hippolytos Isa Apallius de Vos en Cris Mollee
A N A L Y S E H I P P O LY T O S
VA N E U R I P I D E S PHAEDRA AND HIPPOLYTUS (1802) door Pierre Narcisse GuĂŠrin
I N H O U D S O P G AV E ANALYSE HIPPOLYTOS VAN EURIPIDES
HIPPOLYTOS EN PHAEDRA; TWEE VERSIES
TWEEDE EPEISODION; REGIEAANWIJZINGEN
Een uitgebreide analyse van het toneelstuk van Euripides aan de hand van de criteria van Aristoteles, met behulp van de kernbegrippen uit de synopsis.
Vergelijking van de twee stukken over Hippolytos en Phaedra van Euridipes en de door Hugo Claus bewerkte versie van Seneca op het gebied van inhoud en boodschap. Ook met een kort beargumenteerd oordeel over het bezochte toneelstuk van Claus.
Eigen interpretatie van een scene uit het script van Euripides, inclusief gesproken tekst, toneel- aanwijzingen en een beschrijving van het gebruik van de toneelvloer.
D
e tragedie Hippolytos, geschreven in 428 voor Christus, is een van de 5 verhalen waarmee Euripides de eerste plaats haalde bij de Dionysia, een Grieks feest dat jaarlijks in het Athene van de vijfde eeuw voor Christus werd gevierd. Was deze tragedie ook echt zo goed als de Grieken toen dachten als we letten op de richtlijnen van Aristoteles? Aristoteles vond het verloop van de handelingen in het verhaal, de mythos, erg belangrijk voor een tragedie, zelfs belangrijker dan het karakter van de personages. In het verhaal van Euripides spelen de handelingen een rol, maar ook het karakter. Euripides was een schrijver die zich veel bezig hield met het menselijk karakter en bekeek mensen op een psychologische manier. Dat is terug te zien in het verhaal. Door op het begin van het verhaal Afrodite te laten vertellen waarom Phaedra verliefd is geworden kan het publiek zich goed focussen op het karakter
van Phaedra. Als toeschouwer kom je zo dingen te weten over Phaedra, maar ook over Hippolytos en Theseus, door de dingen die ze doen en zeggen. Wat Aristoteles belangrijke elementen van het plot vond waren eleos en phobos. Eleos is het medelijden met een persoon die een ongeluk niet verdient en phobos is de angst voor een dreigend ongeluk voor een personage dat op ons lijkt. Ook peripeteia en anagnorisis waren belangrijke elementen volgens Aristoteles. Peripeteia is de omslag van geluk naar ongeluk voor een personage en anagnorisis is de herkenning van iemands ware identiteit. Phaedra is een van de personages die zorgt voor eleos in het verhaal. Ze kan er niks aan doen dat ze verliefd is geworden op haar stiefzoon, dat komt namelijk door de godin Afrodite, en daardoor voelt het publiek eleos als ze horen over de verliefdheid
die haar kwelt. Ook voelt het publiek phobos als Phaedra’s geheim dreigt verteld te worden aan Hippolytos door de voedster. Daardoor is Phaedra een goed personage volgens Aristoteles. Hippolytos en zijn vader Theseus zorgen ook voor eleos in het verhaal; Theseus door zijn vrouw te verliezen en Hippolytos door onterecht gestraft te worden door Theseus, die beweert dat Hippolytos zich wilde vergrijpen aan Phaedra. Het vinden van het briefje bij de dode Phaedra zorgt ook voor een ommekeer in het verhaal, de peripeteia, waardoor het tragische effect vergroot wordt. Door de vergissing van Theseus komt er ook hamartia voor in het verhaal (het maken van een morele fout in onwetendheid). Door deze hamartia is het tragische effect op het verhaal het grootst volgens Aristoteles. Pas
op het eind is er echt anagnorisis te zien als Theseus hoort dat hij Hippolytos heeft laten sterven terwijl die niets fout had gedaan. Aan het eind van de tragedie, nadat Hippolytos Theseus heeft vergeven, is er sprake van katharsis (reiniging van een grote hoeveelheid emoties) omdat het verhaal goed is afgelopen en het publiek af is van de hoeveelheid emoties die ze voelden tijdens de tragedie.
