Taxandria - Landschapsbiografie deel 2

Page 1

landschapsbiografie 2000-2024

2000-2024

LANDSCHAPSBIOGRAFIE

LEESWIJZER

De studie voor het Nationaal Park Taxandria is opgebouwd uit 4 afzonderlijke boeken:

> Taxandria, Landschapsbiografie -400.000.000 v.Chr. tot 2000 n.Chr.

> Taxandria, Landschapsbiografie 2000-2024

> De Lage Venen, Masterplan 2024 - 2030 - 2048 - 2100

> De Lage Venen, Operationeel Plan 2030

TAXANDRIA, LANDSCHAPSBIOGRAFIE -400.000.000 V.CHR. TOT 2000 N.CHR.

De landschapsbiografie met focus op de geschiedenis (van -400.000.000 v.Chr. tot 2000 n.Chr.) is geschreven door Karel Leenders, een Nederlandse historisch-geograaf die zich specialiseerde in het voorliggend onderzoekvoorwerp1. Zijn aandacht gaat voornamelijk uit naar het westen van Brabant, min of meer begrensd door Willemstad, Geertruidenberg, Turnhout en Antwerpen. Karel Leenders publiceerde o.a. het boek ‘Verdwenen Venen. Een onderzoek naar de ligging en exploitatie van thans verdwenen venen in het gebied tussen Antwerpen, Turnhout, Geertruidenberg en Willemstad 1250 – 1750.’

TAXANDRIA, LANDSCHAPSBIOGRAFIE 2000-2024

De landschapsbiografie met focus op het heden (2000-2024) bespreekt de landschapsgenese, het ecologisch systeem (LESA), het erfgoed (relictenkaart), de landbouw, toerisme & recreatie en de maatschappelijke context met het juridisch kader, de beleidsplannen en lopende projecten en visies.

DE LAGE VENEN, MASTERPLAN 2024 - 2030 - 2048 - 2100

Het masterplan met de toekomstvisie vanaf 2024 bespreekt de landschappelijke visie, zoals die werd ontwikkeld door CLUSTER landschap & stedenbouw. Daarna wordt ingegaan op de Unique Selling Proposition (USP), het onthaalplan en de recreatieve beleving van het nationaal park door Bailleul Ontwerpbureau, een creatief bureau o.a. thuis in de wereld van toerisme en natuur. De onderdelen van de governance, die gevraagd werden onder ‘masterplan’ zijn geïntegreerd in het operationeel plan.

DE LAGE VENEN, OPERATIONEEL PLAN 2030

Het operationeel plan met het plan van aanpak voor de volgende 6 jaar (tot 2030) is gestructureerd in 4 pijlers, die zich doorvertalen naar het organogram:

1. Uitbouw coalitie en draagvlak

2. Opbouw en versterking identiteit

3. Realisatie op het terrein

4. Labo voor beheermodellen en productontwikkeling

Het luik rond governance wordt onder punt 1 beschreven. Daarachter is het financieel plan gesitueerd. In de appendix zijn kaarten en oppervlaktetabellen toegevoegd.

5 LEESWIJZER
Inhoud 1 SITUERING 11 2 LANDSCHAPS GENESE 17 2.1 Schets van de historische evolutie van de geomorfologie 18 2.2 Laagplateau met vennen 20 2.2.1 Moeren 23 2.2.2 Moerasachtige laagtes 23 2.2.3 Beekdalen 23 2.3 Historische evolutie 25 2.3.1 Pre-industriële fase: benutten 25 2.3.2 Industriële fase: sturen 28 2.3.3 Post-industriële fase: ontkoppelen 30 2.4 Huidig watersysteem 32 2.4.1 Waterlopen 32 2.4.2 Waterloopklassen 34 2.4.3 Deelbekkenstelsel 34 2.4.4 Recente en potentiële overstromingen 34 2.4.5 Droogtegevoeligheid 35 2.4.6 Waterwinningen 36 3 ECOLOGISCH SYSTEEM 39 3.1 Schets van de historische evolutie van de vegetatie 40 3.2 Synthese van kenmerkende soorten 49 3.3 Beschrijving van de aanwezige habitattypes en doelsoorten 51 3.3.1 Heidelandschap 53 3.3.2 Het moeraslandschap 62 3.3.3 Droge bossen 66 3.4 Ecologische verbindingen 71 3.4.1 Ecoduct Kempengrens 71 3.4.2 Terreinrealisaties 76 3.4.3 Eco-recreaduct De Pals 78 4 ERFGOED 83 5 LANDBOUW 91 6 RECREATIE EN TOERISME 101 6.1 Informatiepunten en natuurpoorten 104 6.2 Erfgoedlandschap 109 6.3 Rustpunten 114 6.4 Verblijfslandschap 116 6.5 Activiteitenlandschap 123
7 WONEN EN BEDRIJVIGHEID 139 8 MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT 145 8.1 Vooraf 146 8.2 Juridisch en beleidskader 152 8.2.1 Ruimtelijke Ordening 153 8.2.2 Natuur 156 8.2.3 Erfgoed 162 8.3 Andere relevante beleidsplannen en -processen, 164 projecten en visies 9 SWOT 169 9.1 Methodologisch kader 170 9.2 Overzichtstabel 170 9.3 Overzicht van de sterktes 171 9.4 Overzicht van de zwaktes 173 9.5 Overzicht van de kansen 174 9.6 Overzicht van de bedreigingen 178

Situering

1

Het grensoverschrijdende Nationaal Park Taxandria-Lage Venen omvat de gronden van het Agentschap Natuur en Bos en Natuurpunt Beheer vzw op het grondgebied van Oud- Turnhout, Turnhout, Merksplas, Ravels, Arendonk, Postel (Mol), Dessel, Retie e.a.. En de terreinen van Staatsbosbeheer en Stichting Brabants Landschap op grondgebied van o.a. de Nederlandse gemeenten Bladel, Reusel-De Mieren, Hilvarenbeek, Goirle, Alphen-Chaam, e.a.

Het Nationaal park omvat een reeks grote natuurkernen op het Vlaamse grondgebied met o.a. het Turnhouts Vennengebied, de grensvormende vallei van het Merkske, Landschap de Liereman, de Ronde Put en de bossen van Postel, de Hoge Vijvers en de Gewestbossen van Ravels. Op Nederlands grondgebied gaat het o.a. over het Merkske, Riels Laag en Regte heide, Kempenland-West met het dal van de Grote en Kleine Beerze, Rovertsche Heide, Zwart Ven en Beleven en Boswachterij de Kempen met de Cartierheide.

Het Landgoed De Utrecht vormt een centrale potentiële schakel. Op deze kaart is dat nu nog een lichtgroene vlek. Er zullen gesprekken gevoerd worden met Landgoed de Utrecht om mee deel uit te maken van het Nationaal Park.

De indicatie van de gebieden op deze kaart is schematisch en indicatief. In deel III Operationeel Plan zijn concretere kaarten opgemaakt in GIS terug te vinden met een fasering, en een tekstuele toelichting, waarin o.a. staat dat dit allemaal onderwerp van overleg zal zijn.

12 13 1 › SITUERING
Figuur: Indicatieve aanduiding van de natuurkerngebieden die het Nationaal Park zullen vormen.
14 15 1 › SITUERING
VALLEI VAN HET MERKSKE POSTELSE BOSSEN LANDSCHOTSE HEIDE ROVERTSCHE HEIDE TURNHOUTS VENNENGEBIED REGTE HEIDE LANDSCHAP DE LIEREMAN NETERSELSE HEIDE ANNANINA’S RUST CARTIERHEIDE HOGE VIJVERS GEWESTBOSSEN RAVELS

1 Landschapsgenese

2

2.1 Schets van de historische evolutie van de geomorfologie

In het boek 'Landschapsbiografie -400.000.000 v.Chr. tot 2000 n.Chr.' wordt een selectie gemaakt van verschillende evoluties die geleid hebben tot de huidige situatie. Een eerste fase betreft het Brabant-Londen massief dat ontstond tijdens de Caledonische orogenese (met de vorming van gebergtes in Schotland en Noorwegen). In onze streek ontstond daardoor een eiland met aan de randen moerassen, die later de steenkoolbekkens werden. Dit massief vormt de basis van de ondergrond. Een tweede fase is de Alpiene orogenese, met het ontstaan van de Alpen door het schuiven van de Afrikaanse plaat tegen de Euraziatische plaat. Daardoor ontstonden geologische breuken in Taxandria. Door de opheffing van de Alpen werd de zee geleidelijk teruggedrongen en ontstond een estuariumlandschap met zuid-noord gerichte dalen. Uit deze periode stamt de kleiafzettingen zoals de Boomse Klei, en de Kempische Klei. Door de rivieren Rijn en Maas werd een puinwaaier afgezet, die we nu nog kennen als het Kempisch Plateau met zeer zuiver zand door de uitloging door de regen bovenop de keien. In een volgende fase trad een grote erosie op door de beken en rivieren. Zo ontstond de Vlaamse Vallei en bij Taxandria de Nete.

Binnen Taxandria bood de Kempische Klei weerstand, waardoor de hoge rug van Taxandria werd gevormd. Een laatste bepalende fase was de jongste ijstijd, waarbij de ijskap tot Utrecht kwam, en het zeepeil lager kwam. De rivieren Maas en Rijn bogen door de ijskap af. Er vond grote verstuiving van zand plaats. Dit heeft de dekzandlagen gevormd.

18 19 2 › LANDSCHAPSGENESE
① ③ ② ④ ⑤

Dit kleipakket helt zwak af naar het noorden en is in de vroeg- pleistocene periode ontstaan door wad-afzettingen. Hierdoor heeft het een zeer heterogene structuur van kleilagen en is het kleipakket niet overal even dik. Bovenop dit kleipakket is een dunne laag dekzanden afgezet. Door zandverstuivingen is een microtopografie ontstaan.

2.2 Laagplateau met vennen

Het Nationaal Park Taxandria is gelegen op een laagplateau dat de waterscheidingskam vormt tussen het Maas- en het Scheldebekken. Het vormt het brongebied voor tal van belangrijke bovenlopen van de Kleine Nete, maar ook voor de beekdalen van de Beerze, de Reusel, de Aa, het Merkske en de Mark.

Het laagplateau kan worden beschreven als een omgekeerd soepbord waarop het hemelwater stagneert. Een typische eigenschap in vergelijking met andere vennengebieden zoals de Kalmthoutse Heide is de aanwezigheid van een dik kleipakket op geringe diepte (Kempische Klei).

Door de slechte ontwatering van het plateau zijn in de loop van duizenden jaren organische plantenresten gaan opstapelen tot een veenachtige ondergrond. De microtopografie in combinatie met de slechte waterdoorlatendheid genereerde een zeer grote variatie aan milieucondities op een relatief kleine oppervlakte (mineraalarm/mineraalrijk, zuur/base, droog/nat, permanent/tijdelijk, wind …). Deze variatie aan milieucondities vormde de basis voor het ontstaan van een complex veensysteem bestaande uit hoogvenen, laagvenen, grondwatergevoede vennen, regenwatervennen, doorstroomvennen, vennen op klei, vennen op zand …

20 21 2 › LANDSCHAPSGENESE
Figuur: doorsnede van de microcuesta van de Kempen Figuur: geologische snede van een waarop een kleilens wordt weergegeven Figuur: orohydrografie Taxandria

2.2.1 Moeren

Het kleipakket wordt gekenmerkt door een variatie in dikte en voorkomen. Op plaatsen waar het kleipakket ontbreekt, infiltreert het stagnerende water en genereert het kwelstromen langsheen de zuidrand van het plateau. Deze kwelstromen vormen de natuurlijke condities voor de vorming van hoogveen. De intensiteit aan kwelstromen neemt sterk toe richting het oosten, waar de Kempense dekzandrug overgaat in het Kempisch plateau.

Het Kempisch plateau wordt gekenmerkt door een zeer doorlatende zandige ondergrond. Door een geologische breuk in de ondergrond wordt bovendien het infiltrerende hemelwater enkele kilometers ten westen omhooggestuwd en genereerde metersdikke veenpakketten (Hoge Moer, Reusels Moer, Ronde Put … ). Het vormde één van de laatste hoogveengebieden in de Kempen tot het in de jaren 60 en 70 van de 20ste eeuw werd ontgonnen.

2.2.2 Moerasachtige laagtes

Het neerslagoverschot op het laagplateau wordt afgevoerd via beekdalen. Aan de zuidrand van het laagplateau worden de bovenlopen van de Kleine Nete gevoed door uittredend grondwater in de vorm van moeren. Het laagplateau helt lichtjes af in noordelijke richting. Hierdoor wordt de noordelijke beekdalen in oorsprong gevoed door oppervlakkige afstroming van overtollige water en lokaal grondwater dat zich verzamelt in moerasachtige laagtes. De bovenlopen van de beken hebben daardoor een regenwaterachtig karakter.

2.2.3 Beekdalen

Het neerslagoverschot op het laagplateau wordt afgevoerd via beekdalen. Aan de zuidrand van het laagplateau worden de bovenlopen van de Kleine Nete gevoed door uittredend grondwater in de vorm van moeren. Het laagplateau helt lichtjes af in noordelijke richting. Hierdoor worden de noordelijke beekdalen in oorsprong gevoed door oppervlakkige afstroming van overtollige water en lokaal grondwater dat zich verzamelt in moerasachtige laagtes. De bovenlopen van de beken hebben daardoor een regenwaterachtig karakter. Het afstromend regenwater aan de noordzijde van het laagplateau wordt verzameld in moerasachtige laagtes. Het uittredend grondwater van het laagplateau aan de zuidzijde wordt verzameld in de moeren.

Deze beide randzones vormen de bron voor de bovenloop van de beekdalen. Naarmate de bovenlopen verder stroomafwaarts gaan neemt de voeding van diep grondwater vanuit de zijflanken toe en wijzigt de chemische samenstelling van het water. De midden- en benedenlopen worden gekenmerkt door een grote hoeveelheid opgeloste stoffen vanwege de diepe kwel en de sedimentatieprocessen waardoor het de ideale condities vormt voor laagveenmoerassen.

22 23 2 › LANDSCHAPSGENESE
Figuur: glaciale landschapsvormen die de basis vormen van het landschap

2.3 Historische evolutie

Het watersysteem heeft verschillende evoluties gekend doorheen de tijden, van zee naar land, verandering van richting, van estuarium naar beken, etc… De kaarten van Ferraris bieden een terugblik naar hoe het watersysteem was, voordat de mens er actief is op beginnen ingrijpen. Het watersysteem vormt een uitzonderlijk systeem met een grote complexiteit aan subsystemen en hiermee samengaand een grote diversiteit aan ecotopen. Doorheen de geschiedenis is een de complexiteit van het systeem drastisch afgenomen en is een negatieve uniformisering opgetreden.

De sponswerking van het landschap is tenietgedaan en de unieke verschillen in waterkwaliteiten zijn genivelleerd. Hieronder geven we een korte historische beschrijving van de evolutie van het watersysteem over drie tijdsvensters.

2.3.1 Pre-industriële fase: benutten

In de pre-industriële fase (Ferrariskaart, 1778) werd de complexiteit van het watersysteem voor allerhande doeleinden benut. De verschillende vennen hadden een verschillende chemische watersamenstelling en hiermee ook een ander gebruik. Bepaalde vennen werden gebruikt voor de kweek van bloedzuigers, andere voor het wassen van schapen. In een latere periode werd het water uit de vennen via een grachten- en greppelstelsel afgeleid naar de blekerijen (vb. Boones Blijk).

25 2 › LANDSCHAPSGENESE
26 27 2 › LANDSCHAPSGENESE
Figuur: differentiatie waterkwaliteit Figuur: detail uit de Kabinetskaart van Ferraris, 1777 Figuur: watersysteem Pré-Industriële fase Figuur: landschapsbeeld ten tijde van Ferraris, opgedeeld in de vier hoofdcomponenten: valleien, bossen, heide en het landbouwareaal

2.3.2 Industriële fase: sturen

Onder invloed van de industriële revolutie werd landschap bewerkt in functie van de nieuwe behoeftes van de mens. Beken werden verlengd waardoor hoger gelegen vennen en moeren werden drooggelegd.

De aanleg van het kanaal Dessel-Turnhout-Schotten moest een keerpunt worden voor het landbouwlandschap. De werken werden aangevat omstreeks 1844 en waren rond 1875 afgerond. Het primaire doel bestond erin kalkrijke Maaswater naar de arme Kempische grond voeren en de graslandproductie (hooi was in die tijd de motor van de economie) sterk te verhogen. Her en der werden vloeiweides aangelegd maar vrij snel bleken de resultaten niet in relatie te staan met de verwachtingen en investeringen.

28 29 2 › LANDSCHAPSGENESE
Figuur: detail uit de Depot de la Guerre kaarten, 1873 Figuur: het landschap wordt op grote schaal ontgonnen, het ontwateren van de vennen is hier van groot belang. Uittreksel van de Vandermaelenkaart, 1854. Figuur: Watersysteem industriële fase Figuur: landschapsbeeld aan het einde van de 19de eeuw opgebouwd uit de vier hoofdcomponenten van het landschap: de valleien, bossen, heide en het landbouwareaal.

2.3.3 Post-industriële fase: ontkoppelen

Eenmaal duidelijk dat sommige bodemtypes een intensieve landbouw moeilijk konden dragen, werden de Kempen aan hoog tempo bebost met naaldbomen. Dit alles in functie van de mijnbouw, die vragende partij was naar stuthout. De ‘mastbossen’ op de natte gronden werden op rabatten aangelegd. Het draineren van het landschap werd vanaf nu ook op microschaal doorgetrokken. De combinatie van intensief draineren en de komst van de naaldbomen heeft geresulteerd in een watersysteem dat volledig veranderd is.

De gebieden waar met behulp van kunstmest toch aan landbouw kon worden gedaan werden verder gerationaliseerd. Grootschalige ruilverkavelingen moesten de landbouw efficiënt maken. Het microreliëf waar vennen konden ontwikkelen werd volledig genivelleerd. De dikke naaldpakketten van de nieuwe bossen laten amper water infiltreren in de ondergrond. Dit nog los van de evapotranspiratie door de naaldbomen zélf. Het water dat alsnog tot in de ondergrond terecht komt wordt met behulp van een fijnmazig netwerk van grachten en rabatten weggeleid. Een derde en meer recente factor zijn de grondwaterwinningen die zeer talrijk zijn binnen het gebied. De diepere grondwaterlagen worden op intensieve wijze geëxploiteerd. Het resultaat van bovenstaande acties heeft geresulteerd in een watersysteem dat ontwricht is.

30 31 2 › LANDSCHAPSGENESE
Figuur: nivellering waterkwaliteit Figuur: de rabattenstructuur is nog duidelijk aanwezig in het landschap. Figuur: Drainagesysteem Figuur: netwerk van rabatten in de Bossen van Ravels. Het oude microreliëf is wel nog steeds waarneembaar.

2.4 Huidig watersysteem

2.4.1 Waterlopen

In de Kempen is er met al haar riviertjes, meren, kanalen en vijvers, schijnbaar geen gebrek aan water. Door het gebied lopen echter geen hoofdrivieren zoals de Schelde of Maas1 De belangrijkste waterlopen zijn beken en kanalen. Er komen ook oppervlaktewaters en moerassen voor, hoofdzakelijk langs de kanalen.

Wel ontstaan er ten noorden en ten zuiden van de cuesta van de kleien van de Kempen heel wat bovenlopen van rivieren die ruimtelijk structurend zijn in de Kempen en zelfs voor Vlaanderen. Zo ontstaat de Kleine Nete uit vele door regen gevoede beekjes in het gebied tussen Arendonk, Retie en Mol-Postel (stroomgebied van de Schelde). In het stroomgebied van de Maas is de rivier de Mark. Deze ontspringt als een beek in het Turnhouts

Vennengebied in Turnhout, op de grens met Merksplas om vervolgens via Wortel en Hoogstraten richting Nederland te stromen. Voordat de rivier de grens overvloeit voegen de Kleine Mark, de Hollandse Loop en het Merkske zich bij de Mark. Ten oosten van de rijksgrens zijn de beekdalen van de Beerze (Grote en Kleine) en de Reusel structurerend.

Het kanaal Dessel–Turnhout–Schoten is aangelegd als verbinding tussen Dessel en Schoten, maar ook voor het bevloeien van de Kempense gronden. Het Albertkanaal is aangelegd omdat de Kempense kanalen te druk werden en boten moesten wachten voor sluizen5

Het kanaal Dessel–Turnhout–Schoten en de Cuesta van de Kleien van de Kempen lijken een harde scheiding te vormen tussen de waterlopen ten noorden en zuiden van het kanaal. Schijn bedriegt: lokaal werden beken van het Scheldebekken onder het kanaal verlegd tot in het Maasbekken.

Naast rivieren lopen er ook een kanalen2: het kanaal Dessel–Turnhout–Schoten, kanaal Bocholt-Herentals, Kanaal naar Beverlo, kanaal Dessel-Kwaadmechelen, Albertkanaal en het Wilhelminakanaal (Nederland)3. Deze kanalen, behalve het Albertkanaal en Wilhelminakanaal, zijn onderdeel van de Kempische kanalen4 Ze zijn allemaal rond dezelfde tijd aangelegd en liggen voor het grootste gedeelte in de Netebekken, onderdeel van het stroomgebied van de Schelde. Toch worden ze gevoed met water uit de Maas. Vanwege de klimaatveranderingen en de wisselende waterstand die sneller zullen optreden moet de waterstand in de kanalen gecontroleerd worden.

1 http://gietjesweetjes.blogspot.com/2015/01/de-belangrijkste-rivieren-van-belgie-op.html

2 shop.watersportalmanak.nl/vaarkaarten-en-vaarboeken/belgie-vaartkaarten-boeken/

3 shop.watersportalmanak.nl/vaarkaarten-en-vaarboeken/belgie-vaartkaarten-boeken/

4 www.milieuboot.be/nieuwsbrieven/NBMB65_T2.html

5 www.binnenvaartinbeeld.com/nl/albertkanaal/albertkanaal

32
Figuur: ’t Merkske, Bron: Kempen Figuur: het huidig watersysteem met de voornaamste waterlopen en kanalen op weergegeven.

2.4.2 Waterloopklassen

De waterlopen in Vlaanderen worden onderverdeeld in verschillende categorieën6:

> Bevaarbaar: Deze waterlopen (kanalen) worden beheerd door verschillende waterwegbeheerders.

> Eerste categorie: Deze waterlopen zijn onbevaarbaar en worden beheerd door de Vlaamse Milieu maatschappij.

> Tweede categorie: Onbevaarbare waterlopen die beheerd worden door de provincies.

> Derde categorie: Onbevaarbare waterlopen die beheerd worden door de gemeentes.

> Niet geklasseerd: Afhankelijk van de soort waterloop wordt het beheer gedaan door de gemeente, Agentschap voor water en verkeer of de eigenaar van de aangrenzende percelen.

De bevaarbare waterlopen zijn de aangelegde kanalen in het gebied. De meeste waterlopen in het gebied zijn van tweede categorie. De grotere bijrivieren vallen veelal onder de eerste categorie. De Aa heeft een combinatie tussen de eerste en tweede categorie. Verder valt op dat de niet-geklasseerde waterlopen veelal recht en hoekig zijn. Deze kanaaltjes zijn door de mens aangelegd om bijvoorbeeld de vennen en veenmoerassen in het gebied te ontwateren.

2.4.3 Deelbekkenstelsel

Het Vlaamse Gewest kent vier stroomgebieden, die van de Maas, Schelde, IJzer en de Brugse Polders7. Door het gebied lopen de stroomgebieden van de Maas en de Schelde. Naast de stroomgebieden wordt Vlaanderen ook onderverdeeld in bekkens en deelbekkens. Een bekken is de captatiezone van een waterloop die in een belangrijke rivier uitmondt. Het deelbekken is een kleiner gebied binnen een bekkens, waarbij de waterloop op een rivier uitmondt. Vlaanderen bestaat uit elf bekkens waarvan er twee deelbekkens door het gebied lopen. Het Maasbekken en het Netebekken. Het Maasbekken bestaat uit elf deelbekkens en het Netebekken heeft er dertien. Taxandria zit te paard tussen de waterschappen Brabantse Delta en de Dommel aan de Nederlandse kant van de grens, waarbij de waterlopen behoren tot het stroomgebied van de Maas.

2.4.4 Recente en potentiële overstromingen

De gebieden die gevoelig zijn voor overstromingen zijn de oppervlaktewaters en moerassen in het gebied. Aan Vlaamse zijde liggen er overstromingsgevoelige gebieden langs de Mark, de Aa, en diverse bovenlopen van de Kleine Nete; maar zijn ook gebieden als het Goorken en Liereman effectief overstromingsgevoelig.

Aan Nederlandse kant springt de Mark er uit. Al situeert de overstromingsgevoeligheid zich daar stroomafwaarts bij Breda.

Significante droogtestress in de bodem doet zich momenteel niet voor binnen de projectcontour. De toename van stedelijke droogtestress blijft tegen 2050 in de meeste steden zowel qua omvang als intensiteit nog beperkt, behalve in enkele grotere steden als Turnhout en Mol. De

6 www.vlaanderen.be/beheer-van-de-onbevaarbare-waterlopen 7 www.willebroek.be/nl/deelbekkens

8 klimaat.vmm.be/themas/droogte#section-5

34 35 2 › LANDSCHAPSGENESE
Figuur: het potentieel en effectief overstroomd gebied 2.4.5 Droogtegevoeligheid reden hiervoor is de hogere verhardingsgraad en snelle afvoer van regenwater8

In landelijke omgeving manifesteert droogtestress zich nu al – maar minder intens – op hoger gelegen zandgronden zoals het Kempisch plateau. Tegen 2050 kan droogtestress zich via hoger gelegen plateaus en hellingen verspreiden naar aanliggende regio’s als de Noorderkempen.

2.4.6 Waterwinningen

In het projectgebied zien we in Vlaanderen als over de grens in Nederland een aantal grondwaterwingebieden met hun respectievelijke perimeters ter bescherming.

36 37 2 › LANDSCHAPSGENESE
Figuur: locatie van alle waterwinningen en beschermingszones Figuur: grondwaterwinning in Oud-Turnhout Bron: GVA
1 Ecologisch systeem 3

3.1 Schets van de historische evolutie van de vegetatie

Een landschap is in continue evolutie, sinds het Holoceen zien we de vegetatie in het gebied evolueren. Het landschap dat we nu kennen is het resultaat van een eeuwenlange dynamiek tussen de mens en zijn omgeving. Het onderstaande schema geeft een abstracte weergave van de grote wijzigingen die de vegetatie.

De landschappelijke evolutie heeft stapsgewijs het ecologisch systeem vervormd. De uitgestrekte heidegebieden die zo ver reikten als het oog kon zien, werden ontgonnen en vervangen door intensieve landbouw of naaldbossen. Eerste kantelpunt in deze zijn de ordonnanties van keizerin Maria-Theresia. Die vaardigde in 1772 en 1773 enkele ordonnanties uit betreffende grondontginning. Al gingen lokaal pioniers al eerder aan de slag met het bebossen van de heide9. In 1847 kwam er in België een wet die gemeenten verplichtte om woeste gronden te ontginnen. Die wet leidde naar een aanvankelijk beperkte omzetting in landbouwgrond, maar vooral naar een bebossing van heidegronden met vooral naaldhout voor de mijnbouw.

In Nederland was er een parallelle beweging. Door de Domeinwet van 1848 verkocht de Nederlandse Staat haar woeste gronden. Grote delen ervan werden aan grootgrondbezitters en beleggers verkocht, die ze omzetten in productiebos en landbouwgebied. Soms werden ze door de gemeenten zelf ontgonnen, waardoor gemeentebossen ontstonden. Eind negentiende eeuw besloot de regering om deze verkooppolitiek te stoppen, Staatsbosbeheer in 1899 op te richten en tot aankoop en aanleg van bos over te gaan.

Sinds 1964 is het in Nederland trouwens verboden om woeste gronden te ontginnen en worden de overgebleven gronden als natuurgebied beschouwd. Snippers woeste gronden bleven dit lot bespaard en zijn nu Europese topnatuur. Delen ervan met hoge natuurwaarden werden in de loop van de twintigste eeuw door natuurbeschermingsorganisaties aangekocht. Een beweging die in België véél later op gang kwam.

9 Vermeldenswaard in deze is Adriaen Ghys. Hij zaaide al in de eerste helft van de 17de eeuw de eerste dennen in Vosselaar. De dennen zorgden voor fixatie van de levende landduinen en verhinderden verdere zandverstuivingen door de wind en weer. De aanplanting gebeurde met zaden uit een ouder mastbos nabij Breda.

40 41 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM
Figuur: schilderij van Albert Sohie waar de eindeloosheid van de heide duidelijk waarneembaar is

DE KEMPEN – LA CAMPINE

De originele schoolplaat van F. Toussaint uit 190910 toont een traditioneel Kempens landschap. De plaat komt uit de serie ‘Belgische landschappen en stadsgezichten’ en is in meerdere opzichten interessant11

Het idee van schoolplaten voor Belgische schoolkinderen maakte opgang rond de eeuwwisseling van 1900 en dan vooreerst in het Brusselse. Niet enkel om de klassen, bij uitbreiding de school, op te smukken; maar ook om kinderen (zij die al onderwijs konden genieten12, 13) vooreerst in contact te brengen met ‘kunst en goede smaak’. De firma O. De Rycker en Mendel promoot de schoolplaten14 daarbij als “Een mooie en grote verheerlijking van het Belgische land en wat de activiteit van zijn inwoners ermee heeft kunnen doen. In de scholen waarvoor deze platen bestemd zijn, zullen ze een krachtige bijdrage leveren om de verschillende aspecten en schoonheden van het vaderland aan de leerlingen bekend te maken, tegelijkertijd het werk van goed onderwijs en patriottisme te zullen doen” De schoolplaten combineren (initiatie tot de) esthetica en versterking van het Belgisch gevoel. Bij het Ministerie van Spoorwegen, Post en Telegraaf15 werden de prenten gepresenteerd als versiering voor de stations, die tegelijkertijd de aandacht van toeristen konden vestigen op de diversiteit en schoonheid van de verschillende geografische regio’s van België.

Anders dan bij tijdgenoot Jean Massart16 is het door Toussaint weergegeven Kempens landschap bedoeld als leerplaats, als rondleiding in het door de mens gemaakte halfnatuurlijke heidelandschap. Er werd daarbij door de destijdse opdrachtgevers expliciet opgelijst wat getoond moest worden om elk landschap te karakteriseren. Hoewel het weergegeven landschap er met een hedendaagse bril pittoresk en lieflijk uit ziet, was dat zeker niet het opzet van de plaat. Toussaint heeft in de plaat wél proberen te vatten wat voor z’n opdrachtgevers relevant was als beeldbepalend voor het Kempense landschap: een gevarieerd cultuurlandschap dat een onmisbaar onderdeel was van de toenmalige landbouweconomie.

