewerkers staan dicht bij de burgers, zijn gemakkelijk aanspreekbaar en ageren zelfstandig. Kenmerkend voor frontliniewerkers is dat zij face to face contact hebben met burgers die aangewezen zijn op hun diensten. Zij worden vaak het eerste met de problemen van de burgers geconfronteerd, waardoor zij vaak vele vormen van menselijk leed zien (zoals bange, gefrustreerde of ongelukkige belanghebbende(n)), wat een correcte beroepshouding vraagt. Ze bieden dienstverlening aan vanuit de eerste lijn. Zij luisteren naar mensen, gaan in overleg en in samenspraak doen ze aan vraagverheldering. De sociaal werker in de frontlinie heeft naast het werken op microniveau, eveneens een belangrijke signaalfunctie. Op deze manier kunnen sociaal werkers direct aangeven hoe beleidsvoornemens kunnen of moeten worden omgezet in de praktijk (de Jonghe, 2015). In 1990 introduceerde Jacquelien Soetenhorst-de Savornin Lohman het begrip frontliniewerkers. Frontliniewerkers zijn in haar definitie sociaal werkers, maar ook ambtenaren en dienstverleners die werken als scharnier tussen de wereld van de instanties en bureaus (het systeem) en de leefwereld van mensen die op hun diensten zijn aangewezen (van der Linde, 2014) (zie ook beroepsrol ‘tolk tussen leef- en systeemwereld’). Het is een vertaling van het begrip ‘street level bureaucrats’ van Lipsky (1969), waarbij hij nadruk legde op de soms ambigue positie die sociaal werkers, dienstverleners, ambtenaren,… soms innemen, tussen de cliënten op ‘street level’ – in de frontlinie – enerzijds en anderzijds het bureaucratisch systeem waarin sociaal werk en hulpverlening ingebed zitten. De parallel met een echte frontlinie is dan ook treffend: je wordt als voetsoldaat verwacht om de orders van bovenaf uit te voeren, maar je wordt geconfronteerd met een meer dan chaotisch slagveld waar je het moet rooien met de riemen die je hebt. De sociaal werker staat als frontliniewerker met andere woorden in het midden van het spanningsveld tussen de belanghebbende(n) (burger), de wetgeving en het institutionele kader die als geheel de complexiteit van de samenleving uitmaken. Iedere verandering in de samenleving heeft effecten op al deze actoren. De frontlinie-werker kan zijn of haar positie kiezen, (1) dichtbij de wensen van de belanghebbende(n), (2) als uitvoerder van het beleid, (3) als verlengstuk van de organisatie of een combinatie. Dagelijks werken in een spanningsveld tussen vragen en noden van de belanghebbende(n), de beperkingen van de wetgeving en de instructies van werkgevers en organisaties, is kenmerkend voor het beroep van frontliniewerkers (de Savornin Lohman & Raaff, 2001, p. 41) (zie ook ‘medevormgever aan sociaal beleid’).

20


Beroepsrollen Sociaal Werk

Academiejaar 2019 – 2020

De frontliniewerker is in dit spanningsveld echter geen passieve speelbal die door al deze actoren en veranderingen gestuurd wordt. Als frontliniewerker heb je de kracht, de positie en de ruimte om aan de slag te gaan met de signalen uit de samenleving en om mee vorm te geven aan het gevoerde beleid. De beslissingen van de frontliniewerkers, hun routines,… zijn de zaken die mee het gevoerde en toekomstige beleid (duurzaam) bepalen (De Haene, 2011). Op deze manier vormen frontliniewerkers de fundamenten voor duurzame ontwikkeling, maar ook voor beroepsrollen als medevormgever aan sociaal beleid en sociale innovator.

