ACHTERHOEK
CROSSBILL GUIDES: ACHTERHOEK EN LIEMERS
Eerste druk: 2022
Idee, tekst en organisatie: Dirk Hilbers
Redactie: Kim Lotterman
Eindredactie: Sicco Polders
Illustraties: Horst Wolter
Kaarten: Alex Tabak
Ontwerp: Oscar Lourens
Drukwerkbegeleiding: ORO grafisch projectmanagement
Druk: PNB Print, Letland
ISBN: 978-94-91648-22-9
© Stichting Crossbill Guides, Arnhem
Dit boek is CO 2 -neutraal gedrukt door de CO 2 uitstoot te berekenen en te compenseren. Climatecalc (www.climatecalc.eu) berekent de CO 2 -uitstoot van het project. We hebben gekozen voor een lokaal klimaatproject om de CO 2 -uitstoot te compenseren; zie www.southpole.com, project next generation farming. Op de Achterhoek en Liemerspagina van onze webshop vind je onder ‘downloads’ het compensatie-certificaat.
Niets aan deze uitgave mag worden vermenigvul digd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, microfilm, fotokopie, scan of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schrif telijke toestemming van de uitgever.
Stichting Crossbill Guides en de auteur hebben hun uiterste best gedaan om de informatie in dit boek volledig, correct en accuraat te laten zijn. Dit wil zeggen dat de grootst mogelijke zorg is besteed aan de achtergrondinformatie, het voor komen van flora en fauna, de loop van de routes en de informatie omtrent de toegankelijkheid van de routes. Desondanks zijn vergissingen mogelijk en situaties kunnen veranderen. Neem altijd de geboden en verboden in het veld in acht en blijf je gezond verstand gebruiken. Stichting Crossbill Guides noch de auteur kan aansprakelijk gehouden worden voor schade die voortvloeit uit het gebruik van dit boek.
Dit boek is gedrukt in samenwerking met de KNNV Uitgeverij.
Dit boek is mede mogelijk gemaakt door de inzet, informatie en/of financiële steun van de onderstaande partijen; Stichting Crossbill Guides dankt iedereen zeer hartelijk.
CROSSBILL GUIDES FOUNDATION
Dit boek is het product van de non-profitorganisatie Stichting Crossbill Guides. Met de publicatie van ecologische natuurreis gidsen willen wij meer mensen enthousiasmeren voor natuur en draagvlak creëren voor natuurbescherming. De Nederlandse natuur is uniek en haar bescherming verdient onze permanente zorg. Met dit boek willen we laten zien wat de natuur van de Achterhoek en de Liemers zo bijzonder maakt. En natuurlijk hoe je dit zelf ‘in het veld’ kunt ervaren!
Voor meer informatie, ga naar www.crossbillguides.org.
OVER DEZE GIDS
Voor je ligt de Crossbill Guide Achterhoek en Liemers, door onszelf met enige bravoure dé natuurgids genoemd. Hij is speciaal geschreven voor mensen voor wie de natuur meer is dan een levend decor; voor mensen die in de natuur iets willen ontdekken, meemaken, beleven. Als dat voor jou geldt, dan zit je met dit boek goed. Dat ‘iets’ vullen we vervolgens zo breed mogelijk in. Van vogels, planten en vlinders kijken tot wild observeren en het ‘lezen’ van het landschap. Van het wildernisgevoel tot natuurbeleving met kinderen – het is ons doel om een zo compleet mogelijke gids voor natuurliefhebbers te maken, zowel voor actieve buitenmensen als voor de comfortminnende leunstoelreiziger. Met andere woorden: dit boek geeft je zowel achtergronden en mooie foto’s en illustraties als concrete routebeschrijvingen en praktische tips over hoe, wanneer en waar je flora en fauna vindt. Volgens Crossbill Guides draait het daarbij altijd om de context. Die maakt het interessant en daarmee kun je de natuur op waarde schatten. Daarom hebben we ook onze naam Crossbill Guides gekozen. Als er één vogel is wiens uiterlijk schreeuwt om context, dan is het wel de kruisbek (Crossbill in het Engels). De vreemd gedraaide snavel (zie ons logo) lijkt in eerste instantie misvormd. Het is echter een zeer handige, specialis tische aanpassing aan het voedsel van de kruisbek. De snavel fungeert als een soort tang waarmee de vogel de lamellen van dennenkegels openwrikt om de zaden eruit te eten. Meerdere soorten dennenappels betekent ook meerdere soorten kruisbekken. En doordat dennenbomen het ene jaar veel en het andere jaar weinig kegels dragen, zwerven de Europese kruisbekken over het continent, op zoek naar de plekken met de beste dennenappeloogst. Vandaar dat je ze soms veel en soms wei nig tegenkomt in de Achterhoek.
Dit is het soort informatie dat we graag willen bieden in de Crossbill Guides. Door de context te geven, zie je ook waarom het coulissenland schap, de poelen, hagen, beken, moerassen en blauwgraslanden van de Achterhoek en de Liemers zo bijzonder en beschermingswaardig zijn. Gelukkig zijn er mensen die dit doen – al die gebieden beschermen en beheren. Hoewel er verschillen zijn in de benadering van natuurbeheer en -behoud is de kern van al die natuurorganisaties hetzelfde: het in stand houden en waar mogelijk herstellen of uitbreiden van de bijzondere natuur en het bijzondere landschap. In deze gids willen we ook laten zien wat deze organisaties voor de natuur en daarmee voor ons doen. Ze verdienen de steun van iedereen, zodat we vandaag, morgen en alle dagen die volgen, onze wandelschoenen aan kunnen trekken en de schoonheid van de Achterhoek en de Liemers kunnen ervaren.
LEESWIJZER
Dit boek bestaat uit vier delen die door de verschillend gekleurde zij balken op de pagina’s gemakkelijk van elkaar te onderscheiden zijn. De eerste twee delen over het landschap en de flora en fauna, zijn beschrij vend. De laatste twee zijn praktisch: routes en toeristische informatie. Het landschapsgedeelte beschrijft de verschillende ecosystemen, de geologische en historische ontstaansgeschiedenis van de Achterhoek en de Liemers, de natuurbescherming en de processen die de natuur bedreigen. Centraal in dit onderdeel van het boek staat de landschapstekening van pagina 24-25, die aangeeft waar in de Achterhoek en de Liemers de verschillende landschappen te vinden zijn en hoe ze zich tot elkaar verhouden.
Het flora- en faunagedeelte laat zich lezen als een catalogus van het leven: de zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en ongewervelden en de flora. In deze hoofdstukken hebben we in korte tekstkaders wat tips gegeven om de bijzondere soorten zelf te vinden.
Het kerndeel van dit boek is de routesectie. Het duizelingwekkend aan bod van wandel- en fietspaden in de Achterhoek en de Liemers is in deze gids teruggebracht tot de 26 mooiste routes, waarvan de land schappelijke bijzonderheden uitgebreid beschreven worden, inclusief de zoogdieren, vogels, reptielen, vlinders en libellen die je onderweg tegenkomt.
De mooiste routes – is dat niet wat subjectief? Tot op zekere hoogte wel, maar niet helemaal. Onder ‘mooiste’ verstaan we de plekken waar de landschappen het meest intact zijn en waar zeldzame plant- en dier soorten te vinden zijn.
Afhankelijk van het type landschap is er gekozen voor wandel- dan wel fietsroutes. Als de fiets het verkozen transportmiddel is, dan zijn er af stappunten beschreven met korte wandelingetjes die je naar de beste plekken voeren. Om wandel- en fietsroutes goed uit elkaar te houden, zijn wandelingen consequent met een rode lijn ingetekend en fietsrou tes met een blauwe. Waar mogelijk zijn de routes lekker lang gemaakt, zodat je een volle dag onder de pannen kunt zijn. Kunt – het hoeft niet. Waar het padenstelsel het toeliet, zijn verkortingen aangegeven, zodat je de route ook op kunt delen in enkele korte trajecten.
Tot slot vind je in het laatste gedeelte vooral veel praktische informatie over natuur en natuurbeleving in de Achterhoek en de Liemers. Van vervoer tot duurzaam toerisme en van verblijfsaccommodatie tot natuur beleving met kinderen. Kortom, met deze gids in de hand ben je klaar voor het veld!
LEGENDA ROUTEKAARTEN
Startpunt
1
Routepunt
Wandelroute
Fietsroute
Bushalte
Treinstation
Kasteel / Landhuis
Informatiepunt
Parkeerplaats / Extra startpunt Restaurant Café / Theehuis / Lunchroom Hotel Camping Bungalowpark Landschap Geologie
Ecologie
Zoogdieren Vogels
Reptielen / Amfibieën
Libellen
Vlinders
Insecten / ongewervelden
Planten
Bomen
Fietsroute
Wandelroute
INHOUDSOPGAVE
LANDSCHAP
Achterhoek en Liemers in vogelvlucht
Geologie
Landschap van de Achterhoek en Liemers
Rivierengebied 26
Het Coulissenlandschap 36
Stuwwallen en dekzanden 48
Ontginningen, natte heide en blauwgrasland 54 Hoogvenen 62
Beken en beekdalen 68
Geschiedenis 76
Prehistorie 76 Romeinen 77
De Franken en de Saksen - vroege Middeleeuwen 78
Eilandbewoners in een zee van moeras en woeste grond 79 Landbezit 80
De hoge en late Middeleeuwen - Slag om Bredevoort 82 Hanzeverbond, landgoederen, welvaart 83
Landgoederen en scholtegoederen 84
Tachtigjarige oorlog 85
Heimelijke godsdienst 87
Franse invallen 88
Hervormingen op het platteland 89 Industrialisatie en ontginningen - de Achterhoek in de 18e, 19e en begin 20e eeuw 91 Tweede Wereldoorlog 92
Landbouwintensivering - grote veranderingen na de Tweede Wereldoorlog 93 Natuurbescherming en -herstel
Ruimte voor de rivier - natuurbescherming in de Liemers
FLORA EN FAUNA
Zoogdieren
Reptielen en amfibieën
Libellen en juffers
ROUTES
Route 1: Rondom de Rijnstrangen
Route 2: Te voet langs de Rijnstrangen
Route 3: Het Montferland
Route 4: De Hulzenberg
Route 5: De westelijke Oude IJssel
Route 6: Oude IJsselstreek
Route 7: Hackfort en Vorden 185
Route 8: Bronkhorst 191
Route 9: Ravenswaarden en Gorssel 193
Route 10: Velhorst en het Kienveen 199
Route 11: Landgoed Verwolde 203
Route 12: Lochemse Berg en Hagenbeek 207
Route 13: Beekvliet en Stelkampsveld 211
Route 14: Door het Berkelland 216
Route 15: Needse Achterveld 223
Route 16: Berlewalde 228
Route 17: Koolmansdijk 236
Route 18: Heidenhoekse Vloed 240
Route 19: Landgoed Slangenburg 244
Route 20: Aaltense Goor 248
Route 21: Coulissenlandschap tussen Winterswijk en Bredevoort 253
Route 22: Huppel en Ratum 261
Route 23: Het Korenburgerveen 269
Route 24: Zwillbrockervenn en de Leemputten 275
Route 25: Buskersbos en Bekendelle 281
Route 26: Wooldse Veen 286
PRAKTISCHE INFORMATIE 291
De reis - hoe kom je er? 291
Op stap in de Achterhoek en de Liemers 291
Op pad met een lichamelijke beperking 292 Meer wandelen en fietsen in de Achterhoek 293 Andere bronnen voor mooie wandel- en fietsroutes 295 Verantwoord toerisme 296
Op pad met honden 297 Teken 298
Biodiversiteit om te eten 298 Lokale initiatieven om te ondersteunen of om je bij aan te sluiten 300
De ’grote’ jongens 303 Jaarrond Achterhoek en Liemers 304
De bucket lists 310
Top 10 dingen om te doen in de Achterhoek 310
De 10 mooiste bomen 311
De 5 mooiste herfstwandelingen 313 Excursies, activiteiten, musea en wildparken 314
De natuur in met kinderen 318 Verder lezen 320 Gebiedenregister 315 Dankwoord 316
Fotoverantwoording 318
TEKSTKADERS
Neede’s eigen geologische tijdperk
Geldersche Poort
Vistrappen
Historische waterwerken
Rijn als frontier
Gij zijt nog niet over de Lembrug
LANDSCHAP
Waer iemant duisent vreugden soek / Mijn vreugt is in dees’ achterhoek Willem Sluyter
Herken je dit? ’s Ochtends vroeg, de zon nog laag, dauw voor de tent (huisje, hotelletje…). Nog voordat je ogen goed en wel aan het licht ge wend zijn, vliegt er al luid kakelend een specht langs – vogels zijn nou eenmaal vroeg. Bij de eerste kop koffie komen de plannen. Welk gebied gaan we ontdekken? Gaan we voor de flamingo’s of kraanvogels? Op de kaart ziet het pad langs die beek er veelbelovend uit. En dan langs dat drassige stuk weer terug. Bijzondere waarnemingen lonken aan de horizon.
Het is de verwachting die vakanties in de natuur extra bijzonder maakt. Het gaat soms over soorten – specifieke vogels, vlinders, planten die je mogelijk zou kunnen vinden. Maar het kunnen ook landschappen zijn, of fotomomenten. Wellicht heb je een wensenlijstje, maar of die ook uitkomt weet je pas aan het einde van de dag. Meestal zijn de hoogte punten andere dan die je ’s ochtends in gedachten had. Die keer dat je even opkijkt van je routekaart en ineens een rode wouw over de velden ziet scheren. Maar ook het onverwachte in het landschap – de diepe schaduw over de beek op een warme zomerdag of de bonte bloemen bermen langs de zandpaden. Zo’n land van verwachtingen, dat is de Achterhoek. En dat komt door dat de Achterhoek weliswaar Nederland is, maar toch ook heel anders dan de meeste andere delen van ons land. In het lieflijke coulissenland schap gaan, in elk geval op het eerste gezicht, de boerenhoeven en de landerijen harmonieus samen met bos en natuur. In dit fijnmazige landschap vinden allerlei planten en dieren een plek, van bijzondere orchideeën en vlinders, tot marters, vogels, reptielen en amfibieën. Ditzelfde gevoel van verwachting leefde al bij David de Gorter (17171783), vaak de ‘vader van de Nederlandse botanie’ genoemd. Vanuit het westen – uiteraard – trok deze plantenman de randen van ons land in en de Achterhoek kreeg al snel een mythische status. Vanuit landgoed de Ulenpas bij het Hekenbroek (route 5), waar vriend en col legabotanicus Baron van Rouwenoort woonde, verkende de Gorter de Achterhoek. De veelal West-Nederlandse ‘ontdekkingsreiziger’ viel van de ene verbazing in de andere. Tegenwoordig ligt dat iets anders. De Achterhoek is beter bekend en natuurliefhebbers hebben als ieder ander het verre reizen ontdekt. En helaas, er is ook veel verloren gegaan. Maar toch, die tinteling van het verwacht-het-onverwachte is nog steeds heel voelbaar. Het is dan ook die sfeer die dit boek wil meegeven. Deze gids maakt je wegwijs in het Achterhoekse land, met de nadruk op het landschap, de natuur, en de flora en fauna die je er kunt vinden.
ACHTERHOEK EN LIEMERS IN VOGELVLUCHT
LIEMERS EN OUDE IJSSELSTREEK
Routes: 1-6
De hoofdstukken over riviernatuur (pag. 26-35) en dekzanden en stuwwallen (pag. 48-53) beschrijven het landschap en de natuur van de Liemers.
Het gebied van deze gids – de Achterhoek en de Liemers – strekt zich uit van de Duitse grens in het oosten en zuiden tot aan de Rijn en de IJssel in het zuiden en westen. De provinciegrens met Overijssel vormt de noordgrens. Het is een fiks gebied. Van oost naar west is het onge veer 50 kilometer en van noord naar zuid 45 kilometer. De Achterhoek is een vlakke tot licht glooiende streek. Het reliëf komt in de vorm van restanten van stuwwallen, dekzandruggen en oude rivier duinen. Het hoogste land, afgezien van de stuwwallen, ligt in het Oos ten. Van daar stromen de beken en de twee kleine Achterhoekriviertjes de Berkel en de Oude IJssel naar het westen, om uit te monden in de IJssel. Het gebied kun je opdelen in een viertal streken, waar van de grenzen overigens niet helder gedefinieerd zijn: De Liemers en Oude IJsselstreek, de Graafschap, de centrale Achterhoek en het Oost-Nederlands plateau of wel het Land van Winterswijk. De routes op pagina 141 en verder zijn gegroepeerd in deze regio’s.
LIEMERS EN OUDE IJSSELSTREEK
De Oude Waal, een oude rivierarm bij de Bijland (route 1).
Van deze vier streken is de Liemers en de Oude IJsselstreek (route 1 t/m 6) wellicht het meest helder omlijnd. Het gebied wordt begrensd door het riviertje de Oude IJssel in het noorden en oosten, en de grote rivieren in het zuiden en westen. De belangrijkste plaatsen hier vor men de ‘stedenband’ Westervoort-Duiven-Zevenaar, en verder Didam, Beek, Lobith en Pannerden. Redelijk centraal in dit gebied ligt de be boste heuvelrug van het Montferland. Ten oosten daarvan ligt de Oude IJsselstreek, met als grote plaatsen ’s Heerenberg, Zeddam en de
‘stedenband’ Terborg-Ulft-Gendringen die aan de Oude IJssel liggen.
onderdeel van de Achter hoek beschouwd moeten worden of juist van de Liemers, is voor sommi gen een heet hangijzer. De meeste Liemers-bewoners beschouwen zich namelijk niet als Achterhoeker (en vice versa). Hier toont zich mooi een richtingenstrijd tussen de rekkelijken en de preciezen, die voor een bui tenstaander die het allemaal niet zoveel kan schelen, erg vermakelijk is. Maar het moet gezegd worden – landschap, natuur en cultuur van de Liemers is wel echt anders dan die van de Achterhoek. De Liemers is boven alles een rivierengebied. Brede rietkragen, wilgenbossen, weilanden en akkers op vette kleigrond, dijkdorpen en terpboerderijen – dat zijn de ingrediënten van het klassieke Liemerse landschap. En vrijwel overal zie je op de horizon de opvallende heuvelrug van het Montferland met het iconische kerkje van Hoch-Elten. Minder pittoresk is de steeds verder uitdijende bebouwing langs de A12, de Betuwelijn en de nieuw aan te leggen doortrekking van de A15, waar het ene bedrijventerrein na het andere het oude boerenland van deze verder prachtige streek uitgumt. Het land ten noorden van de A12 is open en leeg agrarisch gebied, terwijl ten zuiden ervan de Rijnstrangen en uiterwaarden een van de topnatuurgebieden van de regio vormen. De vele oude rivierlopen (de ‘strangen’) met hun
de Oude IJsselstreek en het Montferland
Het befaamde coulissenlandschap, hier bij Landgoed Slangenburg (route 19).
ruige, moeilijk toegankelijke wilgenbossen en rietmoerassen zijn een van de belangrijkste moerasgebieden van Oost-Nederland. Dit is een topgebied voor vogelliefhebbers. Bovendien speelt het een belangrijke rol in de ontstaansgeschiedenis van de Nederlandse Staat (zie pag. 81).