10 CHROMOLITH. O. DE RYCKER & MENDEL BRUXELLES; heruitgegeven: schoolboekhandel J. BaertVandermarliere, Schaarbeek

11 journals.openedition.org/belgeo/10178?lang=nl

12 Met de wet-Poullet van 19 mei 1914 kwam er maar pas een leerplicht voor alle kinderen tussen 6 en 12 jaar.

13 Kinderen onder 15 jaar niet meegerekend was in 1900 nog bijna 20% van de bevolking analfabeet (unesdoc.unesco.org/ark:/48223/pf0000087591_dut)

14 journals-openedition-org.translate.goog/belgeo/docannexe/image/10178/img-1.jpg?_x_tr_sl=auto&_x_tr_ tl=nl&_x_tr_hl=nl&_x_tr_pto=wapp

15 In de 19de eeuw maakten post, telegraaf en spoorwegen deel uit van één ministerie

16 www.recollectinglandscapes.be/nl-1904-massart

De schapen (1) trekken in deze op de plaat meteen de aandacht. De uitgestrekte heiden in de Kempen (Antwerpen, Limburg en Noord-Brabant) ontstonden aan het eind van de middeleeuwen. De toenemende bevolking zorgde, door kappen van bossen en overbeweiding met vooral schapen, dat de zandgronden in het binnenland veranderden in heidegebieden. Het braakland tussen de nederzettingen (2) deed dienst als gemeenschapsgrond (vroentes, gemeynt(e) of aard) waar de bewoners (3) hun schapen overdag lieten grazen, heidemaaisel kwamen halen voor veevoeder en heideplaggen kwamen steken als strooisel voor in de potstal (4) waar de schapen en schamele koe ‘s nachts verbleven. Venige plaggen, schadden genoemd, waren ook geschikt als brandstof in de haard van het huis (5).

42 43 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM

Zeer zichtbaar is het ‘recht-toe-recht-aan’-tracé van de zandweg (6) die dorpskernen en/ of nederzettingen met elkaar verbindt. Maar evenzeer gebruikt werd als driftweg waarlangs de schapen de heide werden opgedreven of langs waar plaggen werden afgevoerd naar de potstal en later als plaggenbemesting17 naar de akkers rond de boerderijen (plaggenbodems). Waar deze wegen door landduinen lopen zijn het vaak holle wegen; ingesleten in de zandige ondergrond, losgelopen, uitgereden, uitgewaaid gedurende honderden jaren, misschien wel langer.

Voor de langgevelboerderij18 met gemengd dak van stro en pannen, staat iets wat lijkt op Canadabomen19 (7). De plaggenbodems rond de nederzetting zijn omgeven met houtwallen (8), die bescherming boden tegen verstuiving en bomen, die vaak beheerd werden als hakhoutstoof20. Rondom de boerderijen, maar vooral aan de noordzijde, bevond zich vaak een schermbosje. De akkers werden aangelegd op de drogere gedeelten.

Die heiden waren aanvankelijk nog boomrijk met eikenberkenbossen op de zandvlakten (9) en grazig onder de vorm van heischrale graslanden(10). Lokaal staan er geriefhoutbosjes21, klein bosjes (11) waar het hout vandaan werd gehaald dat in en rond de boerderij werd gebruikt. Duidelijk zichtbaar op de plaat is dat de hoogstammen in het geriefbosje opgesleund22 zijn. Van een vertakte stam of kop (gaffel, soms 3 toppen) werd veelal de meest rechte bewaard23.

Bij overexploitatie verdween zelfs de heide (12) en ontstonden naakte zandgronden (13) waarvan het zand door de overheersende zuidwest- en westenwinden bijeen werden gewaaid tot stuifduinen (14). Op basis van het winterse landschap is duidelijk dat een deel van de landduinen en andere, extreem droge, arme zandkoppen al bebost werden met meer dan waarschijnlijk grove dennen (15). Door de bebossing werden deze landduinen grotendeels gefixeerd.

Het vegetatiedek van de voorgestelde droge heide is uniform zeer kort, waarschijnlijk door (over)beweiding of maaien.

17 Heimaaisel, heiplaggen en zelfs dennennaalden werden in de potstal als strooisel voor de dieren gebruikt waar ze na menging met de uitwerpselen van dieren, omgezet werden tot een zware organische mest. Deze mest was bijzonder geschikt voor de lichte Kempense zandgronden.

18 Type langgevelboerderij waarbij voorhuis, stal en schuur aan elkaar zijn gebouwd en alle deuren geplaatst zijn in de lange gevels; de hoofdvorm is rechthoekig.

19 Op de zandgronden zijn het echter vaak eiken en een enkele linde die als erfboom werden geplant, sterk en bruikbaar als ze zijn. Tegelijk functioneerden deze hoge bomen als bliksemafleider voor de brandbare rieten kappen van de stal en schuur.

20 Een stoof is het onderste verdikte deel van een boom waarvan de takken herhaaldelijk worden afgezet voor de winning van hakhout. Om de hoeveel jaar je de stoof afzet, hangt af van de groeisnelheid en de gewenste dikte van het hakhout.

21 Gerief betekent hier te gebruiken

22 Opkronen, opsnoeien, hoogtesnoei of opsleunen is het verwijderen van de onderste takken van een boom om takvrij hout te produceren. Het snoeihout was bovendien prima stookhout. Rond de akkers geven gesleunde bomen minder schaduw.

23 Het idee is dat de volumetoename in hout niet in onbruikbare takken, maar in de waardevolle stam (timmerhout) gerealiseerd wordt. Voor hakhoutstoven (zie voetnoot 20) werd dit niet gedaan.

Tussen de schapen staat iets wat lijkt op een jonge vrijstaande vliegden (16). Een vliegden is een door natuurlijke uitzaaiing verspreide grove den. Omdat die niet in bosverband staat, vangt die rondom licht op en groeit daardoor uit tot een boom met laaghangende takken en brede kroon.

Het grachtje mét bruggetje (17) geeft aan dat de ontkoppeling tussen water- en bodemsysteem op de heiden een feit is. De natte heide werd begreppeld en ontwaterd, en het water afgeleid naar de laagst gelegen veenmoerassen en vennen. Bepaalde vennen werden gebruikt voor de kweek van bloedzuigers, andere voor het wassen van schapen.

Het waterlichaam met ijle riet- en ruigere oevervegetaties (18, prominent op de voorgrond van de schoolplaat) kreeg door de aanvoer van voedselrijk(er) water (via de spijsgracht; 17) mogelijk al een ander karakter dan het oorspronkelijke voedselarme ven of moeras. Tegelijk heeft Toussaint een moment in tijd vastgelegd in de lange successiereeks van open water naar moerasbos. Vermoedelijk zijn de verlandingsvegetaties in beeld gebracht omdat die gebruikt werden voor verbranding en verwarming.

Wat ook geldt voor de dominant roodbruine vlek in het midden van de schoolplaat (19); meer dan waarschijnlijk moerasheide en/of veenmosrietland, verlandingsvegetaties waarin veenmossen, heidesoorten en gagel gezamenlijk tenminste 30% van de bedekking vormen. Veenmosrietlanden en moerasheide worden gekenmerkt door een zeer stabiele vochthuishouding, waarbij grondwaterstanden gedurende vrijwel het gehele jaar iets onder of aan maaiveld staan en het grondwater maximaal enkele tientallen centimeters wegzakt in de zomer. Het open water dat Toussaint aangeeft in deze vegetatievlek (20) is hierbij representatief. Aan de rand ervan gaf Toussaint de natuurlijke overgang naar onbemest, vochtig pijpenstrootjesgrasland of zgn. “blauwgraslanden” aan (21); vochtige tot venige graslanden op zeer voedselarme zandgronden. Blauwgraslanden waren tot de 19de eeuw op vele plaatsen in de Kempen vrij algemeen.

Wat op de schoolplaat opvalt, is het ontbreken van typische (avi)fauna van het heidelandschap. Toussaint schilderde in de rechterbovenhoek wél meerdere vogelsilhouetten (22). Waarbij het onmogelijk is om te zeggen welke soort het precies zou kunnen zijn. Wulp als meest opvallende broedvogel van de heide is een mogelijkheid. Een jodelende wulp die met trillende vleugels en kenmerkende kromme bek een glijvlucht uitvoert boven de heide zal menigeen kippenvel hebben bezorgd, niet alleen de Lieremanschilders, maar ongetwijfeld ook Toussaint. Al zijn het op de schoolplaat dan wel veel wulpen op een hoopje. De aantallen silhouetten en vliegbeeld sluiten zwarte stern niet uit. De soort (ook gekend als ‘moeraszwaluw’) broedde historisch in kolonies in laagveenmoerassen, laagveengraslanden maar ook in vennen en hoogvenen in het heideen moeraslandschap. Doel van de schoolplaat was evenwel niet om de karakteristieke faunagemeenschappen van het heidelandschap in beeld te brengen.

44 45 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM

OVERZICHT VAN DE VEGETATIETYPES DIE VOORKOMEN BINNEN HET GEBIED

NAALDBOS LOOFBOS / MOERASBOS / AANPLANT

HEIDE GRAZIGE VEGETATIE

46 47 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM

3.2 Synthese van kenmerkende soorten

Taxandria worden gekenmerkt door een veelheid aan verschillende landschappen die hoge actuele natuurwaarden omvatten die binnen Vlaanderen en/of internationaal onderscheidend zijn. Zo onderscheiden de Turnhoutse vennen zich o.a. door de aanwezigheid van waterlobelia en kleine biesvaren en hun zeer specifieke abiotiek zich van andere vennen in de regio en (ver) daarbuiten. Daarnaast treffen we hier nog drijvende waterweegbree en oeverkruid aan, echte zeldzaamheden in Vlaanderen, die hier hun laatste groeiplaatsen hebben.

Het Turnhouts Vennengebied is de oostelijke pool van de metapopulatie van weidevogels in de Noorderkempen. Dit gebied is een belangrijke Vlaamse bronpopulatie. In het gebied leeft de tweede grootste populatie grutto in Vlaanderen. In Taxandria verdwenen vele geschikte voortplantingsbiotopen door dempen van poelen en moerassen of aanplanten van naaldhout op de droge heidegebieden. Kemphaan (broedend) en korhoen waren lang icoonsoorten voor het gebied. Gladde slang is dat nog steeds. Soorten als grauwe klauwier, roerdomp, bruine kiekendief en zelfs grote karekiet maken gelukkig een come-back.

De rijke variatie aan habitats binnen het gebied zorgt ervoor dat een enorme diversiteit aan planten en dieren voorkomt in dit gebied. Hieronder worden maar enkele van de honderden soorten genoemd.

Het heidelandschap met kenmerkende soorten (Europees beschermd en habitattypisch) habitats en biotopen: droge heide, natte heide en veenslenken, overgangs- en trilveen, droge en natte heischrale graslanden, landduinen, vennen met oeverkruid- en waterlobelia-vegetaties, actief hoogveen (hoogveenrelicten), gagelstruweel, brem- en gaspeldoornstruwelen, vochtig wilgenstruweel op venige en zure grond

VRL- en HRL- soorten24: korhoen†(lokaal uitgestorven), boomleeuwerik, nachtzwaluw, bruine kiekendief, blauwe kiekendief, porseleinhoen, blauwborst, regenwulp, kemphaan, zwarte specht, heikikker, poelkikker, rugstreeppad, drijvende waterweegbree, gevlekte witsnuitlibel

habitattypische soorten25: boompieper, roodborsttapuit, tapuit, watersnip, bruine eikenpage, heivlinder, gentiaanblauwtje, heiblauwtje, kommavlinder, groentje, bont dikkopje, heidesabelsprinkhaan, moerassprinkhaan, knopsprietje, negertje, snortikker, veldkrekel, speerwaterjuffer, venwitsnuitlibel, Noorse witsnuitlibel, venglazenmaker, hoogveenglanslibel, levendbarende hagedis, gladde slang

Het boslandschap met kenmerkende soorten (Europees beschermd en habitattypisch) habitats en biotopen: zuurminnende eikenberkenbossen, zuurminnende beukenbossen, wintereikenbossen (of eiken-haagbeukenbossen), oude aanplanten van grove den

VRL- en HRL-soorten: middelste bonte specht, wespendief, zwarte specht, boomleeuwerik, nachtzwaluw, vleermuizen spec. (met zomer- en winterverblijf in bos:

24 Voluit vogelrichtlijn- en habitatrichtlijnsoorten

25 habitattypische soorten zijn planten en dieren die in sterke mate gebonden zijn aan een welbepaald habitattype. Zie: www.vlaanderen.be/inbo/natura-2000-andere-wetenschappelijke-instrumenten-voorbeleid-en-beheer/habitattypische-soorten/#:~:text=Habitattypische%20soorten%20zijn%20planten%20 en,jaarlijkse%20rapportage%20aan%20de%20EU.

48 49 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM
MOERAS – BEEKVALLEIEN STILSTAAND WATER

franjestaart, rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, gewone baardvleermuis, Brandts vleermuis, gewone grootoorvleermuis, grijze grootoorvleermuis)

habitattypische soorten: keizersmantel, kleine ijsvogelvlinder, hazelworm, boomklever, bosuil, havik, bruine eikenpage, appelvink, houtsnip, boompieper

Het moeraslandschap met kenmerkende soorten (Europees beschermd en habitattypisch) habitats en biotopen: alluviaal bos, van nature eutrofe plassen, overgangs- en trilveen, laaggelegen schrale hooilanden, zuur én alkalisch laagveen, grote en kleine zeggenvegetaties, rietmoeras, dotterbloemgraslanden, moerasspirearuigtes

VRL- en HRL-soorten: ijsvogel, blauwborst, porseleinhoen, kleinst waterhoen, blauwe en bruine kiekendief, roerdomp, purperreiger, grote zilverreiger, soortgroep vleermuizen (soorten in vochtige tot natte biotopen jagen: meervleermuis, watervleermuis, laatvlieger, ruige, gewone en kleine dwergvleermuis, franjestaart en rosse vleermuis)

habitattypische soorten: zompsprinkhaan, moerassprinkhaan, watersnip, kleine ijsvogelvinder, goudvink, havik, wielewaal, nachtegaal, boomklever, matkop, bosuil

De beekdallandschap met kenmerkende soorten

habitats en biotopen: laaglandbeek, beekbegeleidende graslanden, laaggelegen schraalland, alluviaal bos, vochtig wilgenstruweel, grote en kleine zeggenvegetaties, rietmoeras, dotterbloemgraslanden, moerasspirearuigtes

VRL- en HRL-soorten: grote en kleine modderkruiper, soortgroep vleermuizen (soorten die aan vochtige tot natte biotopen gebonden zijn: meervleermuis, watervleermuis, laatvlieger, ruige, gewone en kleine dwergvleermuis, franjestaart en rosse vleermuis), kamsalamander, boomkikker, ijsvogel, blauwborst

habitattypische soorten: bermpje, weidebeekjuffer, zompsprinkhaan, moerassprinkhaan, watersnip, kwartel, paapje, kleine ijsvogelvinder, goudvink, havik, wielewaal, nachtegaal, boomklever, matkop, bosuil

Het mozaïekrijk weidevogellandschap met kleine landschapselementen en natte graslanden met kenmerkende soorten

biotopen: kamgraslanden, dotterbloemgraslanden, rietland, vochtig wilgenstruweel, moerasspirearuigtes,

VRL- en HRL-soorten: korhoen†, kemphaan, regenwulp, zwartkopmeeuw, grote zilverreiger, roerdomp, bruine kiekendief, blauwe kiekendief, boomleeuwerik, blauwborst, bergeend, krakeend, kuifeend, pijlstaart, slobeend, smient, tafeleend en wintertaling, vleermuizen spec. (soorten die KLE’s gebruiken: franjestaart, ruige dwergvleermuis, gewone dwergvleermuis, kleine dwergvleermuis, gewone baardvleermuis, Brandts vleermuis, meervleermuis, watervleermuis, gewone grootoorvleermuis, grijze grootoorvleermuis), kamsalamander weidevogelsoorten (andere dan VRL-soorten): kievit, scholekster, grutto, tureluur, wulp, watersnip, veldleeuwerik, graspieper en gele kwikstaart, zomertaling, (primair) en meerkoet, wilde eend,  kleine plevier, paapje en grauwe gors (secundaire weidevogelsoorten)

3.3 Beschrijving van de aanwezige habitattypes en doelsoorten

Taxandria is een gebied dat in het verleden gekend was door de historisch talrijke vennen die hier aanwezig waren. Deze natte depressies en vennen ontstaan door de aanwezigheid van ondiepe klei-lenzen die het regenwater traag laten infiltreren in de ondergrond.

Het gebied wordt vooral gekenmerkt door de verscheidenheid van het landschap en de diversiteit aan ecosystemen26 Natte en droge heiden, vennen en veen, naald- en loofbossen, dreven en weidevogelgebieden. Allen samen vormen zij het gebied tot wat het is en ooit was. Een groot deel van het gebied wordt vandaag de dag ook nog gebruikt voor, veelal intensieve, landbouwactiviteit. Kenmerkend voor de Noorderkempen is het naast elkaar voorkomen van natuur en landbouw in grote samenhangende gehelen.

Opvallend in het geheel zijn de vencomplexen die als het ware ‘gaten’ in het landschap vormen en op deze manier zorgen voor extra openheid en mooie zichten. De landschappelijk gevarieerde structuur, die wordt versterkt door een paar lichte verhevenheden in het verder vlakke landschap zorgen voor een esthetisch waardevol geheel27

De grote vennencomplexen zijn een zeldzaam verschijnsel voor Vlaanderen en zelfs voor Europa. Doordat de ondergrond uit klei bestaat, zijn ze stabiel en weinig gevoelig voor verdroging en verzuring. Als gevolg daarvan, vertonen ze een zeer waardevolle water- en oevervegetatie. Samen met de omgevende heidevegetatietypes, relatief onverstoorde percelen nat grasland en boscomplexen, vormen deze open waters de ideale biotoop voor talrijke diersoorten, waarvan vooral de vogels, vlinders en libellen vermeldenswaardig zijn.

26 www.provincieantwerpen.be/content/dam/provant/dlm/dmn/natuur-en-landschap/biodiversiteit/ landschapsbeelden-biodiversiteit/in-welk-landschapsbeeld-woon-jij/PA_broch_opennoorderkempen_ tg.pdf

27 Bron: INVENTARIS ONROEREND ERFGOED 2023: Turnhouts vennengebied [online], id.erfgoed.net/ erfgoedobjecten/135054 (geraadpleegd op 30 maart 2023).

50 51 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM
Figuur: landschap de Liereman. Bron: De Standaard

HABITATTYPES EN SOORTEN

In lijst hieronder worden de verschillende habitattypes kort beschreven.

3.3.1 Heidelandschap

Het heidelandschap is aspectbepalend voor het gebied. In het heidelandschap komen (of kwamen) vogelsoorten voor als wulp, kiekendieven, korhoen … die typisch zijn voor grote aaneengesloten heidehabitats maar met foerageergebieden in aangrenzend extensief cultuurlandschap met schrale graslanden. Voedselarme waters zoals vennen maken integraal deel uit van het heidelandschap. De grotere vennen zijn van belang als broedfoerageer- en slaapplaats voor moeras- en watervogels. Onder heidelandschap verzamelen zich een reeks van habitats, habitat typische soorten en regionaal belangrijke biotopen.

52 53 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM
Figuur: heidehabitats
9190 91E0 9120 9160 3150 3260 3130 7210 91E0 6410 4010 2310 2330 3160 7150 rbb Sg 4030 6230 7140 rbb Sm rbb So
Figuur: kaart met aanduiding van de Europese habitattypes. Zie pag. 54 ev. voor tekstuele duiding.

DROGE HEIDE OP JONGE ZANDAFZETTINGEN (2310)

Dit heidetype komt voor op landduinen in het binnenland. De term “psammofiel” verwijst naar het Griekse woord “psammos”, wat zand betekent. In tegenstelling tot droge heide (habitattype 4030) komt dit type uitsluitend voor op extreem voedselarme, droge, zure zandbodems zonder profielontwikkeling. Het gebrek aan bodemprofiel is typisch voor geologisch jonge en/of door winddynamiek zeer dynamische zandafzettingen en duinen. Dergelijke landduinen ontstaan als gevolg van zandverstuiving door natuurlijke processen of door allerlei verstoringen (overbegrazing, brand, overbetreding). Typisch voor habitattype 2310, t.o.v. droge heide, is het voorkomen van bedekkingen van éénjarigen en open vegetaties zoals Buntgrasvegetaties en een mos- en korstmoslaag.

Essentiële sleutelsoorten van habitattype 2310 zijn éénjarigen zoals Heidespurrie, Klein tasjeskruid, Dwerghaver en Dwergviltkruid. Ook vegetaties met Struikhei, Stekelbrem, Kruipbrem en een rijke korstmosbegroeiing zijn zeer kenmerkend voor dit habitattype. Plaatselijk kan opslag voorkomen van struiken en bomen, zoals Ruwe berk, Zomereik, Grove den, Brem of bramen. Het habitattype komt meestal in mozaïek voor met habitattype 2330.Dit heidetype komt voor op landduinen in het binnenland.

De soortenrijkdom is groot met opvallend veel warmteminnende soorten. De levendbarende hagedis is een algemene reptielensoort in dit habitattype. Zeer lokaal komt in de Kempen ook de gladde slang voor. Het open zand is het leefgebied van bastaard- en groene zandloopkevers, waarvan de larven zich in het zand ingraven. De driehoorn-mestkever verzamelt mest van konijnen en schapen en graaft die eveneens in een holletje in, als voedsel voor de larve. Diverse typische soorten roofvliegen kunnen zonnend op of boven het warme zand worden waargenomen.

Heiden zijn rijk aan wilde bijensoorten. Tijdens de bloei van Struikhei foerageren ze massaal op de nectarrijke heidebloemen. Talrijke solitaire graafbijen en graafwespen zijn aan het habitattype gebonden en gebruiken het warme zand om de larven, voorzien van een pakketje voedsel, ondergronds te laten ontwikkelen.

Talrijke soorten sprinkhanen kunnen in dit habitattype worden aangetroffen, zoals Knopsprietje, snortikker en Heidesabelsprinkhaan, de zeldzame veldkrekel en de bedreigde zadelsprinkhaan en zoemertje. Op Struikhei leven talrijke nachtvlinders zoals nachtpauwoog, bruine heispanner, grijze heispanner, gevlekte heispanner, roodbont heideuiltje en granietuil. Typische broedvogels zijn boomleeuwerik, nachtzwaluw, klapekster, tapuit en boompieper.

BUNTGRAS- EN STRUISGRASVEGETATIES OP LANDDUINEN (2330)

Dit habitattype omvat ijle, grazige vegetaties en korstmosbegroeiingen op droge, voedselarme, zure zandbodems. Een oppervlakkige humuslaag is al dan niet aanwezig. De vegetaties worden afgewisseld met plekken open zand en komen typisch voor op landduinen. In dit extreme milieu kan slechts een gering aantal hogere plantensoorten zich als pionier vestigen. Het zijn meestal éénjarige planten met een geringe bladoppervlakte die aangepast zijn aan de extreem droge en voedselarme omstandigheden. Typische soorten zijn Buntgras, Dwergviltkruid, Zandzegge, Heidespurrie, Klein tasjeskruid en Vroege haver.

Veel van de landduinen in het binnenland verdwenen door ontgraving als bouwmateriaal en voor het dempen van moerassen of werden simpelweg uitgevlakt. Het noordoost –

zuidwest georiënteerde duinencomplex van de Hoge Mierdse Heide en de Ravelse Bergen in de rand van het militair domein Weelde zijn mooi bewaard gebleven voorbeelden, hoewel grotendeels onder bos.

ACTIEF HOOGVEEN (7110)

Actief hoogveen bestaat uit goed ontwikkelde veenmostapijten die nog steeds over een significante oppervlakte en vooral in de hoogte aangroeien. Door het groot vochtabsorberend vermogen en de voortdurende groei van verschillende soorten veenmossen ontstaat een veenlichaam dat vrijwel uitsluitend door regenwater gevoed wordt. De veenmosbulten komen meestal in afwisseling voor met slenken waarin ondiep water staat.

In de eerste helft van de 20ste eeuw was hoogveen nog aanwezig in de Liereman te Turnhout en in de Moeren te Mol-Postel; in dit laatste gebied is evenwel alle veen ontgonnen. In het veengebied van de Liereman komen nog oppervlaktes bultvormende veenmossen voor. Hoewel grotendeels afgegraven, bleven in de Reuselse Moeren hoogveenrelicten bewaard.

VOCHTIGE TOT NATTE HEIDE (4010)

Vochtige heide komt voor op voedselarme zure zandgrond. De vegetatie bestaat uit dwergstruiken van Gewone dophei en Struikheide, vaak met een goed ontwikkelde moslaag met diverse soorten veenmossen en levermossen. Mozaïeken van Pijpenstrootjevegetaties of Gagelstruwelen met natte heide behoren ook tot het habitattype.

De natte heide maakt integraal deel uit van het historische landbouwlandschap. In de eerste plaats werd ze gebruikt voor het steken van brandzoden. Daarnaast kon ze voor het vee als graasgronden aangewend worden indien er voldoende grassen aanwezig waren. De bloeiende dophei was van belang voor honingbijen.

In o.a. Zwart Water, Liereman, Rovertsche Heide, Neterselse Heide Ronde Put, Reuselse Moeren bleven oppervlaktes natte heide bewaard.

DROGE HEIDE (4030)

Droge heidevegetaties worden gedomineerd door de altijdgroene dwergstruiken van Struikhei. De vegetatie is vaak niet hoger dan 1 meter. Plaatselijk kan boom- of struikopslag aanwezig zijn. Deze half-natuurlijke vegetaties zijn van nature rijk aan mossen en korstmossen, vooral op oudere leeftijd als de heidestruiken openvallen. Grassen zoals Pijpenstrootje, Bochtige smele en Fijn schapengras hebben steeds een gering aandeel in goed ontwikkelde heiden.

Veel voormalige heideterreinen zijn ontgonnen voor landbouw of werden bebost. Relicten zijn dan vaak enkel in de randzones, in dreven of tijdelijke kapvlaktes terug te vinden. De faunawaarden zijn vooral afhankelijk van de aanwezigheid van voldoende afwisseling in vegetatiestructuur, zoals open zand, jonge en oude heide, grazige stukken, solitaire bomen en struwelen. Deze variatie is doorgaans meebepaald door de oppervlakte en het beheer.

De soortenrijkdom is groot met opvallend veel warmteminnende soorten. De levendbarende hagedis is een algemene reptielensoort in dit habitattype. Zeer lokaal komen in de Kempen ook gladde slang en adder voor. Open zandige plekken en paden zijn het leefgebied van bastaard- en groene zandloopkevers, waarvan de larven zich in het zand ingraven. Ook de

54 55 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM

typische, trechtervormige kuiltjes van Mierenleeuwen kunnen langs beschutte randen van zandige paden door de heide worden aangetroffen.

Aspectbepalende droge heideterreinen in Taxandria zijn o.a. te vinden in de Hoogmoerheide, Regte Heide, de Liereman en Cartierheide.

Samen met de natte heide maakt de droge heide een deel uit van het historische landbouwlandschap. Droge heide werd gebruikt als graasgronden en voor de winning van stalstrooisel, wintervoeder, brandstof, honing en andere huishoudelijke toepassingen. De droge heide werd intensief beheerd door middel van branden, kappen en begrazen.

DROOG (6230_HN), SOORTENRIJK (6230_HA) EN NAT (6230_HMO)

HEISCHRAAL GRASLAND

Dit habitattype omvat zowel natte als droge heischrale graslanden en soortenrijke struisgrasvegetaties met heischrale elementen. Het zijn laagblijvende begroeiingen van grasachtige planten in combinatie met merendeels kleinbloemige kruiden. Dwergstruiken zijn aanwezig maar domineren niet.

Enkele kenmerkende soorten van heischraal grasland zijn Borstelgras, Hondsviooltje, Liggend walstro, Tandjesgras, Tormentil en Stijve ogentroost. Droge heischrale graslanden worden gekenmerkt door Brem, Muizenoor, Hondsviooltje, Bleeksporig bosviooltje en Mannetjesereprijs. Meer algemene soorten van droge heischrale graslanden zijn Fijn schapengras, Gewoon biggenkruid, Muizenoor, Zandblauwtje en Schapenzuring. Ook soorten met een meer bosrandkarakter zoals Echte guldenroede en Hengel komen soms voor.

In het Turnhouts Vennengebied (Ravelse Bergen, MD Weelde …) en de Liereman zijn nog grote oppervlaktes heischraal grasland bewaard gebleven en/of in herstel.

SLENKEN EN PLAGPLEKKEN OP VOCHTIGE BODEMS IN DE HEIDE (7150)

Dit habitattype bestaat uit pioniergemeenschappen met Snavelbies op plaatsen met naakt veen zoals plagplekken of periodiek overstroomde zandige oevers van vennen. In tegenstelling tot overgangsveen is de bodem vast en zijn veenmossen veel minder prominent aanwezig. Vaak komt het habitattype slechts over een geringe oppervlakte voor in combinatie met natte heide en vennen. Na enkele jaren evolueren deze begroeiingen doorgaans naar natte heidevegetaties. Aan vennen of in slenken in natte heide kunnen ze langer blijven voortbestaan onder invloed van natuurlijke waterpeilschommelingen.

VOEDSELARME ZWAK GEBUFFERDE VENNEN DIE NIET VAAK

DROOGVALLEN OF PIONIERVEGETATIES VAN VOEDSELARME, ZWAK GEBUFFERDE PERMANENTE WATEREN (3110)

Dit habitattype omvat vennen met laagblijvende pioniervegetaties van voedselarme, zwak gebufferde wateren. Ze wortelen in zandige bodems, in de oeverzone van zowel ondiepe plassen als diepere wateren. Veel groeiplaatsen ontstonden na het terug open maken van oude, verlande vennen. Het zijn soortenarme, open of gesloten, blijvend ondergedoken of kortstondig droogvallende vegetaties, meestal niet hoger dan 10 cm. Ze worden gedomineerd door lage rozetplanten met lijn- of priemvormige bladeren.

Eén van de laatste relictvegetaties van waterlobelia kan aangetroffen worden in het Zwart Water te Turnhout. Waterlobelia is met uitsterven bedreigd in Vlaanderen en is één van de typische soorten voor de heel bijzondere vennen die je hier kan aantreffen. Dankzij het grootschalig herstel van de vennen kon de oorspronkelijke populatie van 10 exemplaren in één ven uitgroeien naar een populatie van meer dan 300 exemplaren verspreid over drie vennen in de centrale vennenzone. De getroffen maatregelen blijken niet altijd duurzaam te zijn.  Een kwantitatieve en vooral kwalitatieve voeding van dit ventype is een permanente zorg. In het Nederlandse deel van Taxandria zijn er meer vindplaatsen, maar ook daar is dit habitattype zeldzaam. Bij deze soort gaat het niet steeds om dezelfde vindplaatsen. De soort verdwijnt op sommige plaatsen, maar er komen ook nieuwe vindplaatsen bij.