DISCRETIONAIRE RUIMTE Door de unieke scharnierpositie van de frontliniewerker tussen de cliënt en het systeem, met elk hun eigen verwachtingen, heeft de frontliniewerker ook de ruimte om zelf positie in te nemen en zelf actief zin te geven aan de invulling die hij/zij geeft aan zijn/haar takenpakket (De Haene, 2011). De handelingsruimte die hier ontstaat, wordt ook wel discretionaire ruimte genoemd. Roose (2005) stelt volgende definitie voor: “De discretionaire ruimte heeft betrekking op de ruimte die hulpverleners hebben om zinvol te handelen rekening houdend met de wettelijke context en met respect voor de cliënt. Het betreft de ruimte die hulpverleners – als actieve zingevers – hebben om binnen bepaalde kaders zelfstandige beslissingen te nemen en mee beleid te maken.” (Roose, 2005 in Carrette, 2008, p. 9). Telkens opnieuw keuzes moeten maken, in allerhande situaties en contexten, binnen omstandigheden waar geen standaardoplossingen voorhanden zijn, staat centraal in de uitoefening van het beroep van een sociaal werker. De sociaal werker zal niet louter het beleid uitvoeren en regels volgen. Hij stelt zich de vraag welke interpretatie en toepassing van organisatieregels en wetgeving nodig zijn, in relatie tot de noden en de behoeften van de belanghebbenden. Vrijwel steeds heeft de sociaal werker de discretionaire ruimte om te bepalen hoe hij of zij zich positioneert in het spanningsveld tussen belanghebbenden, wetgeving en de organisatie waarvoor je werkt. Merk op dat het niet enkele frontliniewerkers zijn, die beschikken over en gebruik maken van discretionaire ruimte. Ook managers, tweedelijnswerkers en andere beleidsmakers hebben handelingsruimte en kunnen die voor nagenoeg dezelfde doeleinden gebruiken die verderop beschreven worden (De Haene, 2011). Het werken binnen deze ruimte is kenmerkend en bepalend voor het beroep van frontliniewerkers en alle sociaal werkers bij uitbreiding. Zowel Soetenhorst als Lipsky voerden een pleidooi voor een grote(re) discretionaire ruimte voor deze beroepsgroep: ruimte om te handelen en beslissingen te nemen in het directe contact met belanghebbenden (de Vries, 2012; De Haene, 2011). 21


Beroepsrollen Sociaal Werk

Academiejaar 2019 – 2020

Ruimte krijgen om zelf beslissingen te nemen, om regels en kaders te interpreteren houdt een grote macht in. Jij als sociaal werker kan door jouw handelen, door jouw beslissingen mee bepalen welke hulp een cliënt al dan niet krijgt en welke signalen al dan niet worden doorgegeven aan leidinggevenden en beleidsmakers. Daarom is een bewuste reflectie op de eigen discretionaire ruimte – ook vanuit ethisch perspectief – zeer noodzakelijk (De Haene, 2011). We nemen de evolutie naar bemoeizorg of modern zorgzaam paternalisme die van der Lans beschrijft als voorbeeld. Het sociaal werk gaat weer terug actief naar de belanghebbende(n) op zoek, in plaats van het winkelmodel te hanteren en als specialist af te wachten tot de belanghebbende bij jou aanklopt. We willen hier wel nuanceren dat dit zowel een individuele, organisatorische of beleidskeuze kan zijn. We zien deze trend de laatste jaren toenemen en meer ondersteuning vanuit organisaties en overheid, getuige de hernieuwde aandacht voor outreachend werken en huisbezoeken en het ontstaan van mobiele teams in de psychiatrie (een trend die ook past in de vermaatschappelijking van de zorg). Een eerste basiselement is het besef dat er, net door de aard van het sociaal werk, altijd wel een bepaalde mate van discretionaire ruimte beschikbaar is. Belangrijk hierbij is om in te zien dat ook het ontkennen van enige discretionaire ruimte een keuze is, en dus weldegelijk het benutten van de beschikbare ruimte inhoudt (Van Donkersgoed, 2009; De Haene, 2011; Evans & Harris, 2004). Soms wordt discretionaire ook expliciet ingebouwd in het wetgevend of beleidsmatig kader (‘de jure discretionaire ruimte’). In andere gevallen moet je zelf actief op zoek gaan naar de handelingsruimte (‘de facto discretionaire ruimte’) (Evans, 2010). Er zijn verschillende strategieën mogelijk om de discretionaire ruimte te gaan benutten (voor meer info zie De Haene, 2011): Een strikte, dan wel ruime, invulling van begrippen: als je aan preventie doet, kan dat preventie van onwelzijn zijn, maar even goed preventie van meer problemen of zelfs preventie van zwaardere vormen van hulpverlening (De Haene, 2011). Elke invulling zal andere keuzemogelijkheden inhouden en dus ook een andere beslissing en verantwoording ten aanzien van de verschillende actoren. De keuze om al dan niet door te verwijzen of mensen op een wachtlijst te zetten, de keuze voor welke dossiers wanneer en door wie worden opgestart,… dit zijn allemaal strategieën die ingezet worden om de workload binnen de perken te houden. Als er wordt aangegeven dat je binnen 3 gesprekken een probleem moet afhandelen (oplossen, dan wel doorverwijzen), maar je het gevoel hebt dat de cliënt nood heeft aan nog enkele gesprekken meer, dan kan je ervoor kiezen om voor een tweede probleem bij dezelfde cliënt nog 3 gesprekken bij te voegen. Je kan in subsidiedossiers of rapportages naar leidinggevenden toe heel strategisch te werk gaan, door het gewenste taalgebruik over te nemen (en dus aandacht