DE GRAAFSCHAP
Ten noorden van de Oude IJssel ligt De Graafschap. Het strekt zich uit van de IJssel in het westen tot ongeveer Lochem en Borculo, en verder noordwaarts tot aan de grens met Overijssel. De bekendste plaatsen in dit gebied zijn Zutphen, Lochem, Vorden, Gorssel en Laren. Zoals de naam al suggereert is dit gebied beroemd om zijn prachtige landgoederen, kastelen en buitens. Het landschap is er grotendeels besloten en kleinschalig, met oude bossen, hagen, boomgaarden en beken, afgewisseld met weilanden en akkers – met andere woorden het coulissenlandschap waar de Achterhoek en zijn Overijsselse even knie Twente zowat het patent op hebben.
DE GRAAFSCHAP
De hoofdstukken over het coulissenlandschap (pag. 36), dekzanden en stuwwallen (pag. 48) en beekdalen (pag. 68) beschrijven het land schap en de natuur van de Graafschap.
Dit romantische landschap is ontstaan als serie van landgoederen van oude aristocratische ridderfamilies van het hertogdom Gelre. Later, toen de hanzesteden Zutphen, Deventer en Doesburg welvarend werden door de handel, deden de nieuwe industriëlen het dunnetjes over met nieuwe landgoederen. Behoud van natuur en landschap waren op deze landgoederen van zeker zo groot belang als de landbouw, wat het mooie landschap verklaart.
In de Graafschap liggen vrij grote gebieden met dekzanden waartussen de Achterhoekse beken en het riviertje de Berkel traag naar de IJssel vloeien. Op de grotere dekzandgebieden, zoals de Gorsselse Heide, het Grote Veld en het Zand liggen de grotere boscomplexen en heidevelden van de Achterhoek. Daarnaast zijn ook grote gebieden met rivierklei, en daar is het land schap open, agrarisch en voor natuurliefhebbers minder aantrekkelijk. Dit geldt vooral voor het gebied Doesburg-Hengelo-Wichmond.
Tot slot heeft dit deel van de Achterhoek nog een verrassing in petto buiten de dijken. De IJsselnatuur is bijzonder omdat deze rivier, meer dan de andere Nederlandse rivieren een groot reliëf heeft van oude geulen en stroomruggen, met een rijke flora en vogelwereld. Enkele belangrijke van deze ‘kronkelwaarden’ liggen tussen Zutphen en De venter.
CENTRALE ACHTERHOEK
CENTRALE ACHTERHOEK
Dwars door de Achterhoek loopt van noord naar zuid een band van heuvelland en dekzandruggen, grofweg tussen de Lochemse Berg en het Montferland. Die twee zijn behoorlijk markante heuvels, maar voor het overi ge deel van deze band moet je het reliëf goed zoeken. Verder oostelijk, tussen Aalten en Eibergen, stijgt het land plotseling naar het Oost-Nederlands plateau waar Winterswijk ligt. De centrale Achterhoek is daarmee in een brede geul tussen deze verhogingen. Hoewel de hoogteverschillen klein zijn, bepalen ze toch het landschap, natuur én geschiedenis van dit deel van de Achterhoek. De belangrijkste plaatsen in de centrale Achterhoek zijn Neede, Borculo, Ruurlo, Eibergen, Groenlo, Varsseveld en Lichtenvoorde.
Routes: 13-20 voeren door de centrale Achterhoek. Het hoofd stuk over ontginningen, natte heide en blauw grasland (pag. 54) en over het coulissenland schap (pag. 36) gaan in op het landschap en de natuur van deze regio.
Tot diep in de 19e eeuw was dit enorme gebied hoofdzakelijk woeste grond met veen, moeras en zandverstuivingen. Het is in de 19e en 20ste eeuw vrijwel geheel ontgonnen en omgevormd in cultuurland (zie pag. 93). Maisakkers en weilanden domineren tegenwoordig het landschap. De wegen zijn er recht en strak, aangelegd om het moeras te ontwateren. Op sommige plekken doorbreken dekzandruggen het geblokte land, zoals bij Beltrum en Zieuwent.
De gebieden die volledig zijn ontgonnen en omgezet zijn in akker- en weiland, zijn voor natuurliefhebbers niet zo spectaculair. Maar gelukkig zijn er talrijke kleinere gebieden die ofwel de dans ontsprongen zijn, of waar de natuur is hersteld. Er hier vind je dan weer enkele van de mooi ste natuurgebiedjes, vaak goed weggestopt in het agrarische land. Het zijn voornamelijk blauwgraslanden, natte heide velden en beekdalmoerassen (zie pag. 56) met hun vele or chideeën en andere bijzondere planten. Het is ook de zone waar de poelen en beekdalen met boomkikkers voorkomen. Sommige landbouwgebieden zijn daarnaast ook nog bijzon der vanwege hun vogels, met patrijzen en gele kwikstaarten op de akkers, en grutto’s, kie viten en wulpen op de velden.
LANDSCHAP VAN DE ACHTERHOEK EN DE LIEMERS
In het Achterhoekse landschap zijn er zes grote contouren te ontwaren –het rivierengebied, het westelijke coulissenlandschap, de heuvelruggen en dekzanden, het open ontginningslandschap van de centrale Achterhoek en
RIVIERENGEBIED
Waar: het gehele zuidwesten (Liemers), langs de Oude IJssel, de IJssel en de Berkel.
Routes: 1, 2, 5, 6, 8 en 9
Pagina: 26-35
Landschap: Rivierduinen, kruidenruigtes, stroomdalgraslanden, nevengeulen, ooibossen, dijken, akkerland en rabattenbos.
Natuur: Voedselrijke bodem en een rijke vogelwereld. Veel soorten eenden, ganzen, reigers, roofvogels en rietvogels. Bijzondere flora van uiterwaarden, dijken en riverduinen.
Historie: Een rijk verleden van o.a. Hanzesteden en Tachtigjarige oorlog. Landschapsgeschiedenis van steenfabrieken en tichelgaten.
COULISSENLANDSCHAP
Waar: voornamelijk de Graafschap en land van Winterswijk; op kleine re schaal ook elders.
Routes: 7, 10, 11, 13, 14, 19, 21, 22, 23 en 25
Pagina: 36-47
Landschap: Kleinschalig, met kleine akkers en velden (kampen), afgewisseld met bos, hagen, bomenlanen, zandpaden, poelen en boomgaarden.
Natuur: Samenspel van boeren land, bosbouw en natuur. Mooist ontwikkeld op land- en scholte goederen.
Historie: Geschiedenis van landgoederen in Graafschap en scholtegoederen rondom Winters wijk. In Berkelland en Aalten is het esdorp- en kampenlandschap mooi zichtbaar.
HEUVELRUG EN DEKZAND
Waar: Ten oosten van Zutphen, bij Lochem, Ruurlo en in het Montferland.
Routes: 3, 4, 9, 10, 12, 15 en 16
Pagina: 48-53
Landschap: Heuvelachtig, met vrij uitgestrekte naald- en loofbossen, met lokaal heide en akkerland.
Natuur: Bosvogels en relictfauna in de heidevelden. Akkerland soms als reservaat ingericht, met bijzondere flora.
Historie: Tot 1900 (soms later) was dit de woeste grond met veel heide. De bosaanplant diende vooral de mijnbouw.
het Oost-Nederlands plateau, waar de hoogvenen liggen. Elk van deze landschappen heeft zijn eigen karakter en samenhang, al is er ook veel overlap. De onderstaande tekening geeft een sterk versimpelde doorsnede van de Achterhoek weer, die in de volgende hoofdstukken in meer detail beschreven wordt.
ONTGINNINGEN, NATTE HEIDE EN BLAUWGRASLAND
Waar: Centrale Achterhoek (van Aalten tot Neede). Lokaal omgeving Winterswijk en Zutphen.
Routes: 12, 13, 14, 16, 17, 18 en 20
Pagina: 54-61
Landschap: Open, met uitge strekte akkers en weilanden, doorsneden met rechte wegen en sloten. Moerasnatuur langs beken en ‘verloren hoekjes’.
Natuur: Heide en blauwgrasland restanten, elzensingels en poelen. Rijke flora. Boomkikkers.
Historie: Voormalige woeste gron den met geïsoleerde dekzandrug gen (essen).
Ontginningsgeschiedenis.
HOOGVENEN
Waar: Oostelijke Achterhoek
Routes: 23, 24 en 26 Pagina: 62-67
Landschap: Open, gedomineerd door veenmos, pijpenstrootje en dopheide. Daaromheen ligt een ring van (moeras)bos met berken en elzen.
Natuur: Voedselarm milieu, volledig anders dan andere natuur in de Achterhoek. Zeldzame flora en fauna.
Historie: Laatste overblijfselen van de ooit uitgestrekte venen van de Achterhoek.
BEEKDALEN
Waar: Gehele Achterhoek
Routes: 7, 8, 11, 13, 15, 19, 21, 22 en 25
Pagina: 68-75
Landschap: Drie beektypen: boven-, midden- en benedenstrooms.
Natuur: Bijzonder beekbegeleidend loofbos, steilwanden in de beekme anders (bovenstrooms). Poelen, bloemrijke hooilanden en kleine moerassen (midden en benedenstrooms).
Historie: Alle beken zijn in meerdere of mindere mate door de mens verlegd of soms zelfs gegraven, om zo de afwatering te reguleren en de wateroverlast te verminderen.
COULISSENLANDSCHAP IN HET KORT
Routes: 7, 8, 10, 11, 13, 14, 15, 19, 21, 22, 23, 25
Ligging: Grootste concentratie in twee gescheiden delen van de Achterhoek: het noordwesten (Graafschap) met een uitloper tot voorbij Doetinchem, en in het oosten, rondom Winterswijk.
Landschap: Kleinschalig en afwisselend. Hagen en bosschages vormen de ‘coulissen’ die kleine hooi- en akkerlanden van elkaar scheiden. Beekjes, boomgaarden, poelen, solitaire schaduwbomen, boerenerven, heideveldjes en blauwgraslanden, allemaal klein van stuk, maken dit een gevarieerd en lieflijk landschap.
Een variant van het coulissenlandschap is te vinden in traditionele beekdal- en ontginnings landschappen.
Topgebieden: Hackfort, Vorden, Kieftskamp, Slangenburg, gehele Land van Winterswijk, gebieden rondom Buurserbeek (Neede), ontgin ningslandschap van het Aaltense Goor. Bijzonderheden:
• Beroemd en gewaardeerd om zijn pittoreske kleinschaligheid.
• Bijzonder is de diversiteit van de flora en fauna, en het traditionele landgebruik, de landhuizen, kastelen en monumentale boerderijen.
• De mooiste, meest uitgestrekte coulisselandschappen in ons land liggen in de Achterhoek en Twente.
SOORTEN
ree, das, haas, egel, bunzing, hermelijn buizerd, rode wouw (schaars), middelste bonte specht, groene specht, steenuil, wielewaal, grote gele kwikstaart, grauwe vliegenvanger, spotvogel, kortsnavelboom kruiper, geelgors kleine ijsvogelvlinder, keizersmantel, grote vos (schaars) bosanemoon, donkersporig bosviooltje, slanke sleutelbloem, vingerhelmbloem, gulden boterbloem, gevlekte aronskelk, dalkruid, gewone salomonszegel, lelietje-van-dalen
HET COULISSENLANDSCHAP
De Achterhoek staat in heel Nederland bekend als dé landstreek van het coulissenlandschap. En hoewel de regio zeker geen patent heeft op dit kleinschalige cultuurlandschap (met name in Twente en Drenthe, en in mindere mate ook West-Overijssel, Utrecht, NoordBrabant en Limburg is coulissenlandschap te vinden), is het in grote delen van de Achterhoek uitgesproken gaaf. Wat is nou precies een coulissenlandschap? De naam slaat op de lijnvormige begroeiingen van hagen, hout wallen, lanen, singels en bosschages, die, zoals de cou lissen op het toneel, het zicht op de velden blokkeren, waardoor een aangenaam, geborgen laagjeslandschap ontstaat. Coulissenlandschap is een wat verwarren de term, omdat vrij veel landschappen zo’n structuur hebben. Geografen gebruiken het woord dan ook niet, maar spreken liever van een kampenlandschap en es dorplandschap. Kampen zijn kleine ‘eenmans’-akkers en velden en essen hun grotere broers – akkercomplexen doorsneden met hagen die door de hele gemeenschap bewerkt werden (zie pag. 79). Kampen- en esdorpenlandschappen hebben doorgaans grillige vormen: de wegen en afscheidingen volgen na tuurlijke verhogingen en beeklopen in het landschap. Vaak ontstonden deze wegen eeuwen geleden vanuit paden die van de ene naar de andere boerderij liepen. Ze zijn te vinden op de dekzandruggen die dooraderd zijn met beeklopen en natte laagtes. Het esdorpenlandschap kom je op veel plekken in de Achterhoek tegen, maar er zijn twee duidelijke kernen waar het coulissenlandschap grote oppervlaktes beslaat: het achterland van Zutphen tot aan Borculo in de westelijke Achterhoek (wat ik in deze gids ‘De Graafschap’ noem) en in het oosten het Land van Winterswijk.
EEN ‘META-ECOSYSTEEM’
Als het spreekwoord ‘de som is meer dan het geheel der delen’ er gens opgaat, dan is het wel in het coulissenlandschap. De coulissen omvatten bossen, houtwallen, struiken en beekdalvegetaties, terwijl de vlakken uit natte weilandjes, akkertjes, boomgaardjes, heideveld jes, stukjes blauwgrasland en lapjes bos bestaan (daar zijn de ver kleinwoorden weer). En daarin liggen weer poelen, vrijstaande bomen, geriefhoutbosjes en overhoekjes. Die laatste zijn typisch voor dit soort kleinschalige landschappen. Een geriefhoutbosje is een klein struweel of bosje waar de eigenaar hout uit zaagt voor ‘eigen gerief’. Nu zou je het met een hippe term een tiny forest noemen. Een overhoekje is een (ruig) uithoekje van een weiland of akkerland dat vanwege een landbouwkundig minder gunstige ligging nauwelijks gebruikt wordt. Omdat dit soort rommelrandjes voor planten en dieren erg belangrijk zijn, worden ze tegenwoordig vaak bewust aangelegd, bijvoorbeeld als bloemenstrook voor insecten en vogels.
Al deze lapjes zijn kleine wereldjes op zich, maar het is het onderlinge geheel dat het tot een robuust ecosysteem maakt dat meer is dan de optelsom van de losse delen – een meta-ecosysteem waarin alle on derdelen tezamen een natuur dragen die niet in een van de onderdelen zou kunnen overleven. Een voorbeeld: veel vogelsoorten van het cou lissenlandschap zijn niet vast te prikken op een van deze landschap pen. De roofvogels broeden in de bossen en jagen over de kampen en essen. De geelgorzen, grasmussen en gekraagde roodstaarten hebben
Boven: coulissenlandschap bij Velhorst, met geelgors (route 10).
Links: lanen en singels bij Koolmansdijk (route 17).
een voorkeur voor hagen of bosranden, en die bestaan bij de gratie van de aanwezigheid van velden. Je kunt een struweel per slot van rekening pas een haag noemen als het twee velden van elkaar scheidt. Natuur die zich wel specifiek thuisvoelt ín het bos of ín de heide, heeft niet genoeg aan dat ene kleine bosje of heide om te overleven. De populatie zou er te klein zijn. De nabijheid en verbondenheid met de stukken bos of heide in de buurt zijn cruciaal voor soorten om te over leven. Hagedissen en boomkikkers migreren van de ene ‘patch’ naar de andere; insecten bevruchten de klokjesgentiaan op de ene heide met het stuifmeel van de exemplaren op de andere. Geïsoleerd zijn deze deelpopulaties gedoemd om uit te sterven, maar als ‘meta-populatie’ (de term van ecologen) kunnen ze heel vitaal zijn. Daarom ook vind je op sommige ridicuul kleine stukjes zulke indrukwekkende aantallen bijzon derheden. Daarom ook, is het coulissenlandschap zo kwetsbaar. Haal je de cruciale gebiedjes weg, die als stapsteen dienen voor de gehele populatie, dan verdwijnt de hele populatie. Net als in het spelletje Jenga – je komt een tijd weg met het verwijderen van de ‘coulissen’, maar op een goed moment dondert het systeem in elkaar.
DE GRAAFSCHAP EN HET LAND VAN WINTERSWIJK
De twee kerngebieden van het coulissenlandschap zijn De Graafschap en het Land van Winterswijk. Het landschap van beide gebieden heeft ongeveer dezelfde ingrediënten, maar is toch wat anders van karakter. Dat heeft enerzijds met de geschiedenis te maken en anderzijds met de bodem.