Drijvende waterweegbree is geen heel opvallende plant maar wel een heel bijzondere. Doordat deze soort sterk gebonden is aan heel specifieke milieuomstandigheden van voedselarme vennen, komt die ook niet veel meer voor in Europa. Zo is het verspreidingsgebied van de soort in Noord-Brabant sinds 1990 met circa 66 % is afgenomen28. Wanneer het goed gaat met de Drijvende waterweegbree, gaat het goed met het ven.

VOEDSELARME TOT MATIG VOEDSELARME WATEREN MET

DROOGVALLENDE OEVERS OF OEVERKRUIDVEGETATIES (3130)

Dit habitattype is nauw verwant met het vorige habitattype 3110, waarmee het enkele plantensoorten gemeenschappelijk heeft. Er zijn echter subtiele verschillen in de waterkwaliteit, met name een iets sterkere basenverzadiging en een iets grotere nutriëntenbeschikbaarheid (matig voedselarme omstandigheden).

Een duidelijker verschilpunt is dat het water op de standplaats minder diep is, zodat de oeverzone jaarlijks meestal gedurende een langere periode droogvalt en afbraak van organisch materiaal mogelijk is. Dit habitattype heeft bijgevolg een meer uitgesproken amfibisch en oevergebonden karakter. Enkele van onze zeldzaamste soorten libellen komen in dit habitattype voor zoals de Speerwaterjuffer en de Gevlekte witsnuitlibel. In het water planten amfibieën zoals Heikikker, Poelkikker, Knoflookpad en Rugstreeppad zich voort.

In Noord-Brabant zijn in de loop van de twintigste eeuw tweederde van de ruim 1.800 vennen te gronde gegaan. Sinds 1950 is het verspreidingsgebied stabiel. Door herstelmaatregelen is het aantal groeiplaatsen van oeverkruid in vennen flink toegenomen. Dit ventype komt oa voor in het Turnhouts Vennengebied, Liereman, de Ronde Put; maar ook meerdere van de Brabantse Vennen beantwoorden er aan (bijvoorbeeld Zwart ven).

ZURE BRUINGEKLEURDE VENNEN OF DYSTROFE VENNEN (3160)

Dit habitattype omvat permanente tot hooguit kortstondig droogvallende, grotere en kleine, plassen, waarvan het water een karakteristieke bruinkleuring (thee- tot lichte koffiekleur) vertoont door een hoog gehalte aan humusstoffen. Deze humusstoffen worden vrijgesteld uit een veensubstraat en/of aangevoerd uit de omgeving, waarbij een hoge zuurtegraad en/ of een zeer geringe beschikbaarheid van voedingsstoffen verdere mineralisatie beperken.

28 www.natuurkennis.nl/Uploaded_files/Publicaties/4-b-ware-2007.0f5e1f.pdf

56 57 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM

Ten aanzien van dit ventype zijn er veel kennislacunes, maar een aantal vennen in de Liereman en het Gewestbos Ravels beantwoorden aan het type. In de Reuselse Moeren komen dystrofe poelen voor in de vorm van gegraven turfgaten.

Echte watervegetatie ontbreekt vaak of bestaat enkel uit klein blaasjeskruid en waterveenmos. De oevervegetatie wordt bepaald door de aanwezigheid van veenmospakketten waarin soorten zoals snavelbiezen, draad- en slijkzegge, kleinste egelskop en andere soorten van overgangsvenen en natte heide (veenbes, lavendelhei … ) voorkomen.

VOEDSELARME TOT MATIG VOEDSELARME

VERLANDINGSVEGETATIES (7140)

Overgangs- en trilvenen groeperen de actieve verlandingsvegetaties van voedselarme ‘overgangsmilieus’. Er is actieve veenvorming en de vegetatie staat steeds onder invloed van water van enerzijds neerslagwater en anderzijds grond- en/of oppervlaktewater. Met ‘overgangsmilieu’ wordt bedoeld dat de venen zich situeren tussen water- en landgemeenschappen of tussen hoog- en laagveen. De grens tussen overgangsveen en aangrenzende vegetatietypes op natte veengronden is vaak moeilijk te trekken. Mooie ontwikkelde voorbeelden zijn te vinden in de venen van de Liereman, het Goorken, Hooyput, Reusels Moeren en Ronde Put.

REGIONAAL BELANGRIJKE BIOTOPEN

Een onderdeel van de heide zijn de regionaal belangrijke biotopen:

> Gagelstruweel (rbbSm),

> Brem- en gaspeldoornstruwelen (rbbSg),

> Vochtig wilgenstruweel op venige en zure grond (rbbSo).

HEIDEFAUNA

Het heidelandschap is belangrijk voor onder meer de volgende soorten: boomleeuwerik, heikikker, poelkikker, rugstreeppad en de gevlekte witsnuitlibel. Van deze laatste soort zijn in het gebied nog relictpopulaties gekend. Het gentiaanblauwtje is een belangrijke habitattypsesoort voor de vochtige heide. Er is nog een satellietpopulatie aanwezig in het Turnhouts Vennengebied. In het Nederlandse deel is de soort gekend in de Regte Heide, de Neterselse Heide en Cartierheide.

De openheid en rust in het gebied zorgen ervoor dat tal van weidevogels zoals de wulp en de grutto zich hier thuis voelen. In het Turnhouts Vennengebied leeft de op een na grootste populatie grutto’s in Vlaanderen en broedt de wulp op de heide en omliggende weilanden tussen het Zwart Water en de Hoogmoerheide29. De Brakeleer is ook een gekende hotspot. Aan de Nederlandse kant van de grens zet Brabants Landschap fors in op vrijwillige akkeren weidevogelbescherming. Daarnaast is Brabants Landschap ook projectpartner in het lopende LIFE Nardus Limosa30 waar grensoverschrijdend gewerkt wordt rond herstel en kwaliteitsverbetering van leefgebied voor weidevogels. Brabants Landschap doet dat in de Regte Heide, Riels Laag en Rovert.

29 www.natuurpunt.be/natuurgebied/turnhouts-vennengebied

www.brabantslandschap.nl/natuurbeheer/life-nardus-en-limosa/

De afwisseling tussen natte en droge delen van de biotoop zorgt voor een enorme diversiteit aan zeldzame fauna en flora: o.a. witte waterranonkel, veenbies, witte en bruine snavelbies, gagel, ronde zonnedauw, klokjesgentiaan, hazelworm, gladde slang, nachtzwaluw, wulp, roodborsttapuit, boompieper, enz.

De resterende vennen en heide zijn een paradijs voor insecten en amfibieën. Hier vliegen zeldzame schoonheden zoals heideblauwtje, bruine winterjuffer en grijze zandbij. Bij het water vind je de gewone pad en verschillende salamander- en kikkersoorten. De graslanden en heide herbergen ook bijzondere planten, zoals de kleine zonnedauw, moeraswolfsklauw, heidekartelblad en gevlekte orchis. De afwisseling tussen bos en open terrein zorgt ook voor een gevarieerde vogelfauna, met soorten als bosuil, wespendief, havik, nachtzwaluw en geelgors.31

Dit type biotoop is al eeuwenlang een belangrijke thuis voor soorten als o.a. wulp, nachtzwaluw, boomleeuwerik, rugstreeppad, heikikker, heideblauwtje, gagel, dop- en struikhei, beenbreek, klokjesgentiaan en kleine en ronde zonnedauw.

31 www.natuurenbos.be/sites/default/files/folder_gewestbos_ravels_hr.pdf

58 59 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM
Figuur: grutto Figuur: klokjesgentiaan Figuur: moeraswolfsklauw Figuur: heideblauwtje Figuur: nachtzwaluw Figuur: heikikker
30

De boomleeuwerik is een vogel die vooral van een heidelandschap houdt waar ook nog bomen aanwezig zijn. In dit structuurrijke landschap vindt deze heidebewoner haar stekje.

De nachtzwaluw is dankzij diverse natuurherstelprojecten teruggekeerd in het gebied. Deze vogel is vooral bij avondschemering en nacht actief. Hierbij vliegt hij met opengesperde bek over het heidelandschap om insecten in de vlucht te vangen. Je kan hem vooral aantreffen in een afwisselend landschap van heide, vennen en bosranden en zelfs op open zandige plekken. De nachtzwaluw broedt op de grond wat hem kwetsbaar maakt. In de winter trekt hij naar Afrika. Bij schemering kan je hem goed observeren32

VAN VERDWENEN, MAAR NIET VERGETEN VOGELS

De Liereman in Oud-Turnhout was wijd en zijd bekend voor z’n baltsende korhoenen. De Kempense benaming als Lieremannen, ontleent aan de liervormige staart, maakte dat er een bijzondere, haast bevoorrechte, relatie was tussen deze bijzondere hoen en het natuurgebied.

Voor de Tweede Wereldoorlog kwam het korhoen in de regio in bijna alle grotere heideterreinen, venen en kleinschalig landbouwland voor. De soort stierf door verlies aan geschikt leefgebied in 1997 in Vlaanderen uit. Vooral het verdwijnen van de overgang van de heiden over heischrale graslanden naar extensief beheerd kleinschalig cultuurland maakte dat de soort verdween. Het grootste probleem voor het korhoen was daarnaast overmatige stikstofdepositie. De te sterke intensivering van de landbouw reduceerde de voedselbeschikbaarheid voor de jongen in de zomer tot nul.

De soort kwam op de grens van Arendonk en Ravels, in Kruisberg, grenzend aan de Turnhoutsche Heide (NL), in 1993 voor het laatst tot broeden. De soort stierf in Noord-Brabant lokaal uit in 1996.

In 2009 en 2010 werden, onder wetenschappelijke begeleiding, door het Brabants Landschap Korhoenders in de Regte Heide geïntroduceerd. Het herintroductieproject werd in 2011 stopgezet omwille van tegenvallende resultaten.

Een terugkeer in Taxandria blijft evenwel mogelijk. Oorspronkelijk genetisch materiaal van de Lieremanpopulatie is nog aanwezig bij een kweekpopulatie van in gevangenschap gefokte exemplaren. Andere kritische soorten van de zandgronden met gelijkaardig leefgebied zouden sowieso baat hebben bij de herstelmaatregelen om deze ambassadeursoort terug te kunnen brengen.

Lees hier het interview met Achilles Cools naar aanleiding van zijn nieuwste boek ‘De Liereman’: www.vogelbescherming.nl/actueel/bericht/korhoen-in-de-hoofdrol

60 61 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM
Figuur: schilderij Achilles Cools Figuur: rugstreeppad Figuur: ronde zonnedauw Figuur: boomleeuwerik
32
LIFE
Figuur: hazelworm Figuur: roodborsttapuit Figuur: witte waterranonkel
Rapport
Turnhouts vennengebied

3.3.2 Het moeraslandschap

Dit omvat de oude ontginningsplassen, poelen en moerassen die typisch zijn voor het gebied. De moerashabitats komen vaak voor in mozaïek met alluviaal bos en of regionaal belangrijke biotopen (rbb’s). De waterrijke gebieden zijn belangrijk als broed- rust- en foerageergebied voor water- en moerasvogels. De volgende habitats, habitat typische soorten en regionaal belangrijke biotopen zijn van belang in het moeraslandschap.

VAN NATURE EUTROFE PLASSEN OF VOEDSELRIJKE, GEBUFFERDE WATEREN MET RIJKE WATERPLANTVEGETATIE (3150)

Dit habitattype komt voor in ondiepe tot vrij diepe, stilstaande tot zeer zwak stromende, wateren op voedselrijke bodem, zoals meren, plassen, vijvers en afgesneden meanders. Het water is van nature rijk aan voedingsstoffen door chemische uitwisseling met de bodem. In tegenstelling tot hypertrofe (extreem voedselrijke) wateren is fosfaat meestal limiterend en het water is helder zonder periodieke algenbloei. Het vegetatietype en de bijhorende faunagemeenschap kunnen ook voorkomen in sloten, vaarten of brede watergangen met goede waterkwaliteit.

Veel van de voormalige ontginningsplassen in het Geleeg (kleiputtengebied tussen Ravels, Turnhout en Oud-Turnhout) evolueerden naar dit habitattype. In het Riels Laag en Kempenland-West, de N2000-gebieden aan de Nederlandse kant komt het habitat niet voor als doel.

LAAGLANDBEEK (3260)

Dit habitattype bestaat uit ondiepe, zowel relatief snel als traag stromende, rivieren en beken met helder water en een goed ontwikkelde waterplantenvegetatie. De samenstelling van de vegetatie kan sterk variëren naargelang voedselrijkdom, (variatie in) stroomsnelheid, waterdiepte en bodemsubstraat. Ook de mate van beschaduwing speelt, vooral bij smallere waterlopen, een rol.

Sommige waterlopen kunnen ‘s zomers gedeeltelijk droogvallen. Kenmerkend zijn ondergedoken of drijvende waterranonkelvegetaties (vooral Vlottende en Grote waterranonkel), naast andere waterplanten zoals diverse soorten sterrenkrozen en fonteinkruiden.

Traag stromende waterlopen met goede habitatkwaliteit zijn grotendeels beperkt tot bovenlopen, waar de beek nog een vrij natuurlijk karakter heeft behouden. We treffen dit type beekhabitat aan in de bovenlopen van de Kleine Nete en andere bovenlopen van beken die ontspringen op het Kempens Plateau, waaronder de Beerze en Reusel. Een zeer uitgesproken voorbeeld met dit habitat is het grensvormende Merkske (evenwel geen N2000).

KALKMOERAS (ALKALISCH LAAGVEEN) (7230)

Dit zijn laagvenen waar de vegetatie in contact staat met min of meer alkalisch grond- of oppervlaktewater. Door de aanwezigheid van vrije kalk, worden ze ook wel kalkmoerassen genoemd. Goed ontwikkeld kalkmoeras is zeer soortenrijk met soorten als Moeraswespenorchis en Grote muggenorchis.

Dit habitattype is slechts “marginaal aanwezig” in Vlaanderen. In de Kempen liggen enkele sites met een constante, kalkrijke kwel vanuit de Kempense kanalen zoals zoals het Goorken in Arendonk.

ALKALISCH LAAGVEEN OP DRIJFTILLEN (7140_BASE) EN MESOTROOF

OVERGANGS- EN TRILVEEN (7140_MESO) (7140_OLI)

Overgangs- en trilvenen groeperen de actieve verlandingsvegetaties van voedselarme ‘overgangsmilieus’. Er is actieve veenvorming en de vegetatie staat steeds onder invloed van water van enerzijds neerslagwater en anderzijds grond- en/of oppervlaktewater.

62 63 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM
Figuur: moerashabitats

Met ‘overgangsmilieu’ wordt bedoeld dat de venen zich situeren tussen water- en landgemeenschappen of tussen hoog- en laagveen. De grens tussen overgangsveen en aangrenzende vegetatietypes op natte veengronden is vaak moeilijk te trekken.

BLAUWGRASLANDEN OF BEEKBEGELEIDE GRASLANDEN (6410)

Dit habitattype omvat Glanshavergraslanden en Grote vossenstaartgraslanden. Glanshavergraslanden komen voor op vochtige tot frisse bodems. Grote vossenstaartgraslanden vinden we terug op bodems die regelmatig in de winter overstromen. Goed ontwikkelde voorbeelden van beide types zijn zeldzaam geworden in Vlaanderen.

Typische soorten van het Glanshavergrasland zijn Groot streepzaad, Glad walstro en Beemdkroon. Grote vossenstaartgraslanden zijn vaak wat minder bloemenrijk, een typische soort van dit graslandtype is Weidekervel-torkruid. Ook de mooie Grote pimpernel komt voor in Vossenstaartgraslanden, maar deze kan je ook vinden in Glanshaverhooilanden. Dit habitat is terug te vinden langs de Mark (benedenstrooms) en het Merkske, maar zijn evenzeer door de provincie Noord-Brabant als doel gesteld in bijvoorbeeld het natuurgebiedsplan ‘Beerze-Reusel’.

GRASLANDEN OP MATIG VOEDSELRIJKE BODEM OF LAAGGELEGEN

SCHRAALLAND (6510)

Dit habitattype omvat Glanshavergraslanden en Grote vossenstaartgraslanden. Glanshavergraslanden komen voor op vochtige tot frisse bodems, Grote vossenstaartgraslanden vinden we terug op bodems die regelmatig in de winter overstromen. Goed ontwikkelde voorbeelden van beide types zijn zeldzaam geworden in Vlaanderen.

Typische soorten van het Glanshavergrasland zijn Groot streepzaad, Glad walstro en Beemdkroon. Grote vossenstaartgraslanden zijn vaak wat minder bloemenrijk, een typische soort van dit graslandtype is Weidekervel-torkruid. Ook de mooie Grote pimpernel komt voor in Vossenstaartgraslanden, maar deze kan je ook vinden in Glanshaverhooilanden. Graslanden met Grote pimpernel komen alleen nog voor in de vloeiweiden van Lommel.

ALLUVIAAL BOS OF VALLEIBOSSEN, ELZENBROEKBOSSEN EN ZACHTHOUTOOIBOSSEN

(91E0)

Dit habitattype omvat Elzen-Essenbossen, Elzenbroekbossen en Wilgenbossen, die vooral voorkomen op alluviale bodems langs rivieren en beken zoals bijvoorbeeld de Aa, de Beerze, de Reusel, het Merkske, e.a. en in moerassige depressies zoals bijvoorbeeld de Liereman, de Reuselse Moeren, Goorken, e.a.

Diverse subtypes, die elkaar soms overlappen, die we onderscheiden zijn:

> bronbossen

> beekbegeleidende bossen

> elzenbroekbossen

Het elzenbroekbos kent zelf nog drie subtypes o.b.v. de trofiegraad: ruigte-Elzenbos, mesotroof broekbos en het oligotroof broekbos.

De bodem van de drie habitattypen is profielloos, tijdelijk vochtig tot permanent zeer nat. Verder is de bodem basisch tot zuur, meestal als gevolg van de samenstelling van het grondwater. De habitattypes zijn sterk grondwatergebonden.

Natte bossen werden historisch eerder beheerd als hakhout dan als middelhout of hooghout.

MOERASFAUNA

Het moeraslandschap is van essentieel belang voor de grote modderkruiper. Het voorkomen van grote modderkruiper is beperkt tot de Wamp en aanpalende wateren in het Goorken. Mogelijk komt de soort bovenstrooms voor op Nederlands grondgebied in de Vaartloop of andere beken die de Wamp voeden. De Kleine modderkruiper kent een brede verspreiding in het grensgebied. Zo is ze bekend vanuit de Rode Loop (behorend tot het deelbekken van de Wamp), de Wamp zélf en nog andere bovenlopen van de Kleine Nete. Maar komt de soort ook voor in de laaglandbeken Reusel, Groote Beerze en Kleine Beerze in het aangrenzende Noord-Brabant.

Al van in het vroege voorjaar, wanneer de voorjaarsbloeiers bloeien, is een bezoek aan het gebied de moeite waard. De bossen en graslanden staan dan vol met de gele en witte bloemen van speenkruid, slanke sleutelbloem, dotterbloem en bosanemoon. Wie verder kijkt, ziet de meer onopvallende groene bloempjes van het muskuskruid. Iets later in het voorjaar, vanaf april, bloeien de pinksterbloemen. Dan krijgen de vochtige graslanden een witte tint. Pinksterbloemen zijn noodzakelijk voor het mooie oranjetipje. Dat vlindertje gebruikt pinksterbloem als waardplant, wat wil zeggen dat de rupsen van de planten leven.

Vanaf het voorjaar zitten de poelen vol met verschillende amfibieënsoorten. Vroeg in het jaar zijn de bruine kikker en de gewone pad al present. Die soorten worden afgelost door verschillende salamanders, waaronder de bedreigde kamsalamander. De bastaardkikker laat zich vanaf mei vooral ‘s avonds horen. Hopelijk worden de bastaardkikkers over enkele jaren aangevuld met de prachtige boomkikker maar het herintroductieprogramma in het Merkske is méér dan succesvol.

In het voorjaar zitten de bossen en struwelen ook vol met vogels. Een vroege vogelwandeling in mei levert gegarandeerd verschillende nachtegalen op. Ook de wielewaal, de zomertortel, de geelgors en de zwarte specht hebben een thuis in het gebied. Vanaf het late voorjaar vliegen er prachtige juffers boven het ‘t Merkske: weidebeekjuffers en bosbeekjuffers. De mannetjes van die soorten hebben een prachtig, blauwglanzend lichaam met blauw in de vleugel. In de winter zoeken goudvinken en mezen naar eten in de bossen en houtkanten. Ganzen vliegen over en weer tussen hun slaapplaats en voedselgebied, elders in het ‘t Merkske33.

33 www.natuurpunt.be/natuurgebied/vallei-van-het-merkske#edit-replace-wrapper

64 65 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM

3.3.3 Droge bossen

Veel van de bossen binnen Taxandria zijn het gevolg van ontginningen van de historische heide en worden gekenmerkt door homogene bestanden. Naald en gemengd bos domineren momenteel nog.

Er zijn weinig oude bossen binnen het gebied. De oude bosrestanten zijn te herleiden tot het Grotenhoutbos, Het Groot bos bij in Postel en kleine bosfragmenten die her en der voorkwamen. Binnen deze oude bossen overheerst de adelaarsvaren als onderbegroeiing. Ook het pijpenstrootje als grassoort komt hier massaal voor en de ‘blauwe’ bosbes vormt her en der dikke kussens in het bos.

Door de grote ontginningsgolven van de 19de eeuw werden immense oppervlaktes heide omgevormd tot naaldbossen. In deze uitheemse bossen is weinig tot geen onderbroeiing aanwezig van enige botanische waarde. De typische productiebossen worden gevormd door de naaldboomsoorten als Douglas, Grove den, Corsicaanse den en lariks. Naast de naaldbomen zijn de belangrijkste loofboomsoorten de inlandse eik, Amerikaanse eik, berk en beuk.

66 67 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM
Figuur: boshabitats Figuur: kamsalamander Figuur: weidebeekjuffer Figuur: pinksterbloem

EIKEN-BEUKENBOSSEN OP ZURE BODEMS (9120)

In Vlaanderen zullen oude zuurminnende Eiken-Berkenbossen meestal evolueren naar Eiken-Beukenbossen. Het is een successie-stadium naar de climaxvegatie zijnde de Eiken-Beukenbossen. Enkel door het verwijderen van de strooisellaag en het weren van schaduwboomsoorten zoals de beuk kan je het type in stand houden. Op zeer voedselarme zandgronden in de Kempen gaat de successie naar het Eiken-Beukenbos zeer traag. Op deze gronden kan het Oude Eiken-Berkenbos zonder beheer blijven bestaan.

Dit bostype is zeldzaam in de Kempen. Als het van nature al voorkomt is het eerder soortenarm, wegens gebonden aan pH-neutrale bodems met een goed verteerde humuslaag.

ESSEN-EIKENBOSSEN ZONDER WILDE HYACINT (9160)

Dit habitattype bevat in Vlaanderen twee bostypes. Een type op vrij zure voedselarme leembodem met zuurtolerante voorjaarsflora als Bosanemoon, Grote muur en Gele dovenetel en een type op minder zure iets voedselrijke bodem met soorten als Bosbingelkruid, Slanke sleutelbloem, Eenbes en Daslook. Deze bossen komen voor op valleibodems, depressies en zones grenzend aan rivier- en beekbegeleidende bossen, maar ook hellingbossen en plateaubossen met bodems met een hangwatertafel.

OUDE EIKEN-BERKENBOSSEN OP ZEER VOEDSELARM ZAND (9190)

Dit habitattype omvat de zuurminnende Eiken-Berkenbossen op zeer voedselarme zandgronden met Zomereik, Ruwe en Zachte berk, vaak gemengd met Wilde lijsterbes en Ratelpopulier. In mindere mate komen ook Wintereik en Beuk voor. De struiklaag is zwak ontwikkeld en bevat Sporkehout en berk en verder ook sporadisch Wilde lijsterbes. De kruidlaag is arm en bestaat vooral uit Bochtige smele, Blauwe bosbes, Struikhei en andere grassen en kruiden van zure bodems. Dit habitattype is o.a. zeer belangrijk voor de vogelrichtlijnsoorten Middelste bonte en Zwarte specht en Wespendief en verder ook voor een groot aantal vogels van structuurrijke loofbossen (o.a. Fluiter, Bonte vliegenvanger, Boomklever, Boomkruiper, Appelvink, Bosuil).

Goed ontwikkelde oud-bos-sites van dit type zijn “uiterst zeldzaam” en hebben actueel slechts een oppervlakte van enkele honderden ha. We treffen ze op de armste bodems in de Kempen (bv. armste delen Grotenhout te Lille en Zoerselbos). Goed ontwikkelde eikenberkenbossen van een zekere oppervlakte zijn schaars in Taxandria.

VALLEIBOSSEN, ELZENBROEKBOSSEN EN ZACHTHOUTOOIBOSSEN (91E0)

Dit habitattype omvat elzen-essenbossen, elzenbroekbossen en wilgenbossen, die vooral voorkomen op alluviale bodems langs rivieren en beken en in moerassige depressies. Diverse subtypes, die elkaar soms overlappen, kunnen worden onderscheiden: bronbossen, beekbegeleidende bossen - elzenbroekbossen met drie subtypes o.b.v. de eutrofiegraad: Ruigte-Elzenbos, Mesotroof broekbos en het oligotroof broekbos.

BOSFAUNA

De komende jaren worden de prominent aanwezige naaldbossen stelselmatig omgevormd tot inheemse loofbossen, die goed gebufferd zijn en een duurzame populatie van typische bossoorten kunnen bewerkstelligen, denkende aan vogelsoorten als zwarte specht, wespendief, nachtzwaluw en boomleeuwerik. Maar ook voor de soortgroep vleermuizen met een zomer- of winterverblijfplaatsen in het bos: franjestaart, Rosse vleermuis, Ruige en gewone dwergvleermuis, gewone baardvleermuis, Brandts vleermuis, gewone grootoorvleermuis, grijze grootoorvleermuis en laatvlieger. Oude gebouwen (ook militaire infrastructuur) in bos zoals de voormalige munitieopslag ‘Kwartier Arendonk’ of de munitiedepots in Baarle-Nassau (ondertussen afgebroken) zijn daarbij prima winterobject voor vleermuizen34

Niet-verharde bosdreven dienen als woonplaats voor vele grondgebonde insecten maar ook aan plantensoorten als grondster, duizendguldenkruid, tandjesgras en mannetjesereprijs. Ook de nachtzwaluw, geelgors, heikikker en levendbarende hagedis vinden in de Kempense bossen een geschikt habitat. Door de afwisseling van verschillende landschappen vinden ook grotere zoogdieren zoals ree, steenmarter, vos, bunzing, hermelijn, konijn en haas een aantrekkelijk leefgebied in Taxandria.

Deze omvorming tot loofbossen moet het gebied doen uitgroeien als een geschikt habitat voor de gladde slang. Om de populaties in Vlaanderen en Nederland meer kansen te geven tot vermenging werd het ecoduct Kempengrens opgericht dat de dieren letterlijk een veilige oversteek kan garanderen over de E34.

68 69 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM
Figuur: franjestraart Figuur: bosuil Figuur: zwarte specht
34 natuurbeleven.com/post/2016/01/09/hoge-vijvers-en-turnhoutse-heide

INVENTARISATIE BOSAREAAL

Onderstaande kaart geeft het huidige bosareaal weer. Het betreft hier zowel loofbos als naaldbos alsook andere houtige vegetaties. Zoals te zien op de kaart, zijn er aan beide zijdes van de grens diverse grote grensoverschrijdende boscomplexen.

3.4 Ecologische verbindingen

3.4.1 Ecoduct Kempengrens35

Om versnippering van de leefgebieden van dieren tegen te gaan, zet de Vlaamse overheid in op een onderbouwd meerjarenprogramma: het Vlaams Actieprogramma Ecologische Ontsnippering36 (VAPEO).  Het VAPEO geeft in de periode 2019-2024 uitvoering aan 15 prioritaire knelpunten, of het werkt aan de verdere onderbouwing van complexe projecten. In het kader van het lopende programma VAPEO deel 1 – wegen worden de E34/A67 (Antwerpen-Eindhoven) en de E313 (Antwerpen-Luik) lokaal ontsnipperd, evenwel buiten het gebied van Taxandria. Een VAPEO deel 2 - waterwegen en VAPEO deel 3 – wegen voor de volgende legislatuur zijn in voorbereiding.

De Nederlandse Rijksoverheid had via haar Meerjarenprogramma Ontsnippering (MJPO)37 een gelijkaardige aanpak.

In 2018 werd het MJPO afgerond, maar bij de aanleg van nieuwe infrastructuur zal ontsnippering altijd op de agenda staan, geborgd door de Wet natuurbescherming.

Noord-Brabant heeft in 2019 onderzoek38 verricht ifv het in beeld brengen van de actuele ontsnipperingsopgave voor rijk, provincie en gemeenten in de provincie. En voorzien in een subsidie39 voor het aanleggen of aanpassen van faunavoorzieningen bij gemeentewegen zodat dieren makkelijker over kunnen steken. In het provinciedekkende onderzoek zijn 1.064 unieke locaties (!) geïdentificeerd die een knelpunt vormen voor één of meerdere doelsoorten, waaronder ook een aantal in Taxandria.

Vanuit andere sectoren wordt de grensregio beschouwd als een logistiek kansrijke regio40 Door de aanleg van infrastructuur zijn de natuur- en boscomplexen in de grensregio versnipperd geraakt en zijn de leefgebieden van veel diersoorten verkleind. Ontsnippering is daarom een blijvend aandachtspunt.