22


Beroepsrollen Sociaal Werk

Academiejaar 2019 – 2020

te hebben voor populaire containerbegrippen), door bepaalde zaken minder nadrukkelijk dan wel net veel explicieter in de kijker te zetten. Zo kan je gericht signalen gaan doorgeven. Wanneer je grote fouten, hiaten of wantoestanden vaststelt , is het niet al-ijd evident om als individuele sociaal werker aan de alarmbel te trekken. Zoek daarom strategische partnerschappen, zodat nieuwe projecten samen opgezet kunnen worden, zodat signalen sterker doorgegeven worden en zodat je niet als individuele sociaal werker buiten de afgelijnde grenzen gaat. Je kan je discretionaire ruimte dus op heel veel verschillende manieren gaan inzetten. Het belangrijkste element echter is het besef dat je discretionaire ruimte voor verschillende doeleinden kan inzetten. Je kan vooral focussen op strategieën die je eigen positie en werklast beschermen (= defensieve strategieën), maar even goed op strategieën die focussen op het verhogen van het welzijn van de cliënt (= reflectieve strategieën) (De Haene, 2011; Maeseele & De Droogh, 2008; Ellis, Davis, & Rummery, 1999). Binnen die laatste groep zie je bovendien ook nog een verschil tussen strategieën gericht op 1 individu en de sterk politiserende strategieën, waarbij grotere maatschappelijke problemen aangekaart worden. Er zit geen waardeoordeel verbonden aan deze strategieën. Defensieve strategieën zijn nodig om jezelf te beschermen, zeker in een context waarbij er te weinig middelen zijn om aan alle hulpvragen te voldoen. Belangrijk is vooral dat je je bewust wordt van de manier waarop je je eigen discretionaire ruimte invult. Want net daarin ligt immers de sterkte. Door bewust je eigen handelingsruimte te benutten en te verbreden kan je sociale verandering te weeg brengen.

23


Beroepsrollen Sociaal Werk

1.2.6

Academiejaar 2019 – 2020

Netwerkbouwer

Sociaal werkers bouwen aan netwerken: ze kijken breder dan alleen de individuele problematiek van mensen. Het bevorderen van het individueel netwerk van belanghebbenden is bij het aanpakken van een problematiek vaak een belangrijke voorwaarde of in ieder geval een belangrijk aspect in het bevorderen van het welzijn voor de belanghebbende(n). Om die reden is het bouwen van netwerken een belangrijke beroepsrol voor sociaal werkers. Netwerken kunnen velerlei vormen aannemen: sociaal werkers kunnen verbindingen maken tussen actoren, sectoren en leefdomeinen, tussen leefwerelden van mensen en structuren in de samenleving. P E RS O ON L I J K E