De Graafschap is de historische zetel van het Graafschap Zutphen. Hier zijn de coulissen onderdeel van het landgoederenlandschap. Er zijn sta tige landhuizen, spectaculaire lanen, tuinen, arboreta en stinzenbossen waar tal van voorjaarsplanten voorkomen, enigszins geholpen door de landgoedeigenaren zelf (zie pag. 74). Op de bodem wisselen rivierklei
en dekzand elkaar af. Zompige rabattenbossen groeien langs brede, moerassige beken. Op de vrij uitgestrekte dekzanden zijn nog restan ten van de vroeger grote heidevelden te vinden, maar de meeste zijn inmiddels in cultuur gebracht. Het landschap rondom Winterswijk ontbeert het adellijke van de Graaf schap, maar krijgt daarvoor een natuurlijker, minder opgeruimd ogend coulissenlandschap terug. Ook dit heeft ten dele een historische ach tergrond – dit gebied lag in de invloedssfeer van bisdom Munster, waar niet de graven, maar de scholteboeren het landschap onderhielden. Daarom vind je hier geen landhuizen maar statige scholteboerderijen. Ook zijn er meer overblijfselen van de oorspronkelijke woeste gronden – kleine heideveldrelicten, blauwgraslanden en vooral hoogvenen zijn hier te vinden, die in het westen veel schaarser zijn. Misschien belangrijker dan dit historische verschil is de bodem. Het Land van Winterswijk ligt op het Oost-Nederlands plateau (zie geologie; pag. 17), het ligt daarmee hoger, heeft dieper ingesneden en snel stromender beken en een veel diversere ondergrond. Klei, zand, grind, veen en zelfs zand- en kalksteen is er te vinden, en met name die laatste verrijkt het Winterswijkse landschap enorm. Ook is het klimaat dankzij de oostelijke ligging net iets anders. In het Winterswijkse is het iets kouder in de winter en wat warmer in de zomer, waardoor planten en insecten van een continentaal klimaat hier wat beter gedijen. Dit maakt dat het coulissenlandschap van Winterswijk zeker voor plantenen vlinderliefhebbers een speciale waarde heeft.
WOESTE EN GECULTIVEERDE GRONDEN
Het coulissenlandschap is ontstaan door het in cultuur brengen van het natuurlijke landschap. Deze ‘woeste gronden’ bestonden uit venen, moerassen en heidevelden, die voorheen alleen gebruikt werden om hout en plaggen uit te winnen en schapen te laten grazen. Pas in de loop van de 19e eeuw ging het vlot met het omzetten van deze arme
beken
BEKEN EN BEEKDALEN
Beken horen bij het heuvelland of bij de bergen; rivieren bij het laagland. De laaglandbeek is dan ook geen alledaagse verschijning, behalve dan in de hoge delen van ons land, zoals in de Achterhoek. Hier meanderen de beken traag door het licht glooiende landschap, als miniatuurriviertjes. Toch is de laag landbeek een heel ander ecosysteem dan zowel de snelstromende heuvellandbeek als de grote rivier. Deze beken zijn be
BENEDENSTROOMS
• Deels gegraven en recht, deels meanderend en moerassig
• Natuurontwikkelinng op landgoederen.
• Rijke watervegetatie, rietland, wilgen- en elzenbos, en rabattenbos.
Vistrap en natuurvriendelijke oever
VISTRAP EN NATUURVRIENDELIJKE OEVER
• Recente verbeteringen aan rechtgetrokken en vervuilde beken.
• Vismigratie weer mogelijk; onmisbare schakel tussen bovenen benedenstrooms.
schaduwd en omzoomd met een uniek bostype. Ze hebben soms steile wanden en her en der liggen er zelfs een paar stenen waar het water zowaar omheen kolkt, alsof je toch een beetje in de bergen bent. Ook de flora en fauna heeft een bijzondere mix van soorten – planten en dieren van het centraal-Europese heuvelland (en zeldzaam in Nederland) leven zij aan zij met die van moerassige oevers die je uit het westen wel kent, maar die juist dieper in Europa schaars zijn. En dat in een verrukkelijk landschap.
Middenstrooms – de gegraven beek
MIDDENSTROOMS
• Beeksectie door de centrale laagte.
• Van oorsprong uitgestrekt moeras; de beken zijn gegraven voor de afwatering.
• Libellen en andere insecten nemen weer toe door verbeterde waterkwaliteit.
BOVENSTROOMS
Bovenstrooms – meanderend
• De palteaubeken – beperkt tot het Oost-Nederlands plateau.
• Ingesleten in het landschap, met steilwanden in de buitenbocht en modderige lage oevers in de binnenbocht.
• Terrein van ijsvogels, grote gele kwikstaarten, bosbeekjuffers en andere bijzondere soorten.
• Omgevallen en overhangende bomen creëren een exotisch landschap.
• Rijke flora en vlinderwereld.
Boven-Slinge
BEKEN IN HET KORT
Routes: 7, 10, 13, 15, 16, 18, 19, 21, 22, 25
Ligging: Door de gehele Achterhoek, maar ver schillende beektypen in het westelijke, centrale en oostelijke deel van de regio.
Landschap: Ingesleten, kronkelige en met bos omzoomde beken rondom Winterswijk. Bredere beken met moerassige oevers elders. De twee riviertjes, de Berkel en Oude IJssel, zijn grotendeels rechtgetrokken, maar hebben lokaal moerassige oevers en vistrappen – resultaat van recente herstelwerkzaamheden.
Topgebieden: Hackfort in de westelijke Ach terhoek, Slangenburg, Heidenhoeksche Vloed Veengoot en Baakse Beek in de centrale Ach terhoek, Dottinkrade, Bekendelle, Buskersbos en Ratumse Beek en Willinkbeek in het Land van Winterswijk.
Bijzonderheden:
• Unieke beekbegeleidende bossen en meanderende beeklopen in de Achterhoek.
• Bijzondere moerasvegetatie en beekdalhooilanden in de centrale en westelijke Achterhoek.
SOORTEN
blauwe reiger, middelste bonte specht, groene specht, wielewaal, ijsvogel, grote gele kwikstaart, oeverzwaluw, visdief kleine ijsvogelvlinder, iepenpage, grote vos vuurlibel, oeverlibel, beekoeverlibel, weidebeekjuffer, bosbeekjuffer, blauwe breedscheenjuffer, bruine korenbout muskuskruid, gevlekte aronskelk, bosgeel ster, grote egelskop, gele lis, zwanenbloem
April: polletjes sleutelbloemen en tapijtjes van bosane monen langs de beek, onder fris ontluikend groen, onder begeleiding van een welluidend concert van zwartkoppen, zanglijsters en de luide, klagelijke roep van de middelste bonte specht.
Juli: sacrale stilte en een diepe schaduw die geaccentu eerd wordt door de lichtvlekken die de zon op een struik op de oevers maakt en waar de dieppaarse bosbeekjuf fers boven dansen. Op de stam van een omgezakte stam die over het water leunt, zit een ijsvogeltje. Het zijn zo maar twee beelden van de laaglandbeken rond Winterswijk. Beken die, samen met de ‘coulissen’ het Ach terhoekse landschap zo beroemd en aantrekkelijk maken. Praktisch alle beken in de Achterhoek – en dat zijn er best wel wat – stromen van oost naar west, dwars door de regio. De meeste ontspringen in Duitsland en meanderen door het Winterswijkse, de plateaurand af en zo verder. Onderweg worden ze aangesterkt door lokale stroompjes – onduidelijke, zompige bronnetjes diep in het Korenbur gerveen of nog onzichtbaarder, als kwelwater uit de die pere bodem die de hooilanden vochtig houden en in de winter via slootjes naar de beek lopen.
BEEKSYSTEMEN
Elke regendruppel die in de Achterhoek valt en niet verdampt of wordt opgenomen door planten, stroomt uiteindelijk naar de rivier. Maar er zijn een aantal wegen die zo’n druppel kan afleggen, afhankelijk van het stroomgebied waarbinnen die neerkomt. Het stroomgebied van de Berkel beslaat het noordelijke deel van de Achterhoek. De Ratumse Beek en haar zijbeken stromen uiteindelijk de Groenlose Slinge in en die vloeit
weer uit in de Berkel. De Boven-Slinge ten zuiden van Winterswijk stroomt, samen met al haar zijbeken, de Oude IJssel in. Tussen die twee grote watersystemen van Berkel en Oude IJssel liggen nog twee kleinere, die ontspringen aan de rand van het Oost-Nederlands Plateau. De Baakse Beek en de Veengoot met zijbeken stromen lange tijd parallel aan elkaar naar het westen maar komen uiteindelijk bij Wichmond bij elkaar en stromen dan de IJssel in. Ten zuiden van de Veengoot ligt nog de Groote Beek, dat in weerwil van haar naam juist een klein beekdalsysteempje is. En in de Liemers lopen nog enkele stroompjes met het karakter van een brede sloot, die uitmonden in de Rijnstrangen dan wel direct in de Rijn. Ieder van deze stroomgebieden heeft zijn eigen karakter. De beeksecties bínnen een stroomgebied staan immers met elkaar in verbinding, maar de stroomgebieden zelf zijn werelden die gescheiden blijven van elkaar. Zo mag de Ratumse Beek ten oosten van Winterswijk op het eerste ge zicht sterk lijken op de vlakbij gelegen Boven-Slinge, maar voor een vis uit de Ratumse Beek is het niet mogelijk om de Boven-Slinge te bereiken; tenminste niet zonder eerste helemaal naar Zutphen te zwemmen, bij de IJssel linksaf te slaan, bij Doesburg de sluizen van de Oude IJssel te trotseren en vervolgens stroomopwaarts, Doetinchem voorbij, linksaf de Bielheimerbeek op te klauteren om via Varsseveld, Aalten en Bredevoort uiteindelijk de Boven-Slinge te bereiken. Kortom, gescheiden werelden. De verbinding tussen boven- en benedenstroom is belangrijk. In de bo venstroomse haarvaten van het beeksysteem kunnen waterlopen ge makkelijk uitdrogen. In de dorstige zomers van 2018-2020 was er geen druppel water meer te vinden in de beken rondom Winterswijk. Op die momenten zocht de beekfauna zijn heil stroomafwaarts waar nog wel water was. De kwaliteit van die benedenstroomse ‘vluchtgebieden’ be paalt hoe snel de bovenstroomse delen zich na de droogte konden her stellen. Vanuit deze corridorgedachte heeft het Waterschap Rijn-IJssel veel middenlopen van beeksystemen als ecologische verbindingszone ingericht, wat er kort en goed op neerkomt dat de oevers natuurlijker en
Ingesneden beek in het Land van Winterswijk, met door erosie blootgelegd wortelstelsel op de steile kant.
IJssel
OudeIJssel
Liemerssysteem
Rijnstrangen
Waal Rijn
Twentekanaal
Berkel
Schipbeek-Buurserbeeksysteem
Veengoot-Baaksebeeksysteem
Slinge-OudeIJsselsysteem
Winterswijk
moerassiger gemaakt zijn. De gebieden langs de beek worden soms bij de inrichting betrokken voor natuurontwikkeling.
DE BEEK IN DRIE BEDRIJVEN
In de Achterhoekse beken kun je een duidelijke driedeling herkennen. De bovenstroom in het Land van Winterswijk heeft een heel ander karakter dan de middensectie in de centrale laagte en een benedendeel bij de IJssel.
In het Winterswijkse zijn de beken slingerend en steil ingesleten in de bodem en op veel plaatsen omzoomt met een prachtig loofbos (waar over meer op pagina 46-47). In de buitenbochten, waar het water het snelste stroomt, vreet het zich een weg in de bodem, waardoor er heuse steilwanden ontstaan. Aanvankelijk wordt de bodem nog redelijk bijeen gehouden door de wortelstelsels van de bomen langs de beek, maar als het water maar genoeg tijd krijgt, ondergraaft het de gehele bodem onder de bomen op de oever en zakken deze langzaam onderuit en ko men uiteindelijk over de beek te liggen. In oude, natuurlijke beekbossen, zoals bij de Bekendelle en het Buskerbos (route 25) zie je op je wandeling telkens weer forse ‘woudreuzen’ over de stroom liggen. Ze zijn een be
langrijk onderdeel van het ecosysteem van de beek. Zo vinden grote gele kwikstaarten broedgelegenheid onder de bomen en in de half blootgelegde wortelstelsels kie zen ijsvogels de steilwanden uit om hun broedholen in te graven. De takken zelf zijn ideale jachtposten. Verder ontstaan er bij het omlaag zakken van de bomen allerlei gaten in de beekbedding die vanwege hun diepte ook in droge zomers nog water vasthouden – ideaal voor waterdieren, waaronder hét insect van beschaduwde beken bij uitstek: de bosbeekjuffer (zie pag. 125). Deze prachtige paarse (mannetjes) juffer komt in Nederland alleen voor in de beken rondom Winterswijk en in ver gelijkbare beken in zuidelijk Noord-Brabant en Limburg. Terwijl de stroming in de buitenbocht zand en leem wegslijt, wordt in de binnenbocht, waar het water tot rust komt, juist slib neergelegd. In de buitenbocht ligt de oever soms wel twee meter boven de beek, maar in de binnenbocht is de oever juist laag, nat en modderig. De bodem is hier voedselrijk en vormt de standplaats van een bijzondere beekflora, waar soms (lang niet overal) zeldzaamheden als bittere veldkers, muskuskruid, ver spreidbladig goudveil en bosgeelster te vinden zijn. De overgang van de slingerende plateaubeek naar de veelal kaarsrechte beeklopen in het middengedeelte is abrupt. De grens ligt grofweg langs de lijn Aalten-Ei bergen – de rand van het Oost-Nederlandse plateau. Bijzonder van het middengedeelte is dat de beken alle maal gegraven zijn (wat overigens ook voor delen van de bovenloop geldt). Vandaar ook dat ze zo kaarsrecht zijn. Vóór de grote veenontginningen liepen de beken dood in een groot veenmoeras, waar ze opgezogen werden door de sponsachtige vegetatie van veenmossen (zie pag. 64). De beken in dit gedeelte van de Achterhoek zijn gegraven om de venen te ontwateren. Wat dat betreft spreekt de naam van een van die beken boekdelen: de Veengoot. Letterlijk een goot door het veen. Deze ontstaansgeschiedenis lijkt weinig goeds te belo ven voor de natuur in de beken van de Midden-Achter hoek, maar dat valt enorm mee. De oevers van de meeste beken zijn de laatste decennia omgevormd van steile, diepe geulen naar brede moe rassige oevers. Ook de waterkwaliteit is enorm verbeterd. De maatrege len zijn genomen om een goede aansluiting te maken tussen de boven stroomse gebieden en de monding, en zo een gezond beekdalsysteem te krijgen. Maar dat is niet het enige. De middensectie heeft ook haar eigen kwaliteiten. De vlakke, voormalige veengronden met hun flinke opwaartse druk van het grondwater creëren natte graslanden langs de beek waarin allerlei moerasvegetaties kunnen ontstaan. Orchideeënrijke hooilanden met water- en weidevogels wisselen af met plukjes moe
DE BEEK IN DRIE BEDRIJVEN
Boven: bovenstroomse, ingesneden beek in het Land van Winterwijk.
Midden: gegraven, rechte beek in het ontginningslandschap van de centrale Achterhoek.
Onder: brede, vrijwel stilstaande beek dicht bij de monding in de IJssel.
FLORA EN FAUNA
De rijke biodiversiteit is een van de grote aantrekkingskrachten van de Achterhoek en de Liemers. Daarbij is er niet één soortgroep die duide lijk met kop en schouders boven de rest uitsteekt. De vogelwereld, de vlinders, libellen, planten en reptielen – binnen al deze groepen zijn er soorten te vinden die niet alleen mooi zijn, maar ook bijzonder. Nu kun je bijzonder op twee manieren interpreteren. Er zijn soorten die typisch Nederlands zijn en dus binnen ons land vrij veel voorkomen, en er zijn soorten die, precies andersom, eerder een beetje exotisch zijn en dus juist in Nederland schaars. In de Achterhoek zijn van beide categorieën voorbeelden te vinden, maar toch wel vooral van die laat ste. Dat heeft alles te maken met de oostelijke ligging van de Achter hoek, waardoor het klimaatdempende effect van de zee, typerend voor het Nederlandse zeeklimaat, wat minder voelbaar is. De zomers in de Achterhoek zijn gemiddeld net wat warmer en de winters net wat aan de koude kant. Daarnaast zijn de oude bodems in de oostelijke Ach terhoek, rondom Winterswijk, atypisch voor ons land, net als het licht glooiende landschap.
Soorten als rode wouw, ruig klokje, keizersmantel en bosbeekjuffer zouden je het gevoel kunnen geven ergens in het Eifelgebergte, de Ardennen of het Teutoburger Wald te zijn, in plaats van binnen onze landsgrenzen. Toegegeven, veel van deze bijzonderheden liggen ook in de Achterhoek niet voor het oprapen, maar ze komen genoeg voor om je een redelijke kans te geven om ze tegen te komen. En met name dat maakt een vakantie in de Achterhoek zo mooi. Met het opwarmen van het klimaat komen warmteminnende soorten steeds verder naar het noorden. Met name de warme zomers maken dat deze zich thuisvoelen in de Achterhoek. Voorbeelden van deze kli maatmigranten zijn bijenorchis, staartblauwtje, koninginnenpage, zui delijke keizerlibel en zuidelijke glazenmaker. Maar dit is allemaal vanuit een Nederlands perspectief bezien. Wan neer je vanuit Duitse ogen naar de Achterhoek zou kijken, dan valt juist het grote aantal soorten op die typisch zijn voor Nederland. De blauwgraslanden met rietorchis en moeraswespenorchis en parnassia, de heidevelden met dopheide, gagel en klokjesgentiaan. En bovenal het rivierengebied met zijn vele vogels als blauwborst en zwarte stern. Dat zijn allemaal soorten die de Nederlandse natuur internationaal op de kaart zetten en zeker zoveel bijdragen aan de natuurlijke rijkdom van de Achterhoek en de Liemers.
ZOOGDIEREN
Het ideale landschap voor veel zoogdiersoorten in ons land is een mengeling van bos en struikgewas om te schuilen, en akkers en hooilanden om voedsel te zoeken. Een beetje water in een poel of een beekje erbij en het zoogdierwalhalla is compleet. Laat dit nou net een beknopte beschrijving zijn van het Achterhoekse coulissenlandschap.
De Achterhoek is rijk aan zoogdieren. Vrijwel de complete collectie van inheemse kleine roofdieren is er te vinden en vaak ook in flinke aantallen. Ook muizen, spitsmuizen en vleermuizen zijn goed verte genwoordigd in de streek. Veel van deze soorten hebben een brede verspreiding op de zandgronden van de oostelijke en zuidelijke helft van Nederland, en vinden in het coulissenlandschap hun optimale bi otoop. Daarnaast zijn er ook enkele met een duidelijke continentale verspreiding. In Nederland zijn die beperkt tot het uiterste oosten en Zuid-Limburg – bosvleermuis, Brandts vleermuis, grote bosmuis en ondergrondse woelmuis zijn paradepaardjes van het Land van Win terswijk. De Liemers en de IJsseluiterwaarden kunnen weer bogen op bijzonderheden als otter en bever.