Op basis van de ontsnipperingsstudie voor de E3441 was al langer duidelijk dat de bossen tussen Mol-Postel en Arendonk een prioritair te ontsnipperen gebied is. In de uitgestrekte bossen tussen het kanaal Bochelt-Herentals ten zuiden en Arendonk – Reusel (NL)Bladel (NL) ten noorden, komen verschillende primaire en secundaire richtsoorten voor waaronder een uitzonderlijke en erg verkeersgevoelige soort als de Das. De grootschaligheid van het gebied en het ruimtelijk enigszins ongeschonden karakter biedt uitzonderlijke mogelijkheden voor toekomstige natuur- en landschapsontwikkelingen (waaronder een

35 www.natuurpunt.be/nieuws/ecoduct-kempengrens-verbindt-vlaanderen-en-nederland-voordieren-20170601

36 www.vlaanderen.be/ontsnippering

37 ontsnippering.nl/

38 www.brabant.nl/-/media/afa869ef1b6e4e85a92c001061c4afbf.pdf

39 www.brabant.nl/applicaties/producten/natuur__aanleg_faunavoorzieningen_gemeentewegen_ subsidie_12447

40 www.provincieantwerpen.be/aanbod/drem/dienst-mobiliteit/mobiliteitsplanning/mobiliteitsstudies/ noorderkempen.html

41 Opstellen van ontsnipperingsvoorstellen voor de E34 en de E313 op het grondgebied van de provincie Antwerpen, Resource Analysis en Econnection

70 71 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM
Figuur: weergave van het huidige bosareaal

nationaal park). Het gebied werd eerder al ingeschat (Groot Bruinderink et al., 2000) als potentieel grensoverschrijdend leefgebied voor grote hoefdieren als edelhert en wild zwijn dat aansluit op het gebied van de Nederlandse Boswachterij de Kempen en de Cartierheide. In combinatie met twee relatief nabij gelegen Nederlandse gebieden, die respectievelijk aansluiten op de Beverbeekse heide en de Haarterheide rond Hamont-Achel enerzijds en het hele grensoverschrijdende natuurcomplex bij de Gewestbossen van Ravels vormt het één aaneengesloten blok van ongeveer 40.000 ha.

Waarbij er ook voldoende ruimte lijkt voor de wolf. In september 2020 heeft zich ten zuiden van Eindhoven een wolf gevestigd in de Groote Heide42. De laatste jaren zijn er steeds vaker zwervende wolven in Noord-Brabant en dan vooral in de grensregio’s. Uit een modelstudie blijkt dat er genoeg geschikt leefgebied is voor mogelijk vijftig wolven in Nederland43 Waarbij de draagkracht van het gebied voor wolven aan de Nederlandse zijde (waaronder oa in Noord-Brabant en Limburg) voor wolven gevoelig zou stijgen als er wordt doorgepakt op ontsnippering via ecoducten. In Vlaanderen is er minder beschikbare natuur waardoor er ruimte is voor slechts twee tot drie roedels44. Wanneer de natuur zich in deze gebieden herstelt en verbonden wordt zou er echter meer ruimte vrijkomen voor wolven. Belangrijk is dat wilde diersoorten zoals reeën en everzwijnen in groten getale aanwezig zijn.

De autosnelweg E34/A67 vormt hierin één van de belangrijkste storende factoren, vermits het de ruimtelijke eenheid van dit potentieel aaneengesloten blok doorsnijdt. Vertrekkende vanuit deze enorme potentie en het reeds bestaande belang van het gebied voor hoefdiersoorten als ree en wild zwijn werden in de jaren 2000 al grootschalige ontsnipperingsmaatregelen voorgesteld die voorzien in de aanleg van meerdere eco(via) ducten in combinatie met kleinschaligere voorzieningen die in een fijnmazig net van oversteekmogelijkheden bieden.

Naar ontsnippering toe wordt het gebied tussen de rijksgrens en Arendonk voor de E34 prioritair gesteld omdat het lokaal belang ruim wordt overstegen en het gebied een grensoverschrijdende functie vervult. Het gebied van de ‘Beerze-Reusel’ en ‘Markdal’ aan Nederlandse zijde was ook al eerder prioritair bevonden i.k.v. ontsnippering45. Op basis van de knelpuntenkaart ontsnippering Noord-Brabant46 springen vooral de pijnpunten langs de A67/E34 en andere doorgaande wegen in het grensgebied er fors uit.

42 Als dezelfde wolf een half jaar in een gebied zit, spreken we van een gevestigde wolf. De provincie (in dit geval Noord-Brabant) wijst zo’n gebied dan als leefgebied aan

43 edepot.wur.nl/287291#:~:text=De%20wolf%20nadert%20Nederland.,is%20voor%20mogelijk%20 vijftig%20wolven.

44 Een roedel bestaat meestal uit een alfa-paar (het belangrijkste mannetje en vrouwtje) en hun jongen

45 www.commissiemer.nl/docs/mer/p12/p1205/1205-024ontsnippering.pdf

46 noord-brabant.maps.arcgis.com/apps/webappviewer/index. html?id=0a606ae1d95e431abdb8dc966930e268

Iets verder van de snelweg E34/A67 (ook gekend als de A21) zijn er ook nog knelpunten langs de Vlaamse gewestwegen. Hierbij werden volgende gewestwegen al eerder in beeld gebracht, vooreerst waar deze habitatrichtlijngebied (N2000-gebied) doorsnijden47,48

> N12 Turnhout - Goirle

> N118 Geel – Weelde

> N119 Turnhout – Baarle-Hertog

47 natura2000.vlaanderen.be/gebied/turnhouts-vennengebied

48 natura2000.vlaanderen.be/gebied/kleine-nete

72 73 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM
Figuur: knelpunten en barrièrekaart

> N123 Herentals met de Nederlandse grens bij Postel49

> N132 Merksplas – Weelde

> N136 Balen - Postel

Vereiste maatregelen zijn nodig voor relevante soorten en soortengroepen van het heide-, moeras- en boslandschap, waarvan het leefgebied wordt doorsneden; gaande van amfibieën (heikikker, kamsalamander, poelkikker), reptielen (gladde slang) over libellen (gevlekte witsnuitlibel,..) en vlinders (heivlinder, bruine eikenpage …) vleermuizen spec. tot vogels. Binnen het boslandschap zijn bijkomend maatregelen nodig voor grote zoogdieren.

74 75 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM
Figuur: ontsnipperingszones langsheen gewestwegen in vogel- en habitatrichtlijngebied obv de N2000-doelen (ANB).
49 De
weg loopt in Nederland zonder wegnummer verder door naar Eersel

3.4.2 Terreinrealisaties

Met het realiseren van verschillende faunavoorzieningen zijn een aantal grensoverschrijdende natuurcomplexen alvast weer met elkaar verbonden. Hieronder worden de meest in het oog springende faunavoorzieningen in Taxandria toegelicht.

Dat zijn de faunavoorzieningen die ook voor recreanten en bewoners het meest visibel zijn, bijvoorbeeld onder de vorm van ecoducten. De minder opvallende, zoals ecotunnels met een begeleidend raster, worden niet besproken.

ECODUCT KEMPENGRENS

In het najaar van 2014 werd het ecoduct Kempengrens50 voltooid. Deze natuurbrug, de vierde voor Vlaanderen, overspant de snelweg E34-A67 (Antwerpen – Eindhoven) ter hoogte van de grens België – Nederland, in Postel (Mol). Intussen maakten 24 soorten zoogdieren, 6 soorten amfibieën en heel wat ongewervelden gebruik van het ecoduct. Dat blijkt uit onderzoek door Natuurpunt in opdracht van het Departement Omgeving. De belangrijkste doelsoort van het ecoduct Kempengrens is evenwel de gladde slang.

Het ecoduct Kempengrens, een gezamenlijk initiatief van de Vlaamse Overheid en de provincie Noord-Brabant, is een indrukwekkend bouwwerk. Het is 53m breed op het smalste deel. Van daar waaiert het paraboolvormig uit tot een breedte van 67m.

De totale overspanning bedraagt 55m. Een omvangrijke takkenwal en verspreid liggende boomstronken zorgen voor beschutting voor dieren. Een vleermuiskelder en amfibieënpoelen werden aangelegd in de aanlooptaluds van het ecoduct en er loopt een geleidend wildraster langs de E34 van het op- en afrittencomplex 26 (Retie) in Vlaanderen tot de kruising met de N284 in Nederland (32 km raster; 16 km aan elke zijde van de snelweg).

In 2012, twee jaar vóór de aanleg van het ecoduct Kempengrens, werd een uitgebreide ‘nulsituatie’ opgemeten: welke dieren komen in de omgeving voor. In 2016, het tweede jaar na aanleg van het ecoduct, vond een monitoringsonderzoek plaats, om na te gaan welke dieren gebruik maken van de natuurbrug en om opnieuw te evalueren welke dieren in de omgeving voorkomen. Daaruit bleek dat het ecoduct goed functioneert.

Zo zijn er 8 soorten vleermuizen en 16 andere wilde zoogdiersoorten op het ecoduct vastgesteld. Drie soorten zoogdieren werden enkel in de omgeving geregistreerd en (nog) niet op het ecoduct. Eén daarvan is de boommarter: van deze zeldzame marter was nog niet bekend dat die in de regio voorkwam. Drie andere soorten marters, met name hermelijn, bunzing en steenmarter, zijn wél al op het ecoduct waargenomen. Het ecoduct wordt dus gebruikt door marterachtigen, een groep die zeer gevoelig is voor versnippering van hun leefgebied door ons wegennet en waarvan meerdere soorten (bunzing, hermelijn) sterk afgenomen zijn in Vlaanderen gedurende het voorbije decennium. Ook het ree passeert geregeld over het ecoduct.

Meldenswaardig zijn ook de talrijke waarnemingen van levendbarende hagedis in de aangelegde takkenwallen op de taluds van het ecoduct. Al in het tweede jaar na aanleg is het ecoduct al gekoloniseerd door deze soort, terwijl het bij de ecoducten De Warande en Kikbeek duurde tot het zevende jaar na aanleg. Ondertussen is ook gladde slang vastgesteld op het ecoduct (2022). In 2016 (T2-monitoring) was de soort vastgesteld op minder dan 1km van het ecoduct.

Er zijn 6 soorten amfibieën waargenomen op het ecoduct en aan de voet ervan. Het gaat om de 5 in Vlaanderen meest algemene soorten: kleine watersalamander, alpenwatersalamander, gewone pad, bruine kikker en bastaardkikker. Maar daarnaast vonden we in 2016 een populatie vinpootsalamander, een soort die doorgaans te vinden is op voedselarme terreinen. De poelen aan de zuidzijde van het ecoduct zijn cruciaal voor het aantrekken van deze amfibieën.

Naast al deze gewervelde dieren, is een ecoduct ook erg belangrijk voor veel ongewervelde dieren. Het onderzoek van Natuurpunt is vooral gericht op kort gevleugelde, weinig mobiele soorten zoals bepaalde sprinkhanen en loopkevers.

Het feit dat het ecoduct in Postel zeer doordacht is aangelegd, met tal van elementen die de passage van dieren bevorderen, is een belangrijke verklarende factor voor het succes. De combinatie van takkenwallen, poelen en een voedselarme afdeklaag (het feit dat de bovenste laag van grond waarmee het ecoduct is afgewerkt, bestaat uit voedselarm zand en niet uit humusrijke ‘zwarte grond’) biedt kansen aan typische vegetaties om zich te ontwikkelen. En wellicht het allerbelangrijkste: er werd gewerkt aan goede verbindingen met natuurgebieden in de omgeving. Zo’n robuust netwerk maakt in de toekomst ruimte voor robuuste en sterke populaties.

76 77 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM
Figuur: ecoduct Kempengrens in 2014 (©Jacob Vandenborne) 50 www.natuurpunt.be/nieuws/ecoduct-kempengrens-verbindt-vlaanderen-en-nederland-voordieren-20170601

3.4.3 Eco-recreaduct De Pals

Duidelijk is dat de A67 (A21), die Eindhoven met Antwerpen verbindt, een barrière vormt in het landschap. En dat de snelweg hierbij transversaal ook een barrière vormt voor de mens. Door de zeer beperkte wandelverbindingen over de A67 (A21) in de Boswachterij Kempen zijn de bestaande kruisingen van groot belang om verdere fragmentatie van (het recreatieve netwerk in) het gebied te voorkomen. Recreanten over het ecoduct Kempengrens sturen is immers géén optie.

Met de omgevormde viaduct de Pals werden nog twee aanvullende faunavoorzieningen in de ecologische verbindingszone De Beerze gerealiseerd: twee duikers die het Dalems Stroompje en de Goorloop onder de A67 door leiden werden geschikt gemaakt voor amfibieën en kleine zoogdieren.

Parallel met de ingebruikname van het ecoduct in 2014 werd het viaduct van de Pals bij Hapert omgevormd tot een eco-recreaduct51. De voetgangersstroken op het voormalige viaduct werden met stobbenrillen en schermen (die afspringen van zoogdieren moeten verhinderen) tot faunapassage omgevormd. Het viaduct is ondanks zijn beperkte breedte een waardevolle toevoeging voor de passeerbaarheid van de A67 voor recreanten én fauna. De faunapassages zijn prima geschikt om gladde slang, belangrijkste doelsoort voor deze brug, over de snelweg te krijgen.

Recreatief medegebruik op een ecoduct moet trouwens altijd een weloverwogen keuze zijn. Uit Nederlands onderzoek (Alterra-rapport 2007 – Recreatief medegebruik van ecoducten

– Effecten op het functioneren als faunapassage) blijkt dat de breedte van het ecoduct te vermeerderen is met de ruimte nodig voor de recreatie(zone). Om negatieve effecten van recreatief medegebruik van ecoducten te voorkomen (bv. onder de vorm van wandelen, fietsen en paardrijden), zijn structurele en begeleidende maatregelen vereist. Een essentieel element, zo blijkt uit het Alterra-onderzoek, is dat de rust verzekerd blijft. Effectiviteit ecoduct neemt af bij menselijke verstoring. Dat betekent dat de mens zo veel als haalbaar moet worden weggehouden van Kempengrens zelf.

51 www.wandelnet.nl/l/library/download/urn:uuid:6fd801cf-b5b1-4dc1-ae37-ea0a0fb861f1/ referentieproject+herinrichting+viaducten+a67.pdf?format=save_to_disk

78 79 3 › ECOLOGISCH SYSTEEM
Figuur: overzichtkaart viaducten De Pals en dorpsverbinding Knegsel-Steensel (Stichting WandelnetStartpunt voor wandelend Nederland) Figuur: ruim baan voor de gladde slang (Kees Martens) Figuur: transformatie van viaduct de Pals tot eco-recreaduct (2014)

ECODUCT OVER HEIDE

Op de grens met België werd over de provinciale weg 630 (ook gekend als de Turnhoutse baan/N630/N12) het ecoduct ‘Over Heide’ gerealiseerd (2019). Het ecoduct verbindt het Riels Laag met de Regte Heide ten westen van de provinciale baan met het landgoed Gorp en Roovert ten oosten ervan.

Het ecoduct werd in eerste instantie gerealiseerd met gidssoort52 ree voor ogen. De verbinding werd gecombineerd met een kleinwildtunnel die vrijliggend van de natuurbrug werd gerealiseerd. In de brug werd ook een vleermuiskelder voorzien.

Op basis van monitoring53 in het jaar van oplevering (2019) kon al worden vastgesteld dat ree gebruikte maakte van de natuurbrug en samen met ree 8 andere soorten grondgebonden zoogdieren waaronder wild zwijn, konijn, haas, egel, steenmarter, wezel, gewone bosmuis en veldmuis. Van gewone bosmuis, egel en vos kon worden vastgesteld dat ze gebruik maakten van de kleinwildtunnel. Vleermuizen werd in 2019 en 2020 niet in de kelder waargenomen.

In tegenstelling tot bv Kempengrens en andere ecoducten blijft het gebruik van amfibieën onder verwachting, mede door het ontbreken van poelen (als stapsteen en als voortplantingswater) en onvoldoende vochtige plaatsen op taluds en brug. Reptielen zijn bij de monitoring in 2019 en 2020 nog niet aangetroffen op het ecoduct. Kolonisatie en gebruik door bijvoorbeeld levendbarende hagedis is afhankelijk van de zekere nabijheid van een populatie, maar daar zijn geen gegevens over bekend.

52 Gidssoorten zijn kenmerkende diersoorten die door hun aan- of afwezigheid inzicht geven in de kwaliteit van het leefgebied, het type leefgebied en andere meer algemene diersoorten die in dezelfde leefomgeving voorkomen. Als de faunavoorziening gunstige effecten heeft op de gidssoort (voor ‘Over Heide’ is dat ree), mag er vanuit gegaan worden dat er ook positieve effecten zijn op andere fauna met gelijkaardige eisen aan de leefomgeving.

53 www.faunapassagegoirle.nl/cms/files/ra19014-02_-_monitoring_faunapassage_goirle.pdf

80
Figuur: het ecoduct ‘Over Heide’ over de provinciale baan 630 op de grens met België in Goirle (NL) –Eco Assist
Erfgoed 4

In het onderstaande hoofdstuk wordt met behulp van een aantal relictkaarten de historiek van het gebied in kaart bebracht. Onderstaande kaart geeft de bosevolutie weer vanaf Ferraris 1777, Vandermaelen tot op heden. Zoals overal in de Kempen is er ook hier een duidelijke uitbreiding in het bosareaal. Vooral in de 19de eeuw wordt er op grote schaal naaldbos aangeplant ten behoeve van de mijnbouw.

Taxandria kent geen interne grenzen. Al zijn er ooit wél harde grenzen geweest. Tekenend voor deze grensregio was de dodendraad54 die tijdens WOI opgericht werd vanaf de Belgische kust tot aan de buitengrenzen van Aken, Duitsland. De draad volgde de rijksgrens met Nederland, maar volgde deze niet al te strikt. Om de afstand tussen Knokke en het Drielandenpunt wat in te korten, kwamen grote stukken Belgische grond achter de dodendraad te liggen. Hierdoor ontstonden her en der stukken ‘niemandsland’ tussen de dodendraad en de Nederlandse grens. In het zuiden verhinderde de dodendraad elke doorgang, maar dat dat was ook zo voor de grens met Nederland.

54 www.dodendraad.org/teksten3/algemene-geschiedenis

84 85 4 › ERFGOED
Figuur: landsgrenzen, grenspalen en de dodendraad Figuur: bosevolutie van Ferraris (1777) - Depot de la Guerre (1873) - heden

Gedurende de 19de en 20ste eeuw was de mens zeer actief en zo ook binnen het projectgebied. Kanalen werden gegraven, treinsporen en tramlijnen aangelegd. De industriële kleiontginning was lokaal (Ravels, Turnhout en Oud-Turnhout) een zeer ingrijpende activiteit in het landschap. De industriële revolutie had ook hier zijn impact op de stedelijke agglomeraties. De relicten zijn hier nog steeds terug te vinden, ook al is hun functie niet meer dezelfde.

Van oudsher waren er weinig burchten en kastelen in het projectgebied gelegen en deze trend heeft zich in de recentere geschiedenis ook doorgetrokken. In de periferie van Turnhout zien we een aantal kastelen en landhuizen opduiken.

86 87 4 › ERFGOED
Figuur: kastelen en landhuizen met de drevenstructuur Figuur: (proto)industrieel landschap

Binnen het projectgebied treffen we aantal contouren aan die een uitspraak doen over het belang van het betreffende afgebakende gebied.

Het landschap kent (gelukkig) geen groots oorlogsverleden. Dit uit zich dan ook in de relicten die we nog aantreffen. Een serie aan bunkers uit WOI en WOII volgen het kanaal Dessel-Schoten en zijn nog steeds zichtbaar. Het meest sprekende voorbeeld van het verleden is het kasteel van de Hertogen van Brabant in Turnhout. Turnhout is tevens de plek waar in het jaar 1597 de Slag van de Tielenheide plaatsvond. In 1789 werd de slag bij Turnhout uitgevochten tussen de Brabantse opstandelingen en de Oostenrijkers. Het gevecht maakte onderdeel uit van de Brabantse Omwenteling, waarbij de Zuidelijke Nederlanden in opstand kwamen tegen het Heilige Roomse Rijk. De slag wordt jaarlijks herdacht door de Turnhoutse Patriotten (re-enactors).

In WOII kwam de bevrijding van België tot stilstand aan de Kempense kanalen. Ze vormen een frontlijn waarachter de Duitsers zich (ten noorden ervan) verschansten, met hevige gevechten tot gevolg. Terwijl gemeenten in de Zuiderkempen al in september ’44 bevrijd werden, volgen de Noorderkempen pas eind oktober. De zwaarste gevechten speelden zich af buiten het gebied. Vooral de ‘Slag om Geel’ bij Ten Aard had een loodzware tol. De geallieerden verliezen er 914 manschappen: 112 doden, 158 vermisten en 644 gewonden. Hetzelfde herhaalt zich in september in Turnhout. Bij de strijd om de bruggen over het kanaal Dessel-Schoten sneuvelen er meerdere verzetsleden en militairen. Pas in mei 1945 was heel Noord-Brabant bevrijd55

Zoals overal in Vlaanderen en Nederland treffen we ook binnen het contouren van Taxandria een groot aantal kerken, kapellen en een aantal kloosters terug. Aan Nederlandse zijde is de densiteit aan kerken nog iets groter.

88 89 4 › ERFGOED
Figuur: het kerkelijke landschap Figuur: het oorlogslandschap
55 www.brabantserfgoed.nl/page/7629/de-bevrijding-van-noord-brabant-van-market-garden-tot-moerdijk

5

Landbouw

Van het grondgebied dat de gemeenten Arendonk, Baarle-Hertog, Merksplas, Oud-Turnhout, Ravels en Turnhout omvat, is 55,9% landbouwgebied. 28,3% van deze oppervlakte is ruimtebeslag, de overige 71,7% open ruimte.

Baarle-Hertog is de gemeente met het grootste aandeel landbouw (78% van haar totale oppervlakte), gevolgd door Merkplas (67,6% van haar totale oppervlakte) en Ravels (63,8% van haar totale oppervlakte). Gemiddeld is de landbouwproductie in deze 3 gemeenten hoger dan in de provincie Antwerpen. Echter vinden we de grootste concentratie aan landbouwinfrastructuur terug in Ravels en Merksplas, waar deze structuren ook meer geclusterd voorkomen.

Het gebied wordt getypeerd door volgende landbouwtypes: intensieve veehouderij/rundvee en specialisatie intensieve veehouderij. Het aanbod is dus niet super divers. De voornaamste teeltgroepen zijn dan weer maïs (33,7%), grasland (31,1%) en voedergewassen (9,4%).

92 93 5 › LANDBOUW
Figuur: de belangrijkste voedergewassen LANDGEBRUIK LANDBOUW Figuur: procentueel aandeel in landbouwgebruik

EEN GROOTSCHALIG AGRARISCH LANDSCHAP

Het grootste serreareaal van België is terug te vinden in de provincie Antwerpen en dus zijn er ook in het studiegebied veel serres aanwezig. In totaal wordt 907 ha van het landbouwgebied (6,2%) toegewijd aan glas- en tuinbouw. Het is in Ravels en Merksplas dat de grote serrecomplexen terug te vinden zijn, die wel al eens voor opstand zorgen bij de lokale bevolking.

Merksplas was zo bijvoorbeeld de eerste gemeente in Vlaanderen waar een aparte ruimte werd afgebakend voor macro-serres. Op deze schaal vormen serres een storend element in het landschap omdat hun aanwezigheid te prominent is. De groenschermen die hiervoor als oplossing werden aangeworven, blijken dit fenomeen helaas niet te verzachten.

94 95 5 › LANDBOUW
Figuur: de eerste Vlaamse serregemeente Merksplas (Het Nieuwsblad) Figuur: aanduiding van alle boerderijen en serre complexen binnen het werkingsgebied. Het zwaartepunt van de serres vinden we terug in Merksplas.

RUILVERKAVELINGEN

Het landschap zoals we het nu kennen is net zoals de rest van Vlaanderen een gevolg van menselijk ingrijpen. Na WOII was het de ambitie van een jong Europa om te werken naar “Nooit meer honger”. Een rationalisering van het landschap zou dit bewerkstelligen. Kleine percelen zijn inefficiënt en dienen herzien te worden. Het gevolg is dat grote stukken van het landschap doorheen de tijd bewerkt zijn door een ruilverkaveling. Hierbij is vaak geen rekening gehouden met het fysisch systeem dat inwerkt op het landschap.

Over het grondgebied wordt overwegend aan intensieve veehouderij gedaan, het gaat dan voor het grootste deel over het houden van kippen ((58,2% + 20,4% over het hele grondgebied). De pluimveebedrijven zijn bovendien evenwichtig verspreid over het grondgebied. Rundveebedrijven en varkensbedrijven zijn veel minder talrijk aanwezig. Deze zijn voornamelijk gevestigd in Merksplas en Ravels.

Tabel: verhoudingen tussen de verschillende types veehouderij

Tabel: het aantal dieren binnen de agrarische sector in verhouding met bevolking per deelgemeente

96 97 5 › LANDBOUW
RUNDEREN 80.420 1,7% Melkkoeien 13.374 0.3% Zoogkoeien 892 0,02% Andere runderen (geen melk- of zoogkoe) 66.154 1,4% VARKENS 238.841 4,9% Zeugen 15.059 0,3% Biggen 79.543 1,6% Beren 138 0,003% Varkens > 20 kg 144.101 3% KIPPEN 4.483.426 93,3% Slachtkuikens 2.794.399 58,2% Legkippen 978.680 20,4% Ouderdieren – Slachtkuikens 487.123 10,1% Ouderdieren – Legkippen 223.224 4,6%
AANTAL LANDBOUWBEDRIJVEN AANTAL RUNDEREN AANTAL VARKENS AANTAL KIPPEN TOTAAL AANTAL DIEREN AANTAL INWONERS AANTAL DIEREN / INWONER Arendonk 63 9480 39.461 443.860 492.801 13.000 37,9 Baarle-Hertog 32 1556 8870 149.918 160.344 3.000 53,4 Merksplas 115 20.711 77.961 786.366 885.038 8.500 104,1 Oud-Turnhout 59 5826 17.287 478.557 501.670 14.000 35,8 Ravels 187 35.771 91.506 2.189.934 2.317.211 15.000 154,5 Turnhout 54 7076 3756 434.791 445.623 46.000 9,7
Figuur: weergave van alle gronden die ooit onderdeel hebben uitgemaakt van een ruilverkaveling

STIKSTOF

Er zijn vijf gebieden in Vlaanderen waar de gemiddelde jaardepositie op stikstofgevoelig habitat in het PAS-referentiejaar 2015 meer dan 25 kg N ha–1 bedroeg: één van die vijf gebieden is het Turnhouts Vennengebied.

De emissiereducties uit het generieke Vlaamse zogenaamde G8-scenario56 leiden er toe dat in zowat alle SBZ-H de 2030-doelstelling gerealiseerd wordt. In slechts vijf SBZ-H gebieden wordt de 2030-doelstelling niet gehaald: de Kalmthoutse heide, het Turnhouts Vennengebied, De Maten, de Mechelse Heide, en de Voerstreek.

Zelfs na het doorvoeren van de generieke G8-maatregelen blijft in het Turnhouts Vennengebied de depositie vanuit (lokale) landbouw hoog in verhouding tot de bijdrage van het buitenland (vnl. Nederland), waardoor bijkomende lokale emissiereducties nodig zijn.

De Vlaamse Regering besliste om hiertoe een maatwerkgebied af te bakenen en maatwerk toe te passen dat zich naast bijkomende lokale emissiereducties richt op het alloceren van natuurdoelen en ingrepen voor abiotisch herstel57 (zgn. PAS-herstelbeheer). Dit alles te vatten in een ontwikkelplan landbouw-natuur dat wordt opgemaakt door een intendant.

In maart 2023 kwam de Vlaamse Regering tot een akkoord over het Vlaamse stikstofplan: de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) 58. De Vlaamse Regering wil binnen twee jaar na de definitieve vaststelling van de PAS komen tot een definitief ontwikkelingsplan voor het maatwerkgebied van het Turnhouts Vennengebied.

De problematiek binnen de Natura 2000-gebieden Kempenland-West en Riels Laag is gelijkaardig. Daar waar in het Natura 2000-gebied stikstofgevoelige habitattypen voorkomen leiden de huidige emissies van stikstof tot overschrijding van kritische depositiewaarden (KDW). Ook de oplossingen in Noord-Brabant zijn gelijklopend: het doen toepassen van een maatregelenpakket (hydrologisch, beheer en monitoring) voor alle habitattypen binnen de verschillende deelgebieden, met elk een eigen landschapsecologische en hydrologische karakteristiek59, zodat de instandhoudingdoelstellingen voor de gebieden gehaald worden. Anders dan in Vlaanderen heeft de provincie Noord-Brabant hier de lead60

Omwille van de gedeelde stikstofproblematiek en ambities om te komen tot substantiële reductie van de stikstofdepositie en natuurherstel aan weerszijden van de grens hebben Vlaanderen en Nederland al in 2020 afgesproken om samen te werken rond stikstof. Gezamenlijk wordt gewerkt aan 1) één strategische agenda, 2) verkenning wederzijdse inspanningen/verplichtingen voor zowel depositie- als emmissiereductie, 3) concretisering van de samenwerking bijvoorbeeld t.a.v. bronmaatregelen, natuurherstel en vergunningverlening en 4) een samenwerkingsstructuur/governance (rijk/gewest/ provincies). Die samenwerking uit zich in de lopende BENE-PAS pilot ‘Turnhouts Vennengebied- Riels Laag-Regte Heide-Kempenland-West’.

VERPAARDING

Daarnaast heeft het studiegebied ook te maken met ‘verpaarding’ van het landschap. Veel landbouwgrond wordt namelijk door particulieren gebruikt om paarden te houden. Dit komt vooral voor in Turnhout, waar 22 tot 41 paarden per km² op landbouwgrond werden geregistreerd. In de rest van het gebied gaat het om 3 tot 22 per km². Door dit fenomeen neemt het aandeel kleine percelen sterk toe en komen geïmproviseerde stallen, schuren en omheiningen het landschap in een rommelige structuur verdelen. Het doet zich vooral voor in de dorps- en stadsranden. Verpaarding is vooral een Vlaams fenomeen.

Figuur: SBZ-H deelgebieden waar de generieke G8-emissiereductiemaatregelen niet volstaan om voor één of meerdere habitattypen de 2030-doelstelling te realiseren

56 Het G8-scenario bevat generieke emissiereducties die van toepassing zijn over heel Vlaanderen, waarbij niet wordt gedifferentieerd op maat van specifieke SBZ-H.

57 www.vlaanderen.be/publicaties/pas-gebiedsanalyse-in-het-kader-van-herstelmaatregelen-voorbe2100024-vennen-heiden-en-moerassen-rond-turnhout

58 assets.vlaanderen.be/image/upload/v1680159367/PAS_Programmadocument_fjbmw6.pdf

59 www.brabant.nl/-/media/ed18e9a69eb8489fb09ea77b8b370aaa.pdf?la=nl

60 www.brabant.nl/onderwerpen/aanpak-stikstof

98 99 5 › LANDBOUW

6

Recreatie en toerisme

VERSNIPPERD AANBOD

Taxandria beslaat een uitgestrekt, maar nog versnipperd gebied dat loopt van Turnhout tot Tilburg. De landschappelijke en visuele samenhang en uitstraling ontbreken, onder andere door het gebrek aan een overkoepelend streekverhaal, een zichtbare identiteit en bijhorende huisstijl. Taxandria trekt vooral bezoekers aan van dichtbij. Sommigen zoeken louter ontspanning en faciliteiten (horeca, toilet en speeltuin), anderen willen zich laten meevoeren door uitzonderlijke natuur.