N E TW E R K E N

Netwerken kunnen ontstaan tussen mensen onderling (families, vrienden, buurtbewoners, collega’s, …), maar ook tussen verenigingen, organisaties of sectoren. Leden van een gezin, een familie behoren tot het netwerk van een individu, evenals buren, collega’s rond een bepaalde persoon, vormen een netwerk. De centrale persoon kent alle leden van het netwerk, die leden kennen elkaar daarom niet noodzakelijk. Het sociaal netwerk van een persoon is het geheel van relaties dat één persoon onderhoudt met mensen in zijn of haar omgeving en met vertegenwoordigers van instellingen en organisaties. Niet alle personen beschikken echter over een goed uitgebouwd netwerk waarop ze beroep kunnen doen wanneer dit nodig is. Voor vele mensen is het niet vanzelfsprekend om een netwerk in stand te houden of opnieuw op te bouwen na een moeilijke periode of in een nieuwe levensfase: thuislozen, psychiatrische patiënten, ex-gevangen, bejaarden, mensen met een beperking, nieuwkomers in België, ... . In het welzijnswerk zet men in op het creëren en ondersteunen van netwerken, zoals bijvoorbeeld lotgenotengroepen, netwerken rond een belanghebbende(n), mantelzorgnetwerken en buddyprojecten. In een preventiestrategie worden vaak peer-to-peer methoden gehanteerd, waar de doelgroep met elkaar in interactie gaat. Dat kan alleen maar met gebruik van bestaande of nieuw gecreëerde netwerken. Het doel daarvan kan b.v. zijn: sociale vaardigheden aanleren zoals hulp kunnen vragen en geven, risicosituaties uit de weg gaan om herval te voorkomen, informeel thuis langskomen voor opvoedingsondersteuning, … S OC I A L E

N E TW E R K E N

Binnen het sociaal werk is het bouwen aan sociale netwerken zeer belangrijk. Buurtwerkingen, samenlevingsopbouw, de integratie-inburgeringsector en verenigingen brengen mensen door middel van allerlei activiteiten samen om mensen uit hun iso-

24


Beroepsrollen Sociaal Werk

Academiejaar 2019 – 2020

lement te halen, de sociale cohesie te versterken of op te komen voor gemeenschappelijke belangen en rechten. Een voorbeeld hiervan is een bewonersparticipatieproject in de sociale huisvesting (leefwereld en structuren). In het socio-cultureel volwassenenwerk is gemeenschapsvorming een van de vier functies naast educatie, cultuur en activeringsfunctie. Organisaties gaan ook samenwerkingsverbanden aan met andere organisaties om gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken. Voorbeelden zijn hier ‘Hart boven Hard’ of de ‘Precaire Puzzel’ in de Brugse Poort in Gent. De samenleving evolueert naar steeds meer diversiteit als gevolg van maatschappelijke evoluties (ontzuiling, emancipatie, migratie, individualisering). Dit beïnvloedt in sterke mate sociale netwerken en sociale cohesie. Sociaal werk benadert diversiteit positief en vertrekt van wat mensen verbindt met respect voor ieders eigenheid, verlangens en ambities. Belangrijke aspecten van de visie van sociaal werk zijn meervoudige identiteiten (individuen nemen verschillende rollen op) en verscheidenheid in talenten en referentiekaders. P RO FE S S I ON E L E

NETW ERKEN

Door de grotere complexiteit van problematieken van personen en gezinnen is de noodzaak ontstaan om in het welzijnswerk nauw samen te werken met verschillende zorgprofessionals om een kwalitatieve hulpverlening te garanderen. We spreken dan van inter- of multidisciplinaire teams (zie ook: beroepsrol ‘Interpersoonlijke en maatschappelijke communicator’). Zo heeft ieder CLB een interdisciplinair team en vinden we in een wijkgezondheidscentrum een team van artsen, verpleegkundigen, kinesisten, diëtisten, sociaal werkers, … . Een sociaal werker heeft daarnaast een ruim netwerk aan organisaties en hulpverleners nodig in functie van een actieve en gerichte doorverwijzing van mensen. Het leggen van nieuwe verbindingen en initiatieven, al dan niet over de sectoren heen, is daarin een belangrijke taak van de sociaal werker zoals bijvoorbeeld een samenwerking tussen geestelijke gezondheidszorg en buurtwerking. Ook organisaties hebben een netwerk van andere organisaties om zich heen waarmee ze samenwerken. Deze samenwerking bestaat uit het afstemmen van beleid, samen activiteiten aanbieden en het samenwerken aan een bepaalde opdracht (zie ook de beroepsrollen ‘medevormgever aan sociaal beleid’ en door het belang van communicatie in dit proces ook de beroepsrol ‘interpersoonlijke en maatschappelijke communicator).