Eerlijk is eerlijk – de kans op het waarnemen van deze zoogdieren is voor de niet-specialist uiterst klein. Je zult het dus moeten doen met sporen en het spannende besef dát het er zit en je tenminste de theo retische kans hebt deze dieren tegen het lijf te lopen. Het grofwild, de edelherten en wilde zwijnen waar de aangrenzende Veluwe furore mee maakt, is juist opvallend afwezig in de Achterhoek. Wat overblijft aan gemakkelijk waar te nemen soorten zijn ree en haas. Die zie je dan ook heel regelmatig.
De afwezigheid van groot wild betekent niet dat de Achterhoek geen geschikt leefgebied zou bieden aan deze soorten. Integendeel – voor edelherten en wilde zwijnen is het coulissenlandschap van de Achter hoek net zo goed, zo niet beter dan de zandvlaktes van de Veluwe. Herten en zwijnen worden bewust geweerd, omdat ze schadelijk zijn voor landbouwgewassen. Daarom geldt een zogeheten nulstandsbeleid – alle zwijnen en herten die zich in het Achterhoekse wagen worden zonder pardon afgeschoten. Dat neemt echter niet weg dat er toch met enige regelmaat een paar opduiken die hun toevlucht nemen tot de vele bossen en bosjes die het gebied rijk zijn.
ROOFDIEREN
Dassen, vossen, boom- en steenmarters, bunzingen, wezels en herme lijnen komen allemaal in grote en gezonde populaties voor in de Achter hoek. Voor de meeste soorten geldt dat ze hoofdzakelijk te vinden zijn in de coulissenlandschappen en de grootschaliger bos- en heidegebie den. In delen van de centrale Achterhoek, de Liemers, de landbouw streek tussen de IJssel en Hengelo de vallei van de Oude IJssel zijn ze wat schaarser of zelfs afwezig.
Dassen en vossen bouwen hun burchten en holen graag aan bosranden of in brede hagen in niet te natte grond en zoeken hun voedsel in open terrein. Voor dassen is dat een mengeling van bessen, wortels, wormen, slak ken, insecten (larven), mais en soms een muisje. Het meeste voedsel vinden ze in agrarische gebieden die juist niet te droog zijn. Daar zitten de meeste regenwor men – het favoriete voedsel van dassen. Het dekzand landschap met zijn afwisseling van droge zandgebieden en vochtige beekdalen is dan ook ideaal. Boom- en steenmarters zijn forse marterachtigen en felle rovers. De boommarter met zijn kastanjebruine vacht en roomgele bef is de grootste van de twee en leeft bij voor keur in loofbossen in een halfopen landschap. De iets valere steenmarter heeft een witte bef en kiest eerder voor boerenerven – schuurtjes, oude zolders en verborgen hoekjes in agrarisch gebied. Ook in steden met voldoende rustige tuinen en par ken komt hij voor. Beide soorten marters zijn in de schemering en ’s nachts actief.
BIJZONDER
Dassen kijken bij het kijkscherm van Hackfort in juni-juli (zie punt 9 op route 7).
Grazende reeën in het avondlicht in de hooi landen van het coulissenlandschap (vrijwel alle routes).
Sleepsporen en omgeknaagde bomen – het werk van de bever is overal in het moerasbos (route 1 en 2).
Zelf zoogdieren zien (o.a. wolf, lynx, otter, das, bunzing) in het ‘biotopenwildpark’ Anholter Schweiz (zie pag. 314).
De das, vos, boom- en steenmarters zijn zelfs behoorlijk toegenomen in de laatste decennia – een trend die ove rigens niet alleen voor de Achterhoek geldt maar voor een groot deel van Nederland. Zo kwamen boom- en steenmarters tot halverwege de vorige eeuw eigenlijk alleen nog in het Land van Winterswijk voor. Elders in de Achterhoek waren ze verdwenen door bejaging, aanvan kelijk voor de pelzen en later vanwege de schade die ze kunnen aanbrengen aan huisdieren, pluimvee en aan gebouwen en au to’s. Inmiddels hebben beide soorten zich weer hersteld. Het stopzetten
ZOOGDIEREN IN DE ACHTERHOEK EN DE LIEMERS
Ree, vos, das, boommarter, steenmarter, bun zing, hermelijn, wezel, otter, egel, eekhoorn, haas, konijn, bever, verschillende soorten muizen, spitsmuizen en vleermuizen
Bever
van de jacht lijkt hiervan een oorzaak te zijn, maar steen- en boom marters hebben zich ook aangepast aan de veranderde leefomgeving. Hetzelfde geldt voor de vos, die lange tijd fel bejaagd werd en voor de Tweede Wereldoorlog zelfs uit een groot deel van ons land verdwenen was, al zal hij in de Achterhoek altijd aanwezig zijn geweest. Inmiddels is de vos weer terug op het oude peil. Omdat vossen overdag actief zijn, maak je een redelijke kans er vroeg of laat een tegen te komen op je tochten in de streek.
De kleinere roofdieren – wezel, hermelijn en bunzing – hebben het juist lastig, al is het van deze kleine marterachtigen erg lastig te bepalen hoe zeldzaam of algemeen ze eigenlijk zijn. Ze leven grotendeels van muizen die ze vangen door met hun slanke lichaam muizenholen in te gaan. Het traditionele coulissenlandschap, een beetje rommelig, met veel krui den en weinig of geen bestrijdingsmiddelen, is voor muizen én voor hun roofdieren ideaal. Met het verdwijnen van het coulissenlandschap en de intensivering van de landbouw, krijgen deze roofdieren het moeilijker. De wolf heeft zich (nog) niet in de Achterhoek gevestigd, al zijn er wel zwervende dieren waargenomen. Het is goed mogelijk dat hij zich hier vaker laat zien, maar de regio behoort niet tot de meest ideale wolven gebieden, omdat er relatief weinig grote, ongestoorde gebieden zijn om zich in terug te trekken.
BEVER EN OTTER
De Liemers is het thuisland van twee grote waterzoogdieren: de bever en de otter. Beide soorten waren in Nederland uitgestorven en beide zijn opnieuw geïntroduceerd – de bever in 1989 in de Biesbosch en de otter in 2002 in de Weerribben-Wieden. Via respectievelijk de Waal en de IJs sel hebben deze dieren het rivierengebied gekoloniseerd. Met name de Waaluiterwaarden, de Rijnstrangen en de Oude IJssel zijn nu leefgebied van allebei de soorten.
De bever is een knaagdier van formaat – zowel zijn postuur als zijn daden zijn groots. Hij is vooral ’s nachts actief dus je ziet hem niet snel, maar zijn sporen zijn des te duidelijker. Half of helemaal omgeknaag de wilgenbomen kun je regelmatig tegenkomen, net als beverpaden – loop- en glijsporen over dijkjes die bevers iedere nacht gebruiken om van de ene waterplas naar de andere te komen. Bevers leven van de bast van boomtwijgen, met name wilgen en elzen. Zij kunnen niet klimmen, maar met hun vlijmscherpe en altijd doorgroeiende tanden is dat ook niet nodig. Met gemak vellen ze een boom, om zo de twijgen te bereiken. Vervolgens gebruiken ze de stammen om een beverburcht te bouwen, waarin ze hun jongen grootbrengen. De beroemde beverdam men kom je in Nederland niet of nauwelijks tegen – die maken bevers in gebieden met smalle beken, die ze met een dam opstuwen om zo een vallei onder water te zetten en hun eigen leefgebied te creëren. De otter is een relatieve nieuwkomer in het gebied, die eerst de Oude IJssel en later de Gelderse Poort koloniseerde. Er leven momenteel een paar otters in het gebied, te weinig om van een stabiele popula tie te spreken. Toch neemt de otterpopulatie in het kerngebied op de grens van Overijssel en Friesland langzaam toe, en de hoop is dat dit ook gebeurt in de Liemers. Otters verraden hun aanwezigheid door ‘spraints’, oftewel hun uitwerpselen, herkenbaar aan de vissenschub ben die op opvallende plekken worden achterlaten als markering van het territorium. Je ziet ze bijvoorbeeld op loopplanken bij het water of onder een brug.
OVERIGE ZOOGDIEREN
Naast bovengenoemde soorten komen er nog een kleine dertig soorten zoogdieren voor in de Achterhoek. Het merendeel daarvan zijn vleer muizen, spitsmuizen en kleine knaagdieren als muizen en woelmuizen –soorten die je zonder specifieke waarnemingsmiddelen als een batde tector voor vleermuizen of life traps voor muizen niet gaat tegenkomen. Ook voor deze dieren is het coulissenlandschap ideaal, vanwege de grote diversiteit aan biotopen. Vleermuizen houden zich overdag schuil in oude gebouwen en ijskelders. Sommige soorten kiezen juist voor holen in bomen of leven achter stukken schors. Voor boombewonende vleermuizen als Brandts, baard-, bos- en rosse vleermuis en franjestaart, zijn de oude bomen in de parkbossen ideaal. De hagen met hun brede graszomen en de akkers met hun wilde krui denranden zijn het terrein voor muizen, spitsmuizen en egels. Eek hoorns komen algemeen voor in de Achterhoekse bossen en parken, al laten ze zich slechts op een enkele plek makkelijk zien. Tot slot zijn er nog enkele zoogdieren die vooral in het water leven. De bruine rat, muskusrat en woelrat zijn drie knaagdieren die lokaal al gemeen voorkomen in de beken en riviertjes van de Achterhoek en de Liemers. De waterspitsmuis is een vrij grote, donkerkleurige spitsmuis die niet algemeen is in Nederland. In ons gebied komt hij voor in de beken rondom Winterswijk en in de plassen en Rijnstrangen van de Liemers.
VOGELS
Vogelaars bezoeken de Achterhoek slechts sporadisch. Dat is eigenlijk best gek. Stel je eens voor: een mooie dag in april met zwarte specht, middelste bonte specht, kleine bonte specht, grutto, Chileense flamingo, ijsvogel, ooievaar, oehoe, appelvink, bonte vliegenvanger, gekraagde roodstaart, ijsvogel en grote gele kwikstaart. Het kan in de Achterhoek. Wie wil dat nou niet?
De vogelwereld van de Achterhoek is niet zo makkelijk te duiden. Er zit van alles wat – moeras- en bosvogels, soorten van venen en heide velden. De meer spectaculaire soorten komen niet bepaald algemeen voor, maar je maakt zeker een redelijke kans ze tegen te komen. Daar om is de regio onder vogelaars zeker niet onbekend, maar heeft het ook weer niet de faam die de ‘grootheden’ als de Waddeneilanden, Zeeland, het Lauwersmeer of de Oostvaardersplassen hebben.
Dat komt waarschijnlijk omdat er weliswaar een hoop te zien is, maar er slechts een beperkt aantal soorten is dat je écht als typisch Achterhoeks kan beschouwen. En wat er te vinden is, is meestal niet geconcentreerd op een enkele plek, maar kun je op veel plaatsen tegenkomen.
De Achterhoekse specialiteiten zijn de flamingo’s (die overigens net buiten de Achterhoek in Duitsland broeden; zie route 23) en een aantal bosvogels, die de regio delen met het nabijgelegen Twente. Soorten als middelste bonte specht en rode wouw zijn juist in deze twee regio’s te zien (al is de laatste schaars). Andere soorten deelt de Achterhoek weer met Zuid-Limburg, zoals de Oehoe en de kortsnavelboomkruiper. Deze zijn schaars of afwezig elders in Nederland.
Op je tochten door de Achterhoek kom je vooral een groot aantal soor ten tegen die je ook in andere delen van Oost- en Zuid-Nederland ziet, maar juist hier allemaal bij elkaar komen: de grote aantallen geelgor zen, ooievaars, gekraagde roodstaarten, grauwe vliegenvangers, ap pelvinken, spechten, wielewalen en steenuilen. Ze leven zij aan zij met wat schaarsere vogels als wespendief, rode wouw, boomvalk, patrijs en kraanvogel. Al met al een prachtige vogelwereld.
Maar dat is niet alles. Met de Liemers erbij zet dit gebied als het ware een verdubbelaar in. De Liemers heeft een heel eigen vogelwereld, een die slechts een beetje overlapt met die van de Achterhoek. In de Lie mers zijn het de moerasvogels die aantrekken: de eenden, de reigers, de ganzen, de zwarte sterns. Bij elkaar opgeteld is deze regio een van de rijkere plekken van ons land.
VOGELS VAN HET COULISSENLANDSCHAP
In het coulissenlandschap is de vogelwereld vloeiend. In de overgangen van bossen naar hagen, boomgaarden en open land vinden veel vogel soorten hun plek. Neem de geelgors. Dit is een vogel die van struiken en verspreide bomen houdt in een landschap met zaden en insecten. Als die componenten er maar zijn, dan kun je de geelgors tegenkomen in de heide, aan de randen van veengebieden, in lanen over de essen
PORTRET: ORTOLAAN
Het verhaal van de ortolaan is een zwanenzang. Een eeuw geleden was de ortolaan nog een algemene ver schijning op de Nederlandse zandgronden. Tot in 1970 kwam deze aan de gorzen verwante zangvogel nog in redelijke aantallen voor in het kleinschalige cultuurlandschap van de Graafschap en Winterswijk. In 1994 heeft de ortolaan voor het laatst met zekerheid gebroed in Nederland – bij Aalten. Af en toe duiken er kortstondig nog wel eens een paar op, al dan niet in de Achterhoek, maar tot broeden komt het niet meer.
De ortolaan is – of was – bij uitstek een vogel van het kleinschalige coulissenlandschap waarin zandpaden, rommelrandjes en vooral graanveldjes een belangrijke component vormen. Dat de ortolaan verdwenen is, maar in de Achterhoek nog het langst heeft stand gehouden, spreekt boekdelen over de Achterhoek zelf; het is een prachtig, traditioneel kleinschalig cultuurlandschap, maar het is niet meer wat het honderd jaar geleden was.
of hagen tussen de akkers. Kortom, op heel veel plekken in het cou lissenlandschap. Hetzelfde geldt voor soorten als boompieper, kneu, roodborsttapuit, grasmus, zwartkop, braamsluiper, fitis en tjiftjaf. Wan neer deze struwelen wat vochtiger zijn, dan maak je kans op tuinfluiter, bosrietzanger en spotvogel. Is de vegetatie hoger of staat het langs de rand van het bos, dan komen er open-bosvogels voor als boompieper, grauwe vliegenvanger en gekraagde roodstaart. Deze overgangen typeren de vogelwereld van het coulissenlandschap wat betreft de kleinere zangvogelsoorten. Onder de grotere vogels is het eerder omgekeerd. Roofvogels, duiven, lijsters, kraaiachtigen – zij gebruiken verschillende delen van het coulissenlandschap. Meestal
PORTRET: RODE WOUW
De lage, scherende vlucht over de velden, de brede vleugels en de lange, rossige gevorkte staart – dat is de rode wouw, een van de meest gracieuze roofvogels van Europa. Een van de weinige endemische vogels ook: 90% van de wereldpopulatie en 10% er net buiten. En nog wat statistieken – ongeveer de helft van de wereldpopulatie broedt in het Duitse heuvelland, met broedvogels langs vrijwel de gehele Nederlandse grens. Maar in ons land vrijwel niets! Tot voor kort althans. Een enkel broedgeval in de jaren tachtig, toen een tijd niks. Pas sinds 2010 broedt de rode wouw weer in Nederland, met de Achter hoek en Twente als (bescheiden) bolwerk. Rondom Winterswijk en Aalten en tussen Zutphen en Lochem broeden nu meerdere paren. Rode wouwen jagen vaak laag over de velden, heel anders dan de veel algemener voorkomende buizerd.
VLINDERS
Een veld vol bloemen en vlinders – het is hét zomerbeeld van de Achterhoek. Hoewel er vlinders aanwezig zijn vanaf april tot in oktober, is de zomer toch wel het vlinderseizoen. In de Achterhoek en de Liemers kun je in goede jaren massa’s vlinders te genkomen. En daar zitten bijzondere soorten tussen. Net als bij de libellen, de vogels en de planten kenmerkt de Achterhoek zich door de aanwezigheid van een flink aantal soorten die hun hoofdverspreiding niet in Nederland hebben, maar ten zuiden of oosten van ons. Deze ‘continentale’ soorten maken de Achterhoek tot een voor Nederlanders bijzonder vlindergebied.
Het gros van de Achterhoekse vlinders behoort tot de soorten die in een groot deel van Nederland te vinden zijn. In het vroege voorjaar start het seizoen met de citroenvlinders en de oranjetipjes (die laatste vooral in de natte weilanden waar zijn favoriete waardplant de pinksterbloem groeit). Het zijn beide soorten die als pop overwinteren. Met het war mer worden van de voorjaarsdagen komen ze tevoorschijn. Omstreeks dezelfde tijd beginnen ook de soorten te vliegen waarvan de vlinders van de najaarsgeneratie in schuurtjes, kelders en holle bomen over winterden. De bekende dagpauwoog en kleine vos behoren hiertoe, net als een heel bijzondere soort, die in Nederland vooral in de Achterhoek voorkomt – de grote vos. Hij is, naast het formaat, van de kleine vos te onderscheiden door een ander vlekkenpatroon op de bovenkant van de voorvleugel. Het is een van die soorten die in de warmere streken van Europa voorkomen en in Nederland net de Achterhoek bereiken. Door de klimaatverandering neemt hij de laatste jaren toe. Wat later in het voorjaar, zo omstreeks begin mei, komen er steeds meer vlinders tevoorschijn. Onder de echte voorjaarssoorten horen de landkaartjes (in zijn oranje voorjaarsgeneratie, die er heel anders uitziet dan de voornamelijk zwarte zomergeneratie), groentjes en bonte dik kopjes. Het landkaartje is een typische vlinder van vochtige weilanden, net als het oranjetipje, maar dan een stuk zeldzamer. Groentjes komen (in Nederland) uitsluitend voor in heide- en veengebieden. Hij behoort tot de groep van de ‘kleine pages’ – subtiele maar mooi getekende vlindertjes waarvan de rupsen altijd bomen of struiken als waardplant hebben. In het geval van het groentje is dit brem, sporkenhout of heide struiken. Ook de vlinders zitten meestal in struiken of heideplanten. In de Achterhoek is hij beperkt tot de veengebieden rondom Winterswijk. Het bont dikkopje heeft een vergelijkbaar verspreidingsgebied in de Achterhoek. Deze soort is binnen Nederland beperkt tot Brabant en het oosten van de Achterhoek en Twente. Hij is het meest te vinden op open plekken in het berkenbos in het veen. Net als het groentje is dit een echte voorjaarsvlinder die in mei en begin juni vliegt. Naast deze soorten beginnen in het voorjaar ook een groot aantal vlinders te vliegen die in meerdere generaties door de hele zomer heen te vinden zijn, zoals hooibeestje, bont zandoogje, boomblauwtje en icarusblauwtje.