Het recreatief aanbod is, net als de natuur, versnipperd en komt voort uit individuele initiatieven met eigen bestaansreden en klemtonen. De bezoeker (of buitenstaander) vindt geen samenhangend verhaal en loopt daarom wat verloren in een versnipperd aanbod. Daarbij komt dat het aanbod soms verouderd is en niet voldoet aan de hedendaagse trends: het spreekt niet tot de verbeelding. Het gebied mist leesbaarheid en uitstraling, waardoor het geen aantrekkingskracht heeft voor bezoekers om er bijvoorbeeld één of meerdere dagen te verblijven.

LANDGEBRUIK – RECREATIE

Het gebied dat de gemeenten Arendonk, Baarle-Hertog, Merksplas, Oud-Turnhout, Ravels en Turnhout omvat, bevat slechts een beperkte hoeveelheid recreatieve gebieden (2,1% van de totale oppervlakte). Merksplas telt het meeste recreatieve oppervlakte (3% van haar totale oppervlakte). 84% van het recreatieve landgebruik is effectief groen en 39,2% wordt ingenomen door wijkgroen.

In Nederland is de recreatie verder doorgedreven. Hierdoor is er momenteel een ongelijke recreatieve inrichting en een verschillend toeristisch aanbod aan weerszijden van de grens. De rijksgrens is op dit vlak toch echt een grens…

Populaire bestemmingen zijn onder andere: het sitecomplex de Liereman (Oud-Turnhout en Arendonk), de Rijksweldadigheidskolonie (Merksplas), het Kijkverdriet (Ravels), de Ronde

Put en het grafheuvelcomplex (Postel) en over de grens het Landgoed De Utrecht en de Roovertsche Heide (Hilvarenbeek en Reusel de Mierden).

Het gebied is niet enkel aantrekkelijk voor zijn cultuurhistorische landschappen, maar ook voor de verschillende mogelijkheden aan dagrecreatie en andere recreatiemogelijkheden.

Over het grondgebied zijn tal van verblijfsmogelijkheden verspreid, waaronder ook een groot aantal campings.

We brengen de bestaande recreatie en toerisme in kaart: waar verblijven bezoekers? Wat kunnen ze nu al beleven?

102 103 6 › RECREATIE EN TOERISME
Figuur: recreatiegebieden

6.1 Informatiepunten en natuurpoorten

Aan de Nederlandse grens hebben de informatiepunten een gelijkvormigheid dankzij het natuurpoortenconcept: er is een duidelijke huisstijl die voor samenhang zorgt. Aan de Vlaamse kant is dergelijke identiteit niet aanwezig, aangezien er nog geen poorten zijn. Natuurpunt heeft er wel bezoekerscentra met natuureducatie.

Een overzicht van de belangrijkste initiatieven:

6.1.1 Bezoekerscentrum De Liereman (Oud-Turnhout, B)

Figuur: bezoekerscentrum de Liereman

Bron: Natuurpunt

Het bezoekerscentrum De Liereman is gelegen aan de rand van het Landschap De Liereman en herbergt een bezoekerscentrum met ruimte voor natuureducatie, een café en een winkel. Het bezoekerscentrum ligt dichtbij het fietsknooppuntennetwerk. Er vertrekken wandelpaden aan het centrum waar bezoekers eventueel een gegidste wandeling kunnen volgen. Op de site vinden bezoekers ook het speelbos van Piepel en Soeza Boeboek.

6.1.2 Boshuis Ravels Natuurpunt (Ravels, B)

Boshuis Ravels is een bezoekerscentrum uitgebaat door Natuurpunt. Het is mogelijk om hier een koffietje te drinken. Aan het Boshuis vertrekken wandelingen die ideaal zijn voor bezoekers met kinderen. ‘Het grave ravenpad’ is een kinderparcours met natuuropdrachten en houten sculpturen.

6.1.3 Klein Engelandhoeve (Turnhout, B)

Figuur: Klein Engelandhoeve

Bron: http://www.kleinengelandhoeve.be/

Centraal in het Turnhouts Vennengebied ligt de Klein Engelandhoeve. De hoeve is omgeven door bijzondere natuur, met een centrale vennenzone. Dichtbij de hoeve ligt een speelbos. Aan de hoeve start het tweejaarlijkse Vennenfestival van het Turnhouts Vennengebied, boordevol geleide wandelingen, infostanden en live muziekoptredens. In de hoeve zijn picknickpakketten met streekproducten beschikbaar. Er zijn tal van fietstochten en wandelpaden kortbij.

6.1.4 Bezoekerscentrum Vallei van het Merkske - De Klapekster (Hoogstraten, B)

Figuur: bezoekerscentrum De Klapekster

Bron: Natuurpunt

De vrijwilligers van Natuurpunt Markvallei runnen De Klapekster. Het bezoekerscentrum bevindt zich in de Wortel-Kolonie, een prachtig historisch kader. In het bezoekerscentrum kan je terecht voor informatie, een heerlijk aanbod van drankjes en een winkeltje met streekproducten. In het bezoekerscentrum worden er allerhande lezingen, cursussen en tentoonstellingen georganiseerd. Het bezoekerscentrum heeft ervaren gidsen die groepen graag rondleiden in het prachtige natuurgebied en ook oog hebben voor erfgoed en historiek.61

61 www.natuurpunt.be/afdelingen/bezoekerscentrum-vallei-van-het-merkske-de-klapekster

104 105 6 › RECREATIE EN TOERISME
Figuur: Boshuis Ravels Bron: Natuurpunt

6.1.5 Natuurpoort Roovertsche Leij (Goirle, NL)

Figuur: natuurpoort Roovertsche Leij

Bron: natuurpoorten.nl

Deze poort is het startpunt van een uitgebreid fiets- en wandelroutenetwerk. Er is ook een ruiter- en mennetwerk. In het klim- en avonturenbos zijn ook rolstoelvriendelijke parcours en is er een avonturenpad voor de kleinsten. In het restaurant kan je genieten van streekgerechten en de dorst lessen.

6.1.6 Natuurpoort De Spartelvijver (Hooge Mierde, NL)

Figuur: natuurpoort De Spartelvijver

Bron: natuurpoorten.nl

De zwemvijver met strand en speelbos heeft een horecapaviljoen en is een ideale stop voor een fiets-, wandel- of ruitertocht. Het is een uitvalsbasis voor mooie natuur: Weeldse Heide, Natuurgebied Beleven en Landgoed De Utrecht met uitkijktoren.

6.1.7 Natuurpoort De Brandtoren (Reusel, NL)

Figuur: natuurpoort De Brandtoren

Bron: natuurpoorten.nl

Natuurpoort De Brandtoren is het startpunt voor een wandeling of fietstocht door de Peelse Heide. De themafietsroute Zwarte Kaat neemt je mee door de geschiedenis van de streek. In het outdoorpark tegenover de natuurpoort kan je klimmen en je evenwicht uitdagen of je kan spelen in het Keimennekesbos. Verder is er een bijentuin en een ijsboerderij.

6.1.8 Natuurpoort TerSpegelt (Eersel, NL)

Bron:

Natuurpoort TerSpegelt is één van de vertrekpunten voor de Cartierheide. Voor kinderen is er een uniek Kabouterpad, maar er starten ook diverse mountainbikeroutes en een ruiterpaden. De wandelroutes variëren van 2 tot 7 kilometer. Verder zijn er een hondenlosloopwandeling, een trimroute en een mindervalidewandeling. Fietsers stellen hier zelf hun route door het gebied samen aan de hand van fietsknooppunten. Daarnaast is hier het restaurant De Keizer te vinden, waar regelmatig ook evenementen worden georganiseerd.

106 107 6 › RECREATIE EN TOERISME
Figuur: natuurpoort TerSpegelt natuurpoorten.nl

6.1.9 Natuurpoort De Negende Zaeligheyt (Bergeijk, NL)

6.2 Erfgoedlandschap

6.2.1 Abdij van Postel (Mol, B)

Tegen de Nederlandse grens ligt een uitgestrekt en bosrijk gebied met een imposante abdij. In 1140 (12de eeuw) werd Postel een priorij met bidplaats en in 1621 (17de eeuw) een abdij. Naast de priorij werd een herberg gebouwd, De Beierd, die dienstdeed als rustplaats langs de weg voor reizigers. De Abdij van Postel is een bekend adres voor reizende en trekkende mensen. Het klooster ligt op de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela. Al in de middeleeuwen werd het een ‘toevluchtsoord’ genoemd. Sint-Nicolaas is de patroonheilige van de reizigers en wordt in Postel geëerd.62

Sinds de stichting ontginnen de norbertijnen de streek en dragen gastvrijheid hoog in het vaandel. De abdij biedt rondleidingen aan. De kruidentuin is een bezoekje waard. In de abdijwinkel zijn kaas, kruiden, speculaas, brood en bier te koop.

De herberg De Negende Zaeligheyt is het Bourgondisch genieten in de natuur. In de Cartierheide vlakbij vind je bijzondere fauna en flora. Fietsen, wandelen en paardrijden kan allemaal vanaf deze natuurpoort.

Figuur: zicht op de abdij van Postel

Bron: Abdij Postel

Rond de abdij kunnen bezoekers proeven van abdijproducten in verschillende horecagelegenheden (Gasthof De Beiaard, De Lindedreef, De Klothoeve).

In de buurt van de abdij vinden bezoekers het Vlaamse natuurreservaat ‘ De Ronde Put’. Wandelroutes beginnen op fietsafstand van de abdij.

Maar Postel trekt ook bezoekers naar het gebied voor wie de kenmerkende natuur niet meer dan een gezellig decor is waarin ze ontspannen. De beleving van de plek en de eventuele activiteiten doen niet ter zake. De vertrouwdheid (en herkenbaarheid) zorgt dat de bezoekers er toch een positief gevoel bij krijgen: specifiek spreken we hier over de Eetstraat Postel, Heidelicht en De Kaasboerin.

62 kloostersluciennetomesen.tumblr.com/abdijvanpostel

108 109 6 › RECREATIE EN TOERISME
Figuur: natuurpoort De Negende Zaeligheyt Bron: natuurpoorten.nl

Aan de Abdij van Averbode hebben ze al 90 jaar lang de zogenaamde ‘lekdreef’. De lange laan waar ijsventers staan om aan passanten hun ijsjes te verkopen. De Abdij van Postel heeft z’n eigen lek- en frietparking: een eetstraat met frituren, wafel- en ijskramen … Al is die er maar sinds de jaren 2010.

Postel is sinds lang gekend als spirituele ontmoetingsplek en samenhangend erfgoed, maar ook voor ouderwets werelds vertier, zoals de baandancing Heidelicht. Dé plaats voor 70- en -80-plussers om op latere leeftijd nog vriendschap te vinden of om op zondagmiddag ‘een danske te kunnen placeren’.

Aan de andere kant van de weg, een andere mytische naam in Postel: ‘De Kaasboerin’. Ooit begonnen als een smokkelaarscafé in de jaren ’60 met orgel en ondertussen uitgegroeid tot een heuse evenementenzaal met middagshows van bekende (en minder bekende) Nederlandstalige artiesten.

In het gebied zijn verder nog enkele andere erfgoedelementen aanwezig. In de landduinen bevinden zich aarden constructies, loopgraven en schuttersputten uit de Eerste Wereldoorlog. Op de Korhaan staat het hagelkruis.63 Onderstaande kaart geeft weer welke erfgoedrelicten het gebied rijk is.

en landschappen in de Liereman Bron: Natuurpunt

6.2.3 Hoge Vijvers (Arendonk, B)

Vijvers zal je niet vinden in het natuurgebied Hoge Vijvers, wel 500 hectare bos, graslanden en akkers. Je kan het stukje natuurschoon in de Noorderkempen op een originele manier ontdekken door er te gaan paalkamperen! Dichtbij de Nederlandse grens ligt in België een voormalige munitieopslag ‘Kwartier Arendonk’ genaamd.64

6.2.2 Landschap De Liereman (Oud-Turnhout, B)

Het gebied van De Liereman is een bron van erfgoed met een bodem die belangrijke bodemkundige en archeologische bijzonderheden herbergt. De belangrijkste aardkundige waarden situeren zich in de zone van de landduinen en in de periferie ervan. Het betreft de Usselobodems, een zeldzaam bodemprofiel uit het Alleröd. In het oostelijke deel van de landduinen komen zeer dikke en perfect ontwikkelde podzolen voor.

Figuur: munitiedepot ‘Kwartier Arendonk’ Bron: Natuurbeleven

63 INVENTARIS ONROEREND ERFGOED 2023: Het natuur- en cultuurlandschap tussen de dorpscentra van Oosthoven, Oud-Turnhout en Arendonk [online], id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135369 (geraadpleegd op 30 maart 2023).

64 natuurbeleven.com/post/2016/01/09/hoge-vijvers-en-turnhoutse-heide

110 111 6 › RECREATIE EN TOERISME
Figuur: dancing Heidelicht. Bron: www.bartvandermoeren.be/nl-BE/portfolio/de-stille-kempen/ Figuur: bodemschuif Liereman Figuur: erfgoed

6.2.4 Grafheuvels Ravels (Ravels en Weelde, B)

URNENVELD “HET HEIKE”

Urnenveld ‘Het Heike’ uit de vroege ijzertijd (800-500 v.c.) bevat 11 gereconstrueerde grafheuvels. Momenteel zijn er drie heuvels met palenkransen, vier heuvels met een gesloten kringgreppel, drie heuvels met een kringgreppel met opening naar het zuidoosten en één heuvel zonder randstructuur te zien op de site.65

GRAFHEUVELS RAVELS

De heuvels stammen uit het midden van de bronstijd, tussen 1700 en 1500 voor Christus. De gevonden grafheuvels in Ravels en Weelde zijn gelegen in een oud duinengebied, dat op de waterscheidings-zone ligt tussen het Maas- en Scheldebekken. Deze vier gerestaureerde grafheuvels zijn geen alleenstaand feit, ook in Nederland werden er aangetroffen (in Goirle, in Hilvarenbeek, in Veldhoven en elders in de omgeving).66 67

6.2.6 Nederlandse Oorlogsgraven (Goirle, NL)

In de vroege ochtend van 15 augustus 1942 hebben de Duitsers vijf personen gefusilleerd in de bossen van “Gorp en Rovert” in Goirle. De fusilladeplaats is te vinden in het uitgestrekte bosgebied “Gorp en Rovert” in de driehoek Hilvarenbeek (NL) – Goirle (NL) – Poppel (B)69 De omheinde executieplaats is enkel te voet of met de fiets bereikbaar. Er zijn nog twee graven te zien. Drie personen werden door hun familie elders herbegraven.

6.2.7 Landgoed De Utrecht (Hilvarenbeek en Reusel de Mierden, NL)

Figuur: grafheuvels in Ravels Bron: gemeente Ravels

6.2.5 Nederlandse Grafheuvels op de Regte Heide (Goirle, NL)

De grafheuvels op de Regte Heide stammen uit de Bronstijd (ca. 1750 v. Chr.). Eén grafheuvel heeft een ringwal met een droge sloot. Vermoedelijk werden deze heuvels niet enkel gebruikt om de doden te begraven, maar ook als plaats voor verering. Rond vijf heuvels werden de palenkransen hersteld. In het heemkundemuseum van Goirle vinden geïnteresseerden meer informatie over de grafheuvels.68

Landgoed De Utrecht70 is een waardevol en uniek cultuurhistorisch element in de regio. Het is een bijzondere uitdrukking van een sociaaleconomische ontwikkeling uit een periode vanaf de 19de eeuw toen de woeste heidegronden werden omgevormd tot productiegronden. In 1898 startte de Levensverzekeringmaatschappij “De Utrecht” een groot ontginningsproject als geldbelegging. Dit is uitgegroeid tot Landgoed “De Utrecht”. Het is een zeldzaam landgoed vanwege zijn schaal van de ontginningswerkzaamheden en de grote omvang van het landgoed. Het totale landgoed is zo’n 2485 hectare groot en omvat bos, landbouwgrond, natuurgebied en verder nog een golfbaan, erven, een natuurbegraafplaats, wegen en waterlopen. 75% van de oppervlakte van het landgoed bestaat uit duurzaam beheerde bossen, heide en vennen.

Het landgoed ontleent zijn cultuurhistorische en sociaaleconomische waarde aan de samenhang tussen de historisch-ruimtelijke structuur van wegen, bospercelen, akkerbouwgronden en weilanden én de aanwezigheid van een parklandschap en onontgonnen natuurlandschap.

65 collectiefmoos.be/BURN

66 www.uitinravels.be/producten/detail/457/grafheuvels

67 jverrijckt.be/projecten/2018/9/1/de-heuveltjes-van-ravels

68 www.goolsegeheimen.nl/grafheuvels/

69 www.tracesofwar.nl/sights/1447/Fusilladeplaats-en-Oorlogsgraven-Gorp-en-Rovert.htm

70 www.landgoeddeutrecht.com/

112 113 6 › RECREATIE EN TOERISME
Figuur: grafheuvel met gereconstrueerde palenkrans op de Regte Heide

6.3

Rustpunten

6.3.1 De stadsboerderij (Turnhout, B)

De stadsboerderij is een ontmoetingsplek voor de hele familie71 Het is een ideaal vertrekpunt voor een korte natuurbeleving en biedt mogelijkheden voor wandelaars en fietsers. Er is een speeltuin voor kinderen.

Momenteel vinden renovatiewerken plaats en krijgt de stadsboerderij een nieuwe invulling. De definitieve invulling wordt eind 2023 verwacht. De volkstuintjes lijken te blijven. Hier kunnen burgers groenten, fruit en kruiden telen. Misschien komt er aanvulling met workshops of proeverijen.

6.3.3 Brug 4, Brugwachterswoning (Arendonk, B)

Het oude brugwachtershuisje is omgebouwd tot fietscafé met tentenweide aan het water. Hier komen mensen pauzeren in het groen aan het kanaal.

6.3.4

Brug 6, Koffiehuis en B&B (Arendonk,

B)

Brug 6 aan het kanaal in Arendonk is een klein koffiehuis en B&B met fiets- en wandelpaden kortbij. Een belangrijk wandel- en fietsknooppunt.

6.3.5

‘t Boswachtershuisje

(Ravels, B)

’t Boswachtershuisje biedt kleine vergaderruimtes, twee gastenkamers met ontbijt, dagschotels en afhaalmogelijkheden. Er zijn wandel- en fietspaden dichtbij.

6.3.6

In

Den Bockenreyder 72 (Esbeek, NL)

Den Bok zoals het in de volksmond wel wordt genoemd is een eenvoudig restaurant waar het goed vertoeven is: een heerlijk verborgen plek midden in de bossen. Bij mooi weer strijken wandelaars, fietsers en ruiters neer op het enorme terras. In de winter is het in het herbergske, waar de vloer nog naar oud gebruik wordt bestrooid met zand, lekker warm bij een knisperend haardvuur.73

6.3.2 Burcht Hertog Jan (Oud-Turnhout, B)

Burcht Hertog Jan is een horecazaak waar gasten terecht kunnen voor een uitgebreid diner, een snelle lunch, een drankje of een kleine snack. De zaak heeft een ruim en zonnig terras en een speeltuin. Bezoekers vinden hier ook ‘De Wonderkamer’, waar ze opgezette dieren, vogels, insecten, huiden en skeletten kunnen kopen.

In het toeristische seizoen is er een zomerbar bij Burcht Hertog Jan en kunnen mensen er ook de overzetboot nemen over het kanaal. De overzet is een tweede toegang voor de horecazaak en vormt ook een belangrijke connectie met De Liereman. Vanuit Hertog Jan komen bezoekers ook makkelijk aan wandelingen zoals ‘Het grave ravenpad’.

71 www.stadsboerderijturnhout.be/nieuwe-invulling/

72 www.indenbockenreyder.nl/

73 www.landgoeddeutrecht.com/recreatie/de-bockenryder

114 115 6 › RECREATIE EN TOERISME
Figuur: De Stadsboerderij Figuur: De Wonderkamer Figuur: Burcht Hertog Jan Figuur: In Den Bockenreyder Bron: fanfare van honger en dorst

6.4 Verblijfslandschap

6.4.1

Talander (Arendonk, B)

Talander is een unieke plek gelegen in Arendonk midden in de natuur. Het is een initiatief dat al meer dan 30 jaar bestaat, volwassen mensen met een verstandelijke beperking hebben er hun werk- en woonplek.

Talander is actief op meerdere plaatsen in Arendonk en Weelde. Op het terrein van Talander, de site van de Wouwershoeve en in de Pastorij Sint-Michiel is er de mogelijkheid om socio-culturele activiteiten en vergaderingen te laten doorgaan. Er worden theehuisjes georganiseerd voor bezoekers.

De Wouwershoeve heeft een plukweide waar je zelf een boeketje bloemen kan plukken voor een klein prijsje. Bezoekers kunnen hier overnachten in De Nachtzwaluw. Het is mogelijk om te overnachten voor 3 of 6 dagen in het vroegere kippenhok op de Wouwershoeve. Stilte, herstel op eigen tempo en natuur staan hier centraal.

In de buurt van de Talanderwandeling is paalkamperen mogelijk. Hier vertrekken ook wandelingen in gezelschap van een ezel. De ezel draagt je picknickmand of bagage tijdens een tocht door de hoge vijverbossen van Arendonk.

6.4.3

In Klooster Nieuwkerk te Goirle kunnen bezoekers genieten van het klooster en het bijhorende landgoed. Het is mogelijk om hier te vergaderen, een trouwfeest te organiseren, te overnachten of gewoon te komen eten in het boscafé.74

6.4.2

Priorij Corsendonk (Oud-Turnhout, B)

De Priorij van Corsendonk is een 14de-eeuws klooster met hotel, restaurant en parking in een groene omgeving. Als je er overnacht is het mogelijk om een bepaald fiets-of wandelarrangement te boeken waarvoor je fietsen of E-bikes kan huren. Het startpunt van de theaterwandeling ‘De vos in het bos’ ligt op 25 minuten van de priorij. Ook het natuurreservaat ‘Tikkebroeken’ ligt in de buurt.

74 kloosternieuwkerkgoirle.nl/

116 117 6 › RECREATIE EN TOERISME
Figuur: De Wouwershoeve Bron: www.talander.be/projecten. Figuur: priorij Corsendonk Bron: corsendonkhotels.com/location/priorij-corsendonk/ Klooster Nieuwkerk (Goirle, NL) Figuur: klooster Nieuwkerk Bron: kloosternieuwkerkgoirle.nl/en/about/gallery/

6.4.4 Traditionele campings

In het gebied zijn verschillende kampeerterreinen te vinden waar jong en oud verblijven te midden van kabbelende beekjes en bossen. Hier kunnen kinderen ravotten in een groene omgeving terwijl ouders en grootouders rust en ontspanning vinden. De meeste campings in het gebied hebben één of meerdere vijvers waar de gasten van kunnen genieten. Sommige kampeerterreinen bieden animatie en zijn ideale vertrekpunten voor fietstochten.

Figuur: Camping Tulderheyde79 biedt extra ruime percelen langs kronkelende boswegeltjes. Op warme dagen is het heerlijk toeven aan de zwemvijver. Voor de kleinste

Figuur: Camping De achterste80 hoef is een 5-sterren camping met goed onderhouden kampeerplaatsen, uitgebreide animatie voor jong en oud, speel-, sport- en zwemmogelijkheden.

Figuur: Aan het Familiestrand77 kan je een dagje zwemmen of pret maken in de speeltuin. Er is ook een visvijver. Het Familiestrand ligt midden in de bossen van de Kempen vlakbij prachtige fietsroutes en de abdij van Postel.

Figuur: Camping Baalse-Heide78 in Turnhout grenst aan een uniek en uitgestrekt natuurgebied. Dit kampeerterrein biedt verschillende grote vijvers (visvijver, een roeivijver en een zwemvijver met ligstrand) die voor uren waterplezier zorgen. Er is ook een sportveld.

camping Ter Spegelt (met overdekt strand), La Cantina is een camping voor het hele gezin. Op de camping is er het Sterrenstrand, een overdekt water- en zandspeelparadijs. Vlakbij is de Natuurpoort TerSpegelt

Landal Vennenbos81 is een vakantiepark met subtropisch zwemparadijs en binnenspeeltuin

75 http://berkenstrand.be/

76 www.campinastrand.be/

77 http://www.familiestrand.be/

78 www.baalsehei.be/?utm_source=gmb&utm_medium=click&utm_campaign=brand

79 www.tulderheyde.be/?gclid=Cj0KCQjwgLOiBhC7ARIsAIeetVBIQBp_ ywR6GKdhkyxSF6VyTlbrmiqu7MN_8vqOfjYdAixDL0xdLWcaAkBVEALw_wcB

80 www.achterstehoef.nl/kamperen

81 www.landal.nl/parken/het-vennenbos?utm_source=google&utm_medium=organic&utm_ campaign=googlemybusiness

118 119
Figuur: Camping Berkenstrand75 is een kindvriendelijke Figuur: Het Campinastrand76 te Dessel is het ideaal verblijf- Figuur: Figuur:

82 www.buikheidehuys.nl/

83 www.capfun.nl/camping-nederland-noordbrabant-rakelbos-NL.html

84 www.huiskeoantbos.nl/%C3%BBt-park/

6.4.5 Hoevecampings

In het gebied liggen enkele hoevecampings. Bezoekers zijn welkom op kleinschalige kampeerterreinen, meestal gelinkt aan een boerderij. Op sommige terreinen staan ook blokhutten of kan je tenten huren. Soms zijn paarden welkom.

Wie behoefte heeft aan rust in een groene omgeving kan kiezen voor een natuurcamping. In het gebied zijn enkele natuurcampings die een klein aantal ruime plaatsen aanbieden.

ligt in een gemengd bosgebied met grote, zonnige open plekken. Het terrein is 3,2 ha groot en heeft 50 plaatsen voor tenten, caravans en campers. Er is een ven waar je kan zwemmen.

landgoed De Hoevens ligt verscholen in de bossen van het eeuwenoude landgoed De Hoevens. Er zijn 50 plaatsen.

85 http://www.devinkenhei.nl/index.php

86 www.zonenleven.nl/kuikseind

120 121 6 › RECREATIE EN TOERISME
Figuur: Buikheidehuys82 ligt in het natuurrijke dorp Wintelre, nabij Eindhoven. Hier vind je een groepsverblijf, vakantiehuisje en een camperweide Figuur: De Bongerd Rakelbos83 heeft alle faciliteiten voor Figuur: De Bongerd Rakelbos Figuur: vakantiepark De Brabantse Kempen84 is een kleinschalig vakantiepark Figuur: mini-Camping hoeve Heikant Figuur: Den Aanloop Figuur: Vinkenhei85 Figuur: Camping Kuiseind86 Figuur: Natuurkampeerterrein

6.4.7 Groepsaccomodatie

DE KIEVIT 87 (ESBEEK, NL)

Wie op zoek is naar een gezellige groepsaccommodatie kan bij De Kievit in het Brabantse Esbeek terecht. Er is keuze uit twee sfeervolle groepsaccommodaties die geschikt zijn voor een familieweekend, schoolkamp, sportkamp en voor nog veel meer overnachtingen met grote groepen.

6.5 Activiteitenlandschap

6.5.1 Wandelen in de natuur

Het gebied is goed ontsloten voor wandelaars. Er zijn verschillende wandellussen die ze kunnen volgen, of zij kunnen zelf een route op maat samenstellen op basis van knooppunten of een stukje van de GR verkennen. Hierbij kunnen zij genieten van diverse natuurgebieden en prachtige landschappen.

6.5.2 Natuurlooproutes

In de Arendonkse Hoge Vijvers en de Ravelse Gewestbossen kan je genieten van de natuur op een vast loopparcours met permanente signalisatie89. De diverse natuurgebieden zorgen voor een prachtig uitzicht tijdens het lopen. Zo ontdek je op de routes zowel lange en lichtrijke bosdreven als smalle paadjes door naaldbossen en uitgestrekte heide en vennen.

6.5.3 Naturentuin Nieuwkerk90 (Goirle, NL)

DE ROERDOMP 88 (OOST-, WEST- EN MIDDELBEERS, NL)

Midden in Brabant, tussen Tilburg en Eindhoven, niet ver van de Belgische grens, ligt het dorpje Westelbeers. Een klein gehucht in het groen. Aan de rand van het bos en tussen de typisch Brabantse beken Groote en Kleine Beerze ligt de groepsaccommodatie De Roerdomp. Het is een mooie kampeerboerderij waarop al sinds 1949 door scoutinggroepen, scholen en verenigingen gekampeerd wordt. De accommodatie bestaat uit 5 afzonderlijke verblijven, met in totaal 222 bedden. Er zijn ook twee grote kampeervelden.

Naturen is een werkwoord en het betekent “bezig zijn met natuur met hoofd, hart en handen”. Dit naturen staat dan ook centraal in de Naturentuin in Goirle. De ecologische tuin herbergt een enorme soortenrijkdom op amper 2000m2. De dieren en planten worden elk jaar geïnventariseerd en er zijn intussen meer dan 1000 soorten geteld, waaronder vele rode lijstsoorten. In deze ecologische tuin is er elk seizoen en met elk weer iets nieuws te beleven. Wie wil krijgt hier tuinadvies op maat.

6.5.4 Uitkijken op de natuur

Uitkijktorens vormen een krachtige landmark in het landschap. Ze steken boven de bomen uit en maken je wandeling bijzonder. Wie een toren beklimt, wordt beloond met een prachtig uitzicht dat aanzet om het gebied verder te verkennen. Vaak geven zij ook zicht op gebieden die niet toegankelijk zijn.

op

dat aan alle kanten open is. Vanop het balkon heb je een prachtig 360°-zicht over het niet-toegankelijke deel van het natuurgebied de Flaes, het Goorven en de bossen eromheen.

Figuur: brandtoren Reusel is 26 meter hoog en heeft uitkijkpunten op verschillende niveaus. Je kunt een bezoek ook combineren met een wandeling door de Peelse Heide.

89 www.hln.be/arendonk/nieuwe-looproutes-door-prachtige-arendonkse-en-ravelse-bossen~aee30c13/

90 www.naturentuingoirle.nl/

91 www.landgoeddeutrecht.com/recreatie/uitkijktoren-flaes

122 123 6 › RECREATIE EN TOERISME
Figuur: De Kievit Figuur: De Roerdomp
87 www.dekievit.info/ 88 www.deroerdomp.nl/
Figuur: D’n Flaestoren91 heeft een uitzichtbalkom 22m hoogte

6.5.5 Klimmen in de natuur

Avonturiers kunnen de natuur ook al klimmend ontdekken. Ze ontdekken de boomtoppen en unieke uitzichten. Echte durvers wagen zich aan een vrije val of gaan al springend en klauterend op pad.