25


Beroepsrollen Sociaal Werk

1.3

DE

Academiejaar 2019 – 2020

B E R OE P S R OL L E N GE L I NK T A A N E E N S O CI A A L W E RK P RA K T I J K

In dit laatste hoofdstuk linken we de 7 beroepsrollen aan een voorbeeld uit een sociaal werkpraktijk. We kiezen hier opnieuw voor het project ‘Rabot op je bord’ van Samenlevingsopbouw Gent (zie hoofdstuk 3.5). We geven schematisch weer hoe we de 7 beroepsrollen zien terugkomen en we zetten hiervoor de bril op van een sociaal werker die tewerkgesteld is binnen het project.

26


Voorbeeld “Rabot op je bord” globale definitie SW

duurzame ontwikkeling

Mensenrechten en sociale rechtvaardigheid :

Uitgangspunt Samenlevingsopbouw = het recht op een menswaardig leven voor mensen in maatschappelijk kwetsbare posities + iedereen heeft recht op een goeie job, op sociale bescherming, behoorlijke huisvesting, een gezond leefmilieu, cultuur en ontspanning

Medevormgever aan sociaal beleid

Communicator 

De SW’er gaat een dagelijkse dialoog aan met de buurtbewoners en luistert naar elk individuele vraag en bouwt zo een vertrouwensband op. = interpersoonlijke communicator Er is regelmatig overleg met alle belanghebbenden: buurtbewoners, andere sociaal werk organisaties (sociale kruidenier, VDAB, OCMW, buurtwerkers,…), politici, handelaars. = Maatschappelijk communicator  ook vanuit deze overleggen pijnpunten aankaarten, signaleren, beleidsbeïnvloeding

Project ontstaan vanuit een onrecht en sociale uitsluiting = niet iedereen heeft toegang tot gezonde voeding + werk + ontspanning SW’er die deze onrechtvaardigheid signaleert naar beleid (stad Gent) en druk en invloed uitoefent op beleid Dit is een participatief project waarbij SW’er samenwerkt met de buurtbewoners en ander partners (nothing for them, without them’.)

Sociale innovator 

Sociale kruidenier en stadsakker in Rabot Gent bundelen de krachten om op een innovatieve, participatieve manier verandering teweeg te brengen rond de problematiek van gezonde voeding, voedselverspilling, tewerkstelling, vereenzaming ( = co-creatie) SW’er experimenteert, neemt risico’s, denkt out of the box, onderzoekt en gaat partnerschappen aan.

Organisatieontwikkelaar 

Tolk 

De SW’er treedt in dit project op als “tolk” door zich te integreren in de leefwereld van de buurtbewoners en noden te detecteren (nood aan gezonde voeding en tewerkstelling). De SW’er vertaalt deze noden in dit project die afgestemd wordt op de systeemwereld (buurt Rabot, beleid stad Gent,wetgeving ivm tewerkstellling, leefomgeving) De SW’er gaat als tolk ook continu in dialoog met de buurtbewoners en de doelgroep van het project en dit met brede en dynamische kijk

 