In juni is er dan een kort moment waarin de vlinderwereld een beetje terugvalt, omdat de lentevlinders uitgevlogen zijn en de zomervlinders nog moeten komen. Het is een bekend verschijnsel, dat onder vlinderaars de junidip wordt genoemd. Begin juli barst dan de vlinderzomer los, en die is spectaculair. In eerste instantie vooral door de aantallen. Bruine en bonte zandoogjes, koevinkjes, gro te en geelsprietdikkopjes, kleine vuurvlinder, allerhande witjes en de zomergeneraties van landkaartje, citroentje, icarusblauwtje, hooibeestje, atalanta, dagpauwoog, en grote en kleine vos – het is vaak dringen op de planten waar veel nectar te halen is, zoals distels en jakobkruis kruid. In wisselende aantallen komen daar ook de trek vlinders bij – soorten waarvan de voorjaarsgeneratie zich in het zuiden voorplant en de zomergeneratie naar Nederland vliegt (en verder). Bekende vlinders als atalanta en distelvlinder horen hierbij, maar ook gele en oranje luzernevlinder, die in sommige jaren best veel voor komen.
SPECTACULAIR
Mei: Zeldzame voorjaarsvlinders als groentje en bont dikkopje.
Juni: Kleine ijsvogelvlinders in de landgoede renzone.
Zomerspektakel in de Liemers: in goede jaren wel tientallen koninginnenpages langs de dijken (naast honderden bruine blauwtjes).
Zomerspektakel rondom Winterswijk: prachtige soorten als kleine ijsvogelvlinders, keizersmantels en grote weerschijnvlinders.
Naast deze vlinders herbergt de Achterhoek een aantal bijzondere soorten. De Achterhoekvlinder bij uitstek is de kleine ijsvogelvlinder, die, in tegenstelling tot wat zijn naam doet vermoeden, niet klein is, en ook niet blauw of oranje. Deze vlinder is zwartbruin met wit, heeft het formaat van een dagpauwoog en lijkt zo uit een of ander tropisch bos te zijn weggevlogen. Hij komt vooral voor op open plekken in natte bossen waar de waardplant kamperfoelie bloeit. Kleine ijsvogelvlinders komen in Nederland alleen voor in de Achterhoek, Oost-Twente en op een aan tal plekken in Noord-Brabant en Midden-Limburg. In de Achterhoek is hij in bijna alle natte bossen te vinden en zit hij graag op de bloemen van bramen op open plekken in het bos.
Wat zeldzamer is de grote weerschijnvlinder, die een maatje groter is dan de kleine ijsvogelvlinder, maar grofweg eenzelfde zwart-wit tekening
heeft. Daar bovenop heeft de grote weerschijnvlinder een schitterende, dieppaarse glans, die hem zijn naam geeft. Ook de grote weerschijnvlin der is een soort van bosranden en legt zijn eitjes in de toppen van (bos) wilgen. Ze leiden daardoor een wat verborgen bestaan, maar als je oplet kun je ze wel zien vliegen rondom wilgentoppen in de moerasbossen langs het veen (met name Wooldse en Korenburgerveen). Grote weer schijnvlinders komen zelden op bloemen af, maar soms wel op rottend fruit, poep van vossen of honden en ook weleens op een bezweet T-shirt. Let daarom goed op het pad in de zomer – met wat geluk zit hij gewoon op de grond.
De volgende bijzonderheid is de keizersmantel – eveneens een grote vlin der, maar ditmaal dieporanje van kleur, met zwarte vlekken en strepen. De keizersmantel houdt van warme zomers en is in midden Europa een heel algemene verschijning, maar niet in Nederland. Al neemt hij hier wel toe. Hij legt zijn eitjes op bosviooltjes en bezoekt in de zomer net als de kleine ijsvogelvlinder graag bramen.
Om de kleine parelmoervlinder te vinden moet je een beetje geluk heb ben. Deze vlinder kwam vroeger in redelijke aantallen voor, verdween vervolgens uit heel Nederland behalve de duinstreek, en komt nu lang zaamaan weer terug. In het binnenland zet de kleine parelmoervlinder haar eitjes af op akkerviooltje en is dan ook gebonden aan kleinschalige bloemrijke akkers, al kunnen de volwassen vlinders behoorlijk zwerven. Voortplanting in de Achterhoek is inmiddels aangetoond op akkerland bij het Montferland en het Korenburgerveen.
TOPROUTES
Langs de Oude IJssel in de zomer: scheef bloemwitje en sleedoornpage.
De Liemersdijken: koninginnenpage, bruin en icarusblauwtje in grote aantallen.
Fietsroute Ratum: beste kans op enkele spek takelsoorten als bont dikkopje, keizersmantel, kleine ijsvogelvlinder en iepenpage.
Korenburgerveen: hotspot voor groentje, bont dikkopje, grote weerschijnvlinder, kleine ijsvogelvlinder en (schaars) kleine parelmoervlinder.
Azewijnse Broek: kansje op zuidelijke soorten als staartblauwtje, koninginnenpage en kleine parelmoervlinder.
Needse Achterveld: heideblauwtjes en een grote populatie kleine ijsvogelvlinder.
De grand dame onder de vlinders is de koninginnenpage. Je kunt ‘haar’ op allerlei ruigteplekken tegenkomen, maar is vooral in het rivierengebied goed vertegenwoordigd. Een zomerse fietstocht langs de dijk bij Panner den (route 1) levert altijd wel een paar koninginnenpages op. Net als bruine blauwtjes overigens, die samen met icarusblauwtjes ook veel langs de dijken te vinden zijn. Hoewel veel vlindersoorten in Nederland onder druk staan vanwege de landbouwintensivering en de stikstofuitstoot (met name op de heide) doen de bovengenoemde soorten het juist erg goed. Ze profiteren van de warmere zomers als gevolg van het veranderend klimaat. Dat geldt ook voor een derde soort uit de blauwtjesfamilie – het staartblauw tje. Dit vlindertje komt pas sinds een aantal jaar in Neder land voor, en dan vooral in Zuid-Limburg. Maar ook op de warmere plekken in de Achterhoek wordt hij steeds vaker gezien, en wellicht kunnen we hem over een aantal jaar tot de vaste collectie van Achterhoekse vlinders rekenen. Tot slot zijn er nog een aantal stadsvlinders. In sleedoorn struiken in Doesburg zit de sleedoornpage, rondom Win terswijk de Iepenpage (het meest in wilde iepen langs de beken) en steeds vaker wordt ook het scheefbloemwitje gezien. Die laatste is de nieuwste aanwinst van de Ne derlandse vlinderfauna, en een bijzondere omdat hij zich vrijwel alleen voortplant op tuinplanten (scheefbloemsoorten) die in ons land niet in het
wild voorkomen. Maar hoewel de plant uit het tuincentrum komt, heeft het witje zich van nature gevestigd vanuit populaties in Zuid-Europa, waar zowel de plant als de vlinder van nature voorkomt.
LIBELLEN EN JUFFERS
Nederland is een echt libellenland. Zelfs op Europese schaal is ons klei ne land belangrijk voor talrijke libellen- en juffersoorten. De Achterhoek behoort binnen ons land wellicht niet tot de topgebieden, maar biedt toch plaats aan een flink aantal soorten, waarvan sommige ook op Nederlandse schaal bijzonder zijn. De beken en kleine rivieren vormen de belangrijkste libellenhabitat in de Achterhoek. Daarnaast zijn er een aantal bijzonderheden te vinden in de hoogvenen en langs de rivier. Tot slot zijn er nog enkele ondiepe, snel opwarmende plassen waar enkele bijzondere soorten voorkomen. Wie Achterhoek zegt, zegt beken, en wie beken zegt, zegt beekjuffers. Met hun feeërieke vlucht en hun dieppaars glanzende vleugels en licha men (de mannetjes dan) zijn beekjuffers de publieksfavorieten onder deze groep insecten. Er zijn twee soorten beekjuffers in Nederland, en ze komen beide voor in de Achterhoek – de veel voorkomende weidebeekjuffer en de schaarsere bosbeekjuffer. De mannetjes van beide soorten zijn gemakkelijk uit elkaar te houden: die van de weidebeekjuffer hebben een brede paars-zwarte band over de vleugel lopen, terwijl de mannetjes van de bosbeekjuffer helemaal zwarte vleugels hebben, tot aan de aanhechting op het lichaam. Weidebeekjuffers komen voor langs beken met schoon water, veel oeverbegroeiing, maar weinig schaduw. Als er te veel bomen langs het water staan, laat de weidebeekjuffer het afweten. De bosbeekjuffer komt juist alleen voor in sterk beschaduwde beken, waar de juffers dan wel graag weer samenkomen op de stukjes oever die door de zon beschenen wor den. De weidebeekjuffer komt door de hele Achterhoek voor, maar de
Links: weidebeekjuffer
Rechts: bosbeekjuffer
ROUTES
In dit deel zijn 26 routes uitgeschreven waarvan ik durf te stellen: dit zijn de allermooiste natuurroutes in de Achterhoek en de Liemers. Hier zie je, zo niet alles, dan toch wel het mooiste van de regio. De routes zijn zo samengesteld dat ze, gezamenlijk, alle landschappen van het gebied omvatten, van de riviermoerassen en bloemrijke dijken tot de heidevelden, hoogvenen en blauwgraslanden. En natuurlijk de landgoederen, bossen, beken en poelen van het coulissenlandschap. De routes zijn erop gericht om een goed beeld te krijgen van de gaaf heid van het Achterhoekse en Liemerse landschap én om zoveel moge lijk van de bijzondere flora en fauna te zien. Alleen wanneer terreinen te kwetsbaar zijn om veel bezoek te verdragen, heb ik ze niet opgenomen. Waar mogelijk beginnen de routes bij treinstations, zodat je er ook met het openbaar vervoer kunt komen. Bushaltes zijn aangegeven in de kaart.
Dit deel brengt je dus naar de beste plekken. Dan heb je de vogels, vlinders, het wild of de orchideeën nog niet gevonden. Net zo belangrijk als het ‘waar’ is het ‘wanneer’ en het ‘hoe’ – hoe gedragen dieren zich? Waar houden ze zich op? Hoe verraden ze hun aanwezigheid? Daarover vind je meer in de kadertjes in het flora- en faunahoofdstuk. In de soortenkaders op de routepunten is een indicatie gegeven van de periode waarin de soort in het gebied te vinden is. Voor flora, vlinders en libellen is dit in maanden: bijvoorbeeld bosanemoon (3-5) wil zeggen dat je van maart (3) tot en met mei (5) bosanemonen kunt zien bloeien. Bij de vogels heb ik aangegeven wanneer ze in de winter (w: grofweg half oktober tot maart) dan wel op doortrek (m: migratie) voorkomen. De migratiepiek verschilt wat van soort tot soort, maar valt grofweg tus sen maart en mei in het voorjaar, en tussen augustus en oktober in het najaar. Als er geen indicatie achter de soort staat, is deze in voorjaar/ zomer, dan wel jaarrond te zien. Bij het uitzetten van de routes was het soms logisch om binnen de terreinen van één beheerder te blijven. In het Korenburgerveen bijvoor beeld, waar één route het verhaal vertelt van dit bijzondere gebied. Maar vaker was het juist beter om grenzen over te gaan, om zo de samenhang te laten zien tussen de hoger en droger gelegen gebieden en de lage natte, waarbij Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Gel dersch Landschap & Kasteelen en particuliere grondeigenaren afwis selend je gastheer zullen zijn. Deze organisaties, stichtingen en particu lieren zijn zoveel mogelijk betrokken bij de samenstelling van de routes.
LEGENDA ROUTEKAARTEN
Ik heb me niet laten beperken door markeringen langs de paden. Ui teraard lopen alle routes over bestaande paden en maak ik in de be schrijving gebruik van in het veld aanwezige markeringen, maar of je je op de rode route, de Hamalandroute of een ongemarkeerd pad bevindt, is verder onbelangrijk. Als je de routes in dit boek volgt, wijk je regel matig van de markeringen af. Dat is meestal een teken dat je naar iets bijzonders gaat.
TOELICHTING TEKSTKADERS
Fiets- en wandelroutes wisselen elkaar af. Bij sommige fietsroutes heb ik ook in de kaart een auto alternatief aangegeven, die je op de belang rijkste routepunten brengt, die je dan te voet kunt verkennen. Op de kaarten zijn fietsroutes consequent in blauw aangegeven en wandelroutes in rood. De auto alternatieven zijn aangegeven daar waar ze van de fietsroute afwijken en in paars aangegeven. De dikke lijnen refereren aan de hoofdroute en de dunne aan extra lussen of afstekers. De inhoud was opnieuw doorslaggevend voor de keuze voor fiets- of voettocht. Als de interessante spots wat verder uit elkaar lagen dan werd het de fiets, anders trok ik de bergschoenen aan. Ook de fiets routes hebben regelmatig afstappunten waar een korte wandeling nodig is om bij dat mooie blauwgrasland, die monumen tale boom of dat interessante vlinderweitje te komen. Waar mogelijk heb ik bij iedere wandeltocht een fietsalternatief gegeven en vice versa.
Tot slot – veel routes in dit boek zijn behoor lijk lang. Daarom heb ik ook mogelijkheden tot inkorten van de tocht aangegeven. Tijd om op pad te gaan!
ROUTE 1: RONDOM DE RIJNSTRANGEN
DIVERS RIVIERENGEBIED
fietsroute 33,5 km, te verkorten tot 26 km
Doorgaans is riviernatuur lineair. Dat zit in de aard van de rivier zelf die, al dan niet met de nodige kronkels, van A naar B loopt. Het Rijnstrangengebied is anders. Hier liggen meerdere oude rivierlopen (de Rijnstrangen) naast het huidige rivierbed met zijn brede, natuurrijke uiterwaarden. Het Rijnstrangengebied is dan ook een zalige wir war van deels verlandende rivierlopen, omzoomd met rietlanden en moerasbossen. Oude dijkjes, nu buiten functie, slingeren om de doorbraakkolken en verbinden eeuwenoude dijkdorpen met elkaar. De wilde bloemen staan kinhoog in de uiterwaarden. Als natuurgebied is het Rijnstrangengebied, dat on derdeel is van het Gelderse Poortgebied, moeilijk te overschatten. De flora en fauna is spectaculair, waar bij de vogelrijkdom het meest in het oog springt. Dit is een van de belangrijkste overwinteringsgebieden van ganzen van ons land (met name kolgans) en broedgebied van zwarte stern, roerdomp, grote karekiet en tal van andere soorten. Ook de flora is erg rijk, met tal van typische rivierengebiedsoorten.
WAT KUN JE VERWACHTEN?
• Ruige en vogelrijke riviernatuur.
• Vele tienduizenden ganzen en veel eenden soorten in de winter.
• Onderdeel van de Gelderse Poort – hét gebied voor moerasvogels in Oost-Nederland.
• Oorspronkelijke, relatief onbekende regio.
• Mooi, kleinschalig landschap met moerasbos, rietland en bloemrijke graslanden.
• Rijke flora van dijken en rivierduinen.
• Geschiedenis van een frontgebied.
Deze fietsroute brengt je langs de beste plekken van het Rijn strangengebied en staat in alle jaargetijden garant voor bijzondere waarnemingen. De route is ook historisch interessant – het Rijn strangengebied is altijd grensgebied geweest en daarmee van grote strategische waarde.
Startpunt: Station Zevenaar
Alternatieve vertrekpunten zijn de parkeerplaats naast de brug aan de Berghoofdseweg (GPS: 51.908445, 6.036525; zie kaart).
Fiets het station uit en ga rechtsaf. Volg het bord ‘andere richtingen’ het spoor en Ringbaan Zuid over. Aan de overkant ga je rechtsaf en direct weer links (Panovenweg). Volg deze tot de splitsing met de Brieulyweg en volg die laatste langs een serie kleiputten (in het vroege voorjaar bloeit hier de zeldzame weidegeelster) tot je op de dijk bent waar je rechtsaf slaat.
Eenmaal op de dijk is het tijd voor oriëntatie. Je kijkt voor het eerst uit over de Rijnstrangen, waarvan het water is onttrokken aan het zicht door de wilgenbossen en rietlanden in de verte. Ze vormen een lang lint van moerassen vanaf de Rijn bij Lobith tot aan het dorpje Loo bij het Pannerdens Kanaal. Het gebied staat bekend als de Rijnstrangen – in meervoud – omdat
PannerdensKanaal
Rijnstrangen
Waal
OudeWaal
Bijland
er meerdere waterlopen parallel aan elkaar lopen, deels gevoed vanuit het riviertje Die Wildt, dat bij Elten onderlangs de heuvelrug van het Montferland stroomt (zie route 3). Toen de Rijn hier stroomde was de dijk waar je nu op staat de waterkering die het achterland van Zevenaar moest beschermen tegen het hoge water. Het ging nog weleens mis, getuige de vele doorbraakkolken die je verderop langs de dijk tegen komt. Na een doorbraak werd de dijk om de kolk gelegd, waardoor deze zijn kronkelige loop kreeg.
Nu hoeft dit smalle dijkje geen hoogwater meer tegen te houden, maar heeft het een nieuwe functie: die van bloemrijk lint van biodiversiteit in het agrarische land schap.