DEATH OF HIPPOLYTUS (1611)
Ik denk dat Aristoteles de tragedie van Euripides een redelijk goede tragedie had gevonden omdat er veel geloofwaardige aspecten zoals phobos, eleos, peripeteia en hamartia in terugkwamen die een tragedie volgens Aristoteles een goede en geloofwaardige tragedie maken. Toch werd er ook veel over het karakter van de personages gezegd wat volgens Aristoteles niet zo belangrijk was.
door Peter Paul Rubens
H I P P O LY T O S EN PHAEDRA; TWEE VERSIES
H
et toneelstuk ‘Phaedra’ van Hugo Claus volgt het toneelstuk van Seneca vrij nauwkeurig. Het is wat verhaallijn en vorm betreft hetzelfde, de verschillen zitten in de enigszins gemoderniseerde details; zo is het zwaard in een mes veranderd en maakt Claus geen gebruik van het ouderwetse bodeverhaal.
PHAEDRA (1880) door Alexandre Cabanel
Als je het stuk vergelijkt met de originele versie van Euripides zie je echter wel de nodige verschillen. Qua inhoud is het duidelijkste verschil dat het in Seneca’s versie veel meer om Phaedra draait. Zij gaat namelijk niet, zoals in Euripides’ versie, gelijk na de openbaring van haar geheim aan Hippolytos door de voedster dood, maar pas nadat Hippolytos zichzelf heeft vermoord en zij de waarheid aan Theseus heeft verteld. Daarbij verdraaid Phaedra het verhaal en beweert aan Theseus dat Hippolytos haar verkracht heeft. Een ander opvallend verschil zit in het karakter van Phaedra en hoe zij omgaat
met haar verliefdheid; in Euripides’ versie probeert zij zichzelf te beheersen, terwijl de voedster haar er bij Seneca met grote moeite probeert uit te praten. Een belangrijk verschil in de vorm is de opening; Euripides begint met een monoloog van Aphrodite, een cruciaal aspect aangezien dit de handelingen en gevoelens van de personages verklaart, zoals de begeerte van Phaedra naar Hippolytos. Seneca opent met een conversatie tussen Phaedra en haar voedster, wat in de Griekse versie pas later in het stuk plaatsvindt. Ook zijn bij Seneca de goden veel minder nadrukkelijk aanwezig. Wat Seneca’s versie duidelijk doet verschillen van Euripides’ is zijn monocentrische structuur; hij legt de nadruk op de emotie van individuele karakters, een aspect wat bij Euripides niet zo duidelijk aanwezig is. Hij is hierbij beïnvloedt door Ovidius, met name door de Medea, waarbij “character and decision are of limited in-
terest compared with the display of rhetorically enhanced emotion” (Meyer, 1990). Hiermee wil hij duidelijk maken dat de emotie de overhand in het stuk heeft, wat - zeker in vergelijking tot Euripides een belangrijk onderdeel is voor het karakter. Een aspect dat wel in beide stukken terug te vinden is de verantwoordelijkheid van haar afkomst en de goden voor Phaedra’s liefde voor Hippolytos; ze verwijzen in de tekst allebei naar de verschrikkelijke begeerte van haar moeder en ook worden de goden duidelijk genoemd. Uit deze vergelijking kan de conclusie worden getrokken dat de versie van Seneca een imitatio is van het origineel van Euripides. Het stuk is wat sfeer en weergave van de personages betreft erg verschillend,
PHAEDRA (2014)
maar er zijn toch veel belangrijke aspecten die overeenkomen. Wat er uit springt is het thema van beide stukken; ‘verboden liefde’ staat centraal. Een ander belangrijk receptie-element is de vorm. Hoewel de verhaallijn veranderd is en daardoor de achterliggende intenties aangepast zijn, zijn de opbouw (met koren, bepaalde verhoudingen tussen karakters, etc.) en belangrijke gebeurtenissen nog duidelijk terug te zien. Zoals genoemd legt Seneca de nadruk op de emotionele kant van de karakters en maakt hiervan gebruik om tot de climax van het stuk te komen. Doordat hij de verlangens en haatgevoelens zo uitgebreid heeft uitgewerkt, valt te spreken van een romantische invalshoek. Seneca zoomt in op de verboden liefde van Phaedra en laat de toeschouwer met haar meeleven, waardoor de tragische, maar zeker ook romantische sferen het karakter van het stuk bepalen.