Frontliniewerker De SW’er staat hier heel dicht bij doelgroep (in de frontlinie) en vangt de signalen op rond problematiek van gezonde voeding, tewerkstelling en voedselverspilling en zal dit signaleren naar beleid en vertalen naar dit project De SW’er is hier ook het eerste aanspreekpunt Het project toont ook aan dat het creatief aan de slag gaat met spanning tussen doelgroep (kwetsbare buurtbewoners in het Rabot) en wetgeving (oa rond tewerkstelling) en de maatschappij (buurt Rabot) SW’er maakt in dit project ook gebruik van zijn/haar handelingsruimte (afweging tussen de verschillende belangen, geen standaardoplossingen, beweegruimte creëren om creatief om te springen met wetgeving)

Netwerkbouwer

De SW’er bouwt via dit project netwerken uit voor de kwetsbare doelgroep waar ze mee werken (contact met andere buurtbewoners, andere organisaties)  Dit project wil kwetsbare buurtbewoners in het Rabot uit hun sociaal isolement halen. Het versterkt tevens de sociale cohesie en het komt op voor gemeenschappelijke belangen en rechten van kwetsbare buurtbewoners (recht op gezonde voeding, recht op arbeid, recht op ontspanning,…)  De SW’er bouwt zelf ook een groot netwerk uit waardoor in dit project ook een samenwerking is met andere organisaties (sociale kruidenier, OCMW, VDAB, Stad Gent?...) en vandaar uit kan het 27 buurtbewoners die met specifieke hulpvragen zitten op andere levensdomeinen ook doorverwijzen.

In de missie van Samenlevingsopbouw staat dat iedereen recht heeft op een menswaardig bestaan en recht op gezond leefmilieu, goeie job,… Vanuit deze missie heeft de SW’er tewerkgesteld in deze organisatie het project “Rabot op je bord” opgericht samen met de andere partners. De SW’er gaat via dit project ook inzetten op zinvolle arbeid en duurzame tewerkstelling voor mensen in een kwetsbare leefsituatie Deze projecten kunnen niet blijven bestaand zonder financiële middelen, de SW’er schrijft hiervoor projectdossiers uit, zo wordt project ‘Rabot op je bord’ deel gefinancierd (= strategische planning)


duurzame ontwikkeling

Globale definitie SW

sociale rechtvaardigheid ecologische rechtvaardigheid Communicator  Kijken vanuit verschillende perspectieven  Integrale visie  Via communicatie gedrag van mensen beïnvloeden  Inter- en multidisciplinair  In overleg met belanghebbenden

Tolk

 Spanning tussen leefwereld en systeemwereld  Dialogische, brede en dynamische kijk  Communicatie  Context(en)  Diversiteiten

Medevormgever aan sociaal beleid

Sociale innovator

Politisering De politiek, het politieke Beleidsbeïnvloeding Sociaal werk als sociaal-politiek instrument  Participatieve beleidsbeïnvloeding

 Experimenteren, out of the box  Complexe maatschappelijke vraagstukken  In dialoog met belanghebbenden  Sociale verandering  Sociaal innovatieve oplossingen  Pro-actief, flexibel, dynamisch

Frontliniewerker

Netwerkbouwer

 Signaalfunctie  Eerste aanspreekpunt  Spanning cliënt, wetgeving, maatschappij  Discretionaire ruimte  Positie bepalen

 Verbinding actoren, sectoren, levensdomeinen  Sociale cohesie  Versterken van mensen, groepen, buurten, organisaties  Gemeenschappelijke belangen en rechten  Multi- en interdisciplinair  Creëren en ondersteunen van netwerken

   

28

Organisatieontwikkelaar  Afstemmen doelen/structuren/processen op uitdagingen van organisaties  Zinvolle arbeidsmogelijkheden creëren  Bijdragen tot algemeen welzijn werknemers  Kwaliteitszorg en strategische planning  Team aansturen en teamontwikkeling