Volg de dijk. Deze komt bij de bredere Pannerdenseweg. Volg deze rechtdoor (richting knooppunt 55). De weg gaat de dijk af bij de Berghoofdseweg. Volg deze tot aan de brug over de Rijnstrang.
GEHELE ROUTE
ooievaar, grote zilverreiger (meest w), lepelaar (z), fuut, dodaars, kolgans (w), grauwe gans, wintertaling (meest w), smient (w), pijlstaart (w), krakeend, kuifeend, slobeend, krakeend, tafeleend, buizerd, torenvalk, sperwer, visdief (z), cetti’s zanger, kleine karekiet (z), rietgors
Naar beide kanten van de weg heb je goed zicht over de oude Rijnloop met zijn rietvelden en wilgenbossen. Dit is alvast een goede plek om vogels te kijken, met kansen op water ral, blauwborst, roerdomp en bruine kiekendief – allemaal moerasvogels die in het oosten van Nederland verre van algemeen voorkomen. Bij de boerderij aan de zuidkant van het water staat een markante dode boom met een ooievaarsnest en in de winter zijn hier duizenden kolganzen te zien. Daarnaast zijn de Rijnstrangen ook nog eens een belangrijke plek voor in Nederland zeer zeldzame moerasvogels, zoals buidelmees, grote karekiet en woudaap. De kans om die te zien is verre van groot te noemen, maar onmogelijk is het niet.
PUNTEN 2-4
bever
roerdomp (schaars), woudaap (z; zeldzaam), waterral, bruine kiekendief (z; schaars), zwarte stern (z), grote karekiet (z; schaars), sprinkhaanzanger (z; schaars), blauwborst (z), buidelmees (z; zeldzaam), baardman (schaars)
kleine vuurvlinder (5-9), icarusblauwtje (5-8), bruin blauwtje (5-8), hooibeestje (6-8), koninginnenpage (5, 7-8) akkerhoornbloem (4-5), knolboterbloem (4-5), aardbeiklaver (6-9), aardaker (6-8), sikkelklaver (5-9), kattendoorn (6-9), brede ereprijs (5-6), geel walstro (6-9), kleine ratelaar (5-6), kruisdistel (6-9), beemdkroon (5-9), knikkende distel (7-8), gele morgen ster (5-7), gewone margriet (5-6), groot streepzaad (5-8), grote centaurie (5-9), zwanenbloem (6-8), watergentiaan (7-9)
Net over de brug is aan de linkerhand een kleine par keerplaats vanwaar een pad langs het weiland loopt en vervolgens linksaf buigt om door het rietmoeras naar een uitzichtpunt aan de waterkant te leiden. Met name in het voorjaar is dit een goede plek voor allerlei moerasvogels.
Fiets terug en sla linksaf de dijk op (Oliemolen).
mammoet
PUNT 4
Kandiagemaal
Je fietst langs vier fikse waterplassen aan je lin kerhand. Het zijn allemaal doorbraakkolken, ontstaan doordat het water na een dijkdoorbraak met zoveel kracht het achterland instroomde dat er een diepe plas is uitgesleten. Deze kolken, in dialect ‘waaien’ genoemd, zijn min of meer aan elkaar gegroeid tot een grote water partij, de Jezuïetenwaai. Er is een korte wandelroute die door ruige graslanden naar het rietland voert. Opnieuw is dit (dijk én wandelpad) een goede vogel kijkplek. Zwarte sterns broeden op kleine vlotjes op het water en de blauwborst zingt in de ruigere rietlanden. Tijdens de voorjaars- en najaarstrek zijn er steltlopers te vinden, net als eenden. In de winter is de Jezuïetenwaai de slaap- en foerageerplek voor vele duizenden kolgan zen. Met name in de vroege en late uren van de dag is de lucht vol met ganzen.
4 4
3
kolgans (w), grote zaagbek (w), nonnetje, brilduiker (w), bergeend, pijlstaart (w), grutto, wulp, groene specht, ijsvogel (meest w)
Eenmaal op de dijk van het Pannerdens kanaal zijn er meer dere interessante zaken die tegelijkertijd de aandacht vragen. Los van de vogels (meestal zit in de omliggende wilgenbomen wel een grote bonte of groene specht te roepen) is het toch vooral de enorme mammoet die opvalt. Hij staat pal naast de tunneluit gang waar de Betuwelijn boven de grond komt en is een kunstwerk van Joris Baudoin. Het levensgrote beeld ver wijst naar de vele mammoetbotten die bij het graven van de Betuwelijntunnel zijn gevonden. Maar dan toch trekken opnieuw de vogels de aandacht.
Planten dijk: aardaker (6-8), kattendoorn (6-9), geel walstro (6-9), kruisdistel (6-9), knikkende distel (7-8), wilde cichorei (6-10), echt bitterkruid (6-11), dubbelkelk (6-11), groot streepzaad (5-8)
Planten uiterwaard: poelruit (6-7), aard beiklaver (6-9), grote stekelnoot (8-10), goudzuring, hopwarkruid (6-9), rode ogentroost (7-9), slijkgroen, knolribzaad (6-7), grote kaardenbol (6-8), Engelse alant (7-10), klein vlooienkruid (7-10), watergentiaan (7-9)
Bij het Kandiagemaal aan je linkerhand komt de Oude Rijn in het Pannerdens Kanaal. In de stroming zijn in de winter vaak ijsvogels, grote gele kwikstaarten of grote zaagbekken te vinden. Ook de omliggende plassen zijn uitstekende plekken voor vogels. En halverwege tussen de mammoet en het gemaal kun je zowel in het buiten dijkse als binnendijkse gebied struinen tussen de bloem rijke struwelen.
Ga verder over de dijk in zuidelijke richting (let op de dijkflora, langsfladderende koninginnenpages en vogels in de uiterwaardplassen). Negeer de afslag naar de pont naar Doornenburg en blijf de dijk volgen die naar links
afbuigt. Neem vervolgens de eerste rechts (Lobberdense weg; fietspad naar Millingen).
5
Dit gedeelte van de route leidt door het zachthoutooi bos van de Lobberdense Waard, een bostype waarbij verschillende soorten wilgen de toon voeren. Zachthoutooi bossen zijn vloedbossen. De wilgen zijn goed bestand tegen grote waterstandschommelingen en kunnen lange periodes van hoog water doorstaan. Wilgenbossen als deze groeien in Nederland vooral op plekken waar klei is afgegraven voor de baksteenindustrie (zie pag. 30). Ook hier in de Lobber dense Waard zijn de zachte kleilagen weggegraven waar door er ondiepe plassen (tichelgaten) ontstonden. Het zijn rustige plek ken, perfect voor vogels om te broeden. Ook groeien er veel typische rivierplanten die je binnendijks niet snel tegenkomt. In de zomer vind je hier veel libellen, waaronder zuidelijke soorten die profiteren van het snel opwarmende, ondiepe water.
PUNT 5
blauwe breedscheenjuffer (6-8), kleine roodoogjuffer (7-8), zuidelijke keizerlibel (5-9), grote keizerlibel (6-8), zuidelijke glazenmaker (6-8) watermuur (5-11), rode ogentroost (7-9), oranje springzaad (7-9)
Om deze moerasbossen en hun flora en fauna beter te bekijken, ga linksaf bij de eerste gelegenheid (Kijfwaard 23-25). Zet na 500 meter de fiets bij het hek en loop het pad naar het moerasbos.
6
In het bos zie je een laag dijkje liggen waar het pad deels over heen voert. Dit is een van de vele smalsporen, waarlangs op kleine treinen de klei afgevoerd werd naar de steenfabrieken. Ook kom je bij een ruig, bloemrijk grasveld – een goede plek om in de zomer koninginnenpages te zien.
Ga terug naar de fiets, keer om en sla linksaf richting rivier. Sla weer linksaf. Je fietst nu aan de andere kant langs de steenfabriek. Sla vervol gens rechtsaf het fietspad op richting de pont naar Millingen (fietsknoop
HISTORISCHE WATERWERKEN
In de Middeleeuwen splitste de Rijn bij binnenkomst in ons land in twee geulen: de zuidelijke rivier, de Waal, was de breedste. De noordelijke tak splitste af bij Tolkamer en volgde het bed van de huidige Rijnstrangen, en splitste vervolgens bij Arnhem in de IJssel en de Nederrijn (net als tegenwoordig).
In het begin van de 18e eeuw werd bij Pannerden een verdedigingslinie gegraven om de kwetsbare Betuwe te beschermen tegen invallen uit het oosten (zie ook pag. 88-89). Deze waterlinie werd later doorgetrokken tot het Pannerdens kanaal, dat de scheepvaart bevor derde. Ook de Waalbocht tussen Pannerden en Tol kamer werd afgesneden door het Bijlands Kanaal. Hierdoor werd de Rijnloop bij Lobith tot Oude Rijn ‘gedegradeerd’ en de de Waalbocht tot Oude Waal. Beide delen oude rivierlo pen zijn nu schitterende moerasgebieden met een prachtige natuur.
punt 81). Verderop buigt het fietspad weer naar links. Aan je linkerhand ligt weer een complex van wilgenmoerasbos met tichelgaten en aan je rechterhand een wandelpad naar de twee dikste wilgenbomen van Ne derland (zie pag. 312). Het fietspad splitst zich (fietsknooppunt 96). Deze route gaat rechtsaf (richting Pannerden en Lobith), maar het is de moeite waard om even rechtdoor te gaan.
(meest w), kolgans (w; veel!),
zaagbek (w), nonnetje (w), brilduiker (w), pijlstaart (w), krakeend, smient (w) kleine vuurvlinder (5-9), icarusblauwtje (5-8), bruin blauwtje (5-8), koninginnenpage (5, 7-8)
Rechts heb je een goed zicht op de Bijland, een grote plas die in 1926 is ontstaan door zandafgraving van een rivierduin. ’s Zomers is het een populaire zwemplas, maar in de winter is het een topplek voor watervogels. Met een maximum geteld aantal van 83 duizend (!) overnachtende kolganzen voert de Bijland de lijst aan van grootste ganzenslaapplaatsen van kolganzen in Nederland, misschien wel van heel Europa. Op winteravonden en -ochtenden, wanneer de ganzen aanvliegen dan wel vertrekken, is het een spektakel van eindeloze groepen laagvliegende ganzen. Daarnaast zijn er veel eendensoorten te vinden, waaronder echte wintersoorten als grote zaagbek, brilduiker en nonnetje. De randen van de plas zijn zandig en hebben nog steeds het karakter van een rivierduin, inclusief (’s zomers) de planten en vlinders die daarbij horen.
Ga terug naar (fietsknoopunt 96) en sla linksaf. Bij de dijk aan de Rijn, sla je opnieuw linksaf. De brug over de monding van de Bijland in de
Rijn is in de winter een goede plek voor visetende vogels als ijsvogel en grote zaagbek.
Na het bruggetje fiets je onderlangs het beroemde Dijkje van Tolkamer. Onder plantenliefhebbers is het een fenomeen vanwege de rijke flora, die hier zich kon ontwikkelen dankzij een combinatie van gunstige bodem (kalk), ligging (op het zuiden), beheer (laat maaien, niet bemesten), rust (het is een oud dijkje) en een beetje geluk. In de lente valt het prachtige hemelsblauw van de brede ereprijs op, terwijl in de voorzomer het dijkje verandert in één grote bloemenzee van grote centaurie, veldsalie en beemdkroon. Die laatste wordt vaak bezocht door de zeldzame knautiabij – een fors insect dat hier een van zijn weinige grote populaties buiten Zuid-Limburg heeft. Ook de koninginnenpage komt hier voor, in van jaar tot jaar wisselende aantallen. Verder komen op het dijkje van Tolkamer maar liefst drie soorten bremrapen voor. Dit zijn zeldzame parasitaire planten zonder bladgroen. Iedere soort bremraap heeft zijn eigen ‘gastheer’ (lees: slachtoffer). In dit geval pre fereert de rode bremraap sikkelklaver (ook een echte rivierengebiedsoort), walstrobremraap houdt van geel walstro en violette bremraap, die pas heel recent voor het eerst in Nederland is gevonden, parasiteert op kruis distel.
PUNT 8
hooibeestje (6-8), icarusblauwtje (5-8), bruin blauwtje (5-8), koninginnenpage (5, 7-8), kleine vuurvlinder (5-9) kleine ruit (5-7), wede, akkerhoornbloem (4-5), aardaker (6-8), sikkelklaver (5-9), hokjespeul (6-7), geel walstro (6-9), kruisbladwalstro (4-6), heksenmelk (4-8), cipreswolfsmelk (4-6), wit vetkruid (6-7), muurpeper (6-7), zacht vetkruid (6-7), wilde reseda (5-9), wouw (5-9), brede ereprijs (5-6), zwarte toorts (6-9), grote ratelaar (5-7), rode bremraap (5-6), violette bremraap (5-6; zeldzaam), walstrobremraap (5-6), grote tijm (6-9), veldsalie (5-6), wilde marjolein (7-9), beemdkroon (5-9), kruisdistel (6-9), gevlekte scheerling (5-6), grote centaurie (5-9), echt bitterkruid (6-9), gewone morgenster (5-7), zomerfijnstraal (6-10), moeslook (6-8), bieslook (5-6) knautiabij
Let op – langs het fietspad kom je maar een beperkt deel van deze soorten tegen. Je kunt het beste even de dijk opgaan. Dat kun je doen bij de picknicktafel die aan je linkerhand ligt. Zo’n 50 meter vóór de picknickplek loopt een paadje naar de dijk en is er een uitsparing in het hek. Loop vervolgens iets terug. Hier is de dijk op zijn mooist. Aan de overkant van de weg voert een pad langs het haventje richting de Rijn. Dit is ook een topplek. Je loopt over een oud helikopterlandingsplaats die vol staat met bijzonderheden (waaronder rode bremraap). Aan de andere kant kunt je doorlopen naar een rivierstrandje en krib, waar nog meer bijzondere planten staan.
Loop terug naar het fietspad en ga verder. Sla rechtsaf op de T-splitsing naar fietsknooppunt 30. Ga hier rechtsaf en vervolgens het fietspad links, het centrum van Tolkamer in. Fiets door naar de Rijnkade.
Tolkamer dankt zijn naam aan de tolpost waar schippers tol moesten betalen om hun vracht te vervoeren. Het dorp lag strate gisch op het punt waar de rivier splitste in de Waal en de Nederrijn. Om dat het dorp ook op de grens met Nederland en Duitsland ligt, behield het zijn tolfunctie totdat de Europese interne markt douaneformaliteiten grotendeels overbodig maakte. Tot 1993 was er in Tolkamer nog een douanekantoor waar de schippers hun goederen moesten aangeven.
Knaagsporen van de bever
Dit is ook de reden dat deze kleine plaats relatief veel horeca heeft. Het is een mooie plek om te pauzeren aan de Rijn. Aan de overkant ligt het Duitse Rijnschiereiland Salmorth. Over de rivier zie je visdieven in de zomermaanden en grote zaagbekken in de winter.
Waar de kade op de hoofdweg uitkomt, sla je linksaf richting Lobith. Ga na 250 meter rechtsaf, het fietspad naar Lobith op.
Je fietst door de Geuzenwaard, het zuidelijkste deel van de Rijn strangen. Tot de jaren negentig was dit weiland, maar in het kader van het natuurherstel van de grote rivieren zijn de oude Rijngeu len weer uitgegraven en is het gebied teruggegeven aan de natuur. Er grazen Schotse hooglanders, de ruigtes vormen een zee van bloemen in voorjaar en zomer en in de meidoorns zijn het hele jaar door vogels te vinden.
Langs het fietspad is een wat vreemde, pyramidevormige uitkijktoren gebouwd. Je gaat er verderop meer tegenkomen. Het is een replica van een redoute; een wachtheuvel uit de Tachtigjarige oorlog waarvan er een flink aantal langs de oude Rijn lagen (zie kader). De staatsgezin de Geuzen waren gelegerd in Lobith, destijds dus aan de rivier die de frontlinie vormde met de Spaanse troepen. Dit verklaart ook de naam Geuzenwaard.
Je fietst Lobith binnen door het Schipperspoortje; het enige overblijfsel van het kasteel van Lobith dat hier in de Tachtigjarige oorlog nog stond. Ga rechtsaf op de Dorpsdijk (of maak een rondje om de kerk om het oude Lobith te bekijken), volg de bocht naar links en neem de eerste weer rechts (Zwartsluis). Ga direct weer rechts en volg de weg tot deze een fietspad wordt dat je naar fietsknooppunt 32 voert.
Dit is een wat rommelig deel van het Rijnstrangengebied waar volop zand en klei gewonnen wordt. Aan de rechterhand, waar het terrein al wat ouder is, liggen wat stukken wilgenbos, maar links is het open. Dit plassengebied wordt omgezet naar een gecombineerd natuur- en recreatiegebied. In hoeverre dit aantrekkelijk zal zijn voor
DE RIJN ALS FRONTIER
Zowel in de 80-jarige oorlog (1568-1648) als tijdens de inval van Napoleon in 1672 was de Nederrijn in de Liemers een grensgebied. Nederland als rivierenland was te verdedigen bij de rivieren, maar ook: wie het water controleert, staat aan de knoppen van de Hollandse waterlinie, dé verdediging van de Hollandse steden. Strategisch knooppunt was de splitsing van de Niederrhein in Waal en Nederrijn, en die splitsing lag bij Tol kamer aan de noordzijde en Schenkenschans (nu het Duitse Schenkenschanz) aan de zuidkant. Die laatste werd het epicentrum van de verdedigingslinie, die verder wachttorens omvatte langs de hele Nederrijn (nu de Rijnstrangen), de Waal en zes grote forten, o.a. in de Duitse Rijnsteden Emmerich, Rees en Wesel. Niet dat het veel mocht baten; Napoleon trok op 12 juni 1672 met een 130 duizend man sterk leger bij Lobith de Rijn over.
vogels, zal moeten blijken. Op het moment van schrijven is het een goed gebied voor eenden, meeuwen en gan zen. Ook broeden er oeverzwaluwen in een speciaal voor deze vogels aangelegde wand. Let op het laatste stukje voor de weg Elten-Lobith op de flora. Allerlei rivierdalplanten groeien hier gewoon in de berm van het fietspad, waaronder veldsalie en gulden sleutelbloem. Die laatste is speciaal – deze mooie soort is behoorlijk zeldzaam in Nederland, maar groeit in grote aantallen op het Erfkamelingschap (zie volgende punt). De planten die hier staan zijn ongetwijfeld over komen waaien uit dat gebied.