KLIM- EN AVONTURENBOS 92 (GOIRLE, NL)

Midden op Natuurpoort de Roovertsche Leij ligt een van de mooiste klimbossen in Brabant. Hier kan je uitdagende parcours tussen de boomtoppen bedwingen of een vrije val springen vanaf 12 meter. Op de begane grond zijn er ook heel wat mogelijkheden voor mooie tochten door de bossen met GPS, kickbikes of mountainbikes. Nagenieten van alle avonturen kan op het sfeervolle terras of in het gastvrije restaurant, ook in de winter.

OUTDOORPARK REUSEL 93 (REUSEL, NL)

In het Outdoorpark Reusel is het avontuur 365 dagen per jaar beschikbaar. Wie zoekt naar actieve buitenbeleving kan hier verschillende pakketten boeken. Het is mogelijk om hier naar hartenlust te klimmen, sporten en spelen.

KLIMRIJK BRABANT 94 (VELDHOVEN, NL)

In Klimrijk Brabant kan iedereen zijn of haar klimkunsten testen op het avontuurlijke klimparcours. Wie een andere uitdaging zoekt, kan met vrienden gaan lasergamen in de bossen of al springend en klauterend op verkenning gaan in het Netten Adventure. Het speciale kinderparcours is zelfs al geschikt voor kinderen vanaf 4 jaar.

124 125 6 › RECREATIE EN TOERISME
Figuur: uitkijktorens in de regio
92 klimenavonturenbos.nl/ 93 outdoorparkreusel.nl/ 94 www.klimrijk.nl/

6.5.6 Fietsen in de natuur

Het gebied is goed ontsloten voor fietsers, maar de samenhang ontbreekt momenteel. Elke gemeente heeft een eigen systeem en biedt eigen themafietstochten aan. Fietsen en mountainbiken is uitsluitend toegestaan over de openbare wegen.

6.5.7 Paardrijden in de natuur

Er is een uitgebreid netwerk van ruiter- en menwegen. Onderweg zijn er picknickplaatsen met aanbindpalen voor paarden. Maar ook zijn er mogelijkheden om onder het genot van een natje en droogje te rusten bij een van de paardvriendelijke cafés of restaurants. Wie zelf niet kan paardrijden kan ook een huifkartochtje boeken om de streek te verkennen.

126 127 6 › RECREATIE EN TOERISME
Figuur: fietsroutenetwerk Figuur: huifkar en paard Bron: toerismeturnhout.turnhout.be/huifkartocht Figuur: ruiterpadennetwerk

6.5.8 Golfen in de natuur

Het gebied herbergt een mozaïek van golfterreinen. Hier kunnen golfliefhebbers van alle niveaus hun hartje ophalen. Geniet van deze sociale sport samen met vrienden, in de vrije natuur.

GOLF

VAN POSTEL (B)

Steenhoven Country Club95 werd opgericht in 1987 midden in het Kempische Pittoreske Postel. Werkelijk alle liefhebbers van golf kunnen terecht op dit prachtige domein. Steenhoven Country Club beschikt over een 18 holes golfbaan, die zowel voor de beginnende als de gevorderde speler een uitdaging vormt.

GOLF DE ACHTERSTE HOEF (NL)

Golfbaan De Achterste Hoef in Bladel97 is voor iedereen die wil golfen; beginner of gevorderde, recreant of professional. Zeven dagen per week kun je op een plezierige en ontspannen manier genieten van het golf.

GOLF

MIDDEN BRABANT (NL)

Deze schitterende 18-holes parkbaan96, in de bossen van het meer dan 100 jaar oude

“Landgoed de Utrecht” in het Brabantse land is een ontwerp van Alan Rijks. Ver weg van al het verkeerslawaai en het drukke stadsleven ligt deze baan, met oefenfaciliteiten, erbij alsof ze er al tientallen jaren ligt. Met de aanleg is gestart medio 2000, en de baan is geheel in het al bestaande bosrijke coulisselandschap ingepast. Golfclub Midden-Brabant heeft hier haar home course.

GOLF GENDERSTEYN VELDHOVEN (NL)

Onder98 de rook van Eindhoven en middenin het Brabantse land. Een meer dan gastvrije golfaccommodatie met maar liefst 25 uitdagende holes. Met 2 volwaardige championship courses en een verrassende 7 holes blauwe lus is Gendersteyn een verrassende golfbaan.

97 www.golfbaan-achterstehoef.nl/nl/golfbaan-de-achterste-hoef-uit-bladel

98 www.burggolf.nl/golfbanen/golfclub-gendersteyn-veldhoven/

128 129 6 › RECREATIE EN TOERISME
steenhoven.be/ 96 www.golfmiddenbrabant.nl/
95

GOLF LANDGOED NIEUWEKERK (NL)

De baan99 is gelegen in het stroomgebied van de Poppelse Ley, en grenst aan het beschermd natuurgebied de Regte Heide. De baan behoort tot het grensoverschrijdend Landgoed Nieuwkerk, gelegen ten zuiden van Goirle op steenworp afstand van de Belgische grens. Dit landgoed bestaat uit grote bospercelen en weilanden, doorkruist door het beekje/ riviertje De Leye en biedt een habitat voor velerlei soorten vogels, amfibieën, fazanten, reeën en een uitgebreide flora. De golfbaan behoort tot de mooiste 9 holes banen in Nederland en werd in 2016 door de golfsite Leading Courses uitgeroepen tot “hidden gem”.

6.5.9 Taxandria autoroute

Voor wie de streek met de motor of de wagen wil verkennen is er de Taxandria Autoroute. Deze lus is 139 km lang en het duurt naar schatting net geen 3 uur om deze grensoverschrijdende route te voltooien.

De autoroute voert de toerist langsheen en doorheen (!) natuurgebieden in Midden-Brabant en de Kempen. De route vertrekt in Breda, doet Hilvarenbeek en Reusel aan, gaat in Postel de grens over, loopt van Retie verder naar Lille en terug naar Turnhout, om via Merksplas te eindigen in Hoogstraten.

De routeborden staan er nog, maar wordt de route zélf wordt niet meer actief gepromoot. Logisch, gezien Koning Auto meer en meer onder druk komt te staan.  Het economisch effect van de Taxandria-autoroute werd in de jaren ‘90 geschat op bijna 500.000 EUR.101

HET CAVES 100 (NL)

Op deze 9 holes golfbaan is het ontspannen golfen. Je kan hier golflessen nemen in een gemoedelijke sfeer.

100 www.hetcaves.nl/

101 Onderzoek van TPA dat 60 procent van de routerijders wel ergens stopt. De besteding per routerijdende auto bedraagt gemiddeld 540 frank. Zonder de 40 procent die niets uitgeeft, wordt gemiddeld 700 frank uitgegeven aan eten en drinken en nog eens 860 frank aan andere zaken. Bron: De Tijd

102 www.anwb.nl/binaries/content/assets/anwb/pdf/vrije-tijd/autoroutes-2017/anwb-autoroute-nr.39taxandriaroute1.pdf

130 131 6 › RECREATIE EN TOERISME
99 www.golfclublandgoednieuwkerk.nl/golfbaan/
Figuur: taxandria autoroute102

6.5.10 Zwemmen en waterplezier

Bijkomen van de dagelijkse drukte, lekker luieren in de zon, relaxen op het strand of op een ligweide. Er zijn een aantal plekken waar je zorgeloos kan genieten van een frisse duik in een groene omgeving. Er zijn meren met helderwitte zandstranden en ook plekken met groene ligweiden. In de zon, in de schaduw, in het geroezemoes, in een rustig deel en zelfs verwarmd of overdekt: voor iedereen is er een ideaal plekje bij het water.

6.5.11 Beekse Bergen (Hilvarenbeek, NL)

Leeuwen, neushoorns, olifanten of stokstaartjes… In de Beekse Bergen ga je op safari door de natuur en kom je oog in oog te staan met wilde dieren. Je maakt een leerzame en unieke reis. Je kan zelf kiezen welke dieren je bezoekt en kiest voor een safari te voet, met de boot, de bus of de auto doorheen het uitgestrekte gebied.

6.5.12 Passantenhavens

De streek is ook via het water te ontdekken. In het gebied zijn verschillende lig- en aanlegplaatsen voor de pleziervaart, de zogenaamde passantenhavens.

In Biest-Houtakker (NL) is er een kleine passantenhaven met een aanlegsteiger en een picknicktafel aan het Wilhelminakanaal.

Op de grens van Mol en Dessel (B) vind je een kruispunt van drie kanalen. De jachthaven Port Aventura is daar in de buurt en heeft het Blauwe Vlag Label.106 Deze haven ligt aan het prachtige Zilvermeer en vormt de ideale uitvalsbasis voor een boottocht over de kanalen.

Passantenhaven Oud-Turnhout (B) is de plaats waar de stad en het water elkaar raken. Hier vertrekken pleziervaarten en kano’s voor een tocht over het kanaal. Langs het kanaal is het gezellig fietsen en wandelen.

132 133 6 › RECREATIE EN TOERISME
Figuur: E3-strand103 Figuur: het overdekte Sterrenstrand TerSpegelt Figuur: subtropisch zwembad Het Vennebos104 Figuur: ‘t Zand 105
103 www.e3strand.nl/ 104 www.landal.nl/parken/het-vennenbos 105 www.beeksebergen.nl
Figuur: jachthaven van Mol 106 toerisme.gemeentemol.be/aanbod/291/zilvermeerhaven-port-aventura

6.5.13 Musea en erfgoed

KASTEEL VAN DE HERTOGEN VAN BRABANT (TURNHOUT, B)

Het Kasteel van de hertogen van Brabant is een impressionant kasteel met een slotgracht rond, gelegen in het hartje van de stad Turnhout. Oorspronkelijk was het een jachtverblijf van de eerste hertog van Brabant. Daarna werd het o.a. omgedoopt tot gevangenis, stadsmagazijn, pompiershuis en weversschool. Vandaag de dag zit hier het gerechtshof van Turnhout. Het kasteel is te bezichtigen van buitenaf.

NATIONAAL MUSEUM VAN DE SPEELKAART (TURNHOUT, B)

Het Nationaal Museum van de Speelkaart is ondergebracht in een oud fabriekspand in Turnhout en documenteert de geschiedenis, het gebruik en de fabricage van de speelkaart. De grafische industrie is lang belangrijk geweest in Turnhout. In het museum zijn o.a. nog een aantal historische persen te zien.

Figuur: kasteel van de Hertogen van Brabant

Bron: nl.wikipedia.org/wiki/Kasteel_van_de_hertogen_van_Brabant

TAXANDRIAMUSEUM (TURNHOUT, B)

Het Taxandriamuseum bevindt zich in het fraaie, 16de-eeuwse ‘Huis metten Thoren’. Het toont de rijke kunstcollectie van Turnhout en de Antwerpse Kempen, zoals het wereldwijd gerenommeerde Turnhoutse kant. Het jachtverleden spreekt tot de verbeelding door (opgezette) valken en een hert, de Lieremanschilders hebben het vermaarde vennen- en bosgebied in de regio artistiek en smaakvol op doek gezet. In de riante achtertuin kun je met een drankje heerlijk tot rust komen.

nl.wikipedia.org/wiki/Nationaal_Museum_van_de_Speelkaart.

BEGIJNHOF EN MUSEUM (TURNHOUT, B)

Een oase in de stad: dit prachtige 14de-eeuwse begijnhof is UNESCO-werelderfgoed. De Calvariekapel aan de barokke begijnhofkerk is meer dan de moeite waard. In het Begijnhofmuseum maak je kennis met de verdwenen gemeenschap van de begijnen.

Bron: www.kempen.be/activiteit/taxandriamuseum

134 135 6 › RECREATIE EN TOERISME
Figuur: Taxandriamuseum Figuur: Nationaal Museum van de Speelkaart Bron: Figuur: Begijnhof Bron: toerismeturnhout.turnhout.be/begijnhof-werelderfgoed

NATUURPUNT MUSEUM (TURNHOUT, B)

In het Natuurpunt Museum wordt in vier tentoonstellingsruimten de relatie gelegd tussen natuur en erfgoed. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de collectie, naast oude films en historische kunstwerken. Naast de permanente opstelling, biedt het museum plaats aan tijdelijke tentoonstellingen. Daarin wordt veel aandacht besteed aan nieuwe thema’s en uitdagingen, zoals versnippering en ontsnippering, klimaatverandering en stadsnatuur.

HOFKE VAN CHANTRAINE (OUD-TURNHOUT, B)

Het Hofke van Chantraine is een kunst- en erfgoedcentrum waar bezoekers kunnen genieten van tentoonstellingen en expo’s. Het Hofke werkt mee aan de fietsroute Kunst-OUT, een fietsroute van 18km langs 19 kunstwerken in Oud-Turnhout en een gegidste schilderswandeling waarin deelnemers in de voetsporen van de Lieremanschilders Oud-Turnhout en omgeving verkennen.

Bron:

MEDUCEUM (TURNHOUT, B)

Verscholen achter de muren van het Sint-Victorinstituut toont het Meduceum (Medisch Educatief Museum) de rijke geschiedenis van de zorg voor de zieken. De collectie medisch en verpleegkundig materiaal van gasthuiszuster Alena geeft de evolutie mooi weer.

GRENSGERICHTE MUSEA

Museum De Bewogen Jaren in Hoge Mierde (NL), het Museum aan de Grens in Ravels (B), de Dodendraad in Baarle-Hertog (B) … het zijn getuigen van woelige tijden in de grenszone tussen België en Nederland.

136 137 6 › RECREATIE EN TOERISME
Figuur: Natuurpunt Museum www.kempen.be/activiteit/natuurpunt-museum Figuur: Meduceum Bron: toerismeturnhout.turnhout.be/nl/content/3607/meduceum.html-2 Beeld: Hofke Van Chantraine © Gemeente Oud-Turnhout

7

Wonen en bedrijvigheid

LANDGEBRUIK – WONEN

LANDGEBRUIK – INDUSTRIE

Het gebied telt in totaal 101.619 inwoners. Er wonen dus zo’n 341 inwoners per km². De grootste bevolkingsdichtheid vindt men terug in Turnhout (819 inw./ km²), gevolgd door Baarle-Hertog (406 inw./ km²) en Oud-Turnhout (368 inw./ km²).

Het gebied heeft een bebouwingsgraad van 4,8%, in de provincie Antwerpen is dit 6,4%. Turnhout heeft het grootste aandeel bebouwde oppervlakte (24,7% van de totale oppervlakte), vervolgens Oud-Turnhout (19,6% van de totale oppervlakte) en Arendonk (16,5% van de totale oppervlakte.

Grafiek: Procentuele weergave van de oppervlakte die ingenomen wordt door industrie per gemeente.

In het gebied wordt 5,9% vandaag gebruikt voor industriële doeleinden. Industrie is voor het grootste deel aanwezig in Turnhout (8% van haar totale oppervlakte), Arendonk (2,7% van haar totale oppervlakte) en Baarle-Hertog (2,4% van haar totale oppervlakte).

Waar vroeger de industrie gericht was op zuivel, turfwinning en steenbakkerijen, is dit vandaag eerder alimentatie, bouwmaterialen, transport en toebehoren, en elektronica.

Opmerkelijk is veelal de locatie van industriegebieden in het landschap. Zo liggen veel industriegebieden te midden van vogelrichtlijngebied, habitatrichtlijngebied etc. of vormen ze een harde grens aan deze beschermde natuurgebieden.

Grafiek: Graad van bebouwing per gemeente in Vlaanderen

De verschillende woonkernen worden grotendeels omringd door industrie en landbouw.

Het is veelal de landbouw die een overgangszone vormt naar natuur- en bosgebied. Deze gebieden bevinden zich namelijk voor het grootste deel aan de rand van de gemeenten.

Wel is er veel lintbebouwing aanwezig, vooral in de minder dichtbevolkte gemeenten, zoals bijvoorbeeld Ravels of Arendonk. Deze linten reiken dus tot ver buiten de woonkernen en snijden door het landbouw- en natuurlandschap van Taxandria.

141 7 › WONEN EN BEDRIJVIGHEID
Figuur: industrieterrein De Sleutel, Bladel Bron: Ronald Otter
142 143 7 › WONEN EN BEDRIJVIGHEID
Figuur: Runderen in De Liereman © Gemeente Oud-Turnhout Figuur: woon- en industriegebieden

8

Maatschappelijke context

8.1 Vooraf

Er zit enige historische consequentie in de keuze om met een ‘parkenbril’ naar Taxandria te kijken. Vanaf de jaren ’80 zijn verschillende initiatieven geweest om tot een grensoverschrijdende gebiedswerking te komen. Taxandria heeft immers sterke potenties om uit te groeien tot een hoogwaardig toeristisch-recreatief gebied.

HET BEU-INITIATIEF

Eerste aanzet is de ‘Grensparkenstudie’ (1984) in uitvoering van de Benelux Overeenkomst107 op het gebied van natuurbehoud en landschapsbescherming, dd. 8 juni 1982108. Destijdse opdrachtgever was de Benelux Economisch Unie (BEU; heden Benelux Secretariaat Generaal109).

Uit de eerste Grensparkenstudie volgde de afbakening van onderstaande grensoverschrijdende natuurgebieden en waardevolle grenslandschappen; zie figuur rechts:

1. het Merkske (2.650ha; grensoverschrijdende kleine landschapseenheid)

2. de Poppelse Lei (1.040ha; grensoverschrijdende kleine landschapseenheid)

3. Postel (15.200ha; potentieel grensoverschrijdend landschapspark met een kerngebied van 11.000ha en een zgn. bufferzone van 4.200ha

4. Ravels-Hilvarenbeek (potentieel grensoverschrijdend landschapspark met een kerngebied van 6.100ha en een zgn. bufferzone van 3.400ha)

5. het grensoverschrijdende spoorcomplex van Weelde-Station (Baarle-Nassau)

Voor al deze gebieden en landschappen werd door de BEU een concept-beleidsaanpak opgemaakt110

In het ‘Rapport betreffende de instelling van internationale grensparken in het BeneluxMiddengebied’ (volgend op bovenstaande studie) werden voor de Turnhoutse Kempen door de BEU twee gebieden verder inhoudelijk uitgewerkt met het oog als oprichting als grenspark:

> het Grenspark Postel: gelegen op het grondgebied van de gemeenten Reusel, Bladel, Eersel, Hoogeloon, Bergeyck en Luyksgestel aan Nederlandse zijde en Lommel, Postel (Mol), Dessel en Retie op Belgisch grondgebied

> het Grenspark Ravels-Hilvarenbeek: gelegen op het grondgebied van de Nederlandse gemeenten Goirle, Hilvarenbeek, Hooge en Lage Mierde. En Ravels en Arendonk aan Belgische zijde

Het huidige Grenspark Kalmthoutse Heide111 is evenwel het enige grensoverschrijdend

107 De Benelux-Overeenkomst van 1982 omvat zelf geen concrete maatregelen. De uitwerking ervan is toegekend aan het Benelux Comité van Ministers, dat daartoe juridisch bindende besluiten kan nemen (de zgn. “beschikkingen”)

108 www.fdfa.be/sites/default/files/atoms/files/317_Akte%20in%20het%20Nederlands.pdf

109 www.benelux.int/nl/info-burgers/benelux-unie/onze-organisatie/secretariat-general/

110 natuurtijdschriften.nl/pub/494577/DLN0880660712.pdf

111 grensparkkalmthoutseheide.com/

grenspark dat in 1992 in de schoot van BENEGO112 werd opgericht113. De andere potentiële grensparken op de Vlaams-Nederlandse grens zijn, ondanks de deskundige aanpak en beloftevolle start destijds, zonder gevolg gebleven.

De overeenkomsten tussen de bijna 40 jaar geleden afgebakende grensoverschrijdende natuurgebieden en waardevolle grenslandschappen en de huidige natuurkernen zijn gelukkig nog groot.

Figuur: grensoverschrijdende natuurgebieden en waardevolle grenslandschappen op de Belgisch-Nederlandse Grens tussen Turnhout en Tilburg

112 www.benego.eu/

113 Wat betreft het Grenspark, heeft het Benelux Comité van Ministers een hele reeks beschikkingen vastgesteld, op grond waarvan het Grenspark als waardevol natuurgebied werd aangeduid, dat werd afgebakend en vervolgens uitgebreid, en waarvoor een beheers- en inrichtingsplan werd opgesteld alsook een overlegstructuur werd ingesteld.

146 147 8 › MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT

GRENSLANDSCHAP TAXANDRIA

In de tweede helft van de jaren ’90 werd door Nederlandse en Vlaamse (regionale) overheden, natuurbeschermingsorganisaties en recreatiepartijen114 samengewerkt rond ‘natuurgerichte recreatie en toerisme in Taxandria’. Dat gebeurde op basis van de studie ‘Grenslandschap Taxandria’ (BRO-adviseurs/Mens en Ruimte). In deze studie werd ingezoomd op de natuurlijke kenmerken van het gebied tussen Breda-Tilburg- HerentalsLommel, op basis waarvan een ontwikkelingsvisie voor natuur en landschap werd uitgewerkt. De zgn. Landgoederenzone en het Moerengebied zijn in de context van het nationaal park relevant.

De grensoverschrijdende samenwerking leidde tot twee navolgende Interreg-projecten115 en een hele maatregelenmatrix in de sfeer van natuurgerichte recreatie. Een blijvende gebiedsgerichte samenwerking, een formele gebiedsstatus of afbakening kwamen er niet.

van de kwaliteit en de samenhang van Europees beschermde gebieden aan beide zijden van de Vlaamse-Nederlandse grens. Het project had als voornaamste doel voor de staatsgrensoverschrijdende gebieden waarvoor nooit eerder een vorm van samenwerking bestond een visie ten aanzien van natuur te ontwikkelen. Waarbij het ook de bedoeling was om te komen tot een afgestemde grensoverschrijdende afbakening van de speciale beschermingszones (N2000).

Het GEB hanteerde hierbij ecologische clusters/begrenzingen als basis. Volgende samenhangende gebieden in het Turnhoutse werden in een voorstudie van het GEB afgebakend:

> nr. 11 Merkske-Hollandse loop

> nr. 12 Poppelse Leij of Leijbeek

> nr. 13 Overheide en Poppelse Aa/Rovertsche Leij

> nr. 14 Staatsbossen en landgoed De Utrecht

> nr. 15 Hoge Vijverbos en Belevensche Heide

> nr. 16 Moeren en Ronde Put

> nr. 17 Postel-Boswachterij Hapert117

In het GEB zelf (JEURINK e.a., 2004a) worden zes (6) gebieden nader uitgewerkt waaronder deelgebied nr. 16 Moeren en Ronde Put.

Doel van de studie was om het verschillende beleid, inrichting en beheer van grensoverschrijdende natuurgebieden en natuurverbindingszones in beeld te brengen én op elkaar af te stemmen. Van feitelijke afstemming, ook wat de grensoverschrijdende afbakening van de N2000-gebieden betreft, is niet veel in huis gekomen. Het GEB is niet verder gekomen dan louter inventariseren en aanbevelen.

INSTRUMENTENSTUDIE REGIONAAL PARK TURNHOUTSE KEMPEN

Aan Vlaamse zijde voerde de Strategische Projectenorganisatie Kempen (vzw SPK)118 samen met Natuur en Bos, de Vlaamse Landmaatschappij, Boerenbond en lokale Kempense besturen in 2012 een instrumentenstudie uit: ‘Naar een regionaal park voor de Turnhoutse Kempen’. In deze studie werden geen formele begrenzingen neergelegd. De studie was een ruimtelijke actie (°6) in uitvoering van de Mobiliteitsstudie Noorderkempen in opdracht van het provinciebestuur Antwerpen119. In de mobiliteitsstudie werd uitgegaan van een conceptuele clustering  van de groene kamers rond Turnhout. Hierbij werd het ruimtelijk concept van Grenslandschap Taxandria hernomen, dat bevestigde dat de stad Turnhout (en het stedelijke gebied Turnhout) als enige in de hele Benelux in de vier windstreken omringd is door open ruimte, een bijzondere troef voor de centrumstad van de regio.

GRENSOVERSCHRIJDEND ECOLOGISCH BASISPLAN

Vanuit hetzelfde idee als de Benelux Economische Unie, 1984 werd in 2007 in opdracht van Natuur en Bos en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij116 het ‘Grensoverschrijdend Ecologisch Basisplan’ (GEB) aan de Vlaams-Nederlandse grens opgesteld (JEURINK e.a., 2004a). Het GEB omvat concrete plannen voor verbetering

114 Provincie Noord-Brabant, Provinciebestuur Antwerpen, Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, Samenwerkingsverband Midden-Brabant, Staatsbosbeheer, Agentschap voor Natuur en Bos, Stadsgewest Breda, Toeristische Federatie Provincie Antwerpen

115 www.vlaio.be/nl/vlaio-netwerk/efro-interreg/ontdek-interreg/interreg-programmas-vlaanderen

116 Het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) was tussen 1989 en 2003 een Nederlands ministerie.

117 Heden Boswachterij Kempen

118 Heden blenders.be/

119 www.provincieantwerpen.be/content/dam/provant/drem/dienst-mobiliteit/mobiliteitsplanning/RA_ Noorderkempen_20120731_tg.pdf.

148 149 8 › MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT
Figuur: via Grenslandschap Taxandria werd bijna 600.000 EUR geïnvesteerd in grensoverschrijdende, natuurgerichte recreatie (©sjefvandepoel)

ARO

In navolging van de mobiliteitsstudie Noorderkempen van de provincie, kwam er in 2017 in opdracht van het provinciebestuur Antwerpen het ARO-rapport120. Arendonk, Ravels en Oud-Turnhout (ARO) vormen een grote open ruimte kamer binnen de Noorderkempen. Het gebied is herkenbaar afgebakend door de staatsgrens (noord en oost), de gewestweg Turnhout-Baarle (west) en de autosnelweg (zuid). Opzet was dat ARO een proeftuin was voor een gebiedsprogramma dat zoekt naar mogelijkheden voor verdere economische, toeristisch-recreatieve en maatschappelijke versterking van deze open ruimte. Een gebiedsof parkwerking werd niet opgezet. Acties tot heden situeren zich vooral in de agrarische open ruimte121

HAALBAARHEIDSSTUDIE NATIONAAL PARK KEMPEN

Op het toekomstforum in oktober 2019 van het Steekplatform Kempen (dat bestaat uit de lokale Kempense besturen, provinciebestuur Antwerpen, politieke partijen, sociale partners en regionale stakeholders) werd in uitvoering van het zgn. Kempenpact 2030122 besloten om te gaan voor één Nationaal Park Kempen. Een haalbaarheidsstudie Nationaal Park Kempen met coördinatie door IOK (Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen) en het Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete werd opgezet. De studie kwam er uiteindelijk niet.

De kwaliteiten en variatie aan grensoverschrijdende landschappen van heide, bos, moeras en beekvalleien binnen Taxandria is gekend. Een concrete beleidsaanpak om structureel en grensoverschrijdend aan de slag te gaan rond beheer en bescherming van die gebieden, maar ook toeristisch-recreatief bleef tot heden uit. Studies en beleidsinitiatieven om hier verandering in te brengen werden koel ontvangen, niet doorgezet of selectief opgenomen.

120 www.provincieantwerpen.be/aanbod/drem/dienst-gebiedsgericht-beleid/aro.html

121 www.oud-raveldonk.be/

122 http://streekplatformkempen.be/kempenpact-2030/10-projectideeen-in-volle-uitwerking/

150 151 8 › MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT
Figuur: afbakening van deelgebied nr. 16, Moeren en Ronde Put; één van de 7 deelgebieden in het Turnhoutse die afgebakend werden in het kader van het Grensoverschrijdend Ecologisch Basisplan (GEB); 2003

8.2 Juridisch en beleidskader

In het Vlaams Regeerakkoord 2019-2024 staat de ambitie om de oprichting van enkele Landschapsparken en Nationale Parken te realiseren. In 2021 werd een oproep voor kandidaat Nationale parken Vlaanderen en Landschapsparken gelanceerd. Begin 2022 werden zes kandidaten geselecteerd voor het verdere traject van Nationale Parken: Bosland, Brabantse Wouden, Hoge Kempen, Kalmthoutse Heide, Scheldevallei en Taxandria.

De finaliteit van een Nationaal Park Vlaanderen is het duurzaam beschermen van de biodiversiteit en de bijhorende natuurlijke processen van de meest waardevolle natuurgebieden in Vlaanderen. Daarnaast en voor zover de draagkracht van het gebied dit toelaat, wordt een toeristisch-recreatieve ontwikkeling beoogd. Waarbij er ook een mogelijkheid is, conform de projectoproep123, om dit grensoverschrijdend op te nemen.

Doel voor Taxandria is een gebiedserkenning over een zekere grensoverschrijdende schaal en oppervlakte die aan een bepaalde kwaliteitsgarantie voldoet. Het erkennen van een gebied als Vlaams park heeft géén gevolgen voor de eigenaars of gebruikers van percelen gelegen binnen de Vlaamse parken (noch daarbuiten). Er zijn géén verplichtingen die doorwerken in de vergunningverlening verbonden aan het label Nationaal Park Vlaanderen.

Een mogelijk grensoverschrijdend nationaal park Taxandria wordt, wat governance en organisatiestructuur betreft, wél geënt op Vlaamse regelgeving. De Vlaamse Regering keurde hiertoe het ‘Decreet houdende de Vlaamse Parken en Landschapszorg’ definitief goed124

Het is niet de bedoeling dat het Nederlandse deel van Taxandria zich confirmeert aan de Nederlandse Wet Natuurbescherming op basis waarvan de Nederlandse Nationale parken worden aangewezen.

De masterplannen voor de Nationale Parken en Landschapsparken zijn géén juridisch verordenende beleidsplannen en vormen dus ook geen basis voor het vergunningenbeleid.

Dit wordt verduidelijkt in artikel 8 van het Parkendecreet dat stelt: ‘De erkenning als Landschapspark of Nationaal Park Vlaanderen in de zin van dit decreet genereert geen bijkomende verplichtingen en geen bijkomende beperkende maatregelen ten aanzien van de eigenaars en gebruikers in het park en haar omgeving’.

Bestaande Vlaamse en Nederlandse wet- en regelgeving in het gebied rond natuur en bos, ruimtelijke ordening, mest en stikstof, water, andere blijven onverkort van toepassing. Gezien Taxandria een ‘natuurpark’ betreft, wordt hieronder de focus gelegd op de wet- en regelgeving rond ruimtelijke ordening en natuur (Europese en nationale). Er wordt niet ingegaan op Provinciale wetten, regelingen en verordeningen voor natuurbeheerders.

De culturele verschillen binnen Taxandria over de grens heen, zijn niet zo groot. Bestuurlijk zijn ze des te groter.