Academiejaar 2019 – 2020

Beroepsrollen Sociaal Werk

2

Bibliografie

Bradt, L. (2009). Victim-offender mediation as a social work practice. A comparison between mediation for young and adult offenders in Flanders. Gent: Academia Press. Brame, C. J. (2013). Flipping the classroom. Opgeroepen op 09 08, 2017, van https://cft.vanderbilt.edu/wp-content/uploads/sites/59/Flipping-the-classroom.pdf Brennan, E. (2010). Definitions for social sustainability and social work. Portland: Portland State University. Brundtland, G. H. (1987). Our common future. orld commission on environment and development . Carrette, V. (2008). Effectiviteit van de jeugdhulp: een verhaal van schakelende ketens. Tijdschrift voor Wetgeving, 31(296), 5-13. De Haene, J. (2011). Discretionaire ruimte van praktijkwerkers in praktijken van kinderzorg: Het CKG als case. UGent, Sociaal Werk, Gent. de Jonghe, E. (2015). Beelden van de professional: inspiratiebronnen voor professionalisering. Eburon Uitgeverij . Delft: Eburon Uitgeverij. de Savornin Lohman, J., & Raaff, H. (2001). In de frontlinie tussen hulp en recht. Bussum: Coutinho. de Vries, S. (2012). Eropaf... en dan? De Rol van het Maatschappelijk Werk in het Nieuwe Welzijn (derde druk). Amsterdam: SWP. Debruyne, P. (2009). Duurzame ontwikkeling zoekt sociale rechtvaardigheid. Alert, 35(1), 6067. Dumoulin, M., & de Jong, W. (2009). Kader voor de Vlaamse opleidingen bachelor in het sociaal werk. Ellis, K., Davis, A., & Rummery, K. (1999). Needs assessment, street-level bureaucracy and the new community care. Social Policy & administration, 33(3), 262-280. European Commission. (2002). The World Summit on Sustainable Development. People, planet and prosperity. Luxemburg: Office for Official Publication of the European Communities. Evans, T. (2010). British Journal of Social Work, 1-19. Evans, T., & Harris, J. (2004). Street-level bureaucracy, social work and the (exaggerated) death of discretion. British Journal of Social Work, 871-895. Gallie, W. B. (1956). Essentially contested concepts. Proceedings of the Aristotelian Society(56), 167-198. Gamble, D. N. (2013). Sustainable Development. Encyclopedia of Social Work.

29


Academiejaar 2019 – 2020

Beroepsrollen Sociaal Werk

Habermas, J. (1987). The Theory of Communicative Action: Volume 2: Lifeword and System: A Critique of Functionalist Reason. Opgehaald van academia.edu: http://www.academia.edu/2338261/The_Theory_of_Communicative_Action_Volum e_2_Lifeword_and_System_A_Critique_of_Functionalist_Reason Huyse, L. (2014, 8 2). De Hollandse piste van Bourgeois I. Doe-het-zelf-samenleving. De Standaard. Ife, J. (2012). Human rights and social work: Towards rights-based practice. Cambridge: Cambridge University Press. IFSW. (2017, 08 31). Global definition of Social Work. Opgehaald van ifsw.org: http://ifsw.org/get-involved/global-definition-of-social-work/ Jones, P. T., & De Meyere, V. (2009). Terra Reversa. De transitie naar rechtvaardige duurzaamheid. Antwerpen: EPO. Keeley, B. (2007). Human Capital: How what you know shapes your life. Paris: OECD. Leren. (2017, 8 30). Het leiden van een team. Opgehaald van leren.nl: http://www.leren.nl/cursus/management/teambuilding/rol-teamleider.html Lipsky, M. (1969). Toward a theory of street-level bureaucracy. University of Wisconsin. University of Wisconsin. Maeseele, T., & De Droogh, L. (2008). Discretionaire ruimte binnen het activeringsbeleid van het OCMW. Panopticon, 29(5), 87-90. Norton, C. L. (2009). Ecopsychology and social work: creating an interdisciplinary framework for redefining person-in-environment. Ecopsychology, 1(3), 138-145. Norton, C. L. (2009). Ecopsychology and social work: creating an interdisciplinary framework for redefining person-in-environment. Ecopsychology, 1(3), 138-145. OCMW Gent. (2017). Missie en doelstellingen van OCMW Gent. Opgeroepen op 8 22, 2017, van ocmwgent.be: http://www.ocmwgent.be/OCMW/Over-OCMW-Gent/Missie-endoelstellingen.html Oosterlynck, S. (2015). Lokale sociale innovatie: een kijk vanuit de marges van overheid en markt. Cahier Demos, 21-29. Peeters, J. (2008). Conceptueel onderzoek SOWEDO. KH Leuven, departement SSH. Leuven: KH Leuven. Peeters, J. (2010). Sociaal werk en duurzame ontwikkeling. Alert, 36(1), 46-56. Peeters, J. (2012). Social Work and Sustainable Development: towards a social-ecological practice model. Journal of Social Intervention: Theory and Practice, ĂŠ&(3), 5-26. Reynaert, D., & Nachtergaele, S. (2015, 3 26). Sociaal werk is een mensenrechtenberoep. Hoeder van sociale grondrechten. Opgeroepen op 6 22, 2017, van sociaal.net: sociaal.net/analyse-xl/mensenrechtenberoep/ 30