T W E E D E E P E I S O D I O N ;
REGIEAANWIJZINGEN
DIANA WITH HER HUNTING DOGS BESIDE KILL (17e eeuw) door Jan Fyt
door de Utrechtse Spelen
De bewerking van Hugo Claus is geschreven in de 20e eeuw, in de tijd van het postmodernisme. Dit houdt in dat bepaalde aspecten van de geschiedenis, in dit geval dus de klassieke oudheid, worden overgenomen en dat kunstenaars hier vervolgens zelf mee aan de slag gaan; ze gaan eclectisch te werk. Het origineel is daarentegen in de Romeinse tijd gemaakt, waarin men hun goden afbeeldden in hun kunst, wat je ook ziet in Euripides’ versie; de goden spelen een leidende rol in het toneelstuk. De uitvoering van Phaedra door de Utrechtse Spelen was een spektakel van emotie. Naar mijn mening was het een goed geslaagde weergave van de dramatiek die door Seneca zo benadrukt werd, maar voor deze tijd misschien te langdradig. Het decor was wel modern, maar dit kwam verder niet in het stuk terug. Hoewel mooi uitgevoerd en een sprekende weergave van het klassieke stuk, was het voor mij te droog en humorloos, waardoor het soms moeilijk was de aandacht er bij te houden.
De Tweede Epeisodion heeft op ons de meeste indruk gemaakt, daarom hebben we dat stuk gekozen voor onze regieaanwijzingen. Aan de linkerkant van de pagina is de originele tekst te zien en aan de rechterkant de regieaanwijzingen. We hebben gekozen voor regieaanwijzingen voor een simpele maar moderne opvoering van Hippolytos. In het
stuk heeft Hippolytos een conversatie met de voedster over wat zich heeft voorgedaan tussen hem en Phaedra. De voedster probeert hem zo ver te krijgen er over te zwijgen, maar Hippolytos beweert dit niet te kunnen en laat duidelijk merken dat de situatie hem erg zwaar valt.
Het toneel is donker. De enige lichtbronnen zijn het kampvuur en een gedimde spot in het midden van de speelvloer. Ook de rest van het decor is donker; de zwarte wanden - beschilderd met aardachtige, groene en witte kleuren - symboliseren de natuur waar Hippolytos zo van houdt. Middenachter staat een metalen stellage, die gelijkend
HIPPOLYTOS; O, moeder aarde, zon aan het hemelgewelf, wat heb ik gehoord. O, verboden woorden. MIN: Zwijg toch, jongen, voor iemand je kreten hoort. HIPPOLYTOS: Over zoiets ergs kan ik onmogelijk zwijgen. MIN: Wel. Ik smeek je, bij je hand, je sterke arm. HIPPOLYTOS: Raak mij niet aan, blijf van mijn mantel af. MIN: O, bij je knieën, o, verwoest mijn leven niet.
HIPPOLYTOS: Hoezo? Als wat je zei niet slecht was volgens jou? MIN: Dit was toch, jongen, niet voor iedereen bestemd. HIPPOLYTOS: Wat goed is kun je beter openlijk vertellen. MIN: Kind, pas toch op dat je je eed niet schendt. HIPPOLYTOS: Het was mijn tong en niet mijn hart dat zwoer. MIN: Jongen, wat ga je doen? Je dierbaren vernietigen? HIPPOLYTOS: Bah. Niemand is mij dierbaar als hij slecht is. MIN: Toon begrip. Een mens maakt fouten, kind.
is op een steiger. Hier komen de acteurs op. Het bouwwerk dient als weergave van de beklemdheid waar Phaedra mee te maken heeft. De achtergrondmuziek is een minimalistische, dreunende ruis, die de wanhoop van Hippolytos versterkt en die meegroeit met de opbouw van zijn monoloog.