Hieronder een overzicht:

123 www.natuurenbos.be/vlaamseparken

124 Beslissingen van de Vlaamse Regering | Vlaanderen.be

8.2.1 Ruimtelijke Ordening

De aanpak van de ruimtelijke ordening verloopt in Vlaanderen anders dan in Nederland, zowel op papier als op het terrein. De ruimtelijke bestemming van een gebied in Vlaanderen is vastgelegd in het Gewestplan en/of in Ruimtelijke Uitvoeringsplannen (Gewestelijk, Provinciaal, Gemeentelijk).

De Belgische gewestplannen125 zijn een (verouderd, maar robuust) planningsinstrument dat enkel nog van kracht is op die plekken waar het niet vervangen werd door een nieuwer plan. Na 2000 zijn de bestemmingen van het gewestplan op vele plekken gewijzigd door de opmaak van ‘ruimtelijke uitvoeringsplannen’ (RUP’s). De voor Taxandria relevante gewestplannen zijn deze van Turnhout en Herentals-Mol.

Conform art. 4 Parkendecreet126 komen onderstaande bestemmingscategorieën in aanmerking voor aanduiding als natuurkern:

> De ruimtelijk kwetsbare gebieden, vermeld in artikel 1.1.2 10° Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening127

> Bestemming waterweg of een gelijkwaardige bestemming aangewezen op de plannen van aanleg of de goedgekeurde ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening

> Speciale beschermingszones (SBZ) zoals gedefinieerd in artikel 2, 43°, van het Natuurdecreet128

> Militair domeinen

> Gebieden met een maritieme component, afgebakend volgens of in uitvoering van internationale overeenkomsten of verdragen betreffende het natuurbehoud of van akten betreffende het natuurbehoud, met inbegrip van Europese richtlijnen, vastgesteld op grond van internationale verdragen

Als er vandaag de dag in Vlaanderen planningsprocessen129 opgestart worden, is dat niet meer op basis van de destijdse gewestplannen. Van 2004 tot 2009 werkte de Vlaamse overheid in overleg met gemeenten, provincies en middenveldorganisaties ruimtelijke visie uit voor dertien buitengebiedregio’s waaronder Noorderkempen en Neteland. De visies geven op hoofdlijnen aan welke gebieden behouden blijven voor landbouw en waar ruimte is voor méér natuur- en bosgebied.

Samen met de natuur- en landbouworganisaties maakte de Vlaamse Regering al afspraken, doorvertaald in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV), om te evolueren naar 750.000 ha agrarisch gebied, 150.000 ha natuurgebied en 53.000 ha bosgebied. Wat een toename is met 38.000 ha natuurgebied en 10.000 ha bosgebied en een afname van 56.000 ha landbouwgebied.

125 omgeving.vlaanderen.be/nl/gewestplan

126 Voluit: ‘Het ontwerpdecreet houdende de Vlaamse parken en algemene landschapszorg’

127 codex.vlaanderen.be/portals/codex/documenten/1018245.html

128 codex.vlaanderen.be/Portals/Codex/documenten/1005915.html

129 omgeving.vlaanderen.be/nl/ruimtelijk-beleid-en-planning/gebiedsontwikkeling/planningsprocessen-voorlandbouw-natuur-en-bos

152 153 8 › MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT

Het RSV gaat uit van een dubbele planstructuur, die bestaat uit het ruimtelijk structuurplan en het ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP). Een ruimtelijk structuurplan is een beleidsdocument dat het kader aangeeft voor de gewenste ruimtelijke structuur. Ruimtelijke uitvoeringsplannen zijn hoofdzakelijk bestemmingsplannen en worden opgemaakt ter uitvoering van het ruimtelijk beleid omschreven in ruimtelijke structuurplannen. In tegenstelling tot ruimtelijke structuurplannen hebben ruimtelijke uitvoeringsplannen wel verordenende kracht. De visies voor de buitengebiedregio’s vormen de basis voor de opmaak van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die bestemmingen, al dan niet in afwijking op de gewestplannen, op perceelsniveau vastleggen.

De gewestelijke ruimtelijk uitvoeringsplannen voor landbouw, natuur en bos (AGNAS) zijn een belangrijk instrument voor geïntegreerde gebiedsontwikkeling voor strategische openruimtegebieden. Momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe generatie Ruimtelijke Beleidsplannen, die de structuurplannen zullen vervangen.

Nood-Brabant beschikt sinds maart 2014 over de Structuurvisie ruimtelijke ordening130; een actualisatie van de visie die in 2010 door Provinciale Staten werd vastgesteld. In de structuurvisie staat welke ruimtelijke doelen de provincie graag wil bereiken en op welke wijze. In 2014 doorgevoerde beleidswijzigingen gingen over de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Brabant.

Het ruimtelijk beleid in Noord-Brabant wordt gevoed door visies, agenda’s en plannen, binnen een regelgevend kader. Die staan in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant131

130 www.brabant.nl/onderwerpen/ruimtelijke-ontwikkeling/ruimtelijk-beleid/structuurvisie

131 www.brabant.nl/onderwerpen/omgevingsbeleid/interim-omgevingsverordening

154 155 8 › MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT
Figuur: gewestplan en structuurvisie Nederland

8.2.2 Natuur

NATURA 2000

Aan Vlaamse zijde van de Rijksgrens is er zowel vogel- als habitatrichtlijngebied aangewezen132

Het habitatrichtlijngebied BE2100024 ‘Vennen, heiden en moerassen rond Turnhout’ is

3.2627 ha groot en ligt in de Noorderkempen, provincie Antwerpen. Het bestaat uit 16 deelgebieden die gelegen zijn op het grondgebied van de gemeenten Arendonk, Baarle-Hertog, Merksplas, Oud-Turnhout, Ravels en Turnhout.

Het vogelrichtlijngebied BE210101538 ‘Arendonk, Merksplas, Oud-Turnhout, Ravels en Turnhout’ (7.077ha) bestaat uit twee ruimtelijk nagenoeg gescheiden deelgebieden: een deelgebied ten noordwesten van Turnhout (terreinen gelegen in Turnhout, Merksplas, Weelde, doorlopend tot Poppel) en een deelgebied ten noordoosten van Turnhout (terreinen gelegen te Oud-Turnhout en Ravels, doorlopend tot Overbroek). Beide entiteiten worden grotendeels gescheiden door de geruilverkavelde vallei van de Aa. Het vogelrichtlijngebied (ook bekend onder de namen ‘Gebieden ten noorden van Ravels en Turnhout’ en ‘Turnhouts Vennengebied’) overlapt niet volledig met de verschillende deelgebieden van de SBZ-H.

Voor de realisatie van de Europese natuurdoelen wordt maximaal ingezet op lokale samenwerking. In de gebiedsgerichte werking wordt gefocust op projectmatige realisatie. Een belangrijke bijdrage wordt geleverd door de uitvoering van natuurbeheerplannen, soortenbeschermingsprogramma’s, een samenhangende reeks van projecten zoals LIFE- , Interreg- en natuurinrichtingsprojecten.

Aan Nederlandse zijde zijn er géén vogelrichtlijngebieden aangeduid, wel een aantal aparte habitatrichtlijngebieden133

Het habitatrichtlijn NL9803073 Regte Heide & Riels Laag is 538ha groot en ligt op grondgebied van de gemeente Goirle, Noord-Brabant. Kempenland-West (NL1000022) is met 1.882ha aanzienlijk groter. Kempenland bestaat uit verspreid liggende grotere terreinen: in het westen de Rovertse Heide, naar het oosten de Mispeleindsche Heide, Neterselsche Heide, Landschotsche Heide en het Grootmeer. Tussen deze heideterreinen stromen de meanderende lopen van de laaglandbeken Reusel, Groote Beerze en Kleine Beerze.  Dit habitatrichtlijngebied strekt zich uit over de gemeentes Bladel, Eersel, Hilvarenbeek, Oirschot en Reusel-De Mierden.

Voor de uitvoering kijkt de Rijksoverheid naar de zogenaamde ‘voortouwnemers’ van het gebied; hier veelal de Provincie Noord-Brabant.

132 natura2000.vlaanderen.be/gebied/turnhouts-vennengebied

133 www.natura2000.nl/gebieden/noord-brabant

156 157 8 › MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT
Figuur: natura 2000 gebieden in Vlaanderen en Nederland

VLAAMS ECOLOGISCH NETWERK (VEN)

- NATUURNETWERK BRABANT (NNB)

Het Natuurnetwerk Brabant is een netwerk van deels bestaande en deels nieuwe natuurgebieden die door ecologische verbindingszones met elkaar verbonden zijn. Noord-Brabant wil in 2027 alle ontbrekende verbindingen in het netwerk hebben gedicht met nieuwe natuur. Dan moet er een robuust netwerk liggen dat zoveel mogelijk op een natuurlijke wijze functioneert en klimaatbestendig is. Het Natuurnetwerk Brabant is onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland.

Het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) is een selectie van de waardevolste en gevoeligste natuurgebieden in Vlaanderen134. Het netwerk bestaat in de eerste plaats uit de gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en de natuurverwevingsgebieden en natuurverbindingsgebieden van het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON). Er zijn twee procedures voor de aanduiding van het VEN en het IVON: na een eerste afbakening van een deel van de gebieden volgens de procedure van het Natuurdecreet in 2003, gebeurt de verdere aanduiding nu steeds via het omgevingsbeleid. De afbakening en invulling van de natuurverbindingsgebieden is de verantwoordelijkheid van de provincies.

Het Turnhouts Vennengebied (gebiedsnummer 316) is in het VEN aangeduid als Grote Eenheid Natuur (GEN)135

Op basis van het Natuurdecreet en het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) is de afbakening van in totaal 125.000 ha (9,2% van de Vlaamse landoppervlakte) Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) voorzien. De afbakening verloopt in twee fasen: in eerste fase werden consensusgebieden opgespoord op basis van de Gewenste Natuur- en Bosstructuur en de Gewenste Agrarische Structuur. Dat resulteerde in de afbakening van ca. 85.000 ha als overdruk op de bestemmingsplannen (gewestplannen, BPA’s). Hierna werden nog 8.000 ha ruimtelijke uitvoeringsplannen in de consensusgebieden voorgesteld waarvan ca. 2.000 ha goedgekeurd werd.

De tweede fase wordt sinds 2006 aangepakt via gebiedsgerichte planningsprocessen in dertien buitengebiedregio’s. Midden 2009 was er een ruimtelijke visie voor alle regio’s (zie 8.1.1). Voor iedere regio keurde de Vlaamse Regering een operationeel uitvoeringsprogramma goed met o.a. een lijst van op te maken ruimtelijke uitvoeringsplannen. De afbakening loopt achter op schema. Eind 2020 is ca. 75% van het VEN (ca. 93.600 ha) afgebakend.

Belangrijkste motivatie hierachter is het tegengaan van versnippering van natuurgebieden en te komen tot grotere en verbonden leefgebieden voor planten en dieren.

134 natuurenbos.vlaanderen.be/natuur-wijzigen/beschermde-gebieden-ven-en-ivon/opbouw-doel-ensituering

135 Zie ‘Ruimtelijke, ecologische en juridische onderbouwing voor de aanduiding van gebieden als “grote eenheid natuur” (als onderdeel van een Vlaams Ecologisch Netwerk) in de provincie Antwerpen (INBO)

158 159 8 › MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT
Figuur: gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en Natuurnetwerk Brabant (NNB)

NATUURBEHEERPLANNEN

De Vlaamse regering besliste eerder al tot een netto toename aan natuur met hoge kwaliteit, overal en dicht bij iedereen. Die toename bestaat uit zowel nieuwe, bijkomende natuur (door uitbreiding en/of inrichting) als bestaande natuur (door omvorming of door onder passend beheer te brengen). Sinds 28/10/2017 is er in Vlaanderen een nieuwe regelgeving voor natuurbeheerplannen. Deze kwam mede tot stand om aangepaste instrumenten te ontwikkelen voor de realisatie van de Vlaamse natuurdoelen in het kader van Natura 2000. Zo worden alle oude uitgebreide bosbeheerplannen en beheerplannen van natuurreservaten en bosreservaten omgezet naar natuurbeheerplannen. Bij de omzetting krijgt de beheerder het voorstel voor het ambitieniveau voor de ecologische functie (type twee, drie of vier).

Natuur en Bos (als competente overheid) gaat van start met omzetting van plannen van gebieden die gelegen zijn in de speciale beschermingszones (N2000).

Natuur en Bos en Natuurpunt beheer vzw ijveren voor meer en betere natuur in Vlaanderen. Goede beheerplannen zijn noodzakelijk om biodiversiteit alle kansen te geven. Natuur en Bos en Natuurpunt Beheer vzw zijn als terreinbeheerders zélf verantwoordelijk voor de opmaak en het ambitieniveau van het natuurbeheerplan. Voor de terreinen van Natuur en Bos is opmaak van een NBP verplicht. Natuurpunt streeft voor haar terreinen een reservaatstatuut na. Natuurreservaten komen in het nieuwe systeem overeen met de natuurterreinen van type 4 waarvoor een aparte erkenning wordt aangevraagd. Voor oude beheerplannen is een overgangsmaatregeling voorzien.

De vraag om te komen tot een komen tot een natuurbeheerplan type 4 geldt niet voor de militaire domeinen van Defensie België.

De uitrol van het natuurbeleid in Nederland verloopt decentraal. Noord-Brabant heeft met het Beleidskader Natuur (2022) haar ambities uitgezet voor het provinciale natuurbeleid. De ambities voor de Brabantse gebieden zijn aangegeven in het natuurbeheerplan NoordBrabant 2023136 en beschrijft de beleidsdoelen en de subsidiemogelijkheden voor de ontwikkeling en het beheer van natuurgebieden en agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb) in de provincie.

In Brabant liggen 20 Natura 2000-gebieden. De provincie is verantwoordelijk voor de beheerplannen van 9 van deze gebieden, 2 daarvan liggen in Taxandria. De provincie Noord-Brabant stelde het beheerplan op voor de Natura 2000-gebieden Kempenland-West en Regte Heide & Riels Laag en is verantwoordelijk voor de uitvoering hiervan. In de plannen is uitgewerkt hoe beleven, gebruiken en beschermen van de Brabantse natuur kunnen samengaan137.

137 www.brabant.nl/-/media/f823faa19fcf4c889470bca2ae61f794.pdf

160 161 8 › MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT
Figuur: gebieden met natuurbeheerplannen langs Vlaamse en Nederlandse zijde
136 www.brabant.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/natuur/natuurbeheerplan

8.2.3 Erfgoed

Het onroerend erfgoed wordt in Vlaanderen beschermd via een aantal ruimtelijke sporen. Het onroerend erfgoeddecreet van 1 januari 2015 voorziet vier mogelijke beschermingsstatuten:

> beschermd monument (geklasseerd)

> beschermd stads- of dorpsgezicht

> beschermd cultuurhistorisch landschap

> beschermde archeologische site

Relevant voor Taxandria zijn naast de beschermde monumenten en beschermd dorps- of stadsgezicht de beschermde landschappen. Een plek kan als landschap worden beschermd omwille van zijn natuurwetenschappelijke, cultuurhistorische, esthetische of sociaalculturele waarde.

De Vlaams minister bevoegd voor onroerend erfgoed kan archeologisch, bouwkundig, landschappelijk en varend erfgoed met een hoge erfgoedwaarde beschermen. Dit gebeurt steeds na een waarderend onderzoek, meestal in een thematisch kader uitgevoerd door het agentschap.

Ook Noord-Brabant geeft bijzondere aandacht aan het behouden en versterken van de identiteit en het karakter van de provincie138 Hoe de provincie met haar erfgoed en historische landschappen moet omgaan wordt bepaald door de nieuwe Omgevingswet (verwachte inwerkingtreding 1 januari 2024). De Omgevingswet gaat over wet- en regelgeving met betrekking tot bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur.

162 163 8 › MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT
Figuur: natuurgebieden en dorpsgezichten
138 www.brabant.nl/onderwerpen/cultuur-erfgoed-sport-vrijetijd/erfgoed-en-ruimte

8.3 Andere relevante beleidsplannen en -processen, projecten en visies

De verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling, het beheer en de bescherming van natuur ligt in Nederland bij de provincies. In 2022 loopt het huidige beleidskader Brabant Uitnodigend Groen (BrUG) af. Als uitwerking van de Brabantse Omgevingsvisie werd door de provincie een nieuw beleidskader Natuur uitgewerkt139. Dat de beleidsopgaven, doelen en aanpak voor de periode 2023-2030 bevat, op weg naar 2050, wanneer de Brabantse natuur robuust, inclusief en verbonden is. De beleidsopgaven zijn gebaseerd op de toestand van de Brabantse natuur en leefomgeving, de wettelijke verplichtingen, de evaluatie en actualisatie van het natuurbeleid, waaronder het BrUG.

Naast een beleidskader natuur 2030 legde de provincie Noord-Brabant met het Brabants beleidskader Landbouw en Voedsel 2030 een uitwerking neer voor het thema Landbouw en Voedsel van de Brabantse Omgevingsvisie140

Hoe Noord-Brabant met zijn water omgaat, wordt gevat door het Regionaal Water en Bodem Programma141. De Waterschappen zijn hierbij een belangrijke actor.

De uitdagingen rond klimaatverandering, uitputting van de bodem en teveel stikstofneerslag worden door Noord-Brabant opgenomen in de Gebiedsgerichte Aanpak. Waar mogelijk wordt dit opgenomen in combinatie met de transitie van de landbouw, vrijkomende agrarische gebouwen, energietransitie, en soms zijn er ook woningbouw- en infrastructuurvraagstukken142

In Vlaanderen wordt er beleid gemaakt door het Vlaamse, provinciale143, 144 en gemeentelijke145 niveau. Wat leidt tot een zekere versplintering. Formeel geldt het principe van subsidiariteit, dat uitgaat van verschillende rollen en verantwoordelijkheden over de verschillende bestuurslagen, die passen bij de voor die betreffende bestuurslaag geldende vraagstukken, uitdagingen en opgedragen taken.

Feit is dat er in het gebied een zeker bundelingsbeleid is vanuit natuur, milieu, ruimtelijke ordening, landbouw, ea. Over het Turnhouts Vennengebied wordt wel eens gewezen op de ‘lasagna aan beleidsprocesen’ die in het gebied langs, door en over elkaar lopen (al is dat relatief).

139 www.brabant.nl/-/media/3974d091802547aa8c446abe9422af69.pdf?la=nl

140 www.commissiemer.nl/projectdocumenten/00009348.pdf

141 www.brabant.nl/onderwerpen/water-en-bodem/waterbeleid-en-meetgegevens/regionaal-water-enbodem-programma

142 www.brabant.nl/onderwerpen/aanpak-stikstof/gebiedsgerichte-aanpak

143 Bijvoorbeeld www.provincieantwerpen.be/aanbod/drem/dienst-ruimtelijke-planning/beleidsplan-ruimte. html

144 Bijvoorbeeld www.provincieantwerpen.be/aanbod/drem/dienst-gebiedsgericht-beleid/aro.html

145 Bijvoorbeeld beleidsplanruimteravels.com/, e.a.

Hieronder een selectie van de meest relevante processen en beleidsacties voor het Vlaamse deel (andere dan deze opgesomd onder 8.1):

> De stroomgebiedbeheerplannen voor Schelde en Maas146 Die bepalen wat Vlaanderen zal doen om de toestand van de waterlopen en het grondwater te verbeteren en ons beter te beschermen tegen overstromingen. Realisatiegerichte doelen in het gebied die hierin inschuiven zijn o.a.:

» het vrijwaren van overstromingsgevoelige valleien van bebouwing

» het herstellen van de natuurlijke dynamiek in valleigebieden

» het gebiedsgericht programma voor het herstel en de inrichting van (gedegradeerde) wetlands (natte natuur)

» het realiseren van een functioneel en samenhangend netwerk van groenblauwe infrastructuur

»

> Het ‘Bosplan’ in functie van het realiseren van de 10.000 ha bijkomend bos in Vlaanderen waarvan 4.000 ha tijdens deze regeerperiode147 en waarbij dit gebied ook in beeld is. Voor de bosuitbreiding worden verschillende instrumenten ingezet, zoals verwerving door het ANB, aankoopsubsidies, subsidies voor bosaanleg, grondenbank bosuitbreiding, lokale grondenbanken, inrichtingsprojecten … Ook zullen juridische drempels voor bebossing worden weggewerkt

> De netto toename aan natuur met hoge kwaliteit, overal en dicht bij iedereen. Tegen 2025 wordt 20.000 ha bijkomende ha natuur onder effectief natuurbeheer gebracht. Dit omvat zowel nieuwe, bijkomende natuur (door uitbreiding en/of inrichting) als bestaande natuur (door omvorming of door onder passend beheer te brengen)

> Via het Blue Deal programma: aanpak van droogte en de gevolgen van de klimaatverandering, met o.a. focus op herstel van natte natuur (zie supra). De klimaatmitigatie en -adaptatie wordt verder opgenomen in het Vlaams Klimaat Adaptatieplan148

> Het Stikstofakkoord en samenhangend ontwikkelplan landbouw-natuur voor het Turnhouts Vennengebied (zie o.a. ook 5 landbouw)149. Piet Vanthemsche werd hierbij aangeduid als intendant van de Vlaamse regering voor het Turnhouts Vennengebied150

> Het stikstofsaneringsplan met ecologische herstelmaatregelen voor de in het gebied aanwezige Europese natuur. Dit plan bestaat uit een algemene herstelstrategie en een uitvoeringsagenda gebaseerd op een gebiedsanalyse van elke speciale beschermingszone, die de nodige sanering en herstelmaatregelen in kaart brengt151

146 De stroomgebiedbeheerplannen geven uitvoering aan de Europese kaderrichtlijn Water (2000) en aan de Overstromingsrichtlijn (2007). Ze geven ook uitvoering aan de visie van de Vlaamse Regering op het integraal waterbeleid)

147 natuurenbos.vlaanderen.be/voor-lokale-besturen/project-meer-bos

148 omgeving.vlaanderen.be/nl/klimaat-en-milieu/klimaat/vlaams-klimaatadaptatieplan

149 www.vlaanderen.be/stikstof-in-vlaanderen/nieuwsberichten/vlaamse-regering-bereikt-stikstofakkoord

150 www.vlm.be/nl/themas/veerkrachtigeopenruimte/herstructureringsbeleidPAS/maatwerkgebieden/ Paginas/Rapportering-intendant.aspx

151 www.vlaanderen.be/publicaties/pas-gebiedsanalyse-in-het-kader-van-herstelmaatregelen-voorbe2100024-vennen-heiden-en-moerassen-rond-turnhout

164 165 8 › MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT

> De coördinatieopdracht van provinciegouverneur Cathy Berx152: in juni 2020 vroeg Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir aan gouverneur Berx om de coördinatie van de uitvoering van het Raamakkoord Liereman en het voorzitterschap van de overleggroep Liereman op te nemen. Binnen dit forum is er ook opvolging van het Ruimtelijk Uitvoeringsplan voor Landschap de Liereman153 (dat moet leiden tot bijkomend natuuren bosgebied), de lopende natuurinrichting154, e.a.

152 www.gouverneurantwerpen.be/taken-en-bevoegdheden/coordinatie/liereman.html

153 omgeving.vlaanderen.be/nl/rup-de-liereman

154 www.vlm.be/nl/projecten/Paginas/De-Liereman.aspx

166 167 8 › MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT
Beeld: Turnhouts Vennengebied © Diana Vriends voor Stripe Away (Outdoorblogger, reisagent & fotograaf)

9

SWOT

9.1 Methodologisch kader

In deze bijlage worden sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen voor de oprichting van Nationaal Park Taxandria geïdentificeerd.

> De sterktes zijn voornamelijk de aanwezige biotische en abiotische elementen, processen en, structuren die belangrijke troeven vormen voor de oprichting van een Nationaal Park in de Turnhoutse Kempen.

> De zwaktes zijn de biotische en abiotische elementen en processen die de realisatie van de doelstellingen van een Nationaal Park kunnen bemoeilijken.

> De kansen zijn vooral elementen die niet eigen aan de natuur zijn, maar acties of menselijke activiteiten die helpen om een Nationaal Park te realiseren.

> De bedreigingen zijn elementen die niet eigen aan de natuur zijn, maar acties of (resultaten van) menselijke activiteiten die de realisatie van een nationaal park en haar doelstellingen kunnen bemoeilijken.

9.2 Overzichtstabel

ZWAKTES OPPORTUNITEITEN

- Gevoeligheid natuurwaarden niet compatibel met hoge milieudrukken uit de omgeving

- Kwetsbaarheid van soorten in kleine populaties

‘Startkapitaal’ inzake natuurbeheer en natuurontwikkeling

Verderzetten en uitbouwen van samenwerkingsverbanden

- Leesbaarheid, uitstraling, versnipperd Uitbreiding tot grensoverschrijdend park met internationale uitstraling

! Barrières Internationale positie

Natuur- en systeemherstel op landschapsniveau

Handhaving en zonering recreatie op parkniveau aanpakken

Handhaving en zonering recreatie op parkniveau aanpakken

Natuureducatie

STERKTES BEDREIGINGEN

+ Het Nationaal Park omvat naar Vlaamse normen grote aaneengesloten natuur- en boscomplexen

+ Aanwezigheid Vlaamse en Europese topnatuur

+ Combinatie natuur – cultuur met uitgestrekt natuurlandschap en nabijheid centrumstad

Turnhout

+ Aanwezigheid van reeds goed uitgebouwde recreatieve ontsluiting en onthaalstructuren

+ Grensoverschrijdende natuur en recreatie

+ Kanaal Dessel-Schoten als verbindend element

9.3 Overzicht van de sterktes

A) HET NATIONAAL PARK OMVAT NAAR VLAAMSE NORMEN GROTE AANEENGESLOTEN NATUUR- EN BOSCOMPLEXEN

Het Nationaal Park wordt gevormd door een opvallende cluster van naar Vlaamse normen zeer uitgestrekte natuur- en boscomplexen in de Turnhoutse Kempen. Verschillende deelkernen zoals Landschap de Liereman, het Turnhouts Vennengebied en de Gewestbossen Ravels behoren elk afzonderlijk al tot een beperkte selectie van grootste natuurgebieden van Vlaanderen. De oprichting van een Nationaal Park kan fungeren als een drijvende kracht om in samenspraak met de coalitiepartners de natuurkernen verder uit te breiden en onderling te verbinden zodat op termijn een nog robuuster en veerkrachtiger geheel kan ontwikkelen. Dergelijke grote aaneengesloten gebieden bieden - naast een grote variatie aan abiotische kenmerken en een resulterende hoge biodiversiteit - ook de beste garanties voor het duurzaam herstel van tal van natuurlijke processen op landschapsschaal (natuurlijke waterhuishouding, natuurlijke successie, enz.) en het duurzaam in standhouden van levensvatbare, veerkrachte populaties van inheemse soorten.

Deze Vlaamse gebieden worden aan de Nederlandse zijde van de grens gespiegeld door clusters van bossen, meanderende beken, uitgestrekte heidevelden en zandverstuivingen tussen Eindhoven, Tilburg en Den Bosch.

B) AANWEZIGHEID VLAAMSE EN EUROPESE TOPNATUUR

Een belangrijke troefkaart van het kandidaat Nationaal Park is naast de oppervlakte (kwantiteit) ook het hoge aandeel Vlaamse en Europese topnatuur met talrijke aanwezigheid van beschermde habitats en soorten (kwaliteit). De oprichting van een Nationaal Park kan in die zin in belangrijke mate bijdragen aan de regionale en internationale natuurbehoudsdoelstellingen. Karakteristiek voor Taxandria zijn grote heidelandschappen met droge en natte heide, landduinen, heischrale graslanden, gagelstruwelen en veenvegetaties. Deze biotopen komen voor in grote aaneengesloten heidekernen van enkele tientallen tot enkele honderden hectare. Hoewel ze minder groot zijn dan de uitgestrekte heidelandschappen van bv. de Kalmthoutse heide of de Limburgse schietvelden is de variatie en verwevenheid met andere biotopen vaak groter waardoor ze op vlak van biodiversiteit minstens even belangrijk zijn.

! Intensief landgebruik in en rond het Nationaal Park

! Verstoorde waterhuishouding met versnelde afvoer van grond- en oppervlaktewater

! Slechte waterkwaliteit van de waterlopen

! Stijgende recreatiedruk

! Invasieve exoten

! Conflicterend grondgebruik

! Verpaarding & bijkomende serres

Ook het aanwezige vennenlandschap is uniek in Vlaanderen. Met name het Turnhouts Vennengebied herbergt tal van uiterst zeldzame en goed ontwikkelde voedselarme zwakgebufferde vennen met soorten zoals waterlobelia, moerassmele en drijvende egelskop die op slechts een handvol plaatsen in Vlaanderen voorkomen. Door de karakteristieke vegetaties van het oeverkruidverbond verschillen de Turnhoutse vennen bv. ook met het vennencomplex van Kalmthout (waar vooral zure vennen voorkomen) en nemen ze zowel landschappelijk als vegetatiekundig een unieke positie in binnen de (Antwerpse) Kempen. Uniek zijn ook de weidevogelgebieden in het Nationaal Park. In het Turnhouts Vennengebied leeft één van de grootste populaties grutto van Vlaanderen; een kleinere populatie houdt nog stand in de Liereman (Braekeleer). Ook andere weidevogels zoals wulp, tureluur, watersnip, zomertaling en slobeend komen hier tot broeden. Opmerkelijk is dat zowel grutto als wulp hier voorkomen op in cultuur gebrachte natte graslandcomplexen aan de randen van hun oorspronkelijke broedbiotoop bestaande uit natte heide, venen en vennen. Dit vormt een belangrijk onderscheid met de populaties van deze soorten aan de Kust- en Scheldepolders. De unieke positie die deze weidevogelgemeenschappen in de Kempen

170 171 9 › SWOT

innemen staat echter sterk onder druk; het Turnhouts Vennengebied vormt een van de laatste belangrijkste bolwerken.

C) COMBINATIE NATUUR – CULTUUR MET UITGESTREKT

NATUURLANDSCHAP EN NABIJHEID CENTRUMSTAD TURNHOUT

De grote aantrekkingskracht van het Nationaal Park Taxandria ontstaat door de combinatie van een uitgestrekt natuurlandschap met uitzonderlijk waardevolle natuurkernen en de onmiddellijke nabijheid van Turnhout, de officieuze hoofdstad van de Kempen. Ook Tilburg en Eindhoven liggen binnen handbereik. Aan bewoners en toeristen wordt een unieke pallet aan ervaringen geboden met natuur, cultuur, kleinschalig erfgoed, lekker eten en drinken met lokale producten, enz. op relatief korte afstand van elkaar. Bezoekers kunnen de stad en het omliggende buitengebied verkennen op een dag, maar de grote diversiteit biedt ook een enorm potentieel naar meerdaags verblijfstoerisme. Een bijkomende grote troef voor het gebied is de nabijheid tot Unesco-werelderfgoedsites met de begijnhoven van Turnhout en Hoogstraten en de recent erkende Kolonie van Wortel. Het park is ook goed bereikbaar voor recreanten zowel met de wagen (ontsluiting via de autosnelweg E34 en andere invalswegen) als met het openbaar vervoer (bv. Station Turnhout).