Steek de weg over die Lobith met Elten verbindt en ga verder over de zandweg.
PUNTEN 11-12
bever
dodaars, fuut, bruine kiekendief (z), slobeend, kuifeend, krakeend, tafeleend, wintertaling, smient (w), ooievaar, roerdomp (schaars), grote zilverreiger (meest w), ijsvogel (meest w), witgatje (w), zwarte stern (z), boomvalk (z), waterral, gele kwikstaart (z), oeverzwaluw (z), nachtegaal, cetti’s zanger, kleine karekiet (z), blauwborst (meest vj), grasmus (z), matkop, buidelmees (z; zeldzaam), rietgors gulden sleutelbloem (3-5), veldsalie (5-6), ruige weegbree (5-8)
Langs de weg kijk je uit over een rietkraag en struweel met enkele spectaculair dikke wilgen. Daarachter ligt een Rijnstrang. Met name in het voorjaar is het hier goed vogels kijken. Verderop ligt een groot schiereiland in de Oude Rijn, het Erfkameling schap. Het staat bekend om zijn prachtige ‘stroomdalgrasland’, een droog, kalkrijk grasland, waar veel bijzondere plantensoorten voorkomen. In het vroege voorjaar bloeien hier vele duizenden gulden sleutelbloe men, die een gele waas leggen over het gebied. Je kunt met een brug getje naar het Erfkamelingschap lopen, maar dan stuit je op een hek –het gebied is vanwege de kwetsbare natuur niet openbaar toegankelijk. Iets verderop knikt het pad naar rechts en gaat verder langs akkerland. Aan je rechterhand gaat het gebied weer flink op de schop. Staats bosbeheer herstelt hier de rietkragen die een van de bijzonderheden van het Rijnstrangengebied vormen. Rietkragen groeien van nature in moerassen die langzaam verlanden. Doordat de Rijnstrangen niet meer overstromen, gaat dit verlandingsproces langzaam verder en maken de rietkragen plaats voor wilgenbos. Vanwege de bijzondere vogelwereld herstelt de beheerder de rietkragen.
12
Boven: weidegeelster
Onder: gulden sleutelbloem
Je komt de dijk op bij Huis Aerdt, een omgracht landhuis waar in de 19e eeuw de Heer van Aerdt woonde (Daarvoor stond er een kasteel dat in de 16e eeuw is verwoest). Het Huis is in beheer bij het Geldersch Landschap. Op de binnenplaats staat een monumentale plataan (zie pag. 312).
Net voorbij Huis Aerdt kom je op de drukke N811, die de zuideljke Liemersdorpen verbindt met de noordelijke. Ga hier rechtsaf en kijk uit over de brede rietkragen van de Oude Rijn en daarachter, heel pittoresk, de kerk van Hoch Elten op de heuvelrug (zie ook route 3). Op heldere januari-ochtenden kun je vanaf hier de zon boven de kerk van Hoch Elten zien opkomen en de vele duizenden kolganzen zien forenzen van de slaapplaatsen in de Bijland naar de weilanden bij Elten. Kies hiervoor wel een weekenddag, wanneer die andere forenzen, die over de N811 naar de snelweg razen, nog op één oor liggen.
Ga verder in noordelijke richting. Aan het begin van het dorp Babberich buigt de weg naar links. Steek daarna de weg over en volg een fietspad dat naar Oud-Zevenaar voert.
Ben je hier in februari of maart, kijk dan gedurende de eerste 200 meter uit naar weidegeelsterren. Dit bolgewasje is een van de vroegst bloeiende planten van ons land en een zeldzaamheid die alleen in de Liemers en langs de IJssel redelijk wat groeiplaatsen heeft. Hij staat hier in de berm.
Het historische dorpje Oud-Zevenaar, met de op een terp gebouwde Sint-Martinuskerk, is prachtig gelegen aan de rand van de Rijnstrangen. Het dorp breidt (in tegenstelling tot Ze venaar) niet verder uit en heeft veel historische huizen.
Ga verder de dijk op en neem de eerste rechts om terug te keren in Zevenaar.
De Rijnstrangen vormen een van de topgebieden van de Gelderse Poort en staan bekend als een van de beste moerasvogelgebieden van Oost-Nederland. Op de vorige route ontdekte je de Rijnstrangen per fiets; dit is de wandelvariant en voert door de kern van het gebied en biedt een uitgelezen kans om het Rijnstran gengebied van dichtbij te ontdekken. Met name in het voorjaar kan deze route ronduit spectaculair zijn, met zingende blauwborsten, ‘hoempende’ roerdompen en zwarte sterns. Als je veel geluk hebt, kun je zelfs een bever tegenkomen. De rondwandeling volgt grotendeels de goed ge markeerde klompenpadenroute en gaat van de ene oever van de Oude Rijn naar de ander. Je wandelt over zomerkades en in onbruik geraakte dijkjes, maar schuwt ook glibberige veepaden niet. Met name op een natte winterdag zit de vette klei op goed moment tot onder je oksels. Je bent gewaarschuwd! Tot slot nog een tip voor als je in het voorjaar bent: vertrek vroeg! Niet alleen is het moeras op zijn mooist; de vogels laten zich dan ook het beste zien en horen.
Startpunt: parkeerplaats Groenestraat 1, Aerdt (GPS: 51.893352, 6.085530)
WAT KUN JE VERWACHTEN?
Loop in noordelijke richting naar de Schoolstraat, sla rechtsaf en direct links (Groenestraat) en wandel naar de dijk. Sla rechtsaf.
Dijkhuizen zijn een typisch fenomeen van het Nederlands ri vierengebied. Aerdt is een historisch dijkdorp en heeft enkele prachtige dijkhuizen met rieten daken. Langs dit stukje dijk staan enkele hele mooie (een ervan is het ouderlijk huis van de schoonmoeder van de schrijver).
Wandel 250 meter over de dijk en ga linksaf (bordje ‘Gangen door de Rijnstrangen’). Dit pad leidt naar het trekpontje over het water.
PUNTEN 2-3
bever, haas, ree dodaars, ooievaar, kolgans (w), grauwe gans, pijlstaart (w), wintertaling (meest w), zomertaling, tafeleend, smient (w), waterral, roerdomp (zeldzaam), woudaapje (z; zeer zeldzaam), grote zilverreiger (meest w), lepelaar (7-10), bruine kiekendief (schaars), torenvalk, boomvalk, bonte strandloper (m; schaars), kleine strandloper (m; zeldzaam), bontbekplevier (m; schaars), grutto (m), tureluur (z), kemphaan (m), groenpootrui ter (m), kievit, wulp, kluut (m), steltkluut (zeldzaam), visdief (z), zwarte stern (z), ijsvogel, gele kwikstaart (z), veldleeuwerik (z), blauwborst (vj; schaars), kleine karekiet (z), grote karekiet (z; schaars), cetti’s zanger, sprinkhaanzanger (z; schaars), buidelmees (z; zeldzaam), rietgors
Het is moeilijk voorstelbaar dat dit nauwe, met riet en wilgenbos omzoomde watertje ruim 300 jaar geleden nog dé stroomgeul was van de noordelijke Rijntak. Al het water van de IJssel en de Nederrijn-Lek voerde door dit dal. Nu is het letterlijk een backwater. Neem de tijd hier en ga met het trekpontje heel rustig het water over. In het voorjaar is het hier een spektakel van kleine karekieten, rietgorzen, cetti’s zangers, tjiftjaffen en fitissen, maar eigenlijk zijn alle bijzondere Rijnstran genvogels hier mogelijk.
Aan de andere kant volg je een klein paadje langs de rietkragen aan je linkerhand en uiterwaardweilanden aan je rechterhand. De route is gemarkeerd met het klompenpadteken. Nadat het pad naar rechts buigt krijg je zicht op het natuurontwikkelingsgebied van de Kleine Gelderse Waard. Het gebied is onderdeel van het particuliere Landgoed Twickel ( www.twickel.nl ) dat op meerdere plekken in Nederland terreinen beheert.
In de kleine Gelderse Waard is in 2003 gestart met het oppervlak kig weggraven van klei om zo het oorspronkelijke patroon van hoge ruggen en natte laagtes terug te krijgen. Dit ondiepe moeras is van groot belang voor vogels. Naast riet- en ruigtesoorten vind je hier ook steltlopers en eenden. In het voor- en najaar zitten hier veel grutto’s, tureluurs en andere steltlopers. Er heeft hier zelfs een steltkluut ge broed. In 2020 zijn er in de Kleine Gelderse Waard acht otters uitgezet.
Je steekt een zandpad over en gaat verder langs de rietkraag aan de linkerkant en graslanden aan de rechter. Het pad komt uiteindelijk uit bij een dijk waar je rechtsaf gaat richting Oud Zevenaar. Vlak voor je op de Oud-Zevenaarse dijk komt, volg je het klompenpad naar links en loop je door de weilanden naar de kerk van Oud-Zevenaar.
Zevenaar is inmiddels van uit de kluiten geworden dorp tot Arnhemse voorstad doorgegroeid, maar Oud-Zevenaar is een klein plaatsje gebleven. De blikvanger van het gehucht is de SintMartinuskerk, gelegen aan de dijk en daterend uit de 14e eeuw. De kerk was lange tijd een bedevaartsoord en het dijkje dat er aan de zuidkant langs ligt is een processiepad. Het biedt een mooie blik over de omgeving. Horeca is te vinden aan weerszijden van de kerk. Waar het processiepad aan de westkant bij de verharde weg komt, ga je links op een zandweg de dijk af. Neem onderaan het pad naar rechts bij de picknickbank en verderop opnieuw rechts (opnieuw aangegeven met klompenpadentekens).
Boven:
Onder:
5
Je wandelt door de Wejenwaerdt, een heuse griend! Een griend is een plantage van laag terug gesnoeide knotwilgen waarvan de buigzame wilgentenen (de één jaar oude takken) werden gesneden. In lokaal dialect is een wilgenteen een weje, vandaar de naam. Grienden zijn vooral een fenomeen van het westelijk
PUNT 5
koekoek
rivierengebied, zoals de Biesbosch. Dat maakt de Wejenwaerdt hier in het oosten bijzonder. Ook nu zijn de kleine knotboompjes nog te zien langs het pad, tussen de stukken hoogopgaand wilgenbos. Let op sleepsporen van de bever in de klei over het pad. In april en mei zie je aan het einde van dit pad de forse planten van de moeraswolfsmelk in het wilgenbos, een zeldzame en uiterst giftige moerasplant. In het water bloeien dan de prachtige, zacht lila bloemen van de waterviolier – een plant die alleen groeit in ondiepe plassen waarin schoon kwelwater opwelt.
PUNT 6
ooievaar, grote zilverreiger (meest w), kuifeend, slobeend, krakeend, tafeleend, wintertaling (meest w), zwarte stern (z), groene specht, grote bonte specht, cetti’s zanger, kleine karekiet (z), rietgors holpijp, poelruit (6-7), aarbeiklaver, katten doorn (6-9), goudzuring, waterzuring, groot blaasjes-kruid (6-9), rode ogentroost (7-9), rode waterereprijs (5-10), blauw glidkruid (6-9), watermunt (7-10), moerasvergeetmij-nietje (5-10), gewone agrimonie (6-9), lidsteng, karwijvarkenskervel (5-7), grote watereppe (6-9), kruisdistel (6-9), moeraskruiskruid (6-8), krabbenscheer (6-8), watergentiaan (7-9)
Het pad komt uit op een klein asfaltweggetje. Sla linksaf. Vlak voor de met wilgen omzoomde Rijnstrang sla je rechtsaf op een klein pad langs de strang.
6
Rechts van je ligt de zomerkade – een lage dijk die het achterland beschermde tegen milde wa terschommelingen in de zomer, maar in de winter kon overstromen. Het achterland, de Rosandse Polder, was eeuwenlang gemeenschapsgrond waar de lokale boeren hun vee konden hoeden. Nu zoeken hier de ooievaars en reigers naar muizen en kikkers.
Aan je linkerhand ligt de noorderstreng, waar de zwarte stern broedt en tal van moerasvogels te vinden zijn. Plan tenliefhebbers kunnen losgaan op de slikkige, opdrogen de oevers. Dit is op het gebied van flora letterlijk de fine fleur van de uiterwaarden en staat bol van de interessante moerasplanten.
Het pad brengt je uiteindelijk bij de dijk. Ga linksaf en volg het fietspad. Even verderop verlaten zowel fietspad als rijweg de dijk en gaan de bed ding van de Rijnstrangen weer in.
Je loopt langs de Berghoofdse Veerweg die zijn naam ontleent aan de veerpont over de Oude Rijn die reizigers tussen Pannerden en Zevenaar overzette. Inmiddels is de veerdienst verdwenen en ligt er
7
een brug. Op de plek van de oude veer ligt nog wel een trekpontje in het moeras. Je kunt hier voor beide oversteekopties kiezen. De trekpont is natuurlijker romantischer, maar de brug is sneller. Vogels zie je overigens het beste vanaf de brug. En dat zijn er best wel wat. Dit is een van de beste en meest toegankelijke plekken om vogels te kijken in het gehele Rijnstrangengebied. Je maakt er kans op zwarte stern, baardman, roerdomp, blauwborst, Cetti’s zanger en een hele zwik aan eendensoorten, plus vele duizenden ganzen in de winter. Voor de moerasvogels is overigens het paadje naast het parkeerplaatsje aan de zuidkant van de brug, het beste. Het loopt een kleine honderd meter het moeras in naar een platformpje langs de waterloop.
Ga verder over het fietspad langs de weg. Sla na 350 meter linksaf en volg het klompenpad door een moerasbos waar een groot aantal oude populie ren staan met veel dode takken en stammen. De spechten en spreeuwen zijn er gek op.
Het pad komt uit bij de dijk tegenover het monumentale stoomge maal Oude Rijn, gebouwd 1884. Aan de zuidkant van de Dijk ligt het Geldersch Eiland, een gebied dat na het graven van het Pannerdens kanaal letterlijk een eiland werd tussen Rijn, Oude Rijn en het kanaal. Om dit stukje land tussen de rivieren droog te houden, is dit stoomgemaal gebouwd.
Volg de dijk naar links en sla na 1 kilometer (na een mooi historisch dijkhuisje aan je rechterhand), linksaf op een on verhard pad met een ooievaarsnest. Dit punt is gemarkeerd met een klompenpadenteken.
PUNT 9
roerdomp (schaars), kolgans (w), grauwe gans, bruine kiekendief, buizerd, torenvalk, blauw-borst (meest vj), kleine karekiet (z), rietgors
De wandeling slingert door ruige weilanden langs enkele kolken en de rietkragen van de Rijnstrangen naar trekpontje waar de rou te begon. De laatste sectie biedt opnieuw kans om de rietvogels te zien en te horen waar de Rijnstrangen bekend om staan.
PRAKTISCHE INFORMATIE
In dit gedeelte van de gids vind je praktische informatie over accommo datie en vervoer, verantwoord toerisme, de beste excursies, musea, etc. Kortom, alles over het zelf ontdekken van de Achterhoek en de Liemers.
DE REIS – HOE KOM JE ER?
Auto: Twee snelwegen ontsluiten de Achterhoek. Aan de noordkant loopt de A1 die vanaf Deventer richting Hengelo Twente ingaat en waar je gemakkelijk vanaf kunt slaan om het noordelijk deel van de Achter hoek te bereiken – Gorssel, Lochem en Neede. Het overige deel bereik je via de A12 die vanaf Arnhem richting de Duitse grens dwars door de Liemers loopt. Bij Didam takt hier de A18 af – de enige snelweg die een eind de Achterhoek ingaat. Hij voert onderlangs Doetinchem naar Varsseveld waar hij overgaat in de provinciale wegen N18 en N318 die verder richting respectievelijk Groenlo en Winterswijk voeren.
Trein: Er lopen twee ‘boemeltjes’ door de Achterhoek. Beide worden ze gerund door vervoerder Arriva en eindigen in Winterswijk. De zuide lijke lijn vertrekt in Arnhem CS en passeert onderweg de Liemersdor pen Duiven, Westervoort, Zevenaar (startpunt van route 1 en alternatief startpunt van route 2) en Didam. De route gaat verder via Doetinchem (startpunt van route 6), Gaanderen, Terborg, Varsseveld, Aalten (start punt van route 20) en tot slot Winterswijk, waar de routes 21 en 22 vertrekken van het station. Deze trein gaat doordeweeks ieder kwartier en in het weekend ieder half uur. De noordelijke route start in Apeldoorn en gaat via Zutphen (startpunt van route 9) naar Vorden (startpunt van route 7), Ruurlo (startpunt van route 16) en Lichtenvoorde-Lievelde (startpunt van route 17) naar Win terswijk. Deze trein gaat doordeweeks ieder half uur en in het weekend ieder uur.
Bus: Arriva en Breng zijn de busvervoerbedrijven in de Achterhoek en de Liemers. Bij de routes in dit boek staat vermeld of er een busdienst is, met halte erbij. Voor de juiste lijn, check de openbaar vervoerplanner 9292.nl (ook als app verkrijgbaar).
OP STAP IN DE ACHTERHOEK EN DE LIEMERS
Fiets: Dankzij de grote hoeveelheid kleine weggetjes en zandwegenmet-fietsstrook-ernaast, zijn zowel de Achterhoek als de Liemers echte fietsgebieden. Het afwisselende landschap van kampen, essen, hagen en bosschages is ideaal om te verkennen op een snelheid van zo’n 15 tot 20 km per uur. Sommige zandpaden in de Achterhoek en een flink aantal dijkdelen in de Liemers zijn niet met de auto toegankelijk en voor wandelaars wellicht net wat te open en uitgestrekt, wat de keuze voor
de fiets ideaal maakt. Tel daarbij op dat er een uitstekend fietsnetwerk is (zie bijvoorbeeld fietsroutenetwerk.nl/routeplanner en fietsnetwerk.nl ) en de keus voor de fiets is snel gemaakt. Wie bijzondere flora en fauna wil zien, moet er wel rekening mee hou den dat een fietstocht doorspekt zal zijn met afstapmomenten om even paadje A of laantje B een eindje in te lopen. Wie strak in het zadel blijft, mist toch nog te veel.