Hippolytos komt binnenrennen. Hij stort zich zo goed als op de grond in het midden van het toneel, op zijn knieën en spreekt met een zachte, smekende stem. De voedster loopt met een gematigde pas achter hem aan en stopt op een paar meter afstand. Hij kijkt niet om en blijft op de grond gefocust.Ondertussen trilt hij van boosheid en spanning. Ze gaat schuin achter Hippolytos staan en legt voorzichtig haar hand op zijn schouder. Hippolytos wendt zich enigszins af, maar zonder overtuiging; het is immers niet de min waar zijn woede op gericht is. De min merkt dat Hippolytos haar weg wil hebben, maar laat haar hand op zijn schouder rusten. Ook zij smeekt, met een spoor van onbegrip in haar expressie. Hippolytos draait zich nu om en kijkt de min recht aan.In zijn stemgebruik hoor je nu een lichte minachting opkomen. De min gaat naast Hippolytos zitten en pakt zijn handen beet. Hippolytos staat op en houdt voor een paar seconden zijn hand voor zijn mond. Dan praat hij neerbuigend tegen de min. De min blijft op haar knieën zitten. Haar woorden vallen berispend uit haar mond, wat Hippolytos nog bozer maakt. Hij begint zijn stem te verheffen en kijkt de min onbegrijpelijk aan. Dan loopt hij naar de rechterkant van het toneel, waar een klein kampvuur brand. Hij gaat zitten. Wanneer de min Hippolytos naroept hoor je enige bezorgdheid in haar stem. Hippolytos keert haar de rug toe en begint ongeduldig met een stok in het vuur te prikken. Na de eerste twee woorden begint de min weg te lopen en dooft de spotlight, vlak voordat ze verdwijnt maakt ze haar zin af.
HIPPOLYTOS: O Zeus, waarom toch hebt u aan die valse ramp, de vrouw, een plaats onder de zon gegeven? Als u het mensenras voort wilde planten, had daarvoor dan niet de vrouw gebruikt, maar stervelingen in uw tempels brons of ijzer of een staaf van goud neer laten leggen om er zonen voor te kopen, ieder voor de prijs die bij zijn status past, zodat ze vrijuit zonder vrouwen in hun huizen konden wonen.
Hippolytos staat op wanneer de min verdwenen is. Een gedimde spotlight schijnt op hem en volgt hem terwijl hij begint te bewegen. Hij loopt over de voorgrond van het podium en begint zacht te praten. Het volume van zijn monoloog zwelt geleidelijk aan en steeds als hij het over een vrouw heeft hoor je de minachting in zijn stem. Hij praat nog vooral tegen zichzelf, maar wordt steeds bozer en heeft iets of iemand nodig om zijn woede bij te kunnen uiten.
Dat de vrouw de ramp is blijkt ook hieruit dat de vader die haar heeft verwekt en grootgebracht een bruidsschat toe betaalt om van de ellende af te zijn. Wie dan dat schadelijke schepsel in zijn huis krijgt, hangt verheugd de mooiste sieraden om zijn afschuwelijke schat en slooft zich voor haar kleding uit, de stakker, en verspeelt daarmee de rijkdom van zijn huis. Het is van tweeën één: hij treft een goede schoonfamilie en de vreugde om zijn zwagers redt een bitter huwelijk, ofwel hij krijgt een degelijke vrouw met waardeloze ouders. -schreeuwt- Dan verzoet dat voordeel nog zijn ongeluk.
Hippolytos gaat weer naar het kampvuur toe. Hij legt steeds meer en harder nadruk op de woorden en uit wanhoop is hij bijna aan het schreeuwen. Na een korte stilte richt hij zich nu directer aan het publiek (zonder de vierde wand nadrukkelijk te verbreken). Hij gaat nog steeds constant harder praten en schopt ondertussen zonder het door te hebben zachtjes tegen het kampvuur aan. Bij de laatste zin schreeuwt hij en geeft het vuur een trap, waardoor al het hout uit elkaar vliegt en het vuur gedoofd wordt. Hierna staat Hippolytos enkele ogenblikken stil en ademt zwaar.
Het makkelijkst is een onbenul: een vrouw die waardeloos in haar onnozelheid haar plaats in huis bezet. Een slimme haat ik. Alsjeblieft geen vrouw in huis met meer verstand dan zij moet hebben…
Als hij enigszins tot bedaren is gekomen hervat hij zijn monoloog op een rustige toon. Bij de laatste zin kijkt hij nog even naar zijn voeten en loopt dan hoofdschuddend het podium af.
LA NASCITA DI VENERE (1875) door Alexandre Cabanel
GEBRUIKTE BRONNEN 1. Coffey, Michael and Mayer, “Seneca: Phaedra”, 1990, CUP New York 2. C. Tester, “Three Phaedra’s”, 11 maart 2002
3. M. Huys, “Dood zijn en niet dood zijn tegelijk”, 1990, no. 2, pagina 101 4. J. Davie, “Euripides: Alcestis and other plays”, Penguin Classics, 1996 - 132