D) AANWEZIGHEID VAN REEDS GOED UITGEBOUWDE RECREATIEVE ONTSLUITING EN ONTHAALSTRUCTUREN

De Turnhoutse Kempen wordt gekenmerkt door een uitgestrekt afwisselend natuurlandschap dat rust uitstraalt en doorkruist wordt door een reeds goed uitgebouwd netwerk aan routestructuren om te wandelen, te fietsen en te sporten. Uithangbord bij uitstek is het Bels Lijntje, een grensoverschrijdende fietsverbinding tussen Turnhout (B) en Tilburg (NL) die het kandidaat Nationaal Park doorkruist. De aanwezigheid van trekpleisters zoals de uitkijktorens zoals D’n Flaestoren, in het Turnhouts Vennengebied en de Liereman verhogen verder de belevingswaarde. Het gebied is ook al goed ontsloten met recreatieve en (Brabantse) natuurpoorten, parkings en bezoekerscentra met bijvoorbeeld het bezoekerscentrum de Liereman in Oud-Turnhout, de Klein Engelandhoeve in Turnhout en het Boshuis in Ravels. Ook de connectie met centrumstad Turnhout is lokaal reeds aanwezig. Het Turnhouts Vennengebied wordt via trage wegverbindingen reeds ontsloten vanuit het stadshart tot aan het bezoekerscentrum Klein Engelandhoeve, van waaruit diverse wandelroutes vertrekken en activiteiten worden georganiseerd. Verdere ontwikkeling en afstemming van de aanwezige structuren - rekening houdend met de draagkracht van de natuurkernen - onder de vleugels van een Nationaal Park biedt een enorm potentieel voor natuurbeleving en natuurgericht toerisme.

Vastgesteld dient wél dat de grensoverschrijdende afstemming tussen de recreatieve netwerken en onthaalstructuren beter kan.

E) GRENSOVERSCHRIJDENDE NATUUR EN RECREATIE

Een bijkomende troef van Nationaal Park Taxandria is de aansluiting die gemaakt kan worden met de natuurgebieden en recreatiemogelijkheden in de aangrenzende Nederlandse gemeenten Bladel, Reusel - De Mierden, Hilvarenbeek, Goirle, e.a. De grote potenties voor natuurgerichte recreatie in de ruimere grensregio werden reeds eerder gedetailleerd in beeld gebracht.

F) KANAAL DESSEL-SCHOTEN ALS VERBINDEND ELEMENT

Het kanaal Dessel-Schoten is een van de zeven Kempische kanalen tussen de Maas en de Schelde. Het is gegraven op de rand van de micro-cuesta van de Kempen en ligt als een snoer tussen de verschillende delen van het kandidaat Nationaal Park. Hoewel de aanwezigheid van het kanaal tevens een bedreiging kan zijn (omwille van de mogelijke barrièrewerking voor zoogdieren die zich door het landschap verplaatsen), wordt de aanwezigheid vooral ingeschat als een sterkte. In eerste instantie omwille van het feit dat het kanaal voor vele andere soortengroepen (bv. vleermuizen, ongewervelden) ook een verbindingsfunctie kan vervullen tussen de verschillende deelkernen van het Nationaal Park. Daarnaast kan het kanaal ook op vlak van recreatieve ontsluiting een verbinding vormen tussen de verschillende delen van het park.

9.4 Overzicht van de zwaktes

A) GEVOELIGHEID NATUURWAARDEN NIET COMPATIBEL MET HOGE MILIEUDRUKKEN UIT DE OMGEVING

De karakteristieke heide- en venecosystemen van het Nationaal Park zijn gebonden aan voedselarme omstandigheden en zeer gevoelig voor vermesting en verzuring. Het leidt tot specifiek problemen zoals vergrassing, verzuring van bodems en oppervlaktewaters en finaal tot een kwaliteitsvermindering van de aanwezige habitats en het verdwijnen van soorten. Dat maakt dat het bereiken van de natuurkwaliteitsdoelstellingen in de natuurkernen van het Nationaal Park sterk afhankelijk is van milieudrukken van buitenaf. De hoge stikstofbelasting in de Turnhoutse Kempen samen met de hoge stikstofgevoeligheid van de aanwezige heide- en venhabitats zorgt voor een moeilijke combinatie. Specifiek voor het SBZ-H Turnhouts Vennengebied blijft ook na doorvoeren van de generieke Vlaamse reductie-maatregelen in het kader van de Programmatorische Aanpak Stikstof (PAS) de depositie vanuit (lokale) landbouw hoog in verhouding tot de bijdrage van het buitenland (vnl. Nederland), waardoor bijkomende lokale emissiereducties nodig zijn. Ook de belangrijke aanwezigheid van verdrogingsgevoelige habitats (natte heides, vennen, venen, natte weilanden) maakt grote delen van het Nationaal Park kwetsbaar voor verdroging. Grondwaterverlagende ingrepen binnen en buiten het park kunnen omwille van de zandige ondergrond immers ver tot in de natuurkernen doorwerken.

B) KWETSBAARHEID VAN SOORTEN IN KLEINE POPULATIES

Sommige typische soorten en potentiële uithangborden van het park zoals grote modderkruiper, waterlobelia, gentiaanblauwtje, enz. hebben slechts één of enkele kleine populaties in de kerngebieden van het Nationaal Park. Dat maakt de soorten erg kwetsbaar voor toevallige omstandigheden die kunnen leiden tot lokaal uitsterven. Een aantal typische soorten (bv. heivlinder) zijn reeds uitgestorven in het park en kunnen de regio op eigen houtje wellicht niet meer koloniseren. Dat maakt dat extra maatregelen dringend nodig zijn om de unieke soortgemeenschappen in het park duurzaam te kunnen behouden en herstellen.

C) LEESBAARHEID, UITSTRALING, VERSNIPPERD

Taxandria beslaat een uitgestrekt, maar nog versnipperd gebied dat loopt van Turnhout tot Tilburg. De landschappelijke en visuele samenhang en uitstraling ontbreken, onder andere door het gebrek aan een overkoepelend streekverhaal, een zichtbare identiteit en bijhorende huisstijl. Taxandria trekt vooral bezoekers aan van dichtbij. Sommigen zoeken louter

172 173 9 › SWOT

ontspanning en faciliteiten (horeca, toilet en speeltuin), anderen willen zich laten meevoeren door uitzonderlijke natuur. Het recreatief aanbod is, net als de natuur, versnipperd en komt voort uit individuele initiatieven met eigen bestaansreden en klemtonen. De bezoeker (of buitenstaander) vindt geen samenhangend verhaal en loopt daarom wat verloren in een versnipperd aanbod. Het gebied mist leesbaarheid en uitstraling, waardoor het geen aantrekkingskracht heeft voor bezoekers om er bijvoorbeeld één of meerdere dagen te verblijven.

D) BARRIÈRES

Lokale en bovenlokale transportaders zorgen voor een vlotte bereikbaarheid van het Nationaal Park maar vormen ook lijnvormige barrières die voor versnippering zorgen en daardoor een grote impact kunnen hebben op het ecologisch functioneren van het park. Vlaanderen staat bekend omwille van het meest uitgebreide wegennetwerk van Europa maar in de regio van Taxandria valt dat naar Vlaamse normen nog relatief mee. Toch doorsnijden een aantal belangrijke gewestwegen het gebied, zoals de N119 TurnhoutBaarle-Hertog die het Turnhouts Vennengebied doorsnijdt en de N118 Arendonk - Weelde die de Hoge Vijverbossen en de Gewestbossen Ravels doorkruist. De N12 Turnhout - Tilburg loopt grotendeels tussen de deelnatuurkernen door, maar doorsnijdt wel het verbindingsgebied tussen het Turnhouts Vennengebied en de Gewestbossen. En zorgt daarbij op een grotere landschapsschaal wel voor een belangrijke barrièrewerking in de regio. Op de Rijksgrens in Goirle zorgt het ecoduct ‘Over Heide’ voor een verbinding tussen Gorp en Roovert en Regte Heide, Riels Hoefte, Halve maan, Ooijevaarsnest en Nieuwkerk aan weerszijden van de N12/N630 (Turnhoutsebaan).

Naast deze grotere verkeersassen zijn er nog tal van steenwegen en kleinere wegen die lokaal voor versnippering zorgen. Aan de zuidkant van het park vormt de autosnelweg E34-A67 (Antwerpen – Eindhoven) een belangrijke ecologische barrière tussen de natuurkernen rond Turnhout en de grote natuurkern in het noorden van Mol. In 2014 is hier evenwel het ecoduct Kempengrens aangelegd dat de snelweg ter hoogte van de grens België - Nederland overspant. Gelijkaardige maatregelen (bv. de Pals) werden getroffen tussen de rijksgrens en de agglomeratie van Eindhoven, maar ook daar blijft de A67 een belangrijke ecologische barrière.

9.5 Overzicht van de kansen

A) ‘STARTKAPITAAL’ INZAKE NATUURBEHEER EN NATUURONTWIKKELING

Grote delen van de natuurkernen zijn reeds in eigendom en/of beheer van de terreinbeherende coalitiepartners Staatsbosbeheer, Brabants Landschap, Agentschap voor Natuur en Bos en Natuurpunt Beheer vzw. Voor het merendeel van deze terreinen zijn reeds goed onderbouwde landschapsvisies en natuurbeheerplannen beschikbaar. Een aanzienlijk deel van de beheerde terreinen heeft ook reeds het statuut van natuurreservaat. Bovendien werd in de natuurkernen van het Nationaal Park de voorbije decennia reeds fors geïnvesteerd, zowel in Vlaanderen als in Nederland, in een grootschalig herstel van de natuur- en landschapskwaliteit via verschillende Europese LIFE- en Interregprojecten, Projectsubisidies Natuur (PSN), GGA-processen155en natuurinrichtingsprojecten. In Landschap De Liereman werd in 2010 een succesvol LIFE project afgerond en in 2020 155 www.brabant.nl/onderwerpen/aanpak-stikstof/gebiedsgerichte-aanpak

werd gestart met een natuurinrichtingsproject waarbij de komende 6 tot 10 jaar meer dan 11 miljoen euro zal geïnvesteerd worden in o.a. vernatting, herstel van heide- en veengebieden, habitathersel voor weidevogels, enz. In het Turnhouts Vennengebied werd in het verleden reeds sterk geïnvesteerd in grootschalig venherstel o.m. door een natuurinrichtingsproject en twee LIFE-projecten. Momenteel loopt een 3de LIFE-project en een grootschalig venherstelproject gecofinancierd door grote donoren (particulier en industrie) met als doel verdwenen historische vennen te herstellen. Ook dankzij tal van kleinere inrichtingsprojecten via projectsubsidies vanuit de Vlaamse Overheid werd de voorbije jaren gericht gewerkt aan het verbeteren van de natuurwaarden en de toegankelijkheid in deze gebieden. Ook op het militair domein van Weelde werden reeds heel wat natuurherstelingrepen uitgevoerd in het kader van LIFE DANAH. Het hoge aandeel beheerde natuur, de uitgevoerde en lopende grootschalige herstelprojecten vormen een aanzienlijk ‘startkapitaal’ voor een succesvolle, duurzame uitbouw van Nationaal Park Taxandria. Ook het vele hiermee samenhangende studiewerk dat in de loop der jaren is uitgevoerd, de hierdoor opgebouwde systeemkennis (bv. ecohydrologisch functioneren) en de opgebouwde ervaringen inzake natuurherstel en -beheer zijn erg belangrijke troeven voor de verdere ontwikkeling van het park.

B) VERDERZETTEN EN UITBOUWEN VAN SAMENWERKINGSVERBANDEN

De oprichting van het Nationaal Park bouwt verder op een traditie van grote herstelprojecten en planvormingsprocessen met een belangrijke ruimtelijke impact in de Turnhoutse Kempen waarbij overleg, debat en samenwerking tussen maatschappelijke actoren en overheden steeds centraal heeft gestaan. Baanbreker was bv het Raamakkoord voor de Liereman dat in 2011 tussen de actoren landbouw en natuur is afgesloten, en waarin afspraken zijn vastgelegd over welke gebieden in het landschap de Liereman voor landbouw gebruikt zullen kunnen worden en in welke gebieden Europese natuur hersteld en ontwikkeld kan worden. Ook in de verschillende overlegorganen rond de natuurinrichtingsprojecten en gebiedsgerichte projecten zoals ARO zijn de verschillende maatschappelijke actoren steeds vertegenwoordigd. In recente jaren werd ook een constructief samenwerkingsverband tussen de terreinbeheerders en drinkwaterproducent PIDPA opgezet in functie van realiseren van gunstige hydrologische condities in de door de drinkwaterwinningen beïnvloede natuurterreinen.

Ook vermeldenswaard is de samenwerking tussen ANB en Defensie waarbij op het terrein afspraken worden gemaakt over het natuurbeheer voor de zones onder protocol, waaronder het MD Weelde. Dergelijke samenwerkingsverbanden zijn er evenzeer aan de NoordBrabantse zijde van de grens. Zo werkt de provincie Noord-Brabant rond verbindende projecten tussen natuur en samenleving156. Organiseren particuliere grondeigenaren zich om de provinciale natuurdoelen te behalen157. Maar wordt vooral aan de slag gegaan via de Gebiedsgerichte Aanpak158

156 www.brabant.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/natuur-en-samenleving

157 www.landelijkbrabant.com/bpg-over-ons/samenwerkingsverbanden/

158 www.ggagroenblauw.nl/overgga/startpunten+voor+samenwerken/default.aspx

174 175 9 › SWOT

C) UITBREIDING TOT GRENSOVERSCHRIJDEND PARK MET INTERNATIONALE UITSTRALING

Het Nationaal Park Taxandria heeft de potentie om verder door te groeien tot een grensoverschrijdend park. Naast de cluster van grote natuurgebieden aan Vlaamse kant bevindt zich aansluitend aan Nederlandse zijde een minstens even grote cluster van grote natuurdomeinen met o.a. Regte Heide, Gorp en Roovert, landgoed De Utrecht, boswachterij de Kempen, e.a. Een aantal gebieden sluit nu al naadloos op mekaar aan langsheen de landsgrens. Zo vormen de Gewestbossen van Ravels samen met de Hoge Vijverbossen en het Nederlandse landgoed de Utrecht een grensoverschrijdende cluster van meer dan 4000 ha. Ook Goorken en Rode Del maakten samen met het Reusels Moer in Nederland historisch deel uit van een veengebied langs beide zijden van de Belgisch-Nederlandse grens. Het ontwikkelen van een grensoverschrijdend Nationaal Park zou het geheel nog robuuster maken en de internationale uitstraling van het park nog verder versterken. Er is potentie voor de ontwikkeling van een grensoverschrijdend park dat in oppervlakte gelijkaardig of zelfs groter is dan tal van bestaande Nationale Parken in onze buurlanden.

Daarnaast zit er ook enige historische consequentie in de keuze om met een ‘parkenbril’ naar Taxandria te kijken. In de ‘Grensparkenstudie’ uit de jaren ’80 van vorige eeuw van de BEU (in uitvoering van de Benelux Overeenkomst op het gebied van natuurbehoud en landschapsbescherming, dd. 8 juni 1982) waren de grensoverschrijdende natuur- en boscomplexen van het Merkske (toen potentieel 2.650ha), Postel (toen potentieel grenspark 15.200ha;) en Ravels-Hilvarenbeek (toen potentieel grenspark van 9.500ha) ook al in beeld.

D) INTERNATIONALE POSITIE

De ligging van Nationaal Park Taxandria in de brede regio tussen de Noord-Brabantse stedengordel (Breda – Tilburg – Eindhoven), de Vlaamse Ruit (Brussel – Gent – Antwerpen – Leuven) en het Duitse Ruhrgebied biedt veel kansen voor de ontwikkeling van een natuur- en recreatiepool met internationale uitstraling. De verdere versterking van de natuur- en landschapskwaliteit, gekoppeld aan de uitbouw van een geïntegreerde onthaalen belevingsinfrastructuur én aan een gecoördineerde marketing van het Nationaal Park (streekidentiteit) kan aanzienlijke baten genereren voor de lokale economie. Voor het in 2006 opgerichte Nationaal Park Hoge Kempen werd deze economische meerwaarde (5.000 jobs en omzet van 191 miljoen EUR)reeds becijferd159. Dankzij de investeringen in natuur bestaan er duizenden bijkomende arbeidsplaatsen in de betrokken gemeenten van het Nationaal Park, jobs die er niet waren zonder de natuur en de oprichting van het park. Nationaal Park Taxandria heeft een gelijkaardig potentieel. Deze overtuiging wordt ook weerspiegeld door de sterke ondersteuning voor deze kandidatuur door lokale ondernemers en de toeristische sector.

E) GRENSOVERSCHRIJDEND NATUUR- EN SYSTEEMHERSTEL OP LANDSCHAPSNIVEAU

Het Nationaal Park biedt - zowel vanuit haar rol als drijvende kracht voor uitbreiding en verbinding van de natuurkernen, als vanuit haar rol als overlegplatform tussen actoren – grote kansen om op landschapsschaal te werken aan herstel en verbetering van cruciale systeemkwaliteiten die nodig zijn om de aanwezige natuurwaarden

159 www.tvl.be/nieuws/ignace-schops-nationaal-park-goed-voor-5000-jobs-en-omzet-van-191-miljoeneuro-152797

duurzaam in stand te houden en te ontwikkelen. Voorbeeld bij uitstek is het herstel van een meer natuurlijke waterhuishouding waarbij knelpunten niet enkel lokaal maar op grote schaal en gebiedsdekkend aangepakt moeten worden. Zo is het bv. voor de vele grondwaterafhankelijke natuurwaarden in het park belangrijk dat naast het wegwerken van ontwaterende structuren ook infiltratiegebieden afdoende worden beschermd en beheerd.

In het kader van de Programmatorische Aanpak Stikstof (PAS) besliste de Vlaamse Regering in het Turnhouts Vennengebied tot extra maatregelen, zowel op vlak van emissiereductie, als inzake het alloceren van natuurdoelen en ingrepen voor abiotisch herstel160 Daarnaast hebben zowel Vlaanderen als Nederland de ambitie om te komen tot substantiële reductie van de stikstofdepositie en natuurherstel aan weerszijden van de grens.

De belangrijkste doelen voor het gebied zijn:

> connectiviteit van natuur

> hydrologisch herstel

> realiseren natuurdoelen op de grens

Tijdens de Vlaams-Nederlandse Top van 4 november 2020 is afgesproken samen te werken en van elkaar te leren omtrent elkaars stikstofaanpak161

F) HANDHAVING EN ZONERING RECREATIE OP PARKNIVEAU AANPAKKEN Het grensgebied trekt nu reeds duizenden bezoekers per maand. Of het nu wandelaars, fietsers, ruiters of mountainbikers zijn: iedereen wil van de natuur genieten. Dankzij het statuut van park kan een veelvoud aan bezoekers verwacht worden. Een sterke stijging van de recreatiedruk door oa Corona vormt een grote uitdaging maar ook een kans om dit gebiedsoverschrijdend en op uniforme manier op parkniveau aan te pakken. De relatieve grootte van de aaneengesloten natuur- en bosgebieden biedt mogelijkheden om een verantwoorde zonering te organiseren die rekening houdt de draagkracht van de natuurkernen. Om het recreatief medegebruik af te stemmen op de draagkracht van de natuur, zijn spreiding tussen en zonering in de natuurkerngebieden uiterst belangrijk. Het maakt bepaalde gedeelten van het park tot een rustgebied voor planten en dieren.

Bezoekers kunnen de natuur nog steeds beleven zonder deze te verstoren. Bezoekers worden best opgevangen in de buitenschil van het park (zoals in de onthaalzones van BC Liereman, Klein Engelandhoeve, Boshuis en de Brabantse natuurpoorten ) zodat de natuurkernen ontlast worden en hun draagkracht niet overschreden wordt. Naast meer belevingsmogelijkheden in de buitenschil kan tegelijk gewerkt worden aan een striktere handhaving in de natuurkernen (bv. van het verbod loslopende honden).

E) NATUUREDUCATIE

In de verschillende bezoekerscentra (BC Liereman, Klein-Engelandhoeve en Boshuis) van het kandidaat Nationaal Park vormt natuureducatie reeds lang een belangrijke pijler van de werking. Een netwerk van vaak vrijwillige natuurgidsen brengt bezoekers in contact met de Kempense natuur. Op die manier worden thema’s zoals klimaat, biodiversiteit, verdroging, enz. op een laagdrempelige manier aan een breed publiek voorgesteld.

160 assets.vlaanderen.be/image/upload/v1680159367/PAS_Programmadocument_fjbmw6.pdf

161 www.rvo.nl/sites/default/files/2022-05/Ontwerpprogramma-Stikstofreductie-en-Natuurverbetering.pdf

176 177 9 › SWOT

Ook de Brabantse natuurpoorten geven informatie over natuur, al is er geen educatief aanbod voor scholen en groepen.

9.6 Overzicht van de bedreigingen

A) INTENSIEF LANDGEBRUIK IN EN ROND HET NATIONAAL PARK

Zoals onder 3a) aangegeven vormt de hoge stikstofbelasting in de regio samen met de hoge stikstofgevoeligheid van de aanwezige heide- en venhabitats voor een moeilijke combinatie.

Aan de basis van deze bedreiging ligt het intensieve landbouwgebruik in de ruime regio van de Noorderkempen. Meer specifiek vormt ook het intensieve landgebruik in de Europese beschermingszones en in de ruimtelijke kwetsbare gebieden een gekend knelpunt voor het realiseren van Europese natuurdoelstellingen.

B) VERSTOORDE WATERHUISHOUDING MET VERSNELDE AFVOER VAN

GROND- EN OPPERVLAKTEWATER

Tal van menselijke ingrepen (historisch en meer recent) op de watersystemen in en rond het Nationaal Park verstoren de natuurlijke waterhuishouding die de basis vormt voor de specifieke aanwezige natuurwaarden. In het verleden stond steeds de ontwaterende functie voorop. Ingrepen zoals het rechttrekken en verdiepen van waterlopen en het draineren van natte depressies door kunstmatige waterlopen vormen de grootste knelpunten. De versnelde afvoer van oppervlaktewater leidt niet alleen tot verdroging, verminderde grondwatervoeding en verstoorde kwel-infiltratierelaties, maar ook tot stroomafwaartse piekdebieten en overstromingen met geëutrofieerd landbouwwater. Op die manier leidt het tot kwaliteitsvermindering en verdwijnen van natte natuur en verlies van leefgebied van specifieke doelsoorten (bv. weidevogels).

C) SLECHTE WATERKWALITEIT VAN DE WATERLOPEN

De waterkwaliteit van de waterlopen in het Nationaal Park is matig tot slecht en op heel wat plaatsen sterk afhankelijk van de kwaliteit van het bovenstroomse gedeelte, veelal buiten het Park gelegen. De aanvoer van voedselrijk water vanuit de omliggende intensieve landbouwgebieden is dan ook een belangrijke bedreiging. Door infiltratie en overstromingen bij piekdebieten komen hoge concentraties nutriënten in depressies en vallei-gebonden natuurgebieden terecht. Belangrijke knelpunten zijn er t.h.v. de depressie van de Liereman (Lieremansloop en Braekeleersloop) en in het Goorken waar door overstromingen een sterke aanrijking optreedt langsheen de Wamp en nitrofiele soorten opduiken in de nabij gelegen van nature voedselarme heide- en venhabitats.

D) STIJGENDE RECREATIEDRUK

In het gebied is er al langer een sterk stijgende recreatiedruk, o.m. dankzij investeringen in de uitbouw van routestructuren voor zachte recreatie en van onthaalpoorten zoals bezoekerscentra. Sinds de coronacrisis is het nog drukker geworden in de natuurgebieden162 en dat zorgt lokaal voor o.a. afval, geluidsoverlast, overrecreatie en schade. Bij verdere ontwikkeling van natuurrecreatie in het kader van een Nationaal Park moet erover gewaakt worden dat de draagkracht van de natuurkernen niet overschreden wordt. Tal van karakteristieke habitats en soorten in het Nationaal Park zijn immers zeer gevoelig

162 www.np-utrechtseheuvelrug.nl/wp-content/uploads/2022/03/Lusten-en-lasten_quick_scan_ bezoekersdrukte_in_recreatie_en_natuurgebieden_in_nh.pdf

voor verstoring en/of betreding. Bijzondere aandachtszones zijn de betredingsgevoelige natte biotopen met kwetsbare vegetaties zoals vennen, natte heide en venen. Ook tal van verstoringsgevoelige soorten als grondbroeders en ruimtebehoevende soorten zoals roerdomp, grauwe klauwier, porseleinhoen, maar ook gladde slang enz. hebben behoefte aan grote afgesloten rustgebieden om zich voort te planten, te broeden en te foerageren163 De bedreiging via toegenomen recreatie vormt tegelijk een kans om nieuwe doelgroepen weloverwogen in contact te brengen met natuur.

E) INVASIEVE EXOTEN

Een aantal invasieve exoten vormen een specifieke bedreiging voor de kwetsbare natuurwaarden van het Nationaal Park. Voorbeelden zijn o.a. een populatie stierkikker in Goorken-Rode Del (die een rechtstreekse bedreiging vormt voor de inheemse amfibieën) en de aanwezigheid van grote groepen ‘zomerganzen’ (o.a. Canadese ganzen, nijlganzen en verwilderde grauwe ganzen) die vertrappeling en vermesting veroorzaken van kwetsbare venoevervegetaties. Ook exotische vissen zoals zonnebaars, Amerikaanse dwergmeerval en blauwbandgrondel in de vennen vormen een grote bedreiging voor amfibieën en andere inheemse watermacrofauna. In de bossen verhindert de aanwezigheid van exoten zoals Amerikaanse vogelkers en rododendron de verjonging van inheems loofhout en de natuurlijke successie richting kwaliteitsvolle habitatwaardige bossen. Een gebiedsdekkende en gecoördineerde aanpak van specifieke probleemsoorten is nodig op parkniveau. Exoten houden zich overduidelijk niet aan grenzen.

F) KWALITEITSVERLIES VAN HET LANDSCHAP

Om de tot doel gestelde kwaliteitsverbetering en oppervlakte-uitbreiding van de natuurkernen in het nationaal park te kunnen realiseren moeten lokaal knelpunten met conflicterend grondgebruik opgelost worden wegens niet goed in het landschap ingepast en of te grootschalig. Waarbij het moeilijk is om recente, met economische groei verweven, ontwikkelingen in het landgebruik te beïnvloeden. De aanleg van nieuwe bedrijventerreinen, infrastructuur, grootschalige serrecomplexen, ea leidt tot kwaliteitsverlies van cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke landschappen die vaak niet meer te herstellen zijn.

Helaas ook kenmerkend voor het gebied is de typische Belgische lintbebouwing bv. langsheen de N12 Turnhout-Tilburg met de kenmerkende ‘Vlaamse koterij’; ongestructureerde bouwwerkjes die achter de lintbebouwing langs de hoofdwegen werden opgetrokken (en die een begrip zijn in Vlaanderen). Verpaarding wordt ook gezien als een van de oorzaken van de verrommeling van het landschap, met name aan de ‘rafelranden’ van bebouwde gebieden.

Van een andere orde maar even nefast voor de natuurwaarden of het natuurlijk landschappelijk karakter van het gebied zijn historische aantastingen in de grootschalige natuurgebieden door weekendverblijven (met tendens naar permanente bewoning).

Maar ook de vertuining en verharding die er mee gepaard gaat. Lokaal zijn de beekdalen en moerassen in het gebied aangetast door (vaak illegale) vis- en recreatievijvers met bijhorende koterij.

163 www.vogelbescherming.nl/docs/287be629-e618-40f8-9d72-c05a0f394b26.pdf

178 179 9 › SWOT
Beeld: Rode Wandeling © Christophe Verheyen

Met steun van

Deze landschapsbiografie is tot stand gekomen met de financiële steun van de Vlaamse Overheid, de gemeente Oud-Turnhout, de stad Turnhout, Natuurpunt en de Provincie Antwerpen in het kader van de kandidatuur tot erkenning als Nationaal Park Vlaanderen.

LANDSCHAPSBIOGRAFIE

2000-2024

Kaartmateriaal

CLUSTER landschap en stedenbouw

Grafische vormgeving

Bailleul Ontwerpbureau en Binnenwerk

Inbinden

Binnenwerk

Coverbeeld

Zicht op Grote Klotteraard in het Turnhouts Vennengebied

© Olivier Ceulemans

Disclaimer

De gebiedscoalitie heeft geprobeerd voor alle beelden in deze publicatie de rechthebbenden te achterhalen. Mocht u desondanks beelden tegenkomen, waarvan u rechthebbende bent en u heeft geen toestemming gegeven voor de publicatie, neem dan contact op via info@oud-turnhout.be

Woord van dank

We wensen de redactie te bedanken voor de diverse besprekingen en herlezingingen van deze lijvige uiteenzetting. Wij willen ieder die heeft bijgedragen aan de inhoud hartelijk danken voor hun inzet.

COLOFON

De studie voor het Nationaal Park Taxandria is opgebouwd uit 4 afzonderlijke boeken:

› Taxandria, Landschapsbiografie: geschiedenis (400.000.000 v.Chr.-2000 n.Chr.)

› Taxandria, Landschapsbiografie: heden (2000-2024)

› De Lage Venen, Masterplan (2024 - 2030 - 2048 - 2100)

› De Lage Venen, Operationeel Plan (2030)

Dit deel van Taxandria, Landschapsbiografie focust op Taxandria vandaag. Het boek start met de landschapsgenese Die vormt de basis voor de beschrijving van het hydrologisch systeem. Vervolgens komt de landschapsecologische systeemanalyse aan bod (LESA). De volgende hoofdstukken gaan in op de landschappelijke analyse van het erfgoed met de erfgoedrelictenkaarten, de landbouw, recreatie & toerisme en wonen & bedrijvigheid. Daarna wordt de maatschappelijke context geschetst, met het juridisch kader, de beleidsplannen en lopende projecten en visies. Tot slot vermeldt een SWOT-analyse de conclusies over sterktes, zwaktes, opportuniteiten en bedreigingen, zoals die vanuit de landschapsbiografie werden gedetecteerd. Deze SWOT vormt het scharnier tussen de boeken van de landschapsbiografie en het boek van het masterplan, waarin de visies op het landschap, toerisme en recreatie ontwikkeld worden.

Deze landschapsbiografie is opgemaakt in het kader van de kandidatuur van Taxandria (De Lage Venen) om Nationaal Park te worden (mei 2023).

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.