Te voet: Wandelen blijft een ideale manier om in alle rust de natuur tot je te nemen. Echter, natuurgebieden in de Achterhoek zijn vanwe ge het coulissenlandschap relatief klein, en in de Liemers vanwege het moerassige karakter behoorlijk ontoegankelijk. Veel wandelroutes zijn daarmee tamelijk klein. De langere routes, zowel in dit boek als in an dere wandelgidsen of internetbronnen, zijn doorgaans op een zo mooi mogelijke manier via landweggetjes aan elkaar geknoopte korte wan delingen door natuurgebieden. Je kunt ze wandelend aan elkaar plak ken, maar ook fietsend. En soms zelfs met de auto. Uitzonderingen zijn de wandelingen op en rondom de Lochemse Berg, het Montferland, de Rijnstrangenroute en het Korenburgerveen – dit zijn klassieke wandellocaties waar je 10 kilometer of meer aan een stuk loopt over kleine paden die alleen te voet zijn af te leggen.
Met de auto: de auto is handig om bij de startplaatsen van routes te komen, en om zodanig ook de haarvaten van het gebied te bereiken. De meeste natuurgebieden hebben (bescheiden) parkeerplaatsen, van waaruit wandelpaden vertrekken.
De auto biedt buiten het bovengenoemde gemak weinig meerwaarde. Voor ‘autovogelen’ (de auto gebruiken als mobiele schuilhut om vogels te kijken of te fotograferen) is de Achterhoek noch de Liemers een geschikte regio.
OP PAD MET EEN LICHAMELIJKE BEPERKING
Blubberpaden, kuilen, vlonderpaden met gebroken planken of fietspa den waar de boomwortels doorheen komen – het gemiddelde pad is voor minder validen een moeilijke of onneembare hindernis. Sommige terreineigenaren hebben daarom speciale paden aangelegd. Dit zijn de routes in de Achterhoek en de Liemers die geschikt zijn voor minder validen:
Natuurmonumenten: ’t Ommetje Bergherbos 2 km (route 3; punt 1) Natuurmonumenten: kasteelbos bij Hackfort 1,5 km (route 7; punt 3) meer informatie: zie natuurmonumenten.nl/de-natuur-in-zonderdrempels Staatsbosbeheer: landgoed Slangenburg (route 19) meer informatie: www.staatsbosbeheer.nl/bereikbare-natuur Zwillbrocker Venn: www.reisen-fuer-alle.de (zoek vervolgens op de kaart)
Helaas vergen deze paden een flinke en blijvende onderhoudsinveste ring, waar lang niet altijd geld voor is. Paden die enkele jaren geleden
met alle goede bedoelingen als pad voor mensen met een beperking zijn ingericht, kunnen inmiddels al niet meer geschikt zijn.
MEER WANDELEN EN FIETSEN IN DE ACHTERHOEK
In deze gids heb ik enkele van de mooiste wandel- en fietsroutes ge selecteerd. Ontdek deze en je krijgt een maximale diversiteit aan land schappen, flora en fauna te zien. Dat wil niet zeggen dat met de routese lectie in deze gids ook alle wandel- en fietsmogelijkheden zijn uitgeput.
Bij lange na niet. Het wil ook niet zeggen dat er op die andere routes per definitie minder te zien of te beleven valt. Sommige routes heb ik met pijn in het hart moeten wegstrepen om dit boek niet nóg dikker te laten worden. Hier noem ik er een paar in het kort.
ACHTKASTELENROUTE
De Achtkastelenroute voert, het zal je niet ver bazen, langs acht kastelen (of acht landhuizen; het is maar hoe je het definieert). Het is de beroemdste fietsroute van de Achterhoek en ligt volledig in de gemeente Bronkhorst, waar verre weg de hoogste concentratie aan landhuizen en kastelen te vinden is.
De gemeente koestert dit cultureel en natuurlijk erfgoed en draagt het met haar bewoners en ondernemers uit onder de noemer ‘Tot Slot in Bronkhorst’.
De Achtkastelenroute voert zowel langs publiek toegankelijke als private landhuizen en biedt 35 kilometer coulissenlandschap, parkbos, voor jaarsflora, bosvogels, bloemenbermen, statige lanen en, uiteraard, de mooiste kastelen. De route begint op het marktplein in Vorden en is duidelijk aangegeven met gele borden.
De twee mooiste, of in elk geval meest toegankelijke van deze acht kas telen liggen direct om het dorp Vorden – Kasteel Vorden en Hackfort. Zij zijn ook onderdeel van een van de wandelroutes in dit boek – route 7.
KIEFTSKAMP
Landgoed de Kieftskamp ligt tegen het terrein van Kasteel Vorden aan en je fietst erdoorheen wanneer je de Achtkastelenroute fietst (zie hierboven). Hoewel het landgoed gro tendeels uit bossen, beekjes en kleine stukken heide bestaat, ontleent het zijn naam aan de kampen waar vroeger waarschijnlijk veel kieviten (kieften) broedden. Nu nog vind je dit ouderwetse cultuurlandschap rond om het buurtschap Linde, waar ook een mooie molen staat. De Kieftskamp heeft een klassiek landgoed-coulissenlandschap en is een prachtig wandelgebied. In het voorjaar begroeten je de bosanemonen en andere voorjaarsplanten (deels stinzenplanten als voorjaarszonnebloem; zie pag. 129). Alle Achterhoekse spechten, wielewaal, bonte vliegenvan ger, gekraagde roodstaart, havik en wespendief zijn er te vinden. Onder botanici heeft het gebied enige bekendheid vanwege het voorkomen van het vogelnestje, een in Nederland zeer zeldzame orchidee die verder al leen in de duinen en in Zuid-Limburg voorkomt. Het is onduidelijk of het vogelnestje nog in de Kiefstkamp groeit.
over aanlijning van honden. Niet alleen de boer en de beheerder is je dankbaar, de natuur ook.
TEKEN
Tekenbeten vormen een risico dat je serieus moet nemen. Jaarlijks wor den er veel tekenbeten gemeld in de Achterhoek en in mindere mate ook in de Liemers.
Teken zitten in hoog gras, varens, struiken en lage bomen. Ze leven van bloed en laten zich vallen wanneer je er met je been langs strijkt. Vervolgens kruipen ze naar de warmere en vochtiger streken van het lichaam waar de huid dun is en bijten zich vast. Dit doet geen pijn; het risico zit hem erin dat teken de bacterie ( Borrelia ) met zich mee kunnen dragen en die bij een beet over kunnen dragen. Dit kan de ziekte van Lyme veroorzaken. Overigens, lang niet alle teken dragen de bacterie en de bacterie wordt ook lang niet altijd overgedragen bij een beet. Desalniettemin is het risico reëel.
Teken vermijden: teken loop je op van lente tot herfst in de gebieden met veel wild op plekken met struikhoge vegetatie – met andere woor den op kleine paadjes door het bos. Open velden, het rivierengebied en brede paden zijn tamelijk teek-arm. Wanneer je gaat wandelen op risicovolle plekken kun je het beste een lange broek aantrekken en je broekspijpen in je sokken stoppen.
Teken verwijderen: De kans dat een besmette teek je de ziekte van Lyme bezorgt wordt aanzienlijk na 24 uur na de beet. De besmettings kans wordt echter slechts op 13% geschat. Het officiële advies is om na je wandeling uitgebreid je lichaam (met name de intieme delen, voeten, buik, knieholte, oksels) goed te controleren, maar wij zouden daaraan toevoegen om eerst al even de teken van je broekspijpen af te halen als je een stukje door bosbesstruiken hebt gelopen.
Voor meer informatie, kijk op lymenet.nl en tekenradar.nl
BIODIVERSITEIT OM TE ETEN
Achterhoeknatuur is boerennatuur, maar boerennatuur kan niet overle ven in de moderne, intensieve landbouw. De gespannen relatie tussen natuur en intensieve landbouw is uitgebreid besproken op pag. 97 en verder. Gelukkig is er een groeiend aantal boerenbedrijven dat het roer omgooit en inzet op ecologische kringlooplandbouw. Het ‘ecologische’ staat hierbij voor het natuurinclusieve, oftewel natuurondersteunende karakter, en ‘kringloop’ voor het gebruik van lokale grondstoffen en het lokaal verwerken van afvalstoffen, die vervolgens in de kringloop van groei weer door het land worden opgenomen.
Helaas liggen die producten vaker niet dan wel in de supermarkt. Veel boerderijen verkopen dan ook gewoon hun oogst zelf, direct aan de klant. Zo koop en eet je direct van het onbespoten, natuurrijke land.
Hieronder staat een (niet uitputtende) lijst van dergelijke boerderijen mét verkooppunt. Kijk even op de website voor openingstijden en andere services die de boer(in) aanbiedt.
· Ekoboerderij Arink
Gasteveldsdijk 6, 7137PD Lievelde, www.ekoboerderijarink.nl
· Boerderij Ruimzicht
Bielemansdijk 11A, 7025 CN Halle, www.boerderijruimzicht.nl
· Biologische tuinderij Klein Broekhuizen
Bokkenstraat 4, 7031 ED Wehl, www.kleinbroekhuizen.nl
· Koeientuin Kraanswijk & Bio A2A2
Klaverdijk 3A, 7142 HP Groenlo, www.kraanswijk.nl/de-koeientuin/
· De Vijfsprong
Reeoordweg 2a, 7251 JJ Vorden, www.urticadevijfsprong.nl)
· Boerderij Kelholt, biologisch vleesvarkensbedrijf
Vordenseweg 10, 7241 RL Lochem, www.boerderijkelholt.nl
· Landgoed Velhorst
Velhorst 6, Lochem, webwinkel; www.landgoedvelhorst.nl
· Boerderijwinkel De Kruisbrink
Kruisbrinkseweg, 7 Toldijk, www.dekruisbrink.nl)
· De Verse Kers
Bleeksestraat 2 Wehl, www.deversekers.nl)
· Bioboerderij Keuper
Nieuweweg, 14 Megchelen, www.bioboerderijkeuper.nl
· Biologische Tuinderij Rafelder
Driekoningenweg 1 Etten, www.biotura.nl
· Fruitbedrijf Horstink
Prinsenmaatweg 3, Rha, www.fruitbedrijfhorstink.nl
· Geitenboerderij de Brömmels
Meerdinkweg 5, Winterswijk Woold, www.brommels.nl
· Boerenzuivel van Claudia
Warfslatweg 5 Eibergen, www.boerenzuivelvanclaudia.nl)
· ‘t Gelders Eiland
Eltenseweg 1, Lobith, www.gelderseiland.com. Contact voor de winkel: 06-53516177
· De Horsterhof
Horsterstraat 1, 6921 AM Duiven www.horsterhof.nl
Verslokalen Burgerboerderij de Patrijs
Burgerboerderij de Patrijs ( www.depatrijs.eco) is een van de ecologi sche ‘kringloop’ boerderijen van de Achterhoek. Naast eigen producten heeft de Patrijs een viertal ‘verslokalen’ waar meerdere natuurinclusieve boeren uit de omgeving hun producten te koop aanbieden. Hier kopen staat garant voor het ondersteunen van het Achterhoekse landschap en de erin voorkomende natuur. De verslokalen zijn: Vispoortplein 10A, Zutphen
· Prins Bernhardweg 11, Lochem (bij Fietsspecialist Goossens)
Sintpietplein, Eefde, rechts naast de bloemenwinkel Bloem & Meer (Schoolstraat 19a) Jebbink 5 Vorden
Om gebruik te maken van deze verslokalen maak je gebruik van een speciale app ( www.depatrijs.eco/app) waar je je bestelling plaatst. Deze zijn vervolgens 24/7 op te halen bij het door jou gekozen verslokaal.
Landgoedwinkel Verwolde
Landgoed Verwolde (route 11) heeft een schitterende ‘moesgaard’, oftewel een boomgaard en moestuin ineen (zie pag. 203). Hij wordt bestierd door vrijwilligers en de producten worden in de erbij gelegen landgoedwinkel verkocht. Zo wordt de traditionele moesgaard in stand gehouden.
Keuken van Hackfort
Net als in Verwolde heeft ook Landgoed Hackfort een eigen moestuin, die door vrijwilligers op traditionele wijze wordt verbouwd. Ernaast ligt het restaurant van het landgoed, de Keuken van Hackfort, waar de heerlijkste gerechten worden geserveerd, deels met producten uit de moestuin, en deels met biologische producten uit de regio.
LOKALE INITIATIEVEN OM TE ONDERSTEUNEN OF OM JE BIJ AAN TE SLUITEN
Natuur en landschap is in de Achterhoek en de Liemers niet alleen een zaak van de bekende natuurorganisaties. Het is net zo vaak in de handen van boeren, buitenlui, landgoedeigenaren en vrijwilligerscollec tieven. Van die laatste zijn er behoorlijk wat, zowel in de Liemers als in de Achterhoek. Voor bewoners is zo’n landschapswerkgroep de ideale manier om actief voor de eigen regio in de weer te zijn. Voor wie minder kan of wil geven, kan de jaarlijkse natuurwerkdag een uitkomst zijn. En dan is er natuurlijk ook nog de mogelijkheid tot financiële steun. Hier zijn wat lokale initiatieven die het ondersteunen waard zijn.
Stichting Landschapsbeheer Gelderland
Stichting Landschapsbeheer Gelderland, SLG in het kort, ondersteunt bijna 100 vrijwilligersgroepen in de hele regio met kennis, kunde en ge reedschappen. Vrijwilligers onderhouden landschapselementen zoals knotwilgen, houtsingels en hoogstamboomgaarden, of werken op een landgoed of buitenplaats. Andere vrijwilligersgroepen tellen patrijzen, beschermen weidevogels, komen in actie voor biodiversiteit, ruimen zwerfafval op of onderhouden een Klompenpad (zie pag. 295; de Klom penpaden zijn een initiatief van SLG).
Kijk op de website van SLG om uit te zoeken welke vrijwilligersgroepen bij jou in de buurt actief zijn. Ook kun je via de website www.slgelderland. nl/vrijwilligers contact opnemen met de werkgroepen als je je steentje wilt bijdragen aan natuur en landschap in de Achterhoek of de Liemers.
Natuurwerkdag
De natuurwerkdag is een landelijk initiatief dat één keer per jaar plaatsvindt, gedurende het eerste weekend van november. Allerlei organisaties en terreinbeheerders openen dan hun deuren en bieden
de gelegenheid mee ‘hands on’ mee te werken aan natuurbeheer op eigen terrein. Je kunt een project uitzoeken en je aanmelden op www. natuurwerkdag.nl.
Buitenwerkdagen De Klaver (Angerlo) en Boerderij Ruimzicht (Halle)
De handen uit de mouwen voor biodiversiteit op een biologische (na tuurinclusieve) boerderij kan ook. Twee boerderijen openen regelmatig de deuren voor vrijwilligers om mee te werken: Boerderij de Klaver (An gerlo bij Doesburg) en Boerderij Ruimzicht (Halle, bij Zelhem), maar er zijn veel meer boerderijwerkgroepen in oprichting. Kijk op www.slgel derland.nl voor het volledige overzicht. Vrijwilligersgroepen op landgoederen Enkele landgoederen hebben ook (zeer) actieve vrijwilligersgroepen, die zorg dragen voor de houtwallen, bossen, boomgaarden en akkers op het goed. Dit is een (niet uitputtende) lijst:
· Landgoed Velhorst , zie www.landgoedvelhorst.nl en www.natuurmonumenten.nl
· Landgoed Ampsen, www.ampsen.nl
· Landgoed Verwolde, www.landgoedverwolde.nl
· Huis Sevenaer, www.huissevenaer.nl
· Hackfort , www.natuurmonumenten.nl
· Landgoed ’t Medler, www.landschapsbeheergelderland.nl
· Huis Landfort , www.erfgoedlandfort.nl
Kijk ook even op de website van het Geldersch Landschap & Kasteelen ( www.glk.nl ) voor mogelijkheden op de land- en scholtegoederen on der hun beheer.
Stichting Achterhoek weer mooi
De vrijwilligersorganisatie Stichting Achterhoek weer mooi (kort: StAM)
ziet het Achterhoekse landschap als cultureel erfgoed dat onderhou den, beschermd en versterkt moet worden. Het gaat de organisatie zo wel om het streekeigen, cultuurhistorische karakter als om de ecologie, flora en fauna van de regio. StAM is vooral actief in de communicatie naar bezoekers en bewoners en produceert informatiepanelen en ar tikelen in de (lokale) media over de vaak verborgen of vergeten land schapselementen in de Achterhoek ( www.achterhoekweermooi.nl ).
G.A. van der Lugtstichting De Van Der Lugtstichting is een Achterhoekse organisatie die veelal kleine natuurgebieden in de Achterhoek bezit en beheert. De in totaal zestien terreinen liggen in een brede kring om Ruurlo en ten oosten van Winterswijk. De terreinen, waarvan het onderhoud van de terreinen wordt uitgevoerd door vrijwilligers, zijn openbaar toegankelijk. Bijdra gen kan door zowel een financiële ondersteuning als door vrijwilligers werk ( www.vanderlugtstichting.nl ).
Eeuwenoude bomen, bloemrijke hagen, akkers met kleurige linten van korenbloemen en een beek die daar pittoresk doorheen stroomt. Het ‘coulissenlandschap’ van de Achterhoek is niet alleen fraai, het heeft een rijke flora en fauna en een bijzondere geschiedenis. Er pal naast ligt een veel minder bekende streek, die net zozeer het ontdekken waard is: de Liemers. Hier
voert riviernatuur de boventoon: wilde vloedbossen, rivierduinen en de belangrijkste rietmoerassen van het oosten van ons land.
Deze gids beschrijft de natuur van de Achterhoek en de Liemers, inclusief 26 fiets- en wandelroutes waarop je het landschap, vogels, reptielen, amfibieën, vlinders, libellen en planten van de regio ontdekt.
De 26 beste wandel- en fietsroutes
Uitgebreide informatie over landschap, geschiedenis, geologie, flora en fauna
Tips om vogels, planten, vlinders, libellen, reptielen en amfibieën te vinden
De beste plekken voor bloeiende heide, blauwgraslanden, landgoedbossen en laaglandbeken
Hotspots in ieder jaargetijde