Academiejaar 2019 – 2020

Beroepsrollen Sociaal Werk

Samenlevingsopbouw Gent. (2010). Over Torekes: waarom. Opgeroepen op 9 4, 2017, van torekes.be: www.torekes.be/waarom Sociale Innovatie Fabriek. (sd). Sociale innovatie. Opgehaald van www.socialeinnovatiefabriek.be: http://www.socialeinnovatiefabriek.be/nl/socialeinnovatie#sthash.ZPtLbFzr.CVsLrHf8.dpbs Stewaert, M., Brown, J., Weston, W., Mc Wkinney, I., & Willima, C. &. (2003). Patientcentered medicine, transforming the clinical method. Radcliff Medical Press. Tonkens, E. (2014). Misverstanden over de participatiesamenleving. Opgeroepen op 8 26, 2017, van www.socialevraagstukken.nl. van Bouchaute, B. (2013). (De)politisering van/in/door het middenveld. Opgehaald van demos.be: http://demos.be/sites/default/files/momenten_nr_11_bart_van_bouchaute.pdf van der Lans, J. (2010). Erop-af! De nieuwe start van het sociaal werk. Antwerpen: uitgeverij atlas contact. van der Linde, M. (2014, 11 26). 1990. Frontliniewerkers: eerherstel voor zorgzaam paternalisme. Opgeroepen op 12 6, 2017, van Canon Maatschappelijk Werk Nederland: http://www.canonsociaalwerk.eu/nl_mw/details.php?cps=22&canon_id=375 Van Donkersgoed, L. (2009). Morele dilemma‟s in de sociaal juridische dienstverlening: een professional is geen jukebox! Journal of Social Intervention, 18(2), 43-60. Van Poeck, K. (2008). Duurzame ontwikkeling en sociaal werk: een logisch samengaan? Socia Cahier(10), 39-47. Van Schuylenbergh, P. (2016, 4 26). Manifest voor moedige mensen. Lokaal beleid is altijd sociaal beleid. Opgehaald van sociaal.net: http://sociaal.net/analyse-xl/manifestmoedige-mensen/ Verenigde Naties. (sd). Universal Declaration of Human Rights. Opgeroepen op 8 22, 2017, van www.un.org: http://www.un.org/en/universal-declaration-human-rights/ Viaene, S. (2012). Met hoge heren kersen eten. Beleidsbeïnvloeding in de praktijk. Brussel: Politeia. Vlaamse overheid. (sd). Werking van de Vlaamse Overheid. Opgeroepen op 8 29, 2017, van overheid.vlaanderen.be: https://overheid.vlaanderen.be/organisatieontwikkeling-0 Vlaeminck, H., Saelens, S., & Malfliet, W. (2010). Social Casework in de 21e eeuw. Mechelen: Kluwer. VSPW. (sd). Een team leiden. Opgeroepen op 8 30, 2017, van vspw.be: http://www.vspw.be/opleidingen/balans/lmc_snoepmodules/een_team_leiden

31


Academiejaar 2019 – 2020

Beroepsrollen Sociaal Werk

Winance, M. (2004). Handicap et normalisation. Analyse des transformations du rapport Ă la norme dans les institutions et les interactions. Politix, 17(66), 201-227.

32


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.